Ga direct naar de content

De markt voor economische sancties

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 24 1994

De markt voor economische
•
sancties
P.A.G. van Bergeijk*
n de jaren negentig zijn zowel de vraag naar als het aanbod van economische
sancties toegenomen. De kosten van economische sancties bleven echter buiten beeld.
Deze kosten bestaan voor zowel het land dat sanctiemaatregelen treft, als voor het
doelland uit een direct welvaartsverlies (het wegvallen van de voordelen van
internationale uitwisseling) en een indirect welvaartsverlies (toenemende
handelsonzekerheid). Doordat inzicht in de kosten van sancties ontbreekt, zijn het
aanbod van en de vraag naar sanctiemaatregelen te groot. Hierdoor doet zich het
gevaar voor dat het sanctieinstrument te vaak wordt toegepast waardoor het haar
effectiviteit verliest.

I

Sinds het einde van de koude oorlog is er in de internationale diplomatie sprake van een ware proliferatie
van economische sanctiesl. Tijdens de koude oorlog
stelden de Verenigde Naties bij voorbeeld slechts
twee maal economische sancties in. Deze sancties
tegen Rhodesië en Zuid-Afrika waren bovendien in
essentie gerelateerd aan het proces van dekolonisatie
en niet aan het streven de internationale status quo
te bewaren. Sinds de val van de Berlijnse muur hebben sancties zich echter ontwikkeld tot een belangrijk beleidsinstrument van de Veiligheidsraad en
werd reeds zeven maal naar het economische wapen
gegrepen (tabell).
Ook andere internationale organisaties denken
steeds vaker (en in het openbaar) na over het gebruik van economische strafmaatregelen als middel
om bepaalde politieke doeleinden te bereiken die
buiten het domein van de economische politiek vallen. Het IMF overweegt haar betalingsbalanssteun te
conditioneren op een nog nader te bepalen maximaal toelaatbaar geachte defensielast. Een ander
voorbeeld is de Oost-Europabank die statutair slechts
leningen mag verstrekken aan landen met een pluriforme meer-partijendemocratie.
Politieke factoren
speelden natuurlijk al langer een rol in het internationale economische verkeer, maar het feit dat dit thans
openlijk wordt bepleit en geëffectueerd, is nieuw. Dit
duidt er op dat een andere visie is ontstaan op het gebruik van economische drukmiddelen voor het bereiken van in essentie politieke doelstellingen die op
zich niets van doen hebben met internationale monetaire of economische stabiliteit en prudentie.
Het toenemende gebruik van economische sancties is opmerkelijk omdat het succes van economische sancties in het bewerkstelligen van politieke gedragsverandering in de internationale arena tot nog

toe weinig hoopgevend is geweest. Over de periode
1946-1989 slaagde van de ruim honderd economische sancties die sinds de tweede wereldoorlog zijn
ingesteld slechts zo’n dertig procent2. Sinds de tweede helft van de jaren zeventig vertoont het
slagingspercentage bovendien een gestage daling: gemeten over de periode 1983-1989 is de kans dat een
sanctie er in slaagt het gedrag van het doelland te veranderen bij voorbeeld nog slechts 17%. Economische
sancties lijken dus niet zo’n effectief instrument te
zijn voor het internationale politieke beleid. Los hiervan geldt bovendien dat handelsbeperkingen
in het
• De auteur werkt bij de directie Algemene Economische Politiek van het Ministerie van Economische Zaken. Het artikel is deels gebaseerd op een bijdrage aan een door het
OCFEB en het Tinbergen Instituut georganiseerde workshop (zie B. Heijdra (red.) The use of economie sanctions
in trade and environmental poliey, Erasmus universiteit,
1993). Het artikel is op persoonlijke titel geschreven. Robert
Haffner, Dick Kabel, Ruud de Mooij, Harry Oldersma en Pieter Waasdorp leverden nuttig commentaar op een eerdere
versie.
1. Economische sancties kunnen betrekking hebben op de
invoer en uitvoer van zowel goederen als diensten, en op
internationale kapitaaltransacties
(leningen, hulp, investeringen). Omwille van de leesbaarheid verwijs ik niet steeds
naar al die mogelijkheden, maar beperk ik me in de tekst
meestal tot het goederenverkeer.
De analyse heeft evenwel
op alle vormen van economische sancties betrekking.
2. G.e. Hufbauer,].]. Schott en K.A. Elliott, Economie sanetions reeonsidered: history and eurrent poliey, Institute for
International Economics, Washington D.e., 1990. Het gaat
hierbij in het algemeen om sancties van individuele landen
waarover in de internationale vakpers is gepubliceerd. Hierdoor is de dekking van Amerikaanse sancties vollediger
dan voor andere landen. De Chinese sanctiedreigementen
naar aanleiding van overwogen duikbootleveranties
aan Taiwan zijn in dit overzicht bij voorbeeld niet meegeteld.

