Banken veroveren Oost-Europa
Aute ur(s ):
Naaborg, I.J. (auteur)
Scholtens, L.R.J. (auteur)
Beide auteurs zijn verb onden aan de Economische Faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen.l.j.r.scholtens@eco.rug.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4396, pagina 116, 7 maart 2003 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
bankw ezen
Buitenlandse banken lopen vooruit op de toetreding van nieuwe lidstaten tot de eu met vestigingen en overnames. Relevant zijn de
effecten hiervan op het binnenlandse bankwezen in transitielanden.
Onlangs heeft de eu besloten dat acht Oost-Europese landen tot de Europese Unie zullen toetreden in 2004. Met name politiekeconomische aangelegenheden zorgen voor oponthoud1. Met de toenemende expansiedrift naar deze transitielanden sinds het begin
van de jaren negentig loopt het internationale bankwezen reeds een decennium vooruit op de internationale politiek. In dit artikel
tonen we de recente ontwikkelingen betreffende de aanwezigheid en prestaties van buitenlandse banken in Oost-Europa2.
Het bankwezen in transitie
De ineenstorting van de communistische regimes in 1989 plaatste nieuwe regeringen voor de unieke situatie hun financiële systeem
opnieuw in te richten3. In eerste instantie werd veel verwacht van de oprichting van effectenbeurzen. Bij voorkeur werden die gevestigd
in het voormalige hoofdkwartier van de communistische partij om de overgang van plan- naar markteconomie te symboliseren. Het
succes van de beurzen was echter niet onverdeeld positief en veel regeringen zagen zich genoodzaakt het bankwezen te herstructureren.
Beleidsmakers werden zich bewust van het feit dat een goed functionerend financieel systeem, waartoe alle particuliere ondernemers en
bedrijven toegang hebben, van groot belang is voor een gezonde structurele economische ontwikkeling. In de planeconomie bestond in
veel landen één bank met verschillende afdelingen (monobanksysteem). In de beginjaren van de transitie werden die afdelingen vaak
verzelfstandigd. Er werd een aparte centrale bank volgens Westers model ingericht en er kwamen meer spaarbanken, handelsbanken en
commerciële banken (multibanksysteem). Meestal bleven die banken nog in handen van de staat.
Bankencrisis
De snelle politieke en economische veranderingen en de vaak gebrekkige kwaliteit van het bankmanagement in combinatie met een
dominante positie van de staat leidden in de jaren negentig in bijna alle landen in Centraal- en Oost-Europa tot bankencrises. Alle landen
maakten tenminste één bankencrisis mee, soms gecombineerd met een valutacrisis. Het afgenomen vertrouwen van de bevolking in de
banksector leidde in dergelijke gevallen onder andere tot bank-runs, zoals in Albanië en Roemenië.Deze crises hebben de deur opengezet
voor een ingrijpende sanering van het bankwezen, het afstoten van staatsbelang in banken en voor liberalisering. Buitenlandse banken
konden nu beter toegang krijgen en werden vaak als reddende engel verwelkomd. Zij zouden de bankencrisis tot een einde kunnen
brengen en het bankwezen kunnen omvormen tot een geheel van moderne, efficiënte instellingen.
Buitenlandse banken
Zijn buitenlandse banken inderdaad de reddende engel die het inefficiënte bankwezen in transitielanden uit het slop trekken? Of vormen
ze juist een bedreiging voor de binnenlandse banken? Verschillende economen hebben zich gebogen over deze kwestie en de meningen
zijn uiteraard verdeeld4. Enerzijds wordt verondersteld dat buitenlandse banken de allocatie van (spaar)gelden kunnen verbeteren. Hun
jarenlange ervaring in het screenen van investeringsprojecten kan een efficiëntere besteding van middelen tot stand brengen. Ook
kunnen zij de kwaliteit en kwantiteit van financiële diensten verhogen en daarmee de concurrentie stimuleren. Een derde argument vormt
de overdracht van kennis en technologie aan binnenlandse banken. Nadelig is het selectieve kredietaanbod aan multinationale
ondernemingen (mne’s) en het verwaarlozen van midden- en kleinbedrijf (mkb) en gezinnen. De financiering van het mkb is relatief
arbeidsintensief en vergt specifieke kennis. Daarom houden buitenlandse banken zich er meestal in eerste instantie niet mee bezig.
