Ga direct naar de content

Jrg. 24, editie 1202

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 11 1939

11 JANUARI 1939

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch,,Statistische

‘Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID,FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

24E JAARGANG

WOENSDAG 11 JANUARI 1939

No.
1202

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P.
Lieftinck;
N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H. M. H. A. van der Valic (Redacteur-Secretaris).

M. F. J. Gooi – Adjunct -secretaris.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatwe.g.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nïjgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening

No. 145192.

Ahonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-St atis-

tisch Maandbericht f 5,— per- jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

BIz.

Jaarverslag Verzekeringskamer 1937 door
Prof. Dr.

A. 0. Holwerda …………………………….
22

De berekening der werkverruiming in het Plan-West-

hoif door Dr. J. J. Polak ……………………
24

Bestaat er een conjunctuur in de Vereenigde Staten?

doorDr. F. Pinner

………………………….
26

Een merkwaardige Indische ordening: de kapok door

J. F. Saccoû ……………………………….
29

Landverhuizing van Nederlanders naar omliggende

landen door Ir. R. A. Verwey ………………..
31

Meer caseïne en caseïne-wol in Nederland? door
Dr. J.

Ribinfeld
………………..
. -: ……………..
32

De statistiek in oorlogstijd door
Dr. W. K.
H. Fenilietau

deBrnyn

………………………………..
34

INGEZONDEN STUKKEN:

Monetaire conjunctuurpolitiek door
Dr.
G.
C. A. van

J)orp
met Naschrift van
A. J. W. Renand ……
36

Statistieken:

Groothandeisprijzen ………………………………….38-39
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten

………………37, 40

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
Wederom heef4 deze week het Pond Sterling de aandacht
getrokken. Trwiji in de eerste helft der week de steiniming
witerinate onigunstig bleef, is daarin inmiddels een radicale
wijziging gekomen. Flat ingrijpen van de iklonetaireauor-
teiten is de oorzaak van dieji omimekecr. En misschien
nog niet zoozeer de kracht en de intensiteit van de intar-
ventje, dan wel de meirbali-teit, die uit de jongste maatrege-
]Cdt
bleek. Alen was langzamerhand eraan gcavend geraakt
cle geleidelijke afbrokkeling van dec Sterlingkoers te be-
schouwen als iets ‘vauzelfspreikends, ‘volkomen’in de lijn lig-
-gend ‘van -de doelstelling der autoriteiten. Zoo herhaaldelijk
was de juistheid -van clie -visie gebleken, en zooseer vond zij ook haar notiveer-ing in de recente ‘internaitiona.le mo-
netaire ontwikkeling, clie liet nut van den Pondenval van
1931 meer en meer qroileni’atiseh had geinzaakt, dat de
daling, die sedert den ‘zomer 1938 doorsijpelde als logisch
werd aanvaard. De autoriteiten hebben vrijwel nimmer
iets ondej-nomen om den indruk weg teneimen, dat dc
onitwikkeuing hun weigevallig was, integendeel steeds
gretig ‘van de speculatieve activiteit gebruik gemaakt om
het Pond onder druk ‘te houden. –
Het spreekt vanzelf dat, soodra men het -gevoel kreeg,
dat er een keotering kwam in de opvatting der Engelsdhe
autoriteiten, dit een belaag-rijke invloed moest hebben,
vooral omdat vrij omvangrijke baisse’posibies in Sterling
waren opgebouwd. Hetzij onder druk van de Amenik’aan-
sehe regeering, hetzij om andere haar moveerende redenen
nu, heeft de En.gelsohe re-geerinig in de afgeloopen week
duidelijk gemaakt, dat -voor ‘het moment althans k iachrtige
tegenstand tegen verderen Pondend ruk zal worden geboden.
Wellicht begon’ men den indruk te krijgen, dat door dc
hand over hand toenemende kapi-taailbeweging uit Londen
er wel eens een moment zou kunnen komen, dat men de geesten, die men had opgeroepen, ‘niet meel- in de hand
had, en dat het wenschelijk was, voordat zulk een situatie
-iiitr’ad, de pas te markeeren.
Hoe dit zij, men heeft het duidelijk gemaakt, dat het
voor liet moment genoeg was. Reeds in de vorige week wa-
ron enkele indicaties in die richting daar vrbod van
rente-arbitrage, vermindering van goudibeleen-ing). Deze week, toen deze lauwe maatregelen niet afdoende bleken,
ging men verde…, dé voornaamste maatregel was ongetwij-
feld de gonidoverdracht door de Bank of Di ngJand aan het
.Egailisatiefonds.
DCCC
geste – imponeerend ook door den
omvang van het bedrag -, gepaard gaande aan een serie
maatregelen, die zelfs in saznenweilkin.g met centrale ban-
ken elders werden genomen, heeft de speculatie doen in-
zien, dat het dit keer ernst avas. Het resultaat ‘is niet uit-
gebleven. Baissedekkingen leidden tot een -vrij belangrijke
stijging van den contanten koers, terwijl ook de termijn-
notnei-ingen geleidelijk -verbeiterden.
Daarmee is ‘mnitussohen nog geen duurzame vraag naar
Ponden geschapen, en zoolang er geen kapitaal weer naar
Londen stroomt, bel eekeint dit dat permanent het tekort op
de betalingsbalans op den Pondoiskoers blijft drukken. In-dien de autoriteiten dat willen, kunnen zij echter dien druk
jaren weerstaan met de than’s Iin het gewçer ‘gebrachte
reserven.
Van de overige valuta’s waren Fransohe Francs hij
voortdniring ‘wint ‘gesteini’d; de ‘kapitaalreipatrieering houdt
nog steeds aan, zoodat de monetaire situatie wel zeer -ver-
beterd is. De Gulden was als regel iets la-ier, zoodat de
Dol’larnoteeiing langzaam iets ‘aan-trok:
De beleggiwgsmark-t, heeft -in de afgeloopen wcck zeer
weinig ‘getoond van ‘de gebruikelijke Jannaribeleggings-
vraag. Ondanks den overvloed aan lbesehilcbaar kapitaal,
komt er op de markt -van goudgerande uaarden weinig
beleggi-ngsvraag.

22

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Januari 1939

JAARVERSLAG VERZEKERINGSKAMER
1937.

Het Nederlandsche levensverzekeringsbedrijf, onder
toezicht van de bij de
Wet
van 1922 gecreëercle Ver-

zekeringskarner, vaart wel.
Dat is cle simpele conclusie, welke men uit het
lijvige boekdeel, dat het kort geleden verschenen ver-
slag van deze Kamer pci- ultimo 1937 vormt, zonder
aarzelen trekt.
En dat is geen nieuwe of onverwachte conclusie.
Ware niet een ieder daarvan overtuigd geweest, dan
had niet het verzekerd bedrag van 4.3 rnilliar’d einde
1936 tot bijna 4:6 milliard op 31 December 1937 kunnen
stijgen en dan bed men dit bedrijf in 1937 niet zoo

ongeveer het dubbele aan koopsommen (in overwe-
gende hoofdzaak voor het vestigen, van lij•frenten)
toevertrouwd als in 1936, nl. 70 millioen tegen 33
millioen. liet zal te zijner tijd wel nader blijken,
dat ook in 1938 het bedrijf het vertrouwen van
het publiek in minstens dezelfde mate bleef onder-
vinden.
Er is dus reden tot tevredenheid. Vraagt men of
het Staatstoezicht daartoe heeft bijgedragen, dan zal
ieder leveusverzekeraar volmondig met ja antwoor-
den. Niet alleen het feit, dat er toezicht is, is goed,
doch ook de wijze waarop de Kamer dit uitoefent is
goed. liet bewijs daarvan is, dat het publiek van deze
Kamer practisch nooit iets hoort of merkt, behalve
dan het periodieke, zakelijke jaarlijksche verslag van
haar werkzaamheden.
De wijze waarop de Verzekeringskamer van zich
kon doen hooren zou zijn het publiceeren van het z.g.
advies. Dit is haar stok achter de deur. Als de Kamer
bezwaren heeft, breng-t zij deze ter kennis van het
betrokken bedrijf en gaat het dan hard tegen hard,
dan doet zij dit in den vorm van het wettelijk advies,
dat, behoudens beroep door de betrokken maatschap-
pij bij de Kroon, bij niet opvolging openbaar gemaakt
ken worden.

* *
*

Nu gaf de Kamer in 1937 niet minder dan 10 ad-
viezen; één betrof een fonds, dat publicatie kon voor-
komen door zich tijdig door een sterkere broer te doen
overnemen en 9 betroffen het spaarkasbedrijf. Dit is,
moet men wel aannemen, dus een soort collectief
advies geweest. De spaarkassen zijn hiervan in beroep
gegaan en hebben gelijk gekregen; publicatie was dus
niet mogelijk. Men had hiervan dus nooit iets mogen
hooren, ja, eigenlijk niet eens dat deze adviezen dit onderdeel van het bedrijf betroffen. De Kamer gaat
in haar verslag echter zelfs nog iets verder: zij deelt
mede, dat deze 9 adviezen betroffen de verschuiving
van hypotheken van een afloopencie jaarkas naar jon-
gere kassen.
Het eenige wat nu evenwel aan publicatie ont-
breekt is nog maar de naam der negen betrokken. on-
dernemingen. Er zijn maar 7 nog exploiteereade
spaarkassen, daarnaast 6 die liciuideerende zijn, ter-
wijl 9 spaarkassen onder de warme vleugelen van een
der levensverzekeringmaatschappijen schuil gegaan
zijn. Raden naar wie van de 22 tot de besproken 9-
mstelingen behoort is dus niet gelijk het zoeken van
naalden in hooibergen.
Heel erg pleizierig is deze openhartigheid in het
jaarverslag van de Verzekeringskamer voor het spaar-
kasbedrijf niet. Er is, zoo blijkt, van hevoegde sijde
een aanmerking gemaakt. Dit betiof verschuiving
van beleggingen, iets dat, al mogehet in bijzondere
omstandigheden te verdedigen zijn, principieel niet
zonder gevaar is. Verschuiving heeft daarbij een tiiet gunstige klank; overneming, koopen, had al beter èn,
oppervlakkig geoordeeld, m.eei verd’edi’gbaar ge-
klonken.
Nu hebben cle protesteerencie spaarkassen in hoo-
gere instantie gelijk gekregen; gelijk krijgen is echter

nog niet altijd gelijk hebben, zegt de goe-gemeente.
M.a.w. onze nieuwsgierigheid is allerprettigst bevre-
‘digd, doch men had ons dit pleiziertie toch beter
maar niet moeten gunnen.
Nu is het spaarkashedrijf maar een klein onder-
deel, beter gezegd c’en klein zijlijntje, van het levens-
verzekeringsbedrijf, al heeft dit dan nog altijd een
goede 134 duizend polissen loopen met rond 77 mil-
lioen ingeschreven spaarbedrag, en een spaar-tegoed
van rond 30 millioen. Van meer belang is het levens-
verzekeringsbedrijf zelve. Dit wordt uitgeoefend door
66 hinnenlaridsche, 11 buiteniandsche maatschappijen en 92 begrafenisfondsen.
Hiervan zijn ook al weer de begrafenisfondsen niet
erg belangrijk; alle tezamen hebben zij maar 22 mil-
lioen vari de 43′ milliard verzekerd.
Van bijna even weinig belang zijn de buitenland-
sche maatschappijen, die hier nog exploiteeren (het
zijn er intusschen al weer minder dan 11 gew’orclen).
Als wij Indië niet als buitenland rekenen, hebben zij
alle tezamen einde 1937 rond 30 millioen verzekerd,
nog niet 1 pOt. van het totaal hier te lande ver-
zekerde bedrag.
Belangrijker is dan nog in vergelijking hiermede
het bedrag, dat Nederlandsche maatschappijén in het
buitenland hebben verzekerd; Indië wederom niet als
buitenland heschouwend is dit ongeveer 4 pOt. van
wat er in totaal verzekerd is. Wij exporteeren dus
momenteel meer levensverzekeringen dan wij impor-
teeren, al blijft zoowel ex- als import quantité négli-
gable.
Verreweg het grootste deel’ van de levensverzeke-
ring in ons land wordt dus gedragen door
,
de 66 bin-
nenlandsche maatschappijen, waarbij men dan eigen-
lijk nog één groote Indische moest rekenen, die in
het verslag van de Verzekeringskamer als buitenland-
sche voorkomt. Van de genoemde 66 zijn er evenwel 57 die de 100 millioen guldens verzekerd bedrag niet

halen.
•De resteerende 10 groote maatschappijen (9 Neder-
landsche en 1 Indische) hebben van de 4.6 milliard
niet minder dan 3 milliard verzekerd, dat is rond
%de gedeelte. De genoemde 66 Nederlandsche maat-
schappijen echter zullen wij, in navolging van wat de
Verzekeringskamer in haar jaarverslag doet, voor
wat volgt, als kenmerkend voor het bedrijf be-

schouwen.