algemeen slechts naastbeste instrumenten zijn. Deze
les van ruim twee eeuwen economische analyse
houdt in dat er in theorie betere, directe re instrumenten zijn om het gewenste doel te bereiken. Daar waar
het succes van het sanctie-instrument geen verklaring
voor de populariteit van economische strafmaatregelen kan bieden, lijkt het zinnig om de ontwikkeling
van de vraag naar en het aanbod van economische
sancties sinds het begin van de jaren negentig eens
nader te bestuderen.

Rhodesië

1%6-1979

Tabel 1.

Zuid-Mrika

1977-1994

Irak

1990-heden

Sancties van
de Veiligheidsraad (1946-

Voormalig Joegoslavië
Somalië
Libië

1991-heden
-t992-heden
1992-heden

Liberia

1992-heden

Haïti

1993-heden

Angola

1993-heden

1be use of economie sanctions by the
UN security counci4 Development & security, nr. 39; decem-

Bron: N.J Schrijvers,

De vraag naar sancties
Er kunnen in principe vier vraagfactoren worden onderscheiden. Hierbij gaat het om factoren die verklaren waarom sancties steeds vaker als beleidsinstrument worden overwogen3.
In de eerste plaats is de rol die militair overwicht
in het wereldbestel speelt duidelijk gedegradeerd.
Enerzijds is er de intentie conflicten vooral op niet-gewelddadige wijze tot een oplossing te brengen.
Anderzijds zijn de ‘militaire’ vredesmissies in Somalië
en het voormalige Joegoslavië uitgelopen op een volledige mislukking4. Dit betekent dat de vraag naar
niet-militaire conflictbeslechting bij een gegeven niveau van internationale meningsverschillen
zal toenemen.
Een tweede vraagfactor vindt haar oorsprong in
de zogenoemde strategische handelSpolitiek5. De
‘nieuwe’ handelstheorie toont aan dat door hoeveelheidsbeperkingen,
zoals economische sancties, monopoliewinsten en externe baten tussen landen kunnen verschuiven. Dit betekent dat ook sancties een
bijdrage kunnen leveren aan het scheppen van concurrentievoordelen:
hoge internationaal-politieke
doelen dienen dan als vlag op de modderschuit van
het protectionisme. Zulke strategische overwegingen
blijken reeds een belangrijke factor te zijn, bij voorbeeld bij de vormgeving van de economische strafmaatregelen tegen Zuid-Afrika6. Hierbij hadden de
OESO-landen immers geen moeite met handelsbeperkingen in die sectoren die reeds worden gekenmerkt
door een hoge mate van protectionisme, zoals kolen,
staal en textiel. Daarentegen bleken handelsbeperkingen onmogelijk tegen strategische in Zuid-Afrika gewonnen mineralen (chroom, mangaan, platina, vanidium) waarvan de Sovjetunie de enige alternatieve
aanbieder is. Protectionisme en strategische handelspolitieke overwegingen zijn zo bezien belangrijke determinanten van economische sancties. Juist het succes van de Uruguayronde in het terugdringen van de
mogelijkheden van het min of meer traditionele protectionisme kan het gebruik van politieke handelsbarrières in de nabije toekomst doen toenemen.
Een derde vraagfactor is het mondiale milieubeleid. Het milieu is een internationaal collectief goed
en daarom doen zich bij het bereiken van doelstellingen gericht op grensoverschrijdende
milieubescherming liftersgedrag en een prisoner’s dilemma voor.
Zonder de mogelijkheid om naleving af te dwingen,
dreigen internationale milieu-overeenkomsten
daarom tot een wassen neus te worden en kunnen de
milieu-inspanningen
van een vooroplopend land gemakkelijk teniet gedaan worden. De in ons land wel

ESB 14-9-1994

ber 1993.

