Talenten benutten
De discussie tussen werk of inkomen is volop aan de
gang. De politiek legt accent op de inkomensverdeling en alle ogen kijken naar Den Haag. Vergeten
wordt dat Den Haag alleen maar kan verdelen wat
door anderen wordt gemaakt. Maar het maken van
produkten en diensten in ondernemingen is zo divers dat het moeilijk is de belangstelling daarvoor
vast te houden. Af en toe ziet men dat de wereld
blijkbaar verandert en dat werk en dus werkgelegenheid uit Nederland wegschuiven. Op die manier is er
minder te verdelen. Het etiket is al geplakt; globalisering heet het met een deftig woord. Men neemt er
kennis van maar stort zich snel weer in de meer opwindende strijd om het inkomensplaatje.
Zoals elk ingewikkeld economisch verschijnsel
heeft de globalisering vele kanten. Een goede kant is
dat een groot aantal arme landen snel omhoog klimt.
Maar de tegenkant is dat de lage loonkosten, moderne technieken en grote ijver van de werknemers in
die landen de concurrentiekracht van Europa danig
op de proef stellen. Bedenkelijk lijkt vooral dat
steeds meer ondernemingen, geholpen door de informatietechnologie en het mobiele kapitaal, hun produktie verplaatsen. Het werk glipt onder onze handen weg en onze welvaartsstaat komt onder druk.
Gesterkt door een serie verontrustende statistieken kan men daarover lamenteren. Dat moet ook,
want met onze hoge loonkosten, wig, regelzucht en
collectieve lasten zijn we een zwakke speler in het
veld. Niet voor niets klagen veel Nederlandse bedrijven dat hun kosten 15-25% te hoog zijn en calculeren
ze wat een vrachtwagen naar Polen kost of een container uit Korea. Onze positie is alleen te verbeteren
als we onze zwakheden echt onder ogen zien en
daardoor een gevoel van urgentie krijgen. Dat is
het eerste deel van de boodschap van het ‘Platform
Globalisering’ op 24 maart.
Maar de dag is mislukt als we daarbij blijven
staan. Globalisering is ook een uitdaging. Meer dan
vroeger zullen bedrijven met nieuwe en betere produkten op de markt moeten komen. Meer dan vroeger zal van de werknemers aanpassingsvermogen,
goede scholing en het op peil houden van hun kennis worden gevraagd. Meer dan vroeger zal de overheid een goed klimaat moeten scheppen voor de geweldige dynamiek in de moderne wereldeconomie.
‘Globaal’ gezegd allemaal. De praktijk is een stuk
weerbarstiger. Dat is de afgelopen maanden glashard
gebleken tijdens de voorbereidingen voor het Platform. Nog te veel bedrijven verwaarlozen nieuwe
technieken en denken dat ze hun markt blijvend kunnen behouden door laagwaardige produkten aan te
bieden tegen lage prijzen. De interactie tussen ondernemingen en onderwijsinstellingen is nog altijd moeizaam. Ook stikken we bijna onder de dikke deken
van regels en voorschriften, waarmee de overheid
alle aspecten van ons bestaan wil beschermen. Het
maakt het bedrijfsleven kwetsbaar in de concurrentie-
ESB 23-3-1994
slag. Dat kost ons land werk. Ondernemingen lijken wel bang te zijn
geworden voor arbeid. Ze vinden
allerlei methoden om erop te bezuinigen. Waar komt anders de geweldige werkloosheid vandaan?
Wat blijven er door dat alles een
hoop talenten onbenut! Talent aan
de top en vooral ook op de werkvloer. Berusten we in te hoge kosten, te weinig innovatie en te veel
regels? Laten we de wereldconcurrentie over ons komen? Of willen
we een wendbare economie, die de
deelnemers meer speelruimte biedt
en onze ambities ten aanzien van
milieu, inkomen, gezondheidszorg,
J.E. Andrlessen
enz. betere kansen geeft?
Natuurlijk willen we het laatste. Maar dat vraagt
van de ondernemingen niet alleen meer inventiviteit
en creativiteit, maar ook het nemen van risico’s. Men
zal meer moeten samenwerken met andere organisaties (clusters), meer kennis en kunde moeten halen
van universiteiten en onderzoek instellingen. Kortom,
de ‘eigenheimer-mentaliteit’
moet opzij gezet worden, men moet allianties aangaan met andere bedrijven. Ook de talloze organisaties die belangen vertegenwoordigen zullen het roer moeten wenden. Bij
voorbeeld iets minder voorspelbare geschriften naar
het parlement en meer assistentie aan vooral het midden- en kleinbedrijf bij scholing, technologie, kwaliteitsverbetering, marktontwikkeling en export.
Veel misverstanden moeten uit de weg worden
geruimd. Zo gaat het niet om industrie óf diensten,
maar om allebei. In een moderne onderneming vloeien deze in elkaar over. Dat geldt zelfs sterker voor de
toekomst als we mede door onze gunstige ligging
nog meer kop- en staartbedrijven krijgen.
Het is allerminst de bedoeling om de Haagse oefeningen, van Binnenhof tot SER, nog eens te herhalen.
De vernieuwing moet uit de microsfeer komen, dus
van ondernemers en werknemers uit het bedrijfsleven zelf. Wel zal men vragen om een betere omgeving, dus een prima infrastructuur, meer op de concurrentiestrijd gericht speurwerk, een nauwere band
tussen onderwijs en bedrijfsleven en minder regeldichtheid.
Wereldconcurrentie heeft iets van een wereldoorlog. “Management from the warroom” is de titel van
een recente oratie. Dat geweld is alleen te doorstaan
als de spelers inventief en doortastend zijn, beschikken over de beste technieken, geen onnodige ballast
torsen en kunnen samenwerken. “Was dat nu alles?”,
zal men na de platformdag op typisch Hollandse wijze zeggen. Ja, dat is alles, maar het vraagt wel veel
van onze talenten.