Ga direct naar de content

Jrg. 47, editie 2341

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 13 1962

SPECIAAL NUMMER

MARKETING

o

47e JAARGANG – 13 JUNI 1962 – No. 2341

Bureau
Veidkamp

brengi- uw,..

marîd.

i’n beeld

Snelle verzameling, exacte analyse enoverzichte-

lijke rapportering van alle gegevens die u.voor uw

marketing-beleid in en buiten Nederland nodig

hebt.

JVELDKAMP

BUREAU VOOR MARKTIN FORMATIE EN

OPINIE-ONDERZOEK

Amsterdam, Keizersgracht 434, Tel. 35192

0000:
o&oaoo
0000000

c000000*c 3GC OOco

• Uit alle windrichtingen

komen dagelijks waardevolle gegevens

bij ons binnen, die wij ter beschikking

stellen van onze cliënten ter ondersteu-

ning van hun exportactiviteit. Wendt

U voor nadere inlichtingen tot één van

onze 170 kantoren.

DE TWENTSCHE BANK

Uw financiële raadsman

000c: :OGOOO000 ocoOOQcoO*GOOOOOOOO)C )000

K.C. SLIJK

Schiedamsevest 44 d – Rotterdam-1
1.1.010.119111(2 IiJn.n)

L4ketaars In onroerende goederen.

Vertrouwensopdrachten.

LJf

I
m
h
%
I
s
t
r
atIU voor Verenigingen
van Eigenaren (Appartementenwet)

emIddel1ng bij aan- en verkoop
1
van appartementen (horizontalé
1
verkoop). Specialisten sedert 1951.

• TAXATIES bij aan- en verkoop,

voor .successieaangiften, enz.


HYPOTHEKEN

GRATIS
op aanvraag beschikbaar:

“t4.A.B n.y.-NI.uws” – ons maandblad, waarin

r.gelmallg .anfrekke!IJke aanbiedingen wiliedig

omschreven worden opgenomen.

E CON 0 MIS CH-
STATISTISCHE BERICHTEN

Uitgave van de Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut

Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010) S 29 39. Administratie: (010)
3 80 40. Giro 8408.

Privé-adres redacteur-secretaris:
Drs. A. de Wit, Sleedoorn-
laan 17, Rotterdam-12, tel. (010) 18 36 32.

Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam, Ban que de Corn-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.

Redactie-adres voor België:
Dr.!. Geluck, Zwijnaardse Steen-
weg 347, Gent.

Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.

Abonnementsprjjs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen

f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400). Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.

Losse exemplaren van dit nummer f. 2.

Advertenties:
Alle correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederi. Boekdrukkerj
H. A. M. Roeiants, Lange Haven 141, Schiedam, tel. (010)
6 93 00, toestel 1
of
3.

Advertentie-tarief!.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”

f.
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.

546

E.-S.B. 13-6-1962

Nederlands hoogovencement voor een der grootste betonwerken ooit uitgevoerd:

de spuisluizen in het Haringvliet, onderdeel van de Delta-werken

Op de foto links ziet u een van de 22 moten, die
tussen twee eindschotten, door middel van voor- –

spanning, tezamen de z.g. Nabla-liggers vormen

-_-

waaraan de stalen segmentschuiven van de sluizen’.

50 kg

worden opgehangen. Elke moot is 2 m diken weegt
250 ton; een complete ligger is 60
rn
lang en wedgt

ENCI
8700 ton. Voor de afsluiting van het Haringvliet zl

HOFANORM
bijna 500000 m3 beton nodig zijn. De uitwaterings-

.

•UIDEN
HOLLAND
sluizen (inclusief de Nablaliggers .e.d.) worden

gebouwd door de N.V. Nesturn, te Hellevoetsluis.

E.-S.B. 13-6-1962

547

ZIAIRIK TIXG

ij
UWZIL
v
IR-

De taak van de marketing-functionaris is het formuleren en tot uitvoering

brengen van de verkoop- en reclamepolitiek. Marketing is het over-
bruggen van de afstand tussen de fabrieken de consument. Zo zijn

alle aspecten van marketing gericht op de consument. –

MARKTONDERZOEK

Het door wetenschappelijk statistisch On-

derzoek verkregen beeld van de – steeds

wisselende – gebruiksgewoonten en de

preferenties van de consument is de basis

waarop de marketing-functionaris zijn be-

leid ten aanzien van produktontwikkeling,

rèclame, verkoop, kostprijs, enz., baseert.

VERKOOPAFDELING
PRODtJKTONTWIKKELING

• De markten waarop Unilever haar produkten

verkoopt worden gekenmerkt door sterke con-

currentie. Wil Unilever haar positie behouden

‘of verbeteren, dan zal zij wat de kwaliteit van

haar produkten betreft aan de spits moeten

blijven staan. Hiervoor is intensieve,voortdu-

rende research en produktontwikkeling nodig.

RECLAME

De merkartikelen die Unilever produceert bereiken

de consument via de groot- en kleinhandel. De

contacten met groot- en kleinhandel lopen via de

verkoopafdeling. Het is de taak van de verkoop om

de medewerking van groot- en kleinhandel bij de

verkoop en distributie van onze produkten zo effi-

ciënt mogelijk te organiseren.

De taak van de reclame is de consu-
ment op de hoogte te stellen van het

bestaan van de produkten, de juiste

wijze van hun toepassing en gebruik.

Naast deze informatieve functie heeft

de reclame ook een verkoopstimu-

lerende functie.

In al deze activiteiten staat de marketing-functionaris in het middelpunt. Hij is verantwoor-

delijk voor de beleidsformulering, waarbij hij onder andere rekening zal moeten houden met

internationale aspecten. Hij stelt de plannen op en fungeert bij de uitvoering daarvan
;
als

coördinator. Planning is daarbij een belangrijk facet: de verschillende activiteiten moeten

nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd.

UNILEVER N.V.,BURG. S’JACOBPLEIN 1, ROTTERDAM, TELEFOON 114400

(2′
0

548

‘E.-S.B. 13-6-1962

een voörheeld van geslaagde industrialisatie

De spreuk die op het monument van de afsluitdijk

Aldus werkt Fiesland niet alleer an de t oekomst

prijkt ,,Een völk dat leeft, werkt aan zijn toekomst”

van eigen provincie, maar ook aan die an de onder-

is
typerend voor de geest welke het moderne

nemingen, die besluiten op het industrialisatie-

Friesland bezielt.

project in te haken.

Doelbewust wordt gewerkt, subsidie en premie

De Friese industrialisatie-raad staat elk dynamisch

worden bij vestiging verleend, goedkope industrie-

initiatief met raad en daad terzijde.

terreinen liggen klaar, werkkrachten staan geréed,

‘De ondernemer die vooruit kijkt, kijkt naar

industrieën worden aangetrokken!

Friesland.

Dit zijn de 11 kernen Bergum Dokkum Drachten Harlingen – Heerenveen – Koot
stertille (gem Achtkarspelen) Leeuwarden Lemmer Oosterwolde Sneek Wolvega

Flieslathid kait i.i boiiwe,1

Inhichtingen;de Industrialisatie-raad dr Friese Kernen, Sophialaan 1, Leeuwarden, fel, (05100) 28144-28145.

E.-SB. 1-6-1962
¼

.0-

549
t

0-


-.

1

/

BANK EN EXPORT

Ook het bankwezen speelt een belangrijke rol

bij de afzet van uw produkten, met name bij

de export.

Exporteurs die nieuwe buitenlandse afzet-

gebieden zoeken, kunnen profijt trekken van
door hun bank verleende bemiddeling bij het

leggen van contacten met geïnteresseerde im-

porteurs en agenten in andere landen.

Daartoe mede in staat gesteld door een net

van correspondenten over de gehele wereld,

kunnen wij betrouwbare inlichtingen geven

over afzetmogelijkheden in het buitenland,

alsmede over eventuele voorschriften terzake
van invoer, transfer e.d.

Speciaal in de Euromarkt hebben wij goede

contacten, zowel voor bank- als assurantie-

• zaken. Via
Eurofin S.A. werken wij samen

met een groep Europese banken, die zich ten

doel stelt de bestudering en zo mogelijk de.

oplossing van financiële en bancaire pro-

blemen die onze cliënten in het kader van de

E.E.G. ondervinden.

Wij nodigen u’derhalve uit, zich met ons in
verbinding te stellen, wanneer u overweegt

de export van uw produkten ter hand te

nemen of uit te breiden. Onze wekelijkse

publicatie
,,Handelsvoorlichting”
zenden

wij u op aanvraag gaarne gratis toe.

In deze geest trachten ook wij het onze bij

te dragen tot de bevordering van de Neder-

landse export.

R. MEES & zooNEN:

S
»

Bankiers & Assurantiemakelaars

1

• –

ROTTERDAM

S

Exportfiran’ciering, Documentaire, Incasso’s

A1le.Verzekerin9en

550

A

;

,

Er ontbreekt nog

één
specialist

• aan Uw bedrijf.’…

Géén onderneming met oog voor verant-

woorde bedrijfsvoering zal het belang vân

specialisten willen ontkennen.

Toch missen vele ondernemingen de hulp

van een economisch-pensioenadvisëur, die

terzake van alle facetten op zijn gebied

deskundig is.

Een feit js, dat in de premie voor de pen-

sioenregeling een marge voor een ttussen.

persoon ingecalculeerd is. De vérzçkering..»

nemer heeft het – geldswaardige – recht,

de economisch.pensioenadviseur.als tussen-

persoon aan te wijzen. Door deze aanwij-

zing ontvangen de belanghebbenden die –

voortdurende, juridisch- en economisch-

deskundige bijstand* waarop zij recht

hebben.

Fa. A. 0. Beuthvan Wickevoort Grommelin

Economische Pensioenadviseurs

Rubenstraat 89 – Amsterdam-Z.
Tel. 020-725410 •

* ,,De weg uit de pehsioèndoolhoj” is op aanvraag gratis’..
voor direc fles of fondsbesiuren verkrijgbaar. –

:- •• »

•:—

E.-S.B. 13-61962

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

UITGAVE VAN DE STICHTING HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

.47e JAARGANG

S

N,o.2341

13 JUNI 1962

/
MARKETING

*

INHOUD

Blz.

What is marketing
anyway?”,
door
Prof.
Dr. P. J. Verdoorn

…………………………………..
552

Marktonderzoek in het

ndernemingsbeleid,
door Dr. J. van Rees

……………………………….
556

Technieken van het marktonderzoek,
door A. Bakker

…………………………………………
558

Enige aspecten van het artikelbeleid, door Drs. S. de Leve en Drs. J. W. van der Ben

………………….
561

Het
prijsassrtiment,
door Prof. Dr.

W. J. van de Woest jjne

……………………………………
563

De keuze van de distributiekanalen, door Drs. C. F. A. Weterman

………………………………..
567

liet besturen van een vertegenwoordigersorganisatie,
door Drr. J. L. Wag

…………………………
569

Reclame en het marketing-concept,
door Drs. P. Th. van Leeuwen

………..
572

Het psychologisch marktonderzoek, door Mevr. Dr. M. Zeldenrust-Noordanus

…………………….
575

De stille revolutie op de exportrnarkten,
door Drs. C. de Koning

………………………………….
577

Literatuur

over

marketing

……………………………………………………………..
580

COMMISSIE VAN REDACTIE: Ch. Glasz;
L. M. Koyck; H. W.
Lambers; J. Tinbergeîi; J. R. Zuidema.

Redaèteur-Secretaris: A.
de Wit. Adjunct Redacteur-Secretaris:
M.
Hart.

COMMISSIE VAN
ADVIES VOOR BELGIË: F. Collin; J. E. Mertens de Wilmars;

J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. J. Vlerick.

S

S.

E.-S.B. 13-6-1962

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
551

t

„Marketing is concerned with goods and people.

Its function is to match consumer needs with appro-

priate goods and services. Marketing, as compard

with economics, examines the detailed processes by

which the extremely diversified needs and wants of
individual consumers can be satisfied by identifying

the most appropriate counterparts withiii the equally

heterogeneous array of available products. This

remarkable feat of matching heterogeneous demand
with heterogeneous supply is effected through an

elaborate network of activities which can be broadly

characterized as searching and sorting”.

WROE ALDERSON.

In het land’van zijn herkomst wordt de term ,,marketing”

officieel omschreven als ,,alle activiteiten van het bedrijfs-

leven die de stroom van goederen en diensten leiden van

producent naar verl5ruiker of uiteindelijke consument”.

Typisch voor deze omschrijving, evenals voor de boven
weergegeven persoonlijke – maar daarom nog geenszins

verwerpelijke – opvatting van de heer
Alderson
1),
is de

sterke tegenstelling die wordt gecreëerd tussen produktie

enerzijds en afzet anderzijds. Misschien. zelfs wordt deze

tegenstelling wel te sterk gezien. Maar hoe dit ook zij,

het Vijfde Internationale Marketing en Distributie Congres

dat dezer dagen te Scheveningen wordt gehouden, is een

gerede aanleiding om zich rekenschap te geven van de

ontwikkeling in de gedachtenwereld, die op het inter

mediaire niveau tussen wetenschap en praktijk deze acti-

viteiten weerspiegelt. Want naast marketing als een bundel

activiteiten heeft men tevens het leervak marketing zoal3

dit wordt gedoceerd op business-school en universiteit.

Wie zich interesseert yoor de prehistorie, zij verwezen

naar een studie van de nestor op dit gebied,
Paul D.

Converse: ,,The Beginning of Marketing Thought in the

United States, with Rerniniscences of some of the Pioneer

Marketing Scholars”
2).
Naast namen uit de tweede helft

van de vorige eeuw, die ons minder aanspreken, vinden wij

daar behandeld mannen als Cherington, Duncan
en
Nystrom,

Copeland, Starch
en
Clark,
die reeds v66r de jaren twintig

als exponenten van uiteenlopende ontwikkelingsrichtingen

konden gelden. Schematiserend ziet men namelijk reeds

dân, dat het gehele vakgebied uiteenvalt in drieën, of liever:

in drie wijzen van benadering. Ons wederom conformerend

aan het Amerikaanse spraakgebruik, onderscheidt men

namelijk – ook nu nog de ,,functional approach”, de

,,managerial apporach” en de ,,marketing research”.

De functionele benadering.

De functionele benadering concentreert zich op de op-

eenvolgende schakels in de distributiekanalen; zij vertegen-

woordigt het beschrijvend, institutioneel-technische aspect

en, wat theoretisch ongetwijfeld belangrijker is, zij analy-

seert de functies van de telkens betrokken schakel. Ten

onzent vindt men deze benaderingswijze belichaamd in het

leervak Organisatie en Techniek van de Handel, en –

,,What is

marketing

1

anyway ?”

meer analytisch – in de leer-van de Externe Organisatie.

Voorbeelden van deze analyses vindt mn in sommige

publikaties yan de Stichting voor Economisch Onderzoek

der Universiteit van Amsterdam, zoals:
,,De Functie van

voorraadhoudende Groothandel in Ijzer en Staal”
3).

Ook waarde-oordelen
zijn
mogelijk t.a.v. de doelmatig-
heid van distributiemethoden en handelsactiviteiten. Daar-

bij richt de analyse zich dan veelal op het totaal der han-

dels- en distributie-activiteiten, dat t.a.v. een bepaald pro-

dukt wordt verricht. Is bijv. voor de bouw van een be-

paald type woning empirisch bekend uit hoeveel verschil-

lende plaatsen materiaal moet worden aangevoerd, be-

nevens het aantal firma’s, ton-kilometers en overladingen

enz., dat daarbij betrokken is, dan kan het hoe en waarom,

alsmede de doelmatigheid dezer activiteiten worden be-

oordeeld tegen de achtergrond van de
in feite
voor dit

doel vereiste functies. Dit oordeel voltrekkend voor de

volkshuishouding als geheel, kan de functionele benadering

uitmonden in een eminent rapport als
,,Does Distribution

Cost Too Much?”
4).
Eén der resultaten van dit destijds

(1939) nogal geruchtmakend rapport kan aldus worden

samengevat, dat voor consumptiegoederen het gemiddelde

aandeel van de totale verkoop-, distributie- en transport-

kosten
59
pCt. van de detailprijs bleek uit te maken; een

resultaat dat ook nâ de oorlog de geesten van economisten

van naam, als
Le wis
en
Kaldor
heeft beziggehouden. Ook

kwantitatief mag klaablijkeljk het belang van
Alderson’s

twee-deling: ,,searching and sorting” tegenover ,,produ-

cing” zeker niet worden onderschat. Evenmin behoeft het

belang van de gemeenschap bij een goede Organisatie dezer

activiteiten betoog.

,Managerial approach”.

Worden precies dezelfde activiteiten bezien vanuit de

belangensfeer van de afzonderlijke onderneming, dan krijgt

men de ,,managerial approach”. Sprekend in het daarbij

gebruikelijke vakjargon, wordt de ondernemer als een

,,policy-maker” gezien, die bij zijn verkooppolitiek een

aantal instrumenten hanteert. Eén daarvan is de kwaliteit,

een ander de prijs. Weer andere behoren tot het ruime

gebied van de verkoopbevordering: vertegenwoordigers,

,,pre-service” en reclame. Belangrijk is evenzeer een juiste

,,Journal of Marketing”, 62, 2,
April 1962, blz. 14.
Austin: ,,Bureau of Business Research”, The University,

of Texas,
1959, pp. VIII, 89.

2)
Uitg. H.E. Stenfert Kroese, Leiden
1955, pp. VII, 192.
4)
,,The Twentieth Century Fund”, New York 1939, pp.
XVII, 403.

552

E.-S.B. 13-6-1962

keuze van distributiekanalen en wederverkopers. Van emi-

nent belang en dit alles overkoepelend is de juiste samen-

stelling van het assortiment als geheel. Binnen bepaalde

grenzen nu kan de ondernemer deze instrumenten variëren,

en het gaat er maar om de juiste combinatie, de juiste

,,markeiing-mix”, te vinden. Duidelijk vindt men de grote

lijnen dezer gedachte neergelegd in het voortreffelijke leer-

boek van
Dean: Managerial Econo,nics
(1951). Het volle
gewicht komt
bij
deze benadering te liggen op de vraag,

hoe de afzonderlijke ondernemer in concreet gegeven om-

standigheden zijn verkoopprijs en reclame moet bepalen,
hoe het vertegenwoordigerscorps moet worden georgani-

seerd, aan welke handelsschakels de voorkeu moet worden

gegeven enz.

Vanzelfsprekend lopen deze benaderingswijze en die

van de, eerstgenoemde, ,,functionele” geleidelijk in elkaar

over. Afgezien hi&van is het duidelijk dat beide be-

schouwingswijzen niet onafhankelijk van elkaar zijn. Im-

mers, de generalisaties tav. de taak van een bepaalde

handelsgeleding, die gebaseerd zijn op de functioneel ge-

richte analyse, geven een eerste aanwijzing voor de samen-

stelling van het verkooppolitiek-beslissingspatroon waar-

mede de voorgaande bedrijfstak te rekenen heeft. Maar,

omgekeerd, moeten de verkooppolitieke mogelijkheden er

wenselijkheden van deze voorafgaande schakel in aan-

merking worden genomen, wil mén tot een realistisché

functie-omschrijving komen van de daarop volgende scha-

kel. Ter zake is hier daarom een verzuchting als: ,,Would

it be possible for the school of business administratioi

to do more to further the understanding of the
nature

of business, rather than to focus so much on the manage

ment of business?” ). ‘De interdependentie van beide me-

thoden wordt eerst recht duidelijk zodra de .producent bij

zijn verkooppolitiek nieuwe distributiemethoden in aan-

merking moet nemen, zoals het zelfbedieningsbedrijf of

het ,,shopping-center” aan de periferie van de grote stad:

,Marketing-research”.

Los van de twee genoemde aspecten staat, als derde

en laatste, de marketing-research: het commerciële markt-

onderzoek. In de eerste plaats valt hieronder ,,market-

analysis”, d.w.z. het marktonderzoek in de meest enge zin,

ter bepaling van ,,sales potentials”, hoe men deze dan
ook wenst te definiëren. Een belangrijke plaats wordt

voorts ingenomen door de doelmatigheidsbeoordeling der

verkooppolitieke instrumenten. Daarbij gaat het in den

regel om vrij ver doorgevoerde specialisaties, als ,,package-

research”, ,,product-testing”, ,,advertising-” en ,,dis-

tribution-research”. In een ander vlak ligt ,,consumer-

research” met zijn motievenonderzoek, zijn ,,brand-image-

research” enz.

Een meer sociologisch getinte loot van dezelfde stam is

het onderzoek der zgn. ,,reference-groups”. Daarbij gaat

het om de vraag welke groepen of groeperingen als ,,spraak-

makende gemeente” voor een bepaald produkt de door-

slag geven voor de wijze waarop het zal worden geaccep-

teerd. Een onderzoek van weer geheel andere allure, de

,,selling-cost-research” – ofschoon een noodzakelijk sluit-

stuk op dit alles – wil tot op heden nog niet recht van de
grond komen. De. oorzaken hiervan liggen betrekkelijk

diep, nI. in de moeilijkheid een numeriek, aanwijsbaar

5)
Spencer, John A.: ,,Mic/iican Business Review”, July 1960,
blz., 17.

verband te leggen tussen verkoopkosten t.b.v. elk der in-

strumenten afzonderlijk en het totale verkoopresultaat.

Markante ontwikkelingen na de tweede wereldoorlog.

Van de tendenties, die kenmerkend zijn voor de ont-

wikkeling na de tweede wereldoorlog, mogen de volgende

worden gereleveerd.

Opvallend is het nog steeds toenemend aandeel der

hand- en leerboeken die termen als ,,management”,

,,policy”, dan wel ,,decision” in de titel voeren, en zich

daarmee openlijk scharen aan de
zijde
van de ,,managerial

approach”. Zoals gezegd, gaan beide benaderingen ge-

leidelijk in elkaar over. Doch de grotere nadruk op de

ondernemer als ,,policy-maker” bij de verkoop heeft als

voordeel met zich gebracht, dat de probleemstelling t.a.v.

velerlei verkoop-politieke instrumenten thans scherper kan
worden geformuleerd.

Tegelijkertijd, en mede als gevolg van dit laatste, vol-

trekt zich een ontwikkeling in tweer1ei richting. Enerzijds

ontstaat een nauwere aansluiting van de theorie van de

verkoop
bij
de
theoretische economie
– herinnerd zij aan

het reeds genoemde werk van
Dea,i,
of, om een latere
exponent te noemen:
Hoivard’s ,,Marketing Management:

Analysis and Decision”
6)
– en, omgekeerd, van de theo-

retische economie bij de
leer van de verkoop.
Voorbeelden
zijn hier:
Brem’s ,, Product Equilibriuni under Monopclistic

Competition”
en de ,,sales maximization hypothesis” zoals

zij nog kort geleden door
Baumol
is geformuleerd
7).

Anderzijds heeft men als logische pendant van deze scher-

pere formulering de wiskundige uitwerking van verkoop-

politieke vraagstukken, of – meer plechtig gezegd – het

gebruik van
modellen.
Op zichzelf gezien betreft het hier

een grote vooruitgang. Zelfs de beste handboeken over

verkooppolitiek (men denke hier bijv. aan die van
Phelps
en
Nystroin)
komen veelal niet verder dan een blote op-

somming van beleidsmaatregelen, elk vergezeld door een

overzicht der daarmede samengaande voor- en nadelen.

Wat dus ontbreekt is een systematische afbakening der

casusposities, waarin de betrokken maatregel beter dan

andere tot succes zal leiden. Deze te eisen is vanzelf-

sprekend onbillijk. Hiervoor zijn de bepalende factoren

op het gebied van de verkoop te veelvuldig en, qua inter-

actie, te gecompliceerd. Het grote voordeel van het ge-

bruik van modellen is daarom de verplichting die het op-

legt een nauwkeurig omlijnde casuspositie als uitgangspunt

te nemen, zodat men van meet af aan vaste grond onder

de voeten heeft. Dit voordeel betekent echter tevens een

begrerzing. Het kiezen van een scherp omschreven uit-

gangspunt houdt praktisch veelal in, dat men het probleem

beperkt tot slechts één enkel instrument. Alle andere

worden dan als onveranderlijk beschouwd. Toepassing van

,,operations-research” leidt daardoor in den regel niet tot

een ,,optimum optimorum”, doch alleen maar tot een

partieel optimum, waarvan helaas de’ betekenis nog wel

eens wordt overschat. Een goed leesbaar doch bperkt

overzicht van wat ten deze reeds werd bereikt biedt de

verzamelbundel van
Bass, Buzzel
e.a.:
,,Mathematical

Models and Methods in Marketing”
8),

Stemt de beoordeling der geboden resultaten wellicht

teleur, men bedenke dan dat, zolang de invloed der be-

Homewood, 111.; irwin,
1957.
Cambridge, Mass.; Harvard University Press,
1951;
Business Behavior, Value and Growt/i,
New York: Macmillan,
1959.
Homewood, 111.: Irwin,
1961, pp. XI, 545.

E.-S.B. 13-6-1962

553

.,

langrijkste instrumenten en hun interactie niet op redelijk
betrouwbare wijze kan worden gekwantificeerd, een par-

tieel optimum altjd nog beter is dan in het geheel geen

optimum. Om een voorbeeld te geven: het feit dat men

omtrent de optimale hoogte van het totale reclamebudget

« in het onzekere tast, mag nimmer een reden zijn om niet

een optimale verdeling van een eenmaal gegeven budget

dver verkoopgebieden resp. -media na te streven. En ook

al weet men niet precies de juiste opbrengstverhouding

– tussen de extra gulden, besteed aan vertegenwoordigers

en die besteed aan reclame, dan is dit nog géén reden de

selectie der wederverkopers aan het toeval over te laten.

Ook afgezien van alle ,,operations-research”, blijft in een

• . veel algemener vlak hetzelfde gelden. Ons referérend aan

-; een nog steeds gehoorde en gerechtvaardigde klacht: het

feit .dat het jiiste aantal vertegenwoordigers soms niet

precies kan worden angegeven, wettigt niet de verspihing

hen ongetraind op pad te laten gaan.

Marktverwijding en Euromarkt.

