Oost west…
De vakantie is voorbij en we gaan
weer aan het werk. Daar hoort bij dat u
al enige weken wordt geteisterd door
mensen die willen vertellen hoe ze het
hebben gehad. Ik wil niet achterblijven.
Mijn zomer begon met de vaststelling
van het Advies inzake het sociaaleconomische beleid op middellange
termijn 1986-1990, op 20 juni jl. door
de SER, en eindigde met de regeringsverklaring. Daartussen lag onder meer
het jaarlijkse bijlezen en een werkbezoek aan een ontwikkelingsland. U
voelt al waar het naar toe gaat: het bijlezen en het ontwikkelingsland plaatsten het SER-advies en de regeringsverklaring in een nieuw licht.
Voor twee boeken wil ik in het bijzonderuwaandachtvragen: Thenewclassical macroeconomics (Wheatsheaf,
Londen, 1984) van Arjo Klamer en The
triumph of politics (Harper, New York,
1986) van David Stockman: Klamers
boek bestaat uit scherpzinnige vraaggesprekken met de Grote Namen uit
de macro-economie. Het bevat alles
over de economenstrijd wat u wilde weten, maar nooit durfde vragen. Ook wie
al een beetje in de materie thuis is, zal
het fascinerend vinden. Het bevestigt
dat er niet veel meer met de macroeconomie aan de hand is dan dat de
prima donna’s in het koor der economen alleen zich zelf horen. Wat hindert
is de deun die blijft hangen: de schrikbarende afstand tussen theorie en
praktijk in de Amerikaanse economiebeoefening. De modeller) zijn knap,
,,doch die Verhaltnisse, sie sind nicht
so”, denk ik dan met mijn idool Brecht.
De nagalm van Stockman, een afscheidscadeau van mijn Rotterdamse
studenten, die mijn liefde voor het
theater altijd al in de gaten hadden is
eigenlijk niet anders. We horen hier het
relaas van de man die als directeur van
de federale begroting op spectaculiare
wijze zijn greep op het Amerikaanse financieringstekort verloor. Een man bij
wie Van Agt en Van der Stee nog afsteken als bekwame bestuurders. Je
vraagt je af hoe dat allemaal kon gebeuren. Dat was wederom een kwestie
van afstand; ditmaal tussen praktijk en
theorie. In de hoogmoed van hun
macht dachten Stockman en enkele
andere half-intellectuelen rond president Reagan dat ze hun ‘Reaganomics’ van de grond konden krijgen
zonder hun beleid op consistentie te
toetsen aan een macro-economisch
model. En nog afgezien van hun dedain voor een wetenschappelijke beleidsanalyse, bleken ook zij zozeer in
de ban van hun ideologische vooringe-
D.J. Wolfson
nomenheid dat ze het zicht verloren op
de bestuurlijke en politieke verhoudingen. De moraal is dat deze twee onthullende boeken, die de grote verbanden zouden moeten laten zien in de
theorievorming en in het beleid, tegen
wil en dank getuigen van deeldenken,
vooringenomenheid en gebrek aan
communicatie.
In het ontwikkelingsland bezocht ik
een conferentie over het dienstbaar
maken van verfijnde macro- en mesoeconomische informatie- en modeltechnieken aan de beleidsvoorbereiding, als afronding van een door het
Haagse Institute of Social Studies ondersteund project. Erg inspirerend.
(,,Zo moet het”, fluisterde ik typisch
Hollands tegen mijn Amerikaanse medebezoekers, Jetten jullie wel goed
op?”) In ernst, het inspirerende was
dat de conferentie geheel door jonge
deskundigen uit het land zelf werd getrokken, een geslaagd staaltje van institutionele opbouw. Toch ontbrak er
iets. De dialoog was ten dele technocratisch en, voorzover politici er zich in
mengden, etatistisch. Het maatschappelijke middenveld – de organisaties
van werkgevers en werknemers, van
boeren, middenstand en al die anderen die een gemengde orde ook werkelijk pluriform maken – was niet alleen
afwezig, maar bleek bij navraag ook
nauwelijks te bestaan. Dat is overigens
het beeld in de meeste ontwikkelingslanden. Terug in Nederland viel ik met
mijn neus in de regeringsverklaring.
,,Wat een land!”, hoor ik alweer roepen. Ja inderdaad, wat een land. Bij
ons hebben de Grote Namen uit de
macro-economie en de theorie van de
economische politiek altijd hun han-
den vuil gemaakt aan de beleidsvoorbereiding en het overleg met maatschappelijke organisaties. Zo was Tinbergen niet alleen directeur van het
Centraal Planbureau, maar ook jarenlang kroonlid van de SER. F. de Vries
was zelfs de eerste voorzitter van de
SER. Bij ons worden politieke plannen
in de regel wetenschappelijk getoetst.
En bij ons wordt – met name in de
SER – de inbreng van maatschappelijke organisaties in de beleidsadvisering
actief gezocht.
Die zelfde SER heeft in de achter
ons liggende jaren nogal onder druk
gestaan van na’i’evelingen die in de media verkondigden dat overleg alleen
nuttig is als je het eens wordt, of dat ‘de
politiek’ zich toch nergens wat van
aantrekt. Waar waren die babbelaars
nu, nu vastgesteld kon worden dat het
belangrijkste SER-advies voor de komende kabinetsperiode nagenoeg
unaniem was en dat de regeringsverklaring daar naadloos bij aansloot? In
de dagen direct na 20 juni kreeg alleen
het minderheidsstandpunt dat dr. Duisenberg op een betrekkelijk ondergeschikt punt innam de voile aandacht.
Het historische feit dat de vakbeweging het, ondanks een voor haar teleurstellende verkiezingsuitslag, toch
eens werd met de werkgevers over de
hoofdlijn van het te voeren sociaaleconomische beleid bleef onderbelicht. Het echte nieuws dat na jaren van
vruchteloze polarisatie het transactiemodel de beslissende slag heeft gewonnen, zowel bij de vaststelling van
het SER-advies als in het debat om de
regeringsverklaring, is de media grotendeels ontgaan. Ook dat is typisch
Hollands. Ik maak me een beetje boos,
geloof ik. Dat moet ik niet doen. Want
hoewel de verkiezingsuitslag, dit voorjaar, ook in mijn ogen teleurstellend
was, vond ik het toch een mooie zomer. Ik eindig dan ook met de uiterst
burgerlijke conclusie dat het thuis toch
maar best is.