Bedrijfsovername in de agrarische sector
Aute ur(s ):
Veen, H.B.van.der. (auteur)
Bommel, K.H.M.van. (auteur)
Venema, G.S. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam als wetenschappelijk onderzoekers b ij het lei.Karel.vanb ommel@wur.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4402, pagina D15, 15 mei 2003 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Bedrijfsoverdracht
Tre fw oord(e n):
landbouw
De bedrijfsovername in de agrarische sector is altijd moeilijk geweest en zal dat in de toekomst blijven. De maatschapsvorm, waarbij
door overdragende en overnemer een tijdlang gezamenlijk wordt geboerd, kan enig soelaas bieden.
Sinds 1990 is het aantal agrarische bedrijven in Nederland teruggelopen met ruim 28 procent. De grootste daling in het aantal
bedrijven is zichtbaar bij de melkveehouderij en de intensieve veehouderij. Ook het aantal bedrijven dat wordt overgenomen loopt
terug. In 1990 werden jaarlijks bijna 1800 bedrijven overgenomen, tegen tussen de 1200 en 1500 overnames in 20011. Het aandeel
van de bedrijven met een potentiële bedrijfsopvolger blijft over de jaren redelijk gelijk (zie tabel 1).
Tabel 1. Ontwikkeling van het aandeel potentiele bedrijfsopvolgers groter dan 16 nge
1996
akkerbouw
melkvee
intensieve veehouderij
glastuinbouw en champignons
opengrondstuinbouw
alle bedrijven
2000
48
63
49
43
44
52
46
62
53
42
44
51
Bron: cbs-Landbouwtelling, bewerking lei.
Niet alle potentiële opvolgers nemen uiteindelijk daadwerkelijk het bedrijf over. Enerzijds kan dit een financiële oorzaak hebben, doordat
bijvoorbeeld de overnameprijs te hoog is in verhouding tot het verwachte inkomen. Overheidsmaatregelen en problemen in de
familiesfeer, zoals bijvoorbeeld afwijkende visies tussen de generaties of het ontbreken van steun van de partner, kunnen ook leiden tot
twijfel over de bedrijfsovername. Vooral de vrijheid en het ondernemerschap zijn redenen om toch boer of tuinder te worden2. De
kapitaalbehoefte per bedrijf is in de loop der jaren sterk toegenomen. De kapitaalbehoefte op bedrijven met een potentiële opvolger is met
€ 1,4 m
iljoen euro ruim 25 procent hoger dan het gemiddelde, omdat het vooral de grotere bedrijven zijn die worden overgenomen3. Deze
kapitaalbehoefte zorgt ervoor dat de uittreder en de opvolger op tijd over de bedrijfsovername na zullen moeten denken. Om de
kapitaalbehoefte bij de bedrijfsovername te verminderen kan gebruik worden gemaakt van familie-pacht. De ouders houden dan de grond
in eigendom en verpachten die aan de opvolger, zodat de financieringsbehoefte van de opvolger daalt.
Het overnameproces
Bedrijfsovernames vinden voor het overgrote deel binnen het gezin plaats. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat kinderen vaak met
het bedrijf opgroeien, anderzijds met de mogelijkheden vermogen op te bouwen en gebruik te maken van (fiscale) faciliteiten (bij
overdracht aan een kind hoeft geen overdrachtsbelasting te worden betaald). Door de verwevenheid van bedrijf en familie is het
bedrijfsovernameproces maatwerk. Het overnameproces is vaak zo georganiseerd dat de opvolger na de bedrijfsovername voldoende
inkomen uit het bedrijf kan genereren. Dat dit kan leiden tot ongelijke behandeling van de kinderen, wordt hierbij vaak geaccepteerd. Hier
worden trouwens wel verschillen waargenomen tussen de landbouwsectoren. In de glastuinbouw wordt de bedrijfsovername vaak meer
zakelijk afgehandeld dan in de meer traditionele sectoren als de melkveehouderij. Dit komt tot uitdrukking in de overnameprijs die betaald
wordt in verhouding tot de marktwaarde.
Faciliteiten
Er bestaan faciliteiten die de overname kunnen vergemakkelijken. De maatschapsconstructie is een belangrijke faciliteit bij de
bedrijfsovername. In 2000 vond tussen de 80 en 85 procent van de bedrijfsovernames via een maatschapsconstructie plaats. De
maatschap dient voor interne afspraken over de rechten en plichten. Voor een maatschap wordt gekozen om de opvolger meer
rechtszekerheid te geven, vooral in het geval van overlijden. Het tijdstip van het opstellen van het maatschapscontract is een goed
moment om binnen het gezin de bedrijfsovername te communiceren zodat er draagvlak en duidelijkheid geschapen kan worden. Uit
financieel oogpunt is een maatschap interessant, omdat de bedrijfsovername geleidelijk mogelijk is en omdat de opvolger via de
winstreservering eigen vermogen kan vormen en kan meeprofiteren van de waardestijging van de activa, waardoor de overname te
financieren is. Daarnaast biedt de maatschap fiscale voordelen. Doordat de opvolger bij de start van de maatschap fiscaal wordt gezien
als ondernemer wordt getypeerd kan hij profiteren van fiscale aftrekposten als de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Door de grote
kapitaalbehoefte is de duur van het samenwerkingsverband erg lang, gemiddeld twaalf jaar. Een probleem hierbij kan zijn dat de
potentiële opvolger een andere bedrijfsstrategie voor ogen heeft dan zijn ouders, waardoor spanningen ontstaan. Hierbij spelen leeftijd
en gevolgde opleiding een rol4. Op het moment van daadwerkelijke bedrijfsovername is voor het toekomstperspectief van de
bedrijfsopvolger met name de overnameprijs van belang. In de agrarische sector is de opvolger zelden in staat om de marktwaarde van
het bedrijf te betalen. Aan de ene kant zal het opgebouwde vermogen niet voldoende zijn terwijl de rendementen te laag zijn om
voldoende vreemd vermogen aan te trekken. Om opvolging toch mogelijk te maken wordt het bedrijf binnen familieverband vaak tegen
een veel lagere waarde overgenomen, zodat het bedrijf in ieder geval in de familie kan blijven. In dat geval is er sprake van een schenking.