Zien wij het wel, dan ligt het kernvraagstuk méér bij

de juiste onderlinge afstemming der instrumenten dan bij

het beheersen der deelgebieden. Dit vraagstuk wordt des

te meer acuut als gevolg van de marktverwijding, teweeg-

gebracht door de Euromarkt. Deze laatste vraagt namelijk

veéleer aanpassing van de ,,marketing-imx” in haar geheel

dan gedeeltelijke wijziging op één enkel punt: zeg, kwaliteit

of prijs. Daarbij zijn vanzelfsprekend vele aspecten werk-

zaam. Eén daarvan zullen
wij
isoleren en iets uitvoeriger

bèhandelen. Denkend in termen van een simpel model,

• -. heeft men, wat de totale kosten per eenheid betreft, te

rekenen met twee omstandigheden. Als eerste geldt dat
• de produktiekosten per eenheid dalen – niet zozeer met

de bedrijfsgrootte maar met de omvang van de afzonderlijke

produktieserie.
Blijft deze laatste voor een bepaald produkt

klein, dan zijn de kosten per eenheid noo&zakelijk hoog.

Een sprekend voorbeeld hiervan is in deze kolommen

destijds door
Prof.
Wisselink
gegeven
9).

Als tweede omstandigheid geldt, dat de verkoopkosten
per eenheid daarentegen stijgen, niet zozeer met de totale

afzet als wel met het te bereiken
marktaandeel
voor dat

produkt. Kunnen bij een klein marktaandeel de kosten

der verkoopbevordering minimaal blijven, zij stijgen vrij

steil wanneer het aandeel groter wordt: zeg, 20 pCt. of

meer, om tenslotte bij een bepaald punt prohibitief te

worden. Tegenover de dalende produktiekosten bij groter

-. wordende series staan dus stijgende kosten van .de ver-

koop. Gegeven een bepaalde produktiecapaciteit en markt-

grootte is het daarom voor een onderneming voordeliger

tot assortimentsverbreding over te gaan zodra
bij
het

,,terugdraaien” tot een kleiner marktaandeel de relatieve

stijging der produktiekosten als gevolg van het inkorten
der produktieseries geringer is dan de besparing op ver-

koopkosten. In een bëlangrijk, doch zeer omzichtig gesteld

– artikel, dat terecht met de ,,Alpha Kappa Psi Award”

werd onderscheiden, signaleert
Wendeil R. Smith
deze ten-

dens voor de Verenijde Staten
10).
Zij is ongetwijfeld ook

in de hand gewerkt door de groter geworden flexibiliteit

der moderne massa-fabricatie.

9).
,,Hoe viert men deze sloep?” in
,E.-S.B.”,
no. 1886 van
22 juli 1953.
10)
,,Product Differentiation and Marketing Segmentation as
Alternative Marketing Strategies” in
,,Journal of Marketing”,
XXI, 1, July 1956, pp. 3-8.
(N,B.: ,,differentiatie” wordt hier
– -.

door dè auteur gedefinieerd t.o.v. produkten van concurrenten, –
* niet tav. andere onderdelen van het eigen assortiment).

554

1
«

,1

elk aandeel

‘Vereenigd

Bezit van

1894′

vormt in

feite een

deskundig

samengestelde

aandelen-

portefeuille

Dit is mogelijk, omdat ‘Ver-

een igd Bezit’ een beleggingsmaat-
schappij is, die de gezamenlijke
inbreng van haar aandeelhouders

belegt in ca. 200 zorgvuldig ge.
selecteerde fondsen. Zodoende
wordt een belang verkregen bij
tal van bedrijfstakken in bin-
nen- en buitenland. Elk aandeel
‘Vereenigd Bezit van 1894’

verschaft U een aantrekkelijk
rendement met beperking van
risico.

Alle banken en commissionairs
kunnen U inlichten.

N.V.VEREENIGD
BEZIT VAN
1894
De- voordelen van aandelenbezit met
beperking van risico.

WESTERSINGEL
54,
ROTTERDAM

(1.M.)

E.-S.B. 13-6-1962

VERZAMELING VAN ONTBREKENDE GEGEVENS
z
Enqultes bij:

FASEN
Eigen

Gezinnen

Bedrij-
r
1
VAN
edrijf

1

ven

)
.
DE
E
UO
AUDIT
0

rote

Analytische Kleine

Sequentie-

Klein, usal.,
o o
0
9
ZZ
o
<
Informeel sieekproej steekproef

steekproef analyse

seqtgnt.
;
.
Q>

2
3
4
5
6
7
8
9
101112
13

1.

Opzet van de audit
0
0
0
X

– .

EFFECTIEVE
Kwantitatievgeven


L._[
[

x
x
xJj
PLAATS’)

Divergentie
X
X
analyse’)

Onderzoek markt-
x
ontwikkeling’)

Kwalitatieve gegcsens
DIAGNOSE
0
0
0

FUNCTIONELE
0
0
0
0
0
0
PLAATS’)
J
X
=

OPTIMALE
PLAATS

STATISTISCHE ANALYSE
0
z

Lat
Regressie-
analyse
CL

o

.
.0.
0 0

11
>

Markten en Co currenten

.x
x

x
x
x
x

X)Ç
XX
X

xxx
x
n
x

en Instrumeiiten

1

10

IN

I

De verschillende technieken van marktonderzoek en hu.n toepassingsmogelijkheden bij de ,,marketing audit”
1) 2)

0 = voornamelijk kwalitatieve gegevens (meningen,
dc.);
X= voornamelijk kwantitatieve gegevens.

9 Vg!. Ferber-Verdoorn,
lac.cU.,
blz. 490.
2
1 De ,,feed-back’ tussen de verschillende fasen is niet aangegeven.
3
1 Behoort tot het onderzoek van de
structuur
van de markt.
9
Wederverkopers resp. eindverbruikers (bij industriële verkopen).

Treedt evenwel onder overigens gegeven omstandig-

heden een marktverwijding op, dan heeft dit tot conse-

quentie dat een zelfde hoeveelheid kan worden afgezet

bij een geringere marktquote. Als gevolg van ^een gemeen-

schappelijke markt komt daardoor het punt waar assorti-

mentsverbreding voordelig wordt niet onbelangrijk hoger

te liggen, omdat het voordeel vân de langere produktie-

serie,niet meer wordt te niet gedaan door scherp stijgende

verkoopkosten. Dit voorbeeld ziet af van nieuwe initiële

verkoopkosten die marktverwijding met zich brengt, maar

het belicht althans voor één aspect het ,,overall” karakter

van de aanpassing die wordt gevraagd.

Coördinatie van onderzoektechnieken.

Evenals bij
de verkooppolitiek zelf is ook
bij
het onder-

zoek de juiste coördinatie, in dit geval de coördinatie van

onderzoektechnieken, wellicht het meest brandende vraag-

punt. Vooreerst geldt, dat het aantal uiteenlopende tech:

nieken, dat de onderzoeker ter beschikking staat, steeds

groter en groter wordt, terwijl bij een meer bewust ge-

voerde verkooppolitiek één en hetzelfde onderzoekresul-

taat kan worden dienstbaar gemaakt aan verschillende

doeleinden. Een geslaagd motievenonderzoek bijv. kan

tegelijkertijd materiaal opleveren ten behoeve van:

het reclamethema;

de produktontwikkeling;

het verkoopgesprek van de vertegenwoordiger.

Dusdoende Vangt men drie vliegen in één klap.

Een betrekkelijk recente onderzoekprocedure, die al-

thans ten dele voorziet in de behoefte aan coördinatie,

E.-S.B. 13-6-1962

9
IncI. ,,attitude scaling’, ,, brand-image research”, onderzoek
,.reference groups’ etc.
4
1 tncl. andere associatiemaatstaven.

.
9
Alleen ex-post-voorspellingen.

zowel aan die tussen de verkooppolitieke instrumenten

onderling als aan die tussen de diverse technieken van –

onderzoek, is de periodieke
marketing-audit.
Naar analogie

van de financiële controle door de accountant, ‘beoogt zij
een systematische beoordeling van het verkoopbeleid. Het’

vraagstuk van de juiste organisatie van de ,,audit” en de

daarbij vereiste coördinatie der toe te passen technieken

is in de laatste
tijd
van verschillende zijden belicht 11).

Een overzicht van de logische opeenvolging der etappes

waarin de audit zal plaatsvinden geeft de tabel. Tevens

is aangegeven welke technieken in elk der etappes ter be-

schikldng staan: hetzij voor het verzamelen van de be-

nodigde gegevens, hetzij voor het analyseren van reeds

beschikbaar materiaal. Organisatorisch laat deze marketing-

‘audit zich zeer wel inpassen in het systeem der bedrjfs-
budgettering. De audit is immers het analytische hulp-

middel par excellence om
bij
de nacalculatie der verkoop-
taken de verantwbordeljkheid te leggen waar zij behoort.
Tevens levert zij door haar marktdiagnose en de bepaling

der functionele plaats met het systematisch efficiency-

onderzoek der verkooppolitieke instrumenten de bouw-
stenen, waaruit de prognose en het verkoopplan kunnen

worden opgetrokken.

‘u-Gravenhage.

/

Prof. Dr. P. 1. VERDOORN.

11) Om. Ferber, R., en Verdoorn, P. J,:
,,
Research Methods
in Economics and Business;
Macmillan, New -York: 1962, Ch.
XI: ,,The complete Marketing Audit”, Ook: ,,American
Management Association, Marketing Division”:
,,
Analyzing
and Impro ving ,,Marketing Performance”: ,,Markefting Audits
in Theory and Praclice”
(Management Report Nr. 32); New
York, 1959, pp. 139.

555

5-

Marktonderzoek in het ondernerningsbelçid

Marktonderzoek wordt vaak aangeduid als een hulp-

middel bij het bedrijfsbeleid, dat een antwoord kan geven

op de vragen: wat en wââr men kan verkopen, wanneer

en aan wie, hoe dit het beste kan gebeuren en tegen welke

prijs. Deze pragmatische wijze van voorstellen bezit on-

getwijfeld voordcien in een tijd waarin publikaties floreren

die als titel hebben: ,,Hoe moet ik … ‘?”, of ,,Hoe word

ik … ?” en ,,Wat is … ?”. Hieruit blijkt immers het streven

naar een praktische aanpak van de dingen.

Wie deze vragen stelt, wil in de regel een of ander doel

bereiken, wat da’n met zich brengt, dat men weerstanden

van de omgeving moet overwinnen. Om dit goed te kunnen

doen, zal men die omgeving moeten kennen en begrijpen,

waarom zij die weerstanden opwerpt. De vraag ,,waarom”

dient dus aan de reeds genoemde reeks te worden toe-

gevoegd en als wij haar dan in haar geheel overzien, lezen

wij er in ieder geval een streven naar een zekere systematiek

in. De aard van de vragen impliceert vervolgens, dat dit

marktonderzcek een bijdrage kan leveren tot vele aspec-

ten van het bedrijfsbeleid, beginnend
bij
de produkt-

ontwikkeling en eindigend
bij
de afzet en eventueel service,

dus tot alle aspecten van de ,,marketing”.

Sarncnhangen met het ondernemingsbeleid.

Het zal duidelijk zijn, dat een optimaal en dynamisch

gebruik van marktonderzoek alleen kan worden verwacht

bij een zeer bepaalde oriëntering van de ondernemings-

leiding. Wij zien deze vooral in:

Ten eerste het bewuste streven naar
conlinuïteit.
Uiter-

aard zal ieder bedrijf ernaar streven in stand te blijven.

Dit is evenwel niet hetzelfde als het voeren van een politiek

op lange termijn om ook zijn relatieve positie in stand te

houden en het treffen van de maatregelen, die daarvoor

nodig
zijn.
Deze politiek eist, dat men zich bepaalde doel-

einden voor ogen stelt en naar de meest efficiënte middelen

zoekt deze te bereiken, daarbij trachtend het aantal onzeker-

heden in de werkingssfeer zoveel mogelijk te beperken.

Ten tweede het werken op grond van
taakstellingen.

In vele bedrijven kent men deze in de vorm’van budgetten.

Men moet evenwel constateren, dat de basis, die aan deze

budgetten ten grondslag hoort te liggen – namelijk een

verstandige en verantwoorde verkoopbegroting – veek’l

ontbreekt. In dit verband kan een woord van een voot-

malig leider van een der grote Amerikaanse automobiel-,

bedrijven worden aangehaald.
Hij
zei: ,,Iedereen kan leren

binnen een budget te blijven; ik heb echter nog maar

zelden een budget gezien, dat wnïrd was om er binnen te

blijven”. Behalve in de budgetten, zullen de taakstellingen

hun neerslag vinden in plannen voor de kore termijn

(tot
5
jaar) en de lange termijn.

Ten derde de oriëntering op de verbruiker.
Het is niet

voldoende een produkt te brengen in een uitvoering

waarmee en op een wijze waarover, men zelf tevreden is.

De verbruiker moet tevreden zijn. Technici vinden vaak,

dat zij om hun prestaties geprezen moeten worden; de

consument vindt, dat een goed produkt tegen een lage

prijs hem eenvoudigweg toekomt.

Van ,,praktische” intuïtie naar wetenschappelijke
syste-

matiek?

Bij deze oriëntering verschuift het accent van de bedrijfs-

voering van afwachten en opportunisme naar doeleinden
en systematiek. Subjectieve elementen en intuïtie zu1
1
en

daaimee niet zijn verdwenen, maar de intuïtie wordt

daarmee als het ware op een hoger plan gebracht. Vele

leiders van ondernemingen vinden dit moeilijk te verteren.
Zo schreef onlangs (,,Algemeen Handelsblad” van 17 mei)

de heer Fokkema, directeur van de Nederlandse Export
Combinatie, dat het ,,Fingerspitzengefühl” uit de mode

is geraakt en dat voor de ,,superieure intelligentie” van

de ondernemer de wetenschappelijke bénaderingswijze in

de plaats is gekomen. Dit zou als akelige consequentie

hebbe, dat het hem, die ,,met beide benen in de praktijk

staat en het gegoochel met cijfers. . . meemaakt. . . soms

wel eens angstig te moede wordt”. Gelukkig zal er geen

reden tot somberheid zijn, aldus de heer Fokkema, als

,,naast of boven de wetenschappelijke analysator plaats

blijft voor die pure ondernemer” die weet wat hij wil.

Dit is dus een ,,stem uit de praktijk” die,
blijkens
verdere

opmerkingen in het artikel, meer waarde hecht aan een

empirische benadering van de problemen dan aan een

van tevoren weloverwogen procedure, gebaseerd op de

huidige stand vat wetenschap en kennis. Deze stem drukt

het bouderend uit door te zeggen: ,,Ze moeten tegen-

woordig eerst een boekje over de zwaaftekracht lezen,

voor ze een brandkast kunnen verzetten’.

Wij kunnen bepaald niet het inzicht van de schrijver

delen inzake de wetenschappelijke benadering, of zouden

wij liever moeten zeggen: de systematische benadering.

Wij zijn het wèl met hem eens, dat er naast of boven de

analysator plaats moet zijn voor de ondernemer, met of

zonder het etiket ,,superieure intelligentie”. Die twee vullen

elkaar aan. Wij weten – uit ônze praktijk – dat intuïtie

en dadendrang bij lange na niet voldoende zijn om. de aan

het begin van dit artikel opgesomde reeks vragen – die

trouwens ook door de heer Fokkema worden genoemd –

te kunnen beantwoorden. De ,,pu’re ondernemer” zal

moeten aangeven waar
hij
naar toe wil, zijn specialisten

zullen hem moeten helpen. Zonder deze doelbewuste

ondernemer, wiens intelligentie hem zal laten profiteren

van de ervaring en wetenschap van ande’ren, zal markt-

onderzoek niet de juiste plaats in het beleid kunnen in-

nemen.

Buiten-economische aspecten
van het marktoiderzoek.

Marktonderzoek is niet alleen een aangelegenheid van

economen. Als hulpmiddel voor het
bedrijfsbeleid
is het

onder meer een controlemiddel op de actie van het bedrijf,

gezien van het standpunt van de verbruiker. Deze nu .is

niet een wezen, dat alleen reageert op economische prik-

kels en geleid wordt door puur rationele overwegingen.

In wezen is de markt een sociaal verschijnsel. Willen wij
de consument, die wispelturige koning, op de juiste wijze
kunnen bedienen, dan moeten wij hem begrijpen en zelfs
kunnen âangeven, hoe hij het volgende ogenblik zal han-

delen. Om dit io juist mogelijk te kunnen doen, zal men

moeten putten uit verschillende gebieden van wetenschap
en kennis. Speciaal
bij
duurzame goederen kent men het

probleem van de produktontwikkeling, waarvan de vorm-

geving een belangrijk aspect is. Vormgeving is niet: op

het laatste moment ergens eën rond hoekje of een aardig

kleurtje aan geven. Het is evenmin het oordeel van de

werkmeester, dat het ,,lekker in de hand ligt”. .Het is wèl

een industrieel ontwïkkelingsproces, waarin kenni. omtrent

556

E.-S.B. 13-6-1962

gebruiksgewoonten, handelingsprocessen en koopgewoon-

ten systematisch wordt verwerkt. Aan deze ontwikkeling

zitten dus psychologische, economische, sociale, ergono-

mische en technische kanten.

Sectoren van marktonderzoek.

Systematisch gezien, zien wij de volgende gang van zaken,

gestimuleerd door technische of commerciële overwegingen.

Onderzoek ter vaststelling van de huidige consumpt ie

en van de potentiële markt.
Dit betekent het verzamelen

van feiten över de omvang en de samenstelling vah het

aanbod en van de vraag. De analyse van het aanbod zal

technisch, zowel als commercieel moeten zijn georiënteerd,

in die zin’, dat de technische analyse zich zal concentreren

op de eigenchappen van hetgeen wordt aangeboden,

terwijl de commerciële analyse zich zal concentreren op

de omvang van de toepassingsmogelijkheden. De mede

door deze informatie bepaalde gedachtengangen zullen

een concrete neerslag vinden in een voorlopige prijs-

berekening, die zal aangeven, of wij boven of beneden de

eventueel reeds geldende prijs voor een produkt van

vergelijkbâre kwaliteit en toepassingsmogelijkheden liggen.

Diepergaand onderzoek als onderdeel van de produkt-
ontwikkeling, zjjn neerslag vindend in de technische speci-

ficaties.

Onderzoek gericht op het vinden van de middelen om

de haalbare taakstelling zo efficiënt mogelijk te realiseren.

Jn dit verband komen als onderwerpen naar voren: de

betekenis van de mogelijke verkoopkanalen; de omvang

en samenstelling van het reclamebudget; de omvang en

samenstelling van de kopersgroepen op wie men zich zal

willen richten; de aard van de boodschap die men wil

brengen, mede gezien de ,,image” die het publiek van

het bedrijf heeft of die mer. wil kweken; de indeling van

de verkoopdistricten en de taakstelling, die pei distriçt

verantwoord is.
Uiteraard zal in een dynamisch proces het accent meer

of minder sterk op een van deze fasen komen te liggen,

maar in principe zal de lopende waarneming ons voor

nieuwe tendenties moeten waarschuwen, zodat al naar

gelang daarvan in de ene of de andere fase met bepaalde

tussenpozen diepergaande onderzoekingen zullen worden

ingesteld.

Samenhangen met de
verschillende bedrijfsfuncties.

Het zal na het voorgaande aanspreken, dat markt-

onderzoek, namelijk het
systematische
onderzoek naar

vraag en aanbod op een markt en van de middelen om

op de meest doelmatige wijze als aanbieder op te treden,

een belangrijk instrument is om de interactie tussen het

bedrijf en zijn sociaal bepaalde markten te analyseren, als

aanwijzing voor de politiek op,korte en lange termijn.

PSYCHOLOGISCH EN ECONOMISCH MARKTONDERZOEK

Markeinr
adviseurs

BUREAU


Herengracht
113
Amsterdam tel.
020-245315

Het zal dan evenzeer duidelijk zijn, dat dit systematisehe

onderzoek pas dan tot
zijn
recht zal komen, wanneer de

resultaten ervan in de verschillende functies van het bedrijf

kunnen doorwerken, namelijk:

in de
technische
sector voor de produktontwikkeling;

in de
commerciële
sector voor de bepaling van de taak-

stelling en voor het gebruik van de middelen ter realisering

daarvan;

in de
administratieve
sector als basis voor de taakstel-

lende begroting, met op langere termijn het financierings-

plan.

De ondernemingsleiding zal als coördinator optreden,

maar
zij
zal alleen dan een optimaal resultaat bereiken,

als
zij
zelf bepaalde doeleinden kan aanwijzen.

Te ruime objectbepaling?

Velen zullen onze omschrijving van wat marktonderzoek

voor het bedrijf kan doen misschien zeer ruim vinden.

..Wij ontkomen daaraan echter niet, als wij ons op het

standpunt plaatsen, dat 1. de produktie plaatsvindt ten

behoeve van de consumptie en dat dit in het bedrijf conse-

quenties heeft voor de produktontwikkeling en de

,,marketing” en dat 2. de continuïteit gediend is met een

zo planmatig mogelijke bedrijfsvoering op basis van doel-

stellingen. Bovendien moet worden opgemerkt, dat ook

uit het oogpunt van de technieken van onderzoek en van

de efficiency van de enquête vele onderwerpen, die niet

met de omvang en de samenstelling van de markt te maken

hebben, maar eer betrekking hebben op de ,,marketing”,

kunnen worden samengevoegd.

De plaats van het marktonderzoek in de organisatie.

Gezien het brede werkterrein van het onderzoek, zal de

bedrjfsaft’eing, die er zich mee belast – uiteraard zal

deze zich in het bijzonder bezig houden met de confrontatie

van intern en extern statistisch materiaal – direct aan de

topleiding ondergeschikt moeten zijn. In grote bedrijven

zal men de figuir aantreffen, dat de centrale afdeling

vooruit geschoven posten in de belangrijke produkt-

groepen heeft om dichter bij het dagelijks gebeuren te

staan, maar dit doet aan het principe niets af. In het alge-

meen kan men zich in dit opzicht niet al te doctrinair

tonen, gezien de vele variatiemogeljkheden die worden

bepaald door de aard van het produkt en, de daarmee

samenhangende produktie- en verkooporganisatie. Belang-

rijker dan dit alles achten wij het, dat in een
bedrijf
de

houding bestaat dat men wil weten in plaats van voelen;

dat die wetenschap op peil wordt gehouden en dienstbaar

wordt gemaakt aan het doel van het bedrijf. Iedere ervaring

kan verouderen, omdat de omstandigheden veranderen en

daarom geldt, naar een onsterfelijk woord: ,,It ain’t the

things we don’t know what makes us
50
ignorant, it are

the things we know that ain’t so”.

Anderen behandelen in dit nummer een aantal facetten

en methoden van ,,marketing”. Het leek ons goed in het

bovenstaande met een enkel woord in te gaan op wat men

,,de praktijk” noemt, doch die enerzijds wordt gekenmerkt

door daadkracht en ondernemerslust, anderzijds door een

gebrek aan systematiek en efficiency. Hoezeer marktonder-

zoek kan bijdragen tot de systematiek van het bedrijfs-

beleid in een groot aantal sectorên, hopen wij bovendien

te hebben aangetoond, waarbij wij nog als laatste stelling

poneren, dat niets zo praktisch is als een goede theorie.

Eindhoven.

. Dr. J. VAN REES.

E.-S.B.
13-6-1962

557

Technieken van hét ‘marktonderzoek

Inleiding.

In het marktonderzoek wordt een aantal technieken en

methoden toegepast, waarvan terecht gezegd kan worden

dat het in de loop der jaren belangrijk is toegenomen en
dat elke techniek of methode – het verschil tussen beide

zullen wij gemakshalve veronachtzamen – steeds aan

verbetering onderhevig is. Dit is maar goed ook, want de

‘problemen die de marktonderzoekers worden vorgelegd

zijn tegenwoordig van een meer gecompliceerd karakter

dan bijv. een tiental jaren terug. –

De bedoelde technieken betreffen zowel de bronnen

waaraan de gegevens worden ontleend, als dè waarneming,

– . de meting zelve, dus de wijze waarop de gegevens worden

verkregen. Globaal gesteld kan men zeggen dat voor het

“,. marktonderzoek de volgende bronnen voor en technieken

van verzameling van gegevens in aanmerking komen:

– eigen bedrijf

– elders beschikbare gegevens (ondernemersorganisaties,

instellingen, publikaties).

– enquêtering

– registratie en observatie.

Marktonderzoek begint
in eigen huis.

Het ligt voor de hand om bij een marktonderzoek eerst

na te gaan wat in het eigen bedrijf
of uit eigen kennis reeds

beschikbaar is. Niettemin komt het nog vaak voor dat er

bedrijven zijn, die onvoldoende van deze bronnen gebruik

maken, ten dele voortvloeiende uit het feit dat de desbe-

treffende gegeveiis slechts in ruwe vorm beschikbaar zijn

en nog een bewerking en analyse vereisen, tén dele ook

verklaarbaar doordat gedacht wordt dat de externe markt-

onderzoeker het probleem maar alleen moet oplossen (hij

wordt er toch vodr betaald!) en dat daarvoor geen hulp

van de opdrachtgever zelf nodig is.

Het behoeft geen betoog dat dit ernstige misvattingen

• zijn. De waarde van de gegevens van en de kennis omtrent

het eigen bedrijf
kunnen naar onze mening niet hoog ge-

noeg worden aangeslagen; zij dienen uiteraard geïnventa-

riseerd en geanalyseerd te worden, waarbij de bekende

statistische technieken van analyse – waar wij in dit ver-

band niet verder op behoeven in te gaan – èn het verge-

lijken met objectieve maatstaven – vooral wat de eigen

kennis betreft, buitenstaanders konden het wel eens beter


s
-weten, hoezeer dat ook onwaarschijnlijk moge lijken! –

een grote rol spelen. –

Het nagaan in hoeverre deze bron gegevens ten behoeve
-. -. –

van de gestelde marktproblemen kan verschaffen, diënt

dan ook steeds
de eerste stap te zijn
bij
elk marktonderzoek.

..Wat is
er elders beschikbaar?

Het is vaak verrassend te constateren hoe vele gegevens

uit diverse externe bronnen te putten zijn. De belangrijkste

bronin dit verband is hier te lande uiteraard het Centraal

Bureau voor de Statistiek, van welk bureau een dankbaar

– gebruik kan worden gemaakt om gegevens omtrent pro-

duktie, in- en uitvoer, verbruik,
prijzen,
inkomen enz. enz.,

gegevens die
bij
vrijwel elk marktonderzoek een rol spelen,

te verkrijgen. Voorts zijn er ondernemersorganisaties die

voor de desbetreffende
bedrijfstak
nuttige gegeèbs ter

beschikking stellen, de Economische Voorlichtingsdienst,

Kamers van Koophandel en Fabrieken en nog een aantal

andere instellingen op beperkter terrein werkzaam. Ook

publikaties vormen vaak eön gerede bron van informatie

voor ,marktanalytische doeleinden.

