Ga direct naar de content

De EG zonder begroting

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 6 1980

ment ze grotendeels overgeboekt naar
het reserve-hoofdstuk van de begroting,
met de vermelding dat de kredieten voor
structurele verbeteringen in de zuivelsector moesten worden aangewend.
Voorts heeft het Parlement door middel
van een ander wijzigingsvoorstel een uitgave van 280 mln. ERE in het reservehoofdstuk opgenomen. Deze uitgave
was ook bestemd voor het structuurbeleid in de zuivelsector en moest worden
gefinancierd door een verhoging van de
CRISHAM
z.g. medeverantwoordelijkheidsheffing
die nu al wordt opgelegd aan boeren die
te veel melk produceren.
De strategie van het Parlement bevatte dus twee elementen: het gebruik van
zijn wijzigingsrecht in een poging om
niet alleen de uitgaven t.b.v. het landden beschouwd, terwijl het Parlement
binnen bepaalde grenzen het laatste
bouwsteunbeleid te verminderen, maar
woord heeft over vrijwel alle andere
tegelijkertijd om binnen de begroting
(z.g. ,,niet-verplichte”) uitgaven 3).
zelf een kader te scheppen voor de hervorming van dat beleid. Door kredieten
Dit verschil in zienswijze heeft al eerover te boeken naar de reserves en
der tot botsingen tussen de Raad en het
Parlement geleid. Het meest recent bij de
deze, te zamen met de opbrengst van de
vaststelling van de begroting voor 1979, verhoogde medeverantwoordelijkheidstoen het conflict betrekking had o p de
heffing te bestemmen voor structurele
hoogte van de uitgaven van het ~ u r o b e e s verbeteringen in de zuivelsector, gaf het
Regionaal Fonds 4). Dat conflict was
Parlement aan in welke richting naar
een uitvloeisel van de strategie die het
zijn mening hervormingen in deze sector
Parlement in vroegere jaren bij de bezouden moeten gaan. Deze actie van het
grotingsonderhandelingen herhaaldelijk
Parlement kan dus worden gezien als een
heeft toegepast, nl. al zijn krachten bunpoging zijn budgettaire bevoegdheden te
delen om een verhoging van de nietgebruiken om invloed uit te oefenen op
verplichte uitgaven te bewerkstelligen.
de totstandkoming van communautaire
Bij de onderhandelingen over de ontwetgeving, waarbij het zelf alleen in een
werp-begroting voor 1980 koos het Paradviserende functie wordt betrokken.
lement echter voor een nieuwe strategie,
Op de toelaatbaarheid van een dergewaarbij het niet alleen de niet-verplichte
lijke actie komen wij straks terug.
uitgaven opvoerde maar tegelijkertijd
Bij het maken van zijn wijzigingsvoortrachtte greep te krijgen o p de verplichte
stellen m.b.t. de landbouwuitgaven,
uitgaven. Aanleiding voor het Parlement
zorgde het Parlement voorzichtigheidsom naar dit nieuwe middel te grijpen
halve ervoor dat deze wijzigingen niet
zouden leiden tot een verhoging van de
was het groeiend besef dat met de thans
dreigende uitputting van de eigen intotale uitgaven. Volgens de begrotingskomsten van de Gemeenschap 5) het
regels kan de Raad een wijzigingsvoorgevaar bestaat dat de steeds stijgende
stel van het Parlement dat niet tot een
uitgaven voor steun aan de landbouw
totale verhoging leidt alleen afwijzen
binnen enkele jaren de andere uitgaven
als het daarvoor een gekwalificeerde
nagenoeg zullen opslokken. Daarbij zou
meerderheid kan vinden. Het Parlement
het Parlement zowel zijn dynamische
mikte op de steun van het Verenigd
visie op de rol van de begroting als zijn
Koninkrijk en Italië die als grote landen
zeggenschap over een deel daarvan moete zamen een dergelijke meerderheid
ten afschrijven.
konden blokkeren. Het ongenoegen van
Doel van de strategie
geesteskind
van de Nederlander Dankert, rapporteur
van de parlementaire commissie voor de
begroting van 1980 -was om een eerste
aanzet te geven voor een beteugeling van
1) Art. 203 lid 8, EEG Verdrag.
de uitgaven voor steun aan de land- 2) De tekst van de resolutie is te vinden in
bouwmarkt. Als het eigenlijke mikpunt
Agence Europe pour la Presse, nr. 2809,
14 december 1979, blz. 5-6.
van de actie koos het Parlement de uit3) Voor het onderscheid tussen verplichte en
gaven ter ondersteuning van de zuivelniet-verplichte uitgaven en voor de budgetmarkt. Deze uitgaven eisten immers een
taire bevoegdheden van het Parlement, zie
derde van alle uitgaven op van de door de
E. A. Mangé, Het Europees Parlement in
de communautaire besluitvorming, ESB,
Raad opgestelde ontwerp-begroting
20 juni 1979, blz. 617-619.
voor 1980 6).
4) Zie E.A. Mangé, t.a.p.
Bij de eerste lezing van de ontwerp- 5) Zie E.A. Mangé, Het Britse probleem,
begroting heeft het Parlement de door de
ESB, 12 december 1979, blz. 1312-1314.
Raad vastgestelde kredieten voor de 6) Voor de financiering van het landbouwbeleid, zie D. G. Schenk, De financiering van
zuivelsector met 380 mln. ERE 7) verde Europese Gemeenschappen, ESB, 13
minderd. In plaats van deze kredieten
december 1978, blz. 1268-1272.
gewoon te laten vallen heeft het Parle7) 1 ERE = I f. 2,80.

