Ga direct naar de content

Kijk voor welvaart gewoon naar het aantal gelukkige levensjaren

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 11 2019

De huidige maatstaven van welvaart en brede welvaart richten zich voornamelijk op het meten van omstandigheden waarvan we denken dat die goed voor ons zijn. Welvaart draait echter om de vraag in hoeverre mensen een gelukkig leven leden en dat moeten we dus meten.

In het kort

– De meeste indices van welvaart meten levensvoorwaarden, terwijl het gaat om levensuitkomsten
– Deze gemeten voorwaarden geven aan hoe het gaat met de ingezette koers, niet of die juist is.
– Meting van gelukkige levensjaren is makkelijk en internationaal vergelijkbaar en kan ook ingebed worden in beleid.

Sinds economische welvaart in landen gemeten wordt aan de hand van het bruto binnenlands product (bbp), is er oog geweest voor de beperkingen ervan en zijn er voorstellen gedaan voor meer omvattende welvaartsmeting. Goede voorbeelden hiervan zijn de Index of Social Progress en de Human Development Index. Het onderzoek naar brede welvaart heeft onlangs nieuw elan gekregen in de door de OESO geïnitieerde beweging ‘Beyond GDP’. De CBS-monitor voor ‘brede welvaart’ is een van de producten daarvan.

Vooralsnog heeft geen van de vele voorgestelde indexen van brede welvaart het bbp van de troon kunnen stoten. Dat heeft te maken met het verschil tussen veronderstelde en kennelijke welvaart. Net als het bbp meten indices van brede welvaart voornamelijk ‘veronderstelde welvaart’. Ook worden indicatoren van ‘veronderstelde’ en ‘kennelijke’ welvaart in indexen van brede welvaart vaak ten onrechte door elkaar gebruikt.

Verschil veronderstelde en kennelijke welvaart

Veronderstelde welvaart is de aanwezigheid van condities waarvan gedacht wordt dat ze goed zijn voor mensen, zoals inkomen, sociale gelijkheid en gezondheidzorg. Kennelijke welvaart is hoe goed de mensen gedijen in het land, zoals blijkt uit hoe lang en gelukkig ze er leven.

Het bbp meet een bepaald soort veronderstelde welvaart, namelijk de beschikbaarheid van goederen en diensten in een land. Daarvan wordt aangenomen dat veel goed is en méér beter. In de huidige indexen voor brede welvaart domineren eveneens noties van veronderstelde welvaart. Naast economische omstandigheden zoals inkomen en werkgelegenheid zijn ook ‘veiligheid’, ‘sociale samenhang’ en ‘cultuurparticipatie’ als indicator opgenomen. Indexen van brede welvaart bevatten echter soms ook enkele indicatoren van kennelijke welvaart zoals ‘gezondheid’ en ‘tevredenheid’.

Veronderstelde welvaart betreft levensvoorwaarden, bij kennelijke welvaart gaat het om levensuitkomsten. Het is niet zinnig om voorwaarden en uitkomsten door elkaar te gebruiken, zoals wel gebeurt in verschillende indices van brede welvaart, waaronder die van het CBS.

Voorwaarden en uitkomsten moeten uit elkaar worden gehouden, zodat aan de uitkomsten kan worden afgelezen welke voorwaarden er meer of minder toe doen. Dat is nog niet gebruikelijk in het denken over welvaart. In het geval van gezondheid is dat het wel. Er is geen index van gezondheid in landen waarbij het aantal kilometers open riool per inwoner wordt opgeteld bij het aantal gevallen van infectieziekten. Maar die factoren worden wél op hun samenhang onderzocht.

Beperkingen van veronderstelde welvaart

Gebruik van veronderstelde welvaart brengt een aantal beperkingen met zich mee. Een eerste beperking zit in de selectie van de condities waarvan verondersteld wordt dat ze ‘goed’ zijn. Wat goed is voor de samen­leving is niet altijd goed voor individuele burgers. ­Critici van het bbp betwisten dat de veelheid aan goederen en diensten het leven beter maakten hechten meer aan eenvoud. Er zijn ook twijfels over wenselijkheid van de toegevoegde criteria in indexen van brede welvaart, zoals bijvoorbeeld volledige arbeidsparticipatie. Is het wel zo goed dat moeders met jonge kinderen buitenshuis werken? En is werken tot je zeventigste wenselijk? Een hogere arbeidsparticipatie kan positief uitwerken op de welvaart en de belastingontvangsten, maar zeker niet iedereen is geschikt voor voltijds betaald werk.

iStock.com/Geber86

Een tweede beperking zit in de aanname dat méér ook beter is. Dat geldt niet alleen voor de stroom aan goederen en diensten die door het bbp gemeten wordt, maar ook voor additionele indicatoren in indexen van brede welvaart, zoals opleiding. We brengen in Nederland gemiddeld twintig jaar van ons leven door in schoolbanken; het is kwestieus of nog langer leren wel beter is.