bepleite unilaterale regulerende energieheffing is
daarvan hét voorbeeld. Zelfs bij volledige terugsluizing kost zo’n heffing volgens CPB-berekeningen Nederland als gevolg van bedrijfsverplaatsingen
in het
jaar 2000 tien procent inkomen en zes procent werkgelegenheid, terwijl het effect van zo’n unilaterale
heffing op het mondiale broeikaseffect gering is7.
Naleving van en deelname aan internationale milieu-overeenkomsten
zouden kunnen worden afgedwongen door (het dreigen met) economische strafmaatregelen8. Het aantal milieu-overeenkomsten
waarin handelsgerelateerde
maatregelen zijn opgenomen groeit daarom gestaag (tabel 2). Hierbij is vooral
van belang dat er een verschuiving is opgetreden van
handelsverboden
voor produkten waarvan de fysieke
karakteristieken vast te stellen zijn, in het bijzonder
de handel in giftige stoffen en bedreigde plant- en
diersoorten, naar goederen waarvan de produktietechnieken als ongewenst worden beschouwd. Dit
houdt een zeer substantiële verbreding in van het
werkingsgebied van milieugerelateerde handelsbelemmeringen. Een tweede intensivering van het sanctiebeleid is gericht op het bereiken van multilaterale
milieuovereenkomsten:
hierbij gaat het om unilaterale sancties die als drukmiddel tot het bereiken van
consensus worden gebruikr9. In het NMP-2 worden
‘internationaal gelegitimeerde eenzijdige handels-

Economie diplomacy, trade and
commercial policy: positive and negative sanctions in a
new world order, Edward Elgar, Aldershot en Vernon, 1994.

3. P.A.G. van Bergeijk,

4. Zie bij voorbeeld
c.A. Crocker, How to restore public
confidence
in the necessary art of peacekeeping?,
International Herald Tribune, 10 mei 1994.
5. P.A.G. van Bergeijk en D.L. Kabel, Strategie tra de theory
and tra de policy,journal
ofWorld Trade, 1993, blz. 1751986.
6. W.H. Kaempfer en A.D. Lowenberg,
International economies sanctions; a public cboice perspective, Westview, 1992,
blz. 43-45.
7. CPB Economische gevolgen op lange termijn van heffingen op energie, Werkdocument
43, Den Haag, 1992.
8. H. Folmer, P. van Mouche en S. Ragland, Interconnected
games and international
environmental
problems, Environmental and Resource Economies, nr. 4, 1993, blz. 313-335.
9. A. Subramanian,
Trade measures for environment:
a nearIy empty box, 1be World Economy, jg. 15, 1992, blz. 135152, i.h.b. blz. 145-150, en P.A.G. van Bergeijk, GATT: noodzakelijke voorwaarde
voor duurzame groei, Internationale
Spectator, 1993, jg. 46, blz. 79-84.

1994)

maatregelen’ voor het eerst als een ‘laatste middel’
voorzien 10.
De vierde factor die de vraag naar inperking van
handelsstromen doet toenemen is de noodzaak de
verspreiding tegen te gaan van tenminste de chemische, biologische en nucleaire massavernietigingswapens. Zo er al lessen te trekken zijn uit de gevallen
Irak en Libië, dan is het wel dat de internationale wapenhandel en de internationale uitwisseling van wapentechnologie beperkt moeten worden. Het is hierbij overigens de vraag welke produkten dan niet
meer internationaal verhandeld mogen worden. Vele
civiele goederen hebben immers een alternatieve militaire toepassing. Als alle ‘dual-use’ goederen door
sancties worden getroffen is de uitstraling naar de civiele sector onvermijdelijk, want het gaat hierbij om
goederensoorten
die uiteenlopen van kunstmest tot
personal computers. Roodbeen wijst er op dat het
einde van de Sovjet-overheersing op het eerste gezicht de noodzaak van het westerse technologieembargo dat via de CoCom werd vormgegeven,
vermindert. De regionale conflicten die na de ineenstorting van het communisme zijn losgebarsten tonen
echter steeds weer dat de vrijhandelsgedachte
voor
wat deze gevoelige en strategische goederen en diensten betreft, geen zinvolle boodschap bevatll. Deze
les wordt door de internationale gemeenschap ook
getrokken. De CoCom is inmiddels opgeheven, maar
wordt vervangen door een nieuwe uitgebreide organisatie waaraan ook Rusland en andere Oosteuropese landen naast de NAVO zullen deelnemen. De organisatie zal zich bezig gaan houden met de controle
op de uitvoer van technologie voor het vervaardigen
van bacteriologische, chemische en atoomwapens.
Het is overigens de vraag of dit toezicht effectief zal
kunnen zijn indien niet tenminste ook China deel
neemt aan de nieuwe organisatie12.