Het spreekt vanzelf dat het in verband brengen van ge-

gevens uit eigen bedrijf met die welke van elders zijn ver-
kregen een noodzakelijke
tweede slap
in de opbouw van

een marktonderzoek is. –

Waar niet is, zeil’ verzamelen!

Indien de gegevens in de eerdergenbemde bronnen niet

voorhanden zijn – zelden zullen deze bronnen voor een

marktonderzoek alles geven wat men weten wil -, dan

zal men ze zelf moeten verzamelen, de
derde stap.
Men

kan in het algemeen stellen, dat dit het geval is
bij
gegevens

omtrent gebruiks- en koopgewoonten, penetratie van recla-

me, marktaandelen, voorkeuren en wensen, matieven enz.

Gesteld dat de gegevens de uiteindelijke consument be-

treffen, dan zal men deze consument dus moeten enquête-

ren; indien men iets van de haiidel wil weten, dan dus win-

keliers en/of grossiers en/of importeurs vragen; is de

industrie de afnemer der vervaardigde produkten, dan het

industriële bedrijfsleven.

Dë daarbij toegepaste techniek is de zgn.
steekproef-

enquête,
waarbij uit de populatie een steekproef wordt

,,getrokken”, bijv. 2.000 huisvrouwen, 300 winkeliers enz.

aan wie de gegevens die men voor het onderzoek nodig

heeft worden gevraagd. Hier
rijzen
onmiddellijk enige

problemen, waarvan de belangrijkste zijn die van de steek-

proeftrekking en -grootte en die van de wijze waarop de

vragen worden gesteld welke de verlangde gegevens moeten

verschaffen.

Steekproeven.

De steekproef dient representatief te zijn, d.w.z. dat de

gegevens die men uit ,deze steekproef, welke ten opzichte

van de populatie altijd zeer klein is, verkrijgt overdraag-

baar moeten zijn op de gehele populatie, uiteraard binnen

bepaalde marges. Er zijn verschillende methoden van steek-

proeftrekking, waarbij steeds als principe moet worden

aangehouden dat de trekking
aselect
is, d.w.z. dat iedere

,,teleenheid” een even grote kans heeft om in de steekproef

te worden opgenomen, dat er dus geen enkele, voorkeur

bij dit steekproeftrekken een rol speelt. –
Deze methode is het beste uitvoerb.ar indien er een

registratie van de populatie (personen; gezinnen, industriële

bedrijven, winkelbedrijven, hotels enz.) beschikbaar is en’

uit deze registratie willekeurig adressen kunnen worden

getrokken. Aangezien deze niet steeds beschikbaar is, moet

de trekking van de steekproef vaak op een andere manier

gebeuren, waartoe o.a. de quota-, area- en startadressen-

methode ter beschikking staan.

In dit artikel moeten
wij
over de steekproeftrekking kort

zijn; wij volstaan derhalve met de volgende opmerkingen.

Elke steekproef is pas dan goed, indien is voldaan aari de

voorwaarde dat zij
vbldoende groot –
gezien ten opzichte

van de probleemstelling— en
representatief
is.
Men vergisse

zich in dit verband niet: een kleine steekproef kan goed.

zijn en een grote slecht!

558
/

/

E.-S,B. 13-6-1962

Elke methode van steekproeftrekking heeft haar voor-

en nadelen; bovendien brengt enquêtering bij verschillende

steekproeftechnieken ook andere kosten met zich. De keuze

tussen deze technieken wordt dan ook zowel bepaald door

de technische mogelijkheid en de te verkrijgen nauwkeurig-

heid âls door de kosten.

Hoe groot moet de steekproef zijn?

De voor het onderzoek benodigde mate van nauwkeurig-

heid dr gegevens welke uit de enquête worden verkregen

enerzijds en de kosten
anderzijds
beïnvloeden de te kiezen

grootte van de steekproef.
Men kan het ook aldus zeggen,

dat de nauwkeurigheid en de kosten functies zijn van de

grootte van de steekproef. Het ligt voor de hand, dat de

nauwkeurigheid van steekproefuitkomsten toeneemt naar-

mate de steekproef groter is, zij het niet recht evenredig,

en dat de kosten stijgen
bij
toenemende steekproefgrootte,

evenmin recht evenredig
1).

Een ieder die dus in het kader van een marktonderzoek

een enquête instelt of laat instellen, wordt daarbij voor de

noodzaak geplaatst de grootte van de steekproef te bepalen

door afweging van nut en kosten bij alternatieve grootten

van de steekproef.
Daarbij is Wat het eerste betreft, vaak
meer bepalend de noodzaak om van
substeekproeven
uit-

komsten met een bepaalde mate van nauwkeurigheid te

verkrijgen dan de verlangde nauwkeurigheid der totale
uitkomsten. Zo zal men bijv. als farikan niet alleen ge-

interesseerd zijn in het gebruiks- en kooppatroon van de

gehele bevolking ten aanzien van het produkt in het alge-

meen en het eigen produkt c.q. merk in het
bijzonder,
doch

ook in de verschillen die zich in dit patroon in de onder-

scheidene en voor de marketing politiek relevante bevol-

kingsgroepen (naar welstand,
leeftijd,
geografisch gebied

e.d.) voordoen.

Het is dringend nodig, dat het bovenstaande goed wordt

overwogen alvorens de steekproefgrootte vast te stellen.
Dan

kan worden voorkomendat er èf een te grote steekproef

wordt gekozen en achteraf blijkt dat een deel van de ver-

kregen informatie van geen waarde is omdat
zij
voor de

oplossing van de probleemstelling niet nodig is, ôf een te

kleine, waardoor men informatie zou missen die – helaas

achteraf gezien – toch nodig is.

Er heersen vaak nog verkeerde voorstellingen omtrent

de steekproefgrootten.
Zij
die met deze materie nog niet

in aanraking
zijn
geweest, kunnen zich moeilijk voorstellen

dat met steekproeven van enkele honderden of enkele

duizenden – afhankelijk uiteraard van de probleemstelling
en de aard van de te onderzoeken populaties (zie boven) –

reeds betrouwbare uitkomsten worden verkregen. Daar

komt nog iets anders
bij.
De
uitkomsten van elke’ steekproef

dragen een stochastisch karakter. Dit betekent, dat het

steekproefresultaat en het resultaat dat men zou hebben

verkregen indien de gehele populatie zou zijn ondervraagd,

1)
Kosten van voorbereiding en analyse blijven ten dele gelijk.

PSYCHOLOGISCH EN ECONOMlSCH MARKTONDERZOEK

Marketing adviseurs

F

BUREAU

Herengracht 113 Amsterdam tel. 020-245315

niet precies aan elkaar gelijk behoeven te
zijn.
De steek-

proefuitkomsten zijn
binnen bepaalde marges
exact. Deze
marges gelden bovendien met een bepaalde
waarschijnlijk-

heid
(kans).

Gelukkig is het zo dat het er voor vele beleidsbeslissingen

– ook op het gebied van de marketing – niet toe doet of

een bepaalde uitkomst exact bijv. 29 pCt. is
(bijv.
een markt-

aandeel van 29 pCt.), doch dat het voldoende is dat men
weet dat het tussen 28 en 30 of tussen 27 en 31 ligt (met

gegeven waarschijnlijkheid). Merkwaardig genoeg worden

velen door een getal, als het eenmaal gedrukt staat, ge-
imponeerd, in die zin dat zij onvoorwaardelijk geloven

dat het zô is en niet anders. Statistisch denken is niet een

ieder eigen – helaas meer niet dan wel -, en het voren-

staande is dus wel
begrijpelijk,
maar het kan in gegeven

omstandigheden gevaarlijk zijn, vooral waar het gaat om

het vergelijken van twee of meer uitkomsten, en het inter-

preteren van het verschil tussen déze uitkomsten, wat slechts

dan zinvol is indien dit verschil
statistisch significant is.

Methoden van enquêteren.

In grote lijnen gezien kan dit schriftelijk en mondeling

gebeuren.
Bij
de eerste methode worden de formulieren met

de vragen waarop men het antwoord wil weten aan de

personen of bedrijven in de steekproef opgenomen toege-

zonden, in het tweede geval worden deze door enquêtrices

en enquêteurs bezocht en worden de vragen mondeling

gesteld.

De eerste methode is – laten wij dat maar duidelijk

stellen – in het algemeen gesproken te verwerpen. Afge-

zien van andere bezwaren krijgt men geen uitkomsten ener

repr&sentatieve steekproef, aangezien slechts een klein deel

der verzonden formulieren wordt terugontvangen en dit

deel afkomstig is van een selecte groep, nl. bestaande uit

personen die altijd alles wat ze krijgen toegezonden in-

vullen – coupons uit advertenties niet in de laatste plaats—,

en uit personen die vlot met de. pen zijn, schrijvers van

ingezonden stukken inbegrepen. Alle anderen – door de

bank genomen, het is natuurlijk nooit zo zwart-wit als

hier wordt geschilderd – laten verstek gaan
en van diegenen
weet men dan niets.
Het is zeer gevaarlijk om op de gegeVens

van bijv. de 10 pCt. die geantwoord heeft, dicht te varen;

gevaarlijke klippen liggen dan
nabij
en een schipbreuk is

niet uitgesloten. Niettemin wordt deze methode nog wel

toegepast, omdat
zij
zo voor de hand ligt, zo gemakkelijk

en zo goedkoop is (lees: lijkt) en tenslotte 10 pCt. van

20.000 formulieren nog
altijd
2.000 is! Soms konit men

dan na afloop op de gedachte, een deskundige te raadplegen.

Indien dat een werkelijk deskundige is, dan zal zijn advies

onverbiddelijk luiden, dat het om verdere narigheid te

voorkomen het beste is, de formulieren naar de prullemand

te doen verhuizen. Aardig klinkt dat natuurlijk niet, maar

doeltreffend is het wel. Hiermede is dan weer eens bewezen,

dat goedkoop duurkoop kan zijn.

Natuurlijk komen er schriftelijke enquêtes voor, die een

goed resultaat opleveren Het zou wel vreemd zijn, indien

er ook hier geen uitzondering ware, die de regel bevestigt.

Dit
zijn
dan in de regel enquêtes onder personen, die

moeilijk te bereiken zijn en van wie verwacht mag worden

dat zij in het onderwerp van de enquête uitgesproken

geïnteresseerd zullen zijn of enquêtes onder bedrijven.

Hadden wij dit laatste niet vermeld, dan zouden wij het

voortreffelijke werk van het C.B.S., met zijn vele schrifte-

lijke enquêtes
bij
bedrijven, groot onrecht hebben aange-

E.-S.B. 13-6-1962

559

dan Dat bij dee enquêtes veelal en wettéljke verplich

ting tot beantwoording der gestelde vragen bestaat, is in

dit verband uiteraard wel van enig belang!

Vragen stellen is bijzonder moeilijk.

,,Vragen staat een ieder
vrij”
en ,,één gek kan meei

vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden” zijn enkele

zegswijzen, die er al op duiden dat vragen niet verboden is,

maar ook dat niet alle vragen tot een zinvol antwoord

kunnen leiden. Er kan dan ook gerust gesteld worden, dat

de vraagstelling in een enquête – of dat nu voor een markt-,

een opinie- of sociologisch o’nderzoek is maakt niet uit

bijzonder belangrijk is en ook bijzonder moeilijk.

Alleen reeds door de wijze waarop de vraag wordt ge-

steld, de woordkeus, een lichte suggestie, positieve of nega-

tieve formulering, kunnen de ântwoorden worden bern-

vlded. Het gevaarlijke daarbij is, dat de ondervraagde noch

de ondervrager zich hiervan bewust behoeven te zijn. De ge-

makkelijkste en ongevaarlijkste vragen – in dit opzicht –

zijn dan ook die, welke naar feiten vragen, zoals naar

het bezit van goederen, het met vakantie geweest zijn,

leeftijd, al moet men ook dan scherp formuleren en er geen

twijfel over laten bestaan wat men precies bedoelt. Maar

zodra het om meningen gaat, voorkeuren en afkeuren, om

riiotivèringen, wordt het veel moeilijker. Gelukkig heeft

inen, door’ervaring – en schade en schande ook! – wijs

geworden, een aantal vraagtëchnieken ontwikkeld, die een

beïnloeding van de ondervraagden door de vraagstelling

zelve zoveel mogelijk uitsIuite. In het kader van dit artikel

kunnen
wij
er slechts enkele nomen
2):

– de methode van het voorleggen van een aantal bewe-

• ringen (,,statements”) betrèffende het onderwerp van

onderzoek, met de vraag of men het daarmede eens of

oneens is dan wel geen mening heeft;

– de split-run techniek: de helft van het aantal onder-

vraagden in de steekproef krijgt de vragen in bijv. een

p’ositiéf gestelde vorm voorgelegd, de andere helft nega-

tief; de üitkomstenwbrden als gemiddelden berekend,

zodat een eventuele invloed van de positieve resp. nega-

tieve formulering wordt geëlimineerd (deze, techniek

wordt ook elders in de enqu&è toegepat).

de schaaltechnieken (,,scaling”).

Voorts mag niet vergeten worden dat een
proefenquête

ook dient om de vraagstelling te testen.

Iegisfratie en observatie.

Een andere techniek. van waarneming is die, v’ilgens

welke bij
een .representatieve steekproef uit branches van

de detailhandel de verkoopcijfers van bepaalde artikelen
en merken daarvan worden
geregistreerd,
volgens de for-

;
mule inkoop plus beginvoorraad minus eindvooraad (zgn.

• retail audit). Deze gegevens worden verzameld door enquê-

teurs van het bureau van marktonderzoek, die dus geen

enkel belang
bij
de beantwoording hebben, die volkomen

objectief kunnen zijn. De uitkomsten geven een goed beeld

vân de ontwikkeling van de verkoop-af-winkel, niet alleen

van de artikelen als zodanig, doch ook van de inerken

*aaronderdeze artikelen worden verkocht, aldus defabri-

kanten c.q. importeurs in staat stellend de verkopen van

,.het eigen produkt en van de belangrijkeconcurrenten.bij de

laatste schakel in de keten producent-consument volg-

tijdelijk te analyseren..

2)
Zie ook het artikel in dii nummer van mvr. Dr. M. ZeI-
denrust-Noordatius.

– –

‘. ,.•’

-. Regist?atie viiidt ok plaats
bij
.de zgn.
consumer panel
techniek, dan echter door de ondervraagden zelf. Bij deze

techniek laat men de subjecten in de steekproef opgeno-

men,
bijv.
huisvrouwen, alle uitgaven voor bepaalde pio-

dukten of diensten gedaan in boekjes noteren, met produkt

en merk
erbij.
Deze boekjes worden periodiek ingezonden

of opgehaald en de gegevens ervan verwerkt. Deze gegevens

betreffen de aankopen door de consument; de volgtijdelijke

vergelijking
bij
eenzelfde groep gezinnen (eenzelfde groep

gedurende een zekere
tijd)
blijkt hier een overeénkömstig

nut te hebben als
bij
de retail audit techniek, de tegen-

hanger ervan. Vergelijkbaar hiermede zijn de
budget-

statistieken.

Alle eerder geschetste methoden, behalve die van de

retail audit, stellen de te onderzoeken ,,teleenheid” (persoon

of bedrijf – het laa{ste wordt dan toch weer een persoon! -)

duidelijk in de positie van geënquêteerd te worden. Dit

conditioneert de ondervraagde onmiddellijk, hetwelk be-

tekent dat alle zaken die met
zijn
cultuur, opleiding, ijdel-

heid en emotie te maken hebben; bijzondei voorzichtig

benaderd moeten worden. Ook die zaken waarbij een groot
beroep op zijn of haar herinneringsvermogen moet worden

.gedaan, door
bijv.
reconstructie van het koopgedrag te

vraged, zijn gevaarlijk.

Voor zover dat mogelijk en verantwoord is – dit zeggen

wij er uitdrukkelijk bij – is
observatie
een oplossing. Het

is duidelijk dat de mogelijkheden daartoe niet zo groot

zijn, de in de voorgaande zin bedoelde beperkende voor-

waarden in acht nemende. Deze techniek heeft, voor zover
ons bekend, dan ook alleen toepassing gevonden
bij
obser-

vatie in winkels (zelfbedieningsbedrijven), o.a. door ver-

borgen camera’s, van het feitelijke gedrag in de koopsituatie

en bij het volgen van het oog
bij
lezen van dagbladen en

andere periodieken, vooral van de advertenties daarin. De

techniek is kostbaar, vooral omdat een voldoend aantal

observaties moet worden gedaan willen de uitkomsten

statistische betekenis hebben.

Een vorm van observatie is ook de zgn.
kooptest.

-In het kader van de marketing politiek is het van groot

belang de houding van de wederverkopers tegenover produkt

en merk te weten alsmede de wijze waarop de consument

wordt voorgelicht en geadviseerd. Bij rechtstreekse vraag-

stelling is het gevaar niet denkbeeldig, dat de ,vederverkoper

een geconditioneerd, beïnvloed, antwoord geeft, nog afge-

zien van het feit dat
zijn
personeel anders kan handelen

dan hij denkt.
Bij
de kooptest doen enquêtrices of enquêteurs

zich voor als poteiitiële koopsters of kopers; zij memoieren

de gang van zaken, de gebezigde argumenten enz. en no-

teren deze
nk
het verlaten van de winkel. Alleen op deze

wijze kan een
objectief beeld
van het gedrag van de weder-‘

verkoper of zijn personeel tegenover produkt en merk

worden verkregen.

Keuze wt het assortiment van technieken.

Alle geschetste technieken en methoden zullen niet steeds

alle voor een onderzoek nodig zijn. De aard van de pro-

bleemstelling is bepalend voor de keuze uit het ,,assorti-

ment”. Uiteraard zal in een aantal gevallen de keus niet

moeilijk zijn, in andere weer wel, omdat zowel de ene als

de andere techniek zou kunnen worden toegepast. Het zijn

dan de ervaring en het gez6nde oordeel die de doorslag

moeten geven, waarbij uiteraard ook de kosten een rol

kunnen spelen. Het zou echter verkeerd zijn om het onder

zoek uitsluitend te richten op het beschikbare geld. Hoewel

wij zeer goed begrijpen
dat het aardse sljk nu eenmaal een

560

Ë.-s.B. 13-6-1962


f

rol speelt, achten wij het toch beter om het onderzoek op

te zetten zoals het zou moeten gebeuren
om de gegeven

probleemstelling volledig te dekken,
en eerst daarna – in-

dien dit te veel zou gaan kosten – na te gaan op welke

onderdelen kan worden bezuinigd. Men weet dan precies,

wat buiten het onderzoek moet blijven of op welke punten

de nauwkeurigheid minder wordt. Dit is verre te verkiezen

boven het zich vleien met de (vaak ijdele) hoop dat het zo

ook wel zal gaan en dat wie weet het onderzoek toch wel

alle gegevens zal opleveren. Nog afgezien van de mogelijk-

heid dat men de onderzoeker zo zou dwingen met opper-

vlakkiger en minder betrouwbare methoden te werken.

Rapport.

De gegevens die zijn verzameld komen tenslotte in een

rapport terecht. Dit moet uiteraard alle relevante gegevens

vermelden en een antwoord geven op de gestelde problemen.

Rapporteren is een vak op zichzelf. Objectiviteit, duidelijk-

heid, logische opbouw, leesbaarheid, verantwoorde con-

cludering zijn elementen die aan een goed rapport inherent

zijn.
Er moet mee gewerkt worden,
hetgeen inhoudt, dat

opmerkingen die wel interessant zijn doch geen wezenlijke
bijdrage leveren tot de oplossing van de problemen, er niet

in mogen voorkomen, dat overdreven gewichtigdoenerij ten

aanzien van de techniek van onderzoek moet worden ver-
meden (wie daar toch beloefte aan gevoelt zette dit in een

bijlage, die toch niet wordt gelezen!) en dat last but not

least – persoonlijke meningen er niet in mogen voorkomen,

tenzij daar uitdrukkelijk om is gevraagd en dit duidelijk is

aangegeven.

‘s.Gravenhage.

A. BAKKER.

Enige aspecten van het artikelbeleid

,,Product mix”.

In de economie spelen optimale combinaties een belang-

rijke rol. In de
praktijk
zijn deze constructies niet altijd

gemakkelijk hanteerbaar, maar
zij
vormen voor een ratio-

nele benadering van de meeste vraagstukken een onmisbare

steun. De onderneiner streeft ernaar zijn doel te bereiken,
door middel van een optimale combinatie van de hem ter

beschikking staande produktiefaôtoren,
terwijl
hij met

betrekking tot het verkoopbïeid – als onderdeel van het

totale ondernemersbeleid – wordt geconfronteerd met de

,,marketing mix”. Prof. Verdoorn, die in Nederland aan de

,,marketing mix” enige jaren geleden meer bekendheid

gaf, spreekt over een combinatie van een vijftal instrumen-

ten, t.w. de prijs, de kwaliteit, de verkoopbevordering, de

distributiekanalen en het assortiment. Een optimale situatie
is dan bereikt, indien noch door een
wijziging
in het gebruik

van één der instrumenten noch door een andere combinatie,

een verbetering van de netto-winst mogelijk is.

Gaan wij op de problematiek van de ,,marketing mix”.

dieper in, dan zien
wij
dat men voor ieder der afzonderlijke

instrumenten tot een soortgelijke constructie kan komen.

Ook het reclamebudget is een resultantevan een dergelijke

-;,mix”. Zo kan men het samenstel van factoren dat bepalend

is voor het artikelbeleid met Alexander c.s.
1)
samenvatten
in de woorden ,,product mix”. Deze ,,product mix” impli-

ceert dan een streven naar een optimaal artikelassortiment,

terwijl daarnaast per artikel de variabele elementen als

merk, technische specificatie, yormgeving enz. eveneens

optimaal gecombineerd zijn.

Dat de ,,product nix” een zeer essentieel onderdeel van

de ,,marketing mix” vormt en daarmee van het onder-

nemersbeleid, behoeft
nauwelijks
toelichting. Constateert

men in de
praktijk
dat goede artikelen nog geen succes

garanderen, indien deze door middel van een slecht ge-

voerde reclame of een gebrekkige verkooporganisatie moe-

ten worden verkocht, omgekeerd laat het geen twijfel dat

zelfs bij een doeltreffende reclame en verkooporganisatie

een onvolkomen produkt, op lânge termijn gezien, geen

enkele kans maakt.

) Alexander, Cross ‘and Cunningham: ,,Industrial Mar-
keting”.

E.-S.B. 13-6.1962

Met betrekking tot de vaststelling van het artikelbeleid

kunnen wij een tweetal fasen onderscheiden. De eerste fase
omvat de
,,product planning”,
waarbij de ondernemer’zijn

artikelassortiment vaststelt. In de tweede fase vindt de

,,product development”
plaats, waarbij men per produkt

tracht de meest gunstige combinatie van hoedanigheden

te benaderen.

Artikelbeleid in een veranderende maatschappij.

Het ligt voor de hand dat in een dynamische maat-

schappij ook het artikelbeleid een voortdurende evolutie

doormaakt.

Was in de gildentijd de produktie afgestemd op de wensen

van de individuele afnemer – men produceerde op bestel-.

ling -, in de jaren na de industriële revolutie’ werd de

artikelkeuze grotendeels bepaald door de technische ont-

wikkeling. In laboratoria en werkplaatsen ontwikkelden

de technici het produkt, waarna de koopman erop uittrok

om er een markt voor te vinden. Hoewel de situatie mis-

schien iets te eenvoudig geschetst is, moet het duidelijk

zijn, dat het accent vooral op de techniek kwam te liggen.

De laatste jaren zijn wij er getuige van, dat het accent
opnieuw wordt verlegd. Men spreekt nu van ,,consumer

orientated marketing”, waarin de erkenning ligt opgesloten,

dat een wisselwerking tussen de ondernemer en zijn af-

nemers noodzakelijk is. Mc Carthy
2)
formuleert dit kort

en bondig: ,,Marketing should start, with the consumer

not the plant”. Hoewel zijn taak initiërend is, behoort de

ondernemer zich systematisch te oriënteren over de be-

hoeften van zijn afnemers.

De accentverlegging in het ondernemersbeleid is natuur-
lijk niet toevallig. De economische en sociale ontwikkeling

na 1945 vergt ook voor het artikelbeleid een andere be-

nadering. De gestegen welvaart heeft een toenemend aantal

produkten binnen het bereik van grote groepen consumen-

ten gebracht. Was het misschien vroeger niet rendabel

bepaalde artikelen in het assortiment op te nemen, de

toegenomen vraag maakt dit nu in vele gevallen wel

mogelijk. De consumenten besteden’ relatief minder aan

primaire goederen, terwijl voor het resterende deel van het

2)
Mc Carthy: ,,Basic Marketing”.

561

•1

inkomen de aanwendingsmogelijkheden aanzienlijk zijn

toégenomen.

Het is bekend welk een tempoversnelling de welvaart in

West-Europa en met name in Nederland sinds 1953 heeft

doorgemaakt. Dit blijkt bijv. uit de toeneming van het

volume van de particuliere consumptie per, hoofd van de

bevolking. Deze was procentueel in de periode 1953-1960

tweemaal zo groot als in de hausse van de jaren twintig.

De verrassend snelle groei van de vraag en de zich snel

wijzigende bestedingsgewoonten, een proces dat door de

verkorting van de werktijd (vrije’zaterdag) een extra impuls

kreeg, stellen hoge eisen aan het artikelbeleid van de onder-
nemer.

Is enerzijds een ruime vraag naar vele artikelen ontstaan,

anderzijds heeft ook de technische ontwikkeling het mo-

gelijk gemaakt dat een voortdurende stroom van verbeterde

en nieuwe artikelen op de markt wordt aangeboden. Na

de oorlog zijn wij geconfronteerd met een groot aantal

nieuwe vindingen en toepassingen op het gebied van de

chemie, fysica en elektronica. Nylon, plastic, transistors

zijn begrippen geworden en hebben het leven een ander

aanzien gegeven. Er zijn voorbeelden te over van fabrikan-

ten, die heden ten dage 50 pCt. of meer van hun omzet

realiseren in artikelen, die zij
5
of 10 jaar geleden nog

niet voerden.