* *
*

Deze 66 hinnenlandsche maatschappijen hebben te-
zamen een vermogen van rond ii milliard, dat rente-gevend belegd moet worden. Het is belegd ak volgt.

Vercieeling van de beleggingen aller 1evenverzekerinig-
maatschappijen.

1935
1

1936
1

1937

0,62 o/
O

0,67

0
/0
0,83

0
/0
Landerijenbezit …………
4,19
4,56
7,26
Gebouwenbezit …………
Landerijenhypotheken ……
6,63
5,78
5,10
iluizenhypotheken ……..
34,09

,,
31,04
29,30
Aandeelen
…………….1,83
2,76
3,26
Binnen!, obligaties ……..
18,08
12,86
Buiteni.

,,
4,07
4,36

,,
4,18
Leeningen schuidbekentenis

..

19,06

,,
21,69
26,92
Polisbeleeningen ……….

..
.
7,35

6,91
6,18 5,56
edeponeerd in geld (herv.)
0,55
0,55
0,51
Andere beleggingen …….
3,80

..

3,47
3,45
Loopende rente ………..
..
0,90

,,
0,86
0,77
..

100,

°!o

100,_
0/

100
1

0
/o

Dit staatje is een bron voor vele en velerlei be-
schouwingen. Hypotheken en oblighties loopen rela-
tief terug; hypotheken omdat zij niet te krijgen zijn, goede bedoelen wij; obligaties omdat zij, hoewel te
krijgen, niet aantrekkelijk zijn, gezien de koersen en/
of de kwaliteit van menigen dehiteur. De leeningen
op schuidhekentenissen nemen in hoofdzaak de open-
gevallen plaatsen in.

11 Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23

Weinig beteekenenid zijn nog altijd de aandeelen
en de huitenlandsche obligaties. Wat de buitenland-

sche beleggingen betreft kan men in dit verslag der
Verzekeringskamer nog de navolgende interessante
gegevens vinden, nl. daar waar zij onderzocht of er
hij alle maatschappijen wel een voldoende valuta-

evenwicht is tusschen verplichtingen en bezittingen.
Voor dit onderzoek, dat trouwens volkomen bevredi-
gend uitvalt, moesten de beleggingen naar buiten- en
hinnenlandsche gesplitst worden. Dit levert het na-
volgend overzicht.

i3c]eggingeti
in iii
iii menen Guldens, ultiano
1937.

Vast goed

Hypo-

Schuld-
1
Polis-
1
Aandeelen Obligailes

bekent. j leening
Iheken

i3uitenlandsche
anaa4suhappijen niet buirtenlaiadsuhe portefeuille.
,,

zondcr
alle maatschappijen.

2,5

4,3

i

3,7

30,5

1 2,9
0,2

1

1

20,8

1
0,4
r.

2,7

4,3

7,0

1

51,3

Binnenlanclsche,
alle inaiutsehappijeii.

96,6

1
418,0

1

32,9

1
157,9

1
330,5

165,0

Totaal
der belegginge ii aller inaatsch appijen.

99,3

1
422,3

1

39,9

1
209,2

1
330,5

168,3

u:ieru.it blijkt dat, zooals te verwachten was, alleen
cle maatschappijen met bu itenlandsch bedrijf, beleg-gingen van ee.nige heteek-enis in het buitenland heb-
ben. Zij ook alleen hebben, door hun vestigingen
aldaar, een zekere keus. Niettemin is toch ook door
hen ‘de buitenla.udsche obligatie hiijkbaai- de meest
gezochte; voor wie geen vestiging elders }ieeft,, is de
keuze tot ter heurze verhandelhare waarden, en daar-
van in overwegende hoofdzaak de obligatie, welhaast
vanzelfsprekend beperkt. Als men, bedenkt, dat de
buitenlancisehe beleggingen van de maatschappijen
met filiaal aldaar voor verreweg het grootste deel
verplichte beleggingen zijn, omdat men daar in de-
zelfde valuta verzekeringen sloot, dan blijft er als
vrijwillig genomen buitenlancische heleg’ging maar
bitter weinig over. Langs dezen weg wordt de beleg-
gings-puzzie dus
niet
opgelost.
Rest: het bezit aan vaste goederen; land en gehon-
‘en tezamen steeg dit in twee jaar vati bijna 5 pOt.
tot ruim 8 püt. der beleggingen. Nog altijd dus is dit een onderdeel, maar toch langzamerhand e,-n in be-
teekenis toenemend onderdeel. Ultimo 1937 was aldus
belegd voor bijna 100 millioen Gulden; de Verzeke-
ringskamer verwacht, dat dit ultimo 1938 tusschen
de 140 en 150 millioen zal liggen. Al hebben de in-
koopen hij executie van hypotheken aan deze stijging
medegeweakt, hoofdzaak is dat niet. Dat waren cie
vrijwillige aankoopen, de eigen bouw.
Het is wellicht het beste om woordeiijk te citeeroi
wat de Verzekeringskarner van dit verschijnsel, dat
wel niet alle, maar dan toch een groot deel der maat-
schappijen betreft, zegt.

,,De vermeerdering van het vaste goed is dus in
overwegende mate niet het gevolg geweest van het
streven, om hij liquidaties van i,ypothecaire vorde-
ringen nog te redden wat te redden viel maar het
gevolg van een welbewuste politiek om de beleggin-
gen voor een belangrijk deel te zoeken in het vaste
goed. Als voornaamste motief zal daarbij dan gegolden
hebben, dat beleggingen in obligaties en hypotheken
door dan voortdurend dalencien rentetand veel van
haar aantrekkelijkheid hebben verloren en men van
vast goed een hooger rendement verwacht. Zeker is,
dat bij belegging in vast goed veel zal afhangen van
de keuze der objecten en van de kennis van zaken,
die men reeds heeft of in staat is zich te verwerven,
in het bijzonder wanneer men niet slechts huizen

koopt, maar ook zelf gaat bouwen. Ook zal van ge-
wicht zijn, dat men, zelfs bij ee.n goede keuze en bij
de vereischte kennis van zaken, bij vermeerdering
van het bezit van vaste goederen niet over de schreef
gaat en eenzijdig een te groot belang hij vaste goe-
deren krijgt, vooral wanneer dat belang op andere
wijze, door het bezit van hypothecaire vorderingen,
reeds groot is.”

,,In elk geval zal men., meer dan zulks tot dusver
het geval was, er op bedacht moeten zijn, dat geregeld
taxaties plaats hebben en dat afschrijvingen geschie-
den, welke met clie taxaties in overeenstemming zijn.
Ook zal het zeer gewerischt zijn, dat clie afschrijvin-
gen intern in eene exploitatierekening opgenomen
worden, opdat men zich rekenschap geve van de wer-
kelijke resultaten van den aankoop van vast goed in
tegenstelling tot het rendement, dat men verkrijgt,
door berekening over de tegenwoordige halan,swaarde,
w’aarhij de gedane afschrijvingen reeds in aftrek zijn
gebracht.”

Bij dit advies, duidelijk en uitvoerig, moge het hier
blijven.. Het is wellicht het beste aldus samen te vat-
ten: quod heet Jovi, non heet bovi en Jupiter zelf
moet voorzichtig zijn. Een kapitaalbezitter, die beleg-
gingen zoekt, zooals en omdat ,,iedereen dat thans
immers doet”, komt niet zelden bedrogen uit.

* *
*

Zoo zou men uit dit uiterst belangwekkende jaar-
verslag nog zeer veel wetenswaardigs kunnen opdie-
pen. Om echter van den aandacht van den lezer niet
te veel te vragen, zullen wi.j het hierbij laten en em-
clige.n met vernielding van het resultaat van dit alles. Dit resultaat is: de rente, welke de ieve.nsverzekeraar
tenslotte van zijn beleggingen weet te maken. Dat
was, alle beleggingen tezamen genomen in:

1933

………………
4.84
pOt.
1934

………………
4.77
1935

………………
4.63
1936

………………
4.58
1937

………………
443

en het zal zijn in 1938: wederom niet onaatim.erkelijk
minder. Dat is geenszins een ramp, want ijitimo 1937
was cle gemiddelde benoodigde rente van de premie-
rese
r
re 3.58 pOt., dank
zij
cle geleidelijke omrekening
dier reserve van 4 op 3i’ pOt., ten deele zelfs o.p
3 pOt.

Doch daar het mes maar aan één kant kan snijden,
hangt met deze geleidelijke versterking der premie-
reserve samen, dat de overige reserves niet meer van
heteek-enis stijgen; einde 1937 bleven deze voor het
geheele bedrijf op dezelfde 101 Lnillioen staan, waar zij ook een jaar te voren stonden. Tegenover een pre-
miereserve van 1162 millioen is ‘dit trouwens ook nog
een heel aardig cijfer, al zal er dan ook ee.n groote
hal) uit deze reserves genomen worden, als eenmaal
de re.ntevoet weer stijgt cii dus de effectenkoersen
dalen.

Stijgt echter de rente en komt er weer een tijd van
dalende premiën in plaats van de stijgende van van-
daag, dan zal men zéé verheugd zijn, dat alle verdere
begeleidende verschijnselen, ook al zijn deze onpret-
tig, gaarne op dan koop toe genomen worden. Dat
zal ons niet uit het veld slaan!
Een bedrijf dat einde 1937 nog zoo sterk staat en
dat zich zoo heeft weten aan te passen, laat zich,
wat ook de toekomst nog moge brengen, vanzelfspre-
ked niet gauw uit het veld slaan.

Dr. A. 0.
ET0LwERDA.

24

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

ii Januari 1939

DE BEREKENING DER WERKVERRUIMING

IN HET PLAN-WESTHOFF.

Voor een gefundeerd oordeel omtrent de wenselijk-
heici van een versterkte ‘uitvoering van openbare wer-
ken is kennis van de gevolgen, die deze werken met
zich mee brengen, vereist. Deze effecten, voorzover
van economische aard, lenen zich voor een – zij het
niet geheel nauwkeurige – berekening. Het ,,Plan-
Westhoff”
1),
evenals vroegere geschriften welke voor
uitbreiding der openbare werken pleitten
2),
bevat
dan ook zulk een berekening. Het kan van belang
zijn, deze jongste Nederlandse berekening nader te
beschouwen en haar met vroegere te vergelijken.

De nieuwe eleni,enten in de berekening van Ir.
Westhoff.