De EG zonder begroting
MR. C. A.

In december 1979 heeft het Europees
Parlement voor de eerste keer de algemene begroting van de EG in zijn geheel
verworpen. De EG is dus zonder begroting komen te staan. Dit artikel gaat in
op de achtergronden van de verwerping
en op de implicaties daarvan voor de
financiering van de EG en voor de positie van het rechtstreeks gekozen Europees Parlement.

Achtergrond
Volgens de nieuwe regels voor de vaststelling van de algemene begroting van
de EG die sinds 1977 van toepassing
zijn kan het Europees Parlement ,,met
meerderheid van stemmen van zijn leden en met twee derde van het aantal
uitgebrachte stemmen, om gewichtige
redenen de ontwerp-begroting afwijzen . . .” 1). Van deze bevoegdheid
heeft het Parlement op 13 december
1979 (voor het eerst) gebruik gemaakt.
Wat waren de gewichtige redenen die
aanleiding hebben gegeven tot deze belangwekkende actie? Uit de resolutie
waarmee het Parlement de ontwerpbegroting afwees 2), blijkt dat het in
hoofdzaak om drie redenen ging.
De belangrijkste reden was een
diepgaand meningsverschil tussen de
twee begrotingsautoriteiten – de Raad
en het Europees Parlement
over de
structuur en- rol van de EG-begroting.
Dit verschil van mening is geenszins
nieuw. Al jaren pleit het Parlement dat
de begroting moet worden uitgebouwd
tot een echt beleidsinstrument dat de
economische convergentie tussen de lidstaten bevordert. De realisatie van deze
visie wordt gefrustreerd door het feit
dat het leeuwedeel van de begrotingsuitgaven (meer dan 70%) op een vrij
automatische wijze bestemd wordt voor
de ondersteuning van de landbouwmarkt. Daarbij komt dat de Raad de
landbouwuitgaven niet wil besnoeien
en de andere uitgaven (bijvoorbeeld
t.b.v. het sociaal of regionaal beleid)
niet wezenlijk wil opvoeren. Volgens de
huidige begrotingsregels heeft de Raad
de zeggenschap over de landbouwuitgaven, die als ,,verplichtew uitgaven wor-