Ook de ontwikkelingen in het distributievlak hebben

hun consequenties voor het artikelbeleid. Reeds de ver-

breding van de goederenstroom veroorzaakt wat financie-
ring, ruimte enz. betreft in de distributiekanalen de nodige

spanningen,
terwijl
daarnaast nieuwe distributievormen als

zelf bedieningswinkels, supermarkten, postorderbedrijven
enz. speciale eisen stellen aan assortiment, verpakking en

merkenpolitiek.
De Euromarkt is geen theoretische conceptie meer. Bin-

rienkort zullen vôor het goederenverkeei binnen de E.E.G.

de invoerrechten reeds tot de helft zijn teruggebracht. Aan

de ene kant is een verscherping van de concurrentie het
gevolg. De invoerstatistieken en een blik op de etalages

leren ons hoe groot en gesorteerd het aanbod van buiten-

landse produkten is. Aan de andere kant schept de Euro-

markt een groot afzetgebied, waardoor men tot grotere

produktie-eenheden en dus tot meer efficiënte produktie-

technieken kan komen. Een grotere afzet biedt vele voor-

delen, maar houdt ook grotere risico’s in, indien de visie

op de marktontwikkeling onjuist blijkt te zijn.

Door het tempo waarin de veranderingen zich voltrekken

ziet de ondernemer zich
bij
het opstellen van zijn artikel-

beleid voor een veelheid van problemen en onzekerheden

geplaatst.

Het is niet voldoende dat men de veranderingen signa-

leert, de ondernemer zal naar middelen moeten zoeken

om de onzekerheden zoveel mogelijk te beperken.

,,Product planning”.

Om tot een juiste ,,product planning” te komen zal een

grondige studie moeten worden gemaakt van de mogeljk

heden die in markt en onderneming besloten liggen. Het

modernemarktonderzoek stelt de ondernemer in staat om

zich een dynamisch beeld te vormen van de omvang en
samenstelling van de markt, waarop hij zich beweegt of

wil gaan bewegen. Door een continue en systematische

marktitiformatie zal hij kunnen beschikken over gegevens

betreffende het bezit en gebruik van artikelen, het aankoop-

proces en de koopplannen voor de toekomst. Uit deze

gegevens kunnèn artikel- en merkenvoorkeuien worden

afgeleid, terwijl tevens inzicht wordt verkregen in de vraag

via welke distributiekanalen de aankopen plaatsvinden.

Bovendien zal
blijken,
in hoeverre tijdens de periode die

aan de aankoop vooraf gaat, de keuze van artikel en merk

is beïnvloed.

Via marktinformatie zal men moeten komen tot een

anticipatie op de behoeften aan nieuwe artikelen. Zo zal

de fabrikant van huishoudelijke artikelen op de hoogte
moeten zijn van de tijdsbesteding van de huisvrouw en

haar waardering van de verschillende werkzaamheden.

Daarbij moet worden vastgesteld aan welke artikelen zij

prioriteit geeft om de betrokken werkzaamheden te ver-

lichten, te perfectioneren of te veraangenamen. In de sector

van de professionele artikelen zal de ondernemer voort-

durend op de hoogte moeten blijven van de ontwikkelingen

die zich in de produktieprocessen van
zijn
potentiële af-

nemers voordoen en door een intensief contact de behoef-

ten leren peilen. Op grond van een sluitend systeem van

marktinformatie kan men een overzicht maken van die

artikelen, waarvan opneming in het programma gewenst

is en van die artikelen, waarvoor men de activiteiten beter

kan staken.

Het is duidelijk dat men het potentieel van de onder-

neming moet projecteren tegen de gevonden marktmogelijk-

heden. Het potentieel van de onderneming hierbij gezien

in de meest uitgebreide zin: de beschikbare arbeidskrachten,

de reeds verworven kennis, de technische outillage, ‘de

Organisatie, de financiële middelen enz. Binnen de onder-
neming zal moeten worden nagegaan welke consequenties

een assortimentswijziging zal hebben t.a.v. de binnen- en

buitenorganisatie, de produktie- en researchcapaciteit, wat
de invloed zal zijn van het bbstaande merk- en firmabeeld

op de acceptatie van het nieuwe artikel enz.
Bij
de beant-

woording van deze vragen kan nog het alternatief ,,buy

or make” in de discussie worden betrokken. Men behoeft

niet altijd de fabricage in eigen hand te houden. Er zijn

vele vormen van samenwerking met andere ondernemingen

mogelijk.

,Product development”.

Indien een ondernemer in principe besluit zijn assorti-

ment te wijzigen, dan zal in de fase van de ,,product

development” aan de geplande artikelen vorm en inhoud

moeten worden gegeven. De gegevens die men hiervoor

moet verzamelen dragen een ander karakter dan die, welke

men nodig heeft voor de ,,product planning”. De hoeda-

nigheden van de produkten zullen zo nauwkeurig mogelijk

moeten worden afgestemd op de behoeften van de afnemers.

Zowel voor de professionele als voor de consumenten-

artikelen zal o.m. moeten worden nagegaan in welke om-

geving, onder welke omstandigheden en op welke wijze de

artikelen worden gebruikt. In ons voorbeeld van huis-

houdelijke apparaten zullen vaak gedetailleerde bewegings-

studies moeten worden gemaakt om het artikel op een

juiste
wijze
aan het arbeidsproces aan te passen. Daarna

zal men een aantal proefmodellen moeten ontwikkelen,

PSYCHOLOGISCH EN ECONOMISCH MARKTONDERZOEK

Markesing adviseurs

1

BUREAU

Herengracht 113 Amsterdam tel. 020-245315

562

.

E.-S.B. 13-6-1962

waarbij de gevonden basiselementen in verschillende com-

binaties voorkomen. In de vorm van zgn. ,,product test”

kan vastgesteld worden aan welke combinaties van tech-

nische eigenschappen, vorm en kleur de potentiële kopers

de voorkeur geven. Teneinde een zo reëel mogelijke af-

spiegeling van de wensen te verkrijgen zal het meermalen

noodzakelijk zijn met behulp van psychologisch markt-

onderzoek het ,,waarom” van deze wensen af te tasten.

De voorkeuren van de toekomstige kopers zal men steeds

moeten relateren aan de prijs, die zij voor de betreffende

combinaties willen betalen. De fabrikant kan wel menen

dat een bepaalde verbetering of additionele gebruiksmoge-

lijkheid zeer aantrekkelijk is, hij zal zich ervan moeten

overtuigen of het prijseffect,wel strookt met de waardering

van de koper. Meertens
3)
spreekt in dit verband van

,,nutswaarderingseffect”.

Met behulp van de resultaten van ,,product planning”

en ,,product development” zal aan het artikelprogramma

definitieve inhoud kunnen worden gegeven.

Artikelbeleid in de komende jaren.

Aan het artikelbeleid zullen in de komende jaren hoge

eisen worden gesteld. Het is niet te verwachten dat het

3)
Meertens: ,,De organisatie van de verkoop”.

geschetste tempo van de ontwikkelingen zal vertragen.

De risico’s voor de ondernemer behoeven echter niet even-

redig toe te nemen. Hij beschikt immers over belangrijk

meer informatiemogeljkheden dan vroeger. Wij denken

aan de vele nuttige gegevens welke overheidsinstellingen en

bedrijfsorganisaties kunnen verstrekken en aan het vele
binnen- en buitenlandse studiemateriaal. Daarnaast zijn

de technieken van het marktonderzoek de laatste jaren

belangrijk verbeterd en staat de ontwikkeling hiervan

bepaaldelijk niet stil. Ook voor de middelgrote en kleine

ondernemingen ligt het binnen de financiële mogelijkheden

meer zekerheid te verkrijgen over het toekomstige gedrag

van hun afnemers. Tenslotte is de administratieve bericht-

geving door de komst van moderne elektronische appara-

tuur aanzienlijk verbeterd. De informatie is als gevolg

hiervan niet alleen versneld, maar er kunnen ook bereke-

ningen worden gemaakt, waarvoor men vroeger zou terug-

schrikken.

Het construeren van de ,,product mix” is niet langer

een theoretische bezigheid, de moderne ondernemer kan

hem ook in de dagelijkse praktijk op een verantwoorde

wijze benaderen. Hierdoor is hij in staat door middel van

een weloverwogen artikelbeleid de marktmogelijkheden

te benutten.
S. DE LEVE.
Eindhoven.

J.
W.
VAN DER BEN.

Het prjsassortiment

Prijsaanpassing aan koopkrachtverschiilen..

Omdat in onze maatschappij de produktie ,,voor de

markt” plaatsvindt, heeft de ondernemer, of hij producent

dan wel handelaar is, behoefte aan kennis van die markt,

dus aan marktanalyse.

Wij willen thans een bepaalde eigenschap van die markt

in ogenschouw nemen, nI. dat deze gevormd wordt door

individuen met een sterk
verschil in koopkracht.
Deels

vloeitd.it verschil voort uit verschil in inkomen. De onder-

nemer staat tegenover kopers met een inkomen van f. 4

f 5.000 per jaar, maar ook tegenover kopers met een

inkomen van f. 40 á f. 50.000 per jaar. Dat is een Ver-

houding van 1 tot 10. Verder heeft hij in iedere inkomens-

laag te maken met mensen die, om welke reden dan ook,

een relatief grote respi een relatief kleine behoefte aan

zijn artikel hebben. Als een ondernemer aan iedereen zou

willen leveren en daarbij volledig ieders consumenten-

surplus zou willen afromen, dan zou
hij
zijn produkt of

zijn dienst tegen verschillende prijzen moeten aanbieden,

Rekening houdend met de verschillen in inkomen en

met de dringendheid van de behoeften in iedere inkomens-

laag zou hij voor dat doel waarschijnlijk een verhouding

van 1 tot 40 tussen zijn laagste en zijn hoogste prijs moeten

aanhouden. Wij kennen evenwel geen gevallen waar zulk

een sterke prijsdiscriminatie voorkomt. Trouwens ook

kleinere prijsdiscriminaties, bijv. met een verhouding van

1 tot 2 of 3, zijn alleen onder heel speciale omstandig-

heden mogelijk. Hiervoor is namelijk nodig dat degene

die het goed of de dienst goedkoop ontvangt deze niet

door kan leveren aan hen die voor een hoger bedrag belast

worden. Aan die voorwaarde is voldaan
bij
persoonlijke

diensten en als de producent een monopolistische weg
heeft om zijn produkt
bij
de uiteindelijke consument te

brengen (bijv. de elektriciteitsbedrijven).

E.-S.B. 13-6-1962

Mogelijkheden voor prjjsdiscriminatie.

In het algemeen wordt zelfs een geringe prijsdiscriminatie

belet doordat de ,,goedkope” exemplaren concurrentie

aan de ,,dure” aandoen. De consument heeft immers

keuzevrijheid. Wil men prijsdiscrintinatie toepassen dan

zal men dit op een zodanige wijze moeten doen, dat d

consument uit
vrjje wil
het duurdere prefereert boven het

goedkope. Geheel onmogelijk is dit niet, getuige de prijs-

politiek, bijv. van volksuniversiteiten, die de consumenten

de keus laten tussen drie prijsklassen voor zelfde diensten.
Ook
bij
concerten heeft men zo iets, maar daarbij treedt

toch een essentieel nieuw element op: men zit namelijk

op verschillende rangen en dus is het duidelijk wie meer

en wie minder betaald heeft. Ook heeft men de keus tussen

,,galaconcerten”, ,,gewone” uitvoeringen en volksconcer-

ten, waarbij een zelfde orkest dezelfde werken uitvoert.

Er is zo een sociale distinctie verbonden aan de prijs die

men betaalt. Sterker nog is dit verschil bij oudere schouw

burgen. De prjsdiscriniinatie is hier groter, maar wie

van de goedkope aanbieding gebruik maakt, krijgt dit

,,sociaal” zeer duidelijk te merken, zelfs zijn koffiekamer

is een andere. Daar waar men niet zulk een grote sociale

discriminatie kent, bijv. in de bioscooptheaters, is de

prijsdiscriniinatie ook direct veel kleiner

Prijsdiscriminatie bij
roerende goederen.

Wie evenwel roerende goederen levert, heeft deze moge-

lijkheden van prjsdiscriminatie niet. Om van het verschil

in koopkracht te profiteren zal hij andere middelen moeten

toepassen om de consument
in vrijheid
het duurdere te

laten kiezen en wel ondanks de concurrentie van het

goedkopere. Het middel om van verschil in koopkracht

te profiteren is het brengen van het goed in verschillende

prijsklassen en dit is slechts mogelijk als er tevens, althans

563

in de ogen van de koper, kwaliteitsverschillen zijn. Meestal

gaat dit gepaard met kostenverschillen. Zoals Ricardo

het verband tussen graanprjzen en pachtkosten om-

gedraaid heeft door te zeggen: ,,Corn is not high because

a rent is paid, but a rent is paid because corn is high”,

kunnen wij nu ook het verband tussen prijzen en kosten

omdraaien: hogere
prijzen
wordt niet betaald omdat de

kosten hoger zijn, maar er worden hogere kosten gemaakt

om hogere
prijzen
mogelijk, d.w.z. voor de consument

acceptabel, te maken.

Prijsdiscriminatie en
sociale distinctie.

Niet alle produkten lenen zich daarvoor in de zelfde

mate. Bij goederen die een ,,sociale distinctiewaarde”

hebben resp. door de politiek van de producent hebben
verkregen, is een grotere
prjjsrange
(verhouding tussen

goedkoopste en duurste kwaliteit) mogelijk dan
bij
goederen

die zulk een betekenis missen.
Wij
zien dit duidelijk bij

textiel. Dames bovenkJeding heeft een grotere sociale

distinctie dan damesonderkleding. In overeenstemming

hiermede is voor japonnen een prijsrange van 1 tot 10 of 15

niet ongewoon, maar
bij
ondergoed vinden
wij
een veel

kleinere range, nI. 1 tot 3 â 4.
Bij vele voedingsmiddelen zijn de mogelijkheden voor

het afromen van het consurnentensurplus nog veel kleiner

en is vaak een prjsrange van 1 tot 14 â 2 .het maximum,

tenzij het weer produkten zijn die bestemd zijn als cadeaus

te fungeren. Door speciale verpakking kan men dan

komen tot een prijsrange van buy. 1 tot 2 á 3. Typische

,,jubileumgeschenken” als buy. sigarenaanstekers, vul-

pennen, kunstaardewerk enz. laten weer zeer grote prijs-

ranges toe, bijv. 1 tot 20 â 40.

Technische superioriteit.

Technische superioriteit kan ook een middel zijn om de
consument naar zijn koopkracht te laten betalen. Waar de

technische verschillen en de behoefte daaraan zeer sterk

uiteenlopen, zoals
bij
fototoestellen, is zelfs een prijsrange

van 1 tot 100 niet onmogelijk. Maar als wij de auto alleen

om zijn technische prestaties zouden kopen, dan zou een

prjsrange van 1 tot 4
(bijv.
van f. 5.000 tot f. 20.000) wel

het maximum zijn. Teneinde tot een grotere prjsrange te
komen, bijv. van 1 tot 8 â
15,
is een beroep op de sociale

distinctie weer noodzakelijk.
Wie produkten in de hogere
prijsklassen
vervaardigt zal

zich goed rekenschap moeten geven van de oorzaken

waardoor zijn produkt de hogere produktiekosten kan

dragen. De technische superioriteit is daarvoor op zich

zelf een onvoldoende grond. Het is misschien technisch

wel mogelijk een fiets te bouwen die f. 500 moet kosten,

maar daarvoor is (praktisch) geen afzet te vinden. De

prijsrange van 1 tot 3 â 34 zou dan overschreden worden.

In vele gevallen zal een bepaalde producent niet in de

gehele prjsrange voorzien, maar kiest hij daaruit een deel.

Technische en commerciële redenen kunnen daartoe leiden.

Vele handelaren daarentegen kunnen ôf de gehele range

èf een belangrijk deel daarvan aanbieden. Alleen de

typische volkszakn zullen zich tot het lage deel en typische

exclusief zaken zullen zich tot het hoge deel beperken.

Marktanalyse, prijsrange, prijs-
en kwaliteitssprongen.

Voor de marktanalyse is het van belang na te gaan hoe

groot voor een bepaald, artikel de prijsrange is en welk

564

ROTTERDAMSCHE BANK

VOORLICHTING OP HET

GEBIED VAN DE INTER-

NATIONALE HANDEL EN

HET INTERNATIONALE

BETALINGSVERKEER

MEER DAN 335 VESTIGINGEN IN NEDERLAND

(1. M.)

deel men daarvan voor zijn prijsassortiment kiest. Voert

men een assortiment van ongelijksoortige artikelen dan

is het veelal noodzakelijk voor alle artikelen die men voert

een overeenkomstig deel van de maatschappelijke prijs-

range te voeren, tenzij de range van een bepaald.artikel

zeer klein is.

Heeft men eenmaal de prijsrange voor zijn artikelen

gekozen, dan komt de vraag hoe men deze in zal delen,

m.a.w. welke
prijs-
en kwaliteitsprongen rationeel zijn.

Zijn de afnemers deskundig, zodat
zij
kleine verschillen

in waarde nog als reëel ervaren, dan moeten de prijs-

sprongen ook klein zijn, bijv. van
5
pCt. Zijn de afnemers

hiertoe niet in staat dan zijn grote prjssprongen, buy, van

20 â 30 pCt., nog aanvaardbaar. Tenzij men twee volkomen

gelijke goederen naast elkaar aanbiedt, zal in vele gevallen

een prijsverschil van f. 1 tot f. 1,05 niet, maar een prijs-

verschil van f. 1 tot f. 1,20 wèl door vele consumenten als
een reëel prjsverschil worden ervaren, terwijl een verschil

van f. 1 tot f. 1,30 als groot zal worden aangevoeld.

Tussen de grootte van de prjsrange, de grootte van de

prijssprongen en het aantal kwaliteitsklassen bestaat

uiteraard verband. Wanneer zich een prjsrange van 1 tot 3

voordoet en de rationele prijssprongen 20 pCt. bedragen

zijn de volgende prijzen (uitgedrukt in dé laagste prijs)

mogelijk:
1, 1,20 1,44.1,74 2,10 2,50 en 3.

Hier hebben
wij
6 prijssprongen en 7 prijzen. Het reken-

kundig gemiddelde van de hoogste en laagste prijs is dan

1

3

2. Het meetkundig gemiddelde is de ,,middelste

prijs”, nl. 1,74. Hiervoor geldt 1: 1,74 = 1,74 : 3.

Theorie en ervaring leren dat onder normale omstandig-

heden tegen deze middenprijs de grootste omzet verkregen

wordt, mits men erin geslaagd is kwaliteitsverschillen aan

te brengen, die in de ogen van de afnemer
adequaat zijn
aan de prjssprongen van 20 pCt. Is dat niet het geval, dan

treden onregelmatige afwijkingen op. Wanneer bijv. de

kwaliteit die tegen 1,44 verkocht wordt relatief, t.a.v. de

prijs, zeer goed en de,kwaliteit voor f. 1,74 m’aar matig is,

zal de top in de verkoop bij f. 1,44 kunnen worden ver-

wacht. Dit is dan een duidelijke aanwijzing dat de kwali-
E.-S;B. 136-1962

.
-.–.-

(

A
29

teitsverschillen in de ogen van de afnemer

niet adequaat zijn aan de prijsverschillen.

Het prijsassortiment is dan niet optimaal.

Natuurlijk is hiermede niet alles over de

rationele prijsindeling van het assortiment

gezegd. In de
praktijk
moet nog met vele

andere factoren rekening worden gehouden.

Zo zal de consument verwachten dat, wan-

neer bijv. elektrische lampen van verschil-

lende lichtsterkte worden aangeboden, de

kleinere lampen iets goedkoper zijn dan de

grotere. Ook zal men prijzen als f. 1,44 en f. 1,74 afronden

tot f. 1,45 en f. 1,75.

De relatie tussen prijzen en hoeveelheden in de praktijk.

Onder bepaalde voorwaarden mogen wij aannemen,

dat het verband tussen prijzen en hoeveelheden log. nor-

maal is. D.w.z. dat op log. normaal grafisch-papier de

desbetreffende punten op een rechte lijn liggen. Van de

vele, op dit gebied verrichte onderzoekingen, geven wij

eerst het materiaal over bontmantels (figuur 1). Boven de

f. 1.000 werd 3,3 pCt. van het aantal stuks verkocht en

beneden de f. 200 11,1 pCt. De overige gegevens vindt men

Fig.1
Sotes
of lody.furcoots. Amsterdant
1952

u•u••uiu •1

___

IUUUII

•liIUIïI!I

Polo.

pot Opot

9060000

3.3

3.3


750.1000 01.3 00.6
506. 750 50.5 29.5

306-

500 37.6 002

.-


200. 320 22.2
56$
(220 11.1

Fig.
2
S,nau cigors in Bonelun – Belgiurn
1957

2.50 –

2160 –

5.50 –
125 –
1.00 –

0060 –
070 –
0060 –

E.-S.B. 13-6-1962.

in de figuur. Zoals men ziet liggen de prijs-hoeveelheids

punten praktisch op eeri rechte lijn. Het zelfde ziet men bij

de cigarillos in België (figuur 2). Ook daar kan men door

de grafiek een duidelijke rechte lijn trekken. Dit wijst erop

dat er daar met de prijzen en kwaliteiten niçts bijzonders
aan de hand is.

De overeenkomstige grafiek voor de cigarilloverkoop

in Nederland (figuur 3) geeft evenwel een typische af-

wijking te zien. Het prijsassortiment bleek hier abnormaal

te zijn. Wij trokken daaruit destijds de conclusie, dat er

naar alle waarschijnlijkheid in Nederland een niet ge-

Fig.
3

IN

Small cigars in
9050500.
HolLand
1957
F.

0.12


-..-..—–..-

t

Js.uup111au
10.411
vvl va[IgL1,
1111541 WCI 10.(tu hij
deze
ujluer-

steunen en soms zelfs nieuwe mogelijkheden wijzen

(vide het cigarillos voorbeeld).

Amsterdam.

i
Prof. Dr. W. J.VAN DEWOESTIJNE.,-

565

4I

JU 00 SU »0 10

50

90

05

50

pet
pot

ToOnt
.00..
Prioj

.

Nu/nh.,
F. 0.12
M
high.,

91.000.000
9.00w 06.0

.16

100.000.000


Total

155.000.000

S..
9.lgiunm. Canotu.ian: Holland
M.
n.gl.01.d IS.
u595
./n010Oignr.

exploitesrde markt voor goedkope cigarillos (prijzen van

f. 0,06 en f. 0,05) moest zijn. Hoewel de praktici uit de
branche deze cônclusie, volledig verwierpen, werd een
fabrikant bereid gevondën een proef met cigarillos van

6 cent te nemen. Overeenkomstig onze theoretische analyse,

maar in strijd met wat ,,de mannen van de praktijk”

dachten, bleek deze introductie een succes. Sindsdien

hebben dan ook verscheidene andere fabrikanten dit

initiatief gevolgd.

Wijmenen met,het bovenstaande te hebben aangetoond

dat zowel de log. norinale verdeling van prijzen en hoeveel-

– heden als de concepties van de pnijsrange en de prijs-

sprongen nuttig kunnen zijn voor marktanalytische doel-

einden. Maar het interpreteren van de verschijnselen die

door middel van deze apparaten worden waargenomen, eist

nog veel ervaring, commercieel inzicht en soms zelfs geluk.

Er is dan ook geen sprake van dat de rekenmeester de
1
.

……….. 1…….

…._.._…
…..1 i……_

2

5

50

00

30 40 55 50 70

50

90

95

56

pot
Total aal..
P,100

Nu/nh.?
Str. t.600nd high., 113. 000.000
B.law Str. 530

052.200.000
Total

529.000.000

..

/

W(orld~wld
~
e

m

service

McCANN-ERICKSON (NEDERLAND) N
.
V.

J

ADVERTISING AND MARKETING

WESTBLAAK 32

ROTTERDAM -TEL. 010-132470 -TELEX 22441

566

.

.

E.-S.B. 13-6-1962

De keuze van de distributiekanalen

De fabrikant, die een bepaald produkt of een bepaalde

,,range” van produkten wil verkopen, dient zich er over

uit te spreken langs welke kanalen hij dit produkt of deze
produkten naar zijn uiteindelijke afnemers toe zal zenden

en hoevèel schakels hij daarbij zal inlassen. Hij kan zich

beperken tot distributie-organen die onder zijn directe ver-

antwoordelijkheid en volgens zijn richtlijnen werken. Hij

heeft dan de distributiefunctie volledig geïntegreerd.

Hij kan daarnaast ook gebruik maken van distributie-

eenheden, die economisch zelfstandig staan (dilferentiatie).

In beide gevallen moet hij de effectiviteit van het gehele

distributiesysteem overzien.
Hij
moet beoordelen of de

gevolgde distributiemethode voldoende verkoopniogelijk-

heden voor zijn fabrikaten ontsluit. Hij moet nagaan of

de ingeschakelde distributie-organen commercieel en eco-

nomisch rationeel kunnen werken en door hem te be-

werken zijn. Hij moet tenslotte vaststellen of de uiteindelijke
afnemer
bij
dit distributiesysteem aan zijn trekken komt.

Belang van de keuze.

De belangrijkheid van de keuze van effectieve distributie-

kanalen blijkt duidelijk uit de wijziging in de marktpositie

welke een gevolg kan
zijn
van een andere aanpak. Enkele

praktijkvoorbeelden demonstreren dit.

– Een beschuitfabrikant verwierf zich in een stabiele,

zelfs wat inkrimpende markt op verrassende wijze een

stijgend marktaandeel door zijn produkt exclusief via

bakkers te verkopen. Zijn succes is te danken aan het be-

nutten van aanvankelijk ongebruikt pousseervermogen bij

deze detailhandeisbranche.

– Een wollenstoffenfabrikant schakelde een zelfstandig

werkende agent uit. Hij stelde daarvoor eeneigen verkoop-

organisatie in de plaats. Het meer directe contact met de

confectie leidde tot omzetvergroting. Hier was sprake van
een verhoging van de agressiviteit in de verkoop. In plaats

van passief afwachten welke orders binnenkwamen trad

een actieve orderwerving op, waardoor ook een betere

aanpassing van de collectie aan de behoeften
bij
con-

fctionairs werd bereikt.

