Ga direct naar de content

Minder voor de minima?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 12 1985

mr. C.A, de Katn

Minder voor
de minima?
Op 31 mei heeft de Sociaalmenten beschikbaar. Door de socialeEconomische Raad (SER) een Advies zekerheidsuitkeringen minder eenzijdig
vastgesteld, waarin verschillende aspec- uit heffingen op het loon te financieren,
ten van het wettelijk minimumloon aan
kan de relatieve prijs van de factor arde orde komen. Ongetwijfeld de meeste beid worden verlaagd. De loonkosten
aandacht trekt de opvatting van een van de laagstbetaalde werknemers kunmeerderheid in de SER, bestaande uit de nen relatief extra worden gedrukt door
werkgeversvertegenwoordigers en alle de premielast wat te verschuiven naar
kroonleden, dat het minimumloon voor hogere loonniveaus. Dat strookt weliswerknemers van 23 – 64 jaar met 15 a 20 waar niet met de verzekeringsgedachte,
procent moet worden verlaagd. De mini- maar aan dit bezwaar hoeft niet zwaar te
raumlonen voor werknemers van 16-22 worden getild, zeker niet bij de premiejaar, die worden bepaald als een fractie heffing voor de volksverzekeringen.
van het vakvolwassen minimumloon, Verder kan de prijsverhouding van arhoeven overigens niet te worden aange- beid en kapitaal ten gunste van arbeid
past, aangezien deze niet veel hoger of worden gewijzigd door de subsidising
zelfs lager liggen dan in vergelijkbare van de factor kapitaal (door WIREuropese industrielanden. De meerder- premies voor investerende ondernemers)
heid van de SER-leden noemt als belang- geheel of grotendeels ongedaan te marijkste voordeel van een lager minimum- ken, zonder dat dit bij het huidige marloon de mogelijke positieve gevolgen kante rendementsherstel veel ongevoor de werkgelegenheid. Hoeveel extra wenste repercussies voor de economibanen er door deze maatregel bij zouden sche ontwikkeling zal hebben.
komen, blijft in het Advies volstrekt in
In dit verband is het van belang om te
het vage. Dit is verklaarbaar, omdat de vermelden dat slechts 3 a 4 procent van
opstellers zelf concluderen dat resultaten alle werknemers van 23 – 64 jaar het mivan wetenschappelijk onderzoek naar de nimumloon verdient. De maatregel
directe relatie tussen minimumloon en bestrijkt dus een relatief kleine groep terwerkgelegenheid weinig robuust zijn en wijl bovendien mag worden aangenovaak statistisch zonder betekenis. Hoemen dat het loon van de betrokken werkwel na een verlaging van het minimum- nemers, na afschaffing van de wettelijke
loon een aantal activiteiten dat thans niet loonvloer, in verhouding weinig zal daplaatsvindt economisch (wat) eerder ren- len. Bij de cao-onderhandelingen zal de
dabel zal zijn, suggereert de voor het Ad- vakbeweging zich immers sterk maken
vies bij elkaar gesprokkelde literatuur voor de laagstbetaalden. Dat erkennen
dat de resulterende werkgelegenheids- ook de werkgevers in de SER.
groei betrekkelijk marginaal zal zijn.
Tegenover de door de SER aangestipAls tweede voordeel vermeldt het te pluspunten staan enkele duidelijke beSER-advies dat de continui’teit van het zwaren tegen een verlaging van het wetaantal banen in arbeidsintensieve bedrij- telijk minimumloon. De bestaande
ven en sectoren door een verlaging van netto-nettokoppeling brengt mee dat een
het wettelijk minimumloon wordt ver- aanpassing van het minimumloon tot 80
groot en dat de produktiefactor arbeid a 85 procent van het huidige niveau, gewellicht minder snel zal worden vervan- paard zou gaan met een evenredige vergen door kapitaal. Dit zijn geen sterke laging van de sociale minima. De Raad
argumenten. Om deze doelstellingen te merkt op die automatische doorwerking
realiseren, zijn veel effectievere instru- in dit geval niet te willen. Stel dat het soESB 19-6-1985

ciaal minimum op het huidige niveau
zou worden gehandhaafd, dus 15 tot 20
procent hoger komt te liggen dan het netto minimumloon. Kostwinners met het
verlaagde minimumloon zouden zich
dan voor 15 tot 20 procent aanvullende
bijstand tot de sociale dienst moeten
wenden. Een meerderheid van de Raad
accepteert deze consequentie, die naar
mijn indruk echter op erg veel maatschappelijke weerstanden zal stuiten.
Om deze reden is het standpunt van een
minderheid, de werknemersvertegenwoordigers, begrijpelijk; zij wenst het
minimumloon op een zodanig niveau te
handhaven dat voor alien die crop zijn
aangewezen een aanvaardbaar bestaan
mogelijk is. De betrokken werknemers
komen anders in de weinig benijdenswaardige positie dat de eerste 15 a 20
procent van hun extra looninkomsten
(b.v. door overwerk) impliciet voor de
voile honderd procent zouden worden
wegbelast (door de korting op de verleende bijstand). Raar dat de werkgevers, die plegen te hameren op ontmoedigingseffecten van hoge marginale tarieven, dit gevolg voor lief nemen.
Eigenlijk komt het SER-advies als
mosterd na de maaltijd. Het wettelijk
minimumloon is ingevoerd in 1969; over
de gehele periode 1969 – 1985 is het wettelijk minimumloon niet meer omhoog
gegaan dan het gemiddelde van de caolonen (uiteraard mede door de verlaging
en bevriezing van het minimumloon in
de jaren 1983-1985). Dus waar maakt
de meerderheid van de SER zich eigenlijk nog druk over? Gelet op de twijfelachtige voordelen van een verlaging van
het minimumloon en gezien het bezwaar
dat kostwinners daardoor op aanvullende bijstand aangewezen zouden raken,
moet het kabinet de aanbevelingen van
de SER-meerderheid voor een verlaging
van het wettelijk minimumloon maar liever naast zich neerleggen; dat is toch al
een traditie aan het worden.

591

Auteur