ESB Input / output
Input //output
Criminaliteit
kinderen uit eerdere cohorten. De auteurs
concluderen na verdere analyse dat een lagere
emotionele binding tussen moeders en kinderen en de overdracht van een hogere risicozoekendheid van ouders tot meer criminaliteit
onder kinderen kunnen leiden. Daarnaast is er
sprake van negatieve selectie-effecten: moeders
uit de periode na de val van de muur zijn gemiddeld jonger, lager opgeleid, vaker alleenstaand
en minder economisch actief.
Chevalier en Marie onderzoeken de relatie tussen sociaaleconomische omstandigheden, zoals
onzekerheid, waarin ouders zich bevinden en
criminaliteit van hun kinderen op latere leeftijd.
Zij benutten hiervoor de val van de Berlijnse
muur in 1989 als externe schok in de sociaaleconomische context en maken gebruik van
gegevens over 50.000 Duitsers uit verschillende
bronnen over de periode 1990–2011. Kinderen
van ouders uit het voormalige Oost-Duitsland
die geboren zijn in de jaren vlak na de val van de
Berlijnse muur in 1989, worden gemiddeld veertig procent vaker gearresteerd dan Oost-Duitse
Werkloosheidsuitkering
Een werkloosheidsuitkering waarbij mensen een
onvoorwaardelijke uitkering krijgen – dus zonder
daar iets voor te hoeven doen – zorgt voor een hogere productiviteit van niet-werklozen, dan wanneer werklozen een uitkering ontvangen op voorwaarde dat ze werk verrichten. Afgezien van dit
verschil verhoogt een werkloosheidsuitkering de
productiviteit van werkenden altijd ten opzichte
van een situatie zonder uitkering. Dit blijkt uit een
veldexperiment van Blanco et al. met 300 studenten
van twee universiteiten in Colombia, waarbij alle
studenten aangenomen werden voor een tijdelijke
baan. Verder blijkt dat in het geval van een onvoorwaardelijke werkloosheidsuitkering het zelfvertrouwen van werklozen significant wordt verlaagd. De
auteurs wijzen er wel op dat, gezien de deelnemers
en opzet van het experiment, het niet zeker is of de
resultaten generaliseerbaar zijn naar reële omstandigheden.
Chevalier, A. en O. Marie (2013) Economic uncertainty,
parental selection, and the criminal activity of the
‘children of the wall.’ GSBE Research Memorandum, 066.
Kinderopvang
Concurrentie in de markt voor kinderopvang heeft een klein, maar
significant positief effect op de
kwaliteit van kinderdagverblijven,
zo volgt uit empirisch onderzoek
van Akgunduz en Plantenga met
gegevens over 34 Nederlandse
dagverblijven over de periode
2010–2011. Zowel oudere als kleinere kinderopvangcentra behalen
gemiddeld hogere kwaliteitsscores.
Het percentage begeleiders van wie
Nederlands niet de moedertaal is,
heeft een negatief effect op de kwaliteit. In lijn met eerder onderzoek
wordt geen significante invloed gevonden van de verhouding van het
aantal begeleiders en kinderen.
Akgunduz, Y.E. en J. Plantenga (2013)
Onevenwichtigheden
Uit empirisch onderzoek van Kool et al. met macroeconomische gegevens van eurolanden over de periode 1999–2011 blijkt dat er sinds de eerste jaren
van de 21e eeuw sprake is van een toenemend, maar
onder Eurolanden gelijkmatige verdeeld, overschot
van de maatschappelijke geldhoeveelheid (M3). In
dezelfde periode is er ook een groeiend overschot
aan krediet, maar deze toename is niet gelijkmatig verdeeld en vindt vooral plaats in de GIIPSlanden zoals Griekenland en Spanje. Dit kan een
probleem zijn omdat ook een relatie wordt gevonden tussen de groei van deze variabelen en het ontstaan van macro-economische onevenwichtigheden, zoals handelstekorten, tussen eurolanden. De
auteurs wijzen op empirisch bewijs dat deze macroeconomische onevenwichtigheden deels de schuldencrisis in Europa hebben veroorzaakt, en adviseren om bij de ontwikkeling van monetaire beleid
meer rekening te houden met de groei en verdeling
van geld- en krediethoeveelheden in de eurozone.
