“Met het grootste internetknooppunt ter wereld, AMS-IX, legt Amsterdam economisch meer gewicht in de schaal dan de haven van Rotterdam. Die positie wordt bedreigd nu het kabinet de inlichtingendiensten wil toestaan informatie te verzamelen via internetkabels”, aldus de Volkskrant afgelopen zaterdag (in de krant, online variant hier).
Dat is veel economisch gewicht. De Rotterdamse zeehaven levert 92.000 directe banen en 11,5 miljard euro aan toegevoegde waarde (in 2012). Verderop in het stuk noemt de krant ook de luchthaven Schiphol economisch minder gewichtig. De Haarlemmermeer oftewel Schiphol-plus 64.000 banen (in 2012) en 2,5 procent van het Nederlandse bbp (in 2009). Internetknooppunt Amsterdam zou dit alles dus overtreffen.
‘Amsterdam als internetstad’ is dan ook serious business. De stad herbergt ‘s werelds grootste knooppunt voor dataverkeer. Filmpjes, gesprekken, documenten, muziek – geen plek in de wereld met meer netwerkaansluitingen waar gegevens langslopen als de Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX). Het platform heeft een grote aantrekkingskracht op andere bedrijven. Microsoft en Google strijken hier neer voor een deel van hun opslag, cyberbeveiliging en clouddienstverlening.
Maar hoe weet je hoeveel het knooppunt economisch weegt?
Moeilijk. Dat is sowieso al het geval bij knooppunten. Zo zijn de bestedingseffecten van de bedrijven en werknemers die zijn verbonden aan knooppunten lastig meetbaar en zijn knooppuntactiviteiten moeilijk af te bakenen. Is het bij (lucht)havenactiviteiten al een heel karwei om de waarde van de knooppuntactiviteiten te identificeren, bij internetactiviteiten is het simpelweg meer kunst dan wetenschap. Hoe houd je digitale en andere activiteiten uit elkaar? Hoe moet je internetactiviteit aan regio’s of sectoren toeschrijven?
Niet voor niets wijdde de OESO in 2013 een rapport aan denkbare eerste stappen naar zinvolle meting van de economische invloed van internet: deze is verrekte moeilijk. De Volkskrant had dus een antwoord. Dit ontleende de krant aan onderzoek van Deloitte. Maar er zijn zeker vier kinken in de internetkabel.
Een: data en methode zijn in het Deloitte-onderzoek één grote black box – iets dat voornoemd OESO-rapport al over eerder Deloitte-onderzoek constateerde. Resultaten zonder navolgbare onderbouwing (in opdracht van een belanghebbende partij, AMS-IX) vormen een journalistiek mijnenveld.
Twee: het Deloitte-rapport stelt dat digitale infrastructuur een derde mainport is naast Schiphol en Rotterdam. Dat daarbij vooral het indirecte economische effect groot is. Dat AMS-IX belangrijker is voor de digitale economie dan Rotterdam voor containers en Amsterdam voor vliegtuigpassagiers. En dat Amsterdam wereldwijd het internetknooppunt kent met de meeste aangesloten netwerken. Wat het rapport niet stelt is waarom het internetknooppunt meer economisch gewicht in de schaal legt dan Schiphol of de Rotterdamse zeehaven.
Drie: waarom een economisch gewichtig knooppunt dan meteen ook maar de gewichtigste is? Desgevraagd geeft de auteur van het stuk aan dat het inderdaad “iets genuanceerder lag”, vanwege voornoemde rapportuitkomsten. OK. Maar waarom vage termen als “economisch gewicht in de schaal” en “Amsterdam als internetstad”. Om welke schalen gaat het dan? Hoeveel schalen zijn er? En waaraan meet je af hoezeer een stad een internetstad is en wat hiervan de economische bijdrage is?
Vier: de verklaring. De auteur had een opinie gelezen over het rapport van Deloitte. Die begon zo: “Als we de rekenmeesters van Deloitte mogen geloven, is Amsterdam als internetstad belangrijker dan de zeehaven van Rotterdam en onze nationale luchthaven Schiphol.”
Kortom, het dataverkeer langs Amsterdam is geen windhandel, maar ook geen reden om ons (te( rijk te rekenen. Dat is het vracht- en personenverkeer langs luchthaven Schiphol en de Rotterdamse zeehaven nog altijd vele malen meer. Hoeveel meer? Dat gaat hopelijk iemand nog eens goed uitrekenen.
Auteur
Categorieën