Ga direct naar de content

Van monetarisme naar herindustrialisatiepolitiek

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 7 1983

Internationaal

Van monetarisme naar
herindustrialisatiepolitiek
Een tweede fase in het Britse beleid?
PROF. DR. G. VANDEWALLE

Inleiding
De Britse verkiezingen brachten geen
grote verrassingen. De conservatieve partij
ging van 43,9% van de stemmen in 1979 naar
42,4%, maar kon dank zij de bijna gelijke
verdeling van de stemmen van de oppositiepartijen (de Labourpartij behaalde 27,6% en
de alliantie van liberalen en sociaal-democraten 25,4% van de stemmen) 60% van alle
zetels voor zich opeisen. De twee oppositiepartijen ondervinden nu de nadelige psychologische weerslag van him nederlaag.
In de Labourpartij is de 41-jarige Welshman, Neil Kinnock, als nieuwe leider gekozen. Gezien de scherpe tegenstellingen
tussen links en rechts binnen de partij is het
ethter twijfelachtig of zelfs een welbespraakte Kinnock, die waarschijnlijk, zoals
destijds Harold Wilson, enigszins naar rechts
zal evolueren, binnen korte tijd de eenheid
zal kunnen herstellen. Vooral de harde houding van de linkse groep inzake de uittreding
van Groot-Brittannie uit de EG, een stelling
die door de meerderheid van de vakbondsleiders wordt onderschreven, bemoeilijkt een
ontwikkeling naar het politieke centrum.
Ook de alliantie van liberalen en sociaaldemocraten is door haar nederlaag aangeslagen. De liberale partij heeft haar positie in het
parlement licht verbeterd (van 13 zetels naar
17), maar wordt geconfronteerd met verzet
binnen de partij tegen samenwerking met de
sociaal-democraten. Twee liberale parlementsleden hebben zelfs geweigerd met hun
partijvoorzitter, David Steel (een van de populairste politici van Groot-Brittannie), op
de eerste banken in het parlement te gaan zitten. De sociaal-democraten kregen een bittere pil te slikken. Van 29 zetels in het vorige
parlement vielen ze terug tot 6 zetels. Hun
nieuwe leider, David Owen, is een bekwaam
en handig politicus maar wordt geconfronteerd met het moeilijke probleem hoe de
Britse burgers ervan te overtuigen dat zijn
partij nog enige kans maakt bij de volgende
verkiezingen. Owen hoopt een aantal vakbonden ertoe te brengen niet langer uitsluitend de Labourpartij te steunen en heeft aangekondigd dat zijn partij de vakbondsbijdrage aftrekbaar zal maken van de belasting.
Enkele vakbonden (van o.a. onderwijzers en
bakkers) hebben reeds toegezegd besprekingen met D. Owen te zullen voeren. VierenESB 14-12-1983

twintig kandidaten van de liberale partij en
de sociaal-democratische partij hebben voor
de komende Europese verkiezingen een verzoekschrift ingediend bij de leiding van hun
respectievelijke partijen, waarin wordt voorgesteld tot een gemeenschappeh’jke kandidaatsstelling over te gaan. D. Owen is hier tegen gekant omdat het een eerste stap zou zijn
naar een fusie van beide partijen. Hij vreest
dat hierdoor de aantrekkingskracht van de
sociaal-democraten op de gematigde arbeiders verloren zou gaan. Net als de liberale en
de Labourpartij is nog geen duidelijke keus
gemaakt uit de politieke doeleinden die de
partij met het oog op de verkiezingen in 1988
zal innemen.
Dit alles is uiteraard koren op de molen
van mevr. Thatcher die er op kan rekenen dat
de oppositie tijdens de volgende maanden
zoveel in eigen kring zal moeten opklaren dat
ze geen tijd zal vinden om het regeringsbeleid
op efficiente wijze te bevechten. Ook in haar
eigen partij heeft mevr. Thatcher haar positie
versterkt. Regeringsleden als Francis Pym,
de gewezen minister van buitenlandse zaken,
en William Whitelaw, de gewezen minister
van binnenlandse zaken, die het aandurfden
in het publiek andere stellingen te verdedigen
dan door mevr. Thatcher werden aanvaard,
heeft ze uit haar eigen regering verwijderd.
Bovendien heeft ze het grote voordeel geen
verkiezingsbeloften te hoeven honoreren.
Het conservatief regeringsmanifest bevatte
nagenoeg geen concrete voorstellen. Wel
werd de noodzaak herhaaldelijk benadrukt
tot het voeren van een nkrachtdadig” beleid.
Wat dit nieuwe beleid precies zou inhouden
is voorlopig nog niet duidelijk. Wel ziet het
ernaar uit dat minder belang zal worden gehecht aan de monetaire politick en meer aan
het industrieel beleid.
De monetaire politick van de conservatieve
regering
In een vorig artikel werd er op gewezen dat
van eind 1981 af het monetaire beleid geleidelijk werd versoepeld 1). De expansiegraad
van de geldomloop wordt nu hoofdzakelijk
geregeld door de openmarktpolitiek. De
overheid dekt het grootste deel van haar tekort door het opnemen van kredieten bij de
particuliere banken tegen overheidspapier

en dit houdt schepping in van secundaire liquiditeiten ten voordele van de overheid.
Een verdere expansie van de geldomloop
vindt plaats door kredietverstrekkingen van
de banken aan de particuliere sector en door
het omwisselen van deviezen. Vindt de centrale bank dat de monetaire expansie moet
worden afgekeurd, dan plaatst zij overheidspapier bij niet-geldscheppende financiele instellingen, bedrijfshuishoudingen en bij particulieren.
Tijdens het financiele jaar 1982-1983
(midden april 1982 tot midden april 1983)
bleven de groeicoefficienten van M,, M3 en
PSL2 (,,private sector liquidity”) binnen de
voorgeschreven grenzen (8 a 12% per jaar;
zie tabel 1) 2). Dit was evenwel toe te schrijven aan de geringe vraag naar kredieten van
de particuliere sector tijdens de laatste maanden van 1982 en de eerste twee maanden van
1983. De diverse bedrijven voorzagen toen
een daling van de prijzen van de grondstoffen
en van de energieprijzen en waren geneigd
hun voorraden in te krimpen hetgeen uiteraard leidt tot een stijging van de beschikbare
liquiditeiten 3). Eind 1982-1983 namdebehoefte van de overheid aan bankkredieten
toe omdat het tekort op de begroting ten gevolge van gestegen werkloosheidsuitkeringen en gedaalde overheidsinkomsten hoger
uitviel dan was voorzien. De totale leenbehoefte werd voor 1982-1983 geschatop£7,5
mrd., en Week in werkelijkheid £ 9 mrd. te
zijn. De conservatieve regering had deze ontwikkeling wel zien aankomen maar vermeden de nodige saneringsmaatregelen te treffen om de kiezers niet te ontstemmen. Ze kan
evenwel deze expansieve monetaire politick
moeilijk volhouden in verband met de inflatiebestrijding. In juni 1983 bedroeg de stijging van de kosten van het levensonderhoud
slechts 3,7%, maar in juli was dit percentage
opgelopen tot 4,2.
Tabel 1. Groei van de monetaire indicatoren
(op jaarbasis)
September 1982 December 1982 Maart 1983

tot en met

MO…….
Mj (retail). .
M2 (retail). .
£ M3 . . . . .
M3…….
PSL2 . . . . .

tot en met

november 1982

februari 1983

tot en met
mei 1983

6,2
16,6
15,1
12,4

5,4
4,9
11,2
8,6

10,6
16,2
15,7

10,0

11,9

20,3

4,7

Bron: Bank of England, Quarterly Bulletin, juni 1983, biz. 173.
Toelichting:
MQ: Monetaire basis, dit is de som van het chartaal geld vermeerderd met de vorderingen van de particuliere banken op de centrale
. banken;
Mi (retail): Som van het chartaal geld in circulatie en alle deposito s van het publiek voor zover ze geen interest opbrengen;
M j (retail): Mj vermeerderd met de deposito’s op zicht van het publiek die wel interest opbrengen;
M3: M j vermeerderd met alle tennijndeposito’s bij banken en
spaarkassen in pond sterling, alsook de zicht- en tennijndeposito’s
van de openbare sector in pond sterling;
£ M3: M3 vermeerderd met de deposito’s van de resideoten in
vreemde valuta;
PSL2: £ M3, verminderd met de deposito’s van de openbare sector
en verrneerderd met alle ‘money market instruments’, zoals schatkistpapieren, bankaccepten, deposito’s bij lokale overbeden, financieringshuizen en bouwmaatschappijen, ‘certificates of tax deposits’, alsook verhandelbare aandelen van bouwmaatschappijen.

1) G. Vandewalle, Komt er een deflatie van de
Britse economic, ESB, 3 november 1982.

2) Operation of monetary policy, Quarterly Bulletin, Bank of England, juni 1983, biz. 171.
3) Idem, biz. 156.

1165

Volgens de monetaristische theorie leidt

viteit, maar prijsstijging in de hand werkt. Er

een stijgingspercentage van de geldhoeveelheid die boven dat van het nationaal produkt
tegen lopende prijzen ligt, tot een toename
van de inflatie. Het stijgingspercentage van

wordt voorzien dat tegen het eind van het jaar
het indexcijfer van de kosten van het levensonderhoud met 5 a 6% per jaar zal stijgen.
Veel zal evenwel afhangen van de mate van

het nationaal produkt is voor 1983 nog niet

loonstijging.

bekend maar wordt in een industrieland zoals
Groot-Brittannie hoofdzakelijk bepaald

door de groeicoefficient van de industriele

Privatisering van de economie

produktie. Die bedroeg van begin juli 1982
tot juni 1983 amper 1,6%, zodat bij een infla-

De nationalisaties die door de Labourre-

tiepercentage van 3,7 de geldhoeveelheid om

gering na de tweede wereldoorlog werden

de prijzen stabiel te houden volgens de monetaristische theorie slechts zou mogen stijgen met iets meer dan 5%; beduidend min-

gerealiseerd hadden betrekking op de ver-

der dan het stijgingspercentage van de diverse monetaire grootheden. Hiertegen

en de energiesector (gas en elektriciteit). Van
deze drie grote sectoren bood alleen de

wordt door de studiediensten van de centrale
bank ingebracht dat in een depressieperiode

de bedrijven hun voorraden afbouwen, waardoor grotere kasvoorraden worden aangehouden en de omloopsnelheid van het geld

daalt. Deze daling neutraliseert dan de invloed van de groei van de geldhoeveelheid op

voerssector (spoorwegen en autobusdiensten), de zware nijverheid (steenkolen, staal)
laatstgenoemde gunstige toekomstperspec-

tieven. De andere genationaliseerde sectoren
hadden te kampen met noodlijdende onderdelen waarvan het bestaan op het spel stond.
Spoorlijnen, mijnen en staalfabrieken moesten worden gesloten. Dergelijke pijnlijke sa-

de prijzen. Als de conjunctuur echter weer

neringen zijn moeilijker te verwezenlijken
voor bedrijven die onder controle van de

aantrekt, zal de omloopsnelheid weer toene-

overheid staan dan voor particuliere onder-

men en een inflatoire druk op de prijzen uit-

nemingen. Al te zeer waren de ministers van
Industrie en de transportsector i.v.m. de

oefenen 4). De regering is zich hiervan bewust maar wenst de expansie van de geldhoeveelheid niet in te sterke mate af te remmen
om verdere stijging van de interestvoeten ,
die sinds 1983 in heel West-Europa weer optreedt, te voorkomen. Voor 1983-1984 werd
een groei van de geldhoeveelheid met 7 a
11% voorzien, wat meer is dan op basis van

werkgelegenheid geneigd zich in het beleid
van de betrokken nationale bedrijven te

mengen om opheffing van een spoorwegverbinding of het sluiten van een station, een
mijn of een staalfabriek te voorkomen. Het
gevolg was dat genationaliseerde bedrijven

de huidige groei van het nationaal produkt en
de inflatie is verantwoord, maar 1% minder

niet te weinig maar te veel van bovenaf werden gecontroleerd. Een soortgelijke ontwikkeling deed zich voor met bedrijven als de

dan wat werd bepaald voor 1982-1983. Voor

vliegtuigmotorenfabriek Rolls Royce, de au-

1984-1985 zou de groei maar 6 a 10% mo-

tofabrieken van British Leyland en de

gen bedragen en voor 1985-1986 5 a 9%.
De nieuwe minister van Financien, Nigel

scheepstimmerwerven aan de Clyde, naderhand gefuseerd tot British Shipbuilders. In al