Aanbod van sancties
Bij aanbodfactoren gaat het om ontwikkelingen die
het eenvoudiger of doeltreffender maken om sancties
te nemen. Aan de aanbodzijde is door het einde van
de koude oorlog een belangrijk knelpunt voor het
treffen van doelmatige sancties weggenomen. Grotere internationale samenwerking en het verdwijnen

Tabel 2. Internationale milieuovereenkomsten waarin handelsbelemmeringen zijn voorzien
Bescherming van fauna en flora in hun natuurlijke staat
Bescherming van natuur en wilde dieren op het Westelijkhalfrond
Bescherming van natuur en natuurlijke hulpbronnen in Afrika
Internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten
Substanties die de ozonlaag afbreken
Internationale handel in gevaarlijk afval
Bescherming van natuur en natuurlijke hulpbronnen in
de ASEAN-landen

1933
1940
1968
1975
1989
1992

a. Nog niet geratificeerd.
Bron: A. Butler, Environmental proteetion and free trade: are they mutually
exclusive?, Federal Reserve Bank of St. Louis Bulletin, mei/juni 1992,blz. 11-12
en P.A.Sorsa, The environment: a new ehallenge to GATT, Wereldbank PPR
working paper WPS980, Washington, 1992,Appendix A.

van de tegenstellingen tussen de supermachten maken zeer brede internationale coalities mogelijk, zodat een sanctiedoelwit niet meer kan uitwijken naar
de andere supermacht. Zulke coalities worden door
vele economen gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor succesvolle sancties13.
Een tweede aanbodfactor bestaat uit de leereffecten die optreden bij het herhaald ten uitvoer leggen
van sanctiemaatregelen.
Ofschoon het VN-secretariaat nog wel wat versterking behoeft waar het de beleidsvoorbereiding,
de economische analyse en het
toezicht op naleving van sancties betreft, is in organisatorisch opzicht door de diverse Sanction Committees van de Veiligheidsraad reeds behoorlijk wat
ervaring opgedaan14. Het ligt in de lijn der verwachting dat stroomlijning van de organisatie knelpunten
zal kunnen wegnemen. Ook zijn er op termijn schaalvoordelen te behalen bij het houden van toezicht op
de naleving. Dit zal de uitvoeringskosten
kunnen
beperken met een hoger sanctieaanbod als resultante.
Een derde factor is de sterk toenemende economische interdepedentie
van landen. De internationale
vervlechting van economieën vindt plaats via het verhandelen van goederen en diensten, kapitaalstromen
(investeringen, leningen en hulp) en in toenemende
mate ook van migratie van arbeid. Deze globalisering
van de economie brengt de volkshuishouding
enerzijds enorme welvaartswinsten,
maar maakt haar anderzijds kwetsbaar voor internationale druk. Met het
intensiveren van de economische betrekkingen nemen ook de mogelijkheden om druk uit te oefenen
toe: in autarkie is men onkwetsbaar voor sancties.
Een complicerende factor hierbij is dat de uit de globalisering resulterende verschuiving van economische zwaartepunten een duidelijke uitstraling heeft
naar veiligheidsrelaties en daarmee op het buitenlands-politieke domein. Toenemende interdependentie biedt zowel de basis voor economische oorlogvoering als een aanleiding voor conflicten, bij voorbeeld
tussen de Verenigde Staten en Japan over Japanse
auto’s of tussen de Verenigde Staten en de Europese
Unie over agrarische produkten15. Zo bezien schept
het aanbod van sancties als het ware haar eigen
vraag.

10. NMP-2, Milieu als maatstaf, Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 560, nr. 1-2. Den Haag 1993, blz. 69.
11. H. Roodbeen, Trading tbe jewel of great value; tbe participation of the Netberlands, Belgium, Switzerland and A ustria in tbe strategie western embargo, dissertatie Universiteit van Leiden, 1992, blz. 335.
12. Committee on Science, Engeneering and Public Policy
and the Panel on the Future of US National Security Export
Controls, Finding common ground. US export controls in a
changed global environment, Washington DC, 1991, blz.
175-180.
13. Bij voorbeeld M. Smeets, Theorie en praktijk van economische sancties, ESB, 10 juni 1992, blz. 565-568.
14. Zie ten aanzien van deze punten N.]. Schrijvers, op.cit.,
1993, blz. 37.
15. Zie bij voorbeeld ook M.]. Gasiorowski, Economie interdependence and international conflict: some cross-national
evidence, International Studies Quarterly, 1986, blz. 23-38.

