La nuova economia
Aute ur(s ):
Soete, L.L.G. (auteur)
Hoogleraar economie aan de Universiteit van Maastricht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4231, pagina 871, 26 november 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Veel van de meest esoterische economische theorieën en inzichten werden ontwikkeld uit frustratie van deze of gene toekomstige
Nobelprijswinnaar tijdens het wachten aan een balie op één of ander vliegveld, of uit de soms heel persoonlijke ervaringen in eigen
tijdsbesteding tussen carrière en gezin. Wanneer het echter gaat om fundamentele maatschappelijke en technologische
veranderingen wordt het de econoom te lastig en wordt gemakshalve teruggegrepen naar bestaande statistieken die plots een
waardevaste status krijgen toebedeeld. Hoezo verandering? De statistieken tonen toch aan dat er weinig veranderd is. En zo, om
Nobelprijswinnaar Bob Solow te parafraseren, dringt de computer door tot alle geledingen van de maatschappij behalve ESB en de
Nederlandse economenwereld. Zo blijft het debat over de nieuwe economie in Nederland netjes beperkt tot de populaire media in
komkommertijd 1. Dit ontlokte minister Zalm de reactie dat alleen in de VS en Nederland over de nieuwe economie wordt
gediscussieerd maar dat bij zijn weten nog nooit iets in Italië over de nieuwe economie is verschenen 2. Voor minister Jorritsma is
zelfs het dromen over de nieuwe economie bedrog, en Hugo Keuzenkamp verdedigt het gebrek aan interesse in ESB met de
ongetwijfeld grappig bedoelde stelling dat ESB alleen over zinnige onderwerpen iets publiceert 3. Was het maar zo… Maar goed, ik
houd mij aan het redactionele ESB-beleid en wil het in deze bijdrage dan ook niet hebben over de nieuwe economie maar over de
opmerkelijke reacties en tegenstellingen die de discussie over de nieuwe economie teweeg brengt in Nederland. Iets zinnigs dus.
Mijns inziens heeft dit iets van doen met een specifiek Nederlands cultuurtrekje.
Eerst is er natuurlijk de drang tot discussie over het woordje ‘nieuw’. Niets kan ‘nieuw’ zijn in de economie. Je vindt altijd wel ergens in
een voetnoot of in een vergeten economische bijdrage een analyse van precies die problemen die zich nu in een andere, moderne vorm
stellen. Maar of je het nu nieuw of oud noemt, digitale of kenniseconomie, iedereen begrijpt wel wat men bedoelt. Zo niet in Nederland.
De discussie hier gaat over nieuwe economie met of zonder hoofdletters, over het verschil tussen een kenniseconomie en
informatiemaatschappij of tussen een kennismaatschappij en informatie-economie. Ten tweede is er het vaste geloof in economische
statistieken. Het doet er niet toe hoe wereldvreemd en historisch gegroeid die ook zijn. Wat niet gemeten wordt, bestaat niet. Zo kent
Nederland zijn recente opmerkelijke groei volgens Keuzenkamp omwille van de gemakkelijk te meten toenemende vrouwelijke
arbeidsparticipatie en nieuwe binnenlandse consumptiedrift, maar vooral niet dankzij het gebruik van ict; dat hadden we al lang moeten
merken in de productiviteitscijfers. In een land waarin het beleid reeds vele jaren gericht is op ‘werk, werk, en nog eens werk’, voorwaar
een moeilijke opgave. En dat Nederland intussen de hoogste dichtheid van mobiel telefoongebruik heeft of de snelste groei in O&Ouitgaven in de dienstensector van alle OESO-landen, zegt ongetwijfeld het bedrijfsleven meer over de aard van de groei dan in de
Nederlandse economenwereld het geval is. Intussen zet de OESO een werkgroep ‘nieuwe economie’ op, wordt binnen Eurostat
gediscussieerd over de aard van ‘nieuwe economie’ statistieken, en vergaderen centrum-linkse regeringsleiders in Florence over dit
onderwerp, hoe beperkt minister Zalm de internationale en Italiaanse interesse in het fenomeen ook inschat. Misschien is de lange
traditie in econometrisch onderzoek in Nederland hieraan debet. Zolang er geen mooie, geharmoniseerde statistieken voorhanden zijn,
kan er immers geen eensluidend bewijs geleverd worden. En aan speculatief onderzoek doet men niet. Dat levert immers geen
wetenschappelijke publicaties op.
Ten derde wordt van de nieuwe economie een karikatuur gemaakt: bomen die tot in de hemel groeien, inflatie die dood is,
conjunctuurcycli die verdwijnen, een vrijbrief voor potverteren. Ongetwijfeld goed voor het politieke debat, maar ook getuigend van een
wel heel behoudend economisch denken. Uiteraard is er geen sprake van oneindige groei. Wel van een veel transparantere, digitale
economie met omvangrijke groeimogelijkheden in diensten, in efficiëntere transacties tussen bedrijven, in het sneller en beter inspelen op
finale vraag: kortom trends in de richting van meer groei, minder inflatie, minder conjunctuurschommelingen en meer ‘meevallers’. Twee
jaar geleden mocht ik hierover debatteren met Dale Jorgenson. Mijn stelling toen, “you ain’t seen nothing yet”, geldt meer dan ooit voor
de huidige Nederlandse economie. Misschien is het de calvinistische reflex die de huidige politieke zorg voor het investeren van
meevallers in het versterken van de nieuwe economie verklaart: een gezonde zuinigheid. In de nieuwe economie zou het wel eens
zuinigheid kunnen zijn die de wijsheid bedriegt.
1 Zie onder meer de artikelen in NRC Handelsblad van Thom de Graaf, 31 augustus 1999 en van Annemarie Jorritsma, 16 september 1999.
2 Voor het tegendeel en geïnteresseerde Italiaanse lezers verwijs ik naar de Corriere de la Sera van 30 oktober 1999.
3 Hugo Keuzenkamp, Over Nieuwe Economie en oude politiek, ESB, 17 september 1999, blz. 657.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )