.
460Jaargang 100 (4715) 13 augustus 2015
ESB Statistiek
05
1
0
1
5
20
25
3
0
3
5 In miljard euro
20 14-k w1 2014-k w2 2014-k w3 2014-k w4 2015-k w1
-20
-1
0
0 1
0
20
3
0
4
0
5
0
-2 -1 0
‘03 ‘04 ‘05‘06 ‘07‘08 ‘09 ‘10 ‘11‘12 ‘13‘14‘15
1
2
3
4
5
Drie m aands-E urib or ( lin kera s)
A cce p ta tie crit e ria N ed erla nd ( re ch te ra s)A cce p ta tie crit e ria e u ro zo ne ( re ch te ra s)
In p ro ce n te n I
n p ro ce n te n
V
anaf 2014 zijn private-equityfondsen toegevoegd aan de popu –
latie van de statistiek voor beleggingsinstellingen, die De Ne –
derlandsche Bank (DNB) voor Nederland samenstelt. Private-
equityfondsen verzamelen vermogen van institutionele en particuliere
beleggers, om dit vervolgens in niet-beursgenoteerde firma’s te investe –
ren. Het gaat hier vaak om langdurige investeringen, waarbij de fondsen
veelal een meerderheidsbelang in het geïnvesteerde bedrijf nemen.
De Nederlandse private-equitysector bestaat uit ruim 200 fondsen met
een belegd vermogen dat varieert van enkele miljoenen euro tot meer
dan 5 miljard euro. In het eerste kwartaal van 2015 hadden 16 fondsen
een belegd vermogen groter dan 500 miljoen euro. In totaal bedroeg het
beheerde vermogen van de private-equityfondsen in het eerste kwartaal
van 2015 ongeveer 30 miljard euro. De figuur laat de ontwikkeling van
het beheerde vermogen zien vanaf het begin van 2014 tot en met het eer –
ste kwartaal van 2015. In deze periode nam dit vermogen sterk toe door
waardestijgingen van het belegde vermogen: het rendement bedroeg
gemiddeld 6,5 procent kwartaal-op-kwartaal, mede gedreven door gun –
stige wisselkoerseffecten. Dit rendement is ongeveer vergelijkbaar met
de index van beursgenoteerde Amerikaanse private-equityfondsen, die
wordt samengesteld door Standard & Poors. Daarnaast wordt de groei
van het belegd vermogen opwaarts vertekend (met gemiddeld 4 procent
kwartaal-op-kwartaal) doordat sommige fondsen pas na het eerste kwar –
taal van 2014 aan de statistiek zijn toegevoegd.
In het eerste kwartaal van 2015 is 65 procent van het vermogen van
de Nederlandse private-equityfondsen afkomstig van pensioenfondsen. Het overige vermogen wordt verschaft door een diverse groep beleg
–
gers. Een groot deel van het belegde vermogen wordt geïnvesteerd in
het buitenland. Zo wordt maar liefst 12 miljard euro ofwel 40 procent
van het totale vermogen in de Verenigde Staten geïnvesteerd. In Neder –
land werd 18 procent van het vermogen geïnvesteerd. DNB publiceert
de statistieken van private-equityfondsen op haar website overigens niet
apart, maar als onderdeel van de categorie ‘overige fondsen’. ■
MALKA DE
CASTRO CAMPOS (DNB)
Private-equityfondsen in Nederlandf i n a n c i ë l e m a r k t e n
Verandering en acceptatiecriteria hypothekenf i n a n c i ë l e m a r k t e n
D
e hypotheekrente in Nederland staat op een historisch laag
punt. De daling in de rente is duidelijk terug te zien in het drie –
maandse Euribor-tarief, dat als benchmark geldt voor het in –
terbancaire verkeer aan korte leningen tot maximaal een jaar (figuur). Als
wordt verwacht dat de rentes voor langere tijd laag zullen zijn, dan kan
dat een versoepeling van de acceptatiecriteria voor leningen tot resultaat
hebben. De lage rente beïnvloedt namelijk de bereidheid van banken om
leningen te verstrekken vanwege het lagere gepercipieerde kredietrisico
van de hypotheeknemer en vanwege de invloed op winstgevendheid via
de netto rente-inkomsten en waardering van effectenportfolio’s.
