Ga direct naar de content

Multinationals en internationaal milieubeleid

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 9 2009

Multinationals kunnen overal activiteiten ontplooien. Vooral
bedrijven met relatief zwakke milieuprestaties en slecht
milieubeleid zoeken hun toevlucht tot landen met zwakke
milieuregelgeving. Opmerkelijk is dat deze multinationals
hun activiteiten niet bij uitstek onderbrengen in de armste
of meest corrupte landen. De best presterende bedrijven
vermijden landen met zwakke milieuregels.

B

Lammertjan Dam en
Bert Scholtens
Universitair docent en
bijzonder hoogleraar
aan de Rijksuniversiteit
Groningen

ecchetti et al. (2005) suggereren dat er
een relatie bestaat tussen enerzijds de
grootte en internationaliseringsgraad van
bedrijven en anderzijds hun gevoeligheid
voor wensen van belangengroepen (werknemersorganisaties, consumentenorganisaties, actiegroepen)
om rekening te houden met niet-financiële aspecten
bij hun beslissingen. Juist grote internationale bedrijven zouden meer aan maatschappelijk verantwoord
ondernemen (MVO) doen. Een empirische onderbouwing van deze visie ontbreekt evenwel. Onder MVO
wordt verstaan dat bedrijven meer doen dan wat
wettelijk voorgeschreven is (McWailliams en Siegel,
2001; Heal, 2008). Waarom zouden bedrijven dat
eigenlijk doen? In de literatuur bestaan drie verschillende, elkaar niet geheel uitsluitende, motieven:
schone schijn, altruïsme en strategie (Baron, 2001).
Schone schijn houdt in dat bedrijven niets substantieels veranderen in hun bedrijfsvoering, maar een
bepaalde goede activiteit in de schijnwerpers plaatsen, ook wel window dressing genoemd. Bij altruïsme
doet het bedrijf het goede omdat het management
en de werknemers er oprecht van overtuigd zijn dat
het de enige juiste manier is om zaken te doen. Bij
strategische overwegingen om maatschappelijk verantwoord te ondernemen verwacht het bedrijf dat dit
op termijn hogere opbrengsten met zich meebrengt
dan de kosten die ermee gemoeid zijn. De vraag is of
dit maatschappelijk verantwoord gedrag ook buiten
de landsgrenzen optreedt. Met name of het ook
terug te vinden is in het internationaliseringsgedrag
van multinationals. Daarmee raakt dit onderzoek aan
de zogenaamde pollution haven hypothesis (PHH):
door striktere milieuwetgeving in de ontwikkelde
landen gaan bedrijven hun vervuilende bezigheden
ontplooien in landen met lagere milieustandaarden
(Mani en Wheeler, 1997). Landen met zwakkere
milieu-eisen fungeren dan als vervuilingsparadijs
voor de multinationals, in navolging van het begrip
belastingparadijs voor landen met lage effectieve
belastingtarieven. Bij de keuze van het land van
vestiging wordt rekening gehouden met de MVOprestaties van de multinational. Zullen multinationals

met een goed rapportcijfer op hun milieugedrag zich
juist vaker of juist minder vaak vestigen in landen
met een zwakke milieuwetgeving? Met andere
woorden, zijn ze consistent in hun verantwoord
ondernemen of is het schone schijn?