Aangezien het mkb sterk bijdraagt aan werkgelegenheidsgroei, zou de verschuiving van het kredietaanbod naar mne’s de economie geen
goed doen. Een ander nadeel is dat buitenlandse banken de stabiliteit van het financiële systeem in gevaar kunnen brengen, door in
tijden van crisis de kredietkraan dicht te draaien. Het empirisch onderzoek naar de buitenlandse invloed op de prestaties van banken in
transitielanden staat nog in de kinderschoenen5. Wel blijkt dat buitenlandse banken in ontwikkelingslanden beter presteren in termen
van netto rente-inkomsten en winst dan binnenlandse banken. In ontwikkelde landen is de situatie omgekeerd: buitenlandse banken
maken hier minder winst. De komst van buitenlandse banken in transitie-economieën kan men al met al positief beoordelen. Ten eerste is
door hen de samenstelling van de bancaire kredietverlening veranderd. Aangezien buitenlandse banken zich meer richten op de private
sector, heeft deze ook in de transitielanden meer aandacht gekregen en zijn de kredietmogelijkheden voor deze sector toegenomen. Ook
al ging de komst en opkomst van buitenlandse banken gepaard met de ondergang van veel binnenlandse banken, dan lijkt dit toch niet
het eerste doel geweest te zijn van de buitenlandse nieuwkomers omdat zij zich in eerste instantie op een andere markt richt(t)en.
Concurrentievoor- en nadelen
Twee tegengestelde effecten spelen volgens ons een rol bij de concurrentiepositie van buitenlandse banken. Enerzijds zijn de
technologische kwaliteit en de mogelijkheden in termen van menselijk kapitaal van buitenlandse banken veelal superieur aan die van
binnenlandse. Hierdoor kunnen zij risico’s beter analyseren en beheren en hogere rendementen realiseren. Hun reputatie verbetert
waardoor ze ook beter in staat zijn klanten aan te trekken en te behouden. Vooral interne factoren zijn hierbij van belang. Anderzijds
hebben buitenlandse banken een nadeel omdat zij met informatie-asymmetrie worden geconfronteerd. Dit vloeit voort uit hun (externe)
relatie met mogelijk nieuwe klanten zonder staat van dienst. Hun kennis van klanten, handelspraktijken, taal en rechtssysteem lopen
meestal achter op die van binnenlandse banken.
Oost-Europa: de praktijk
De sterke groei in de aanwezigheid van buitenlandse banken is wellicht het meest karakteristieke in de ontwikkeling van het bankwezen
in de transitielanden in de jaren negentig. figuur 1toont het verloop in het relatieve aantal buitenlandse banken alsmede de ontwikkeling
van de relatieve omvang van activa van buitenlandse banken. In alle landen is vanaf het midden van de jaren negentig – toen de
privatiseringsprogramma’s van start gingen – sprake van een snelle groei. Terwijl het aantal buitenlandse banken in het jaar 2000
gemiddeld meer dan de helft uitmaakte van het totaal aantal banken, bedroeg de omvang van de activa van buitenlandse banken zelfs
bijna zeventig procent van het totaal van bancaire activa in de regio. Daarnaast hebben we in tien transitielanden de top drie grootste
banken per land (gemeten naar balanstotaal) onderzocht op buitenlandse invloeden. Zeker 75 procent van de grootste banken in de regio
is in handen van buitenlandse banken, ofwel in de vorm van een dochteronderneming, ofwel in de vorm van een overgenomen – van
oudsher binnenlandse – bank. Culturele en geografische nabijheid lijken in belangrijke mate de herkomst van de buitenlandse
meerderheidsaandeelhouder te bepalen. Zo is in de Baltische staten de Scandinavische invloed evident en zijn in de landen van het
voormalige Habsburgse Rijk de belangen van Oostenrijkse investeerders zichtbaar.
Figuur 1. Buitenlandse banken als percentage van het totaal aantal banken en activa buitenlandse banken in het totaal der bancaire
activa
Nederlandse banken
Van de grote Nederlandse banken is vooral de ing aanwezig in de regio. Naast bankdiensten biedt ing ook levensverzekeringen,
beleggingsfondsen en leasefaciliteiten. Rabobank opereert in Hongarije en Polen en richt zich vooral op de agrarische en
voedingsindustrie. Abn amro, actief in onder andere Polen en Roemenië, richt zich vooral op grote bedrijven en multinationals. In
Hongarije fuseerde abn amro Magyar Bank in 2001 met een dochterinstelling van het Belgische kbc.
Prestaties vergeleken
Om de prestaties van buitenlandse en binnenlandse banken in Oost-Europa te kunnen vergelijken hanteren we drie maatstaven. De
figuren 2 tot en met 4 (figuur 2, figuur 3, figuur 4) tonen het rendement op eigen vermogen, de netto-interestmarge en de operationele
kosten (data op landenniveau, gemiddeld voor deze regio) 6. Het rendement op eigen vermogen (return on equity) blijkt voor de
buitenlandse banken structureel hoger te liggen dan voor binnenlandse banken. Tevens heeft dit een constanter verloop. De
binnenlandse banksector heeft – behalve in 2000 – steeds een negatief rendement. Buitenlandse banken lijken weinig last te hebben
gehad van de crisis in 1998, in tegenstelling tot de binnenlandse banken in vooral Estland en Kroatië. Een prestatiemaatstaf die in
belangrijke mate van invloed is op de opbrengsten van het bankwezen is de netto-interestmarge: het verschil tussen de rente-inkomsten
uit de leningen en de rentekosten die door banken betaald worden. Het blijkt dat er weinig verschil zit in de rentemarge van buitenlandse
en binnenlandse banken sinds het midden van de jaren negentig. Een ander beeld komt naar voren bij de vergelijking van de operationele
kosten. Figuur 4 laat zien dat de kosten van buitenlandse banken structureel lager zijn dan die van binnenlandse banken en dat een
convergentie hiervan nog op zich laat wachten.