Blanco, M., P.S. Dalton en J.F. Vargas (2013) Does the unem-
Competition for a better future? Effects
ployment benefit institution affect the productivity of wor-
of competition on child care quality.
Kool, C., E. de Regt en T. van Veen (2013) Money overhang,
kers? Evidence from a field experiment. CentER Discussion
Tjalling C. Koopmans Research Institute
credit overhang and financial imbalances in the euro area.
Paper, 057.
Discussion Paper, 014.
CESifo Working Paper, 4467.
Internetmedia
Van bedrijven met tien of meer werknemers gebruikte
in 2012 41 procent sociale media. Met 35 procent van
deze bedrijven als gebruiker zijn sociale netwerken zoals
Facebook het meest in trek. Blogs en microblogs zoals
Twitter worden door 21 procent van de bedrijven gebruikt
732
41%
en multimediasites, zoals Youtube, door 19 procent. Het
percentage bedrijven dat sociale media inzet, vertoont
een positief verband met de bedrijfsgrootte.
dat sociale media gebruikt
CBS StatLine, 15 februari.
(Middel)grote bedrijven
CBS (2013) ICT-gebruik bij bedrijven naar bedrijfsgrootte, 2012.
Jaargang 98 (4674 & 4675) 13 december 2013
Input / output ESB
Concurrentie
De mate van concurrentie in een markt heeft invloed op de mate waarin bedrijven maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Door sterke prijsconcurrentie worden bedrijven gedwongen een kortetermijnstrategie te hanteren om te overleven, terwijl investeringen in maatschappelijk verantwoord
ondernemen vaak juist op de lange termijn wat
opleveren, bijvoorbeeld in de vorm van een betere
reputatie. Dit blijkt uit empirisch onderzoek van
Graafland en Smid door middel van enquêtes met
4694 bedrijven uit twaalf Europese landen. Technologische concurrentie daarentegen leidt juist tot
langetermijnstrategie en heeft een positieve invloed
op maatschappelijk verantwoord gedrag.
Graafland, J. en H. Smid (2013) Competition, time horizon and
corporate social performance. CentER Discussion Paper, 060.
Bankenunie
Zoican en Górnicka onderzoeken de effecten van
een invoering van een bankenunie met een gemeenschappelijk resolutiemechanisme voor bankfaillissementen aan de hand van een theoretisch
model. Uit de resultaten blijkt dat een bankenunie
enerzijds de totale kosten van een bankredding verlaagt doordat ook rekening wordt gehouden met
de externe effecten van een faillissement op andere
landen, waardoor de efficiëntie wordt verhoogd.
Anderzijds zorgt een bankenunie ervoor dat belangrijke systeembanken sneller worden gered, juist
doordat de internationale kosten van een faillissement worden meegenomen, wat leidt tot lagere
prikkels om risico te beperken met mogelijk moreel
wangedrag tot gevolg. Het netto-effect hangt dus af
van de verhouding tussen deze twee effecten.
Leerprestaties
Short-selling
Ohinata, A. en J.C. van Ours (2013) SpillÂ
Pais, A. en P.A. Stork (2013) Short-selling, leverage and sys-
over effects of studying with immigrant
temic risk. Duisenberg School of Finance Discussion Paper, 068
students: a quantile regression appro-
en Tinbergen Institute Discussion Paper, 186.
De aanwezigheid van kinderen van
immigranten in de klas heeft geen
significante invloed op de leerprestaties van hun Nederlandse klasgenoten. Dit concluderen Ohinata
en Van Ours aan de hand van empirisch onderzoek met gegevens,
waaronder de Cito-scores, over
leerlingen van zeshonderd Nederlandse basisscholen over de periode 1996–2005. De resultaten gelden zowel voor kinderen met een
lager als een hoger niveau, voor
verschillende leerjaren en voor zowel wiskunde als taal.
