Kansen voor de
Nederlandse Industrie
DRS. J. H. J. P. TETTERO*
De Adviescommissie inzake de voortgang van het industriebeleid (de Commissie-Wagner II),
heeft zich o.a. beziggehouden met het opsporen van industriele activiteiten die in de komende
jaren kansrijk kunnen zijn. De commissie-Wagner II bracht zo, op grond van statistische
metingen en de inzichten van deskundigen, economische activiteiten bijeen die belangrijke
perspectieven voor de Nederlandse Industrie kunnen inhouden. In dit artikel geeft de auteur een
indruk van de statistische methode die is gebruikt, en bespreekt hij kort dertien z.g.
hoofdaandachtsgebieden van het beleid.
Inleiding
Toen in 1981 de Adviescommissie inzake het industriebeleid
haar eerste rapport Een nieuw industrieel elan (het z.g. oranje
boekje) publiceerde, werd daarin een belangrijke paragraaf gewijd aan het herindustriaiisatiebeleid 1). De gedachte werd ontvouwd dat het herindustriaiisatiebeleid zou moeten zijn gericht
op een aantal z.g. ,,hoofdaandachtsgebieden” en ,,activiteitenvelden”. Deze hoofdaandachtsgebieden en activiteitenvelden
zouden de basis moeten zijn voor de herindustrialisatie van Nederland.
In het tweede verslag van werkzaamheden geeft de adviescommissie een nadere uitwerking van deze hoofdaandachtsgebieden
en activiteitenvelden 2). De lijst van industriele activiteiten die
onder deze hoofdaandachtsgebieden en activiteitenvelden worden genoemd, onder meer gebaseerd op een drietal onderzoeken.
Een onderzoek was crop gericht vast te stellen welke toekomstige
industriele activiteiten voor Nederland kansrijk zijn 3). Een ander onderzoek was erop gericht vooral vast te stellen welke huidige industriele activiteiten in Nederland kansen bieden in de
komende jaren 4). In dit artikel zal een korte uiteenzetting worden gegeven van dit laatste onderzoek.
Methode van onderzoek
Ten einde een inventarisatie te maken van de huidige kansrijke industriele activiteiten, werd allereerst een omvangrijke statistische analyse verricht. Deze analyse had tot doe) om alle industriele produkten — gemeten in SITC-groepen (3-digit-niveau) — te karakteriseren naar twee belangrijke kengetallen:
a) de omzetontwikkeling van de wereldhandel per SITC-groep,
gerelateerd aan de omzetontwikkeling van de totale wereldhandel (periode 1976-1980);
b) de relatieve positie van Nederland in het wereldhandelsvolume, primair gemeten doormiddel van het import/export-performancecriterium van Balassa 5).
De ratio achter deze wijze van beschrijven en ordenen van industriele produkten is in hoge mate ontleend aan recente bedrijfseconomische inzichten. Daarin vindt men een toenemende
consensus dat strategische continui’teit gebaseerd is op het vasthouden respectievelijk uitbouwen van sterke uitgangsposities,
aangevuld met het versterken van marktposities in groeimarkten. Op basis van de genoemde twee kengetallen zijn alle industriele produkten op jaarbasis in te delen in vier kwadranten (zie
de figuur).
De indeling van alle produktgroepen in deze matrix geeft een
172
eerste indicatie van de relatieve sterkte van de Nederlandse industrie in ieder van de specifieke produktgroepen. Verdere ondersteuning en verfijning op deze momentopname op wereldhandelsniveau ontstond door te kijken naar de relatieve marktgroei per produktgroep in drie onderscheiden wereldexportregio’s (de EG-landen, de overige OECD-landen, en de nietOECD-landen) en de relatieve positie die Nederland binnen elk
van die regie’s innam. Bovendien werd naar de verandering van
de relatieve positie per produktgroep gekeken. Uit deze beschrijving van kengetallen ontstond een eerste beeld welke produktgroepen als sterk of kansrijk konden worden gekarakteriseerd.
Een toets op deze ,,statistische aftrap” was om een aantal redenen gewenst:
1. de analyse moest om technische gronden beperkt blijven tot
1980. Actualisering was derhalve nodig;
2. een sterke uitgangspositie betekent niet per definitie dat een
produktgroep ook in de toekomst kansrijk is. Een veelheid
van factoren kan deze uitgangspositie onder druk zetten. Zo
bleek in een aantal hoofdaandachtsgebieden dat toenemende
Internationale concurrence vanuit nieuwe produktielokaties
sterke posities te kunnen indammen;
3. aangezien de conclusies waren gebaseerd op een analyse van
produktgroepen gedefinieerd op 3-digit-niveau, konden er
achter deze conclusies positieve en negatieve detailleringen
schuilgaan, die een verdere precisering van kansrijke produktgroepen of -items mogelijk maakten.