Men kan het onderwerp van deze berekningen als
volgt indelen:

De samenstelling van de waarde dei- verrichte
werken uit lonen, materiaalkosten, enz.

De besteding van de bedragen, ontvangen ou-
der 1.

De verdere doorwerking tengevolge van herhaal-
de besteding.

Het ligt voor de hand, dat Ir. Westhoff vooral met
betrekking tot het eerste punt tot nieuwe resultaten
kon komen. Uit het zeer omvangrijke en gedetailleer

de materiaal, in verband met de werkverschaffiug in
Overijssel en Gelderland gedurende vele jaren ver-
zameld,’ zijn de verschillende kostenelementen (arbeids-

lonen; andere kosten, bijv. voor schuilketen, kraiwa-
gens, hemesting) berekend per ,,eenheid” werkver

schaffing: de aanleg van 1 km rijwielpad, de ontgin-
ning van 1 ha heide tot bos, euz. Door deze kosten
per eenheid te vermenigvuldigen met het aantal een-
heden der verschillende objecten, dat in de beide ge-noemde provincies in 1937 in werkverschaffing werd
uitgevoerd (in totaal voor een bedrag van ruim 10 millioen gulden), wordt een beeld gegeven van de
kostenopbouw van de totaliteit van deze werken; een beeld, dat tevens representatief geacht wordt voor de werkverschaffing in het gehele land.

Tabel 1

Samenstelling van de uitgaven voor
werkverschaffi ng, in procenten.

Aard der uitgaven
Totaal
Werk-
Iversch.
loon
Vol
loon
Winst

salaris)

Geense-
t
cundaire
koopkr.
schepp.

Directe nitgavea:
79
Werkveoschaîf.ionen
62
Andere lonen(geschoolde
arbeid)
5.5
Niet-arbeiders inkomen
3
Bedragen, geheel besp.
(vfll,

sociale verzek.)
8.5
Indirecte ‘uitgaven:
Goederen

en

diensten
van andere bedrijven
21
Daarvan:
Lonen

50.1 o/
10.5
Winsten, ed.
25.4
0
/s
5.5
Import

22.5
o/


4.5
Soc. Verz.

2

of.
0.5
8.5
13.5

(Uogevens van deze tabel, evenals van dc volgende, ont-
lccnd aan Ir. Westhoff, ‘tap.,
bIs.
234-258.
De rbotaie
uitgaven zijn gevonden als de som van
f 6.488.000
,,direote
lonen” (blz.
240) + f4.276.000
,,indirecte werkverrui-
oning”
(blz.
237) – 472.536
x
f 0.72 (72
al.
per man-
w’cek ,,direete werkverruiniinig” wegens uitgaven dr te-
werkgesteiden voor kleding, fiets en schoppen – bis.
238).

i) Ir. J. Th. Wenthoff, ,,De directe mogelijkheden der
wcrkverschaffinig bij de werkloosheidsbestrijding”. (Zwolle,
1938).
2)
Bijv., in Nederland, d’ie van Ir.
A.
N. van Miii,
H. Reuchli’n; eveneens het Plan van de Arbeid.

Met betrekking tot do besteding van de op deze
wijze uitbetaal.de
bedragen analyseert Ir. Westhoff
bovendien het loonpercentage in de materiaalkosten;
hij komt tot het resultaat, dat dit over het geheel’

overeenstemt met het loonpercentage in de gehele
Nederlandse productie: 50 pOt.
Voor het overige echter – het verdere gedeelte
van deze hestedingsanalyse en de berekeningen t.a.v.
de verdere dooi-werking van deze uitgaven – worden in hoofdzaak de schattingen van Reuchlin
3)
gevolgd.

Overzicht va.n de berekeningen van Ir. Westhoff.

De groeperingen en hergroeperingen, die Ir. West-
hoff voor zijn cijfers kiest, zijn noch gebruikelijk
4),

noch gemakkelijk te volgen
2).
Doör zijn gegevens uit
te drukken in procenten van de totale kosten kan
men, naar ik meen, eenvoudiger de interessante pun-
ten naar voren laten komen, zoals in Tabel 1 is ge-
schied. In dit overzicht kunnen tevens de primaire
uitgaven gerangschikt worden naar de verschillende
mate, waarin zij naderhand secundair werkverr’uimend
werken.
Oprnerke]ijk is het hoge loonpercentage: 67.5 1)Ot.
directe lonen, en 78 pOt. Voor totale lonen; dienten-
gevolge zijn de percentages voor winst en import he-
langrijie onder het gemiddelde van de gehele Neder-
landse productie.
In hoeverre leiden de bedragen van elk dezer ko-
lommen tot secundaire werkverruirning? Aan de hand van de cijfers van Ir. Westhoff kan voor de
lonen de volgende tabel worden samengesteld:

Tabel II

Besteding ”aji het loon, in lrocenten.

VT
er
k
ver

schaffings-

Vol loon
loon

1
Gemiddeld weekloon ……..
s
f 14,15
100
0/
f
20 18

100

i,

Anders ontvangen steun, etc.
71

,,
1
Oneontroleerbare

inkomsten,
42

11
4
0
/0
van de steun
3

,,
J

Kosten schoenen, kleding, fiets
5

Beschikbaar

meer-inkomen
21
0/
58
o/

T.Jitgav. niet-werkverruimend:

Contributies, e.d.,
8
0
/0
van
8
8
l
oon ………………….

Indirecte belastingen,
lOo/
0
van het overige
1

,,

5,,

Rest

12
0/

J

45 °o

Kosten (zie boven)

5 °Io

Totale koopkrachtscbeppende
besteding ……………..
,

17
0
/
0

45
0
10

Het blijkt, dat de inkomsten, die de tewerkgestelde
bij de werkverschaffing boven de steun ter vrije be-
schikking krijgt, slechts gering zijn: rond 21 pOt. van

f
14.15, of
f
2.91.
‘Toor de post ,,winsten” worden, in navolging van
Reuchlin., de uitgaven op 35 pOt. van de inkomsten
geschat. De laatste kolom van Tabel 1 levert, naar
zijn aard, geen verdere werkverruiming op.

3)
,,Wei’verruim’iug……, Ned. Econ. Inst., No.
12.
) Doordat – helaas! – ,,de definities….op sonunige
punten afwijkingen vertonen met datgene, wat als alge-
meen geldend wordt aangenomen in de h,ieronitrel,t be-
staande, en op dit punt allerminst eenslu’idende
(9),
lite-
ratuur” (tap., blz.
231).
5)
Men zal bijv. niet licht op liet idee kmn, dat het
bedrag voor ,,Totale bijkomende kosten”
niet
‘gelijk is aan
de som ‘van de
14
‘voorafgaande bedragen voor ,,indirecte
werk’verruiining” (b1z.
256/7).

11 .Ianuaei 1939

EÇONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25

De eerste phase der secundaire uitgaven kan nu he-

paalcl worden door cle vermenigvuldiging van cle per-
centages der kolommen in Tabel 1 met cie Ilorcen

tages, (lie daarvan seuunda.ir besteed worden:

Tabel iii

,

II
i3e rekening secundaire bes’tecl n’g, eerste pha:scH

62
0/0
X
0.17
1
.4″ 10.56/»”
16

oj X 0.45

.. 7.2
0
/0
8.5
0/0
X
0.35 =
3.0
0
/0
13.50/X

0 =

00/
0

100

o/

20.7
0
/0

Deze 20.7 ‘pOt. w’orclt uitgegeven aan een veelheid
van goederen, waarvooi de samenstelling in lonen,
enz. volgensde Nederlandse productie wordt aan-
genomen (vgl. Tabel 1):

Tabel IV
50.1 o/o
X
0.45
6
) = 22.5
0/
25.4
0/
X
0.35 . = 8:9
0
/0
24.5
O/
X
0 = 0
0
/0

100

0/

31.4
0
/0

De tweede secundaire golf bedraagt derhalve 0.314
X 20.7 pOt. van het primair uitgegeven bedrag. Voort-
cetting van dit proces volgens een meetkundige reeks
levert, als bekend:

1 -0.314

20.7 o/ = 30.2o/,

zodat de ,,muitiplier” – de verhouding tussen ‘totale
en primaire productie – voor deze werken 1.30 zou
bedragen.
Ir. Westhoff vond een
soortgelijk
getal, 1.40: ul.
1 plus de verhouding
secundaire + indirecte uitgaven

directe lonen
waarbij:
directe lonen
alleen werkverschaffingslonen om- vatten en niet de lonen van geschoolde arbeiders:
indirecte uitgaven
derhalve te hoog zijn opgeno-
men, en bovendieifi nog een bedrag bevatten, dat veel-
eer onder
secundaire uitgaven
thuis hoort (uitgaven
der tewerkgestelde arbeiders voor schoenen, enz.).
Weliswaar is er geen principieel bezwaar tegen het
gebruik van verschillende verhoudingscijfers om de gevolgen van openbare werken aan te geven – maar
het is wel zeer onpractisch: een omslachtige bereke-
ning is nodig aleer men de cijfers vergelijkbaar ge-
maakt heeft
7).

De waarde 1.30 die wij, Ir. Westhoff vrijwel op de voet volgend, als multiplier gevonden hebben, is een
uitgaven-, een productiewaarde-inulti plier.. Hiernaast
kunnen dezelfde verhoudingscijfers voor de loonsom
en de werkgelegenheid gesteld worden:

Tabel
V

Multiplier

Uitgaven
…………………………..1.30
Loonsom
1)
…………………………1.20

Werkgelegenheid
2)

………………..
..
1
.
15

78
pCt. van ‘cle ‘primaire uitgaven;
50
pCt. van de
secuisdaii re.
Werkverschaffiugsloon
70
pCt. ‘van gemiddeld vol loon.

Het blijkt, dat elk cijfer uit Tabel V lager is dan
het voorgaande, doordat in de werkverscha.ffing lo. een groter percentage van de totale kosten, aan loon

0)
ir. Wcs’bhoff neemt
0.44,
wellicht een afrondingsver-
schil. Het percentage moet in elk geval gelijk zijn aan
dat, gevonden in Tabel II.
7)
Dezelfde, weinig duidelijke, beschrijving vindt men
bijrv. ook in een recent artikel van den ‘heer Meyer de
Vries (,,Enige grote objecten”,
E.-S.B., 28
Dec.
1938, p.
985),
waar het bedrag, dat volgens de gebruikelijke om-
schrjviosg de directe lonen vormt, gevonden moet worden
als de som van
,,f
750.000
aan arbeidsionen voor tewerk
Le stellen arbeiders” + ,,De z.g. bijkomende kosten.’bedragen

f
200.000.
In dit bedrag is, naast de kosten voor mate-
rijaln, e.d., ook nog een bedrag aan aibe1dslonen voor
ge.
sohool’de arbeiders begrepen…..

gaat,,en 2o. de lonen per hoofd lager zijn clan in de
overige

der
Ne landse prod uctie.

Eertige critische opmerkingen.

Zijn de berekeningen van Ir. Westhoff als juist te aanvaarden? Met betrekking tot het eerste gedeelte,
de verdeling van de uitgaven bver verschillende kos-
tenelementen, kan men moeilijk beter fundering noch
omvangrijker docu.men-tatio verlangen. Het is een uit-
breiding van de kennis over dit onderwerp.
In de bewerking evenwel van dit uitstekende cij-
fermateriaal schijnt heel wat minder arbeid geïnves-
teerd: zij: is direct aan Reuchlin’s publicatie ont-
leend. Deze ietwat disproportionele behandeling brengt
met zich mee, dat het eindresultaat n.m.m. niet het
beste is, dat met de huidige kennis omtrent het Ne-
derlands economisch leven kon worden bereikt. Voor-
al met betrekking tot twee punten lijkt correctie
noodzakelijl.
In, navolging van, een onnauwkeurigheid bij
Reuchiin wordt aangenomen, dat arbeiders, die werk
hebben gekregen, uit hun additionele inkomen 8 pOt.
vau hun
totale
inkomen aan contributies, enz. (dus
niet werkverruimd) besteden; voor de werkverschaf-fingsarheiders komt dit uit op
f
1.13 van hun
f
2.91!
Dit moet echter zijn: 8 pOt.
8)
van hun
additiortele
‘inkomen.

