Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 25 2008

input
Groei- en stabiliteitspact

Bosbedrijven

Voor het Centre for Economic Policy Research onderzoeken
Ribeiro, Beetsma en Schabert het effect van begrotingsnormen
op de nationale welvaart, in het kader van de hervorming van
het Groei- en Stabiliteitspact in 2005. Een begrotingsnorm voor
het tekort geeft de zittende regering de verantwoordelijkheid
voor datgene waar zij ook daadwerkelijk invloed op heeft, namelijk het tekort. Een begrotingsnorm voor de overheidsschuld
biedt volgens Ribeiro et al. meer flexibiliteit bij bezuinigingen.
Volgens de auteurs is de welvaart bij toepassing van beide begrotingsnormen hoger onder een norm voor de overheidsschuld
dan onder een norm van overheidstekorten. De auteurs stellen
hiermee dat de hervorming van het Groei- en Stabiliteitspact
een goed idee was, omdat de aandacht minder op tekortregels
en meer op schuldregels is komen te liggen.

Voor Alterra en het Landbouw Economisch Instituut doen Oude
Lansink et al. onderzoek naar de efficiëntie van bosbeheer,
waarbij zij efficiëntie definiëren als het verschil tussen de
opbrengsten van het bosbeheer en de maximaal haalbare opbrengsten met dezelfde middelen. De opbrengsten zijn daarbij
onder andere die uit de houtoogst en die voor de samenleving in
de vorm van het aantal recreanten in het bos. De bossen van de
meest efficiënte bosbeheerders zijn volgens Oude Lansink et al.
vijftig tot honderd hectare groot. Ook zijn bosbeheerders in het
midden en zuiden van Nederland over het algemeen efficiënter
dan bosbeheerders buiten deze regio.
Oude Lansink, A., S. Rijnhard, A. de Jong, J. Luijt en M. van Wijk (2008)
Efficiëntie van bosbedrijven. Den Haag: LEI.

Ribeiro, M.P., R. Beetsma en A. Schabert (2008) A comparison of debt and
primary-deficit constraints. CEPR discussion paper.

Verzekeraars
Discriminatie
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
bericht dat de werkloosheid in de OESO-landen met 5,6 procent
het laagste percentage sinds 1980 is. De OESO vindt echter
dat dit nog geen reden is om met hervormingen te stoppen. Met
name de werkgelegenheid onder jongeren, vrouwen en ouderen
blijft volgens de OESO laag. Voor een deel komt dit door discriminatie. Zo valt dertig procent van het verschil in lonen tussen
mannen en vrouwen en acht procent in het verschil in arbeidsparticipatie te verklaren door discriminatie op de arbeidsmarkt.
Daarnaast blijken allochtonen veertig tot vijftig procent langer te
moeten zoeken naar een baan en verdienen zij gemiddeld tien
procent minder dan autochtonen. De OESO stelt dat de discriminatie al enigszins is afgenomen door de sterkere concurrentie,
waardoor werkgevers harder gestraft worden voor hun vooroordelen door inefficiënt opereren, maar beveelt nog wel meer antidiscriminatiewetgeving aan.
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (2008)
Employment Outlook. Parijs: OESO.

CEO-winnaars

Het Verbond van Verzekeraars bericht dat het premievolume
van de verzekeringsbranche in 2007 met drie procent licht is
gegroeid ten opzichte van 2006. Dit brengt het totale premie­
volume, ofwel de totale hoeveelheid geïnde premie, in de
verzekeringsmarkt op 76 miljard euro. De groei vindt met name
plaats in de premievolumes voor levensverzekeringen en zorgverzekeringen, terwijl de stijging van het premievolume in de
schadeverzekeringsmarkt een procent bedraagt en daarmee
achterblijft bij de inflatie. De reële daling in het premievolume
in de schadeverzekeringsmarkt komt volgens het Verbond van
Verzekeraars door de felle concurrentie op deze markt in combinatie met een verzadiging van deze markt.
Verbond van Verzekeraars (2008) Financieel jaarverslag verzekeringsbranche
2007. Den Haag: Verbond van Verzekeraars.