Lawson, tracht de sterke expansie van de

deze gevallen leidde de nationalisatie tot een

geldhoeveelheid die zich tijdens de maandcn
juni en juli voordeed te matigen door de leningsbehoefte van de overheid te reduceren.
Dit hoopt hij te bereiken door besparingen en

grote vertraging in de afbouw van de nietrendabele onderdelen van de bedrijven en
dus tot grote verliezen die door de schatkist
moesten worden bijgepast. Dit proces van af-

het verkopen van overheidsparticipaties in
industriele en andere bedrijven aan de parti-

werd daarenboven in sterke mate in de hand

remming van de noodzakelijke sanering

culiere sector. In een rede gehouden op 29

gewerkt door de sterke positie van de vak-

juni 1983 in het parlement decide hij mede

bonden in deze sectoren. Al te vaak werd

dat de uitgaven voor salarissen en admini-

smiting daardoor uitgesteld en werden verliezen gedekt door overheidssubsidies of ver-

stratiekosten van de centrale overheid zouden worden verminderd met 1%, en alle andere toewijzingen met 2%. De grenzen van
de externe financiering van de genationali-

hoging van de tarieven. Het waren dus de
verbruikers en de belastingbetalers die in

sector dient eveneens £ 500 mln. te worden

laatste instantie het gelag betaalden.
De regering van mevr. Thatcher had reeds
in haar verkiezingsprogramma van 1979 beloofd zoveel mogelijk genationaliseerde bedrijven opnieuw te privatiseren, maar dit
voornemen Week niet zo gemakkelijk reali-

verkregen 5). Zo moet de totale leningsbe-

seerbaar. De particuliere sector bleek uiter-

seerde bedrijven zouden worden verlaagd met

2%. Al deze maatregelen zouden een totale
besparing geven van £ 500 mln. Door de verkoop van overheidsbezit aan de particuliere

hoefte worden gereduceerd van £ 11,48 mrd.

aard weinig geinteresseerd in overname van

tot £ 10,48 mrd.: een vermindering van

verhesgevende bedrijven. Het zag ernaar uit
dat de staat de renderende bedrijven zou

10%. Algemeen wordt evenwel aangenomen
dat deze maatregelen niet voldoende zijn om

van de gemiddelde lonen in de eerste helft

kwijtraken en met de niet-renderende bedrijven zou blijven zitten. Dreigende stakingen
en arbeidsonrust in sterke bedrijven als de
elektriciteits-, en gasbedrijven voorkwamen
echter deze uitverkoop. Om haar privatiseringsplannen toch (deels) te realiseren be-

van 1983. Deze toename en het opheffen van

sloot de regering aandelen te emitteren waar-

beperkingen inzake de verkopen van ver-

van een gedeelte wordt aangeboden aan het

bruiksgoederen op krediet, heeft een ople-

ving van de consumptie op gang gebracht, die

personeel van het bedrijf en een ander gedeelte wordt verdeeld in kleine pakketten be-

een gunstig effect heeft op de industriele acti-

stemd voor het grote publiek. Zo kon de re-

een stijging van de inflatie te voorkomen.

Deze wordt aangewakkerd door de toename
van de reele inkomens ten gevolge van een lagere stijging van de consumptieprijzen dan