Reuchlin schatte dat 60 pOt. van de netto-winst
wordt besteed aan kapitaalgoederen en consumptie-
goederen der m.eergegoeden
9)•
Hij vermindert ech-
ter, naar ik ‘meen ten onrechte, de post in het na-
tionale inkomen ‘,,salarissen boven
f
3000
2
vaste en
fluctuerende renten” met 40 pOt. wegens constante
kosten (t.a.p., hlz. 35/6 en 58/9) en reduceert derhalve
de 60 pOt. op 36 pOt. Ir. Westhoff heeft dit cijfer,
afgerond op 35 pOt., overgenomen. Op grond van het
bovenstaande is echter 60 pOt. het juiste èijfer.

Brengt men deze twee correcties in de bovenge-
geven berekeningen (vgi. Tabellen II tot V) aan, dan
komt men tot de volgende resultaten:

Tabel Ila

1
Werkv. Vol
1
Winst

loon

loon

Totaal der koopkrachtscheppende

uitgaven
…………………..22
0/

48 o/

60
0/

Tabel Ilia

62
O/
>< 0.22 = 13.6
O/
16
/0
X
0.48 = 7.7
0
/a
8.5
0/0
X
0.60 = 5.1
0
/0

13.50/0>< 0 =
00
10

100 0/

26.4 %

Tabel IVa

50.1 0/o
>< 0.48 = 24.0
0/
25.4
0/
X
0.60 = 15.2
0/
24.5
0/
X

0 =

0
0/

100

0
/0

39.2 o/

1-0.392
=

De schatting van S
pot.
is tâsnel ijik ruw. Het valt
op, dat Ir. Westhofî de latere, en meer verfijnde, analyse
van cle besteding van additioneel inkomen, die Jll. het Plan van de .Arbeid wordt gegeven
((blz. 192,
enz.) stilzwijgend
voorbijgaat.
Tap., bIe.
59.
Deze schatting wordt merkwaardig be-
vestigd door de ‘statistische onderzoekingen van Prof. Tin-
bergen (Prae-advies Ver, voor Staathu’ishoud.kuncle ee Sta-tistiek,
1936),
waaruit blijkt dat een wiiistvermecr:deriing
leidt tt:
een
r
erIneer
d
ei
..i.
ng
der investeringen ter grootte van
51
‘pCt. van de
winst;
een ‘ve’rmee’rdering van het uitbetaal’de niet-arbeider’s-
inkomen ter grootte van
68
pOt. van de winst, waarvan
13
pCt., dus 9 pOt. van ‘de winst, ‘wordt besteed voor
consumptie.

26

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11
Januari
1939

waaruit volgt:

Tabel Va

Multiplier

Werkv. obj.J

Andere objecten

gegevens van Plan v. d.
Westhoff
1)

Arbeid
2)
Tinbergen3)

Uitgaven

1.43

1.64

1.50
Loonsom

1.28

1.64
Werkgelegeub

1.21

1.64

1.42

1.56

Met inachtuemiug der genoemde correcties.
Vgl. ,,Publieke Werken
als vorm
van Conjunctuur-
politiek”, blz.
19.
Cijfers bawust iets onderschat, vgl. Plan,
blz.
62.
Berekend op grond van cijfer’s uit Prof. Tinbergens
hcovengenoesnde publicatie. (Details: J. j. :pik, .,Intcrna-
tiona.l Propagation of Business Cycles”, te verschijnen in
Rev. of Econ. Studies, Febr.
1939).

In de laatste Tabel zijn een aantal cijfers, berekend
op grond van het Plan van de Arbeid en Tinbergens
Praeaidvies, toegevoegd. Vergelijking is thans moge-
lijk
10)

De drie werkverruimingsrnultipliers, berekend voor
,,andere objecten!’, stemmen bevredigend overeen in
een waarde van ongeveer 1.5
â
1.6 (laatste drie ko-
lommen). Dit geeft ook vertrouwen in het cijfer
1.21, berekend als werkverruimingsmultipïier voor
cultuurtechnische werken. Hoewel dit gecorrigeerde
cijfer merkbaar hoger is dan dat, berekend in Tabel V
(1.15)
33),
blijkt het toch zeer laag te zijn, aanmerke-
lijk lager dan voor andere openbare werken. Dit
vloeit voort uit het hoge loonpercentage en de lage
loonvoet der werkverschaffing.

Conclusie.

Bevat deze lage multipiie:r een economisch argu-
ment tegen de uitvoering van openbare werken in
werkverschaffing, of van werken op het gebied der
cuituurtechniek als objecten van werkverruiming? In
andere woorden: zou bij besteding van 1 millioen gul-
den voor een willekeurige uitbreiding der Nederland-
se productie njéér werkverruiming ontstaan dan hij
besteding van ditzelfde bedrag voor werkverschaf-
fingsobjecten?

Tabel VI
Gevolgen van de besteding van
f
1.000.000 aan

Werkve rschaffi ng

Andere
Werkversch.

Vol

productie
loon

I
loon

Loonsom

…………
0/
62
16
50
Loonsom …………..
f
620.000
160.000
500.000
Weekloon

…………
f
14,15
20,18 20,18
Werkverruiming, manw…
43.700
7.900
24.800
Werkgelegenh. inultiplier
1.21
1.64
Tot. werkverruim., manw.
62.400
40.700

Uit Tabel VI blijkt, dat deze vragen
ontkennend
beantwoord moeten worden: hoewel in het geval van
werkverschaffing de werkgel egenhei ds-multiplier
klein is, is de totale werkverruiming ongeveer 1
maal zo groot als bij een uitbreiding der gemiddelde
productie: hoe hoger het bedrag besteed aan directe
lonen, des te groter de totale werkverruiming.

Dr. J. J.
POLAK.

10)
Allerlei kleinere verschillen in dc berekening worden
hier verwaarloosd.
il) Bij -vergelijking der cijfers
1.21
en
1.15
moet men
rekening houden met het feit, dat- de
1
in beide gegeven
is, en dat de berekening dus als resultaat oplevert res-
pectievelijk 1 + 0.21 en 1 + 0.15; op deze wijze blijkt,
dat de correctie inderdaad
40
pOt. bedraagt.
Het verschil blijkt ook duidelijk hieruit, dat het door
Ir. Westhoff berekende cijfer
1.40
door onze correoties on-
geveer 1.50 zou bedreigen.

BESTAAT. ER
EEN CONJUNCTUUR

IN DE VEREENIGDE STATEN?

Een ‘analyse van den economischen toestand in. de Vereenigde Staten gaat door het wisselend aspect der
conjunctuur met moeilijkheden gepaard.
Immers de in ‘den herfst van 1937 begonnen ach-
teruitgang in de conjunctuur is in Juni van dit jaar
even plotseling opgehouden en heeft sedertdien plaats
gemaakt voor een snel herstel.
Twee vragen doen zich thans voor.
Ten eerste: Heeft de opgang der conjunctuur in
1937, die onderbroken is door verkeerde credietma-
nipulaties en een aanvechthare economische politiek,
zich weer voortgezet, nadat deze euvelen voor een be-
langrijk deel uit den weg geruimd zijn?
Ten tweede: Is de structureele depressie, die al
sinds 1929 aan den gang is, andermaal door conjunc-
tuurheïnvioeding – staatsinterventie en pump-pri-
ming – onderbroken?

Onzekere beoordeeling van cle conjunctuur.

De recession in 1937 werd aanvankelijk niet als
zoodanig begrepen; langen tijd twijfelde men zelfs aan
het bestaan van een teruggang, evenals men in den
zomer van 1938 niet geloofde in het snelle herstel van
de conjunctuur. Dit wantrouwen in het herstel duurt
in bepaalde kringen tot op den huidigen dag voort. Voor den conservatieven, econoom opende in 1937
juist de sterke vermindering der Staatsuitgaven de
mogelijkheid van een sluitende begrooting en daar-
mee van een goede basis voor een gunstige conjunc-
tuurontwikkeling. Daarentegen gaf het nieuwe uit-
gavenprogramma van April 1938, ten bedrage van
43 milliard Dollar, aanleiding om aan den gezonden
grondslag van een herstel in dit jaar te twijfelen.
Men meende, dat deze methode, na vier jaar van eco-
nomisch experim.enteeren – hetgeen tenslotte toch
verkeerd uitgeloopen was – wel afgedaan had en
niets meer zou kunnen uitrichten. Slechts de spontane en aanhoudende beurshausse,
welke midden Juni inzette, vermocht dit wantrouwen
in ruimen kring te overwinnen.

Dc structureele crisis werkt door.

Tenslotte komt men tav. den economischen toe-
stand in de Vereenigde Staten tot de volgende con-
clusie: De structureele crisis, in 1929 inget,redeu, is nog niet afgeloopen. Een evenwichtige kostenstruc-
tuur is nog niet duurzaam bereikt, daar er nog steeds
geen evenwicht gevonden is tusscben de economisch-
sociale politiek van de New-Deal, e.n de dynamische
politiek van conjunetuurstimuleering. Nog steeds staat
de eisch van een beweegli,jk prijsniveau, bij gelijk-
tijdige vastiegging van het loonpeil, in de Regeerings-
politiek op den voorgrond, hetgeen het particuliere
bedrijfsleven een meer stabiele kostprijsberekening
zeer bemoeilijkt.

Volgens de koopkrachttheorie, die de Regeering
aanhangt, – een theorie, welke de bonen in de hausse
wil zien
stijgen
zonder ze nochtans in de depressie te
doen dalen, terwijl van de prijzen juist stabiliteit
in de hausse en daling in, de laagconjunctuur ge-
eischt wordt -, is hierdoor de toeneming van het
nationale inkomen en de vo]kswelvaart verzekerd.
Juist het niet-voldoen aan deze eisch, of althans het
niet vér genoeg doorvoeren van het programma heeft
den teruggang van 1937 veroorzaakt; de kortgeleden op touw gezette groote monopolie-enquête heeft min
of meer tot taak de juistheid van deze opvatting te
bewijzen.

Het bedrijfsleven ‘daarentegen wijst er juist op, dat
deze opvatting van de Regeoring, welker uitvoering
onvermijdelijk een wanverhouding tusschen prijzen en
kosten meebrengt, de oorzaak van den terugsiag is.
Onder deze omstandigheden aarzelt men om het

11 Januari
1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27

risico van groote nieuwe investeeringen op zich te
nemen.
Dit gebrek aan investeeringen in het bedrijfsleven
leidt noodgedwongen tot een groote activiteit van de
Overheid op dit gebied, teneinde de werkgelegenheid
te vermeerderen. Op haar beurt ontstaat hieruit een
verrneeiderde belastingdruk, waarbij nog komen de, als
belasting gevoelde, bedragen voor ouderdoms- en
werkloosheidsverzekering. Uiteraard versmalt de kos-
tenverhooging de winstmarge der ondernemingen. De
particuliere investeeringen, welke nog plaats vinden,
hebben in de meeste gevallen ratiorialisatie en geen
uitbreiding ten doel, hetgeen meestal een verminde-ring van do werkgelegenheid met zich brengt. Naast het starre loonniveau bij sterk wisselende prijzen, is
dit een verdere oorzaak voor een ongunstige arheids-

situatie.

