Ga direct naar de content

CoIlectieve contracten in de ziektekostenverzekering

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 3 1992

CoI lee tieve contracten in de
ziektekostenverzekering
W.P.M.M. van de Yen*

M

ensen met een collectieve particuliere ziektekostenverzekering krijgenforse
premiekortingen. Uit angst voor dumppremies en risicoselectie wil een aantal
ziekenfondsen deze collectieve contracten verbieden. Zo’n verbod is echter niet
opportuun. De effectiefste manier om risicoselectie tegen te gaan is een goed
normuitkeringensysteem. Vanwege de voordelen van collectieve contracten voor
verzekerden (quantumkorting, versterking marktpositie, reductie informatieprobleem) stelt de auteur voor ook de ziekenfondssector in de gelegenheid te stellen
collectieve contracten aan te bieden.
De laatste jaren lijkt een ware jacht op collectieve
contracten voor particuliere ziektekostenverzekeringen te zijn ontstaan1. Collectief verzekerden betalen
voor een vergelijkbare verzekeringsdekking gemiddeld een lagere premie dan individueel verzekerden. Voor de particuliere ziektekostenverzekeraars
staan daar belangrijke voordelen tegenover.
Een tiental ziekenfondsen schrijft in een brandbrief
aan staatssecretaris Simons d.d. 14 februari j.l. bevreesd te zijn dat particuliere verzekeraars door het
aanbieden van aantrekkelijke collectieve contracten
op voorhand de bij het betreffende bedrijf werkzame
ziekenfondsverzekerden aan zich trachten te binden.
Daarbij wordt gewezen op de oprichting van nieuwe
ziekenfondsen (MediZorg) die nauw met particuliere
ziektekostenverzekeraars (Ohra) zijn gelieerd. De
tien ziekenfondsen pleiten er dan ook voor snel een
wettelijk verbod op collectiviteiten in de ziektekostenverzekering uit te vaardigen. De angst voor oneerlijke concurrentie via dumppremies en risicoselectie
speelt bij dit verzoek een belangrijke rol.
In dit artikel zal een analyse worden gemaakt van
de voor- en nadelen van collectieve contracten voor
ziektekostenverzekering. Bij de beoordeling hiervan
is het van belang tevens de context van de regelgeving in beschouwing te nemen. Vandaar dat een
aparte analyse wordt gemaakt van de particuliere
sector en de ziekenfondssector. Daarbij wordt tevens ingegaan op de mogelijkheid van combinaties
(concernvorming). Aangetoond zal worden dat het
gevaar van oneerlijke concurrentie niet voortkomt
uit de collectieve contracten zelf, maar uit de mogelijkheden die concernvorming biedt tot het geven
van directe of indirecte premiekortingen.
De particuliere sector
Particuliere ziektekostenverzekeraars geven van
oudsher premiekorting aan collectief verzekerden.
Collectiviteiten worden meestal gevormd door de
werknemers bij een bepaald bedrijf. Maar het kan
ook om andere groepen verzekerden gaan, bij voor-

ESB 3-6-1992

beeld de leden van de Vereniging voor Transcendente Meditatie. Meestal stelt de verzekeraar als voorwaarde voor het in aanmerking komen van een premiekorting dat ten minste een bepaald percentage
(bij voorbeeld 75) van de in aanmerking komende
werknemers of leden zich voor de collectieve verzekering aanmeldt. Het voordeel voor de verzekeraar
is dan dat hij een redelijk evenwichtig samengesteld
verzekerdenbestand heeft, waarbij de hoge kosten
van de slechte risico’s gecompenseerd worden door
een voldoende aantal goede risico’s. Een tweede
motief om premiekorting te verlenen aan collectiviteiten is gelegen in administratieve (schaal-)voordelen en lagere verkoop- en marketingkosten.
Als voordelen van collectieve contracten voor de betrokken verzekerden kunnen worden genoemd:
• de premiekorting;
• een vertegenwoordiger van de collectiviteit kan
de verzekeraars onder druk zetten en krachtig onderhandelen over goede polisvoorwaarden;
• collectieve verzekeringen reduceren het informatieprobleem van de verzekerden. Voor individueel verzekerden is het veelal lastig, tijdrovend en
derhalve kostbaar om een goed overzicht te krijgen van wat er op de verzekeringsmarkt aan verschillende polissen wordt aangeboden. In het geval van collectieve verzekeringen zal een
vertegenwoordiger namens de collectiviteit de benodigde informatie verzamelen;
• een collectiviteit kan, vanwege de evenwichtige
risicosamenstelling, gemakkelijker van verzekeraar veranderen dan individueel verzekerden;
* De auteur is bijzonder hoogleraar sociale ziektekostenverzekering instituut Beleid en Management Gezondheidszorg
Erasmus Universiteit Rotterdam. De tekst van dit artikel is
afgerond op 29 april 1992. De auteur dankt F.T. Schut en
R.C.J.A. van Vliet voor hun commentaar op een eerdere
versie van dit artikel.
1. Zie bij voorbeeld het januarinummer 1988 van Inzetmet
als thema: De jacht op de collectieve contracten.