1166

gering niet het verwijt worden gemaakt
staatseigendommen tegen te lage prijzen te
verkwanselen aan particulieren en voorkomt
ze ook een revoke van het personeel tegen de
privatisering. Het aandeel dat aan het personeel wordt aangeboden, is echter gering.
Er is geen sprake van dat het personeel door
inschrijving op aandelen controle zou verwerven op het beheer van de betrokken bedrijven.
Deze procedure werd al in vier gevallen
toegepast: bij British Aerospace Public Limited Company, Cable and Wireless, National
Freight Company, en Amersham International. Onderhandelingen m.b.t. Britoil zijn
aangevangen. In al deze gevallen betreft het
goed renderende bedrijven. Dit leidde er
zelfs toe dat de inschrijving op de aandelen
van Amersham International, een maatschappij die radio-actief materiaal voortbrengt voor geneeskundige, industriele en
wetenschappelijke doeleinden, het aanbod
meer dan 20 maal overtrof. Niet ten onrechte
beweerde de woordvoerder van de oppositie
in het parlement dat de regering ,,nationaal
bezit” verkwanselde tegen rabatprijzen. Het
aandeel dat het personeel verkreeg van de
£ 71 mln. aan aandelen bedroeg slechts
3,6%. De verkoop van aandelen van British
Aerospace Ltd. vond plaats nadat deze maatschappij was omgevormd tot een particuliere
vennootschap waarvan iets minder dan de
helft van de aandelen in handen bleef van de
overheid en de rest werd aangeboden aan het
publiek. Het personeel kan voor maximaal
3,26% van het aandelenkapitaal inschrijven.
Bij de verkoop van aandelen van Cable en
Wireless, een maatschappij die telecommunicatiediensten levert aan een dertigtal landen, kon het personeel maximaal £ 13,5 mln.
aan aandelen verwerven van een totaal van
£ 224 mln. (iets meer dan 6%). Bij de verkoop van aandelen van de National Freight
Company werd voor £ 3 mln. aan aandelen
opgenomen door personeelsleden en £ 4,5
mln. door hun pensioenkassen op een totale
uitgifte van £ 53,5 mln. (in totaal 14%).
De conservatieve regering is ook ten aanval getrokken tegen de door de voorgaande
Labourregering opgerichte National Enterprise Board (NEB). Deze maatschappij, die
is gesticht hi februari 1973 met de bedoeling
als overheidsholding op te treden, werd in
sterke mate in haar werking gehinderd door
de verplichting particuliere bedrijven als British Leyland en de scheepswerven aan de
Clyde (nu herdoopt tot British Schipbuilders) onder haar hoede te nemen. Niettemin
had ze geparticipeerd in enkele veelbelovende ondernemingen. Al in oktober had Nigel Lawson die toen financicle secretaris was
van het Ministerie van Financien, aangekondigd dat de NEB een deel van haar participaties te gelde zou moeten maken. Bovendien
diende de NEB controle over grote ondernemingen als Rolls Royce en British Leyland
aan het Ministerie over te dragen, met de bedoeling dat dit die bedrijven in een later stadium aan de particuliere sector zou verko4) M. Friedman, The demand for money: some
theoretical and empirical results, The Journal of
Political Economy, augustus 1959.
5) The economy, Survey of current affairs, juli
1983, biz. 233-234.

pen. De taak van de NEB werd grondig ge-

kunnen afsluiten. Ondanks zijn hoge leeftijd

standpunt van de consument privatisering

wijzigd. Ze werd omgevormd tot een instel-

— hij is zeventig jaar — heeft lan Mac Gregor

ling die er naar moest streven met

slechts voordelig is indien het sectoren betreft waarin, zoals in de staalnijverheid, de

ven te roepen. Op 20 juli 1981 vond een fusie
plaats van de Raad van Bestuur van de NEB

nu het voorzitterschap aanvaard van The National Board met de bedoeling ook deze
genationaliseerde maatschappij, die jaarlijks
grote verliezen lijdt, te saneren. Mevr. Thatcher heeft het tot heden niet aangedurfd The
National Coal Board te dwingen niet-renda-

autoindustrie, de scheepsbouw enz., concurrentie er normaal toe bijdraagt de efficiency
van de betrokken bedrijven te verhogen en ze
te dwingen hun produkten aan te passen aan
de behoeften van de verbruikers 6). Betreft

met die van de overheidsorganisatie National

bele mijnen te sluiten omdat dit een algemene

het evenwel ondernemingen als de spoorwe-

Research Development Corporation. De

staking van de sterk georganiseerde mijnwer-

gen, de post en de elektriciteit, waar grote

nieuwe instelling, genoemd British Technology Group, richt nu zijn activiteit volledig op
de oprichting van gemengde bedrijven. Wat
de genationaliseerde bedrijven betreft die

kers zou kunnen betekenen. Zo’n staking
verlamde in de winter van 1973—1974 de in-

schaalvoordelen zijn te behalen, dan is privatisering ongewenst.

dustriele activiteit en bracht de conservatieve

De discussie over privatisering werd actu-

regering van Eduard Heath ten val. De situ-

eel toen de regering in november 1982 een

aan het toezicht van de NEB werden onttrok-

atie is nu echter gunstiger voor de regering

Telecommunicatiewet bij het parlement aan-

ken, heeft de regering er stelselmatig naar gestreefd deze door beperking van het hen ter
beschikking gestelde kapitaal te dwingen alle

dan in 1974. The National Coal Board beschikt over een voorraad van 57 mln. ton, zo-

bood, waardoor British Telecom zou worden
omgevormd tot een particuliere maatschap-

particuliere bedrijven overeenkomsten af te
sluiten om nieuwe ondernemingen met toe-

passingen van moderne technologie in het le-

niet-renderende activiteiten stop te zetten en
hun aantal werknemers drastisch te vermin-

dat bij staking de bevoorrading van de industrie nog enige tijd kan worden voortgezet.
Bovendien worden de thermische centrales

deren. Het laatste doel werd in ieder geval

die nu nog instaan voor ongeveer 80% van de

pij. Destaatssecretarisvcorindustrie, Patrick

Jenkins, verklaarde dat de nieuwe particuliere maatschappij de verplichting moet krijgen opgelegd de huidige tarieven gedurende
een periode van vijf jaar met niet meer te verhogen dan het stijgingspercentage van de

grotendeels bereikt (zie label 2).