ESB 6-2-1980

deze twee landen over het functioneren
van het landbouwbeleid was algemeen
bekend.
Toch kreeg het Parlement uiteindelijk
alleen de steun van Italië en Nederland,
met het gevolg dat de Raad de gekwalificeerde meerderheid vond om alle wijzigingsvoorstellen van het Parlement te
verwerpen. Bij het Verenigd Koninkrijk
heeft kennelijk de angst voor een uitbreiding van de invloed van het Parlement
zwaarder gewogen dan de wens het landbouwbeleid te hervormen. Het Verenigd
Koninkrijk heeft echter wel aangedrongen o p het uitgeven van een verklaring
die
door de Raad. In deze verklaring
niet door Italië of Nederland werd getekend – toont de Raad begrip voor de
wens van het Parlement binnen de begroting een beter evenwicht te vinden en
aanvaardt de Raad de noodzaak van
veranderingen in het landbouwbeleid.
Uit de verklaring blijkt echter dat de
Raad van mening is dat deze veranderingen via communautaire besluiten moeten plaatsvinden, en niet via de begroting op initiatief van het Europees
Parlement.
Het Parlement heeft ook, zoals gewoonlijk, bij de eerste lezing gebruik
gemaakt van zijn recht van amendement
om de niet-verplichte uitgaven te verhogen. Over deze uitgaven heeft het
Parlement in beginsel het laatste woord.
De verhoging van deze uitgaven is echter
gebonden aan een maximum stijgingspercentage dat jaarlijks door de Commissie wordt vastgesteld. Volgens de berekening van de Commissie mochten de
niet-verplichte uitgaven in de begroting
van 1980 met 13,3% (255 mln. ERE) stijgen ten opzichte van de begroting van
1979. De amendementen van het Parlement hebben in ieder geval wat betreft
de lange-termijnkredieten 8) deze marge
ruim overschreden. De Raad heeft deze
kredieten drastisch gesnoeid en heeft het
Parlement alleen het minimum toegelaten dat het toekwam, nl. een verhoging
van slechts 255 mln. ERE.
Formeel gezien was hier weinig tegen
in te brengen. De bezwaren van het Parlement richten zich dan tegen de zeer
minimalistische houding van de Raad.
In voorgaande jaren is het maximumpercentage op een flexibele wijze toegepast; deze marge is wel eens als gevolg
van impliciete overeenstemming tussen
de Raad en het Parlement ruim overschreden. De zeer strenge houding van
de Raad t.o.v. de begroting voor 1980
moet waarschijnlijk worden gezien als
een reactie op het conflict dat vorig jaar
is ontstaan rond de uitgaven van het
Regionaal Fonds. Het feit dat de door
het Parlement voorgestelde verhogingen
van de niet-verplichte uitgaven in vergelijking met vorige begrotingsjaren
eigenlijk zeer gematigd waren, heeft zijn
woede over het optreden van de Raad
alleen doen toenemen.
Bij het besluit van het Parlement, de
ontwerp-begroting te verwerpen heeft

ook een aantal andere grieven van minder wezenlijke betekenis een rol gespeeld. Een van deze grieven was de
herhaalde weigering van de Raad bepaalde activiteiten van de Gemeenschap
binnen de begroting te brengen, zodat
aan het Parlement iedere zeggenschap of
invloed over deze activiteiten wordt ontzegd. Het gaat hier in eerste instantie
om het Europees Ontwikkelingsfonds,
dat aan de bij de Lomé-conventie aangesloten ACP-landen ontwikkelingshulp verleent. De uitgaven van dit fonds
worden niet met de eigen middelen van
de EG bekostigd, maar door financiële
bijdragen van de lidstaten. De weigering
van de Raad het fonds te budgetteren
houdt niet alleen verband met de wens
van de lidstaten de prioriteiten van het
ontwikkelingsbeleid zelf te blijven bepalen, maar ook met de dreigende uitputting van de eigen middelen. Deze
uitputting zou een stap dichterbij komen
als de uitgaven van het fonds ook door
deze inkomsten zouden moeten worden
gedekt. Voorts weigerde de Raad de
leningsactiviteiten van de Gemeenschap
binnen de begroting te brengen. Deze
activiteiten hebben weliswaar geen ge-