Kosten van sancties
Een van de meest opmerkelijke aspecten van de toegenomen inzet van economische sancties is het ontbreken van een feitelijk inzicht in de kosten van deze
maatregelen. Onder economen is de uitputtend in
beeld gebrachte winst van handelsliberalisatie en economische integratie nauwelijks omstreden, maar de
kosten van een beperking van de handel op basis
van uitsluitend politieke motieven zijn niet voldoende onderzocht en lijken in de discussie vaak geen rol
te spelen.
Economische sancties moeten in essentie worden
beschouwd als het zwaarste niet-militaire instrument
voor het beslechten van internationale conflicten.
Het gebruik van sancties zou eigenlijk moeten worden beperkt tot die uitzonderlijke gevallen waarin andere, meer passende, diplomatieke middelen zijn uitgeput of bij voorbaat tot mislukken zijn gedoemd
dan wel dat het mislukken van deze alternatieve middelen onacceptabele risico’s met zich meebrengt (dit
laatste geldt bij voorbeeld bij het inperken van de wapenhandel en de uitwisseling van wapentechnologie). Men kan zich evenwel niet aan de indruk onttrekken dat andere opties, zoals formele protesten op
hoog politiek niveau, het terugroepen van ambassadeurs en andere niet-economische strafmaatregelen,
dikwijls niet worden overwogen, waarschijnlijk omdat de diplomatieke diensten de nadelen van dergelijke maatregelen zelf aan den lijve ondervinden.
Aangezien de maatschappelijke kosten van het
economische sanctie-instrument onvoldoende bekend zijn, is het aanbod vanuit het oogpunt van doelmatigheid te groot: de marginale kosten overtreffen
de marginale baten. Er wordt te gemakkelijk tot een
sanctie besloten16. In samenhang met de gesignaleerde toeneming van de vraag naar internationale economische drukmiddelen suggereert dit dat de uitkomst
op de markt voor economische sancties sub optimaal
is. Het is nuttig deze kosten eens helder in beeld te
brengen. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen de directe kosten en de verborgen kosten van toenemend sanctiegebruik.

Direct welvaartsverlies
De meest in het oog lopende kosten zijn het teloorgaan van wederzijds voordelige transacties (al dan
niet gemitigeerd door alternatieve leveranties door of
verkopen aan derde niet bij het conflict betrokken
landen). Deze kosten bestaan uit aanwijsbaar hogere
uitgaven (of lagere inkomsten) die ontstaan omdat
bij voorbeeld alternatieve markten verder weg liggen
en de transportkosten dus stijgen. Ook resulteren kosten uit een minder goede allocatie, een minder volledige benutting van produktiefactoren en het teloor
gaan van economisch potentieel. Het betreft hier in
het algemeen middellange-termijnopbrengsten
die
door de sanctie niet langer gerealiseerd kunnen worden. Er bestaan voor de naoorlogse periode slechts
weinig schattingen. De beschikbare gegevens betreffen de aanwijsbaar hogere uitgaven van de kleine
economieën die het doelwit van economische sancties zijn. De gemiddelde jaarlijkse kosten van het
sanctiedoelwit bedragen in iets minder dan een der-

E5B 14-9-1994

de van de naoorlogse gevallen meer dan één procent
van het bnp van het doelwit. Voor de naoorlogse periode komt het welvaartsverlies van de ruim honderd
sancties gemiddeld neer op iets minder dan een procent van de wereldhandel.
Ook al bedenkt men dat het land dat de sancties
treft in absolute zin een spiegelbeeldig welvaartsverlies moet opdervinden en dat de allocatieve ondoelmatigheid en het lange-termijngroeiverlies een veelvoud kunnen belopen van de aanwijsbaar hogere
uitgaven dan wel de lagere inkomsten, dan nog is
het welvaartsverlies weinig indrukwekkend. Dat is zeker waar in het licht van de vertienvoudiging van de
wereldhandel in deze periode. Al met al is het directe welvaartsverlies niet erg substantieel en lijken sancties dus (nog) geen bedreiging te vormen voor de wereldhandel.