elektriciteitsproduktie geleidelijk vervangen

Zoals uit tabel 2 blijkt heeft vooral British
Steel Corporation zijn personeel in sterke

door atoomcentrales waardoor ook de macht
van de mijnwerkersbonden wordt beperkt.

mate verminderd. lan Me Gregor, die in de

Rekening houdend met de hoge werkloos-

lente van 1980 door mevr. Thatcher als voor-

heid is het lang zo zeker niet dat indien de se-

dat andere maatschappijen met Telecom

zitter van de Raad van Bestuur van deze

cretaris van de mijnwerkerscentrale Arthur

zouden kunnen concurreren. De vraag is

grote nationale maatschappij werd aange-

Scargill, een algemene staking zou aankondi-

echter of particuliere investeerders in vol-

steld, is erin geslaagd de meeste van de nietrenderende produktiecentra te sluiten en het

gen, de mijnwerkers zijn richtlijnen zouden
opvolgen. Van Mac Gregor wordt trouwens

doende mate kapitaal in Telecom-aandelen
willen beleggen indien ze bij voorbaat weten

jaarlijks verlies, dat in 1980—1981 £665

verwacht dat hij zeer omzichtig te werk zal

mm. bedroeg, te verminderen. lan Mac Gre-

gaan omdat hij ervan overtuigd is dat ook hij

dat de winstmogelijkheden van die maatschappij laag zullen worden gehouden. Het
gevaar bestaat daarom dat de overheid om
toch het gestelde doel van £ 500 mln. te halen, de monopoliepositie van deze bedrijven
intact laat.

gor, die door zijn handigheid om te onder-

I.
t

met de sociale aspecten van de sanering reke-

handelen met ministers enerzijds en met vak-

ning moet houden.

bondsleiders anderzijds, de beste Britse politicus wordt genoemd, heeft in augustus van

Ook bij de spoorwegen is een groot saneringsplan in voorbereiding. Voor de periode

dit jaar het beheer over British Steel Corporation overgelaten aan een andere manager
uit de particuliere sector, Robert Hasham,
een bestuurder wan de Imperial Chemical
Industries. Het aantal werknemers van BSC
is nog verder verminderd en bedraagt amper
nog 78.000: een nieuwe vermindering met
ongeveer 25% sinds eind maart 1982. Er
wordt voorzien dat dank zij deze sanering
BSC het jaar 1983—1984 zonder verlies zal

kosten van het levensonderhoud. In de tussentijd zou er voor moeten worden gezorgd

1983—1988 wordt een vermindering van het

personeel voorzien met 18.000 en een inkrimping van het net van 35.200 km tot ongeveer 32.160 km. De vraag is nu in hoeverre

Naar een herindustrialisatiepolitiek ?

mevr. Thatcher het saneren van overheidsbedrijven als een middel beschouwt om ze na-

Het programme van de regering-Thatcher

derhand te kunnen privatiseren om op zo’n

is duidelijk. In de eerste fase moest de inflatie

manier de overheidssector volledig af te bouwen.
Uit een recente studie blijkt dat vanuit het

tot een redelijk peil worden teruggebracht.

Nu dit doel is bereikt ligt naar de mening van
de regering de weg open naar herindustrialisatie. Hierbij wordt vertrouwd op het parti-

culier initiatief. De hoge rentelasten en hoge
koers van de Engelse pond vormen echter
een belangrijke belemmering hiertoe. Vol-

Tabel 2. Genationaliseerde industrieen in 1981/1982
Omzet
(in mln. ponden)

Gebruik
kapitaal

(in mln. ponden)

Aantal
werknemers
(X 1000)

Procentueel
verlies aantal
arbeidsplaatsen

vanaf 1979-1980
Elektriciteit (CECB en Council and Area Boards) . .