Door de sectordirecties van het Ministerie van Economische
Zaken, het Ministerie van Landbouw en Visserij en een aantal
* De auteur is wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de vakgroep Commerciele Beleidsvorming van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
1) Adviescommissie inzake het industriebeleid, Een nieuw industrieel
elan, Den Haag, juni 1981, biz. 35-40.
2) Adviescommissie inzake de voortgang van het industriebeleid, Verslag
van werkzaamheden 2,juli 1982-januari 1983, Den Haag, januari 1983,
biz. 6-18.
3) F. Prakke, Toekomstige industriele aktiviteiten op basis van nieuwe
technologische ontwikkelingen, Studiecentrum voor Technologic en Beleid, Apeldoorn, januari 1983.
4) J. H. J. P. Tettero, Positie en perspectieven van Nederland in de wereldhandel voor industriele produkten en dienslen, Vakgroep Commerciele Beleidsvorming, Erasmus Universiteit Rotterdam, Rotterdam, december 1982. Dit onderzoek is verkrijgbaar bij het Ministerie van Economische Zaken, Bureau Informatie (tel.: 070-79 63 48). Het derde onderzoek
waarop gedoeld wordt, betreft: J. H. J. P. Tettero, Het belong van deNew
Industrializing Countries (NIC’si in de wereldhandel. De positie van Nederland t.o.v. de NIC’s, Centrum voor Bedrijfseconomisch Onderzoek,
Erasmus Universiteit Rotterdam, Rapport 8303-A, Rotterdam, januari
1983.
5) Gedefinieerd als: (export-import)/(export+import) per produkt.
Figuur. Portfolio van industrieprodukten in Nederland
tributiecentra hangt hiermee samen. Een bijzonder punt van
aandacht vereist het goederenvervoer. Versterking van deze po160 i
Kwadnnt 4
S
Kwadram 1
150 if
N = 224
s:
I40|
–
1
•
S
1103
3.
.
.
2′
3
” ..
•
.
‘
‘.
2
“
‘
80
‘
70
_
Kwadrant 3
Kwadram 2
60
-0.2
Ook op dit gebied is Nederland duidelijk kansrijk. We kunnen
hierbij denken aan primaire produkten, zoals vee, eieren, vis,
groenten, aardappelen, en de sierteelt. Bovendien is Nederland
sterk in een groot aantal produkten die voortkomen uit de voe-
2
.’!..’.
Agrarische en voedingsmiddelenindustrie
120 -S
.
.”..’;” ‘ .’..” 2 “..
Kansrijk is voorts de kennis die Nederland heeft opgedaan
t.a.v. transito, zoals ,,consultancy” m.b.t. havenaanleg, outillage en exploitatie, goederenbehandeling, distributietechnieken
alsmede het leveren van goederen-behandelingsapparatuur,
koelsystemen en distributie- en produktiemiddelen.
130 5
.
•
sitie is dringend gewenst.
-0.0
0.2
0.4
Import/ export-performancecriter
1.0
0 per SITC-groep
Toelichting
Kwadrant I : re/atieve groei van de wereldhandel voor een produkt in
eombinatie met een sterke exportpositie van Nederland.
Kwadrant 2: relatief achterblijvert van de wereldhandel voor een produkt
in eombinatie met een sterke exportpositie van Nederland.
Kwadrant 3: relaliefachterblijven van de wereldhandel voor een produkt
in eombinatie met een zwakke exportpositie van Nederland.
Kwadrant 4: relatieve groei van de wereldhandel voor een produkt in
eombinatie met een zwakke exportpositie van Nederland.
dings- en genotmiddelenindustrie. We kunnen denken aan de
vleessector, de zuivelsector, aardappelprodukten, een veelheid
van diverse produkten met hoge toegevoegde waarde, waaronder
voedingsingredienten, kinder- en dieetvoeding, olien en vetten,
cacao en bier alsmede tabaksprodukten.
Bij de toeleveringen aan de agrarische- en voedingsmiddelenindustrie doen zich kansrijke produktvelden voor zoals landbouwwerktuigen en -machines, een veelheid van machines voor
de voedingsmiddelenindustrie, drankverpakkingen en massiefkartonverpakkingen. Eveneens neemt Nederland een sterke positie in bij de produktie van stikstofrijke kunstmeststoffen.