Ongelijkmatige ontwikkeling.

Een gevolg van een en ander was, dat gedurende
de laatste depressie zeer veel arbeiders ontslagen ver-
den, die in de periode van herstel slechts gedeeltelijk
weer in het productieproces een plaats vonden. De
productie-index van de Federal Reserve Board (1923
—1925
= 100) steeg van Juni 1938 tot November
van 76 tot 100, dus met meer dan 30 pOt., terwijl het
aantal tewerkgestelden slechts met 10 pOt. toenam.
Dit is deels terug te voeren op rationalisatie en ‘deels
op een verlel3ging van den arbeidsduur; de uithetaal-
de loonsommen zijn dan ook met 19 pOt. gestegen.

Volgens Eccies, President van de Federal Reserve
Board en verdediger van het regeeringsstaudpimt, zal
deze verkeerde verhouding vanzelf verdwijnen ‘door
de stijging van het, nationale inkomen, dat thans op
$ 68 miliard geschat wordt, maar waarvan men een stijging tot $ 80 h 90 milliard verwacht. Dan zullen
naar verhouding de totale staatsuitgaven ten bedrage
van ongeveer $834 inilliard niet meei’ te hoog zijn;
door de – als gevolg van de stijging van het natio-
nale inkomen – stijgende belastingopbrengsten zul-
len de tekorten verdwijnen, terwijl tevens verdere ere-
dieten overbodig worden. Evenzeer zal de vergToote
omzet van het bedrijfsleven, ondanks de kleinere
winstrnarge, de rentabiliteitskansen verhoogen.
Deze wel aannemelijk klinkende redeneering heeft
slechts het gebrek, dat de stijging van de uitgaven
van Overhei4 en particulieren, welke voortvloeit uit
de gedachte vermeerdering van de welvaart, vergeten
wordt. Deze toeneming van het nationale inkomen
door stijgende bonen en constante of dalende prijzen,
ter bereiking waarvan een sluitende-begrootings-
politiek thans afgewezen wordt, zal de uitgavenquo-
tiënten, d.w.z. de belasting- en loonsommen even

zeker,
als
thans
bij de New-Deal het geval is, verder

doen toenemen. De zekerheid van een
blijvend
hooger

nationaal inkomen is echter lang niet zoo groot.

Dynamische con junc tuuropgang ondanks strnctu-

reele crisis.

Ondanks de bestaande structureele depressie moet
men niet meenen, dat hieruit een voortdurende pe-

riode van laagconj unctuur moet voortvloeien. Tijde-
lijk op waarts gerichte conjunctuurbewegingen zijn wel
degelijk mogelijk en kunnen zelfs in zekere mate niet

uitbljven.
Verhoogde overheidsuitgaven blijven, ondanks het
wantrouwen van het bedrijfsleven, toch haast nooit
zonder uitwerking op den economischen toestand. Niet

alleen wordt de productie voor een verdere daling
behoed, maar ook treedt een volkomen psychologische
verandering op, die op haar beurt de conjunctuur wel
degelijk reëel beïnvloedt en buiten de rechtstreeksche
werking van de overheidsuitgaven een verdere stijging
van de productie veroorzaakt.
Hierbij komen nog andere factoren. In de vorige
depressie heeft men op de bestaande groote voorraden

geteerd, zoodat de prodmetie maandenlang onder het
peil van het, conjunctureel geslonken, verbruik lag;
hierop moest een correctie plaats vinden. Misschien
is het tijdstip van deze aanvulling door de psycholo-
gische werking van het uitgarenpian iets vervroegd.
Tenslotte blijven er toch steeds uitbreidings- en
technische investeeringen; vooral als de laatste om-
va.ngrijke uitbreiding al vrij lang geleden is, gaat deze
noodzaak te meer dringen. Aangezien die periode in
de Vereenigde Staten kort v56r 1929 viel, zijn vele installaties verouderd, versleten en ook te klein ge-
worden.. Slechts enkele takken van bedrijf, zooals
staal-, aluminium- en automohielindustrie, hebben tij-
dens de periode 1933-1937, noemenswaarde inves-
teeringen op dit gebied gedaan. De Standard-Oil-Com-.
paty of New Jersey verklaarde onlangs, dat zij door
de Supertax op onverdeelde winsten sinds 1929 niet meer gemoderniseerd en uitgebreid had, maar thans
eindelijk hiertoe moest overgaan. Behalve het feit,
dat verscheidene bedrijven thans dezen achterstand
inhalen, geeft ook de reeds genoemde rationalisatie-
tendens, althans voor het oogenbHk, een vergrooting

der productie.

De vooruitzichten voor cle conjunctuur in Amerika

Nu er weer eenige reactie ter beurze is ingetreden, is men minder positief geworden in zijn uitlatingen.
De onzekerheid van de beurs is voor een deel toe
te schrijven aan het feit, dat zij in haar optimisme
ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling wel wat
te hard van, stapel is geloopen.
De teruggang van enkele representatieve procluc-
tie- en consumptiecijfers, gedurende de tweede helft
van November en het begin van December, is in het
algemeen een zuiver seizoenmatige achteruitgang. Bij vele takken van bedrijf, bijv. automnobielproductie en
electriciteitsbedrijf heeft het voor de productie on-
gunstige seizoen weinig of geen teruggang tengevolge

gehad.

Voor het g-rootste deel werd de houding van de
beurs beïnvloed door den politieken toestand in Euro-
pa en den ongimnstigen invloed hiervan, vooral op het

Pond Sterling.
Een zuiver technische factor vormde bovendien de
effectenverkoop met het oog op de belasting.
In het algemeen is de beurs wel min of meer on-
zeker, maar toch niet pessimistisch geworden; en zij
toonde ook in November een zekeren weerstand, even-
als zulks tijdens de politieke September-crisis het

geval was.

Eenige onvolmaaktheden.

Bij een, van de beurs onafhankelijke, beschouwing
van de conjunctuur, toont het beeld, dat wij krijgen,
ondanks den niet-ongunstigen indruk van het geheel,
toch enkele minder bevredigende trekken. Wij noem-
den reeds het verschil in ontwikkeling tusschen de
productie en de werkgelegenheid. Verder toonen de
groothandelsprijzen – voor een deel onder invloed
van de daling van het Pond – eerder een dalende
dan een stijgende tendens. Ook liggen ‘de omzetten in
den goederenhandel eenige procenten onder die van
de overeenkomstige periode van 1937, terwijl toch de productie over het algemeen gestegen is.
Wellicht bestaat er eenige samenhang tusschen deze
factoren. Het minder toenemen der werkgelegenheid kan een achterblijven ‘der consumptie in zekere mate
verklaren. De mogelijkheid bestaat echter ook, dat
het vorig jaar nog spaarreserves ter beschikking van
de breede massa stonden, terwijl anderzijds de han-
delaren, die met veel te hooge voorraden zaten, al
het mogelijke deden deze door uitverkoopeu e.d. te

1 iquideeren.
Kenmerkend in dit opzicht is het feit, ‘dat de om-
zet van de postverzendhuizen, waarbij deze gefor-

28

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Januari 1939

ceerde verkoop moeilijker toegepast kan worden, zich
beweegt boven het peil van het vorige jaar.
Tenslotte wijst men – grootendeels ten onrechte –
in de Amerikaansche pers er nog op, dat de ,,com’fler-
cial loans”, dat zijn de baikcredieten aan handel en
industrie, nog geen duurzame stijging toonen. Deze
bedrijfscredieten worden voornamelijk gebruikt ter
financiering van de voorraadvorming, die nog niet
groot is. Ook is een toeneming van baukcredieten aan
het particuliere bedrijfsleven nooit een essentieel ken-
merk van een vroege phase der conjunctuur geweest.
In het bijzonder is dit niet het geval bij een crediet-
conjunctuur, ontstaan door overheidswerkeu. Bij zoo’n
kunstinatige couj unctuurverbetering wordt het be-
drijfsleven eerst langzaam weer liquide gemaakt; ook
in den vorigen conjunctuuropgang heeft het tamelijk
lang geduurd, voordat – eerst in den loop van 1936 – de commercial loans een belangrijke stijging ver-
toonden.

Ten aanzien van een voortgezette verbetering, bin-
nen de grenzen aan een staatsconjunctuur als zooda-
nig gesteld, moet men den invloed van bovengenoemde
minder gunstige aspecten niet te groot achten.

Twee mogelijkheden..

Algemeen is men van oordeel, dat de jaren 1939
en 1940 nog een verdere, niet-onguntige ontwikkeling
zullen doen zien; wijzelf meenen, dat een zoo posi-
tieve prognose wel iets te ver gaat. Wel achten wij de
mogelijkheid bestaanbaar, dat 1939 en 1940 (het jaar
van de presidentsverkiezing), een relatief gunstige ont-
wikkeling van het bedrijfsleven zullen toonen; even-min is echter de kans uitgesloten, dat in den loop van
1939 een recession optreedt.
Het uitgavenprogramma bereikt in dit voorjaar
zijn hoogtepunt. De investeeringen in publieke wer-
ken – en dit geldt vooral ook voor den bouw van
goedkoope woningen – zullen wel tot het eind van
dit jaar voortgaan. De vraag is nu, welke investeerin-
gen plaats zullen hebben, als het hoogtepunt van het
uitgavenprogramma gepasseerd is. Hiertoe staan twee wegen open.

Versterking van de openbare nvesteeringsbe-
drijvigheid door een nieuw programma van staatsuit-
gaven.
Het particulier initiatief neemt de staatstaak
tot handhaving der gunstige ontwikkeling over.

Uitgaven- en. bewapeningsconjunctv.ur.

De kansen voor het eerstgenoemde zijn niet zoo
groot. De verkiezingen i:n November wezen wel op een
afkeer van verdere groote staatsuitgaven en vooral
op een veroordeeling van de poging der Regeering
om hiermede ,,de stemmen te koopen”.
Ook zal de noodzaak van een dergelijke hernieu-
wing van het uitgaven-programma pas blijken, nadat
een teruggang in de conjunctuur is ingetreden, waar-van een eventueel in werking treden nog eenigen tijd
vereischt.
In regeeringskringen oppert men de meening, dat
een groot bewapeningsprogramma de ,,Public Works”
en voor een deel ook de ,,Work Relief” zal kunnen
vervangen.
Hiertegen bestaat nu al een sterke oppositie. Men
meent, dat het, na de verkiezingen minder afha.uke-
lijke, congres de door den President gevraagde vol-
machten, die in de milliarden zouden loopen, niet nog-maals zal toestaan.
Toch zullen de Ver. Staten in versterkte mate be-
wapenen; de invloed van de bewapeningsindustrie
w’ordt nog vergroot door bewapeningsaankoopen van
Europeesche zijde en voor een deel ook door Zuid-
Arnerikaansche Staten.

De productie zal echter niet die grootte hebben,
die zij in sommige Europeesche landen heeft.

liet is dan mogelijk de bewapeningspolitiek onder-

geschikt te makn aan d conjunctuurpolitiek, tervijl
men bovendien inziet, dat overhaasting licht ten koste van do kwaliteit gakt.

Far tculier initiatief en herv ormingspolitiek.

Thans rest ons de bespreking van de tweedb moge-
lijkheid.
.
I.

Zou het partictilier initiatief in plaats van de con-
junctuurpolitiek treden, dan zou dit zeker de beste
oplossing zijn. Er is gelegenheid tot investeeren in.
het Amerikaansche bedrijfsleven te over; het is alleen
de vraag, in hoeverre de in de inleiding genoemde fac-
toren en •de politieke toestand in Europa hierop een
reinmencleu invloed zullen uitoefenen.