8.057

147

32.605

4.727

National Bus Company . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2.636

618

8

279

1.347

183

1.338

Posterijen (Giro en postorders inbegrepen) . . . . . . .

43

508

53

— 16

7
7
11

42.792

83.178

— 17

1.627

a) Alleen in Groot-Brittannie. loclusief buitenlandse vestigingen is het aantal werknemers 22.000 hoger.
Bron: M. Beesley en S. Littlechild, Privatization: principles, problems and priorities, Lloyds Bank Reviewjuli 1983, biz. 10.

ESB 14-12-1983

gens sommige observatoren lijdt Groot-Brittannie aan de ,,Dutch disease” waarmee gedoeld wordt op een onrealistisch hoge wisselkoers, veroorzaakt door de uitvoer van energieprodukten. De verslechtering van de
handelsbalans zou dit idee bevestigen. Vorig
jaar vertoonde de handelsbalans immers nog
een gemiddeld overschot van £ 177 mln. per
maand terwijl voor het eerste semester van
1983, een gemiddeld maandelijks tekort van
£ 220 mln. werd gemeten. De export van andere goederen dan olie is 4,5% lager dan in
1980 ondanks de hoge koers van de dollar die
de uitvoer naar de Verenigde Staten in de
hand werkt. Dit alles wijst er duidelijk op dat
het de-industrialisatieproces dat in GrootBrittannie sedert een tiental jaar al aan de
gang is, nog niet tot stilstand is gekomen en
elke stijging van de bestedingen aanleiding
geeft tot meer invoer en minder uitvoer. De
regering van mevr. Thatcher kan dan ook
6) M. Beesley en S. Littlechild, Privatization, principles, problems and priorities, Lloyds Bank Review, juli 1983, biz. 2.

1167

niet blijven wachten op ,,spontane” herindustrialisatie nadat de inflatie tot staan is gebracht. Haar ideologic van ,,laisser faire, lais-

ser passer” ten spijt zal ze maatregelen moeten nemen om de industriele investeringen te
stimuleren. De oprichting van ,,enterprise
zones” was een eerste maatregel om het particuliere initiatief te ondersteunen en werd
gevolgd door een reeks maatregelen om aan
kleine bedrijven overheidshulp te verlenen.
Zo moet het ,,Small Engineering Firms Investment Scheme” worden vermeld. Dit
werd voor het eerst op bescheiden schaal
(£ 30 mln.) in maart 1982 ingevoerd en bleek
een groot succes. Het voorziet in subsidies
voor de aankoop van machines, computers
en ander technisch materieel door finna’s uit
de metaalverwerkende sector die niet meer
dan 500 werknemers in dienst hebben. Op 28
maart 1983 werd een nieuw bedrag van
£ 100 mln. ter beschikking gesteld aan het
project. Naar het voorbeeld van wat is geschied onder de socialistische regering in
Frankrijk, waar een groot technologisch onderzoeksprogramma werd gestart, begon
mevr. Thatcher met een gelijksoortig project,
waarbij de overheid, de universiteiten en de
prive-sector zullen samenwerken. De overheid zou £ 200 mln. voor een periode van 5
jaar ter beschikking stellen en de particuliere
bedrijven £ 150 mln.
De conclusie mag luiden dat een zeer voorzichtig industriebeleid wordt gevoerd en dat
de geleidelijke afbouw van de overheidssector nog steeds het hoofddoel van de conservatieve regering vormt.
Beslnit

Het is nog te vroeg om te bepalen welke
richting het economisch en financieel beleid
van de tweede regering van mevr. Thatcher
zal uitgaan. Keert ze na de versoepeling van

de laatste twee jaar terug naar een meer restrictief monetair beleid, dan loopt ze het risico de economische opleving in de kiem te
smoren en neemt de werkloosheid verder
toe. Schakelt ze daarentegen volledig over

naar een stimulerend beleid gekoppeld aan
een actieve industriepolitiek, dan is het mogelijk dat herindustrialisatie geleidelijk op
gang komt. Wel neemt dan het inflatiegevaar
toe en loopt Groot-Brittannie het risico zich
zelf uit de markt te prijzen. Mevr. Thatcher
zoekt duidelijk een middenweg om tussen die
twee klippen door te zeilen, maar het is twijfelachtig of ze de goede richting al heeft gevonden.
G. Vandewalle

1168

Auteur