Momenteel is de internationale consensus dat vluchtelingen recht op werk moeten krijgen in de gastlanden die aan een conflictgebied grenzen (opvang in de regio). Het recht op werk alleen garandeert echter nog geen inclusieve arbeidsmarkt voor vluchtelingen. In mijn dissertatie onderzoek ik in hoeverre en onder welke omstandigheden vluchtelingen toegang hebben tot de arbeidsmarkt, en hoe dit van de gastgemeenschap verschilt. Hierbij bestudeer ik hoe status, ‘kamp-opvang’ en het recht op werk, vormgeeft aan de arbeidsmarktparticipatie van Syrische en Palestijnse vluchtelingen binnen de Jordaanse arbeidsmarkt.
Landen grenzend aan conflictgebieden worden vaak gekenmerkt door een informele arbeidsmarkt en beperkte arbeidsrechten. Hierdoor neemt in de arbeidsmarkt de kans toe op non-inclusieve praktijken. Niet-inclusieve manieren van arbeidsdeelname worden gekenmerkt door ten eerste: de kwetsbaarheid op de arbeidsmarkt vanwege bijvoorbeeld meer werken dan het wettelijk toegestane aantal uren; ten tweede: het werken onder het eigen (opleidings)niveau; en/of ten derde: de onzekere vormen van arbeidsdeelname zoals survival entrepreneurship of kinderarbeid.
Mijn econometrische analyse toont onder andere aan dat vluchtelingen eerder niet-inclusief aan de arbeidsmarkt deelnemen dan mensen uit de gastgemeenschap. Dit kan een weerspiegeling zijn van de wettelijke restricties, zoals die op dat moment gelden, waardoor men eerder geneigd is om niet-optimaal werk te accepteren. Deze restricties betreffen onder andere werkvergunningen, sectoren die enkel open zijn voor de gastgemeenschap, het verschil in minimumloon, alsook de restricties voor home-based businesses.
Daarnaast toont mijn analyse aan dat het wonen in een kamp – ongeacht of men vluchteling is of niet – een grotere kans geeft op niet-inclusieve vormen van deelname aan de arbeidsmarkt. Niettemin suggereert verdere analyse dat het kamp tegelijkertijd vluchtelingen economische mogelijkheden biedt. Zo laat mijn veldwerk mede zien dat een kamp op zich een economische structuur vormt met winkels en markten, ongeacht hoe lang zo’n kamp bestaat (kan zes jaar zijn, maar ook meer dan zestig jaar), en ongeacht of een kamp afgelegen ligt dan wel zich in een stad bevindt zonder duidelijke afscheidingen.
In mijn dissertatie beargumenteer ik dat we kritisch moeten kijken naar hoe vluchtelingen op een gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt. Zelfs indien het recht op werk tot op een zeker niveau gegarandeerd wordt, profiteert niet iedere vluchteling in dezelfde mate hiervan. Daarnaast moeten we erkennen dat overig vluchtelingenbeleid – zoals de instandhouding van kampen – een langdurig, negatief effect kan hebben op het vormgeven van iemands deelname aan de arbeidsmarkt.
Auteur
Categorieën