Een derde beperking zit in het gewicht dat worden toegekend aan de diverse indicatoren in indices. In het bbp wordt de waarde van goederen en diensten in geld uitgedrukt, wat niet zonder problemen is – en bij indexen van brede welvaart is dat nog lastiger. Zo is het aantal uren vrije tijd moeilijk te vergelijken met een indicator als de biodiversiteit in een land.

Een vierde beperking is het feit dat veronderstellingen over wat goed is voor mensen door de tijd veranderen. Voor het bbp geldt al dat we goederen en diensten minder belangrijk gaan vinden naarmate we er meer van hebben. Verandering van opvattingen is een nog groter probleem bij indexen van brede welvaart. Zo was biodiversiteit nog geen item in de jaren zeventig toen het ­Sociaal en ­Cultureel Planbureau de leefsituatie-index ontwikkelde. Hoe breder de notie van veronderstelde welvaart is, hoe gevoeliger voor dit soort veranderingen in het opinieklimaat de metingen ervan zijn, en daarmee ook hoe minder geschikt ze zijn voor monitoring door de tijd.

De meest fundamentele beperking van deze metingen van veronderstelde welvaart is echter dat ze een reflectie vormen van de politieke agenda van het moment; de inhoud is ook typisch het resultaat van onderhandeling tussen politieke stakeholders. Als ­zodanig geven deze metingen een beeld van de ­voortgang op de ingezette koers, maar niet van de juistheid van die koers.

Meten van kennelijke welvaart

De mate waarin een biologisch organisme goed gedijt, weerspiegelt zich onder meer in de levensduur ervan – dat geldt voor plant, dier en mens. Bij verder ontwikkelde dieren reflecteert de mate waarin ze gedijen ook in hoe prettig ze zich voelen. Een belangrijke functie van gevoelsmatige ervaring is om de overlevingskansen te bevorderen. Dieren handelen weliswaar naar die gevoelsmatige ervaring, maar zijn zich er waarschijnlijk niet van bewust en kunnen dat niet communiceren. De meest volwassen mensen zijn zich wel bewust van hoe ze zich meestal voelen en kunnen dat ook communiceren. Daardoor kan de mate waarin mensen gedijen ook worden afgemeten aan hun zelf-gerapporteerde geluk. In combinatie met de levensduur levert dat de index van Gelukkige Levensjaren, die internationaal bekendstaat onder de naam Happy Life Years.

Gelukkige levensjaren meten

Hoe lang mensen in een land gemiddeld leven, kan worden gemeten aan de hand van de statistische levensverwachting. Dat is een schatting van statistici van de toekomstige levensduur van een bepaalde generatie op basis van sterfte in eerdere generaties en verwachte ontwikkelingen voor de huidige generatie. Deze verwachting staat los van de vraag hoe mensen er zelf over denken. Hoe gelukkig mensen in dat land zijn, kan worden vastgesteld aan de hand van zelfrapportages in enquêtes onder de bevolking. Een gangbare enquêtevraag luidt: “Hoe gelukkig voelt u zich de laatste tijd?”, waarop respondenten kunnen antwoorden met een rapportcijfer tussen 0 en 10 (Veenhoven, 2018c).

De levensverwachting kan worden gecombineerd met de geluksbeleving door het aantal verwachte levensjaren te vermenigvuldigen met de mate van geluk op een schaal van 0 tot 10. Als inwoners van een land gemiddeld zestig jaar oud worden en iedereen daar dolgelukkig is (score 10) levert dat land zestig gelukkige levensjaren. Zijn de mensen er maar matig gelukkig met een score van 6, dan komt het aantal gelukkige levensjaren uit op 36 gelukkige levensjaren.

Deze maat van kennelijke welvaart lijkt erg op de in de gezondheidszorg gehanteerde quality-adjusted life years. Het verschil zit in de kwaliteit van leven, die hier gemeten wordt met subjectieve levens­voldoening, terwijl dat in de gezondheidszorg meestal met indicatoren van functionele gezondheid gebeurt.

Feiten over gelukkige levensjaren in landen

Inmiddels is voor 154 landen bekend hoe lang en gelukkig de inwoners er tegenwoordig leven (Veenhoven, 2018a). Aan de top staan Costa Rica en de Scandinavische landen, zoals Denemarken met 66,4 gelukkige levensjaren, en onderaan de Afrikaanse landen, zoals Togo waar het aantal gelukkige levensjaren rond de 15 ligt. Nederland staat op de elfde plaats in die ranglijst met 61,7 gelukkige levensjaren (tabel 1).

Tabel 1ESB

Voor achttien ontwikkelde landen is de ontwikkeling sinds de jaren tachtig ook beschikbaar. In die tijdreeksen tekent zich een historisch ongekende stijging af (Veenhoven, 2018b). De toch al kennelijk welvarende Denen boekten een winst van nog eens tien gelukkige levensjaren en in Nederland steeg het aantal gelukkige levensjaren met 7,6 (figuur 1). Portugal is een goed voorbeeld van een land waar de eurocrisis een duidelijk effect had op de kennelijke welvaart.