Deze rubriek wordt verzorgd
door het Europa Instituut van de
Rijksuniversiteit Leiden

ven en welke niet. Hierdoor is de zeggenschap van het Parlement over deze
uitgaven genegeerd en is de voorgeschreven tweede lezing van het Parlement overbodig geworden. Op deze wijze breidde het conflict zich uit van
alleen een geschil over de structuur en
rol van de begroting naar een even
wezenlijk geschil over de respectieve
bevoegdheden van de twee begrotingsautoriteiten bij de vaststelling van de
begroting.
Het gevoel van het Parlement door de
Raad niet serieus genomen te worden,
werd nog vergroot door de samenstelling
van de Raad bij de laatste onderhandelingen op de vooravond van de verwerping van de ontwerp-begroting.
Toen kreeg het Parlement als gesprekspartner maar één minister (de Ierse
voorzitter). Verder bestond de Begrotingsraad uit staatssecretarissen, en in
het geval van België zelfs een hoge
ambtenaar. Deze laatste belediging heeft
zelfs de gematigde Parlementsleden,
zoals de leden van de liberale fractie, die
aanvankelijk geaarzeld hadden de ontwerp-begroting te verwerpen, in het harnas gejaagd.
De ontwerp-begroting voor 1980 werd
uiteindelijk met een grote meerderheid
verworpen. Van de 353 aanwezige Parlementsleden hebben 288 tegen de begroting gestemd; 64 leden (voornamelijk
Franse Gaullisten en Communisten)
stemden voor de begroting, en één lid
onthield zich van stemming.

volgen voor de inkomsten of uitgaven
van de EG, maar het feit dat ze geen Implicaties van de verwerping
weerspiegeling vinden in de begroting
De verwerping door het Europees
betekent dat het Parlement niet eens de
gelegenheid krijgt zijn mening over het Parlement van de ontwerp-begroting
betekent dat dit ontwerp heeft opgehougevoerde beleid uit te spreken.
den te bestaan. De hele procedure voor
Deze drie eisen – vermindering van
de vaststelling van de begroting moet
de landbouwsteunuitgaven, opvo&ing
van begin af aan worden hervat, uitvan de structurele uitgaven en budgettering van het ~ u r o ~ e e n t w i k k e i i n ~ s – gaande van een vóórontwerp dat door
~s
fonds en de leningsactiviteiten – zijn de Commissie wordt opgesteld. Het zal
allemaal door het Parlement in een reso- zeker maanden duren voordat de EG een
nieuwe begroting heeft.
lutie van 7 november 1979 9) gesteld als
Dit betekent echter niet dat de EG aan
voorwaarden voor de aanvaarding van
de rand van de financiële ondergang
de begroting. De Raad heeft geen
van de drie eisen ingewilligd. Toch had
het Parlement de vereiste meerderheid voor de verwerping van de
ontwerp-begroting waarschijnlijk niet
8) Bij het opstellen van de begroting wordt
kunnen vinden als de Parlementsleden
een onderscheid gemaakt tussen betalingskredieten en vastleggingskredieten.Betalingsniet verder ,,ontzetwwaren geraakt door
kredieten zijn bestemd voor het dekken van
de hele manier van optreden van de
de kosten van verbintenissen die in het
Raad in de loop van de begrotingslopende begrotingsjaar of in voorgaande
onderhandelingen. In het bijzonder
begrotingsjaren zijn aangegaan. Vastleggingsvond het Parlement dat de Raad de kredieten dekken de kosten van acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over verscheibegrotingsregels dusdanig had toegepast
dat het Parlement zijn bevoegdheden dene begrotingsjaren uitstrekt. Omdat in de
praktijk betalingskredieten vaak niet worden
niet volledig kon uitoefenen. Een voor- opgemaakt, wordt bij de vaststelling van de
beeld, dat in het verslag van de com- begroting meer belang gehecht aan de vastmissie van de begroting 10) wordt ge- stellingskredieten.
noemd, was dat de Raad bij het toepas- 9) Publikarieblad van de EG. 1979, C
302140.
sen van het maximumpercentage zelf
10) Verslag van de Commissie voorde begroheeft bepaald welke van de amendementingen inzake het ontwerp van algemene
ten van het Parlement op de niet-verbegroting voor 1980, EP Zirringsdocumenren,
plichte uitgaven overeind mochten blijDoc. 1-581179, 10 december 1979.

