Geachte voorzitter,
Allereerst excuses voor de premature kabinetsreactie op uw rapport. Het is een soort folklore in het kabinet om ons eerst vrolijk te maken over de WRR. Iets met torens, stoffigheid en onder stenen leven. Helaas is deze pretreactie als officiële kabinetsreactie naar u toe gestuurd. De verantwoordelijke ambtenaar is naar Kiev overgeplaatst om daar oligarchen op ons ontspannen fiscale klimaat te wijzen.
We willen graag opmerken hoe plezierig het is een Raad te hebben die ons helpt verder te kijken dan de volgende verkiezing. Wij zijn van mening dat op de terreinen waar de Raad over adviseert het nodige in gang is gezet, maar we realiseren ons dat om de slagkracht van onze economie op langere termijn te verbeteren meer nodig is. Tevens vinden wij dat de uitgangssituatie van Nederland weliswaar sterk is, maar dat dat geen aanleiding geeft tot zelfgenoegzaamheid, laat staan indolentie.
We zien in uw rapport aanleiding om versnellingen te plaatsen op een aantal beleidsterreinen. Ten eerste belooft het kabinet een heldere visie te ontwikkelen op het economisch stimuleringsbeleid. Makkelijk is dat niet want we kampen met een erfenis van het innovatieplatform en het topsectorenbeleid 1.0. Als we het oneerbiedig zeggen, waren dat eigenlijk verlengde lobby’s van het grootkapitaal. Weliswaar hebben we met het topsectorenbeleid 2.0 het mkb beter betrokken bij de innovatieplannen, maar we realiseren ons dat het beleid nog altijd te veel gebaseerd is op een goed gevoel en dat een visie met meetbare doelen de voorkeur geniet.
Een tweede element uit uw rapport dat ons erg aansprak was het begrip responsiviteit: de vaardigheid om adequaat in te spelen op nieuwe omstandigheden. We snappen dat hiervoor een herijking van de rol van onderwijs noodzakelijk is, al vinden we uw aanbevelingen op het terrein van hogescholen en universiteiten wel wat abstract.
Probleem is ook dat een van ons een groot voorstander van de door u geopperde differentiatie van het hoger onderwijs is, maar bij de partij van de ander dat wat gevoelig ligt. Overigens zijn we het helemaal met u eens dat het van essentieel belang is dat onze leerkrachten goed opgeleid blijven. Wij gaan hiermee aan de slag.
Nuttig zijn ook uw aanbevelingen op het gebied van levenslang leren, waarop Nederland teleurstellend presteert, terwijl het in andere landen wel lukt. We gaan een individueel scholingsrecht voor werknemers invoeren dat overdraagbaar is naar een volgende arbeidssituatie en we gaan de sociale partners aanmoedigen om daar in het cao-overleg bindende afspraken over te maken.
Hoogachtend, H.G.J. Kamp, minister van Economische Zaken, dr. Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Auteur
Categorieën