• een collectiviteit is in zekere mate vrij om zelf de

mate van premiedifferentiatie, en daarmee de
mate van solidariteit, binnen de collectiviteit te
bepalen. Bij individueel verzekerden wordt de
mate van premiedifferentiatie in belangrijke mate
door de markt bepaald.
Als nadelen van collectieve contracten kunnen wor-

den genoemd:
• naarmate de concurrence op de markt voor collectieve contracten toeneemt en daarmee ook de
premiekorting voor deze contracten, stijgt de premie voor oudere en ongezonde individueel verzekerden. Zij moeten veelal de opgelegde premieverhoging wel accepteren vanwege leeftijdstoeslagen, ongezondheidstoeslagen, uitsluitingen en
non-acceptatie door andere verzekeraars.
Sinds enkele jaren is de omvang van dit probleem
beperkt. Particulier verzekerden die 65 jaar of ouder zijn en particulier verzekerden die meer dan
/ 153,30 Per maand aan premie voor een derde
klasse verzekering betalen (de zogenaamde
‘meerbetalersregeling’) moeten op basis van de
Wet op de Toegang tot de Ziektekostenverzekeringen (WTZ) worden geaccepteerd voor de zogenaamde standaardpakketpolis;
• een collectieve verzekering kan tot welvaartsverlies leiden, bij voorbeeld wanneer een werkgever
zijn werknemers uitsluitend een tegemoetkoming
in de ziektekosten verleent indien de werknemer
deelneemt aan de collectieve ziektekostenverzekering van het bedrijf. Met name als de werkgever diverse verzekeringen bij dezelfde verzekeraar heeft ondergebracht, behoeft niet noodzakelijk sprake te zijn van een in de ogen van een
individuele werknemer optimale ziektekostenverzekering;
• collectieve contracten kunnen verstorend werken
op de arbeidsmarkt. Werknemers in een bedrijf
hebben er financieel belang bij om een goed functionerende collega die nierdialyse-patient is geworden, te zien vertrekken. Voorts hebben zij er
geen belang bij om een zeer geschikte sollicitant
met hoge verwachte ziektekosten als collega aan
te nemen. In de Verenigde Staten, waar 80% van
de particuliere ziektekostenverzekeringen bestaat
uit collectieve verzekeringen via de werkgever,
wordt deze arbeidsmarktverstoring als een ernstig
probleem beschouwd2. Sinds de invoering van de
zogenaamde ‘meerbetalersregeling’ in 1991 in het
kader van de WTZ is dit argument voor de Nederlandse situatie niet meer relevant. Het verschil tussen de WTZ-maximumpremie en de feitelijke kosten wordt immers omgeslagen over alle
particulier verzekerden in Nederland.