– Een onbekend kauwgummerk kreeg een goede markt-

positie door de distributie te centraliseren
bij
de sigaren-
handel. Impulsieve aankopen werden lierdoor gestimuleerd,

waardoor de totale vraag steeg. De stijging van de vraag

kwam grotendeels
bij
dit distributiekanaal en daarxiiee bij
dit merk terecht.

Bij de keuze van het gewenste distributiepatroon gaat

de fabrikant uit van de koopgewoonten van de uiteindelijke

afnemers, die het produkt in vrijwel ongewijzigde. vorm
voor eigen gebruik (consumentengoederen) of voor aan-

wending in het produktieproces (producentengoederen)

benutten. Eigenlijk is dit nog te statisch uitgedrukt. Bij de

keuze en de herziening van de keuze zal de fabrikant uit-

gaan van de verschuivingen in de koopgewoonten, m.a.w.

van de, thans nog niet algemeen verbreide, maar zich reeds

aanmeldende koopgewoonten van de toekomst. Deze toe-

komstoriëntatie legt de grondslag voor een duurzaam

succes.

Bij de meeste consumentengoederen en
bij
tal van pro-

ducentengoederen is de afstand tussen producent en laatste

afnemer zo groot, dat het doelmatig is tussenpersonen

in te schakelen: De kwantitatieve verhoudingen lopen te

sterk uiteen voor een direct contact. Voor een meelfabri-

kant is het doelmatig bloem te leveren in tonnen of wagon-

ladingen. Voor een consument is het doelmatig bloem te

kopen in 500-grams-verpakking. Willen beide instanties

doelmatig verkopen en kopen, dan is een transmissiestelsel

nodig, een ontkoppeling. In de Verenigde Staten wordt

iiaar schatting 95 pCt. van de consumentengoederen en

40 pCt. van de fabrieksmatig vervaardigde producenten-

goederen door bemiddeling van tussenschakels afgezet.

Integratie of differentiatie?

In sommige gevallen zal een fabrikant de distributie-

organen in eigen hand willen houden. Dat zal vooral doel-

matig zijn indien zijn verkoopassortiment vrijwel overeen-

komt met het inkoopassortiment, waaruit de uiteindelijke

afnemer zijn keuze wil maken. Wij zien dit bijv.
bij
benzine

en olie, bij schoenen,
bij
,,foundations”. Meestal lopen

beide assortimenten te veel uiteen. De consument wil

bloem kôpen uit een collectie die tal van andere artikelen

en merken omvat. De meelfabrikant zou daarom een dis-

tributie-orgaan moeten integreren, waarin
zijn
produkt

slechts enkele procenten van het totale assortiment uit-

maakt. Voor, de individuele fabrikant is dat niet interessant.

In vele gevallen staat de fabrikant dus voor het probleem

dat hij economisch zelfstandige, gedifferentieerde dis-
tributie-eenheden ertoe moet brengen ook zijn produkt

in hun apparaat op te nemen. Zijn produkt zal geen succes

worden als de potentiële kopers – gegeven hun koop-

gewoonten en hun meestal geringe bereidheid tot zoeken

en tot marktverkenning – het niet gemakkelijk kunnen

krijgen. Deze kopers hebben meestal zoveel alternatieven

dat de fabrikant enkel afzet krijgt als hij zijn produkt

direct
bij
de gegadigden op het moment van hun keus

onder ogen weet te krijgen. Het gevecht om de gunstigste

plankpositie in een zelfbedieningswinkel is daarvoor ty-

perend. –

De daartoe vereiste spreiding kan de fabrikant alleen

krijg.m indien het voeren van
zijn
produkt economisch

interessant is voor de tussenpersonen. Hij zal dus pas

succes hebben als zijn verkoopbeleid parallel loopt met

een gezond inkoopbeleid
bij
zijn directe tegenspelers in

de distributiesector.

Lange termijn-beslissingen.

Bij deze keuze van distributiekanalen gaat het vooral

om lange-termijnbeslissingen. Uitschakeling of inschakeling

van de groothandel is geen besluit, waarop men morgen

Adverteren in ,,E.-S.B.”

getuigt van

feeling voor marketing

E.-S.B. 13-6-1962

567

weer terug kan komen. Het opbouwen van een dealers-

organisatie, het inrichten van regionale depots enz. vergt

tijd en aanloopkosten, die pas op langere termijn rendabel

worden.

Het gaat daarbij bovendien om beslissingen, die het

overige commerciële beleid sterk kunnen. fixeren in een

bepaalde richting. Een bewuste keuze voor distributie via

zelf bediening en/of automaten werkt door in geheel de

produkt- en vormgevingspolitiek. Integratie van de dis-

tributie leidt tot een assortiment, dat vaak sterk afwijkt
van het produktiegamma van een fabrikant die aan ge-

differentieerde distributie-organen verkoopt en die daar-

door een grotere economische vrijheid heeft.

Anderzijds dienen de principiële beleidslijnen die men

t.o.v. de distributie ontworpen heeft, regelmatig gerevi-

seerd te worden. Er is een ,,feed-back” nodig om vast te

stellen of de omstandigheden, die in het verleden een

bepaalde keuze zinvol maakten, nog wel dezelfde zijn.

Het huidige distributiepatroon kwam voort uit een meng-

set van economische rationaliteit en historische willekeur

of toeval. Wat vreger economisch rationeel was, is het

thans wellicht niet meer. Daardoor ontstaan nieuwe

mogelijkheden, komt er ruimte voor nieuwe initiatieven,
die meer aangepast
zijn
aan de trend in de huidige ont-

wikkeling. Enkele van deze markante wijzigingen in de

situatie willen wij hier in zeer kort bestek aanduiden.

Voortgaande marktverbreding.

De huidige ontwikkeling wordt allereerst gekenmerkt

door de voortgaande marktverbreding. De ontwikkeling

in. de Europese economische landenassociaties vormt daar-

van een exponent. Gestimuleerd door een politiek een-

heidsstreven en gedragen door een fundament van eco-

nomische rationaliteit worden kunstmatige grenzen tussen

regionale gebieden weggevaagd.

Ook nationaal doet zich datzelfde verschijnsel voor.

Vroeger kon een fabrikant een goede, hechte marktpositie

opbouwen in een beperkt rayon, één of enkele provincies

ômvattend. Door tal van oorzaken wordt een dergelijke’

positie meer en meer ondergraven. De consument oriën-

teert zich in steeds sterkere mate nationaal. De handel koopt

landelijk in. Wat voor de oorlog een sterk merk in het

noorden was, is door de verbreding van het blikveld ge-

worden tot een secundair merk, dat landelijk geen gezicht
heeft en daarom in het noorden ook niet meer wordt aan-

gekeken. ‘Voor de fabrikant betekent dit dat hij
zijn
distri-

butieteirëin en zijn distributiemethode geheel zal moeten

herzien.

Voortschrijdende marktverbreding maakt voorschrj den-

de specialisatie bij de fabrikanten mogelijk en gewenst.

Op zichzelf gezien is dit een vèrsterkende factor voor de

zelfstandige handel. Daarôm mag men verwachten dat de
differentiatie in de distributiewerkzaamheden eer toe dan

af zal nemèn.

Koopgewoonten van consumenten.

Een tweede wijziging, die de aandacht vraagt, is die in

0

PSYCHOLOGISCH EN ECONOMISCH MARKTONDERZOEK

Marketing
adviseurs.
F

BUREAU

Herengracht 113 Amsterdam tel. 020-245315

de koopgewoonten van de consument. De consument

wordt welvarender. Hij kan daarom hogere eisen stellen

aan de distributie en hij doet dat ook. Hij wil een grotere
collectie overzien, hetgeen extra ruimteen grotere omzet

vraagt.
Hij
(of vaker nog
zij)
wil de artikelen zelf kunnen

keuren en kiezen, hetgeen andere expositie- en verkoop-

methoden vergt. Mede daardoor groeit de behoefte aan

grotere distributie-eenheden en aan meer omvattende

parallellisatie. Voor de fabrikant betekent deze wijziging

in de distributie vaak een volledige herziening van zijn

assortiments- en verkooppolitiek.

Machtsverhoudingen.

Een laatste markante wijziging, waarop in dit beperkte

overzicht nog gewezen moet worden, is die in de machts-

verhoudingen tussen fabrikant en distributie-organen.

Een sprekend voorbeeld daarvan is de economische con-
centratie die zich binnen enkele decennia doorzette in de

kruidenierswarenbranche. De besluitvorming
bij
de in-

koop, dus het tegenspel t.o.v. de fabrikant, lag vroeger

versnipperd over duizenden zelfstandig inkopende detail-

handelaren. In plaats van deze atomistische inkoop is nu

de collectieve besluitvorming getreden, waarbij de eigen-

lijke beslissingen genomen worden op enkele tientallen

knooppunten.

“Eenzelfde wijziging voltrekt zich thans in hoog tempo,

o.m.
bij
de schoenhandel. De fabrikant komt hier vrij

plotseling – doch het was allang te voorzien en het ini-

tiatief had veel beter (voor de fabrikant)
bij
hemzelf kunnen

liggen – voor machtige inkoopcombinaties te staan.

Eertijds was hij de grote man, de machtige fabrikant te-

genover de kleine winkelier. Nu
zijn
de rollen omgekeerd.
Zo kan men meer wijzigingen in het huidige bestel aan-

wijzen, welke duidelijk
raantonen
dat voor vele fabrikan-

ten een herziening van hun distributiebeleid dringend is

geboden. De gesignaléerde verschuivingen lijken misschien

op het eerste oog alle te werken ten detrimente van de

fabrikant, doch zij openen
bij
nadere analyse ook nieuwe

mogelijkheden. Wil men deze benutten, dan moet men

nagaan hoe de commerciële strategie vanuit de op gang
zijnde wijzigingen in het distributieproces herzien moet

worden. En die herziening zal dan niet alleen leiden tot

een nieuwe keuze van de distributiekanalen, maar ook

doorwerken op de overige marktpolitiek: t.o.v. de omvang

van de te bewerken markt, de merkartikelvorming, de

produkt- en verpakkingspolitiek enz.

Amstelveen.

Drs. C. F. A. WETERMAN.

(1. M.)

N.V.SLAVENBURG S BANK
0

568:

E.-S.B. 13-6-1962

Het besturen van

een vertegenwoordigersorganisatie

Organisatiemogelijkheden bij de verkoop.

Vele van de problemen, verbonden aan het leiden van
een vertegenwoordigersorganisatie, komen voort uit het

feit dat de verkoopprocessen zich in veel mindere mate

yan de directiezetel uit laten beheersen dan de fabricage-

processen. We kunnen dit verschil wellicht het best ver-

duidelijken door te verwijzen naar een badpakkenfabrikant

die wèl in staat is, luchtconditionering in
zijn
fabrieks-

ruimten toe te passen, doch die zijn markt niet kan kli-

matiseren. Het effect vari zijn verkoopinspanning laat zich

dus, op meer korte zicht althans, minder goed voorspellen

dan dat van zijn fabricage-inspanning. Nochtans heeft

de ondernemer hier nog de meest neutrale van alle tegen-

spelers, de natuur, tegenover zich waarvan het gedrag,

statistisch gezien, vrij stabiel is. Een beheersingsprobleem

van veel principiëler aard wordt geschapen door de activi-

teiten van zijn concurrenten die bewust tegenspel leveren,

en die met onze ondernemer ‘dingen naar de voorkeur

van de gebruikers of tussenhandelaren.

Bij deze basisproblemen komt nog het eigen karakter

van de ambulante verkooporganisatie die weinig of geen

onmiddellijke oogcontrole toestaat, ten eerte docir de

verspreiding waarin men werkt, en bovendien door de

aard van de verkoopdialoog met de klant die .door een

controlerende instantie slechts verstoord zou kunnen

worden. Op steun en bijstand van zijn meerderen en zijn

collega’s behoeft de verkoper op het moment van zijn

werkproblemen niet te rekenen.

Deze werksituatie heeft uiteraard invloed op het mensen-
type dat zich in de verkoop kan handhaven en ontwikkelen:

het individualisme van de werknemer wordt erdoor be-

vorderd, en menig ondernemer ervaart dan ook dat de

vertegenwoordiger, hoe beminnelijk dan ook in het

menselijk contact, ,,moeilijk te leiden” is in vergelijking

met de kantooremployé.

Ondanks al deze tegenstribbelende factoren poogt de

ondernemer zijn greep op de markt te verstevigen. Vooral

waar
hij
zich ‘geconfronteerd ziet met een markt die de

kenmerken van massaliteit vertoont, hetzij op het niveau

van de consument, hetzij op dat van handel, ambacht of

industrie, worden hem voldoende tendenties tot wetmatig-

heid geboden om er verkoopprogramma’s op te baseren.

Als gevolg van de neiging, de markt zoal niet te beheer-
sen dan toch te beïnvloeden, zekt de verkoopleiding aller

eerst de greep op de eigen organisatie te verstevigen. Dit

uit zich zowel in het tot ontwikkeling brengen van een.

vrij. ver gedetailleerde programmering der vertegenwoor-

digersactiviteiten, als in het versterken van leiding, verkoop-

technische bijstand, en controle te velde. Bezinning op .de.

eigenlijke taak van de verkoopbuitendienst in het geheel

van dë commerciële Organisatie is hierbij geboden. Al

naar gelang de branche waartoe men behoort, het niveau

waarop verkocht wordt; en de positie die men zelf in zijn

branche inneemt, valt het accent op één der hoofdtaken

die in ijwé1 elke vertgnwo6rdigésarbefd te besjeuren

zijn: een
distributieve,
eëri
acquisitievéof
èèn
proh6tib,ilè:

Disfributieve aspecten.

Het distributievo aspect van het vertegenwoordigers-

werk overheerst in de verkoop van’ sterke merkartikelen

in – de sfeer der massa-verbruiksartikelen, althans in de

klassieke béschouwingen daarover. Het beeld dat gemeen-

lijk in dergelijke beschouwingen wordt gewekt, is er één

van een door reclame gecreëerde publieksvraag die zo sterk

zou zijn dat de tussen fabrikant en consument gelegen

handelsgeledingen yerplicht zouden zijn, de geadv.erteerde

merkartikelen in voorraad te houden.
De vertegenwoordiger van de sterke merkartikelen zou

hierbij., vrijwel uitslujtend.. tot taak hebben, de tijdige en

voldoeiide herbevoorrading van de handel te verzorgen

en deze functie iseen
bij
uitstek distributieve. Het is vooral

dit taakelement dat zich
bij
uitstek leent voor een ratio-

nele, bedrijfseconomische- aanpak van het vertegenwoor-

digerswerk. Te onzent was het vooral
L. Meertens,
die de

– beginselen van deze aanpak duidelijk heeft uiteengezet.

Gebruik makend van kennis of van plausibele hypothesen

omtrent de concentratie van het omzetpotentieel in de te

bewerken branches, en omtrent het experimenteel bepaald

of verondersteld verloop van de omzet
bij
wisselende

contactfrequentie,

wordt zowel het aantal te bewerken

adressen als de ‘
optimale contactfrequentie vastgesteld,

– waarmede de vertegenwoordigerstaak – in bezoeken per

jaar uitgedrukt – dan is bepaald.

Het is duidelijk dat in de
bij
uitstek distributieve taak-

verrichting van de buitendienst slechts weinig bewegings-

vrijheid behoeft over te blijven voor de individuele ver-

tegenwoordiger. Ook al laat men de lijst der te bewerken

adressen op tactvolle
wijze
tot stand komen in een schijn-

overleg met’de ieteeÏiwdordiger: er is in feite slechts één

rationele aanpak die slechts op enkele ondergeschikte

• punten voor amendering vatbaar is: de concurrentiële druk

op bepaalde marktsegmenten die tot aanpassingen kan

nopen, de groeimogelijkheden van thans nog niet rendabele
adressen, en dergelijke overwegingen.

-. Nu is de verkooptechnische passiviteit van de tussen-

handel, waarop de beklemtoning van de distributieve ver-

tegenwoordigerstaak gebaseerd kon zijn, voor sommige

brânches een overwonnen toestand, en voor weer andere

branches hoogstens een toekomstmogelijkheid met vele

alternatieven. Zelfs in een door merkartikelen overheerste

markt van het hiervoor geschetste, en gestileerde, type zijn

er irnr èrs steedi ondernemers geweest die zich niet be-

dienden van een op de massale consumentenmarkt gericht

reclamebudget, doch die
t
door een selectief distributie-
beleid en stimulering van de verkopersactiviteit tot een

zekere marktpositie wisten te gei’aken. De vertegenwoor-

diger met een acquisitieve hoofdtaak is op een dergelijke
markt dus het natuurlijk complement van de overwegend

distributieve vertegenwoordiger.

Sedert de tweede wereldoorlog heeft de distribuerende

handel zich trouwens in een aantal landen volgens nieuwe

• integratieformules gereorganiseerd (men denke aan de

• ‘vrjwillige fihiaalbedrijven die een eigen, bewust gekozen,

E.:S.B-.,:13-6-19,62

569

HET
NIMM
ONDERZOEKERSTEAM

bestaat uit psychologen,

economen en

socioloen

in samenwerking met marketing deskundigen

werkt op een basis van:
1
5-Jarige ervaring, verkregen in ongeveer

300 onderzoeken op uiteenlopende gebieden

beschikt over:

specialisten’voor het diepte-interviewen

een landelijk gespreid interviewersnet

een landelijk
gespreid
enquéteursnet

eigen
IBM-apparatuur

computer-programma’s

verricht:

motievenonderzoek

marktonderzoek

opinie- en attitude-onderzoek

merkbeeldonderzoek

company image onderzoek


product-tests

verpakkngstests

advertentietests

ton behoeve van:

produktontwikkeling

marketing

reclame

personeelswerving


public relations

ra

Voor onderzoek op
INTERNATIONAAL NIVEAU

1NTERNA TIONAL

cangesioten bij:

W

Aøngesloten leden om.: Infratest GmbH, München / Synergie Roc. Parijs-
Brussel / M.I.t..,
Londen / Misura SpA, Miloan / AS Marknadsbyran, Stock-holm / Merkedsanalyse, Kopenhagen! N.I.M.M.. Amsterdam / Market Facte
Inc.. Chicago-New York-Toronto! Marketing Center Co., Ltd.. Tokio / INESE,
Sao Paulo / A.S.R.B. Ltd.. Melbourne /
O.A.E.. Buenos Aires.

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR MOTIVATION & MARKETING RESEARCH

Amsterdam – Amste!straat 9-11 – te!. 244931 /244932

– directeur: drs A.A.J. van den Broecke

570

.

E.-S.B. 13-6-1962

commercieel beleid voeren), op zodanige wijze dat er van
een passief afwachten van de merkvraag der consumenten

geen sprake meer is. We komen op de reactie van fabri-

kantenwege nog terug.

Acquisitieve aspecten.

Gaan we nader in op de verkoper met een acquisitieve

hoofdtaak, dan vinden we hem hoofdzakelijk in branches

waar weliswaar vaak reclame wordt gevoerd, doch waar

het karakter der koopbeslissingen zodanig is dat reclame

alléén een artikel of een dienst nog niet doet opnemen in

een patroon van manifeste voorkeur of van regelmatig

terugkerende aankopen.

In deze branches kan men soms met recht zeggen dat

de vertegenwoordigersorganisatie tot taak heeft aan de

onbekende klant te verkopen, want de individuele relatie

bij wie orders worden geboekt, kent men immers (nog)

niet. Desondanks is de Organisatie van het contact met de

potentiële afnemer veelal als variant van de hiervoor ge-

schetste werkwijze op te zetten. Men kent Weliswaar niet

de individuele cliënt met wie men tot zaken zal komen,

maar zowel door raadpleging van de eigen historische ver-

koopgegevens als door marktanalytische voorstudies van

de markten in kwestie kan men de groepen – naar leeftijd,

welstandsklasse, beroeps- of bedrjfsgi oep enz. – vaststellen

waarbij de trefkansen a priori het glootst te achten zijn.
Hoewel er in dergelijke branches dan geen sprake meer

kan zijn van een routeplanning als in de levensmiddelen-

industrie, kan men tôch tot een ordelijke werkwijze komen

met een centrale planning der vertegenwoordigersactivi-
teiten op de achtergrond. De ruimte die in een dergelijke
planning wordt ingebouwd voor de ,,zelforganisatie” van

de verkoper is dan echter noodzakelijkerwijze groter.

Opvallend is dat men
bij
bedrijven in deze branches

nogal eens bespeurt dat men (door.centralistische mode-

tendenties gedreven?) aan wérk- en routeplanning begint,

doch dan, ofwel geheel vergeet dat men de als individu

toch nog steeds onbekende klant moet benaderen en tot

een starre bureaucratisering komt, ofwel verzuimt, de ver-

kopers een deugdelijke opleiding tot ,,zelforganisatie” te

geven. Na enige tijd verwerpt men dan moedeloos de

planning van het vertegenwoordigerswerk als zodanig on-

der het motto: ,,Hebben wij al geprobeerd, gaat
bij
ons

niet!”. Opleiding tot zelforganisatie, stimulering ervan en

controle erop
zijn
echter zulke essentiële elementen
bij
het

leiden van acquisitieve buitendiensten, dat men er niet aan

mag
voorbijgaan
en nochtans mag beweren, ernst te hebben
gemaakt met het proberen van vertegenwoordigersplanning.

Promotionele aspecten.

De promotionele taak van de vertegenwoordiger zien

we hoofdzakelijk daar optreden waar de zuiver distribu-

tieve functie via intermediaire handelaren geschiedt, zodat

bij de te bezoeken wederverkoper . geen directe order te

boeken valt. De eerste taak van de verkoper zal hier ge-

woonlijk zijn het versnellen van de omzetsnelheid van zijn

produkten op het detailhandelsniveau door technische bij-

stand aan de wederverkoper te leveren, die er – zelfs

wanneer het. een fihiaalchef zou zijn van een winkelmaat-

schappij – belang
bij
kan hebben, de hek naar
zijn
ver

kooppunt te vergroten, of mee te profiteren van een lokale

of tijdelijke stroomversnelling in de verkoop van de arti-

kelen in kwestie.

Hier nôg sterker dan in de hiervoor geschetste gevallen,
is het kiezen van de te bewerken adressen en de frequentie
waarmede ze worden benaderd, een taak voor de verkoop-

leiding geworden waarbij voor een deel wellicht dezelfde

overwegingen gelden die
bij
de opstelling van het klassieke

bewerkingsplan van kracht zijn, doch waarbij nieuwe ele-
menten hun intrede doen in de beoordeling van de waarde

der verkooppunten, en waarbij zich coörclinatieproblemen

stellen met regionaal te voeren reclamecampagnes, alsmede

met verkoopbelangen in wellicht geheel andere delen van
het land.

De vertegenwoordiger zal hier een geheel andere figuur

worden, die enkele trekken gemeen heeft met de midden-

standsadviseur, daarenboven de mogelijkheden en tech-

nieken van plaatselijke en streekreclame kent, en tot slot

nog voldoende verkoperschap bezit om zich subjectief in

te zetten voor de verkoop van juist zijn artikelen en artikel-

groepen. Ook hij voert een verkoopgesprek, doch het zal

rond andere thema’s opgetrokken zijn dan het overwegend

acquisitieve of het distributieve gesprek.

De kwaliteit van het contact.

Met het noemen van dit ,,verkoopgesprek” zijn we ge-

komen op een tweede punt van programmering der ver-

tegenwoordigersactiviteiten. Het baat weinig, de kwantiteit

der contacten met afnemers en afnemersgroepen op te

voeren, als men niet zorgt voor handhaving en opvoering

van de kwaliteit der contacten.

Van oudsher is de verkoper de man geweest die een

reputatie van ,,goede prater” vertegenwoordigde. De goede

prater heeft in onze tijd echter de concurrentie te ver-

duren van de goede
spreker
die via de massacommunicatie-
media tot ieders gehoor kan doordringen, en hij zal getraind

moeten worden in de technieken van de ,,professional” bij

het geven van voorlichting omtrent zijn artikel.èn
bij
het

helpen ontwikkelen van de bewust ervaren behoefte zijner

potentiële cliënten.

Zeker gaat het hierbij niet alleen om het leren struc-

tureren en formuleren van het argumentarium, hoe funda-

menteel dit onderdeel van het verkopende werk ook is!.

Evenmin alleen om het aanleren van de technieken om

de potentiële klant over contactweerstanden, discussie-

weerstanden en beslissingsweerstanden heen te heli,en
al is het evenzeer de taak van de verkoopleiding deze –

vroeger uitsluitend als van natuurlijk talent afhankelijke –

technieken door training te helpen ontwikkelen.

Het gaat daarnaast ook om het zodanig instrumenteren

– van de verkoper met audio-visuele middelen dat de heden-

daagse klant, die aan sterke prikkels gewend is, zich nog

laat boeien door, een gesprek dat inhoudelijk gezien de
moeite waard is doch dat een krachtige presentatie ver-

eist om door te dringen.

Commercieel tussenkader.

De opleiding tot verkooptechniek is een opleiding tot

zelforganisatie, want tijdens het met de klant gevoerde

verkoopgesprek zijn de mogelijkheden om de verkoop-

leiding organiserend te laten optreden zeer gering. Noch-

tans
stijgt
in de wat omvangrijker moderne verkoop-

organisatie vrijwel alom de behoefte aan een commercieel

tussenkader dat te velde de leiding vertegenwoordigt, om

door werkvoorbereiding, door instructie, door controle,

door demonstratie, en door individuele stimulering de

objectieven van de verkoopleiding te helpen verwezen-

lijken in de vorm van door de vertegenwoordiger te be-

halen deeltaken. –

In menige onderneming gaat het hiëraicheren van de

E.-S.B.
13-6-1962

571

‘biiitendiènst met de nodige pijngepaard. I4et beschiklare

reservoir waaruit het- commerciële rniddenkâder’ ge-

recruteerd moet worden is beperkt. Te vaak maakt meii

de fout, de sterverkoper zonder didactische gaven tot chef-

vertegenwoordiger te bombarderen, meer uit vrees hem

te passeren dan omdat men van hem leiding en besturing

van de buitendienst verwacht.