Metalektro
Kriechel, De Grip en Coenen van het
Researchcentrum voor Onderwijs en
Arbeidsmarkt doen onderzoek naar de
metalektrosector. Zij vinden dat de
werkgelegenheid zich het afgelopen jaar
heeft gestabiliseerd, maar voorzien door
de vergrijzing een uitstroom van oudere
werknemers. Kriechel et al. voorspellen
problemen bij het opvullen van de vacatures die ontstaan ter vervanging van deze werknemers. Daarnaast
stellen de auteurs dat door voortschrijdende innovatie de vraag
naar hoger opgeleid personeel groter wordt. Om deze problemen
op te lossen stellen zij aan de metalektrosector voor om meer
samen te werken met onderwijsinstellingen, zowel bij de werving
van nieuw personeel, door middel van stages, als bij het verder
opleiden van het bestaande personeel.

Voor het National Bureau of Economic Research onderzoeken
Malmendier en Tate het gedrag van CEO’s nadat zij een prijs
hebben ontvangen, bijvoorbeeld wanneer zij zijn uitgeroepen tot
beste manager van het jaar. Nadat CEO’s een prijs hebben ontvangen vinden Malmendier en Tate dat op een termijn van een
tot drie jaar de aandelenprijs van het bedrijf van een winnende
CEO significant achterblijft bij de aandelenprijs van de bedrijven
van vergelijkbare, niet-winnende CEO’s. Daarnaast blijkt dat winnende CEO’s door hogere onderhandelingskracht meer betaald
krijgen na hun prijs, ondanks de slechtere prestatie.

Kriechel, B., A. de Grip en J. Coenen (2008) Arbeidsmarktmonitor metalektro

Malmendier, U. en G. Tate (2008) Superstar CEO’s. NBER working paper 14140.

editie 2008. Maastricht: ROA.

452

ESB

93(4540) 25 juli 2008

output
Ondernemerschap

Voedsel en Waren

Hessels, Suddle en Mooibroek van het EIM onderzoeken het
ondernemersgedrag van Nederlanders. In 2007 was 5,2 procent van de volwassen bevolking betrokken bij nieuwe ondernemerschapsactiviteiten, tegenover 5,4 procent in 2006. Dit
terwijl de angst om te ondernemen minder is geworden. Hield
in 2006 de angst om te gaan ondernemen nog 29 procent van
de Nederlandse bevolking tegen om een nieuw bedrijf te starten, in 2007 was dit 21 procent. Het belangrijkste motief om
ondernemer te worden is onafhankelijkheid. Daarnaast vergelijken Hessels et al. de regionale verschillen in ondernemerschap
tussen Amsterdam, Twente en Oost-Groningen. Amsterdam kent
de meeste nieuwe ondernemers, terwijl de nieuwe ondernemers
in Twente het meest op innovatie gericht zijn.

De Voedsel en Waren Autoriteit
schrijft in haar jaarverslag van
2007 dat het voedsel op de
Nederlandse markt over het
algemeen veilig is, maar dat
controles op voedselkwaliteit
nodig blijven. Daarnaast onder­
zocht de VWA de veiligheid van
speelgoed. Tachtig procent van
het ingevoerde speelgoed in Nederland was afkomstig uit China.
Van de onderzochte producten bleek in 2007 bijna twintig
procent onveilig, tegenover veertien procent in 2006. De VWA
wijt dit echter niet aan een toegenomen onveiligheid, maar stelt
dat zij beter in staat is onveilige producten op te sporen. De
VWA stimuleert daarnaast een verdere samenwerking ­ussen
t
de Europese lidstaten en ziet voor zichzelf een belangrijke
Europese rol als veiligheidscontroleur, vanwege het belang van
de Rotterdamse haven als doorgeefluik.

Hessels, S.J.A., K. Suddle en M. Mooibroek (2008) Global entrepreneurship
monitor 2007 the Netherlands. Zoetermeer: EIM.