Belangrijke mogelijkheden liggen ten slotte in activiteiten die
samenhangen met ge’integreerde landbouw- en veeteeltprojecten. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan het exporteren
van kennis en expertise op het gebied van landontwikkeling,
ontwikkeling van landbouw- en veeteeltprojecten, maar ook aan
het leveren van z.g. uitgangsmateriaal zoals fokrunderen, zaden,
broedeieren en pootaardappelen, alsmede aan machines, distributie- en produktiemiddelen en distributietechnieken die bij
deze projecten nodig zijn.
(Waler)bouw en infrastructuur
externe deskundigen op deze punten naar de statistische conclusies te laten kijken, ontstond een actueel en getoetst beeld over
de kansrijke hoofdaandachtsgebieden en activiteitenvelden van
Nederland.
De aldus verkregen inzichten t.a.v. industriele produkten behoefden aanvulling voor die economische activiteiten die niet of
nauwelijks statistisch kunnen worden gemeten. Door middel van
,,deskresearch” en interviews met experts werd daarom een
schatting gemaakt in welke mate voor Nederland belangrijke
sectoren als bouw, transito (inclusief transport), handel en
dienstverlening als kansrijk kunnen worden bestempeld. Tevens
werd een poging gewaagd vast te leggen in welke mate Nederland
t.a.v. een aantal hoofdaandachtsgebieden beschikt over belangrijke (exporteerbare) know how.
Belangrijke conclusies omtrent de hoofdaandachtsgebieden
De inzichten die — volgens de bovenbeschreven methoden —
op het niveau van produktgroepen werden ontwikkeld, behoefden een hernieuwde clustering op een dusdanige wijze dat recht
werd gedaan aan het concept van hoofdaandachtsgebieden en
activiteitenvelden. De essentie en waarde van dit concept is dat
eindprodukten, toeleveranties, kennis en kundigheden bijeen
worden gebracht die verband houden met een bepaalde belangrijke economische activiteit. Bij de aldus geformuleerde hoofdaandachtsgebieden willen we inhoudelijk kort stilstaan.
Nederland neemt internationaal een vooraanstaande positie
in bij (water)bouwwerken, zoals havens, wegen, rioleringen en
de daarmee verbonden baggerwerken. Dit geldt ook voor het
aanleggen van pijpleidingen voor aardgastransport. Inspelen op
de kansen die zich voordoen in landen die over aardgasreserves
beschikken lijkt kansrijke mogelijkheden te bieden. Op het gebied van de woningbouw zullen slechts kansen ontstaan als Nederland in staat blijkt om aanvaardbare vormen van ,,low cost
housing” te ontwikkelen. Wellicht dat de druk die nu op de Nederlandse bouwproduktie rust een stimulans kan zijn om ook in
deze richting initiatieven te ontwikkelen.
Op het gebied van drinkwatervoorziening en waterzuivering
beschikt Nederland over veel know how, zowel bij consultants
als bij aannemers. T.a.v. de aanleg en het ontwerp van vliegvelden beschikt Nederland over hoogwaardige consultancy-kennis
alsook over kansrijke toeleveranties op het gebied van verkeersregelapparatuur, verkeersleiding vliegverkeer e.d.
Op het gebied van de energie-opwekking en -distributie heeft
Nederland primair mogelijkheden voor zover het gaat om kleinschalige energie-opwekking. Toeleveranties van kleine generatoren, motoren en windmolens lijken kansrijke perspectieven te
bieden. Op het gebied van de verlichtingsindustrie en verlichtingsarmaturen neemt Nederland internationaal een vooruitstrevende positie in.
Ten slotte kan als kansrijke mogelijkheid worden genoemd
kennisexport die mogelijk is bij planmatige landontwikkeling en
landinrichting.
Transito, inclusief vervoer en transport
Offshore
Dat Nederland een belangrijke transitofunctie vervult en kan
blijven vervullen, zal weinig verwondering wekken. De primaire
De ontwikkeling van de energieprijzen is sterk bepalend voor
doelstelling van beleid zal hier dan ook moeten zijn: het behoud
de mate waarin de off-shore-industrie kansrijk kan worden ge-
van de transitofunctie in de EG, en het uitbouwen van die functie in de wereldhandelsstromen. In toenemende mate lijkt dit een
verdergaande aansluiting van vervoersmethoden, en koppeling
van fysieke en informatieve trajecten te vereisen (z.g. transito-informatica). Het creeren, respectievelijk activeren van fysieke dis-
acht. Aangezien de verwachting bestaat dat deze Industrie op
langere termijn kansen biedt, zal het beleid op korte termijn er
vooral op moeten zijn ingesteld om bestaande deskundigheden,
die in de Nederlandse Industrie aanwezig zijn te continueren.
