De afgelopen vier decennia hebben gedragseconomen enorm veel empirisch onderzoek verricht naar het menselijk gedrag in economische situaties. Toch zijn de uitkomsten van dit onderzoek al grotendeels te vinden in The theory of moral sentiments van Adam Smith. De gedragseconomie kan daardoor, met evenveel recht als de traditionele micro-economie, Adam Smith als haar inspirator beschouwen.
Economen en beleidsmakers beroepen zich vaak op het gedachtegoed van Adam Smith als zij de markt beschrijven en de instituties daaromheen vormgeven. Als zij zich hierop beroepen, gaat het veelal om een rechtvaardiging van het handelen uit welbegrepen eigenbelang, ook al omdat dergelijk handelen in het algemeen belang is. De onderliggende aanname daarbij is dat mensen sterk egoïstisch handelen.
De afgelopen decennia is dit mensbeeld echter door de gedragseconomie en de speltheorie sterk bijgesteld. Mensen handelen vaak volgens waarden die niet alleen op henzelf van toepassing zijn, maar ook op anderen en op het behoud van gemeenschappen (Bowles, 2016; Cartwright, 2011). Zij doen vrijwilligerswerk omdat zij er zelf bevrediging in vinden en omdat dit ten goede komt aan degenen die het object ervan zijn. Het geven aan goede doelen bezorgt de gever een ‘warm gevoel’ en de gemeenschap vaart er wel bij.
Voor economen en beleidsmakers is het essentieel om deze diversiteit aan motieven van het menselijk handelen te beseffen, omdat zij anders instituties in het leven roepen waar echte mensen slecht in passen. Met teleurstellende resultaten tot gevolg.
Het besef van diversiteit schept een perspectief voor beter beleid. Zo stelt Bowles (2016) dat het mogelijk is om per markt en institutie nauwkeurig vast te stellen in welke mate en verhouding de morele en economische prikkels een rol spelen, en om daarvan afhankelijk de voorwaarden te scheppen voor zo’n markt of institutie. Op basis van een dergelijke analyse zijn de doelstellingen van de beleidsmakers beter haalbaar.
De vraag is nu of met deze verbreding van het werkveld van economen het werk van Adam Smith buiten spel komt te staan. Kunnen we Smith nog wel als de vader van de economische wetenschap beschouwen?
Dat blijkt wel degelijk het geval. In wat volgt, zet ik een aantal kernbegrippen uit de gedragseconomie op een rij en flankeer die met citaten uit het werk van Adam Smith. Hierbij put ik uit de recent door mij naar het Nederlands vertaalde The theory of moral sentiments (Smith, 2018).
The theory of moral sentiments (TMS) publiceerde Adam Smith in 1759, zeventien jaar voor zijn bekendere werk The wealth of nations. Waar The wealth of nations als het boek geldt waaraan de homo economicus en veel van de moderne economische wetenschap zijn ontsproten, start TMS vanuit de premisse dat mensen onderling door empathie zijn verbonden en dat, voor het aansturen van menselijk gedrag, gevoelens belangrijker zijn dan rationele overwegingen.
Op een manier die doet denken aan de gedragseconomie, onderscheidt Smith in TMS de sociale gevoelens, de onsociale gevoelens en het gevoel gericht op de eigen persoon. Deze gevoelens worden gedurende het samenleven met anderen gepolijst en beteugeld. Anderen vellen een oordeel over iemands gedrag en karakter. Dergelijke oordelen worden geïnternaliseerd, waardoor ‘de onpartijdige toeschouwer’ (het geweten) deze oordelen kan ondersteunen. Zo ontstaan de deugden weldadigheid, rechtvaardigheid en prudentie.
Na de uitbreiding van de economische wetenschap met de sociologische economie, de gedragseconomie, de speltheorie, de netwerkeconomie en de neurologische economie is het dus zeker mogelijk om Smith als vader van het economische gedachtegoed te blijven beschouwen. Wel moet Smith dan ook breder worden opgevat, met naast de The wealth of nations ook veel meer ruimte voor The theory of moral sentiments.
Als onderbouwing van mijn betoog neem ik elf gedragseconomische begrippen onder de loep en illustreer ik die met citaten uit TMS. Alle citaten komen uit mijn vertaling naar het Nederlands en zijn op basis van de zesde, nog door Smith zelf geredigeerde druk uit 1790. De paginanummers bij de citaten verwijzen daarnaar.
Literatuur
Bowles, S. (2004) Microeconomics: behavior, institutions and evolution. Princeton: Princeton University Press.
Bowles, S. (2016) The moral economy: why good incentives are no substitute for good citizens. New Haven: Yale University Press.
Bowles, S. en H. Gintis (2011) A cooperative species: human reciprocity and its evolution. Princeton: Princeton University Press.
Cartwright, E. (2011) Behavioral Economics. Londen: Routledge.
Graeber, D. (2011) Debt: the first 5000 years. New York: Melville house publishing.
Kahneman, D. (2011) Thinking, fast and slow. New York: Farrar, Straus and Giroux.
Nava, A., C. F. Camerer en G. Loewenstein (2005) Adam Smith, behavioral economist. Journal of Economic Perspectives, 19(3), 131–145.
Smith, A. (1790) The theory of moral sentiments. Tekst te vinden op www.ibiblio.org.
Smith, A. (2018) Theorie van de morele gevoelens [vertaald en ingeleid door Ad Marijs]. Raalte: A&W Uitgeverij.