Wat de binnenlandsche economische politiek be-
treft, kan men zeggen, dat na de jongste verkiezingen de kans op nieuwe ingrijpende New-Deal-experimen-
ten wel verminderd is, al blijft de regeeriug van Roo-
sevelt nog 2 jaar aan. Deze tijd kan een compromis
of een ,,dead-lock” brengen, d.w.z. liet ontbreken van een bepaalde pblitiek omdat cle President en het con-,
gres het over een bepaalde richtlijn niet eens sijs.
Op het jaarlijksche ,,Üongress of American Indus-
try” werd opgemerkt: ,,Terwijl de kiezers den laatsten
tijd zich meer naar rechts gekeerd hebben, heeft de
industrie zich iets meer links georiënteerd.” Op het-
zelMe congres werd dan ook erkend, dat de industrie
de economische en sociale veranderingen niet meer
ongedaan zou kunnen maken. Voorts was men niet
ongeneigd de wenscheljkheid van de sociale verande-
ringen door Roosevelt ingevoerd, in te zien; men was
zelfs bereid aan de ontwikkeling hiervan mede te wer-
ken. Natuurlijk had men ook eischen t.o.v. de uit-
voering en herziening van enkele New-Deal wetten,
zooals de Wagner Labour Act.
Tenslotte is er in zakenkringen nog veel oppositie
tegen den President en omgekeerd van Roosevelt
tegen diegenen die hij eens noemde ,,Economic Roya-lists”.

De President en aanhangers van de New-Deal ver-
klaren zich overtuigde voorstanders van liet kapitalis-
tische stelsel, maar houden vol, dat dit stelsel niet
alleen uit maatschappelijk, maar ook uit eigen belang hervormd moet worden, wil het blijven bestaan. Om-
gekeerd verklaart de big-business, dat de socialhervor-
mingen zich moeten aanpassen aan het kapitalisti-
sche stelsel. Kortom, naar buiten wijst men nadruk-
kelijk op toenadering, maar onder de oppervlakte
schuilt nog veel misverstand.
Bij een enquête van dezelfde vereeniging verklaarde
dan ook 75.2 pOt. der leden, dat zij hun middelen nog
niet in de industrie- wilden investeeren, omdat zij nog
vreesden voor sterke winstbeperkende belastingen.
Dit alles wijst nog niet op een snelle ontwikkeling
van de investeeringsbedrijvigheid door het particu-
liere initiatief. Het gunstigst schijnen nog de voor-
uitzichten voor het particulier bouwbedrijf. Reeds in
1938 overtrof de bedrijvigheid in dezen tak die in
1929, hetgeen niet alleen te danken was aan uitvoe-
ring van openbare werken, maar ook aan particuliere
opdrachten. Deze ontwikkeling is gestimuleerd door
de hypotheek-garantie, die in 1937 ingesteld werd.
Van den totalen. garantiesom ten bedrage van pl.m.
2 milliard Dollar zijn al 1588 millioen Dollar toege-
staan en de President heeft onlangs van zijn bevoegd-
heid gebruik ‘gemaakt om het totaal der te verieenen
garanties tot 3 mili;iard te verhoogen. Onder deze
omstandigheden is het niet uitgesloten, dat deze
bouwbedrijvigheid van overheid en particulieren voor
de conjunctuurontwikkeling dezen zomer een belang-
rijke steun zal heteekenen.

New-York, Ein.d December.

– Dr.
F. PINNER.

11 Jan uari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29

EEN MERKWAARDIGE INDISCHE

ORDENING: DE KAPOK.

Niet cle beteekenis van de kapok te midden der sta-
pelartikeleri, doch wel het voor ons Indië uitzonder-
lijke karakter van het overheidsingrijpen motiveert
een beschouwing over het product. Alvorens dit te be-
spreken, willen we een enkel woord over de verhou-

dingen bij de productie zeggen, omdat wij vermoeden,
dat deze voor de meeste lezers onbekend terrein zijn.
Aanplant en oogst.
Kapok, cle zaadharen van planten van het geslacht
Ceiba (Eriodendron), is een typisch seizoenproduct, waarvan de oogsttijd valt in de maanden September tot November. De kapokboom levert naast cle vezel
de kapokpitten, die in dezen vorm of in die van olie
en koeken worden uitgevoerd. Kapok is in hoofdzaak
een bevolkingsproduct, hoewel het ook
01)
eenige In-
clische ondernemingen wordt geoogst. Van de betee-
kenis als ondernemingscultuur kunnen de volgende
cijfers een beeld geven: de ondernemingsaanplant van
kapok bedroeg in 1936 23.408 ha, waarvan 15.290
produceerend met een productie van 2.561 ton tegen een totalen uitvoer voor geheel Ned.-Indië in dit jaar van 28.439 ton. Hoewel, zooals men ziet, dus nog
deel van den aanplant niet produceert, kan men op
grond van deze cijfers toch vaststellen, dat de betee-
kenis van de ondernemingskapok in het kader van
het geheel nog geen 10 pOt. uitmaakt.
De kapok is dus hoofzakelijk hevolkinsproduct. Na
ongeveer 6 jaar geeft de boom het eerste product. De
hoomen zijn door de bevolking hoofdzakelijk op de
erven geplant en speciaal onderhoud wordt niet ver-
eischt. Het betreft hier weer een der gaven uit, wat
onze leermeester Gonggrijp noemt, de spaarpot van
den inlander, het erf. Over het oogsten en transport van het product maakt de inlander zich over het al-
gemeen geen zorgen; hij verkoopt de kolven – de
vruchten – niet aan den Chineeschen opkooper, doch
in den regel aan een tusschenpersoon, den bakoel, die

tegen den tijd, dat hij denkt, dat een behoorlijk deel van den aanplant oogstbaar is,. bij de tanis komt en
dan zooveel mogelijk vruchten eraf haalt. Hoewel
daarin de laatste jaren wel verbetering schijnt te zijn

gekome.ç, is toch het gevolg, dat naast rijp ook een
kleinerQ hoeveelheid onri.jp product wordt geoogst,
dat, gedeeltelijk door kunstgrepen, een
rijp
aanzien
verkrijgt, doch een slechten invloed op de kwaliteit
van het eindproduct heeft.
Voorschotten worden den inlander over het alge-
meen alleen kort voor den oogst gegeven; hier en
daar komt wel afkoop van het plukrecht voor ver-
scheidene (5 h 6) jaren voor, doch buiten het kader

der opkooporganisatie. De prijsbepaling vindt plaats per 100 kolven, wat in den regel beteekent, dat voor
dien prijs bovendien een kleinere of grootere toegift,
varieerende van 2 tot eenige tientallen, wordt ge-
geven.

Via een opkooper komen de kolven bij de kapok-
etablisementen, de fabrikanten van gezuiverde kapok,
en vandaar gaat het product naar de exporteurs. Voer
het
verkrijgen
van 1 picol kapok zijn ongeveer 15.000
kolven noodig.

Toepassingen.

• Kapok vindt in tal van richtingen toepassing; aan
een brochure, uitgegeven door de Kapok Centrale te
Batavia, getiteld ,,Kapok en hare toepassingen”
(1937), ontieenen wij de volgende eigenschappen:
veerkracht, licht gewicht, zeer groot drijfvermogen,
gewicht drijvend houdend, slechte geleider voor
warnite, isoleerend, vocht-werend, geluiddempend, tri 1-
ling-verminderend, reukloos, ongedierte werend, kort-
stapelig (geen proppen of knoedels) en eenvoudig
steriliseerbaar”.
Uit deze eigenschappen, die vanzelfsprekend hoof d-
zakelijk voor de echte kapok gelden, komen de ver-

schillenderl.ei toepassingen voort: als vulling voor
matrassen, kussens e.a., als reddingsmateriaal, voor
voeren en watteeren van kleeding, dekens en dekbed-
den, in de geneeskunde, in de koeltechniek (isolatie
vulsel zoowel in huishoudelijke artikelen als in elec-
trische koelkasten en koeiwagens der spoorwegen en
vrachtauto’s), dan voor het dempen van geluid en ver-
mindering van trillingen bij vliegtuigen, auto’s, pla-

fonds, radio-studio’s, bioscopen en in de gelu idfilm-
industrie, voorts in speelgoed en tenslotte in de hal-
len voor het ,,indoor” en ,,soft-ball” base-ball.
Klassiek is de toepassing van kapok in matrassen
etc. en voor reddingsmateriaal. Voor de eerste toe-
passing vond het jaren geleden een ernstigen concur-
rent in de springmatras, doch thans verliezen dc
goedkoope springmatrassen, vooral door de goedkoope,

met kapok gevulde studio-couches, weer snel terrein. Voor het reddingsmateriaal was langen tijd de eenige

concurrent het kurk, doch daarbij heeft zich thans
een nieuwe, het balsa-hout, gevoegd. Hier is kapok
dus in cle verdediging evenals tegenover schuimruh-
her en kunsthaar als vulling, elders echter in dan
aanval tegen andere stoffen, die bepaalde eigenschap-
pen met haar gemeen hebben. Doch, door den snellen
gang van de techniek der laatste jaren, mede door
het streven naar autarkie, dreigen er steeds nieuwe
gevaren; wij noemen hier slechts het isolatie-mate-
riaal glasw’ol om dit te illustreeren, waartegen de
research weer nieuwe toepassingen voor Icapok zoekt.
Hoewel er een drietal patenten bestaan om kapok
te spinnen en te weven en er ook – evenals trouwens
van glaswol – van kapoic weefsels zijn vervaardigd,
blijft de korte stapel hier een groot bezwaar; een des-
kundige uit textielkringen verzekerde ons, dat het
spinnen van kapok als bedrijf niet goed mogelijk zal
blijken.

Ontwilckeling der marict positie.

Sedert het beg.in
van deze eeuw heeft kapok hausse-
en baisseperiodes gekend; van een laag niveau in het
begin der èeuw heeft de prijs zich, vooral na den oor-
log tot een ongekend hoog peil opgewerkt, doch na
het topjaar 1922 is hij geleidelijk, en na 1927 steeds
sneller, afgebrokkeld, totdat eind 1934, begin 1935
een nooit eerder bereikt laagtepunt werd genoteerd.
De techniek der voortbrenging was hieraan mede
schuld, de stijgende prijzen hebben, na eenige jaren;
tot grootere productie geleid, die zich in de uitvoeren
heef t weerspiegeld; wij geven enkele cijfers:

ijitvoer van
kapok uit
Ned.-Iirdië
(11.1
netto tonnen
van
1.000
kg).

1913….

10.145
1931….

19.036
1920/21

14.898
1932.. ..

16.970
1928.

17.701
1933.. ..

20.046 1929.
. . .

16.100
1934….

19.327
1
)
1930….

19.187
1)
De cijfers van 1928
af zijn ontleend aan het Jaarver-
slag
1937-1938
van den President. van de Javasehe
Bank.

In Ned.-In.dië in deze periode dus ongeveer een
verdubbeling van den uitvoer; elders echter trok
eveneens de kapok de aandacht en de uitvoer, die in
1913 233 ton bedroeg, vermeerderde tot 1.880 ton in
1933
i).
Neemt men de
cijfers
van alle vezels, die als
kapok worden verkocht, tezamen, dan ontstaat het vol-
gende beeld, waarbij de cijfers voor Ned-Indië het
bruto gewicht aangeven

Schatting wereld-uitvoer in tonnen van 1.000 kg.