Een versoepeling van de acceptatiecriteria zou riskante leningen en hui-
zenprijzen kunnen stimuleren. De lage rente lijkt in werkelijkheid echter
geen effect gehad te hebben op een versoepeling van de criteria. Uit de
ECB Bank lending surveys blijkt dat sinds medio 2007 tot 2014 de ac-
ceptatiecriteria voor hypotheken in de eurozone zijn verscherpt (figuur).
Pas vanaf 2014 is er in de eurozone een versoepeling waar te nemen. De
verandering in acceptatiecriteria wordt gemeten als het netto-percentage
banken, gewogen naar omvang , die in de ECB-enquête hebben aange –
geven de voorwaarden te hebben verscherpt. In Nederland verscherpten
de acceptatiecriteria meer dan gemiddeld in de eurozone, voorname –
lijk door de onzekere vooruitzichten van de huizenmarkt. Het verschil
tussen de verscherping van Nederland en de rest van de eurozone kan
deels worden toegeschreven aan de mate van concurrentie. In Nederland
speelt deze factor, volgens de enquête, bijna geen rol, terwijl in de eu –
rozone concurrentie op gebied van hypotheken bijdraagt aan een ver -soepeling. De enquête geeft ook aan dat banken in de eurozone netto
de winstmarge op hypotheken sterk hebben verminderd, in tegenstelling
tot in Nederland waar niets is veranderd.
Hoewel de acceptatiecriteria in de gehele eurozone zijn verscherpt, zeg
–
gen de data niets over het niveau van striktheid. De sterkere verscherping
in Nederland in de afgelopen jaren kan komen doordat ten opzichte van
de overige eurozone de criteria van Nederland al minder strikt waren.
Dit zou kloppen met de internationaal gezien zeer hoge hypotheek –
schulden en LTV-ratio’s in Nederland. ■
MARK POOTERS (AFM)
Beheerde vermogen van private equity fondsen
Bron: DNB
Verandering in acceptatiecriteria voor hypotheken
Bron: ECB, Eurostat, DNB
461Jaargang 100 (4715) 13 augustus 2015
Statistiek ESB
40
6
0
8
0
1
0 0
1
2 0
1
4 0
19 95 20 00 20 05 20 10 20 15
I
n p ro ce n te n bbp
G ro n dO psta lle nL an glo p en de l e n in gen
0
1
0
20 3
0
4
0
5
0
6
0A lle e co nom is ch e
a ctiv it e it e n
L
andbouw ,
b osb ouw e n v is se rij
Ho
re ca
C
ult u ur, r e cre a tie ,
o ve rig e d ie n ste n
Z
akelijk e
d ie n stv e rle n in g
B
ouw nijv e rh eid
Ha
ndel
I
n fo rm atie e n
c o m munic a tie
V
erv o er e n o psla g
V
erh uur e n h andel v a n
o nro ere n d g oed
V
erz o rg in g e n w elz ijn
O
nderw ijs
G
ezo ndheid szo rg
N
ijv e rh eid ( g een
b ouw ) e n e n erg ie
F
in ancië le
d ie n stv e rle n in g
O
pen baar b estu ur e n
o ve rh eid sd ie n ste n
In p ro ce n te n
F le xib el 20 13Z ZP 20 13F le xib el 20 03ZZP 20 03
D
e figuur toont de waarde van het eigenwoningbezit (in pro –
centpunt bbp), gesplitst in de waarde van de opstallen (ge –
bouwde objecten) en van de daarbij horende grond. De figuur
presenteert tevens de langlopende leningen van huishoudens.
De waarde van de opstallen verandert deels door uitbreiding van de wo –
ning voorraad en deels door verandering van de vervangingskosten. Gros- so modo volgen de vervangingskosten de bouwkosten. De bouwkosten
(de outputprijsindex) stegen in de periode 1995–2008 1,8 procent per
jaar sterker dan de prijsindex van het bbp en bleven in de periode 2008–
2014 meer dan 3,5 procent per jaar achter bij de prijsindex van het bbp.