Figuur 1ESB

Voorwaarden voor gelukkige levensjaren

Aan de hand van deze gegevens kan een beeld worden gevormd van objectieve levensvoorwaarden die er meer en minder toe doen. Dan blijkt het bbp een ­belangrijke factor te zijn, maar niet allesbepalend. Illustratief in dat verband is het hoge aantal gelukkige levensjaren in ­Costa Rica en Mexico (tabel 1), landen met een relatief laag bbp.

Hoe lang en gelukkig mensen in een land leven, is onder meer sterk afhankelijk van de kwaliteit van de overheid, en in het bijzonder de bestuurstechnische kwaliteit (Ott, 2011). Goede ambtenaren gaan kennelijk samen met gelukkige burgers. Een andere factor van belang blijkt de geestelijke gezondheidszorg. Ook hier is Costa Rica een goed voorbeeld, want in dit land wordt een goed deel van het bescheiden budget voor gezondheidszorg aan de geestelijke gezondheidszorg besteed. Keuzevrijheid blijkt ook een factor van belang. ­Misdaadcijfers doen er minder toe, althans in relatief veilige landen zoals Nederland. Inkomensongelijkheid in landen vertoont ook maar weinig verband met gelukkige levensjaren van de mensen die er wonen.

Waarom meten met gelukkige levensjaren

We kunnen vijf redenen noemen waarom het meten met gelukkige levensjaren zinvol is.

Ten eerste meet het kennelijke welvaart in het land, in plaats van de mate waarin ­vooronderstelde voorwaarden voor een goed leven zijn gerealiseerd. Dit maakt het mogelijk om het ­realiteitsgehalte van veronderstellingen over voorwaarden voor welvaart empirisch te ­toetsen en onderscheid te maken tussen voortgang van ingezet beleid en de zin daarvan. Een goed ­voorbeeld is de vraag in hoeverre groei van de arbeidspartici­patie nu daadwerkelijk heeft geleid tot een toe- of afname van het aantal gelukkige levensjaren.

Ten tweede wordt de welvaart van mensen in beeld gebracht. De meting wordt niet vermengd met zaken die goed zijn voor de maatschappij als geheel. Daardoor kunnen mogelijke conflicten tussen individu en samenleving worden vastgesteld. Een voorbeeld hiervan is het op­leidingsniveau: dat is goed voor een land, maar hoogopgeleiden zijn niet gelukkiger (Veenhoven en Choi, 2012).

Ten derde is deze maat eenvoudig. Er zijn naar twee indicatoren voor nodig en de ­informatie is ruim beschikbaar. Anders dan bij het meten van brede welvaart is er hier geen sprake van ­arbitraire selectie uit de beschikbare statistieken.

Een vierde voordeel is de goede vergelijkbaarheid tussen landen. Dat blijft lastig, maar deze maatstaf is daar beter geschikt voor dan de plaats- en tijdgebonden indexen voor brede welvaart.

En ten vijfde is deze welvaartsmaat begrijpelijk voor de burger en goed te accepteren. Mensen kunnen zich meer voorstellen bij een ‘lang en gelukkig leven’ dan bij ‘brede welvaart’. Een lang en gelukkig leven is immers precies wat veel mensen voor zichzelf en hun kinderen willen.

Inbedden in beleid

Gegevens over gelukkige levensjaren hebben we al. Wat nu nog moet gebeuren is systematisch gebruikmaken van die informatie bij grote keuzen, zoals rond welvaarts­groei en sociale zekerheid. Daarbij moet dan worden meegewogen wat uiteindelijk de meeste gelukkige levensjaren oplevert. Als we dat eerder hadden gedaan zouden we in het recente verleden voorzichtiger geweest zijn met bezuinigingen op het openbaar bestuur en de geestelijke gezondheidszorg.

Literatuur

Ott, J.C. (2011) Government and happiness in 130 nations: good ­governance fosters higher level and more equality of happiness. Social Indicators Research, 102(1), 3–22.

Veenhoven, R. (2018a) Average happiness in 158 nations 2005–2014: how much people enjoy their life-as-a-whole on scale 0 to 10. Database te ­vinden op worlddatabaseofhappiness.eur.nl.

Veenhoven, R. (2018b) Trend Happy-Life-Years in nations 1946–2015: how long and happy people live. Database te vinden op worlddatabase­ofhappiness.eur.nl.

Veenhoven, R. (2018c) World Database of Happiness: archive of research findings on subjective enjoyment of life. Database te vinden op world­databaseofhappiness.eur.nl.

Veenhoven, R. en Y.W. Choi (2012) Does intelligence boost happiness? Smartness of all pays more that being smarter than others. International Journal of Happiness and Development, 1(1), 5–27.

Auteur

Categorieën