Vanaf 1 januari vorig jaar is de fiscale waardering van het agrarisch bedrijf gewijzigd in de ‘going concern’-waarde. Voor die tijd was er
sprake van specifieke landbouwfaciliteiten. Bij de fiscale waardering van het bedrijf wordt uitgegaan van een redelijk rendement voor de
opvolger. Indien het bedrijf minstens vijf jaar wordt voortgezet, hoeft er geen schenkingsrecht betaald te worden als de overnameprijs
minstens zeventig procent van de ‘going-concern’-waarde is5. Ondanks dat de wet al sinds 1 januari 2002 van kracht is, is hierover nog
geen overeenstemming bereikt tussen landbouwpartijen en het ministerie van Financiën. Een belangrijk geschilpunt is de waardering van
de grond6. Door deze onzekerheid stagneert de bedrijfsovername in de agrarische sector. Het Borgstellingsfonds voor de landbouw
biedt de mogelijkheid om leningen af te sluiten waarbij de overheid garant staat voor bedrijven met onvoldoende zekerheden. Met name
bedrijven in de niet-grond-gebonden sectoren als de glastuinbouw en de intensieve veehouderij maken hier gebruik van, omdat op die
bedrijven minder onderpand aanwezig is. De grond-gebonden sectoren hebben doorgaans voldoende zekerheden. Aangezien bij de
agrarische bedrijven vaak het rendement de factor is die bepaalt hoeveel vermogen er geleend kan worden, zijn er relatief weinig
bedrijven die van deze regeling profiteren bij de bedrijfsovername. In 2001 is er in totaal 208 maal borgstelling verleend, waarvan in
vijfentwintig gevallen voor bedrijfsovername in de familiesfeer en in 69 gevallen voor bedrijfsovername buiten de familiesfeer7. Een
faciliteit die na de bedrijfsovername zorgt voor lagere financieringslasten is de durfkapitaalregeling (‘Tante Agaath’). Deze regeling biedt
de mogelijkheid om tegen een lagere rente te lenen doordat de vermogensverschaffer gebruik kan maken van fiscale voordelen. Doordat
de fiscale voordelen voor de vermogensverschaffers sinds 2003 beperkt zijn, zien banken zich genoodzaakt om de activiteiten rond de
Agaath-leningen te verminderen, waardoor jonge ondernemers rentevoordeel (tussen een half en één procent) mislopen. De particuliere
variant blijft nog wel bestaan, hoewel het maximaal uit te lenen bedrag voor de geldverschaffer beperkt is tot ruim € 50.000 per persoon in
2003. Een groot deel van de bedrijfsopvolgers maakt gebruik van deze faciliteit.
Conclusies
De kapitaalbehoefte bij de bedrijfsovername is in relatie tot het inkomen erg hoog en de overheid is steeds minder gecharmeerd van
specifieke agrarische faciliteiten. Dit dwingt de uittreder om op tijd na te denken over de opvolging. oor het opstarten van een maatschap
wordt de opvolger zekerheid en de mogelijkheid om vermogen op te bouwen geboden.
Dossier Bedrijfsoverdracht
C. Buijink: Over ondernemers en overnemers
M.W.L. Kikkert: Het belang van soepele overdracht
T.J. van Vuren en Z.J.B. Mol: Goede afspraken essentieel
J.J.M. Jansen en J.P.M. Kommers: Integrale visie ontbreekt
L.P.D. Faber: Overdracht aan werknemers
A.W.A. Boot en J. Ligterink: Faciliteren, niet interveniëren
M.L.H. Schrijnemaekers: Waardebepaling in het mkb
H.B. van der Veen, K.H.M. van Bommel en G.S. Venema: Bedrijfsovername in de agrarische sector
C.M. van Praag: De motivatie van de ondernemer
R. van Engelenburg: Eerste hulp bij bedrijfsoverdracht
R.H. Flören en G.W. Zwartendijk: Star en toch flexibel
R. van Rijk: Slagroomtaart € 3,50, hele winkel € 150.000
A. van Witteloostuijn: Van de regen in de drup?
R.H. Flören en G.W. Zwartendijk: Start versus overdracht
K. Ekroth-Manssila: Een Europees probleem
P. Bongaerts: Goede overdracht versterkt concurrentiekracht
J. Warmerdam: Fiscale en financieringsproblemen
W. Jonkhoff: Voorkom destructieve creaties
1 H.B. van der Veen, K.H.M. van Bommel en G.S. Venema, Vestigingssteun voor bedrijfsopvolgers in de agrarische sector; een analyse
van drie mogelijke varianten, LEI, Den Haag, 2001.
2 R.H. Flören, Crown princes in the clay, an empirical study on the tackling of succession challenges in Dutch family farms, Assen, 2002.
3 Van der Veen e.a., op cit., 2001.
4 R.H. Flören, Crown princes in the clay, an empirical study on the tackling of succession challenges in Dutch family farms, Assen, 2002.
5 Oogst Landbouw, Special bedrijfsovername, 21 februari 2003.
6 S.F.J.J. Schenk, Successiewet blijft bedrijfsoverdracht in de weg staan, AgroCount, nr. 89, maart 2003.
7 LASER, Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw, Jaarverslag 2001, ministerie van LNV, Den Haag, juni 2002.
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)