En bovendien is het mensenmateriaal in de verkoop-

organisatie, zoals in de aanhef van dit artikel beschreven,

beminnelijk maar weerbarstig-individüalistisch. De mo-

derne fabrikantenvertegenwoordiger is zich zijn afstamming

van de vrije handelsâgentwellicht nauwelijks meer bewust,

doch deze afstamming doet zich nog in vele opzichten

gelden. Wellicht komt dit mede door zijn honorering die

gewoonlijk met vele modificaties gegroeid is uit de agenten-

piovisie, typische bezoldigingsformule die leiding aan de

buitendienst en integratie van de buitendienst in het geheel

der ondernemingsactiviteiten belèmmert, althans afremt.

Vergeleken met de beheersbaarheid der gemechaniseerde

of geautomatiseerde produktieprocessen is de besturing

van de verkoopactiviteiten, door ingenieursbril bezien,

waarschijnlijk nog een vrij povere zaak. Krachtens de aard

der commerciële processen in een samenleving waarbij

mèn de vrijheid van de consument respecteert kan het in

de verkoop echter nimmer gaan om volstrekte beheersing,

slechts om doelgerichte beïnvloeding. Naar deze maatstaf

gemeten is er in menige industriële onderneming in de

afgelopen jaren grote winst geboekt, en zal er in de ko-

mende jaren verdere Winst te boeken zijn.

De Bilt.

Drs, J. L. WAGE.

Reclame -.ent het marketing-concept

De term ,,marketing” is blijk&ns een publikatie van de
Internationale Kamer van Koophandel het eerst door een

reclame-expert als titel voor een boek gebruikt
1).
Al

sedert jaren hebben reclamedeskundigen bovendien een

groot aandeel in de literatuur over dit onderwerp. Dit is

begrijpelijk, omdat de marketing-denkwijze of aanpak,

die men aanduidt met het ‘begrip ,,marketing-concept”,
het werk van dé .reclameman verdiept, dit plaatst in het
gewenste commerciële kader en het bovendien haalt uit

een sfeer van ongecontroleerde artisticiteit.

Teneinde marketing als organisatievorm en beleids-

discipline succesvol te doen functioneren, is een situatie-

studie ‘nodig over de doeleinden en de marktpositie van

de onderneming, die in documenten behoort te worden

vastgelegd. In dit kader moet er ook voor een op de markt

te brengen produkt een marketing- of afzetplan zijn.

Hiervan maakt het hoofdstük reclame een meer of minder

belangrijk onderdëel uit naarmate reclame’als middel tot
massale beïnvloeding van de afzetmarkt effectiever’ kan

worden gebruikt.

yoor het reclaméprogranmia dient binnen het raam van

het afzëtplan een strategie te worden vastgesteld. Deze

strategie heeft drie facetten: .

De benadering van de waarde van de reclame als

factor in de totale commerciële ispanning, dus als instru-

ment in de marketing-mix.

De taakstelling voor en de uitvoering van de reclame

‘binnen de mogelijkheden en doeleinden van het commer-

ciële beleid: wat voor thema’s moèten gehanteerd worden;

‘op wie vooral moet de reclame gericht worden; welke media

zijn in dit verbandhet meest geschikt; hoeveel moet er

in de diverse media geïnvesteerd worden.

De bepaling van het effect ‘van de reclame, dat,

evenals de taakstelling, zo goed
mogelijk
gemeten moet

worden vanuit de marketing-denkwijze.

Reclame als instrument in de marketing-mix.

In de praktijk’ van het bédrijfsieven ‘wordt’ de reclame

vaak ‘nog beoordeéld aan de hand
,
van’ vérmoedens en

) ‘Ralph Sïar Butler: ,,Marketing Methods”, vermeld in het I.C.C.-rapport: ,,Education and Training in Advertising” door
‘PrÉL’-F. Elvinger,’Parijs (1960);

gevoelsargumenten Dit is echter een wat vreemdè.stand-

‘puntbepaling in het licht van de marketing-methodiek.

De waarde van de reclame als middel om het marketing-

proces te versnellen en doelmatiger te doen verlopen moet
onder uiteeniopende omstandigheden – zoveël mogelijk

worden bepaald op grond van feitelijke gegevens. Haar

‘taak is’ hoofdzakelijk voorbereiding van de verkoop door

het stimuleren en richten van de vraag en het afzwakken

van fluctuaties in de vraag. Reclame vergroot de verkoop-

kansen door bekendmaking, overreding, herinnering en

beeldvorming. Haar voordelen kunnen worden samengevat

in de punten: vergroting van omzet en marktaandeel,

kostenverlaging per eenheid produkt en vervanging vah

meer kostbare marketing-methoden.

Typerend voor het gebruik van reclame is het cmpagne-

‘begrip. Binnen een reclameplan of programma bestaat

,,de reclamecampagne” uit een of meerdere campagnes,

die onderling een eenheid moeten vormen. Naar analogie

‘van militaire campagnes zijn hier tactische en strategische

aspecten te onderkenne’n, waarvan de eerste vaak het meest

spectaculair zijn, maar meestal niet de belangrijkste.’

De betekenis van de reclame als tactische operatie hangt

samen met de soepelheid van haar toepassingsmogelijk-

heden. Terwijl het verkoopinstrumentarium vele facetten
kent, die voör de naaste toekomst vas’tliggen,
zijn
er ten

aanzien van de reclame zovele varianten, dat dit middel

er
bij
uitstek één is van verrassing. Bovendien heeft een

‘niet Ïe onderschatten deel van de budgetten tegenwoordig

betrekking op allerlei vormen van ,,hard-selling”- en

actiereclame, die door de weloverwogen opzet en hun

suggestiviteit op korte termijn soms sprekende effecten

‘sorteren.

De stiategische waarde van de reclame, zoals die samen-

‘hangt met het begrip themareclame, vergt bezinning op

haar duurzame mogelijkheden en beperkingen. Het beleid

‘moet dan vooral gericht zijn op beeldvorming. Door het

creëren resp. versterken van ,een goede ,,eigennaam”

‘moet de reclame een zodanig gunstige gevoelshouding en

opini’e bewerkstelligen, dat er een voorkeursbeeld – een

,,image” – ontstaat over produkt, merk of onderneming.

Dit begrip ,,in’,ge” uit de psychologie is de laatste jaren

‘in de reclameleer ‘èvergenomen en ontwikkeld tot eefi


‘572•

.


E.-S.B.
13’6-1962

eerste beginsel voor reclame en reclame-onderzoek.

Opgevat als produkt-, merk- of ondernemingsbeeld wordt

het – zoals de experts thans algemeen aannemen – niet

alleen bepaald door technische eigenschappen aan de kant

van produkt en onderneming, maar door alle – ook

denkbeeldige – kwaliteiten, die de kopers in de markt er

collectief aan verbinden, daarbij uitgaande van hun koop-

motieven en eigen omstandigheden. Het is duidelijk dat de

reclame, die tot taak heeft dergelijke marktbeelden te hel-

pen vormen, versterken of corrigeren, deze taak in concreto

alleen kan vervullen binnen bepaalde behoeftenpatronen,

zoals die mede beïnvloed worden door buy. technische

vooruitgang en levensstandaard. –

Behalve dat er een spontane vraag dient te zijn – uit

hoofde van een primaire behoefte – moet dus, wil de

reclame als marketing-instrument van blijvende waarde

zijn, de mogelijkheid bestaan door de reclame een additio-
nele ideewaarde te verbinden aan produkt, merk of onder-

neming. Doordat dergelijke images zich kenmerken door

gt ote stabiliteit en con tinuïteit en gewoonlijk slechts lang-

zaam veranderen, kan de reclame een langdurig effect

hebben, al is dit er ook eerst na verloop van tijd, en dan

kunnen produkt en omzet a.h.w. de reclame blijvend

dragen.

Voorwaarde voor een succesvol gebruik van reclame is

dan verder dat men zich de noodzakelijke reclamekosten

op de markt in kwestie moet kunnen veroorloven. Naast

wat mogelijk is in het kader van kosten en opbrengsten

zijn in dit verband van belang gezichtspunten als: de fase
in de levenscyclus van het produkt (in latere fases kan de
reclame-inspanning geringer zijn), de aard en de omvang

van de concurrerentie in de betrokken branche en de

omzetbrengende kracht van de andere verkoopinstrumen-

ten. Vrijwel altijd immers zijn het kwaliteits- en prijs-

niveau, de service, de massale of selectieve distributie en de

persoonlijke verkoopkunde factoren, die in meerdere of

mindere mate meespelen. In de meeste omstandigheden is

reclame een versterking van deze instrumenten; in maar

weinig gevallen kan men het geheel zonder reclame stellen.

Het komt vooral aan op een juiste taxatie van de gunstigste

combinatie van reclame en de bij een bepaalde prijs-,

marge- en distributiepolitiek af te zetten hoeveelheden.
Het moet tegenwoordig mogelijk zijn met behulp van

mathematische marketing-modellen en computersimulatie-

methoden voor elk instrument, dus ook voor de reclame,

in de marketing-mix in concrete gevallen de geëigende

positie te bepalen. Vooralsnog zal meestal het benodigde

statistische materiaal ontbreken en bovendien is dat funda-

mentele onderzoek kostbaar en tijdrovend. Yoor de mar-‘

keting-leiding is het theoretische ideaal dus nog onbereik-

baar. Het moet echter wel benaderd worden door zoveel

mogelijk op basis van feiten te beslissen
2)•

PSYCHOLOGISCH EN ECONOMISCH MARKTONDERZOEK

Marketing adviseurs

BUREAU

Herengracht 113 Amsterdam tel. 020-245315

Taakstelling en uitvoering der reclame.

De doeleinden van de reclame hangen af van het mar-

keting-plan. Belangrijk is dat deze doeleinden zo specifiek
mogelijk worden omschreven. Het zijn de normen, waarop

de campagne met precisie moet worden afgestemd en aan

de hand waarvan de resultaten kunnen worden gemeten.

Een effectieve reclamecampagne is maar zelden mogelijk,

wanneer alleen als algemeen doel wordt gesteld: ,,meer

omzet” of ,,verbetering van marktaandeel” en dit nog

afgezien van het feit, dat taxaties daaromtrent nooit geheel

nauwkeurig zullen zijn. De taakstelling moet duidelijk en

onomwonden het antwoord geven op de vraag: ,,Wat ver

wachten we precies van de reclame?”. Als een campagne

meer dan één doel moet dienen, mag er ook geen mis-

verstand bestaan over wat het eerste doel dient te zijn.

Doeleinden kunnen er vele zijn: de introductie van een
nieuw produkt of premie-artikel; het uitlokken van direct

contact met prospects ten behoeve van buitendienst of

afnemers; het optrekken van een zwak aan een sterk artikel;

het wegnemen van geconstateerde vooroordelen of zonder

meer het klimaat scheppen voor een reeds ingevoerd merk.

Uitgangspunten kunnen ook voortvloeien uit allerlei

basismetingen, bijv. naar merkbekendheid, merkpreferentie,

behoeftenpatroon, koop- en gebruik situaties, en merk-
beeld. Het is duidelijk, dat waar een merk- of onderne-

mingsbeeld zich laat meten en beïnvloeden, een concretere

formulering van campagnedoeleinden mogelijk is.

Hierbij is natuurlijk ook van principieel belang op welke

marktgroepen de reclame moet worden gericht. Alleen
de reclame van nationale adverteerders voor de massa-
markt appeleert aan het publiek als geheel. Het gaat’ er

meestal om dât segment van de markt te selecteren, waarop

de campagne met de meeste kans op effect kan worden

gelanceerd. Men moet dus zo goed mogelijk rekening

houden met reële onderverdelingen in de markt, die samen-

hangen met de verschillen in koopkracht, leeftijd, enz. en

de mate van beeldvorming, over onderneming, produkt of

merk, kortom met verschillen in koopgedrag er het zich

bewust
zijn
hiervan. Het is m.a.w. gewenst de prospects

met een zodanige precisie te definiëren, dat a.h.w. van te

voren kan worden ,,berekend” voor welke reclamebood-

schap in relatié met produkt en onderneming de meest

geïnteresseerde marktgroepen het gevoeligst zullen zijn.

Om tot de juiste benadering te komen, wordt tegenwoordig

dus
bij
voorbaat het koopgedrag verkend mede via psy-.

chologische technieken, welke eerder aan de orde komen

dan voorheen, toen de toegepaste psychologie eerst aan

bod kwam bij de vormgeving van de campagne, nl. bij

layout en copy.

Dan is het zaak na te gaan hoe wij de prospects op de
meest economische wijze kunnen bereiken. Doel is hier

uiteraard een zo groot mogelijke ,,impact”
bij
de aspirant-
kopers en niet een zo groot mogelijk bereik van de totale

markt. Hiervoor is nodig een combinatie van media, de

beste media-mix, waarbij men rekening heeft te houden

met gezichtspunten als kosten-efficiency, netto bereik,

verhouding formaat en frequentie, continuiteit en het

overtroeven van concurrerende reclame. De keuzeproble.

matiek die hier ligt is er één van experimenteren en het

tegen elkaar afwegen van alternatieven, waarvo6r in de

Verenigde Staten zelfs al computers worden ingeschakeld.

2).
R. S. Weinberg: ,,An analytical approach to advertising
– expenditure strategy”,’ New York, 1960; . ,,How Dii Pönt
measures ad resuits”, Tide, september 1958.

E.-S.B. 13-6-1962

.

.573

Om het bereik te bepalen in alle relevante socio-econo-

mische marktvariaties kan een reeks van persoonlijke ken-

merken, bijv. over welstand (bezitspatroon, bruto gezins-

inkomen) en
leeftijd
gezinshoofd van betekenis zijn. Derge-

lijke gegevens vindt men o.a. in lezerskringrapporten van

uitgevers van de persorganen, die met 62,7 pCt. van de

f. 600 mln, aan reclame-uitgaven in Nederland nog altijd
veruit de belangrijkste dragers van de reclameboodschap

zijn.
Zijn de kwantitatieve gegevens over de media dus in
ruime mate voorhanden, hun kwalitatieve publiciteits-

waarde dient nog meer, ook in
cijfes,
te worden benaderd.

Kwalitatieve media-research hangt samen met de atmosfeer

van de media, met lees-,
kijk-
en luistergewoonten, die de

perceptie van de reclame eveneens beïnvloeden. Door mid-

del van ,,impact”-onderzoek op intermedia-basis, waarbij

onder perceptie alleen verstaan wordt reclameherinnering,

is er op dit terrein de laatste jaren al meer inzicht ver-

kregen. Maar de wens naar meer zal sterker worden,

zeker als het zgn. Nationaal Advertentie-Media-Onderzoek,

waarvan de eerste resultaten tegen het einde van dit jaar

beschikbaar komen, althans voor de persmedia in –

kwantitatieve – hiaten zal hebben voorzien.

Is de taak van de reclame vastgesteld, dan
rijst
de vraag

van de omvang van het reclamebudget. De zgn. taakstellen-

de reclamebudgettering helpt de doeleinden van de cam-

pagne te verwezenlijken doordat het budget wordt opge-

bouwd uit de daarvoor noodzakelijke kosten. Deze

begrotingstechniek laat zich – nu de taakstelling met

behulp van marktanalytische technieken-beter kan worden

benaderd – in toenemende mate in allerlei mengvormen

toepassen. Deze methodiek is te verkiezen boven het

afleiden van de reclameposten vanuit een fixum. Zowel

het vaste percentage van de omzet (hetzij over het af-

gelopen jaar, hetzij gericht op het komende jaar, ôf op een

combinatie van beide), als het kengetal dat georiënteerd

is op de reclame-uitgaven van concurrenten, zoals deze

vast te stellen
zijn
bijv. met behulp van de Budgetten-

controledienst van het Cebuco, hebben dan ook hun

beperkingen. De reclame is immers toekomstgericht en de

doelstellingen, ook voor adverteerders in dezelfde branche,

kunnen zozeer uiteenlopen, dat dergelijke gegevens niet

zonder meer maatgevend kunnen zijn.

Gebonden aan de doelstellingen is ook de themakeuze

het copypatroon en de vormgeving van de campagne.

De creatieve groep die de campagne samenstelt, dient dan

ook uit te gaan van: de ,,image”, het voorkeursbeeld dat

moet worden opgebouwd; de marktgroep die moet worden

bereikt en het campagnebegrip dat moet spreken uit thema,

appel, benadering enerzijds, en een inventief gecoördineerd

inediagebruik anderzijds Men moet in woord en beeld –

in7 een goed evenwicht van waarnemings- en kennisgevende

elementen – dezelfde taal spreken als diegenen, die men

wil benaderen. De reclamepsychologische technieken, bijv.

die van associaties, die voor het bereiken van dit doel

gebruikt worden, zijn uiteraard onderhevig aan evolutie.

De reclame is fuier mede afhankelijk van het scheppend

vermogen van gebonden kunstenaars.

Nu de nadruk meer komt te liggen op visuele en ook

auditieve elementen
3),
en dus minder op het gedrukte

woord, moet men er op attent
zijn
dat de reclame overeen-

komstig haar doelstelling toch informatief is en blijft, en

voldoende
tijd
laat tot merkbeeldvorming. De functie van

8)
Twintig miljoen T.V.-gezinnen in ‘West-Europa kunnen
inschakelen op de reclame-T.V.

deze creativiteit valt immers steeds meer samen met de

functie van de reclame zelf, nu het reclamevolume voort-

durend oploopt, zonder dat mogelijk de
tijd,
die het publiek

eraan besteedt naar rato toeneemt. De juiste taakstelling

en de controle op een bekwame uitvoering kunnen voor-

komen dat de campagne wordt belast met onvervulbare

taken. Door dit beleid verkrijgt men een reclame, die de

onderneming een eigen gezicht geeft en die – mits stelsel-

matig doorgevoerd – de gelegenheid biedt de voorsprongs-

premie van ,,individualiteit in marketing” te incasseren.

Het reclame-effect in de marketing.

Er
zijn
in het algemeen geen absolute maatstaven noch

van kwantitatieve noch van kwalitatieve aard om reclame-

resultaten te meten. Alle methoden van de omzetregistre-

rende typen tot de ,,impact-” en merkbeeldmetingen geven,

hoe waardevol ook, slechts fragmentair inzicht en kunnen
alleen in combinatie met elkaar het uiteindelijke reclame-

effect aan het licht brengen. Deze controles behoren vooral
gericht te zijn op de relatie tussen oorzaak en gevolg, waar

bij een gunstige correlatie tussen omzet en reclame in

beginsel niet voldoende is. Is zo’n directe omzetcontrole

niet realiseerbaar, dan zal in ieder geval wel een controle

op de communicatie der reclame moeten worden nage-

streefd.

De resultatencontrole moet altijd staan in het teken van

het meten van de juistheid van de ook op basismetingen

tot stând gekomen taakstelling. Hebben we de juiste

campagnedoeleinden vastgesteld; was het navorsen van

onze prospects, van ons segment in de markt, correct?

Hebben we de geëigende media met de best-gerichte bood-

schap benut? Slagen wij inderdaad in de opbouw van het

merkbeeld, dat
wij
nastreven? Is de coördinatie tussen

reclame en andere inspanningen bevredigend? Is m.a.w.

in ons totale marketing-mix elke factor in zijn optimum

benut?

Deze aanpak, die voortvloeit uit het marketing-concept,

is een normatieve gedragslijn. Waar de taakstelling voor

iedere onderneming verschillend is, zal deze controle ook

steeds anders worden geconcretiseerd. Hoe eenvoudig dit
alles klinkt, deze denk- en werkwijze krijgt in de praktijk

van ons bedrijfsleven minder aandacht dan mogelijk is.

Weliswaar zijn er trends naar een nauwkeuriger vaststel-

ling en bewaking van de reclamedoeleinden, maar de

toepassing van de daarvoor ontwikkelde technieken
4)

evenaart nog niet die van corresponderende technieken ter
bevordering van de efficiency op het terrein van produktie

en administratie.

Samenvattend
is de conclusie dat reclame – als instru-

ment van marketing – meebrengt dat haar mogelijk-

heden en resultaten moeten worden gewaardeerd in het

kader van het totale commerciële beleid. Voor alles is

nodig dat de taak die de reclame kan vervullen zo goed

mègeljk wordt vastgesteld. Die taakstelling en de voort-

durende waarneming van afwijkingen hiervan zijn het

kompas waarop het reclamebeleid moet varen. Het mar

keting-concept eist van marketing-leiders en reclame-

experts, dat zij geën ,,lippendienst” bewijzen aan een

modebegrip doch metterdaad gegevens hanteren die de

werking van de reclame beter controleerbaar maken.

Amsterdam.

Drs. P. Th. VAN LEEUWEN.

4)
Sedert 1960 verschijnt een uitstekend vakblad: Journal of
Advertising Research. Zie ook: Dr. W. van Rijckeghem: ,,De
meting van het publiciteitseffect”, Gent 1961, en Bowickström:
,,About methods to measure the effectiveness of advertising”
O.E.E.C., Parijs 1961.

574

.

E.-S.B.
13-6-1962

Hét psychologisch marktonderzoek

Reeds lang voor de tweede wereldoorlog zijn psycho-

logen en psychiaters werkzaam geweest op het terrein van

het marktonderzôek, vooral in Duitsland. Dat men hun

intrede op dit terrein meestal stelt op een later
tijdstip,
en

daarbij de Verenigde Staten als bakermat aanwijst, is

anderzijds niet te verwonderen. De zeer sterke groei van

het psychologisch marktonderzoek vond plaats na de

tweede wereldoorlog; de stimulering kwam toen voor een

groot deel uit de Verenigde Staten, evenals de wat gerucht-

makende publiciteit.

De uitgave van Vance Packards bestseller ,,The hidden

persuaders” gaf een stoot aan die ontwikkeling, ook in

Nederland. De voorstelling die Vance Packard gaf van het

psychologisch marktonderzoek was eenzijdig. De psycho-

logen hebben veel kritiek gehad op deze voorstelling van
zaken, ook op de theoretische achtergronden van waaruit

Packard redeneerde. Maar het boek werd gelezen, o.a. door

de potentiële opdrachtgevers van deze psychologen.

Rees enerzijds enige angst voor de – ten onrechte –

als mogelijk beschreven manipulatie van onbewuste drjf-

veren, anderzijds groeide de belangstelling voor onderzoek

dat een antwoord zou kunnen geven op de vraag ,,waarom”.

Terwijl het economisch-statistisch marktonderzoek veelal

adequaat is waar het gaat om het bepalen van ,,waar”,

,,wat”, ,,wie” en ,,hoe” op het gebied van het consumenten-
en detaillistengedrag, is het psychologisch marktonderzoek

vooral waardevol
bij
beantwoording van de ,,waarom”-

vragen. Het spreekt wel vanzelf dat deze vragen in veel

gevallen niet geïsoleerd gezien kunnen worden, maar deel

uitmaken van marktonderzoek in het algemeen, waaraan

de psycholoog een’ bepaalde
bijdrage levert.

Onderwerpen van
psychologisch marktonderzoek.

Het psychologisch marktonderzoek vindt toepassing

bij de volgende problemen:

bij
onderzoekingen naar de psychologische achter-

gronden van het gebruik van verschillende produkten (de

daarbij behorende gewoonten, attitudes, vooroordelen,

emoties, motiveringspatronen);

bij
onderzoekingen naar de psychologische achter-
gronden van het gebruik van verschillende
merken
van

produkten;

bij
onderzoekingen naar de ,,werking” van propa-

gandamateriaal (reclame in verschillende vormen);

bij onderzoekingen naar de karakteristieken van

verpakkingen
van produkten, zoals die ,,verwerkt” worden

in de belevingswereld van gebruikers en niet-gebruikers

van die produkten;

bij
onderzoekingen die in de public-relations-sfeer

liggen: bijv. welke instellingen, emoties, ideëen en voor-

oordelen bestaan er ten aanzien van goederen of diensten

leverende maatschappijen (bij afnemers, bij potentiële

werknemers);

bij
onderzoekingen die gericht zijn op het vinden van

de psychologische voorwaarden die een optimaal gunstig

commercieel resultaat mede garanderen
bij
de ontwikke-

ling en marketing van nieuwe produkten of merken.

Uit deze opsomming van problen(en blijkt wel dat het

psychologisch marktonderzoek zich sterk bezig houdt

met de ,,belevingskant” van het menselijk gedrag, met de

betekenis en functie die bepaaldë objecten voor de ondër-

zochten hebben. Enkele voorbeelden ter verduidelijking:

een fauteuil kan voor bepaalde mensen de functie hebben

van statussymbool, poederkoffie kan beleefd worden als

een produkt voor nonchalante huisvrouwen, het roken

van zware shag kan gezien worden als uiting van manne-
lijkheid, een
bedrijf
kan beleefd worden als bedreigend

voor de middenstanders -, en deze belevingsvormen be –

invloeden het gedrag t.o.v. fauteuils, poederkoffie, zware

shag en’ het bedrijf in kwestie.

Methoden.

De gegeven voorbeelden zijn uiteraard simplificaties.

De achtergronden van de meeste gedragingen zijn complex.

De methoden van onderzoek dienen dan ook gericht te

zijn op het verkrijgen van inzicht in deze complexiteit.

Bovendien dienen de methoden van het psychologisch

marktonderzoek ertoe zoveel mogelijk informatie over de

belevingskant van het gedrag en over de achtergronden

daarvan te verzamelen, zonder dat men teveel afhankelijk

is van het vermogen tot ,,zelf-observatie” (introspectie)

van de ondervraagde personen.
Directe onder
vragingomt
rent
de achtergronden van het eigen gedrag levert veelal onvol-

doende informatie op, vooral waar de ondervraagde
personen zich die achtergronden (causale verbanden) –

niet geheel bewust zijn.

Dat betekent niet – zoals ten onrechte wel vaak wordt

verondersteld – dat er hier sprake zou zijn van de invloed

van ,,diep” onbewuste factoren in de persoonljkheids-

structuur, van verdrongen wensen en van complexen.

Het betekent veeleer dat de ondervraagden bepaalde fac-

toren niet in causaal verband gezien hebben met hun eigen
gedragingen. Wanneer men dat uitdrukt door te zeggen dat

er sprake is van een onbewuste invloed, dan betekent dat

slechts het onvoldoende bewust zijn van de ondervraagde

van die invloed, die hij nog niet onder woorden heeft ge-

bracht. M.a.w. er
is sprake van een hypothese van de
onderzoeker, een hypothese die in het psychologisch

marktonderzoek evenals in ieder ander onderzoek binnen

een empirische wetenschap getoetst moet worden.

