Het einde van de Sovjetunie
De mislukte coup heeft het lot van de oude Sovjetunie bezegeld. Het marxistisch-leninistische imperium bestaat niet meer. Het centrale gezag is ontmanteld, de communistische partij is opgeheven en de
ene na de andere republiek roept de onafhankelijkheid uit. Het gehate ‘rijk van de vrijheid’ is uiteengevallen in brokstukken die hun economische en politieke bevrijding vieren.
De omwenteling is totaal. De Sovjetunie maakt drie
historische transformatieprocessen tegelijk door, die
over elkaar been buitelen en samenvallen in een algehele revisie van het oude maatschappijmodel: de
ontmanteling van de centraal geleide economic en
de omvorming ervan in een vrije-markteconomie, de
vervanging van het communistische regiem door een
meer of minder democratisch politick stelsel en de
ontbinding van het tsaristische imperium in pakweg
vijftien onafhankelijke republieken. Bij een dergelijke omwenteling kan men niet met een eenvoudige
economische analyse volstaan. Het gaat niet alleen
om een verandering van economische en politieke
structuren, maar om een verandering van het gehele
maatschappelijke klimaat: de cultuur, de ideologie,
het hele maatschappelijke denken en handelen, dat
doortrokken is van zeventig jaar communistische
overheersing. De voltooiing van zo’n transformatie
valt eerder in decennia dan in jaren te meten.
Intussen gaat het dagelijkse leven gewoon door.
Wat betekenen de omwentelingen voor de doorsnee
Sovjetburger? De vreugde over de politieke ontwikkelingen zal spoedig worden getemperd door bittere gevoelens over de economic. Na zes en een half
jaar perestrojka is de economische situatie allerbelabberdst (zie het artikel van Ellman in deze ESB).
De produktie krimpt in. De werkloosheid loopt op.
De inflatie bedraagt meer dan 100%. De staatsfinancien zijn volledig in het ongerede. Aan de verplichtingen van de buitenlandse schuld kan niet meer
worden voldaan. Er dreigen ernstige tekorten aan
voedsel en brandstof. Veel burgers zullen in de komende winter honger en koude lijden.
Die situatie kan op korte termijn alleen maar verslechteren. De overgang naar een markteconomie
gaat gepaard met pijnlijke aanpassingsprocessen, zoals de economische buren in Polen en de voormalige DDK reeds aan den lijve hebben ondervonden.
De markteconomie moet van de grond af worden
opgebouwd. Het is niets om communistische partijbonzen uit hun macht te ontzetten, maar alle praktische kennis over het functioneren van de economic
is daarmee verdwenen. De economische en bestuurlijke basis is in een klap aan het land ontvallen.
Daar staat tegenover dat de economische hervormingen op het niveau van de republieken waarschijnlijk
met meer voortvarendheid en kans op succes kunnen worden aangepakt dan in de afgelopen jaren het
geval was. De geloofwaardigheid en politieke legitimiteit van de economische perestrojka onder Gorbatsjov waren ver onder het nulpunt gedaald. De
aanwezigheid van democratisch gekozen leiders (of,
in verschillende republieken, nationalistische dicta-
ESB 28-8-1991
tors) is echter geen garantie voor succes. Er zijn in
elk geval weinig aanwijzingen dat de republieken
over betere economische inzichten of een superieur
economisch beleid beschikken om de omschakeling
naar een markteconomie vorm te geven en de door
Gorbatsjov gemaakte fouten te vermijden.
Het uiteenvallen van de Unie in elkaar deels vijandig gezinde republieken maakt de zaak er niet eenvoudiger op. Ondanks alle gebreken die aan het systeem kleefden, functioneerde de Sovjetunie tot op
zekere hoogte toch als een gemeenschappelijke
markt. Die markt werd weliswaar gestuurd door valse prijssignalen, maar er was wel een uitgebreid netwerk van onderlinge handelsbetrekkingen. Dit netwerk wordt door sterk opkomend nationalisme,
onderlinge tegenstellingen, grensgeschillen en etnische conflicten bedreigd. Bovendien zal het invoeren van marktprijzen, noodzakelijk om de economische efficiency te vergroten, de meeste republieken
met een aanzienlijk betalingsbalanstekort ten opzichte van de Russische republiek opzadelen. De nu
al sterke neiging tot het opwerpen van handelsbarrieres en andere vormen van protectie zal daardoor
alleen maar toenemen. Een extra complicatie is dat
verschillende republieken overwegen om hun eigen
valuta in te voeren. Het inzakken van de onderlinge
handelsbetrekkingen zal voor de meeste republieken zeer schadelijke gevolgen hebben. Het zal leiden tot een stagnatie van de produktie en een daling van de levensstandaard.
Nog geheel onzeker is ook in welke mate en in welk
tempo de nieuwbakken republieken er in zullen slagen een enigszins stabiel politick klimaat te vestigen.
In verschillende republieken is sprake van ernstige
etnische en religieuze tegenstellingen, die gemakkelijk kunnen escaleren. De ervaring in tal van ontwikkelingslanden is dat politieke instabiliteit en economische malaise bijna hand in hand gaan. Zonder een
wettelijk erkende regering, een enigszins functionerend openbaar bestuur, een min of meer aanvaard
rechtsstelsel en andere essentiele openbare voorzieningen, is het nagenoeg onmogelijk om een behoorlijk werkende markteconomie op te bouwen, laat
staan buitenlandse investeerders aan te trekken.
Kan het Westen in deze situatie iets doen? Het genereren van omvangrijke externe hulpprogramma’s
lijkt in de huidige situatie weinig zinvol. In veel gevallen is niet eens duidelijk aan wie die hulp zou
moeten worden verstrekt. In die zin is de opstelling
van de laatste G7 nog onverkort geldig. De verandering zit erin dat een aantal nieuwe staten nu ondubbelzinnig voor het westerse ontwikkelingsmodel
heeft gekozen. Het Westen kan daarbij niet aan de
kant blijven staan. Morele steun, diplomatieke toenadering en financiele hulp bij concrete projecten is
zeer welkom, naast technische assistentie bij alle
mogelijke praktische vraagstukken. Daarvoor is ook
geen groot debat of een nieuwe G7 nodig. Dat is
praktische hulp die overmorgen kan beginnen.
L. van der Geest
857