Zoals gezegd bieden collectieve contracten reeds
voordelen aan particuliere ziektekostenverzekeraars. Als gevolg van de voorgenomen stelselwijzi-

ging is het belang van collectieve contracten voor
verzekeraars echter sterk toegenomen.
In de eerste plaats zal in het beoogde stelsel het huidige onderscheid tussen ziekenfonds- en particulier
verzekerden komen te vervallen. Dit impliceert dat
de ziekenfondsmarkt in potentie als een geweldige
groeimarkt wordt beschouwd. Wanneer nu een derde van de werknemers van een bedrijf via een col-

.L
• .

lectieve particuliere ziektekostenverzekering is ver-

zekerd, kan bij het opengaan van de ziekenfonds-*
markt het aantal verzekerden in een klap verdrievoudigd worden. Vandaar dat, naar verluidt, in diverse collectieve contracten al voorwaarden van die
strekking zijn opgenomen.
Nu is het uitvoeren van de ziekenfondswet op zich
geen winstgevende zaak. Evenmin is er sprake van
hoge rendementen op particuliere ziektekostenverzekeringen. Het grootste belang van ziektekostenverzekering voor multi-branche-verzekeraars is
gelegen in de mogelijkheden die ziektekostenverzekering vanwege de hoge contactfrequentie tussen
verzekerden en verzekeraar biedt als distributiekanaal voor andere produkten. Het niet aanbieden
van collectieve contracten met het oogmerk de ziekenfondsmarkt te betreden, terwijl de concurrent dit
wel doet, zou op lange termijn strategisch gezien
een commerciele blunder kunnen blijken te zijn.
Hierdoor neemt de (prijs-)concurrentie op de markt
voor collectieve contracten toe.
In de tweede plaats zal in het beoogde stelsel inkoop de belangrijkste functie zijn van de zorgverzekeraars. Zorginkoop zal in belangrijke mate een
regionale aangelegenheid zijn. Particuliere verzekeraars werken echter veelal landelijk en hebben derhalve per regio een zeer gering percentage verzekerden. Dit biedt geen sterke onderhandelingspositie
tegenover de regionale zorgaanbieders (ziekenhuizen, arisen). Collectieve contracten in de particuliere sector, en vervolgens een verdrievoudiging van
het aantal verzekerden via de ziekenfondsmarkt,
vormen een krachtig instrument om de regionale
concentratie van verzekerden te vergroten en daarmee de onderhandelingspositie tegenover de regionale zorgaanbieders te versterken.
Ten derde zullen de verzekeraars in het beoogde
stelsel zogenaamde normuitkeringen ontvangen ter
bekostiging van het grootste deel van de ziektekosten van hun verzekerden. Deze normuitkeringen
zijn niet afhankelijk van de werkelijke kosten, maar
van de verwachte kosten op basis van de gezondheidstoestand van de verzekerden. Indien de normuitkeringen niet verfijnd genoeg zijn, kunnen verzekeraars via selectie van zogenaamde gunstige
risico’s aanzienlijke financiele voordelen behalen3.
Uitgaande van het gegeven dat werkenden in het algemeen gezonder zijn dan niet-werkenden, kan het
afsluiten van zoveel mogelijk collectieve contracten
met bedrijven een instrument zijn voor gunstigerisicoselectie. Ook kunnen relatief gezonde bedrijven of bedrijfstakken worden geselecteerd. De voordelen voor de verzekeraars van dergelijke risicoselectie doen zich nu al voor bij de naar de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) overgehevelde verstrekkingen (onder andere geneesmiddelen en revalidatie) waarvoor de verzekeraars zijn
gebudgetteerd en waarbij de hoogte van de budgetten afhankelijk is van enkele globale kenmerken.
2. W. Greenberg, Get rid of health benefits on the job, The
Washington Post, 25 September 1990, biz. 7.
3. W.P.M.M. van de Ven, Risicoselectie en zorgverzekering,
ESB, 17 mei 1989, biz. 477-482; R.CJ.A. van Vllet en
W.P.M.M. van de Ven, Ziektekosten in het verleden: een

verdeelcriterium voor normuitkeringen?, Openbare Uttgaven, 1991, biz. 154-161.