De waarde van een woning inclusief de grondkosten is de uitkomst van
vraag en aanbod. Veel empirisch onderzoek duidt erop dat in ontwik
–
kelde landen de inkomenselasticiteit van de vraag naar woondiensten ten
minste 1 is. De prijselasticiteit is niet zo hoog , voor Nederland rond de
-0,5. In een situatie waarin de potentiële vraag , bijvoorbeeld als gevolg van
stijgende inkomens of ruime hypotheekverstrekking , sterk toeneemt, en
tegelijkertijd een stringent ruimtelijk ordeningsbeleid verhindert dat het
aanbod zich snel aanpast, resulteert dat dan al gauw in een forse stijging
van de prijs van een woning (inclusief onderliggende bouwgrond). De
stijging van de prijs slaat dan neer in de prijs van de onderliggende grond.
De waarde van grond is het verschil tussen de marktwaarde van de wo –
ning en de geschatte vervangingswaarde van de opstallen. In de periode
1995–2000 blijkt de waarde van grond meer dan verdubbeld. Daarna nam
de waardestijging weliswaar af maar ze bleef tot 2008 nog positief. Ver –
volgens daalde ze sterk, begin 2014 was het niveau van 1999 weer bereikt.
Bouwgrond was dus vooral in en rond 2008 historisch gezien zeer duur.
De ontwikkeling van de waarde van de langlopende leningen aan huis-
houdens vertoont vanaf 1995 een forse stijging met 52 procentpunt. De
waarde van de opstallen steeg mede hierdoor in dezelfde periode met
twintig procentpunt bbp en van de grond met vijftig procentpunt bbp.
■ NICK DRAPER (CPB)
De waarde van het eigenwoningbezit w o n i n g m a r k t
a r b e i d s m a r k t
H
et aandeel werknemers met een flexibel dienstverband en
zzp’ers is de laatste jaren flink toegenomen. In 2003 was nog
geen kwart van de werkzame beroepsbevolking zzp’er of werk –
nemer met een flexibel dienstverband, in 2013 een derde. Het aandeel
flexibele werknemers groeide van 15 naar 21 procent, het aandeel zzp’ers van 8 naar 12 procent. De sector met het grootste aandeel werkenden met
een flexibel dienstverband was met afstand de horeca (52 procent).
De sectoren met het grootste aandeel flexwerkers en zzp’ers waren de Land
–
bouw, bosbouw en visserij, de Horeca en Cultuur, recreatie en overige dien –
sten (bijvoorbeeld persoonlijke) dienstverlening. In deze sectoren was in
2013 meer dan de helft van de werkenden flexwerker of zzp’er. In de Nijver –
heid en energie, Financiële dienstverlening en het Openbaar bestuur was
het aandeel flexwerkers het laagst en werkten ook relatief weinig zzp’ers.
In de sector Landbouw, bosbouw en visserij was het aandeel zzp’ers het
hoogst: 38 procent in 2013 en 39 procent in 2003. In de landbouw gaat
het vaak om kleine boerenbedrijven. In de Horeca was het aandeel flexi-
bele werknemers in 2013 net als in 2003 het hoogst van alle sectoren.
Het aandeel steeg van 36 procent in 2003 naar 52 procent in 2013. Er
was in deze sector onder andere een sterke stijging van het aandeel op –
roepkrachten zichtbaar (van 16 naar 25 procent).
De Bouwnijverheid kende in 2003 het laagste aandeel flexwerkers (7
procent). Het aandeel groeide naar 13 procent in 2013 en kende derhal –
ve een behoorlijk sterke toename. Het aandeel zzp’ers in de bouw groeide
nog sterker van 12 naar 24 procent en was daarmee van alle sectoren de
sterkste stijger in het aandeel zzp’ers.
In de sector Verzorging en welzijn valt de toename van het aandeel
zzp’ers op: het aandeel was in 2013 weliswaar nog altijd een van de laag –
ste, maar was ten opzichte van 2003 meer dan verdubbeld van 2 naar 5
procent. Daarnaast hadden 2 van de 10 werkenden in deze sector een
flexibel dienstverband.
■ MARK RAMAEKERS (CBS)
Helft werkenden in horeca heeft flexibel dienstverband
Waarde eigenwoningbezit en langlopende
leniningen huishoudens
Bron: CBS
Aandeel flexwerkers en zzp’ers naar bedrijfssector,
2003 versus 2013
Bron: CBS