Verborgen sanctiekosten
Naast het directe welvaartseffect treden er bij toenemend sanctiegebruik echter veranderingen op in het
economische wereldsysteem die ook de economische mogelijkheden van de niet direct bij een conflict
betrokken landen beïnvloeden. Het gaat hierbij als
het ware om de externe effecten van economische
sancties die geen rol spelen in de afweging van de
sanctienemer of het sanctiedoelwit. Men zou dit de
verborgen kosten van de nieuwe wereldorde kunnen
noemen17.
Toenemend gebruik van economische sancties
vergroot de onzekerheid in het internationale economische systeem. Het probleem is niet zozeer dat de
waarschijnlijkheid toeneemt dat een bepaald land het
doelwit van sancties wordt, want het potentiële doelwit kan deze waarschijnlijkheid zelf beïnvloeden
door zich in overeenstemming met internationale normen en spelregels te gedragen. Het probleem is veeleer dat de onzekerheid zich over het hele internationale systeem verspreidt en ook de relaties beïnvloedt
tussen landen die niet bij het conflict zijn betrokken.
Het risico neemt mondiaal toe omdat men het politieke gedrag van zijn handelspartners niet in de hand
heeft. Ook ondervinden handelspartners van de handelspartners van het sanctiedoelwit de overloopeffecten van sancties. Andere, onschuldige, landen lijden
zo uiteindelijk onder de handelsbeperkingen
die in
eerste instantie zijn gericht tegen de landen die internationaal wangedrag vertonen.
Maar de invloed strekt verder want de aldus resulterende endogene handelsonzekerheid
leidt ertoe dat
landen de internationale arbeidsdeling beperken
door zich minder in overeenstemming met hun comparatieve voordelen te specialiseren. Een land kiest
er dan voor wat minder te verhandelen om aldus het

16. Het is overigens de vraag of de kosten van sancties,
zelfs indien ze volledig bekend zouden zijn, een belangrijke rol zouden spelen in het politieke besluitvormingsproces.
17. P.A.G. van Bergeijk en C. van Marrewijk, Hidden costs
of the new world order, in: M. Chatterji, A. Rima and H. Jager (red.), Economics of international security: essays in bonor of jan Tinbergen, Macmillan, Londen, 1994, blz. 168182.

risico te beperken dat men in de toekomst door buitenlandse handelsbeperking
wordt getroffen18. Er bestaat met andere woorden een uitruil tussen enerzijds
de waarschijnlijkheid dat de voordelen van internationale handel geplukt kunnen worden en anderzijds
de omvang van die voordelen. Deze afruil kan het
wereldhandelspatroon
ingrijpend wijzigen doordat
het binnenlandse bedrijfsleven in afgeschermde markten monopoliewinsten
kan behalen en zich derhalve
niet tegen het wangedrag van hun regering zullen
verzetten om zo de sancties opgeheven te krijgen,
maar er zich juist in zal verheugen19. In de praktijk
betekent dit dat economieën meer op hun binnenlandse markt georiënteerd raken en dat specialisatie
zelfs tegen de comparatieve voordelen in zal kunnen
gaan2Ü. De kosten van zulke politieke handelsbelemmeringen zijn moeilijk te bepalen, maar volgens Engering heeft het wegvallen van de Oost-West- tegenstellingen het mondiale handelspotentieel
met 1 tot
3% van de mondiale produktie vergroot, terwijl er
in het Midden-Oosten en Zuidelijk Afrika omvangrijke onaangesproken
mogel~kheden voor internationale specialisatie bestaan2 .
Naast toenemende onzekerheid bestaat de reële
mogelijkheid dat de doelmatigheid van het economische sanctie-instrument afneemt naarmate economische sancties vaker worden gebruikt. Een potentieel
sanctiedoelwit wordt immers door een geschiedenis
van vaak uitgevoerde sanctiedreigementen
geprikkeld de handelsbetrekkingen
op een wat lager pitje
te zetten of strategische voorraden aan te leggen.
Hierdoor wordt de economische kwetsbaarheid gereduceerd en daarmee neemt de kans dat een sanctie
zal slagen af. Ook geldt de bevinding van micro-economisch gefundeerd onderzoek dat de invloed van
het vergroten van negatieve prikkels in situaties die
door onzekerheid worden gekenmerkt wordt bepaald door de a priori ongekende risicovoorkeur van
het doelwit. Sancties instellen verlaagt het verwachte
nut van wangedrag; een sanctie dreigement vergroten kan juist leiden tot wangedrag. Het bestaan van
zulke tegenkrachten wordt ook door econometrisch
onderzoek bevestigd22. De conclusie is dat wanneer
de internationale gemeenschap het economische
sanctie-instrument ‘te vaak’ inzet, zij zichzelf uiteindelijk zal beroven van haar laatste niet-militaire redmiddel.