Ten slotte zullen verzekeraars’die selectief contracten afsluiten met de beste zorgaanbieders, aantrekkelijk zijn voor de relatief minder gezonde mensen.
Indien bij de vaststelling van de normuitkeringen in
het beoogde stelsel onvoldoende rekening wordt gehouden met de gezondheid van de verzekerden,
zijn de relatief ongezonde verzekerden voor de verzekeraar verliesgevend. Door het zoveel mogelijk afsluiten van collectieve contracten met bedrijven kan
een verzekeraar die de beste kwaliteit van zorg wil
bieden, zich wapenen tegen dergelijke ongunstigerisicoselectie. Binnen een collectiviteit is er namelijk
een voldoende aantal winstgevende ‘gezonde’ verzekerden die de verliesgevende ‘ongezonde’ verzeker-

den compenseren.
De indruk bestaat dat het verschil in premie tussen
collectief en individueel verzekerden de laatste drie
jaar flink is toegenomen. Er bestaan geen openbaar
toegankelijke bronnen om deze hypothese te verifieren. Niettemin bestaan er zeer sterke aanwijzingen
dat dit het geval is. Gewezen kan worden op jaarverslagen uit de branche waarin ernstige verontrusting
wordt uitgesproken omtrent de premie-offertes voor
collectieve ziektekostenverzekeringen en waarin gesproken wordt van het aanbieden van collectieve
contracten ver onder de kostprijs, waarbij percentages van 15 onder de kostprijs geen uitzondering
zijn . Voorts kan worden gewezen op twee recente
berichten in de media waarbij grote collectiviteiten

premiekortingen van 20 d 30% kregen . Ook de eigen ervaring bevestigt de hypothese. De collectief
verzekerden bij de Erasmus Universiteit kregen vorig jaar een premiekorting van 19%, terwijl de premies voor individueel verzekerden bij dezelfde verzekeraar gelijk bleven. Ten slotte kan melding
worden gemaakt van de vele bevestigende readies
die ik mocht ontvangen naar aanleiding van een
kranteninterview, waarin bovengestelde hypothese
was uitgesproken .
De ontwikkelingen rond de stelselwijzigingen hebben velen de afgelopen jaren het zicht op de reele
premie-ontwikkeling ontnomen. Naast de gewone
kostenontwikkeling is van belang geweest het overhevelen van verstrekkingen van de particuliere ziektekostenverzekering naar de AWBZ en het overstappen van oude en ongezonde verzekerden naar de
WTZ-standaardpakketpolis. De twee laatstgenoemde maatregelen hebben naar schatting tot een kostenvermindering geleid van circa 32% op risicodragende maatschappijpolissen over de afgelopen drie
jaar7. Wie in welke mate van deze specifieke ruimte
voor premiedaling – los van de gewone kostenontwikkeling – heeft geproflteerd, is niet bekend. Op
basis van bovenstaande overwegingen is het aannemelijk dat dit vooral de collectief verzekerden en de
jonge, gezonde verzekerden zijn geweest. Gegeven
het grote belang van collectieve contracten voor particuliere verzekeraars moet bij de premie-ontwikkeling de komende jaren een verdergaande premiekorting ten opzichte van individueel verzekerden niet
worden uitgesloten.

Evaluatie
Hoe nu de ontwikkelingen rond collectieve contracten voor particuliere ziektekostenverzekeringen te
beoordelen? Hiertoe dient een afweging te worden
gemaakt van de voor- en nadelen. Geconstateerd

ESB 3-6-1992

kan worden dat tegenover de niet geringe voordelen twee maatschappelijke nadelen lijken te staan.
Allereerst betalen individueel verzekerden voor een
vergelijkbare verzekeringsdekking (aanzienlijk)
meer premie dan collectief verzekerden. Harde informatie over de omvang hiervan ontbreekt. De premiedivergentie is echter begrensd vanwege de eerder genoemde ‘meerbetalersregeling’. Indien de
samenleving het premieverschil tussen collectief en
individueel verzekerden als een solidariteitsprobleem ervaart, kan dit probleem tot elke gewenste
proportie worden teruggebracht door verlaging van
de premiehoogte (thans/ 153,30 per maand) om in
aanmerking te komen voor de ‘meerbetalersregeling’. Ten tweede bestaat het probleem van gunstigerisicoselectie ten aanzien van gebudgetteerde
AWBZ-verstrekkingen. Thans is dit probleem nog
beperkt vanwege de beperkte omvang van de verstrekkingen en omdat de verzekeraars slechts voor
een beperkt deel (15%) verantwoordelijk zijn voor
het verschil tussen het budget en de werkelijke uitgaven. Naar verwachting zal dit percentage de komende jaren echter toenemen. De effectiefste manier om dit probleem aan te pakken is het zo snel
mogelijk invoeren van een voldoende verfijnde budgetformule voor de betreffende verstrekkingen. Ten
einde na te gaan in welke mate er risicoselectie
plaatsvindt via collectieve contracten, kan gedacht
worden aan een plicht voor verzekeraars om aan de
Ziekenfondsraad te melden welke verzekerden collectief respectievelijk individueel verzekerd zijn. Vervolgens kan desgewenst bij de vaststelling van de
normuitkering hiermee rekening worden gehouden.

