Ga direct naar de content

Een verzekeringsparadox

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 7 2007

markten

Een verzekeringsparadox
Verzekeraars hebben een prikkel om de schadelast te
verminderen want dit vergroot het verschil tussen premieinkomsten en uitgaven. Maar ze hebben óók een prikkel
om de schadelast in stand te houden want zonder schade
geen verzekering.

V

erzekeringsmaatschappijen worden geconfronteerd met twee typen kosten: kosten die
niet, en kosten die wel gerelateerd zijn aan
de verzekerde schadelast. Het eerste type
omvat zaken als gebouwen, personeelskosten en
marketing. Het is in het belang van een verzekeraar
om deze kosten zo laag mogelijk te houden want een
daling van deze kosten verhoogt het verschil tussen
de premie-inkomsten en uitgaven, en daarmee de
winst. Een voldoende mate van effectieve concurrentie op de markt voor verzekeringen zal deze kosten
moeten drukken. Het tweede type kosten bestaat
uit de verzekerde schadelast die omgeslagen wordt
over polishouders. Zoals zal blijken, is de relatie
tussen deze kosten en de winsten van verzekeraar
niet eenduidig. Als zodanig verhoogt de verzekerde
schadelast de kosten per polis. De gebeurtenis waartegen vragers zich verzekeren komt immers van tijd
tot tijd voor en de verzekeraar moet dan de schade
vergoeden conform de polisvoorwaarden. Maar een
daling van deze kosten vertaalt zich niet per se in
een stijging van de winsten van verzekeraar, want
een lagere dekking impliceert een minder aantrekkelijke polis, en daarmee een dalende vraag naar
deze polis.

De vraag naar verzekeringspolissen

Jeroen Hinloopen
Universitair hoofddocent
aan de Universiteit van Amsterdam en hoogleraar aan

Om een verzekering aan te kunnen bieden moet
de verzekeraar de collectieve vraag naar specifieke
polissen kennen. Deze collectieve vraag volgt uit
de afweging van individuele consumenten om zich
te verzekeren of niet. Ga uit van een consument i
en die met een kans
die beschikt over inkomen
wordt geconfronteerd met een schade
S. De consument kan zich verzekeren tegen deze
schade door een premie p te betalen. In geval
van schade keert de verzekeraar het bedrag S uit.
Of een consument de polis koopt hangt af van
het nut dat hij eraan ontleent. Als de consument
geen verzekering afsluit dan is zijn verwachte nut
waarbij
het
nut weergeeft dat consument i ontleent aan inkomen
X. Als de consument wel een verzekering afsluit
. Consument i zal dan een
dan is zijn nut
i
verzekering afsluiten indien aan de volgende voorwaarde is voldaan:
.
(1)

de Katholieke Universiteit
Leuven

526

ESB

7 september 2007

De collectieve vraag kan worden bepaald door voor
alle individuele consumenten te bekijken of aan voorwaarde (1) is voldaan of niet. Deze collectieve vraag
is derhalve een functie van de premie, de verzekerde
schadelast en de kans op schade. Uit voorwaarde
(1) kunnen de volgende vier eigenschappen van deze
collectieve vraag worden afgeleid, waarbij wordt verondersteld dat consumenten risico-avers zijn: (i) het
aantal consumenten dat zich verzekert, daalt als de
premie stijgt, (ii) het aantal consumenten dat zich
verzekert, stijgt als de verzekerde schadelast stijgt,
(iii) het aantal consumenten dat zich verzekert, stijgt
als de kans op schade stijgt, en (iv) als er geen (kans
op) schade is dan is er geen vraag naar de polis.

Het vraageffect van de
verzekerde schadelast
Eigenschap (ii) van de collectieve vraag naar polissen impliceert dat bij een gegeven premie er meer
polissen gevraagd worden naarmate de polis een
hogere schade dekt. Anders gezegd: bij een stijging
(daling) van de verzekerde schade verschuift de
vraagfunctie naar verzekeringspolissen horizontaal
naar rechts (links). In figuur 1 is deze eigenschap
geïllustreerd.
Zodoende hangt de marktvraag evenredig af van de
kosten die gemaakt worden door de aanbieder. De
verzekerde schadelast wordt immers omgeslagen
over alle polishouders en vormt daarmee een onderdeel van de kosten per polishouder. Dit noemen we
het vraageffect van de verzekerde schadelast, kortweg schadelasteffect. In het bestaan van deze relatie
is de markt voor polissen niet uniek. Om de kwaliteit
van een willekeurig product te verbeteren, moeten er
doorgaans extra kosten worden gemaakt. En een hogere kwaliteit beïnvloedt de vraag. Bij verzekeringen
werkt dat precies hetzelfde. Als de schadelast stijgt

figuur 1

Het vraageffect van de verzekerde
schadelast

premie
oorspronkelijke
vraag

vraag bij een hogere
verzekerde schade

vraag bij een
lagere verzekerde
schade
0

Aantal polissen

doordat het onderliggende produkt van
betere kwaliteit is, dan neemt de vraag
naar de verzekering toe die deze betere
schadelast dekt.

Marktevenwicht

De paradox
van de
verzekeringsmarkt
is dat
verzekeraars baat
kunnen hebben
bij een stijgende
schadelast.