staat. Het artikel 204 en het Financieel
Reglement van de Gemeenschap 11)
voorziet in noodmaatregelen voor het
geval dat bij het begin van het begrotingsjaar de algemene begroting nog niet
definitief is vastgesteld. Voor de toepassing van deze noodregels wordt de begroting van het vorige jaar als basis gebruikt. De Gemeenschap mag per hoofdstuk van de begroting onmiddellijk betalingsverplichtingen aangaan tot een
maximum van een kwart van de in het
betrokken hoofdstuk van het vorige
begrotingsjaar opgenomen kredieten.
Dit bedrag wordt voor iedere verstreken
maand vermeerderd met een twaalfde
van de totale kredieten van dat hoofdstuk. Verondersteld dat de begroting
voor 1980 niet voor juni klaar is, houdt
de toepassing van deze regels in concrete termen in dat de Commissie voor
de financiering van de activiteiten van de
Gemeenschap in deze zes maanden kan
beschikken over dezelfde hoeveelheid
kredieten als voor een periode van
negen maanden in 1979. Daarenboven
kan de Raad als het nodig blijkt, besluiten om meer dan een twaalfde deel
per maand toe te staan. Als dit besluit
betrekking heeft op de niet-verplichte
uitgaven, moet de Raad het Europees
Parlement bij de besluitvorming betrekken. Het Parlement kan zelfs, onder
bepaalde procedurele voorwaarden, wat
deze uitgaven betreft een andersluidend
besluit nemen.
Het blijkt niet helemaal duidelijk uit
de regels of het opnemen van kredieten
aan enig plafond gebonden is. Waarschijnlijk moet men uit de algemene
tendentie van de regels afleiden dat de
E bij het aangaan van verplichtingen
G
het maximum van de in de begroting van
1979 voorziene kredieten niet mag overschrijden. Toch zou dit punt in de komende tijd strijdige interpretaties kunnen opleveren.
Bij gebrek aan een nieuwe begroting
kan de Gemeenschap dus terugvallen op
de in de begroting van 1979 voorziene
kredieten. De kredieten van 1979 kregen op dezelfde dag als de verwerping
van de ontwerp-begroting voor 1980
zelfs een forse aanvulling toen door het
Parlement een aanvullende begroting
van 700 mln. ERE (bestemd voor steun
aan de landbouwmarkt) werd aangenomen. Dit extra bedrag meegerekend,
vallen de kredieten voor 1979 niet
wezenlijk lager uit dan de op dit ogenblik voorziene uitgaven voor 1980. Een
plotseling verlamming van de Gemeenschap valt dus niet te verwachten.
Moeilijkheden kunnen alleen dan ontstaan, wanneer de vaststelling van de
nieuwe begroting lang uitblijft en tegelijkertijd de uitgaven voor 1980 onverwacht fors stijgen. Het maximum van
twaalf twaalfde van de begrotingskredieten van 1979 zou dan kunnen worden
overschreden. Deze mogelijkheid is niet
denkbeeldig. In 1979 waren, als gevolg
van onvoorziene ontwikkelingen op de
ESB 6-2-1980

landbouwmarkt en van de prijsverhogingen waartoe de Raad halverwege het jaar
heeft besloten, de kredieten van de
Gemeenschap voor steun aan de landbouwmarkt begin november al uitgeput.
Toen hebben de individuele lidstaten in
afwachting van de aanneming van de
aanvullende begroting zelf moeten bijspringen om de landbouwmarkt te steunen. Het Nederlandse Ministerie van
Financiën heeft bijvoorbeeld in deze
periode f. 150 mln. verstrekt aan renteloze leningen aan exporteurs van landbouwprodukten die niet op de normale
uitvoerrestituties uit Brussel konden
rekenen.