Ziekenfondssector
Het bovenvermelde verzoek van tien ziekenfondsen
voor een verbod op collectieve contracten moet
vooral gezien worden vanuit de vrees voor oneerlijke concurrentie, te weten risicoselectie en premiedumping.
De effectiefste manier om risicoselectie te vermijden
is het voldoende verfijnen van de normuitkeringen.
Als complementaire strategic zou, analoog aan en
vooruitlopend op het beoogde stelsel8, in de Ziekenfondssector de mogelijkheid van quantumkorting bij
de nominale premie kunnen worden gei’ntroduceerd, waarbij de quantumkorting uitsluitend afhangt van het aantal verzekerden binnen de collectiviteit, en niet van de gezondheidstoestand van de
verzekerden. Gegeven de acceptatieplicht voor ziekenfondsen betekent dit dat een collectief van 1.000
werknemers een even grote premiekorting krijgt als
een collectief van 1.000 leden van een bepaalde patientenvereniging of 1.000 ingeschrevenen bij de gemeentelijke sociale dienst.
4. Jaarverslag Groep UAP Nederland 1990; Jaarverslag Salland Gezondheidszorg Verzekeringen 1991; Brochure Collectief perspectief in ziektekosten, Noord Holland Noord,
1990.
5. de Volkskrant, 17 januari 1992; NRC Handelsblad, 28
maart 1992.
6. Trouw, 16 januari 1992.
7. F.T. Schut en R.C.J.A. van Vliet, Verlaging premie ziektekosten mogelijk tussen 7 en 12 procent, Nederlandse
Staatscourant, 26 maart 1992.
8. Vergelijk de nota Werken aan zorgvernieuwing, Tweede
Kamer, 1989-1990, 21 545, nr. 2, biz. 58-59.

Het gevaar van premiedumping doet zich met name
voor doordat eind vorig jaar bij particuliere ziektekostenverzekeraars een fors bedrag aan reserves is
vrijgevallen ter waarde van naar schatting ruim een
miljard gulden (de zogenaamde vergrijzingsreserves). Deze reserves zouden door de particuliere verzekeraars naar de met hen gelieerde ziekenfondsen
kunnen worden doorgeschoven. Staatssecretaris Simons heeft daarom als uitdrukkelijke voorwaarde
voor het toelaten van het nieuwe ziekenfonds MediZorg gesteld dat het bij de aanvang van zijn werkzaamheden als ziekenfonds over niet meer financiele reserves mag beschikken dan een gemiddeld
thans reeds toegelaten ziekenfonds.
Premiekorting kan zich echter ook op een andere
manier voordoen. De tien ziekenfondsen wijzen in
hun brief aan Simons terecht op de mogelijkheid dat
de premiekorting voor de gunstige risico’s niet alleen
rechtstreeks, maar ook in verkapte vorm kan worden
gegeven. Bij voorbeeld de met het ziekenfonds gelieerde verzekeraar biedt kortingen op allerlei andere
produkten, zoals brand- en autoverzekeringen, levensverzekeringen of hypotheken. Dergelijke kortingen worden dan wel verleend aan het collectief van
de 1.000 gunstige risico’s, maar niet aan het collectief
van de 1.000 ongunstige risico’s. Het verbieden van
collectieve contracten lost dit probleem echter niet
op. Dergelijke verkapte premiekortingen kunnen
evengoed aan individueel verzekerden worden verleend. Bij voorbeeld de bij een ziekenfonds ingeschreven individueel verzekerden met een goede gezondheid krijgen van de met het ziekenfonds
gelieerde verzekeraar een extra korting op een levensverzekering. Dergelijke kortingen zullen verzekerden met een goede gezondheid stimuleren om
zich bij het betreffende ziekenfonds in te schrijven.
Het probleem van de oneerlijke concurrentie is dus
niet het gevolg van het bestaan van collectieve contracten, maar van de mogelijkheid tot koppelverkoop indien een particuliere verzekeraar en een ziekenfonds deel uitmaken van hetzelfde concern.