Slot
Het aantal gevallen waarin economische sancties worden ingezet vertoont een duidelijke stijging sinds het
einde van de Koude Oorlog. De recente ervaringen
met het sanctie-instrument zijn in de jaren negentig
echter op z’n best gemengd. In het geval Zuid-Afrika
lijkt het erop dat rond het eind van de jaren tachtig
de economische druk op Pretoria vanuit overheden
en het particuliere bedrijfsleven uiteindelijk zo groot
is geworden dat de beëindiging van het apartheidssysteem kon worden bewerkstelligd23. Anderzijds
moet gewezen worden op het feit dat de sancties tegen Irak er niet in zijn geslaagd Saddam Hussein een
toontje lager te laten zingen, ofschoon deze sancties
op het eerste gezicht veelbelovend waren24. Ook het

geval Haïti leek aanvankelijk veelbelovend. De handelsverbondenheid
met de Verenigde Staten was uitzonderlijk hoog (ze was bij voorbeeld zelfs sterker
dan onze economische band met Duitsland); de afhankelijkheidsrelatie
was eenzijdig. De afgekondigde
en deels geïmplementeerde
sancties droegen volgens
de Economist Intelligence Unit bij aan een daling van
het bnp met 10% in 1992 bij een inflatievoet van
meer dan twintig procent. De gewenste gedragsverandering is evenwel nog steeds niet opgetreden. In andere gevallen leken de sancties al op voorhand kansloos om de gestelde doeleinden te bereiken, zodat
hun gebrek aan succes geen verwondering hoeft te
wekken.
Het treffen van economische sancties moet op basis van een economische afweging plaats vinden. Bij
beslissingen over de beleidsinstrumentatie
moeten zowel de kosten als de baten van sancties én de alternatieve diplomatieke instrumenten worden afgewogen.
Daar waar dit thans nog in onvoldoende mate gebeurd, is terughoudendheid
in het gebruik van economische strafmaatregelen geboden. Het lijkt een
wijze beleidslijn om sancties slechts bij zeer ernstige
inbreuken op internationale rechts- en gedragsregels
te overwegen en pas tot de inzet van het economische sanctie-instrument over te gaan indien er bovendien een redelijke kans op succes bestaat. Ook
vanuit het oogpunt van de controle op en handhaafbaarheid van sanctiemaatregelen
is een sterke toename van het gebruik van dit instrument ongewenst.
Peter van Bergeijk

18. H. Linnemann, Internationale handel en economische
groei in ontwikkelingslanden, VU onderzoeksmemorandum 1992-28, blz. 19- 20.
19. A.D. Lowenberg, Comment, in: B. Heijdra (red.), op.cit.,
1993.
20. C. van Marrewijk en P.A.G.van Bergeijk, Endogenous
trade uncertainty: why countries may specialize against
comparative advantage, Regional Science and Vroon Economies, 1993, blz. 681-694 tonen dit aan voor het geval van
een kleine economie. Grote economieën zijn hiertoe overigens nog beter in staat. Zie bij voorbeeld het OESO Economie Suroey Mexico, Parijs, 1992, blz. 148.
21. F.A.Engering, Vormgeven aan één wereldmarkt, ESB,
18/25 december 1991.
22. Zie P.A.G.van Bergeijk, op.cit., 1994, voor een overzicht van relevante bevindingen en enige additionele calculaties.
23. Zie bij voorbeeld R. Hengeveld en J. Rodenburg, Shipping Research Bureau (red.), Embargo: apartbeid’s oil secrets revealed, Amsterdam University Press, 1994 (te verschijnen).
24. R.H. Dehejia en B. Wood, Economie sanctions and econometrie policy evaluatian: a cautianary nate, journalof
World Trade, 1992, blz. 73-84.

Auteur