Data en model
Om de PHH voor feitelijke vestigingsplaatsen van
multinationals te testen wordt onder meer gebruikgemaakt van gegevens over milieuregels in de verschillende landen. In een binair model voor locatiekeuze
is de keuze voor vestiging in een bepaald land de
afhankelijke variabele. Voor elk bedrijf wordt dan
n
­ agegaan waar de keuze voor vestiging in een land
van afhangt. De vraag is of er een significante
samenhang bestaat tussen de milieuprestaties
(beleid, gedrag) van een bedrijf en de milieuwetgeving, corruptie en inkomens­ iveau in het land van
n
mogelijke vestiging. De milieuprestaties worden
berekend als een factorscore op ­ erschillende indica­
v
toren van milieugedrag en ‑beleid, zoals rapportage,
managementsystemen en prestaties. Daarnaast
wordt rekening gehouden met standaard-bedrijfskarakteristieken als grootte en leeftijd van het bedrijf,
de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen,
liquiditeit en marktkapitalisatie. Verder wordt nagegaan of taalverschillen tussen het hoofdkwartier en
het land van mogelijke vestiging een rol spelen, of
een gemeenschappelijk (koloniaal) verleden, of juist
het juridische systeem. De gegevens over de milieuprestaties van bedrijven zijn afkomstig van het Britse
bureau EIRIS; de gegevens over vestigingsplaatsen
van (dochter)bedrijven en bedrijfsgegevens van
Amadeus; macro-economische en politiek-juridische
landeninformatie is gebaseerd op gegevens van de
Wereldbank en koersgegevens zijn afkomstig van
Datastream.
De volgende relatie wordt geschat:
E[Yij ] = Prob.(Yij = 1)
= Λ (αj Landj + βk Sector + η Voormalige kolonie +
γi Bedrijfi + δ (Milieuprestatiesi × Paradijsj )
Hierbij zijn Land en Sector de zogenaamde vaste
effecten voor het respectievelijke land en de sector.
Milieuprestatiesi is de milieuscore van bedrijf i. De
relatie voor drie verschillende modelparen is getest.
De modelparen die getest zijn, verschillen met
betrekking tot de operationalisering van de variabele
Paradijsj. Voor de modellen 1 en 2, is Paradijsj een
indicator van de milieuwetgeving in land j. Hierbij

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4551) 9 januari 2009

13

internationaal

Multinationals en internationaal
milieubeleid

Tabel 1

Vestigingspatroon van multinationals en mogelijke paradijzen in ontwikkelingslanden.1

Coefficient
(P-waarde)
Controle Variabelen
Log Marktkapitalisatie

Model 1

Model 3
Model 4
Model 5
Model 6
het paradijs in dit model heeft betrekking op:
Milieuwetgeving
Corruptie
Inkomen
0,338***
0,325***
0,318***
0,328***
0,326***
0,324***
(13,31)
(14,24)
(14,17)
(14,34)
(13,87)
(12,36)
0,335***
0,336***
0,339***
0,335***
0,332***
0,365***
(14,41)
(15,83)
(16,43)
(16,08)
(14,78)
(15,47)
0,169***
0,149***
0,160***
0,162***
0,157***
0,139***
(4,58)
(4,47)
(4,96)
(4,97)
(4,54)
(3,56)
-0,692***
-0,866***
-0,829***
-0,764***
-0,814***
-0,891***
(-4,22)
(-5,28)
(-5,19)
(-4,90)
(-4,96)
(-4,92)
0,507***
0,517***
0,513***
0,507***
0,514***
0,507***
(20,54)
(23,59)
(24,03)
(23,47)
(22,54)
(18,53)
0,808***
0,788***
0,811***
0,801***
0,793***
0,815***
(3,80)
(4,53)
(4,72)
(4,58)
(4,30)
(4,16)
-0,207***
-0,227***
-0,192***
-0,199***
-0,179***
-0,172***
(-7,13)
(-7,38)
(-7,01)
(-6,96)
(-6,59)
(-5,69)

Log Leeftijd
Log Liquiditeit
Hefboom
Log werknemers
Voormalige kolonie
Milieuprestaties
Paradijs
interactie term
Milieuprestaties
– Milieuwetgeving
Milieuprestaties
– Milieubeleid en -verdragen
Milieuprestaties
– Corruptiebeheersing
Milieuprestaties
– Corruptieperceptie
Milieuprestaties
– Internationale armoede
Milieuprestaties
– Nationale armoede
Aantal waarnemingen

Model 2

0,071***
(3,18)
0,057*
(1,83)
0,024
(0,59)
0,008
(0,18)
0,033
(1,21)

32.270

53.015

61.313

49.788

41.951

0,000
(0,26)
37.802

Kortheidshalve zijn de vaste effecten voor de landen en sectoren niet vermeld. De t-waarden zijn berekend met Huber-White robust standard errors.
* geeft aan een betrouwbaarheidsniveau van 10%; ** van 5%; *** van 1%.