Gedurende de financiële crisis in 2008 hebben veel
overheden restricties geïntroduceerd op short-selling, het verkopen van geleende aandelen om zo te
speculeren op een daling van de beurskoers. De restricties werden ingevoerd om paniek op de beursvloer te voorkomen en zelfversterkende risico’s te
vermijden. Pais en Stork onderzoeken de effectiviteit van deze maatregelen aan de hand van econometrisch onderzoek met gegevens van 45 financiële
instellingen in Frankrijk, Spanje en Italië over de periode 2001–2012. Uit de resultaten blijkt dat er een
positief verband is tussen de mate van short-selling
en de hoogte van risico’s van financiële instellingen.
Daarnaast blijkt dat short-sellers zich vooral richten
op instituties die al lage kapitaalratio’s hebben.
ach. IZA Discussion Paper, 7720.
Promoties
Promotieonderzoeken
worden
regelmatig gedaan als samenwerkingsproject tussen universiteiten
en bedrijven of onderzoeksinstellingen. Hierbij kan de leiding aan
één partij worden toegewezen of
verdeeld worden over beide partijen (shared governance). Uit empirisch onderzoek van Salimi et al.
met gegevens over 191 promotieonderzoeken aan de Technische
Universiteit Eindhoven blijkt dat
geografische afstand de kans op
een keuze voor shared governance
verlaagt. Daarnaast neemt de partij die belangrijke middelen bezit,
zoals geld en data, vaak de leiding
op zich, en leggen private partners
vaker beperkingen op aan de publicatie van het onderzoek dan overheidsinstellingen.
Risicoaversie
Eerder onderzoek laat zien dat ervaringen van mensen de perceptie van en hun reactie op risico’s beïnvloeden. Bucciol en Miniaci vinden bewijs voor
deze hypothese aan de hand van empirisch onderzoek met gegevens van de Dutch Household Survey
over 3250 huishoudens over de periode 1995–
2011. Uit de resultaten volgt verder dat risicoaversie niet stabiel is over de tijd, maar lager is in tijden
van hoogconjunctuur en hoger in tijden van economische crisis. Ook zijn de grootte van het vermogen
van mensen en financiële kennis niet gecorreleerd
met risicoaversie. Veranderende risicopreferenties
kunnen door wijzigingen in de aandelenportfolio
van mensen de stabiliteit van de economie beïnvloeden, bijvoorbeeld doordat veel mensen tegelijk
besluiten bepaalde aandelen met een hoog risico te
verkopen.
Salimi, N., R. Bekkers en K. Frenken
(2013) Governance mode choice in colla-
Zoican, M.A. en L.A. Górnicka (2013) Banking unions: distor-
borative PhD projects. Eindhoven Centre
Bucciol, A. en R. Miniaci (2013) Financial risk attitude, busi-
ted incentives and efficient bank resolution. Tinbergen Insti-
for Innovation Studies Working Paper, 009.
ness cycles and perceived risk exposure. Netspar Discussion
tute Discussion Paper, 184.
Exportduur
Ieder jaar is veertig procent van de exportrelaties van
Nederland met het buitenland nieuw, maar slechts 25
procent van deze relaties duurt langer dan twee jaar. Als
het partnerland lid is van de EU, ligt de overlevingskans
veertig procent hoger. De exportrelaties voor homogene
Jaargang 98 (4674 & 4675) 13 december 2013
Paper, 050.
25%
Exportrelaties met duur
langer dan twee jaar
goederen zoals graan en olie bestaan langer dan die van
heterogene goederen.
Lejour, A. (2013) The duration of Dutch export relations: decomposing firm, country and product characteristics. CPB Discussion
Paper, 258.
733