1928 1929 1930 1931 1932 1933
Ned.-Indië ……
19.298 17.429 20.732 20.602 18.496 22.432
Alle andere land.
4.997 6.292 5.511 5.134 4.283 4.918

Totaal
24.295 23.721 26.243 25.736 22.779 27.350

i)
Vgl. Memorie van Toelichting op Kapokbelaingen-
ordonnaajtie.

30

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Januari 1939

Men ziet dus bij de andere landen een reactie op de
prijsdaling, doch toch was de situatie zoodanig, dat
de indische Regeering begin 1935 constateerde, dat
de sterke prijsfluctuaties en de hooge prijzen, in de
jaren na den wereldoorlog ernstige schade aan de po-
sitie van de Java-kapok hebben gedaan en o.a. de
opkomst van surrogaten in de hand hebben gewerkt.
Gegeven het feit, dat de productie langzaam toe-
neemt, was zij van meening, dat verruiming van den
afzet of beperking van de productie zouden kunnen
voorkomen, dat een onverkoophaar surplus op de
markt zou komen te drukken. in regeeringskringen
was men zich bewust van een bestaande en toenemen-
de overproductie, doch evenzeer werd gemeend, dat
een productie-beperking, gezien het groote aantal
producenten en de versnippering van hun aanplan-
tingen, onuitvoerbaar was. Toch meende de Regee-
ring, (lat er alle aanleiding was om in te grijpen, ten-

einde een drietal ongunstige omstandigheden te be-
strijden, nl.:

lo. de aanwezigheid van een op zichzelf niet groo-
ten, doch voor de ontwikkeling der markt schadelj-
ken voorraad,
2o.
een geringe, doch, evenzeer schadelijke, jaarlijk-
sche en toenemende overproductie en 3o. de systematische baisse-politiek van een aantal exporteurs, die door de aangegeven, omstandigheden
gemakkelijk wordt gemaakt.

Zij achtte een productiebeperking – die h.i. onuit-
voerbaar was – niet noodzakelijk en meende de moei-
lijkheden te kunnen ondervangen:

lo. door een grondig onderzoek naar de mogelijk-
heid van, en propaganda voor vermeerdering van den afzet, iuclusLef doeltreffend researchverk,
2o.
door het berarnen van middelen, die zouden lei-
den tot een prijsniveau, dat aan den oerproducent
een redelijke opbrengst zou geven en tevens een
scherpe en den toestand weder bedervende prijsstij-
ging zou voorkomen en
tenslotte door maatregelen ter verbetering van de
kwaliteit.
De wettelijke maatregelen, die hiertoe moesten lei-
den, zijn belichaamd in de

Kapo1cbelangen-ordon.nanie
(md. Stbl. 1935, No.
165), welke de mogelijkheid schiep den uitvoer te
contingenteeren en later door de ,,Kapok-etablise-
mentei-verordening 1936″ (md. Stbl. 1936, No. 478)
werd aangevuld; deze laatste gold uitsluitend voor
Java en Madoera.
Wij kregen dus den volgenden toestand:
Ned.-Indië is de
belangrijkste
kapokproducent,
doch daarnaast zijn andere producenten, die tezamen
ongeveer 18 pOt. van den werelduitvoer van ,,kapok”
leveren. Er is een overproductie en om den toestand
te genezen, d.w.z. het gevaar der overproductie te be-
teugelen en een beter
,
prijsniveau te bereiken, bereidt
de hoofdproducent het sluiten van zijn grenzen en
het toestaan van een beperkten uitvoer voor. Men
wenscht aan te sturen op een beteren prijs op de
wereldmarkt, waaruit zou moeten voortvloeien een
betere prijs voor den oerproducent. Het is niet juist
te stellen, dat het doel van deze regeling juist bevor-
dering van den uitvoer zou zijn, omdat bij een be-staande overproductie een betere prijs alleen maar
kan worden verkregen door een regeling – en indien
productie het verbruik overschrijdt een beperking –
van den uitvoer.
Een betere prijs voor dezen beteekent echter het
scheppen van een aantrekkelijkheid tot aanplanten,
d.i tot het leggen van het fundament voor een groo-
tere productie na verloop van tijd. Men zou bovendien
een surplus op de wereldmarkt moeten voorkomen, dus
den anderen productie-gebieden de gelegenheid moeten
laten hun geheele productie af te zetten tegen een rede-
lijken prijs, niet als gevolg ook daar het kweeken van
aantrekkelijkheid tot vergrooten van de productie-
capaciteit. In plaats van de systematische baisse-po-

litiek van een aantal exporteurs – over welke om-
standigheid wel het een en ander te zeggen valt, wat
wij kortheidshalve achterwege laten – kwam thans
een hausse-specalatie van de overheid. Hausse-specu-
latie in dien zin, dat erop werd gerekend, dat het
verbruik wel dermate snel zou toenemen, dat de we-
reldproductie kon worden geabsorbeerd en dat ook de
toekomstige toeneming plaatsing zou kunnen vinden.

Men wenachte, m.a.w., te genezen met behulp van een
factor, die men niet in de hand had. Het on-

juiste van een dergelijke economische politiek springt
wel duidelijk in het oog: het doelbewust scheppen
van alle voorwaarden tot vergrooting der toekomstige
productie en het opvijzelen van den prijs – hetgeen alleen vermindering, nooit vermeerdering van ver-
bruik kan geven – zijn juist de factoren, welke de
genezing van den toestand ernstig moeten belem-
meren. Nu kan mcii stellen – dit zij dadelijk toege-

geven – een vermindering der productie-capaciteit
kan niet worden bereikt, omdat zelfs langdurige lage

prijzen toch niet leiden tot vernietiging van het
overjarige prod uctiemid dcl, den kapokboom. Immers,
het grootste deel van den oogst komt van de erven
der inlanders en is de prijs, dien zij ontvangen, zoo

laag, dat zij niet zullen bijeengaren wat door moeder
natuur wordt geschonken – stel, dat zoo’n prijspeil
bestaat – dan zullen zij den boom met rust laten en
afwachten. 1-let vrije sp.el der krachten leidt dus toch
niet tot verbetering, voordat het verbruik zich aan de
voortbrenging heeft aangepast en grjp ik nu in, wel
dan bereik ik dadelijk een beteren prijs en wacht dus
onder gunstigere omstandigheden af tot de zaak, door
aanpassing van het verbruik, weer kan worden vrijge-
laten; ook al duurt dit langer, dan ben ik in door-
snee door den inmiddels dadelijk verbeterden prijs,
beter af.
Dit klinkt heel logisch, doch daarbij wordt over het
hoofd gezien, dat noch in het binnenland, noch op de
wereldmarkt de verhou.dingen worden beheerscht. Het
gevolg moet dan zijn, dat in het binnenland de pro-
ductie-capaciteit, door dien beteren prijs, wordt ver-
groot en dat op den duur wat nu nog een
evenikteele
restrictie beteekent, een
zeldere
beperking wordt. Het
Gouvernement echter acht deze voor de productie
onuitvoerbaar en op den duur zal dus het noodzake-
lijke gevolg zijn, dat een gedwongen uitvoerbeperking
leidt tot een binnenlancische productiebeperking via
den bij den opkoop te betalen prijs, alweer zonderdat
verbetering is te verwachten, voordat het verbruik zich
aan de vergroote productie-capaciteit heeft aehgepast.
En dan wordt de opkoopprjs nog lager, dan indien
men aanvankelijk het vrije spel der krachten zijn
werk had laten. doen.

Ontwilciceling der productie.

Omtrent deze binnenlandsche uitbreiding zijn nog
geen gegevens bekend; wel werd de ondernemings-
aanplant van 22.636 ha in 1934 tot 23.408 in 1936
uitgebreid, doch hierin reeds een bewijs voor onze
conclusi
4
e te zien, komt ons niet gemotiveerd voor.
Erger is het evenwel met de wereldverhoudingen
gesteld. Door de indische prijspolitiek verwacht men,
dat de prijs op peil wordt gehouden en tevens dat,
om dit te bereiken, Ned.-Indië verplicht is het sur-
plus van de markt te houden. Is de prijs rendabel,
dan stimuleert dit den drang tot planten enj oogsten
van kapok, een tendens, die al evenzeer eerst na
eenige jaren tot uiting zal komen. Nu kan worden
opgemerkt, dat slechts weinig streken tot het aan-
planten van ,,echte kapok” in staat zullen zijn, en dat
het grootste deel maar ,,imitatie” wordt. Daarbij
wordt evenwel vergeten, dat waar de klimatologisehe
omstandigheden gunstig zijn – volgens de Regeering
o.a. in ludo-China – die stimulans bestaat en dat
de imitaties het debiet verkleinen. Dan moet voor
oogen worden gehouden, dat, behalve vanuit Ned.-
Indië, kapok (echte en imitatie) uitgevoerd wordt uit

11 Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31

overig Azië
2),
Afrika
3),
Amerika en Australië ).
In den hoogeren prijs zit reeds een directe aa.nmoe-
diging en zeker een aanmoediging op den duur; de
volgende cijfers, ontleend aan ,,De Landbouw Export-
gewassen in Ned.-Indië in 1936″ – cijfers, die iets
afwijken van de hiervoor gegevene – toonen dit aan:

Uitvoeren in tons
1933
1.934
1935
1936
1937

)
Ned.-Indjë ……
22.643
21.030
25.653
28.439
17.979
ludo-China ……
1.572
2.136
2.446 3.074
3.026
Britsch-Indië
1.060
1.048
1.481 1.565 1.197
Andere landen
.
2.532
3.396 3.166 2.331
2.762

27.807 27.610 32.746 35.409 24.964

Vooral voor Indo-China zien wij hier een sterke
toeneming der productie en wij hebben zelfs reeds
een schatting voor den oogst over eenige jaren van
10.000 ton gehoord. Uitbreiding van aanplant tenge-
volge van de regeeringspolitiek kon in bovengenoemde
cijfers nog niet tot uiting komen.

Een geliefd argument is voorts, dat de kwaliteits-
verbetering ertoe zal leiden voor de Ned.-Indische
kapok de vooraanstaande plaats te behouden. Dit is, behoudens indien deze geen hoogeren kostprijs ten-
gevolge zou hebben, slechts ten deele waar, omdat in
de eerste plaats een betere kwaliteit alleen dan waar-de heeft, indien de consument er meer dan evenredig hooger voor betaalt en in de tweede plaats, omdat de
kwaliteitstoevoeging voor een categorie van consu-
menten geen nut heeft en hij dozen het streven naa.r
vervanging door een goedkoopor goed wordt vergroot.
Niet de consument van, het kleine topgedeelte va.n een
oogst, doch de verbruiker, die van die kwaliteit de
resthoeveelheid moet csfneme?i, bepaalt in hoofdzaak den prijs.
En de Indische kapok heeft deze les reeds
aan den lijve ondervonden in de structuur van den
afzet, die grondig is gewijzigd, gelijk onderstaande
cijfers, ontleend aan het verslag van den. President
van de Javasche Bank over 1937/1938 toonen:

Uitvoer van Ned.-Indisohe kapok in tons naar

Vereenigde Nederl. en Australië en
Staten voor order Nw. Zeeland Singapore Diversen Totaal
1928.. 6.497

5.465,

4.376

580

783 17.701
1930.. 8.296

5.726

3.562

563

1.040 19.187
1932.. 7.189

5.422

2.609

454

1.296 16.970
1934.. 6.903

5.948

4.231

769

1.476 19.327
1935.. 12.333

4.135

4.675

681

1.485 23.309
1936.. 14.825

3.078

5.649

794

1.679 26.025
1937.. 7.895

2.145

4.927

1.023

1.177 17.176

De
cijfers
voor Nederland en voor ordcr en die
voor Diversen zijn hier sprekend genoeg. En met de
wijziging van de structuur van den geografischen af-
zet ging ook een verandering van die in dan function-
neelen afzet gepaard; door de grootere toepassing,
speciaal in de koeltechniek, was de kapok tevens con-
junctuurgeroeliger geworden; de vraag ernaar hing

dus nauwer samen met de golfbeweging van het eco-
nomisch leven.
Uit het voorafgaande mag geconcludeerd worden,
dat dit overheidsingrijpen alle symptomen voor een

uiterst gevaarlijke ontwikkeling van de positie bevatte
en het is interessant na te gaan hoe de gang van
zaken is geweest. Daarover in een volgend artikel,
dat ons tevens gelegenheid tot een vergelijking met
een ander product, waarbij men op tientallen jaren
ervaring met ordening kan bogen – de koffie – zal

geven. J. F. H.