Directe ondervraging levert dus enerzijds onvoldoende

informatie ten gevolge van het feit dat de, ondervraagde

zich bepaalde verbanden niet bewust is, anderzijds ook

doordat in de interview-situatie een ieder geneigd is te

reageren in overeenstemming met de normen die nu een-

maal voor een dergelijke intermenselijke relatie (contact

tussen lieden die elkaar niet kennen) gelden. Dat betekent

dat men vragen (en zeker vragen die beginnen met ,,waar-

om”) zal beantwoorden op een wijze waarmee men een

beeld van zichzelf geeft dat met deze normen in overeen-

stemming is. De antwoorden op deze vragen geven dan een

yertekening te zien in de richting van dat genormeerde

beeld: ieder toont zichzelf aan de ander gaarne als degelijk,

zuinig, rationeel, verstandig enz.

Vele methoden van het psychologisch marktonderzoek
zijn dan ook indirecte methoden, niet teveel vergend van

het introspectieve vermogen, zoveel mogelijk voorkomend
dat men uitsluitend antwoordt vanuit het sociaal aanvaard
;

bare.

Men stelt de methoden van het psychologisch markt-
onderzoek vaak als
kwalitatieve ,nethoden
tegenover de –

kwantitatieve methoden
van het economisch marktonder-

E-S.B. 13-6-1962

575

zoek. Daarmee wordt het karakter van de psychologie als

empirische wetenschap ten onrechte ontkend. Een empiri-

sche wetenschap zonder ,,tellen en meten” is onbestaan-

baar. Er bestaat dan ook geen tegenstelling tussen kwali-

tatieve en kwantitatieve methoden. Een onderzoek zonder

metrieke kanten is véôr-wetenschappelijk en doet slechts

dienst voor het opwerpen van hypothesen.
Kwalitatief is het psychologisch marktonderzoek in een

eerste fase, waarin hypothesen gevormd worden. Deze

hypothesen behoeven toetsing, waarbij tellen en meten

noodzakelijk is. Het is dus ook niet zo dat in het psycho-

logisch marktonderzoek uitsluitend met betrekkelijk kleine

steekproeven wordt gewerki. Hoe omvangrijk het onder

zoek zal zijn hangt af van de aard van de vraagstelling en

van de gewenste nauwkeurigheid.

Bij een onderzoek dat tot doel heeft het exploreren van

psychologische samenhangen, zonder dat gegevens ver-

zameld behoeven te worden over de intensiteit en extensiteit

van de als werkzaam genoemde factoren, zal met een

geringere steekproef volstaan kunnen worden dan bij een

onderzoek dat ook tot doel heeft gegevens te leveren

omtrent intensiteit en extensiteit
(bij
hoeveel personen,

hoe sterk).

Het interview.

Het psychologisch marktonderzoek, heeft het interview

als belangrijkste instrument. Het interview kan verschil-

lende vormen hebben, afhankelijk van het doel van het

onderzoek, en in het interview kunnen bepaalde tech-

nieken worden ,,ingebouwd”. Men kan interviews onder-
scheiden in: Vrije interviews, semi-gestructureerde inter-

views en geheel gestructureerde interviews.

Het vrije interview
wordt ook diepte-interview genoemd,

in verband met de opvatting dat een dergelijk interview

kennis omtrent diepe, onbewuste motivaties
OP
het spoor
zou komen. Daar hiervan over het algemeen geen sprake

is, terwijl ook nimmer werd aangetoond dat deze diepe,

onbewuste motivaties een belangrijke rol spelen op het

gebied van de consumenten- of detaillistenpsychologie,

geven wij de voorkeur aan de term vrij interview.

Daarmee wordt minder gezegd over de resultaten, meer

over de techniek. Er wordt geïnterviewd zonder gestruc-

tureerde vragenlijst, wel aan de hand van een aantal

probleempunten. De meeste vragen zijn ,,open vragen”,
de antwoord-categorieën staan niet bij voorbaat vast, en

de interviewer heeft voortdurend de gelegenheid terug te

grijpen op eerder gegeven antwoorden door zijn vragen

aan te passen âan de situatie, de loop van het gsprek, de

persoon van de geïnterviewde. In een fase van hypothese-

vorming is deze techniek zeer geschikt.

Het semi-gestructureerde interview
combineert de voor-

delen van de Vrije met die van de gestructureerde methode.

Binnen het kader van een aantal vaste vragen en test-

technieken moet de interviewer een gesprek opbouwen,

ongericht doorvragen en door middel van eigen vrije

vragen het beeld afronden.

Van de
technieken
die in het interview kunnen worden
,,ingebouwd”, kunnen de volgende genoemd worden:

– de situatietest:
een situatie wordt geschetst en men

vraagt wat de reactie van een bepaald persoon op die situ-

atie zal zijn. De situatie kan verbaal gegeven zijn, of in een

tekening worden weergegeven, waarbij de bepaalde

persoon voorzien is van een ,,balloon” (populair vertaald

als leuterlus);

– aanvulzinnen:
niet afgemaakte zinnen worden voor-

gelegd met het verzoek deze aan te vullen. Door middel

van zinnen als ,,mensen die x gebruiken vind ik .. . .

,,als je dat pakje opent denk je . . .

– persoonsbeschrjjvingen:
gevraagd wordt een be-

schrijving te geven, al dan niet aan de hand van een lijstje

met karaktereigenschappen, van een bepaalde groep per-

sonen, gebruikers van bepaalde produktep, merken, mensen

met bepaalde gewoonten enz.;

– personificatietests:
naar analogie van reclame-

filmpjes wordt gevraagd bepaalde produkten of merken

als personen te laten optreden, een gesprek te laten voeren
en deze te beschrijven;

– boodschappenljjstjes:
een beschrijving wordt gevraagd

van de huisvrouw die een bepaald boodschappenlijstje

zou hebben opgesteld. Men werkt met twee groepen van
ondervraagden die ieder geconfronteerd worden met één

boodschappenlijstje, waarbij de ene lijst slechts op één

punt van de andere lijst verschilt;


Vrije en gecontroleerde woord-associatiemethoden:
men vraagt de geïnterviewde het eerste woord te noemen,

dat hem of haar bij een bepaald object te binnen schiet,
dan wel
bij
een lijst van woorden een voorgeschreven

manier aan te geven in hoeverre deze woorden met het

object
zijn
geassocieerd. Speciaal bij deze laatste methode

zijn in de loop der jaren
verfijnde
meettechnieken ont-

wikkeld;

– attitudeschalen:
door middel van speciaal ontworpen
schalen wordt de instelling van de proefpersoon tegenover

een bepaald object gemeten. Deze schalen – die het nodige

vooronderzoek vergen opdat zij aan nauwkeurig om-

schreven statistisch&eisen voldoen – bestaan uit een aan-

tal beweringen waarbij de ondervraagde moet aangeven

in hoeverre hij of zij het al dan niet met een bewering eens
is. In het kader van psychologisch marktonderzoek werden

op deze wijze schalen ontworpen voor het meten van de

instelling van de huisvrouw tegenover huishoudelijke

adviezen en kritiek, van de mate van bevrediging in het

huishouden, van de instelling tegenover bepaalde vormen

van kamerverwarming, koffiezetten, sparen van zegels,

merkentrouw enz.

Het grote voordeel is dat deze exacte meettechniek ook

in een enquête gehanteerd kan worden, wanneer de voor

het speciale doel gewenste inhoud door middel van psycho-

logisch vooronderzöek is geconstrueerd.

Het spreekt wel vanzelf dat voor alle technieken geldt

dat het gebruik hiervan door de onderzoeker

in feite belangrijker is dan de techniek zelf. Pas wanneer
de gevormde hypothesen zijn getoetst – en de grote aan-

tallen personen die hierin dienen te worden betrokken

noodzaken tot gestructureerde vragen die enquêteurs

kunnen stellen – kunnen conclusies worden getrokken

waarop men bedrijfsbeslissingen kan baseren.

Het waarnemingsonderzoek.

Tot slot dient een recente ontwikkeling in het psycho-

(I.M.)

PSYCHOLOGISCH EN ECONOMISCH MARKTONDERZOEK

Marketing adviseurs

1

BUREAU

Herengracht 113 Amsterdam tel. 020-245315

576

E.-S.B. 13-6-1962

logisch marktônderzoek genoemd te worden, nl. het waar-

nemingsonderzoek. Terwijl het interviewend marktonder-

zoek methoden betrok uit het arsenaal van de klinische en

sociale psychologie, is men recentelijk meer aandacht gaan

besteden aan de mogelijkheden die de experimentele

waarnemingspsychologie opent voor onderzoek van visueel

materiaal, dus van advertenties, affiches en verpakkingen.

Door middel van laboratoriumexperimenten – veelal

gecombineerd met interviews – worden de visuele kwali-

teiten onderzocht. De herkenbaarheid op afstand, bij

vluchtige waarneming, onder bepaalde hoeken,
bij
bepaal-

de verlichting, de subjectieve indruk van de grootte,

onderzoekt men met, ten dele speciaal voor dit doel ont-

worpen, instrumenten die exacte meting mogelijk maken.

Wij noemen de tachistoscoop, de hoekmeter, de subjec-

tieve grootte-meter, de perimeter, de afstandsmeter, de

refiexiemeter, de vervagingsmeter en de oogbewegings-

camera.

Ontwikkelingsfase van het psychologisch marktonderzoek.

Het psychologisch marktonderzoek is betrekkelijk

nieuw; de eerste stormachtige ontwikkeling is achter de

rug; de samenwerking binnen het kader van het markt-

onderzoek is wel gevonden; de aandacht voor. ontwikke-

ling en verbetering van onderzoektechnieken is groot.

Rotterdam.

Dr. M. ZELDENRUST-NOORDANUS.

De stille revolutie

op de exportmarkten

1

Het is een curieus feit dat er geen exportliteratuur van

enige betekenis bestaat in het land dat met zijn schrijflust

een der relatief grootste grafische industrieën ter wereld

onderhoudt, en meer dan de helft van zijn nationaal pro-

dukt buiten de landsgrenzen verkoopt. Dit verontrust wel

het minst de mensen, voor wie dergelijke literatuur in de

eerste plaats geschreven zou worden: de exporteurs en

vaklieden in de exporterende ondernemingen. Zij kunnen

een massa redenen noemen waarom niet over export-

politiek en exporttechniek geschreven wordt.

Welke bestendige prijspolitiek is überhaupt mogelijk in

een constellatie van zich dagelijks wijzigende invoer-

rechten, transportkosten, heffings- en subsidieregelingen?

Hoe kan men een assortimentsbeleid voeren, als de ene

helft van de
ex6ort
bestaat uit tweedekeusgoederen van

fout ingesteldé machines en de andere helft luxewaren

omvat voor een veeleisende internationale clientèle van

beperkte omvang? Kan men een investeringspolitiek bou-

wen op de luimen van douanebeambten? En is het mogelijk

om doelbewuste acquisitie te ondernemen in een buiten-
land dat zelfs een Minister van Buitenlandse Zaken naar

zijn zeggen te groot is?

Er past een bescheiden neen op deze vragen, als antwoord

een econoom die de grillen en vlagen van het export-

vak niet uit eigen ervaring kent. En nochtans, er is reden

om het daar niet
bij
te laten, en toch wat te gaan rommelen

op de begrippenzolder van de economie. Er zijn immers

tekenen die erop wijzen dat de exportpositie van de Neder-

landse industrie snl kan afkalven als er niet tijdig wordt

gezorgd voor een hechter fundament dan alleen maar de

langjarige ervaring der routiniers.

Een zo’n teken is de snel voortschrijdende integratie

van de Westeuropese economieën. Dit proces
grijpt
in

wezen veel dieper dan uit een Verdrag van Rome valt af

te lezen. Men ziet dit ook aan de omstandigheid dat de

Britse industrie al bezig is met volle kracht koers te wenden

ofschoon er nög geen enkele garantie bestaat dat de onder-

handelingen tussen Groot-Brittannië en de E.E.G. inder-

daad resultaat zullen hebben.

Het zijn de autarkische economieën van West-Europa

die wegsmelten
bij
gebrek aan oorlogskoude en zich op

Europese schaal tot een nieuwe, groté autarkie verenigen.

Pas na de tweede wereldoorlog werd de politieke vrede

tussen de Europese grootmachten een feit, en behoeft noch

Frankrijk, noch Duitsland, noch Groot-Brittannië een eigen

nationale industrie voor militaire doeleinden te onderhou-

den, of de levensmiddelenvoorziening door een eigen land-
bouw veilig te stellen. Men kan deze zaken nu op Europese

schaal aanpakken en heeft zulks ook gedaan; de assem-

blage van Starfighters is geheel Europees, zo goed als de

lunchtafel van de doorsnee-Nederlander dat thans is!

Voor exporterende bedrijven hèeft deze ontwikkeling

zeer ernstige consequenties. Exportvakkennis
bijv.
ver-

andert totaal van karakter. V66r de tweede wereldoorlog

was exporteren
bij
uitstek een zaak van legale spitsvondig-

heid,sluwheid om tussen de mazen van het net door te

kruipen, handigheid en armslag in prijsonderhandelingen,

relaties, en durf om zich in vreemde landen te bewegen

en zich in vreemde talen uit te drukken. Sommige van deze

talenten zullen nog lange tijd hun geldigheid behouden –

bijv. talenkennis – maar men kan toch zeggen dat in

grote lijnen het beeld totaal is gewijzigd.

Economen hebben juristen vervangen in de departe-

menten van internationale handel; er wordt nu niet meer

dagelijks gemorreld aan invoerrechten en quota’s, maar

er wordt gecoördineerde Europese politiek op lange ter-

mijn bedreven. De internationale handel is geen partijen-

handel meer, maar wordt een continue goederenstroom,

even bestendig als binnenlandse materiaalvoorziening.

Met een beetje ficudiaire marktkennis, wat savoir-faire,

en een agent hier en daar, komt thans geen exportprogram-

ma meer van de grond. Er is grondige kennis van een markt

nodig om de potentiële vraag juist te taxeren ën in de eigen

richting te leiden; ook aan de
inkoopzijde
is de blik ver-

ruimd, zijn de eisen scherper gesteld en wordt op ver-

korting van de distributieweg aangestuurd.

In sommige opzichten is de ontwikkeling paradoxaal.

Er is nu in exportmarkten vaak minder commerciële

krachtsontplooiing nodig dan vijfentwintig jaar geleden;

de kwaliteitseisen worden immers voortdurend verder op-

geschroefd, kosten verleggen zich van werving naar

research en service-verlening, de macht van groot-inkopers

neemt snel toe-en maakt versplinterde acquisitie over-

bodig. Anderzijds gaan traditionele handelsschakels als

de importeur, de grossier en de agent tekenen van verval

vertonen; in de huidige tijd bereikt één goedbewapende
eigen verkoper vaak meer dan een net van distributeurs

op de exportmarkten!

E.-S.B. 13-6-1962

577

In commercieel opzicht is er dus even goed behoefte

aan diepte-investeringen als in fabrieksmatig opzicht ge-

voeld wordt. Wie de progressie van Duitse industrieën

in de Euromarkt gadeslaat, en ziet hoe de Deense land-

bouwindustrie vordert zelfs daar waar ze tegen E.E.G.-
prioriteiten moet optornen, krijgt zo
zijn
twijfels over de

waarde van de klassieke exportmethoden. Nog steeds ver-

kopen velen ,,met de blote handen”, dat wil zeggen met

de welbespraaktheid van de bereisde Roei en de wel-

sprekend.heid van het énige argument: een lage prijs!

Er zijn bedrijven die de eerste aanvallen van georgani-

seerde, systematisch werkende buitenlandse concurrentie

hebben beantwoord met verdere prijsconcessies. Dit kan

men doen in een land waar de industriële lonen het laagst

zijn op Spanje en Zuid-Italië na, met een welhaast vol-

maakte arbeidsvrede, waar de invoerrechten het geringst

zijn na die van onze naburige Freie Marktwirtschaft en

waar directeuren genoegen nemen met salarissen die in

het buitenland lachwekkend aandoen. Dit zal echter niet

meer kunnen in de E.E.G.-provincie Nederland, door

buitentarieven ommuurd, waar de inkomens
zijn
opge-

trokken naar Frans niveau, de sociale voorzieningen op

Italiaanse leest zijn geschoeid en de grenspendels met

Duitsland wel zorgen dat de lonen niet opnieuw achter-

blijven.

Wat voor de versteviging van onze nationale export-

positie vôôr alles nodig is, is het afrekenen met de export-

,,theorie” zoals die ingang gevonden heeft in sommige

boekjes en cursusbijeenkomsten, en die, de enkele wijder-

spannende, begrippen uitgezonderd, in feite niet meer

behelst dan vuistregels en recepten voor detailproblemen,

die vaak ook nog antiek
zijn.
De exporttheorie houdt niet

op
bij
de wetenschap dat men in India geen koe op blikjes

condensmelk moet afbeelden. Voor deze detailproblemen

staat een menigte specialistische helpers klaar. Het is bij

de werkelijke beleidsproblemen – en met name voor de

investeringsbeslissingen – dat de bruikbare bedrijfs-

economische theorie een gaping veitoont. In de komende

regels zal getracht worden voor enkele van de meest urgente

praktische vragen een overbrugging naar de theorie te

geven. Dit zal in vijf stappen worden gedaan, die een

samenhangend geheel van beleidselementen voor de export

introduceren.

1. .Onderzoek naar de krachtbronnen van het bedrijf.

Welbeschouwd heeft exporteren precies hetzelfde doel

als binnenlandse verkoopactiviteit. Afgezien van de

misschien nog door enkele ondernemers gevoelde maat-

shappeljke plicht Nederland aan deviezen te helpen, of

van nevenbedoelingen in het persoonlijke vlak, gaat het –

ook
bij
de export om de winstverwachting op lange termijn.

De bedrjfswinst is nooit een zuivere optelsom van trans-

actiewinsten. Ze is eerder te beschouwen als het saldo van

winsten en verliezen dat weerspiegelt hoe selectief het
bedrijf te werk is gegaan
bij
het samenstellen van een
artikelassortiment en het af bakenen van de kring van
klanten ir binnen- en buitenland. Men doet er daarom

zeer goed aan, ter voorb’èreiding van een bewuster gevoerd

exportbeleid, te laten onderzoeken in welke artikelen en

op welke markten potentieel de grootste winstkansen

schuilen.

Een dergelijk onderzoek waaiert in vier richtingen uit.

Kostprjstechnische analyses wijzen uit hoe de winst-

gevendheid is van de verschillende assortimentsdelen.

Omzetanalyses tonen aan welke artikelen en markten in

PSYCHOLOGISCH EN ECONOMISCH MARKTONDERZOEK

Markesing adviseurs

1

BUREAU

Herengracht 113 Amsterdam tel. 020-245315

(1. M.)

het verleden de grootste verkoper hebben opgeleverd.

Voorts dient het onderzoek om de snelst expanderende

markten en de concurrentieel zwakst bezette marktsegmen-

ten op het spoor te komen. Organisatorisch-intern onder-

zoek kan ook tot de vrijmaking van winstpotentieel leiden.

Als een organisatiedeskundige de oorzaak weet weg te

nemen van een voortdurende twist tussen exportmanager
en produktieleider is er een rem op de verdere ontwikke-

ling losgezet!

Dit is een ambitieus programma. Het is echter nadruk-

kelijk niet alleen voor internationale concerns weggelegd,

zo systematisch te werk te gaan. In de praktijk blijkt

veelal dat een half procent van de omzet ruim voldoende

is om alle organisatorische en commerciële research te

financieren, en zelfs bedrijfjes met minder dan een miljoen

gulden omzet kunnen van zulke research profiteren.

Onderscheiden van investeringsgordels.

Zou men als exporterend ondernemer strikt rationeel

handelen dan zouden alle transacties, die geen uitzicht
bieden op een
blijvende
relatie van voldoende omvang,

moeten worden ontweken. Men kan immers de verzwaring

van vaste kosten, ontstaan door mechanisering en auto-

matisering in de produktie, alleen opvangen met een

,,fabriek van omzet”! Als men de kostprijscalculatie goed

onder de knie heeft, kan natuurlijk een soepeler houding

tegenover incidentele orders worden ingenomen. Essentieel

zal echter voor grotere
bedrijven
toch wel blijven, te

onderscheiden tussen:

– de thuismarkt, die voldoende liquide gelden oplevert

om de fabriek draaiend’ en rendabel te houden;

– een gordel van expansiemarkten, waar men bewust

aanloopverliezen neemt teneinde meer gebied bij de

thuismarkt te kunnen inpolderen;
– een buitenzone waar slechts incidenteel verkocht wordt

tegen prijzen die iedere afzonderlijke transactie winst-

gevend doen zijn.

Het principe van de investeringsgordel kan niet alleen

op de geografisch begrensde markten, maar ook op het

assortiment en op de klantenkring worden toegepast. Het

is bijzonder boeiend in dit verband de ontwikkeling van

een bedrijf als Philips te bestuderen, waar men in alle

omzetdimensies het principe van het ,,aanbreien” heeft

gevolgd, met niet gering resultaat.

Scheppen van continuïteitsvoorwaarden.

Wie’niet ziende blind is kan voorzien wat, als gevolg van

de Euromarkt-ontwiklcelingen, staat te gebeuren in de

meeste industriële bedrijfstakken. Prijsstijgingen
bijv.
zullen

in Nederland onontkoombaar zijn. Als Nederland aan

zijn Verdragsverplichtii’igen op tijd voldoet, zullen lonen

en materiaalkosten met tientallen procenten stijgen, afge-

zien van de mogelijke dempende werking van de produk-

tiviteitsverhoging.

Men moet die
prijsstijgingen
feitelijk reeds ná onder
ogen dur’en zien. Voor ondernemingen die goedkope

578

E.-S.B. 13-6-1962

massaartikelen vervaardigen noodzaakt de ontwikkeling
tot versnelde automatisering van de produktie, waarvoor

zware investeringen, en derhalve een goede verstandhouding

met de kapitaalmarkt, vereist
zijn.
Ondernemingen in de

zware industrie, die vroeger de produktie hebben gedecen-

traliseerd om het betalen van invoerrechten te ontwijken,

zullen wellicht de buitenlandse produktie wer moeten

overbrengen naar een centrale fabriek van optimale

grootte. Het heeft weinig zin meer om fabriekjes in Duitse,

Belgische of Franse grenspiaatsen te handhaven alleen om

over produktiepunten in het buitenland te beschikken;

deze landen zijn immers ook binnenland geworden.

Bedrijven die produkten met een hoge inkomenselasticiteit

leveren – diensten en luxe-artikelen – zullen snel toe

moeten naar een bedrijfsvorm waarbij de afdelingen voor

service-verlening en voor kwaliteitsresearch centraal staan.

Alle Nederlandse bedrijven zullen trouwens danig aan-

dacht moeten geven aan de reputatievan artikel en bedrijf;

als marktonderzoeker stuit men telkens weer op een

reputatie ‘an goedkoopte, schamele kwaliteit en onbe-

holpen vormgeving die Nederlandse produkten in het

buitenland hebben – soms volkomen onverdiend! Alleen

als deze en andere continuïteitsvoorwaarden geschapen zijn,

kan men met vertrouwen in de goede afloop beginnen aan

een meerjarig exportprogramma.

4. Integraal gebruik van het commercieel palet.

In de commercieel-economische literatuur is het ge-

bruikelijk om commercieel beleid te zien als een ,,mix”

van een reeks elementen. J. L. Wage
1) onderscheidt zes

van zulke elementen: artikel-, assortiments-, prijs-, ser-

vice-, distributie- en acquisitiebeleid. Daarnevens lijkt het

van belang te onderscheiden naar de manier waarop winst-

vergroting tot stand kan worden gebracht
2
)
.
:

– door marktverbreding, die meer kopers binnen de

invloedssfeer trekt;

– door rnarktverdieping, die de verkochte hoeveelheid

per koper opvoert;

– door marktvernieuwing, die een snellere rotatie van

duurzame goederen met beperkte levensduur bewerk-

stelligt;

– door marktverfijning, die prijzen en winsten opvoert

zonder het fysiek omzetvolume zélf te veranderen;

– door marktvermenigvuldiging, die een toevoeging van

geheel nieuwe markten aan de bestaande inhoudt.

Men realisere zich goed welk van deze doelen iedere

investering in een buitenlandse markt dient, en tevens of

de investering in een alternatieve aaniending niet méér

zou kunnen opleveren!

Het meest urgent lijkt voor exporterende bedrijven thans-

wel de marktverfijning. De situatie waarin Nederland

• 1)
Drs. J. L. Wage. ,,Verkoopleiding en Verkooporganisa-
tie”, N. Samsom N.V., 1961.
2)
Ontleend aan: Max Adler en Drs. C. de Koning:
,,Markt onder zoeklicht”, N. Samsom NV., in druk.

verkeert – een reputatie van goedkoopte, gekoppeld aan

een arbeidsintensief produktie-apparaat dat grote loons-

verhogingen moet opvangen – is feitelijk levensgevaarlijk:

Veroveren van een tuk Euromarkt op het scherp van de

prijssnede lijkt onder de huidige omstandigheden op eco-
nomische zelfmoord.

5.
Volgen van een strikt etappeschema.

Niets, is zo bevorderlijk voor de gemoedsrust van een

exportmanager en de systematiek van zijn werk, dan een

etappegewijs opgesteld schema van maatregelen die hij

voornemens is te gaan uitvoeren. Planning ,,uit het blote

hoofd” verdisconteert altijd gelukjes en meevallers, maar

houdt geen rekening met tegenslagen en fouten. In de

praktijk blijkt een drie-fasen-indeling voor onderzoek en
daarop gebaseerde maatregelen uitstekend te voldoen:

In de
oriënteringsfase
gaat de marktonderzoeker over

een breéd front van markten na, welke de bestaande vraag

is, op welke prjsetages de vraag zich concentreert, en

welke belemmeringen van heel of half legale aard de in-

voer in de weg zouden kunnen staan. Deze gegevens zijn

elementair van aard, stellen de ondernemer in staat in-

.vesteringen te doseren, prioriteiten vast te stellen en zijn-

expansiegebied in te delen in bestaande open markten,

bestaande geprotegeerde markten en markten waar nog

geen vraag van enige omvang bestaat.

