Vuile cocktail
Aute ur(s ):
Geurts, Ben (auteur)
Kabel, Dick (auteur)
De auteurs zijn verb onden aan de directie afep respectievelijk irf van het ministerie van Financiën. (auteur)
b .m.e.geurts@minfin.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4417, pagina D24, 23 oktober 2003 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
reactie
Keuzekamp en Pomp hebben in de vuile markt voor contractonderzoek op basis van wat economische analyse en eigen observaties een
cocktail gemaakt. De samenstelling van de mix is echter niet op alle punten evenwichtig, zodat het resultaat ons niet op alle punten heeft
kunnen overtuigen.
Opdrachtgevers
Keuzenkamp en Pomp leggen terecht de nadruk op het belang van goed opdrachtgeverschap. Het formuleren van goede
onderzoeksvragen is een kunst apart en vergt de nodige kennis van het beleidsterrein. Het is een wijd verbreid misverstand dat het
uitbesteden van onderzoek een makkelijke manier is om tijd te winnen.
Het formuleren van onderzoeksvragen is niet eenvoudig. Om maximaal te profiteren van de kennis en ervaring van de onderzoekers moet
een en ander voldoende open geformuleerd zijn. Offerteaanvragen waarin opzet en inhoud van het onderzoek tot in detail zijn
uitgeschreven, zijn zinloos. Daarin hebben de auteurs gelijk, maar ze schieten door. Om te voorkomen dat de onderzoeker het wiel
opnieuw uitvindt, moet de kennisvraag in de beleidsdiscussie geplaatst worden. In onze beleving staan onderzoekers vaak ver af van de
beleidsdiscussie en vergroot het verstrekken van informatie over de beleidsmatige context de kans op een voor alle partijen succesvolle
uitbesteding.
Overheidsfalen
In hun pleidooi voor meer – en betere – marktwerking op de onderzoeksmarkt gaan de auteurs makkelijk voorbij aan het risico van
overheidsfalen dat verbonden is aan een door budgetten gestuurde vraag naar beleidseconomisch onderzoek. Vakdepartementen
hebben vaak aanzienlijke onderzoeksbudgetten, maar weinig prikkels om dit geld in te zetten voor een kritische analyse van het eigen
beleid. De druk om het bestaande of voorgenomen beleid te legitimeren is daarentegen groot. Veel onderzoek wordt met dit doel uitgezet.
Seo kan zich blijkbaar permitteren om dit type onderzoek niet of nauwelijks te doen. Dat wil nog niet zeggen dat het slechts een klein deel
van de markt betreft. Het risico dat Don signaleert dat beleidsonderzoek vaak legitimerend is in plaats van informerend, wordt hierdoor te
gemakkelijk van tafel geveegd. Als opdrachtgever ervaren wij het kwaliteitsprobleem sterker dan de auteurs.
Keuzekamp en Pomp stellen dat departementen kiezen voor het CPB vanwege de prijs. Onze ervaring is dat de keuze voor het CPB meer
is ingegeven door kwaliteit, met name de zekerheid ten aanzien van kwaliteit. Wij worden daarin bevestigd door een enquête waarin 627
economen gevraagd werd naar de reputatie van diverse typen onderzoekers1. Welk belang hecht men aan de mening van onder andere
het CPB, een ministerie, academische economen en een particulier adviesbureau? Van de economen zei 75 procent redelijk veel tot veel
belang te hechten aan het oordeel van het CPB. Ten aanzien van de academische economen was 79 procent deze mening toegedaan.
Voor een particulier economisch adviesbureau lag dat percentage met 41 procent aanmerkelijk lager, lager zelfs dan de vijftig procent die
een op het bewuste terrein gespecialiseerde ministeriële stafafdeling scoorde. Kortom, als er een reputatiemechanisme zijn werk doet, dan
zal dat ten faveure werken van het CPB en de academische economen.
Financiering en kwaliteit
Is het onderbrengen van beleidsonderzoek door in instellingen met vaste financiering schadelijk, zoals de auteurs stellen? Het is duidelijk
dat het voor instellingen zonder vaste financiering schadelijk is. Is het daarmee ook suboptimaal? Als het doel is om met collectief geld
opgebouwde kennis optimaal te benutten – en dat lijkt ons een zinvol uitgangspunt – dan is het uitbesteden van contractonderzoek bij
instellingen met een basisfinanciering een nuttige strategie. Als het voor een dergelijk instituut vervolgens efficiënt is om kennis van
anderen te benutten, dan moet men dat zeker doen. Volgens ons gebeurt dit ook. De zin van geld geven aan het CPB die dat vervolgens
weer moet aanbesteden, ontgaat ons. Samenwerken is geen doel op zich en als men het raadzaam vindt meer onderzoek buiten het CPB te
laten plaatsvinden, kan dat beter direct gebeuren.
Ook het CPB inzetten voor kwaliteitsborging lijkt ons weinig doelmatig. Het planbureau zou best de kwaliteit van het werk van de
opdrachtnemer kunnen beoordelen, maar dat is niet waar het de auteurs om gaat. Een beoordeling van de ‘kwaliteit’ van de
achterliggende beleidsvraag, over de relevantie en actualiteit van de probleemstelling, vergt een oordeel over de kwaliteit van het werk
van de opdrachtgever. Wij zien niet in waarom het CPB daartoe het geëigende instituut zou zijn.
Hiermee zijn we terug bij het eerste punt. Goed opdrachtgeverschap is belangrijk. Daar kan ook nog veel aan verbeteren. Dit laat onverlet
dat dit ook geldt voor de kwaliteitsborging bij de aanbieders. Misschien dat daar de markt nog wel iets kan leren van het CPB en andere
publieke kennisinstellingen.
Ben Geurts en Dick Kabel*
Dossier: Beleidseconomie
R. Gerritse, J.W. Oosterwijk en M.A. Ruys: voorwoord Tussen al het geweld…
D.J. Kraann: Inleiding: Positieve economie en beleidseconomie
B.M.E. Geurts en S.E.P. Raes: De Januskop van de beleidseconomie
J.W.M. Mevissen: reactie Januskop of symbiose?
M.C.W. Janssen: reactie Een wetenschapper in de beleidswereld
J. van Sinderen: Het nieuwe strategische denken
T.R.P.J. Kroes: reactie Tussen droom en werkelijkheid
A.W.A. Boot: De Amerikaanse economische adviseurs
E.E.C. van Damme: London: the place to be?
C.W.A.M. van Paridon: Beleidsadvisering in Duitsland
A. Kapteyn: reactie Wie is de beste?
D.J. Wolfson: De rol van de planbureaus
F.J.H. Don: reactie De rol van het cpb
F.J.M. Crone: De hobbelige brug tussen politici en economen
H.A. Keuzenkamp en J.M. Pomp: De vuile markt voor contractonderzoek
B.M.E. Geurts en D. Kabel: reactie Vuile cocktail
P. Rietveld en E. Verhoef: Universiteiten in de markt
A.P. Ros: reactie: De praktijk is soms sterker dan de leer
M.R.P.M. Camps, L.B.J. van Geest en J.A. Vijlbrief: Beleidseconomie binnen de departementale muren
P.A. Donker van Heel: De onwelkome boodschap
S.G. van der Lecq: epiloog We moeten toch wat
1 H. van Dalen en A. Klamer, Telgen van Tinbergen, Balans, Amsterdam, 1996.
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)