Meespelen of spelbreken
Aute ur(s ):
Lecq, F. van der
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4375, pagina 657, 20 september 2002 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
Het kabinet windt er in de Miljoenennota 2003 geen doekjes om: de concurrentiepositie van Nederland is de afgelopen jaren
drastisch verslechterd en dat komt door de stijging van het loonniveau. Nederland zal de lonen moeten matigen. Een aanpak van de
problemen met pensioenen en een nog actievere inzet van werklozen, inclusief de verborgen werklozen die in de wao zitten, is
geboden. De aankomende cao-ronde moet daarnaast zorgen voor een beheerste loonontwikkeling 1.
In de mev geeft het cpb een raming voor de (geschoonde) inflatie in 2002 van 31/4 procent en in 2003 van 21/4 procent 2. Het cnv zet in
op ongeveer deze bandbreedte. Fnv-voorman De Waal liet onlangs opnieuw weten achteraf te willen afrekenen, zodat een loonstijging
van bijvoorbeeld 31/2 procent zal worden beschouwd als amper meer dan prijscompensatie voor 2002. Voor De Waal is de inflatie de
ondergrens 3. Alles daarboven is natuurlijk mooi meegenomen, want waarom zou de factor arbeid niet een deel van de
productiviteitsstijging mogen krijgen?
Het kabinet ziet dit anders. Met een heuse Hoogervorst-shuffle presenteerde de nieuwe minister van Financiën afgelopen vrijdag tijdens
een persconferentie de plannen voor een “remweg voor de looneisen”, die voortkomt uit de “zeer strakke kaders” van de begroting. Het
kabinet wil “overleg opstarten en de partners trachten te overtuigen van de noodzaak een duidelijke knik aan te brengen in de
contractloonontwikkeling”. Het streeft zelfs naar een Centraal Akkoord “dat leidt tot een matiging van de contractlonen tot het
inflatieniveau”, aldus de Miljoenennota. Hoewel uit de roep om overleg het vertrouwde poldergeluid nagalmt, staan de regering en de
bonden tegenover elkaar. Na de vertrouwensbreuk rondom het ser-advies inzake de wao is de kans op een polderoplossing er niet groter
op geworden. Dit wordt de keiharde speltheorie van het gevangenendilemma.
In dit spel kunnen beide partijen, het kabinet en de bonden, kiezen of ze voor hun eigen gewin gaan, of gaan meewerken aan een
oplossing die, volgens het kabinet, voor het land als geheel de beste is. In concreto heeft de coöperatieve uitkomst de vorm van
integrale loonmatiging, waardoor de concurrentiepositie van Nederland zich herstelt. Een forse loonstijging voor de eigen achterban
brengt de export in gevaar en daarmee ook het inkomen van de andere partij. Bovendien heeft een opwaartse loonontwikkeling invloed
op de opbouw van pensioenrechten en de daarvoor benodigde premies. Het kabinet kiest expliciet voor de coöperatieve strategie door
voor de collectieve sector uit te gaan van een contractloonstijging van maximaal 21/2 procent. Vanuit het perspectief van achteraf
afrekenen impliceert dit een koopkrachtdaling; vanuit een prospectieve blik zou het in elk geval prijscompensatie zijn. Ook de sectoren
zorg en welzijn moeten het met dit percentage gaan doen.
Deze coöperatieve strategie maakt het des te verleidelijker voor de bonden om hun looneisen te handhaven. De achterban zal het directe
effect er gunstig uit te springen ten opzichte van de collectieve sector waarderen. De effecten op export en economische groei zijn niet
voor iedereen even merkbaar. De bonden hebben daardoor mogelijk te weinig prikkels om ook de coöperatieve strategie te kiezen. Het
kabinet lijkt zich dit te hebben gerealiseerd en biedt een lokkertje aan. Het is bereid “de loonmatiging te ondersteunen met een pakket van
lastenverlichtende maatregelen van 0,5 miljard euro” mits er daadwerkelijke loonmatiging plaatsvindt. Dit kan dus alleen achteraf
plaatsvinden. De geloofwaardigheid van de overheid wordt hiermee cruciaal: zullen de bonden de lonen matigen omdat zij erop
vertrouwen dat de regering alsnog met lastenverlichting komt? Ondanks al het geroep over normen en waarden zijn de recente
ervaringen niet gunstig. Behalve het eerdergenoemde ser-advies staan ook de spaarloonregeling, de heffingskorting op groene energie
en enkele andere zichtbare zaken onverwacht snel op het spel.
Zelfs al lukt het om de coöperatieve uitkomst te bereiken, dan nog is de vraag of dit zo goed is voor Nederland als de Miljoenennota
suggereert. De Raad van State merkt op dat het achterblijven van de ambtenarensalarissen bij de salarissen in het bedrijfsleven de
kwaliteit van de overheid niet ten goede zal komen 4. Liever ziet de Raad dat de overheid prioriteiten stelt en besparingen via
posterioriteiten realiseert. Naast deze vraag naar de invloed van een loonmatiging op de kwaliteit van de collectieve sector, is er de vraag
naar de invloed ervan op de consumptieve bestedingen. De invloed van de invoering van de chartale euro was moeilijk in te schatten, de
eventuele uitval van de consumptieve vraag is dat ook. Particulieren steken zich in toenemende mate in de schulden om hun
consumptieniveau te handhaven, maar zullen binnenkort de tering naar de nering moeten zetten. De minister van Economische Zaken
heeft al plannen voor het communiceren van normen en waarden. Die zijn relatief geloofwaardiger dan de uitspraak van minister
Hoogervorst, die al shuffelend stelde: “Ik doe werkelijk al het mogelijke om de economie te stimuleren”. Ook hij kan niet alles tegelijk
1 Miljoenennota 2003, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28 600, nr.1, blz. 8 en blz. 66.
2 Centraal Planbureau, Macro Economische Verkenning 2003, Den Haag, Sdu uitgevers, 2002, blz. 88.
3 M. Croon, CNV eist 2,25 tot 6,5 procent meer loon, NRC Handelsblad, 16 september 2002.
4 Raad van State, Advies inzake Miljoenennota 2003, Den Haag, 9 september 2002, opmerking 5.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)