De
analysefase
blijft beperkt tot de meestbelovende

markten die uit de eerste fase zijn overgebleven. Dit onder-

zoek richt zich op het concurrentie-, distributie- en con-

sumptiepatroon, belicht de structuur van de markt, ana-

Iyseert de totale omzet in zijn geledingen en trendmatige

ontwikkeling, en signaleert de -,,king-size” kopers en

wederverkopers met wier individuele commerciële macht

rekening te houden is. Met deze informatie gewapend kan

de exportleiding uitvoeringsmaatregelen gaan treffen,

vooral op het organisatorisch vlak: een legaal statuut

ven1ierven, een hoofdkwartier inrichten en een eerste

bemanning recruteren.

De
experimentele fase
brengt de Organisatie in het

/ geweer. In een regionale en
tijdelijke
begrenzing kunnen

produkten en benaderingsmethoden worden getest. De

resultaten van de testfase leiden tot het definitief uit-

stippelen van het commercieel beleid en het aanvullen van

het ontbrekend stuk verkooporganisatie.

Wie de vaderlandse nuchterheid weet te bewaren en zijn

ervaringen – goede en slechte! – tot logische conclusies

verwerkt, kan, mits hij over investeringsruimte beschikt, de
Euromarkt-concurrentie zeer wel baas. Theoretische kennis

van economie is daarvoor niet nodig. Doch wie voortgaat

te geloven in onze onoverwinneljkheid op exportgebied,

zijn krachten blijft versnipperen over honderd-en-een

exportmarkten, en liever op de vingertoppen vertrouwt
dan op een feitelijk marktanalytisch rapport in de akte-

tas, gaat een periode van pijnlijke
bewustwording tegemoet.

De Bilt.

Drs. C. DE KONING.

MARKETING-SERVICE

Bureau voor marktonderzoek en commercieel-economische adviezen

Graaf Florislaan 1 – HILVERSUM – Telefoon (02950) 15564

b.g.g. 17862

E.-S.B. 13-6-1962

579

Literatuur over marketing

Prof. Dr. P. J. Verdoorn: Grondslagen en techniek van de

marktanalyse.
H. W. Stenfert Kroese N.V., Leidén

1957, Tweede ongewijzigde druk, 667 blz., f. 30.

De zes hoofdstukken omvatten:

Doel en
werkwijze
der marktanalyse (o.a. marktanalyse
ten behoeve van de onderneming).

De grondslagen der marktanalyse (de marktstructuur

en haar kengetallen, het onderzoek der marktsituatie

en het onderzoek der marktontwikkeling).

De techniek der marktanalyse (de techniek der enquête,

– der statistische analyse en marktdiagnose- en prog-

nose).

Marktanalyse voor bijzondere doeleinden (resp. markt-
analyse ten behoeve van de export en bepaling der ver-

koopquota).

Voorbeelden uit de
praktijk
der marktanalyse.

Ondernemer en marktanalyticus (normen voor het

marktanalytisch rapport).

In een tweetal bijlagen zijn ondergebracht resp. een over-

zicht van recente budgetstatistieken in binnen- en buiten-

land en een indeling van Nederland in 130 verzorgingsge-

bieden.

Drs. J. L. Wage: Verkoopleiding en verkooporganisatie.

Tweede druk. N. Samsom N.V., Alphen aan den

Rijn 1961, 471 blz., f. 24,75.
Dit boek beoogt een bijdrage te leveren ten aanzien van

een aantal punten, welke in vele industriële ondernemingen

en ook voor vele meer uitgesproken haridelsondernemingen

ctueel zijn. Er worden niet alleen specialistische verkoop-

technische inzichten uitgedragen, doch ook achtergronden

en samenhangen gegeven, waarvan de kennis voor de

vorming van verkoopleiders essentieel is te achten.

De veertien hoofdstukken omvatten:

Plaatsbepaling van de commerciële functie• in de

– onderneming.

De techniek van de verkoop nader beschouwd.
De structuur van de verkooporganisatie.

Recrutering en selectie van verkopers.

De opleiding van het verkooppersoneel.

De comriiunicatie tussen verkoopleiding en verkopers.

Rayonering en rayonbewerking.
De verkoopstatistiek.

Overige verkoopdocumentatie.

De behandeling en analyse van verkoopkosten.

De bezoldiging van verkooppersoneel.

De vergoeding van reiskosten.

De reclame in de verkooporganisatie.

De sociaal-economische betekenis van de verkoop.

Richard D. Crips: Sales planning and control.
McGraw-

Hill Book Company Inc., New York – Toronto –

Londen 1961, 402 blz., f. 36,95.

De auteur, die gedurende ruim twintig jaren ervaring

heeft opgedaan met ,,marketing management”, beoogt met
dit boek een gids te verschaffen voor ,,scales planning and

control”.
Hij
meent dat in de literatuur tot dusver aan

deze ,,marketing”-sector weinig aandacht is besteed. Hij

gaat uit van een aantal veronderstellingen, w.o. een be-
langrijke mate van ,,leegloop” van produktiecapaciteit,

intensieve concurrentie en ingrijpende marktveranderingen.

In samenhang hiermede doet zich de wenselijkheid voor

van: ,,lower marketing costs, through stronger marketing’.

Het boek is in eerste instantie geschreven voor hen die

werkzaam zijn ,,in marketing and marketing management,

in industry to day”. De volgende grepen uit de inhoud

geven een indruk van de gedetailleerde behandeling:

First step in sales control: measuring territorial potentiâls

– How to measure territorial variations in sales performance

– How to find your sales soft spots – How to crystallize

variations in sales performance by products and product

types – How to apply objective measuFement to sales

costs and sales-force performance – How to develop and

use objective standards in planning and controlling field

sales activities – Specific steps you can take to increase
marketing strength and reduce marketing costs.

Richard D. Crips: Marketing réserarch organisarion and

operation.
American Management Association Inc.,

New York 1958, 70 blz., f. 10,35.

Dit boekje h’eeft betrekking op de resultaten van een

enquête t.a.v. organisatie en wijze van werken van ,,mar-

keting research” in
195
Amerikaanse ondernemingen.

Gegevens worden verstrekt over om. de uitgaven ten

behoeve van ,,marketing research”, de salariëring van de

betrokken functionarissen en over het consulteren van

Zo juist verscheen:

JOS. E. VAN ACKER

Bewuste commerciele

beleidsvoering

Dit uitvoerige werk
wil
de ondernemer behulpzaam zijn
bij het uitstippelen van zijn commercieel beleid.
Schrijver behandelt het commercieel onderzoek, het com-
mercieel actieprogramma (t.o.v. produkt, distributiekana-len, acquisitie, reclame, vertegenwoofdigerspparaat, prijs
enz.) en de commerciële Organisatie.
Het werk verscheen aan de Rijksuniversiteit te Gent. Om-
vang 464 blz. Geb.
f
32.

Voor Nederland: N. Samsom N.V. Uitgever – Alphen
aan den Rijn.

Bestelt uw exemplaar bij:

De Wester Boekhandel

Nieuwe Binnenweg 331, Rotterdam,

Telefoon 32076

53941

GESPECIALISEERD OP ECONOMISCH GEBIED!!

Een uitvoerige catalogus welke wij samensteldeit voor
onze expositie op het Vijfde Internationale Congres voor
Marketing en Distributie (13 – 14 – 15 juni) wordt u op
verzoek gaarne toegezonden.

580

E.-S.B. 13-6-1962

adviesbureaus. Voorts wordt een beeld gegeven van de

toepassi ngsfrequentie van de verschillende technieken.

Colin Mclver: Marketing. Business Publication Ltd.,

Londen 1961, 177 blz., f. 9,15.

De auteur behandelt voornamelijk ,,large-scale mar-

keting” (zijn ervaring heeft vooral betrekking op grote

ondernemingen); De twintig hoofdstukken omvatten o.m.

marketing organisation (resp. the agency and the corn-

pany side) – what the marketer should know about the

consumer (and) about distribution -, marketing a con-

sumer service – marketing overseas – sales organisation and

administration – purchasing and production – marketing

and creative advertising – developing a new product –

the name, the pack and the price – sales forecasting and

budgeting.

Motivation research and depth comniunication.
The Green

Meadow Foundation, Rüschlikon (Zürich) 1960, 130

blz., f. 6,60.

Dit boekje is een weergave van de bijdragen en de

discussie binnen het kader van het achtste internationale

congres in
1959.
Behandeld worden: the transformation of

consurner demands (G. Bergier), market analysis: how

consumers make their choice (M. Abrams), the role of

advertising (F. Oulès), motivation research and depth

communication (E. Dichter), motivation research in rela-

tion to public opinion research and market analysis

(Elisabeth Noelle-Neumann), depth research and depth

communication as ethical problems (Th. M. Garrett),

depth communication in politics (R. König) en comments

of a businessman (G. Duttweiler).

Dr. Pierre-Mathieu Snel: Structuur en dynamiek van de

detailhandel in de Verenigde Staten van Amerika.

Tweede druk. Uitgeversmij. N.V. Standaard-Boek-

handel, Amsterdam-Antwerpen 1962, 363 blz., f. 17,50.

In
zijn
voorwoord constateert de auteur dat er in de

Westerse landen nog geen werk is verschenen waarin het

onderwerp van de distributiebedrijven van de Verenigde

Staten in zijn geheel wordt behandeld. In deze leemte

tracht hij te voorzien.
Samenvatting van de inhoud:
Deel 1. Inleidende beschouwingen:

Hoofdstuk 1. Taak en functies van de detailhandel.

De bepaling van de kostprijs in de detail-
handel.

Prijspolitiek en prjsbepaling.

De consumenten en de detailhandel..

De distributiekanalen van de consump-

tiegoederen.

Deel II. Structuur en ontwikkeling van het detailhandels-

kleinbedrijf.

Deel III. Structuur en ontwikkeling van de grootdistributie-

bedrjjven.

Hoofdstuk 10. De warenhuizen.

De grootwinkelfihiaalbedrijven.

De vrijwillige filiaalbedrijven.

De eenheidsprijsbedrijven.

De verzendhuizen.

Hoofdstuk 15. Zelf bedieningsbedrijven en supermarkets.

De moderne winkelcentra of shopping

centers.

De rabatzaken of discount houses.

De automatenverkoop.

Deel IV. Beknopte verklaring van de ontwikkeling der ver-

schillende detailhandelsvornien en conclusies.

N. A. H. Stacey en A. Wilson: The Changing Pattern of

Distribution.
Business Publications Limited, Londen

1961, 380 blz., f. 25,65.

De auteurs (resp. ,,economic and marketing adviser”

van ,,The General Electric Company Limited” en ,,mana-

ging director” van ,,Industrial Market Research Limited”)

stellen dat naast een tweede industriële ook een tweede

commerciële revolutie aan de gang is.

Samenvatting van de inhoud:

/

Hoofdstuk 1. Evolution of the ,,Service Economy”.

2. Retail Distribuion in Great Britain.

12

3. Wholesalers and the Wholesale Function.

New Forces Acting on the Distributive

Channels.

American Retrpspect.
Productivity in the Retail Treads.

.Future Trends in Retailing.

Wholesaling and the New Intermediaries.

Producers’ Role in Distribution.

Consumers’ Stake in Distribution.

II. 1low of Goods.

12.. Costing the Channels.
Infiuence of Hire-Purchase.

Distributive Problems in British-Euro-

pean Trade.

jg

Bij het hoofdbureau van het
Rijksarbeidsbureau
afdeling
Research
te ‘s-Gravenhage moet worden voorzien in de
vacature van: –

MEDEWERKER

belast met arbeidsmarktonderzoek.

Taak: zelfstandig bestuderen en verwerken van arbeids-
marktgegevens en samenstellen van adviezen en rapporten
over onderwerpen van belang voor de ontwikkeling op de
arbeidsmarkt.

Vereist: doctoraal-examen Economie; voorkeur wordt ge-
geven aan bekendheid met de methoden van mathema-
tisch-statistische analyse en de toepassing daarvan op
economische en sôciale vraagstukken.

Ook degenen die dit jaar het doctoraal examen afleggen
kunnen meiiedingen.

Bezoldiging in de rang van hoofdcommies. Salarisgrenzen
f
729,— en 933,— per maand, exclusief huurcompensatie
en vakantietoeslag.

Uitv. so1licitties iiiet vermelding van leeftijd, ôpleiding
en ervaring onder no. 6008/7 188 (in linkerbovenhoek env.
en brief) aan het bureau Personeelsvoorziening van de
Rijksoverheid, Prins Mauritslaan 1, ‘s-Gravenhage.

E.-S.B. 13-6-1962

1

581

Ch. F. Phillips en Delbert J. Duncan: Marketing, principles

and methods.
R. D. Irwin, Inc.; Homewood, ilhinois

1961; Tweede druk, 779 blz.,
f.
31,65.

De auteurs (resp. President van ,,Bates College” en

,,Professor of Marketing” aan de universiteit van Cali-

fornië) streven in dit boek naar het niveau van een cursus

• in ,,basic marketing”, waarbij tevens de ,,businessman”,

die een globaal beeld van ,,marketing” wenst te verkrijgen,

aan zijn trekken kan komen. Uit de onderstaande samen-

vatting van de inhoud blijkt de opvatting dat voor een

juiste aanpak van ,,marketing” moet worden uitgegaan

van de consument.

Part. 1 – The scope of marketing
Part. 2 – The market for consumer’s goods
Part. 3 – Retailing consumer’s goods

Part. 4 – Wholesaling consumer’s goods

Part.
5
– Marketing industrial goods, including raw

materials

Part. 6 – Marketing policies and practices
Part. 7 – Marketing activities and the government.

E. Jerome McCarthy: Basic marketing, a managerial

approach.
R. D. Irwin, Inc. Homewood, illinois 1961,

Vierde druk, 770 blz., f.
31,65.

Samenvatting van de inhoud:

Section A. Marketing in our economy-introduction.

Section B. Marketing is consumer orientated
(o.a. final

consumers: what are they – consumers: how

they behave, how they buy – marketing

research).

Section C. Product
(o.a. developing a product – product
policy – implementing product policy – final

consumer goods — industrial goods).

Section D. Place
(o.a. developing place strategies –

retailing – wholesaling – * transporting,

storing and financing – selection of channels.

Section E. Promotion
(o.a. personal selling – mass

selling).


t

*

Section F. Pr’ic’e
(o.a. Price determination – ricing

objectives – price policies – price legislation

and pricing strategy).

Section G. Marketing management and control
(o.a.

integration the marketing mix).

Section H. Marketing in our economy
(o.a. marketing as an

economic institution does not cosi too much).

De auteur, doceert ,,marketing management” aan de

,,University of Notre Dame”.

Lyndon 0. Brown: Marketing and distribution research.

The Ronald Press Company, New York
1955,
Derde

editie,
561
blz., f. 29,85.
In dit boek behandelt de auteur (o.a. lector in ,,marketing

research” aan de Columbia Universiteit en vice-directeur
van een research-onderneming) methoden, toepassingen,

wetenschappelijke grondslagen en. samenhangen met

ondernemingsactiviteiten op uitvoerige wijze. Methoden,

ervaringen en resultaten van vooraanstaande Amerikaanse

specialisten en ondernemingen verwerkt hij hierbij.

Samenvatting van de inhoud:

Part. 1. Principles
of
marketing and distribution research

(o.a. organisation of marketing and distribution

research – types of marketing research –

scientific method – basic marketing research

methods).

Part. 2. Marketing and distribution research practice
(o.a.

marketing research procedure – the situation

analysis – the informal investigation – planning

the formal research project – the principles of

sampling – planning the sample for marketing

research – collecting marketing data).

Part. 3. Specialized fields and techniques
of
marketing and
distribution research
(o.a. motivational research

– operations research – the panel technique –

methods of quantitativ’e market analysis –

distribution research – sales research – adver-

tising research – product research – marketing

trend analysis – industrial and institutional

marketing research).

Te bestellen
bil Uw boekhandelaar dan
wel rechtstreeks bij de uitgever N.V.
Koninklijke Nederlandse Boekdrukkerij
H.
A. M.
Roelanits Afd 8
te Schttdam.

IlIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlIIIIIlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII

Adverteer

in ,,E.-S.B.”

hIIIIIIIIIIIIlIIIIlIlIIIIlIIIIIIIIIIII!!IIIIIlIIlIIIIIIIIIIIIIIIIlIIlII

582

DE TWENTSCHE BANK
N.V.’

Gecombineerde ‘Maandstaat op 31 mei
1962

Kas, Kassiers en Dag.
Kapitaal
. .

.

.
.1
55.000.000,-
geldieningen

.
.f

206.615.350,14
Reserve
………..
41.000.000,-
Nederlands
Deposito’s

op Termijn,,
695.494.217,40
Schatkistpapier .,,

362.300.000,-
Crediteuren
.

.

.

.

.

.


839.851.303,31
Ander Overheidspapier,,

107.413.431,08
Geaccepteerde Wissels •,
524.648,15
Wissels

……….,

-15.956.290,89
Door Derden
Bankiers in Binnen- en
Geaccepteerd

.,,
29.277,43
Buitenland……90.275.176,09
Kassiers en Genomen Effecten, Syndic aren en
Daggeldleningen,,
2.000.000,-
Waarden…….

76.887.030,46

Overlopende

Saldi en
Prolongaties en Voor-
,

Andere Rekeningen,,
50.414.518,46
schotten tegen Effecten,,

64.348.452,66

Debiteuren

…….,

748.671.884,60
Deelnemingen
(mcl.
Voorschotten).

6.846.348.83

Gebouwen……….

5.000.000,-

t
1.684.313.964,75
f1.684.313.964,75

E.-S.B. 13-6-1962

.

1

-t

GEMEENTE EMMEN

Bij dc gemeen te Emmnen is vacant cle betrekking van

directeur van de centrale boekhouding

en het woningbedrijf

Nmasl, de zorg voor cle boekhouding win enkele
gemeen tebed rijven omvat de taak van deze functionaris
de dagelijkse leiding van het beheer en de exploitatie
van ongeveer 6500 woningen. 1-Tij is secretaris-penning-
meester van de stichting Emmer Centraal Woning-
beheer, aan welke stichting het beheer van de gemeente-
.1 ijke woningwetwoningen is toevertrouwd.

Salaris (inclusief AOW-compensatie)
t
f 13.206
1

– t 16.662,— (8 jaar), verhogingen). Aanstelling boven
het minimum is mogelijk. I.Z.A.-regeling. Verplaat-
singskosten volgens gemeentelijke regeling.

Voor de vervulling van deze vacature is vereist het
bezit van de akte- M.O. boekhouden of een daarmee
gelijkstaande hedrij fseconomische opleiding, technische
belangstelling en organisatievermogen. Ervaring in
gelijksoortige functie strekt tot aanbeveling.
Sollicitaties, met vermelding van referenties, dienen
voot 1 juli a.s. te worden ingediend hij burgemeester
en wethouders van Emmen.

Telkens en telkens blijkt ons weer,
hoezeer de nog steeds snel groeiende
lezerskring van onze uitgave

HOTEL
RESTAURANT

,3

tet Witte 2üaard”

Groenezoom 245

Rotterdam-Zuid -Tel. 192030

Bij de Nederlandse Unie van Schadeverzekeraars

i een functie van

Adjunct

secretaris

vakant.

Voor de vervulling van deze vakatre komen in aai-

merking economen en juristen met enige jaren ervaring

doch niet ouder dan 40 jaar.

Sollicitaties, welke vertrouwelijk, zullen worden be-

handeld, worden gaarne ingewacht l)ij de Algemene. –

Secretaris, p/a Riouwstraat ifl:- I.e ‘s-Gravenhage.

deze wegwijzer, speciaal voor de parti-
culiere belegger, wat inhoud, actualiteit
en objectiviteit betreft waardeert.
Dit heeft vele redenen: het bevat
wekelijks:

le Interessante (hoofd)artikelen, die
steeds actuele onderwerpen des-
kundig behandelen.

2e Een uitvoerig en levendig, bijna
dynamisch geschreven beursover-
zicht, de stemming goed weer-
gevend

3e Door een ieder te hanteren fonds-

analyses, volgens een eign prak-
tisch systeem, enig voor Nederland.

4e Een chronique scandaleuse, fair en
onderhoudend geschreven en uiter-
aard zonder sensatie.

5e Een leerzame vragenrubriek, ad-
viezen voor velen inhoudend.

6e Gegevens omtrent vele fondsen
(ook van incourante) telkens
wanneer hieromtrent iets te mel-
den vilt.

Wij zenden u op uw verzoek gaarne
gratis een 2-tal proetnummers ter
kennismaking.

Adm. Bel-Bel, Postbus 42, Schiedam.

IIitIIlIIIIlIIlIIIIIIIIIIIlIIIIItIIIIIIIIllIIIIIIIIlIIIIlIIIIIIIlIIlII

-.

Bij de Rijksdienst voot liet Nationale Plan zijn 1e

vervullen de functies van

HOOFD VAN HET BUREAU

AGRARISCHE AANGELEGENHEDEN en

HOOFD VAN HET BUREAU

INDUSTRIËLE AANGELEGENHEDEN

Deze functies omvatten het behandelen van de agra-

rische resp. industriële vraagtukken hij de studies en

alviezén op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling
in Nederland en het vertegenwoordigen van de Dienst

hij diverse contacten op nationaal en regionaal niveau.

Gevraagd worden academici (opleiding landbouw-

kundig ingenieur, resp. economie of economische

geografie) met ruime visie op de te behandelen vraag-

stukken en zo mogelijk met ervaring in planologisch

werk, in staat zelfstandig
01)
te treden en met goede

zin voor samenspel.

Salaris afhankelijk van leeftijd en ervaring.

El igenh. geschr. soli, onder no. 2-1151/7188 (in linker

bovenhoek brief en env.) aan’ het bureau Personeels-

voorziening v. d. Rijksoverheid, Prins Mauritslaan 1,

Den Haag.

..

.



1

‘S

1

s

E.-S.B. 13-6-1962

583

,

• –

4
1

0
<
*

Wat is de omvang van de

service die U met ‘Uw

reclamebudget rootof

klein – van Uw reclame-

bureau ‘koopt? Niet de

R OT

grootte van Uw budget,

[

maar de instelling van het

bureau dat U tot adviseur

kiest is bepalend voor de

serviceverIeningWelnu,de

service die U van Braun

EN KLEINE
$”

ontvangt wordt niet

meten naar het aantal nul-

en van Uw budget, maar is

precies zé groot om van

Uw campagne een succes

BUDGETTEN
te maken. Misschien in

sommige ogen een onzake-

• lijk standpunt? In onze

ogen echter de enige weg-

om goede campagnes te

creëren. * Braun is een

• full service teâm van 21

man. ‘ri ”Jong” bureau

• ADVIESBUREAU VOOR RECLAME

ERKEND ADVERTENTIEBUREAU


en nog steeds groeiende.

SERVICEBUREAU BRAUN N.V.

NIEUWE BINNENWEG 175

ROTTERDAM. – TELEFOON 54785

• 584

E.-S.B. 13-6-1962

120-01-8 aH

13

Markt
en onderneming.

Een verantwoor.d ondernemersbeleid houdt rekening met interne

• en externe factoren. Binnen de eigen organisatie zijn het o.a. inkoop,

productie, calculatie, verkoop, bedrijfsleiding. Invloeden van buiten

af zijn b.v. concurrentie, marktpositie, credieten, service, personeels-

gebrek. De ondernemer moet beide kanten kennen, coördineren

en in verantwoorde banen leiden.
01

Siemens levert als moderne hulpmiddelen in de organisatie electro.

nische en electro-mechanische systemen voor elk gebied van bedrijfs-

leven en overheid.

Siemens-Selex
installaties
organiseren
de interne informatiestroom

met de beproefde Siemens-verreschrijftechniek. De
Productograaf re-

gistreert automatisch productie, uitvaltijden, storingsoorzaken en

overwerk van productiemiddelen.
Telecollecta
legt werktijden, gereed-

schap- en materlaalvèrstrekking vast.

Slemens-Datex
is de techniek, die zorgdraagt voor
het
overbrengen

van
informatie via telecommunicatiekanalen.

Siemens Informatieverwerkende Systemen automatiseren de administra-

tieve
en
wetenschappel!jke routinewerkzaamheden en leveren exacte

gegevens voor de besluitvorming van deondernemer.

ri

NEDERLANDSCHE SIEMENS MAATSCHAPPIJ N.V.
POSTBUS 106 . s-GRAV ENHAGE -TELEFOON 183850
AELE € N VE RTEG E NWOO R 0 G NV VAN

SIEMENS&HALSKE AKTIENGESELLSCHAFT
BERIIN -MONCMEN

E.-S.B. 13-6.1962

585

ADVIEZENop
het gebied van de
MARKETING

MARKTONDERZOEK

R. H. HAENTJENS

VERKOOPPLANNING

marketing consultant

VERKOOPTAKTIEK

REKLAMEBELEID

Heliotrooplaan 258 – Den Haag – Telefoon (017) 37 16 84

haak gebruik van

de rubriek

VACATURE
S

voor het oproepen van sollicitanten voor leidende

functies. Het aantal reacties, dat deze annonces
ten gevolge hebben, is doorgaans uitermate be-

vredigend; begrijpelijk: omdat er bijna geen

grote instelling is, die dit blad niet regelmatig

ontvangt en waar het niet circuleert!

ID 1111111111

waar u heengaat

de

gaat metu mee!

V
minifon, de haniige

zokdicteermachine

van 8 ons,

die – dank
zij
werking

op batterijen,

autoaccu of lichtnet –

overal paraat is.

thans in 3 modellen:

Attaché
voor dictaat

onderweg of op kantoor;

Speciaal
voor ononder-

broken opname tot 5 uur

Hifi
ook voor perfecte

muziekopname
(tot 12.000 Hz.);

t-
Vraag prospectus

kantaaiiriacftines
17.11

en virmeld a.u,b. het

model waarin u belang

stelt.

ROTTERDAM, Goudsesingel 108. tel. (010) 120196 AMSTERDAM, Keizersg;acht 480. tel. (020) 33898 HENGELO, Enschedesestraat 39. tel. (05400) 8565

586

E.-S.B. 13-6-1962

RAIFFEISEPIBAIIK

DE SPAARBAMK

MET VOLLEDIGE BANKSERVICE

U vindt die bankservice bij.. 860 vestigingen,

welke aangesloten zijn bij

de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrech.
Een sterke bank.

Met ruim 3 miljard aan ineIegde spaargelden.

Betalingen gaan per bankgiro veilig,

vlug en gemakkelijk door heel Nederland.

S

E.-S.B. 13-64962

S

587

E.-S.B. 13-6-1962

Auteur