1

wordt de relatie onderzocht met de perceptie van de milieuwetgeving op grond
van een uitgebreide enquête van de Wereldbank, respectievelijk de participatie
van het land in internationale overeenkomsten. Voor model 3 en 4 wordt gebruikgemaakt van twee corruptiemaatstaven, te weten de corruptieperceptie-index van
Transparency International en de maatstaf corruptiebeheersing van de Wereldbank.
Voor model 5 en 6 is Paradijsj een indicator van het inkomen in land j. Dat wordt
gemeten met een internationale maatstaf (percentage van de bevolking met een
inkomen van minder dan twee dollar per dag) en met een nationale maatstaf
(percentage van de bevolking onder de armoedegrens). Λ is de logistische kansdichtheidsfunctie. Hogere waarden van Milieuprestatiesi geven beter milieuprestaties van het bedrijf aan. Hogere waarden van Paradijsj geven aan dat de milieuwetgeving als beter wordt gepercipieerd (model 1 en 2), dat er minder corruptie is
(model 3 en 4) of dat er minder armoede is (model 4 en 5). Bij uitstek relevant is
natuurlijk de coëfficiënt δ van de interactieterm Milieuprestatiesi × Paradijsj.

bij vooral plaats naar landen met zwakke milieuregelgeving. Opmerkelijk is dat de multinationals die
slecht presteren op MVO hun activiteiten niet bij
uitstek onderbrengen in de armste of meest corrupte
landen. Tevens blijkt dat de best presterende bedrijven duidelijk landen met zwakke regelgeving vermijden. Daarom wordt hier geconcludeerd dat MVO
van multinationals ook tot uitdrukking komt in hun
vestigingsgedrag. Verantwoord onder­ emen houdt
n
dus niet op bij de grens.

Literatuur
Baron, D. (2001) Private politics, corporate social responsibility
and integrated strategy. Journal of economics and management

Analyse

strategy, 10(1), 7–45.

In tabel 1 staan de resultaten voor de niet-OESO-landen die niet tot de zogenaamde high-income countries van de Wereldbank behoren (Dam en Scholtens,
2008). De controlevariabelen zijn alle significant, maar worden hier kortheidshalve niet vermeld. Uit tabel 1 blijkt dat de pollution haven hypothesis niet verworpen kan worden vanwege een significant en positief interactie-effect in model
1 en 2. Op grond hiervan blijkt dus dat met name bedrijven met zwakke milieuprestaties zich vaker vestigen in landen met zwakke milieuwetgeving en ook in
landen die minder vaak deel uitmaken van internationale milieu-overeenkomsten.
Opmerkelijk is tevens dat dergelijke bedrijven niet significant vaker gevestigd zijn
in landen met veel corruptie en evenmin in de armste landen.

Becchetti, L., S. di Giacomo en D. Pinnachio (2005) Corporate
social responsibility and corporate performance: evidence
from a panel of US listed companies. CEIS Research Paper Series,
26–78.
Dam, L. en B. Scholtens (2008) Environmental regulation and
MNEs location: Does CSR matter? Ecological economics, 67(1),
55–65.
Heal, G. (2008) When principles pay. Corporate social responsibility
and the bottom line. New York: Columbia Business School.
Mani, M. en D. Wheeler (1997) In search of ‘pollution-havens’?
Dirty industry in the world economy, 1960–1995. Working paper
series. Research project on social and environmental
consequences of growth-oriented policies, policy research
department. Washington: World Bank.

Conclusie
Deze analyse toont duidelijk aan dat vluchtgedrag vooral optreedt bij bedrijven
met relatief zwakke milieuprestaties en slecht milieubeleid. De vlucht vindt daar­

14

ESB

94(4551) 9 januari 2009

McWilliams, A. en D. Siegel (2001) Corporate social responsibility: A theory of the firm perspective. Academy of management
review, 26(1), 117–127.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Auteurs