schap binnen een bepaalde termijn binnen de begroting te brengen.
De Commissie hoopt deze maand al
een nieuw vóórontwerp van begroting
aan de Raad en het Europees Parlement
voor te leggen. De uiteindelijke inhoud
van de begroting wordt echter door deze
twee instellingen bepaald. Het valt te
hopen dat zij geneigd zullen zijn compromissen aan te gaan. Als stok achter
de deur geldt niet alleen de mogelijkheid van een dreiging van een financiële
crisis maar ook de gedachte dat als men
geen spoed maakt met de vaststelling
van de begroting voor 1980, deze procedure binnenkort kan samenvallen met
die van de begroting van volgend jaar.

Een nieuwe begroting

De rol van het Europees Parlement

Intussen is de Commissie van de EG
al bezig met het voorbereiden van een
nieuw vóórontwerp van begroting voor
het jaar 1980. Dit is ongetwijfeld geen
gemakkelijke taak. Enerzijds deelt de
Commissie de opvattingen van het Parlement wat betreft het evenwicht van de
begroting 12) en is zij tegenover het
Parlement verantwoording schuldig,
anderzijds kan de Commissie ter wille
van de politieke mogelijkheden niet
alle wensen van het Parlement in het
nieuwe vóórontwerp overnemen. Haar
taak wordt nog bemoeilijkt door het feit
dat het probleem van de verwerping
van de begroting samenvalt met een aantal andere problemen m.b.t. de begroting, zoals de kwestie van de Britse bijdrage en van de uitputting van de eigen
middelen.
Het is aannemelijk dat het vóórontwerp van de Commissie een aantal
compromisvoorstellen zal inhouden. De
Commissie zal wat betreft het hoofdstuk garantieuitgaven waarschijnlijk rekening houden met de voorstellen voor
nieuwe landbouwprijzen die thans in
voorbereiding zijn. Als zij dit niet doet
loopt de Commissie het risico dat de
eventueel door de Raad in het kader
van de begroting gemaakte concessies
later door een verhoging van de landbouwprijzen ongedaan worden gemaakt.
Daariegenover zal de Commissie, in navolging van haar eigen voorstellen op
dit gebied 13) en van de wensen van het
Parlement, naar verwachting meer kredieten opvoeren voor structurele verbeteringen in de landbouw, gefinancierd
o.a. door een verhoging van de medeverantwoordelijkheidsheffing. Een verhoging van de niet-verplichte utgaven
valt ook te verwachten. Hier kan de
Commissie aansluiting vinden bij de
concessies die de Raad in december
1979 op het laatste moment bereid bleek
te doen om de verwerping van zijn ontwerp-begroting door het Parlement te
voorkomen. Ten slotte is het mogelijk
dat de Commissie in haar vóórontwerp
de belofte opneemt de activiteiten van
het Europees Ontwikkelingsfonds en de
leningsactiviteiten van de Gemeen-