ESB 23-2-1983
De Nederlandse industrie heeft kansrijke mogelijkheden op
173
het gebied van ontwerp en bouw van exploratie- en exploitatieuitrusting, alsmede in een aantal toeleveringen, zoals geologisch-
geotechnisch onderzoek, toeleveranties voor de diamantindustrie, lastechniek, elektro- en regeltechniek, installatie en transport van exploitatieplatforms. Evenzo heeft Nederland een belangrijke positie t.a.v. het leggen van pijpleidingen.
In de dienstverlening t.b.v. de offshore heeft Nederland kansrijke mogelijkheden in transport en bevoorrading tijdens exploitatie, automatisering, afstandsbesturing en -regeling, telecommunicatie en verkeersregeling.
Veredelingschemie
Bestudering van de sector chemie laat zien dat Nederland in
zeer veel chemische produkten een vooraanstaande positie heeft
op de Internationale markt. Toch biedt deze sterke uitgangspositie bescheiden mogelijkheden voor kansrijke toekomstige activiteiten. De overcapaciteit in de westerse landen, alsmede de opbouw van nieuwe capaciteit door OPEC-landen in aardolieraf-
finage en petrochemie verhinderen dat hier veel nieuwe kansen
zullen liggen.
Kansrijke mogelijkheden liggen wel in produkten met hoge
toegevoegde waarde, ook wel fijnchemie geheten, zoals industriele chemische produkten als kunststoffen, harsen en lijmen.
Kansrijke mogelijkheden liggen verder in eindprodukten als
verf, kunststof en kunststofverwerking. Omdat ook in de chemie
de internationalisatie voortschrijdt, lijkt export van aanwezige
kennis tot de kansrijke mogelijkheden te behoren.
Kantoorsystemen
Op het gebied van kantoorapparatuur heeft Nederland vooral
kansrijke mogelijkheden in copieermachines, mede omdat deze
positie mogelijkheden in zich heeft om aansluiting te verkrijgen
bij het kantoor van de toekomst. Evenzeer geldt dit voor docu-
mentatiesystemen.
Telecommunicate en media
en het benutten van afzetmogelijkheden in groeiende markten,
vooral in de niet-OECD-landen, lijkt kansrijk te zijn. Daarbij
moet worden gedacht aan rontgenapparatuur, apparatuur voor
fysiotherapie en revalidatie, en medische informatie- en automatiseringssystemen.
Produktiebesturingssystemen
Omdat veel kansrijke mogelijkheden vooral voortkomen uit
de toekomstindustrieen kan hier slechts als kansrijk worden genoemd: meet- en regelsystemen, waaronder weegwerktuigen en
optische produkten.
(Consumenten)elektronica
Ook dit is een hoofdaandachtsgebied, waar de mogelijkheden
van de toekomstindustrieen primair van belang zijn. Op dit moment neemt Nederland een sterke positie in op het gebied van
gei’ntegreerde circuits voor consumententoepassingen.
Aangezien de verwachting leeft dat hiervoor nog vele toepassingen zullen opkomen, is dit een kansrijke sector te noemen.
Milieu
Kansrijke mogelijkheden liggen hierop het gebied van de
meet- en regelapparatuur voor milieubeheersing.
Defensie- uitrusting
Deze markt is sterk afhankelijk van overheidsbeslissingen. Belangrijke posities neemt de Nederlandse industie in op het gebied
van:
— uitrustingsgoederen t.b.v. de marine, zoals mijnenjagers, oppervlakteschepen en onderzeeboten;
— militaire voertuigen;
— radar- en luchtdoelapparatuur.
Wil dit hoofdaandachtsgebied kansrijk blijven dan zal het verkrijgen van regelmatige exportorders noodzakelijk zijn.
De verwachting is dat deze markt de komende jaren internationaal sterk zal groeien. Nu Philips erin is geslaagd samenwerking te vinden met andere aanbieders op het gebied van ontwik-
Enkele nabeschouwingen
keling en verkoop lijken de telefonie-activiteiten kansrijk. Ook
hier geldt dat de uitgangspositie van Nederland dusdanig is dat
aansluiting kan worden gevonden bij nieuwe technologieen die
in de sfeer van telecommunicatie zullen worden gebruikt. Rekent men audiovisuele produkten ook tot het hoofdaandachtsge-
bied telecommunicatie, dan kan worden vastgesteld dat Nederland een goede uitgangspositie heeft. Zoals reeds eerder betoogd 6), lijkt commercialisatie van het facilitair bedrijf van de
NOS in samenwerking met een aantal vooruitstrevende uitgeve-
rijen een noodzakelijke voorwaarde om deze kansen ook te materialiseren.