Evaluatie
Kijken wij naar de voor- en nadelen van de voorgestelde vorm van collectieve contracten in de ziekenfondssector, waarbij de premiekorting dus uitslui-

tend afhangt van het aantal verzekerden, dan kan
het volgende worden opgemerkt. De drie in de vorige paragraaf eerstgenoemde voordelen gelden ook
voor de ziekenfondssector: premiekorting wegens
administratieve schaalvoordelen, het versterken van
de marktpositie van de verzekerden en een reductie
van het informatieprobleem. De twee laatstgenoem- •
de voordelen – te weten: het gemakkelijker kunnen
veranderen van verzekeraar en het zelf bepalen van
de mate van premiedifferentiatie – spelen in de ziekenfondssector geen rol vanwege de acceptatieplicht
van ziekenfondsen en vanwege de eis van een gelij-

ke nominate premie voor alle verzekerden (afgezien
van quantumkorting). Om dezelfde redenen alsmede
vanwege de relatief geringe omvang van de nominale ziekenfondspremie zijn de genoemde nadelen van
collectieve contracten voor de ziekenfondssector

niet of nauwelijks relevant. Op basis van deze overwegingen lijken de voordelen van de hier voorgestelde vorm van collectieve contracten in de ziekenfondssector groter dan de eventuele nadelen.

Concernvorming
Het selecteren van gunstige risico’s via kortingen op
andere produkten kan dus niet worden tegengegaan door het verbieden van collectieve contracten.
Het is namelijk het gevolg van een combinatie van

onvoldoende verfijnde normuitkeringen en een gemeenschappelijk zakelijk belang tussen een particuliere verzekeraar en het met de verzekeraar gelieerde ziekenfonds, bij voorbeeld vanwege concernvorming, personele unies op het niveau van directie
en bestuur, gezamenlijke economische activiteiten
of andere samenwerkingsvormen (kortheidshalve
aan te duiden met ‘concernvorming’). Dit zou voor
ziekenfondsen die oneerlijke concurrentie vrezen
vanwege risicoselectie via kortingen op andere produkten, aanleiding kunnen zijn te pleiten voor een
verbod op concernvorming. Een dergelijk verbod
zou tevens een belangrijk motief wegnemen voor
particuliere ziektekostenverzekeraars om extra kortingen te geven aan collectiviteiten. De effectiefste
manier om risicoselectie tegen te gaan is evenwel
een zodanig verfijnd normuitkeringenstelsel dat
risicoselectie niet profijtelijk is. Concernvorming zal
dan niet leiden tot risicoselectie. Anderzijds zou
door het verbieden van concernvorming slechts e6n
wijze waarop risicoselectie kan plaatsvinden, worden aangepakt. Er blijven dan nog vele andere manieren van risicoselectie over. Ook zouden door het
verbieden van concernvorming de voordelen verloren gaan die hieraan verbonden zijn, zoals:
– een concern als geheel heeft belang bij een goede reputatie. Hierdoor wordt een extra drempel
opgeworpen tegen maatschappelijk onverantwoord gedrag. Mogelijke korte-termijnwinsten
die gepaard kunnen gaan met een verlies van reputatie, zullen niet opwegen tegen de lange-termijndoelstellingen van het concern als geheel;
– het toestaan van concernvorming maakt toetreding tot de ziekenfondsmarkt aantrekkelijk voor
ondernemende concerns (verzekerbanken). Dit
vergroot de potentiele concurrentie op de ziekenfondsmarkt;
– de klant kan voor alle vormen van verzekeringen
en andere vormen van (financiele) dienstverlening desgewenst bij 66n loket terecht;
– concernvorming kan schaalvoordelen bieden.
Hoewel concernvorming voordelen voor de verzekerden biedt, is het wel raadzaam waakzaam te zijn
en er bepaalde voorwaarden aan te verbinden. Te
denken valt aan:
– ziekenfondsen dienen, ook binnen concernverband, financieel zelfstandige rechtspersonen te
zijn, een zelfstandig premiebeleid te voeren
(geen koppelverkoop) en de uitvoering van de
ziekenfondswet dient hun enige activiteit te zijn.
Hierdoor wordt toezicht door de Ziekenfondsraad op het functioneren van de ziekenfondsen
niet onnodig bemoeilijkt. Voorts wordt bevorderd
dat de nominate ziekenfondspremies verschillen
in doelmatigheid van zorg reflecteren (en niet de
(on)doelmatigheid van andere activiteiten) en
wordt voorkomen dat gelden bestemd voor de sociale ziektekostenverzekering onbedoeld worden
aangewend voor andere activiteiten;

