Het debat tussen Lex Hoogduin (FD) en Wouter Bos (Volkskrant) over de visie en daadkracht van het kabinet is onbevredigend. Hoogduin vindt dat politieke middenpartijen geen visie hebben en in de polder voortmodderen, terwijl Bos wijst op het gemakkelijke van zo’n standpunt omdat de compromisnoodzaak wordt ontkend.
Schijntegenstelling
Hier is sprake van een schijntegenstelling. Je kunt best met kleine stapjes regeren als maar duidelijk is in welke richting de stappen gezet moeten worden en als het zoeken naar draagvlak niet ontaardt in clièntelisme. Bos denkt dat Hoogduin tegen compromissen is en zet als argument het gepolariseerde politieke landschap van de VS in.
Polder
Bos vergist zich ongetwijfeld. Hoogduin snapt heus wel dat coalitiepartijen compromissen moeten sluiten om iets te bereiken. Het poldermodel is echter niet gelijk aan politieke compromissen sluiten. Het staat steeds vaker gelijk aan je oren laten hangen naar bedrijven en vakbonden die een dalend deelbelang vertegenwoordigen in het economisch-sociale domein. De sociale akkoorden ontaarden vaak in het verwateren van voorstellen en het verkwanselen van bredere maatschappelijke belangen, hetgeen voor een deel is gebeurd bij alle grote akkoorden. Voor Bos is dat glas kennelijk halfvol, voor Hoogduin halfleeg. In beide gevallen geldt dat het glas best wat meer gevuld zou mogen worden.
Kleinere overheid
Interessanter is een ander onbevredigende punt in de discussie. Hoogduin wil een kleinere overheid maar is tamelijk vaag welke overheidstaken dan afgestoten zouden moeten worden. Door de SP werd Hoogduin daarom direct met Wildersjargon belaagd: ‘die man is knetterrechts’.
Het zou jammer zijn dit debat over een links-rechts boeg te gooien. Welke taken voert de overheid op dit moment eigenlijk uit die, (min of meer) onafhankelijk van politieke voorkeuren over de wenselijke grootte van de overheid, kwestieus zijn in de zin van het niet (of onvoldoende efficiënt) borgen van publieke belangen?
Hierbij past een systematische analyse over het “eigene van de overheid”. Om vanuit fundamentele en gepolariseerde opvattingen een kerntakendebat over overheidstaken te voeren, loopt meestal op niets uit. Er zijn taken die onvervreemdbaar voor de overheid zijn. In de loop der jaren heeft de overheid zich echter een reeks van taken toegeëigend, waarvan niemand in redelijkheid kan volhouden dat dit onvervreemdbare overheidstaken zijn. Ik geef een lijstje van 5.
1. Buitendiensten lagere overheden
Gemeenten, provincies en waterschappen hebben niet onaanzienlijke buitendiensten die onderhouds- en reparatietaken uitvoeren die ook linkse partijen ongetwijfeld tot marktactiviteit zouden bestempelen.
2. Inbesteden
In bredere zin is er een curieuze tendens gaande om taken die al jaren volledig geaccepteerd zijn als marktactiviteit (zoals opleidingen, schoonmaken en beveiliging) nu te gaan inbesteden. Welk publiek belang hiermee is gediend, is onduidelijk. Een na jarenlange dralen tot stand gekomen slappe wet ‘markt en overheid’ werkt onvoldoende goed om deze bedenkelijke tendens tegen te gaan.
3. Voetbal’supporters’
Voetbalhooligans zorgen voor een enorme maatschappelijke overlast en zware belasting op het politiecorps. Het KRO programma ‘De Rekenkamer’ becijferde dat de samenleving een slordige 500.000 euro per hooligan kost. Het is niet duidelijk waarom voetbalclubs geen zwaardere prikkel hebben om zelf zorg te dragen voor beveiliging dan wel bij te dragen aan de hoge kosten die met overlast gepaard gaan en er niet zwaarder op preventieve maatregelen wordt ingezet.
4. Loterijen en casino’s
De overheid is al vele jaren actief op het gebied van exploitatie van loterijen en casino’s. Lucratief voor de schatkist, maar oneigenlijk. Het argument dat dit wildgroei en verslaving tegengaat is dubieus, want die doelen kunnen prima op andere manieren bereikt worden.
5. Rondpompen geld
Men kan van mening verschillen in welke mate minderbedeelde burgers gecompenseerd moeten worden, maar Nederland spant wel de kroon in het rondpompen van geld voor doelgroepen die prima zonder kunnen (sociale woningbouw voor middeninkomens, kinderbijslag voor iedereen, aanrechtsubsidie). Een kritische reflectie op dit rondpompen is goed te verdedigen voor zowel voor linkse als rechtse kiezers.
Het debat over de grootte van de overheid kan het best inhoudelijk gevoerd worden door te kijken naar het goed borgen van het publieke belang. Daarbij is het verkleinen van de overheid eerder een uitkomst van het verbeteren van publieke dienstverlening dan een doel op zich. Als je dat doet, blijkt dat er nog veel te verbeteren valt. Het discours daarover lijkt mij zinvoller dan gehakketak over de mate van kleverigheid van de polder.
Deze bijdrage verscheen op 14-1 in iets gewijzigde vorm in het Financieele Dagblad
Auteur
Categorieën