Pensioenen
In zijn kwartaalbericht schrijft De Nederlandsche Bank over de
Europese Pensioenrichtlijn, die grensoverschrijdende pensioendiensten mogelijk maakt. Door de invoering van deze richtlijn
staat de Europese pensioensector volgens DNB voor belangrijke
uitdagingen. De pensioensector verschilt sterk tussen landen.
Zo heeft de Nederlandse pensioensector een kapitaaldekkingsgraad van bijna honderdveertig procent, terwijl landen als Italië
en Griekenland niet verder komen dan een tot vijf procent.
Ook bestaan er grote verschillen in de toezichtregels op pensioenfondsen. Volgens DNB is het echter niet vast te stellen
of de verschillen in pensioentoezicht ook leiden tot verschillen
in pensioenbescherming. Dit vereist volgens DNB een risico­
georiënteerd en marktconsistent toezichtkader waarin alle
pensioenfondsen kunnen worden beoordeeld.
De Nederlandsche Bank (2008) Europees pensioentoezicht: grensoverschrijdende
dienstverlening vraagt om convergentie. DNB kwartaalbericht juni 2008, 15–23.

Onderwijs
Webbink en Van der Steeg van het Centraal Planbureau stellen
dat beleid op de kwaliteit van onderwijs sterk kan bijdragen
aan de Nederlandse welvaart, maar dat de effecten van het
beleid vaak niet bekend zijn. Dit heeft volgens hen te maken
met de manier waarop evaluaties tot stand komen. Veelal wordt
wel het proces van de invoering van nieuw beleid geëvalueerd,
maar niet het resultaat. Daarnaast zijn controlegroepen nodig
om effectieve beleidsevaluaties te maken. Webbink en Van der
Steeg pleiten voor het introduceren van pilots in onderwijshervormingen, waar enkele scholen wel, en andere scholen niet aan
meedoen, zodat automatisch een controlegroep van de scholen
die niet meedoen ontstaat.

Voedsel en Waren Autoriteit (2008) Poortwachter van Europa. Den Haag: VWA.

Vakantie
Het Centraal Bureau voor de Statistiek bericht over het vakantiegedrag van Nederlanders. In 2007 zijn 12,5 miljoen
Nederlanders op vakantie gegaan, ofwel 81 procent van de
Nederlandse bevolking. Wanneer de bestemming binnenslands
is, gaan Nederlanders het liefst naar Gelderland. De meeste
lange vakanties hebben een duur van gemiddeld 9,9 dagen. Van
de Nederlanders die voor een lange vakantie naar het buitenland
gaan, gaat er vijftien procent naar Frankrijk, dertien procent
naar Duitsland en elf procent naar Spanje. Als logiesvorm was
de vakantiebungalow met 39 procent favoriet in het binnenland,
terwijl met 35 procent van de vakanties in het buitenland het
meest gekozen werd voor een hotel. Zowel in het binnenland
als in het buitenland werd het vaakst gekozen voor de auto als
vervoermiddel.
Centraal Bureau voor de Statistiek (2008) Vakanties van Nederlanders 2007.
Voorburg/Heerlen: CBS.

Roken

Webbink, D. en M. van der Steeg (2008) Essay voor de parlementair onderzoekscommissie onderwijshervormingen. Den Haag: Centraal Planbureau.

TNS NIPO onderzoekt voor de stichting Stivoro hoeveel mensen
gestopt zijn met roken en deed daarvoor in de eerste week na
het rookverbod in de horeca een steekproef onder 649 personen
die in mei 2008 nog rookten. Op basis van deze steekproef stelt
TNS NIPO dat tussen mei en juli dit jaar in Nederland ongeveer
600.000 rokers een poging tot het stoppen met roken hebben
ondernomen, ofwel zeventien procent van de in totaal 3,5 miljoen Nederlandse rokers. Van alle rokers geeft 29 procent aan
dat zij nog voor 1 januari 2009 willen stoppen.
TNS NIPO (2008) Meting stoppers-met-roken juli 2008. Den Haag: TNS NIPO.

ESB

93(4540) 25 juli 2008

453