Figuur 2. Gemiddelde rendement op eigen vermogen van buitenlandse en binnenlandse banken
Figuur 3. Gemiddelde rentemarge van binnenlandse en buitenlandse banken
Figuur 4. Gemiddelde niet-rentekosten van binnenlandse en buitenlandse banken als percentage van de totale activa per bank
Succes
Herstructurering, liberalisering en dynamiek kenmerken het banksysteem van transitielanden. Buitenlandse banken lijken Centraal- en
Oost-Europa veroverd te hebben. Ze bekleden de topposities in het banksysteem in alle transitielanden. Hun prestaties zijn in het
algemeen beter dan die van de binnenlandse banken. Het niveau van efficiëntie in beide banksectoren convergeert sterk. Hun lagere
kosten lijken erop te wijzen dat buitenlandse banken aanzienlijk efficiënter zijn dan binnenlandse banken, die vaak met grote
investeringen te maken hebben. Vooral in de minst ontwikkelde landen is het verschil aanzienlijk. Binnenlandse banken worden evenwel
in de loop der tijd efficiënter. Dit vindt voornamelijk plaats in het aanwenden van menselijk kapitaal; door scholing kopieert de
binnenlandse sector de buitenlandse efficiëntere bedrijfsvoering. Het succes van de buitenlandse banken kan verklaard worden doordat
zij hun informatienadeel compenseren door enerzijds efficiënter te werken door minder kosten en een betere kwaliteit van het menselijk
kapitaal. Daarnaast zoeken en volgen zij grotere, internationaal opererende cliënten. Op deze manier ondervinden zij geen last van hun
relatief geringere kennis van het regionale dan wel lokale midden- en kleinbedrijf.
Conclusie
Wij menen dat het relatieve voordeel van buitenlandse banken in Centraal- en Oost-Europa geleidelijk zal verdwijnen. De oorzaak hiervan
is innovatie en verbetering van het menselijk kapitaal. Buitenlandse banken zouden, meer dan zij nu doen, de mogelijkheden en risico’s in
bijvoorbeeld Centraal-Aziatische landen kunnen onderzoeken teneinde hun comparatieve voordelen daar optimaal verder te benutten
voor groei en winst. In landen met slecht ontwikkelde banksystemen zijn de risico’s echter aanzienlijk groter.
1 K. Guijaux en R. Doornbosch, Instituties in kandidaat-lidstaten, ESB, 4 oktober 2002, blz. 703-705.
2 Gebaseerd op I.J. Naaborg, L.J.R. Scholtens, J. de Haan, H.M. Bol en R.T.A. de Haas, How Important are foreign banks in European
transition countries? A comparative analysis, Journal of Emerging Market Finance, te verschijnen in 2003.
3 Voor analyse zie L.J.R. Scholtens, Financial regulation and financial system architecture in Central Europe, Journal of Banking and
Finance, jrg. 24, 2000, blz. 524-553.
4 Zie R. Levine, Foreign banks, financial development and economic growth, in: C. Barfield (ed.), International trade in financial services.
Washington, DC: American Enterprise Institute, 1996; S. Claessens, A. Demirgüc-Kunt en H. Huizinga, How does foreign entry affect
domestic banking markets?, Journal of Banking and Finance, vol. 25, blz. 891-991, 2001;J.S. Crystal, B.G. Dages en L.S. Goldberg, Does
foreign ownership contribute to sounder banks in emerging markets?, Federal Reserve Bank of New York, Staff Reports, nr. 137, 2001.
5 Voorbeelden zijn I.J. Naaborg, B.W. Lensink en L.J.R. Scholtens, Bankownership and performance in transition economies, mimeo,
2003; E. Kraft en D. Tirtiroglu, Bank efficiency in Croatia: A stochastic-frontier approach, Journal of Comparative Economics, vol. 26, blz.
282-300, 1998; H. S. Yildirim, C.G. Philippatos, Efficiency of banks: recent evidence from the transition economies of Europe-1992-2000,
mimeo, 2001; The effects of deregulation, restructuring, and privatization on the competitiveness of the banking industry: recent
evidence from 14 transition Economies, mimeo, 2001; C. Green, V. Murinde, I. Nikolov, The efficiency of foreign and domestic banks in
Central and Eastern Europe: evidence on scale and scope, mimeo, 2002.
6 Het rendement op eigen vermogen geeft de mate van winstgevendheid weer. De gemiddelde rentemarge is een indicatie voor de
efficiëntie van de kredietmarkt, terwijl de kosten van een bank iets zeggen over de operationele efficiëntie van de organisatie. Een bank is
gedefinieerd als buitenlands indien meer dan vijftig procent van de aandelen in één of meer buitenlandse handen is.
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)