Cluster-adviseur Wijers
Aute ur(s ):
Jacobs, D. (auteur)
Senior onderzoeker/adviseur b ij TNO-STB en b ijzonder hoogleraar Innovatie en Externe Organisatie aan de TU Eindhoven
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4126, pagina 815, 29 oktober 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
industriële, organistatie
De kenniseconomie is bijna per definitie een netwerk-economie. Het gaat er immers steeds meer om ergens heel goed in te zijn en je kunt
nu eenmaal niet in alles uitblinken. Om complexere producten en diensten te ontwerpen, produceren en op de markt te brengen is het dan
ook steeds meer noodzakelijk innige combinaties aan te gaan met andere partijen. Specialiseren en combineren dus. Dat netwerken blijkt
evenwel niet zo eenvoudig. We zijn nu eenmaal het meest vertrouwd met markten dan wel hiërarchieen. Netwerken liggen daar ergens
tussenin en zijn bovendien telkens weer verschillend. Ondanks het feit dat netwerktellers steeds meer allianties en andere
samenwerkingsverbanden in kaart weten te brengen, loopt clustervorming nog steeds niet van een leien dakje.
Het is dus niet verbazingwekkend dat het ‘clusterbeleid’ een steeds groter gewicht gekregen heeft in het innovatiebeleid, en niet alleen in
Nederland. Vorig jaar was ik bijvoorbeeld in Zuid-Afrika en het enthousiasme voor de clusteraanpak was daar zo groot dat het bijna
gênant was. Ze dreigden dan ook te vergeten dat concurrentie – of rivaliteit zoals Porter dat noemt – een noodzakelijke pendant van die
aanpak vormt. Er zijn weliswaar clusters in alle maten en gewichten, maar zonder de concurrentie- en innovatiecomponent heb je al snel
defensieve kartels, geen (kennis-)offensieve clusters.
Ook in Nederland hebben we mogen beleven dat oorspronkelijk erg terughoudende EZ-ambtenaren op zeker ogenblik ondermeer
TNO’ers gingen aansporen om in hun netwerken toch maar zoveel mogelijk clusters tot stand te brengen. Daar zijn ook mooie dingen uit
voortgekomen, maar het ging er wel op lijken alsof clustervorming een doel op zich was, en dat ondernemingen de overheid een dienst
bewezen als ze eraan meewerkten. En dan zijn er natuurlijk de wereldberoemde voorbeelden van de bedrijven die niet voor zichzelf gered
moesten worden, maar omwille van hun cluster. Terwijl we in die ‘clusters’ achteraf niet veel rampen hebben waargenomen. Ik herinner me
nog de schampere opmerkingen van journalisten toen ik op de vraag wat er zou gebeuren als Fokker omviel, antwoordde: ”Dan valt
Fokker om.”
Ook het beleid kent natuurlijk zijn noodzakelijke leerprocessen en het moet gezegd worden: het EZ-clusterbeleid ziet er steeds leuker en
offensiever uit. Vorig jaar werden een aantal subsidieregelingen vervangen door de BTS-regeling (Bedrijfsgerichte Technologische
Samenwerking) met een pot van Æ’ 70 mln, waarvoor samenwerkingsverbanden van ondernemingen (en eventueel kennisinstellingen)
voorstellen kunnen indienen. Meer dan Æ’ 5 mln en 37,5% van de projectkosten kunnen ze niet krijgen. Drie keer per jaar worden de meest
belovende projecten eruit gekozen op basis van de criteria: technologische samenwerking, economisch perspectief en innovativiteit. Het
lijkt wel het soort concours dat in het Oost-Aziatisch industriebeleid de goede mix tussen samenwerking en rivaliteit tot stand wist te
brengen.
Vorige maand zond minister Wijers dan zijn lang verwachte ‘clusterbrief’ naar de Tweede Kamer 1. In die notitie wordt een ruimer kader
geschetst, met daarin ondermeer vormen van marktfalen waardoor clustervorming niet steeds in de gewenste mate tot stand komt en
waardoor er – voorspelbaar – ruimte is voor overheidsingrijpen. De minister schroomt in dit verband zelfs niet de term ‘public consultancy’
in de mond te nemen – grapjes over zijn vorige baan zijn dan ook nooit ver weg. Drie belangrijke industriepolitieke rollen van de overheid
worden onderscheiden:
» voorwaardescheppend beleid;
» ‘makelen en schakelen’: via verschillende wegen (signaleren van kansen, het creëren van platforms, procesbegeleiding) concrete
clusterinitiatieven tot stand proberen te brengen;
» door innovatieve aanbesteding een vraag creëren naar complexe, innovatieve combinatievorming (door de Europese richtlijnen is het
onmogelijk hierbij buitenlandse partijen uit te sluiten, maar dat vindt EZ terecht geen punt).
Opvallend is dat in de brief het accent wordt verlegd van de meer kleinschalige clusterprojecten van de voorbije jaren – die in het kader
van BTS ook verder lopen – naar meer grootschalige, uitdagende clusterinitiatieven waarbij elk van de grote clusters van de Nederlandse
economie 2 zich als het ware aan de eigen haren kan optrekken: nieuwe vervoerssystemen, ondergronds bouwen, product data
interchange in de procesindustrie, enz.
Ook Kok schijnt steeds meer geporteerd te zijn voor grootschalige innovatieve benaderingen die recht doen aan het complexe
systeemkarakter van veel van de problemen waarvoor we ons gesteld zien. De samenleving toch weer maakbaar? Hopelijk wel, maar
inderdaad met een andere rol voor de overheid dan vroeger. Als de ‘public consultant’ zoals elke goede consultant – niet te hoog van de
toren blaast en de overheid zich dus opstelt als niet meer dan een, weliswaar belangrijke, partner binnen de netwerken, dan dreigt het
echt spannend te worden met dit soort clusteraanpak
1 Ministerie van Economische Zaken, Kansen door synergie: de overheid en op innovatie gerichte clustervorming in de marktsector.
2 Zie Th. Roelandt e.a., Nederlandse clusters in beeld , ESB, 12 februari 1997, blz. 124-128.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)