Bij het bepalen van de verzekerde
schadelast (de polisvoorwaarden) en
de daarbij behorende premie wordt
de verzekeraar geplaagd door een
informatieachterstand. Doorgaans
kent hij alleen de gemiddelde kans op
schade, of soms de verdeling van deze
kans, maar de kans op schade voor
een specifieke consument kent hij vrijwel nooit. Een
verzekeraar wordt dan ook geconfronteerd met twee
klassieke problemen: (i) moral hazard, waarbij verzekerde consumenten zich roekelozer gaan gedragen
want ze zijn toch verzekerd, en (ii) adverse selection,
waarbij alleen die consumenten zich verzekeren voor
wie de verwachte schade minimaal gelijk is aan de
premie. Beide effecten kunnen tot gevolg hebben
dat de feitelijke schadelast hoger uitvalt dan de
verwachte schadelast op basis waarvan de premie
tot stand is gekomen. Een premie zal daarom een
veiligheidsmarge in zich moeten herbergen wil een
verzekeringsmarkt van de grond komen.
Maar naast deze twee klassieke mechanismen die de
premie beïnvloeden, is er ook het schadelasteffect.
Als de verzekeraar de verzekerde schadelast laat stijgen dan moet de premie ook omhoog. Hierdoor daalt
de vraag, ceteris paribus. Maar al het overige is niet
hetzelfde. De polis is immers van een betere kwaliteit geworden door de hogere verzekerde schadelast.
De collectieve vraagcurve is dan naar rechts verschoven en er is een grotere markt ontstaan. En een
grotere markt betekent altijd een grotere omzet in
het marktevenwicht. Een simpele vuistregel, waarbij
de winst een percentage is van de omzet (dit is een
praktijkregel, in theorie ligt dit anders), impliceert
dan dat een hogere verzekerde schadelast de winsten zal laten stijgen. Het is dan ook de paradox van
de verzekeringsmarkt dat verzekeraars baat kunnen
hebben bij een stijgende schadelast.
Welke polis tegen welke premie wordt aangeboden,
hangt af van tal van marktstructuur- en gedragskenmerken. Het schadelasteffect is dan ook onderdeel
van een complexe verzameling van prikkels. Maar in
voorkomende gevallen kan het een dominante prikkel
zijn die de verzekerde schadelast verhoogt. Daar
hoeft op zichzelf niets mis mee te zijn voorzover
duurder ook beter betekent. Iemand die opgenomen
is met nierstenen wil niet een goedkope tweedehands niersteenvergruizer uit voormalig Oost-Europa
de kamer binnengereden zien worden, maar verlangt
juist een behandeling met de beste (en veel duurdere) niersteenvergruizer die er bestaat. Maar een
verhoogde verzekerde schadelast die niet of nauwelijks een relatie heeft met de kwaliteit van het onderliggende product betekent voor verzekerden sim-

pelweg dat ze een hogere prijs moeten betalen voor hetzelfde
product. En dat is niet in het belang van de consument.

Een hypothetisch voorbeeld

Dat het schadelasteffect negatief kan uitpakken, is inzichtelijk te
maken met een voorbeeld. Dit betreft een hypothetische situatie.
Stel dat een behandeling voor rugklachten bij de fysiotherapeut
vijftig euro per consult kost. Dit tarief is vastgesteld door de overheid. Er wordt echter nieuw beleid ingezet waarbij de prijsvorming
aan de markt wordt overgelaten. In die nieuwe situatie sluiten
fysiotherapeuten contracten met verzekeraar waarbij ze geen vijftig
maar tweehonderd euro per consult uitbetaald krijgen. De inhoud
van de behandeling verandert verder niet. Wat is het gevolg van
deze prijsstijging? Fysiotherapeuten zien hun uurtarief verviervoudigen, een prijsontwikkeling waar ze geen bezwaar tegen zullen maken. De
verzekeraar biedt nu een polis aan die niet een schadelast van vijftig euro dekt,
maar van tweehonderd euro. De vraagcurve naar een verzekering met fysiotherapie verschuift zodoende naar rechts waardoor de marktomvang groeit. En hoewel
de premie zal moeten stijgen om de hogere verzekerde schadelast te dekken, kan
het zo zijn dat deze verandering meer winstgevend is omdat de daling in vraag
door de hogere premie gedempt wordt door het schadelasteffect. En partijen
kunnen nog meer doen om de consument binnen te halen. Het contract tussen
fysiotherapeuten en verzekeraar bepaalt dan bijvoorbeeld ook dat niet-verzekerde
consumenten driehonderd euro per consult moeten betalen. Nog meer consumenten zullen zich gaan verzekeren, vooral ook omdat de verzekeraar tijdens de
onderhandelingen met de fysiotherapeuten een korting heeft weten te bedingen
die de premie drukt. Nogmaals, het betreft hier een hypothetisch voorbeeld en
de praktijk wordt geregeerd door een complex samenspel van prikkels. Maar het
schadelasteffect is een niet te negeren onderdeel van dit proces.

Tot besluit
Een voortdurende daling van de verzekerde schadelast is onwaarschijnlijk indien
uitsluitend wordt afgegaan op de prikkels van verzekeraars. Naast de prikkel die
zij hebben om het verschil tussen hun premie-inkomsten en de door hen uitgekeerde schade zo groot mogelijk te houden, hebben ze ook een prikkel om de
schadelast als zodanig, en daarmee de verzekerde schadelast, in stand te houden of zelfs te vergroten. Zonder het bestaan van schade zal immers niemand
zich verzekeren. Of, en in hoeverre het schadelasteffect in de praktijk optreedt
moet voor iedere markt apart worden bekeken.

ESB

7 september 2007

527

Auteur