Vervolg op biz. 549

Vervolg van biz. 544

de Ziekenfondsraad te melden welke verzekerden
collectief dan wel individueel verzekerd zijn. Op

– ten aanzien van het gebruik van de door de ziekenfondsen geregistreerde gegevens (inclusief
het adressenbestand) voor andere doeleinden
dan het uitvoeren van de ziekenfondswet dienen
ook binnen het concernverband de bepalingen
van de Wet Persoonsregistratie stringent te worden nageleefd;
– voorkomen dient te worden dat door het samengaan van verschillende ziekenfondsen binnen
66n concern de keuzevrijheid van de verzekerden al te zeer wordt beperkt . Naarmate de toetreding tot de ziekenfondsmarkt echter opener
wordt neemt het belang van dit aandachtspunt af.

Conciliates
In dit artikel is een analyse gemaakt van de voor- en
nadelen van collectieve contracten in de ziektekostenverzekering. Aangezien het mogelijk is om de nadelen te mitigeren met behoud van de voordelen,
lijkt een verbod op collectieve contracten niet opportuun. Indien het premieverschil tussen collectief
en individueel verzekerden in de particuliere sector
als een solidariteitsprobleem wordt ervaren, kan dit
probleem tot elke gewenste proportie worden teruggebracht door verlaging van de premiehoogte om in
aanmerking te komen voor de ‘meerbetalersregeling’. De effectiefste manier om risicoselectie, via
collectieve contracten, tegen te gaan is een voldoende verfijnd normuitkeringenstelsel. In samenhang
hiermee kan gedacht worden aan de verplichting
voor particuliere ziektekostenverzekeraars om aan

ESB 3-6-1992

deze wijze kan worden nagegaan in welke mate via
collectiviteiten gunstige-risicoselectie ten aanzien

van de gebudgetteerde AWBZ-verstrekkingen plaatsvindt en in hoeverre de normuitkeringen hiervoor
moeten worden aangepast. Binnen de ziekenfondssector zou overwogen kunnen worden de mogelijkheid van quantumkorting bij de nominate premie te
introduceren, waarbij de quantumkorting uitsluitend afhangt van het aantal verzekerden binnen de
collectiviteit, en niet van de gezondheidstoestand
van de verzekerden. Tegen concernvorming tussen
particuliere verzekeraars en ziekenfondsen lijkt, gezien de voordelen voor de verzekerden, geen bezwaar te bestaan. Wel dienen ziekenfondsen, ook
binnen concernverband, financieel zelfstandige
rechtspersonen te zijn die zich uitsluitend met de
uitvoering van de ziekenfondswet bezighouden.
Tot slot kan worden geconcludeerd dat indien er
geen goed functionerend normuitkeringenstelsel
komt, zowel collectieve contracten als concernvorming instrumenten vormen voor het selecteren van
gunstige risico’s. Het ontwikkelen van een voldoende verfijnd normuitkeringenstelsel verdient derhalve de hoogtste prioriteit. Deze analyse toont nogmaals aan hoe cruciaal de rol van normuitkeringen
in het beoogde verzekeringsstelsel is.
W.P.M.M. van de Yen
9. W.P.M.M. van de Ven, Fusies niet in het belang van verzekerden, Inzet, februari 1991, biz. 29-31.

Auteur