Zoals gezien zal de verwerping van de
ontwerp-begroting waarschijnlijk geen
financiële verlamming van de EG met
zich brengen. Men hoeft hieruit echter
niet te concluderen dat de actie van het
Parlement zinloos was.
In de eerste plaats heeft de verwerping
van de ontwerp-begroting opnieuw en
met veel kracht de aandacht gevestigd
op de ontoelaatbare onevenwichtigheid
binnen de begroting. Wat deze onevenwichtigheid betreft kan de verwerping
van de ontwerp-begroting een keerpunt
vormen. Ofschoon het Parlement zeker
niet helemaal zijn zin zal krijgen ziet
het er naar uit dat de uiteindelijke
begroting voor 1980 de eerste voorzichtige elementen zal inhouden van een
ombuiging van de landbouwuitgaven.
Daarmee zal ook de eerste stap worden
gezet naar de ombuiging van de rol van
de begroting van zuiver huishoudboekje
tot een instrument van gemeenschappelijk beleid.
In de tweede plaats heeft het direct
gekozen Parlement in een eerste krachtmeting laten zien dat het in staat is,
handig en zonodig krachtig gebruik te
maken van zijn nogal beperkte bevoegdheden. De geloofwaardigheid van het
Parlement is daardoor versterkt. De
vraag moet echter worden gesteld of het
Parlement in dit geval niet buiten zijn
boekje is getreden. Het Parlement is
– voornamelijk door Gaullisten – verweten dat het op de wetgeversstoel is
gaan zitten door in zijn wijzigingsvoorstellen m.b.t. de landbouwuitgaven
vooruit te lopen o p latere wetgeving.
Voorts wordt beweerd dat het Parlement zonder belangrijke beweegredenen

I I ) Publikarieblad van de EG, 1977. L
356 1.
12) Zoals blijkt uit haar twee mededelingen
naar aanleiding van het Britse probleem,
COM(79)462 def. en COM(79)620 def.
13) Het z.g. plan-Gundelach, dat eind november 1979 door de Commissie is aangenomen. Zie hierover Agenre Europe pour la
Presse. nr. 2795, 23 november 1979, blz. 6-7.

tot de verwerping van de ontwerpbegroting is overgegaan. De begrotingsregels geven aan de Raad immers het
volle recht om wijzigingsvoorstellen van
het Parlement m.b.t. de verplichte uitgaven wéér ongedaan te maken. De
Raad heeft ook geheel volgens de regels
gehandeld toen hij de stijging van de
niet-verplichte uitgaven heeft gebonden
aan het maximale percentage.
Van een zuiver formeel-juridisch
standpunt zijn deze argumenten wellicht
niet. De wetgevende bevoegdheid in de
EG is voorbehouden aan de Raad i n
samenwerking met de Commissie. Het
toestaan van de mogelijkheid de teneur
van toekomstige besluiten al in de begroting te bepalen zou niet alleen afbreuk
doen aan de bevoegdheid van de Raad
maar zou ook mogelijk de institutionele
positie van de Commissie in gevaar
brengen. Daartegenover is het politiek
gezien begrijpelijk, en zelfs wenselijk,
dat het Parlement zijn budgettaire bevoegdheden als hefboom gebruikt om invloed uit te oefenen op wetgevend terrein. Een systeem dat aan het Parle-

ment budgettaire verantwoordelijkheid
opdraagt zonder effectieve zeggenschap
op de onderliggende wetgeving lokt
zelfs dergelijke acties uit.
Wat betreft de evalutatie van de redenen van het Parlement, de ontwerpbegroting te verwerpen, kan men niet
om de inhoudelijke aspecten van het
conflict heen. Het nalaten van de Raad
zelf iets tegen de onevenwichtigheid in
de begroting te ondernemen, was voor
het Parlement aanleiding een poging in
die richting te doen. Dat het conflict uiteindelijk op een verwerping van de ontwerp-begroting is uitgelopen is ook ten
dele te wijten aan de halsstarrigheid van
de Raad in de loop van de begrotingsprocedure. Door de begrotingsregels
zeer restrictief toe te passen en aan het
Parlement geen ruimte te laten is de
Raad aan de gevestigde praktijk van jaren voorbijgegaan. Daardoor heeft de
Raad aan het Parlement slechts een
middel overgelaten om zijn ongenoegen
uit te drukken, nl. de algehele verwerping van de ontwerp-begroting.
C. A. Crisham

Auteur