Uit de veelheid van gedachten die het bovenstaande onderzoek oproepen, willen we er hier twee nader aanduiden.
Indien we even uitstijgen boven de details van alle analyses,
dan komen drie typen van problematiek naar boven die voor
herindustrialisatie van belang zijn :
1. er zijn produktvelden waar het behouden van de positie op de
EG-, resp. westerse markten een probleem van de eerste orde
is; hierbij is te denken aan bulkchemie, transito, en grote delen van de agrarische en voedingsmiddelenindustrie. Beleid
dient hier primair zorg te dragen voor een voldoende concurrentiepositie t.o.v. andere westerse aanbieders;
Ofschoon een aantal markten waarop transportmiddelen worden verkocht een stagnerende en zelfs teruglopende tendens ver-
2. er zijn produktvelden waar het primaire probleem is vanuit
de bestaande positie aansluiting te verkrijgen met nieuwe
technologieen; te denken valt aan kantoorsystemen, telecommunicatie en media, (consumenten)elektronica en pro-
toont, kan toch worden vastgesteld dat de Nederlandse industrie
duktiebesturingssystemen. Hier dient het beleid primair ge-
op een aantal gebieden een belangrijke positie inneemt en kan
innemen. Dit geldt voor produkten als trucks, bussen, trailers, in
het bijzonder op markten die buiten de OECD-landen liggen.
richt te zijn op voldoende maatschappelijke en economische
infrastructuur, die nodig is om nieuwe technologieen ingang
te doen vinden;
3. ten slotte zijn er een belangrijk aantal produktvelden met
kansen kunnen in niet-traditionele internationale markten.
Het is opvallend dat een belangrijk aantal van de hoofdaan-
Transportmiddelen
Evenzo neemt Nederland een belangrijke positie bij de produktie van vliegtuigen voor de korte en middellange afstand in,
ook in belangrijke mate in niet-OECD-landen. Op het gebied
van scheepsbouw en baggermateriaal liggen de kansen primair in
specialistische produkten zoals containerschepen, LPG-tankers,
supply-schepen, sleepboten, patrouilleboten, havensleepboten
e.a., alsmede baggermateriaal, zoals cutterzuigers, splijthopper-
dachtsgebieden hiertoe gerekend kunnen worden. Men denke
aan activiteitenvelden uit agrarische- en voedingsmiddelenindustrie, (water)bouw en infrastructuur, transito, trans-
zuigers e.a.
Medische technologic
In een aantal medische produkten heeft de Nederlandse industrie een vooraanstaande positie. Het uitbouwen van deze positie
174
6) Bakkenist, Spits en Co., Mogelijkheden voor de audiovisuele softwaresector in Nederland, Amsterdam, 28 maart 1982.
portmiddelen en medische technologic. Gelet op de bijzondere problemen en risico’s die het betreden van deze markt op-
• men dient de mate van detaillering en de actualiteit van het
databestand te verhogen door directe aansluiting te zoeken bij
roept, zou het beleid hier vooral gericht moeten zijn op het
het CBS, dat binnenkort distributeur zal worden van gedetail-
optimaliseren van de entreekansen. Het is niet duidelijk of de
bestaande beleidsmatige en financiele structuur bij overheid
en overheidsorganisaties hiertoe voldoende is. Het is het
overwegen waard om de veelheid van organisaties die zich nu
met deze vraagstukken bezighouden te centreren in een
maatschappij voor internationale projecten.
leerde OECD-data (4-5-digit-niveau);
• men dient op systematischer wijze toekomstanalyses toe te
voegen aan analyses die op het heden zijn gericht;
• men dient meetvariabelen en instrumenten te ontwikkelen
om andere relevante data op het genoemde detailniveau beschikbaar te krijgen. Hierbij kan men denken aan maatstaven
als bruto en netto toegevoegde waarde en rendement.
Een tweede nabeschouwing van geheel andere aard betreft de
aanpak van het onderzoek. De korte tijd die de Adviescommissie
was toegemeten voor het onderzoek, betekende dat lang niet alles wat men zou wensen, kon worden onderzocht. Wordt — con-
form de commissie aanbeveelt — elke twee jaar een dergelijk onderzoek geactualiseerd, dan lijkt het zinvol daarbij een aantal zaken in acht te nemen:
ESB 23-2-1983
Als dit tot stand kan komen, lijkt het mogelijk een management-informatiesysteem te krijgen dat nodig mag worden geacht
voor het nemen van beslissingen door de overheid t.a.v. het in-
dustrie- en herindustrialisatiebeleid.
J. H. J. P. Tettero
175