Ga direct naar de content

De Wmo: goede intenties, nu de uitvoering nog

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 5 2021

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), ingevoerd in 2007, is volgens het Sociaal Cultureel Planbureau nog steeds niet op orde. Hoe komt de beoogde zelfregie en samenwerking wél van de grond? Herbezinning, data en prikkels.

De nieuwe evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP, 2020) bevat dezelfde conclusie als de evaluatie uit 2017: de ondersteuning van de doelgroep van de Wmo – mensen met een chronische lichamelijke of psychische beperking – is nog niet op orde. In de eerdere evaluatie concludeerde het SCP dat de Wmo heeft bijgedragen aan de redzaamheid en participatie van de doelgroep, maar niet voor iedereen (Zicht op de Wmo, 2017). ‘Zo nam een op de vier Wmo-melders geen deel aan de samenleving en een op de vijf voelde zich zeer eenzaam’ (SCP, 2017). De evaluatie uit 2020 is in hoofdlijnen vergelijkbaar en stelt dat de beleidsdoelstelling ‘meedoen op gelijke voet’ niet wordt gehaald.

Opvallend in beide evaluaties van het SCP is de terugkerende problematiek rond de zelfregie van de zorgvrager evenals de samenwerking tussen zorgverlenende organisaties.

Deze conclusies zijn zorgelijk. Het doel van de Wmo – in 2007 ingevoerd als een verdere stap in de overheveling van taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) – was juist om meer te bereiken dan enkel de broodnodige zorg. Door een strategische vernieuwing zou de Wmo ook de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de doelgroep vergroten, via meer zelfregie van de zorgvrager. Ook werd er een appèl gedaan op zorgaanbieders om samen te werken. Het beoogde resultaat: een integrale werkwijze van de professionals en meer maatwerk voor de zorgvrager.

Relevant hierbij is dat deze strategische vernieuwing niet een zaak is geweest van één eigenzinnig kabinet. Uit eigen onderzoek (Bot, 2020) blijkt dat het streven naar zelfregie en interorganisationele samenwerking (IOS) zich over een periode van circa veertig jaar heeft ontwikkeld, al sinds de invoering van de AWBZ in 1968, maar pas met de Wmo écht in gang werd gezet. Het probleem ligt niet zozeer in het nastreven van deze twee gezonde doelstellingen, maar de uitvoering ervan in de praktijk. De oplossing ligt dan ook niet in het loslaten van deze twee doelstellingen en het terugdraaien van de vernieuwing die de Wmo bracht, maar in het verbeteren van de uitvoering.

Zelfregie

Ten eerste, de zelfregie. Het is inmiddels duidelijk dat deze lovenswaardige doelstelling een schaduwzijde heeft: kwetsbare mensen kunnen er in de praktijk niet altijd mee uit de voeten. De risicogroep demente ouderen kunnen hierdoor bijvoorbeeld uitgesloten raken van reguliere voorzieningen. Zo neemt met het klimmen der jaren het netwerk van mantelzorgers, vrienden en bekenden die assisteren bij de aanvraag voor de zorgvrager af. De bevindingen van het SCP (2017) suggereren bovendien dat de signalen van kwetsbare ouderen de gemeente in onvoldoende mate bereiken. Het SCP maakt in dit verband daarom terecht de aanbeveling voor een ‘herbezinning’ rond het vertrouwen in de zelfredzaamheid van de doelgroep van de Wmo.

Een gedeeltelijke oplossing komt mogelijk vanuit een betere benutting van de ICT, zoals het instrument process mining; door data te filteren uit al beschikbare informatie over de doelgroep – verzameld via registratie in de gemeentelijke Vraagwijzer – kan de voortgang van zorgvragers beter worden gemonitord. Hierdoor kan men vanuit de gemeente knelpunten ontdekken voor het proces van zorgverlening vanaf de allereerste aanmelding. ‘Breed kijken’ in meerdere bestanden is hier het devies. In andere beleidsdossiers wordt dit al toegepast. Zo werkt de gemeentelijke schuldhulpverlening al met een bredere analyse van de problematiek en een collectieve aanpak – via interorganisationele samenwerking – door relevante actoren erbij te betrekken (Wetswijzigingen in het schuldendomein VNG Realisatie, mei 2020).

Interorganisationele samenwerking

Ook zou de samenwerking met de klanten – de zorgvragers – meer aandacht kunnen krijgen door vormen van co-creation te introduceren, waarvoor de literatuur handvatten biedt (Glimmerveen, 2019). Uit mijn onderzoek (Bot, 2020) blijkt dat cliënten veelal pas aan het begin van de uitvoering van zorg betrokken worden. Door cliënten meer te betrekken bij de inrichting van het zorgarrangement kan meer maatwerk bij de uitvoering ontstaan. Bij co-creation wordt niet alleen de cliënt maar ook zijn gehele netwerk – voor zover aanwezig – betrokken. Om te voorkomen dat dit slechts op ad hoc basis gebeurt – momenteel de realiteit (Bot, 2020) – zou de overheid co-creation via economische prikkels kunnen aanmoedigen. Een manier om economische prikkels te creëren is door (een deel van) de projectfinanciering te koppelen aan de mate waarin de klant betrokken wordt in de samenwerking.

Een andere oplossing is het realiseren van een aantoonbare kennisdeling tussen de partners door hierover afspraken te maken. Maar ook rond dit knelpunt is het denkbaar dat economische prikkels kunnen helpen, door (een deel van) de projectfinanciering te koppelen aan de mate waarin zorgaanbieders op dit vlak samenwerken.

Vernieuwing of bezuiniging?

Tot slot is een randvoorwaarde van belang voor een beleidsintensivering voor kwetsbare doelgroepen. De budgetoverheveling (periode 2007-2017) van het Rijk naar de gemeenten voor de langdurige zorg komt neer op een bezuiniging (er is minder geld voor de taken die nu onder de Wmo vallen dan voorheen het geval was), zo constateerde ik in mijn onderzoek. Bij een bezuiniging is het, als er niet voldoende efficiëntiewinst wordt geboekt, te verwachten dat niet alle benodigde zorg geleverd kan worden. Van meer recente datum (beleid De Jonge, periode 2017-2021) is er sprake van een verhoging van het budget. Het zou bijzonder zijn als er een meerjarige afspraak komt om dit beleid te continueren.

In het kort

Op 6 maart 2020 is René Bot gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het onderwerp de procesdimensie van interorganisationele samenwerking van de zorg aan ouderen in de context van strategische vernieuwing; zie de dissertatie.

Literatuur

Beleid De Jonge: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Thuis in het verpleeghuis – waardigheid en trots op elke locatie. Den Haag, april 2018.

Bot, R.N.M. 2020. Naar een conceptueel integratief proces framework van de performance van interorganisationele samenwerking. Verkennende studie naar het proces van interorganisationele samenwerking in de non-profit sector van de zorg aan ouderen in de context van strategische vernieuwing. Erasmus Universiteit Rotterdam, maart 2020.

Glimmerveen, L., Nies, H., & Ybema, S. 2019. Citizens as Active Participants in Integrated Care: Challenging the Field’s Dominant Paradigms. International Journal of Integrated Care, 19 (1): 1-12.

SCP, Sociaal Cultureel Planbureau. Zicht op de Wmo. Ervaringen van melders, mantelzorgers en gespreksvoerders. Den Haag, oktober 2017.

SCP, Sociaal Cultureel Planbureau. Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid. Den Haag, november 2020.

VNG, Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Wetswijzigingen in het schuldendomein. Den Haag, mei 2020.

Auteur

Categorieën