Indo-China, Bnitsoh-Indië, Ceylon, Britseh Ma.laya en
Philippijaen.
Senegal, Fr. Guinea, Fr. Soedan, Haute Volte, Ivoor-
kust, Togo, Dahomey, Br. West-Afrika, Madagascar, Zuid-
Af ni.ka, Br. Oost-Afrika, Port. Oost-Afrika, Eing.-Egypt.
Soedan en Ital. Somalila.nd.
Fr. Oceanie, Mexico, Costa Rica, Columbla, Panama,
Ecuador, Domiinic. Republiek, Peru en Brazilië. De cijfers over
1937
werden ons welwillend verstrekt
door de Economisch-Statistische afdeeling van de Federatie van Vereen igi n.gen van Ned.-Indische Bergcultuu ronde’r-
nemingen.

LANDVERHUIZING VAN NEDERLANDERS•
NAAR OMLIGGENDE LANDEN.’)

Kort geleden zeide de Rijksminister van Arbeid, de
heer Seldte, te Berlijn tot het hoofd van de Neder-
landsche delegatie tot voorbereiding van een arbeids-
marktovereenkomst voor 1939 tusschen Nederland en
Duitschland, dat hij, die zich met geheel zijn hart
soldaat voelt, na het volbrengen van zijn ministers-
taak hoopt zijn verdere levensjaren te wijden aan het
bevorderen van den vrede tusscheu de blanke volke-
ren. Inmiddels verheugt het hem met zijn Nederland-
sche verwanten en vrienden, dat de vrede en vriend-

schap tusschen de beide buurvoikeren door het over
en weer werken in zoo belangrijke mate wordt be-
vorderd.

In Duitschland waren volgens de beroepstelling van
Juni 1907 toen 100.709 Nederlanders in een beroep
werkzaam. Na 1907 nam dit aantal toe, blijkens aan-
giften bij de Pruisische landi-aden van de Nederland-
sche arbeiders (waarbij er rekening mede moet worden
gehouden, dat de navolgende cijfers, door dubbeltellin-
gen wegens aanmelding in meer Kreisen tijdens 1 jaar,
te hoog zijn):

1906

……………………..
77.385
1997

……………………..
99.376
1908

……………………..
103.762
1909

……….
…………….
100.641 1910

……………………..
109.944
1911

……………………..
115.735′)

i) Cijfers ontleend aan Eindverslag van de Staatscom-
missie over de Werklooshcid. Bijlagen. Eerste Bundel
1914.

Na het uitbreken van den oorlog nam het aantal
Nederlanders, dat in Duitschland, zelfstandig of in
loondienst, in een beroep werkzaam was, sterk af. Niet
alleen, ‘dat velen naar Nederland teruggingen en wei-
nigen naar Duitschland kwamen, ook onder hen, die
bleven, brak groote werkloosheid uit. Dit weerspie-
gelde zich in de gi-oote bedragen, welke Nederland
moest uitgeven voor ondersteuning van armlastige
Nederlanders in het buitenland. In. 1934 werd hier-
voor
f
2.930.163 besteed, waarvan verreweg het meeste
voor steun aan Nederlanders in Duitschland werd
uitgegeven.

In het begin van 1935 werden onderhandelingen
met de Duitsche Regeering aangeknoopt over het wer-

ken van Nederlandsche arbeiders in Duitschland en
van Duitsche in Nederland. De Nederlandsche dele-
gatie wees er op, dat het vroegere evenwicht op de
arbeidsmarkt was verbroken; er werkten meer Duit-
schers in Nederland dan Nederlanders in. Duitsch-
land; ondanks de toen reeds grootere werkloosheid in
Nederland was in dat land de werkloosheid onder-

Duitschers in Nederland aanmerkelijk geringer dan
onder de Nederlanders in Duitschland. De delegatie
drong aan op verbetering in dezen toestand; aller-
eerst werd gevraagd de Nederlandsche arbeiders, die
nog in Duitschiand woonden, in sterkere mate, bij
voorkeur in het vrije bedrijfsleven, te werk te stellen;
vervolgens ware herstel van den ouden trek van Ne-
derlanders naar Duitschland te bevorderen. De Duit-
sche Regeering verklaarde zich bereid in dezen zin
te werken. En dankbaar moet worden erkend, dat zij
woord gehouden heeft.

Reeds in de toelichting bij zijn begrooting voor
1936 schreef de Minister van Binnenlandsche Zaken,
dat er aanleiding was aan ‘te nemen, dat als gevolg
van een. door Nederland toegezegde mildere toepas-
sing van de wet op het in dienst nemen van vreemde

werkkrachten ook door Duitschland aan een vrij
groot aantal aldaar wonende Nederlandsche onder-steunde werkloozen wederom arbeid verschaft zou

1)
Zie ook E.-S.B. van
4
Jan.
1939:
Omvang en aard
der landverhuising.

32

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Januari 1939

worden. De ra.ming voor 1936 ging dus uit van de
waarschijnlijkheid, dat een belangrijk aantal van be-
doelde werkloozen door het verkrijgen van werk uit
do ondersteuning zou kunnen vallen. Dit proces heeft verderen voortgang gevonden, zoodat thans nagenoeg
geen van de in Duitschla.nd wonende Nederlanders
werkloos is.
Dat resultaat is bereikt ondanks de groote toestroo-
ming van Nederlandsche arbeiders naar Duitschianci.
In de eerste elf maanden van 1938 werden door de
organen van de openbare arbeidsbemiddeling van
beide landen bijna 17.000 Nederlandsche arbeiders
in Duitschland geplaatst. Hier kwamen een onbekend aantal personen bij, die buiten die organen om plaat-
sing vonden.
Het deviezenvraagstuk vormt bij de regeling van
het werken van Nederlanders in Duitschiand een
groote moeilijkheid; en tevens is er een stimulans
voor dat werken uit gevormd. Overeengekomen is,
dat van de loonoverschotten van in Duitschiand wer-
kende en wonende arbeiders een deel (tot ten hoogste
85 pOt.) langs den clearingweg naar Nederland mag
worden overgemaakt. Dat beteekent, dat van de over-
gemaakte besparingen in Nederland ter beschikking
van gezinsleden of van de, na eenigen tijd werken,
terugkeerende melkers en anderen meer dan
f
0.72

per Reichsmark komt. Het is vaak gebeurd, dat bijv.
bouwvakarbeiders aan hun gezinnen 30 tot 40 Mark
per week aan besparingen op hun loon overmaakten.
Intusschen zijn er groote Nederlandsche zoowel als
Duitsche belangen, welke er zich tegen verzetten, dat
meer dan een zeker bedrag voor dit doel wordt be-
stemd.
Die belangen worden gespaard, het werkloos-
heidspeil van Nederland het meest doeltreffend ver-
laagd, de vooroorlogsche toestand het best hersteld,
wanneer in werkkringen van duurzamen aard, gezins-
hoofden worden geplaatst, die zich met hun gezinnen
in Duitschiand vestigen. Hopelijk zal de toeneming
van arbeiderswoningen in aantrekkelijke kolonies,
welke bij de huidige bouwintensiteit tot stand wor-
den gebracht, de
mogelijkheid
hiertoe vergrooten.
Aan het slagen van den trek naar Duitschiand
heeft in belangrijke mate bijgedragen, dat de in Ober-
hausen (Rheinland) gevestigde Rijksconsulent voor
sociale zaken, die een ambtenaar is van den Rijks-
dienst der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbe-middeling, tot taak heeft de Nederlandsche arbeiders
in Duitschiand behulpzaam te zijn.
Nog vôôrdat in 1935 een arbeidsmarktovereenkomst
met Duitschland tot stand kwam, maar nadat de door
den Minister van Binnenlandsche Zaken in zijn bo-
vengenoemde memorie bedoelde wet van 16 Mei 1934
op buitenlandsche arbeidskrachten in het Staatsblad was verschenen, was met Zwitserland eveneens een
overeenkomst gesloten. Dank zij deze is de werkgele-
genheid voor Nederlanders, welke in Zwitserland in
de jaren, aan die overeenkomst voorafgaande, sterk
was beperkt, verruimd.

Naast Duitschland is België een land, waarin van
oudsher vele Nederlanders werkten. In 1910 waren er
70.950 gevestigd, waarvan 30.323 in loondienst werk-
zaam waren; hier kwamen naar schatting rond 8000
grensarbeiders bij, die in Nederland woonden, maar
in België werkten. Ook deze werkgelegenheid werd
door den oorlog grootendeels vernietigd. Ook hier
wordt, niet zonder succes, gestreefd naar herstel van
den ouden toestand. Ook met België is op den grond-
slag van wederkeerigheid een regeling van de arbeids-
markt getroffen. Zij is gegrond op het 20 Februari
1933 te Genève gesloten vestigings- en arbeidsver-
drag.

Met het Groothertogdom Luxemburg is een vrijwel
gelijkluidend verdrag gesloten. Thans wordt een prac
tische uitwerking voorbereid door bemiddeling van
eenige tientallen Nederlandsche landarbeiders. De be-

reidwilligheid van Nederlandsche arbeiders om in
Luxemburg te werken, wordt bevorderd door de om-
standigheid, dat de Luxemburgsche Franc een hoogere
waarde heeft dan de Fransche of zelfs dan de Belgi-
sche. De bonen, in Nederlandsche munt omgerekend,
niaken daardoor een betrekkelijk gunstigen indruk.

Met de Franéche Reeering kon nog steeds geen
regeling van de arbeidsmarkt worden getroffen. Zij
heeft in de laatste jaren tegenover het werken van
huitenlandsche arbeiders scherpe maatregelen getrof-
fen. Dientengevolge is het vrij groote aantal Neder-
landsche arbeiders, dat na 1920 in Frankrijk werk
vond (in 1928 werkten er rond 8000) teruggeloopen.
Intusschen mocht ik in den laatsten tijd van hoogge-
plaatste personen betuigingen van een welwillende
behandeling van aanvragen om arbeid door Nederlan-
ders ontvangen. Een aantal Nederlandsche landbou-
wers zijn er, veelal met vrucht, werkzaam. Taarljks
gaan een vijftigtal Nederlandsche jongelieden zich
ads stagiaire in Frankrijk voor hun toekomstig beroep
bekwamen.

Het Vereenigd Koninkrijk heeft eveneens scherpe
maatregelen tegen buitenlandsche arbeiders getroffen. Op welwillende wijze worden echter de aanvragen be-
handeld van jonge lieden om als student-employee
gedurende beperkten tijd zich te komen bekwamen,
indien uit een onderzoek van den Rijksdienst der
Werkloosheidsverzekering en Arbeid sbemiddeling
blijkt, dat zij hona fide student-employees zijn, d.w.z.
mde toekomst de Engeische arbeidsmarkt niet willen
belasten.

Het spreekt vanzelf, dat getracht wordt, om ook in
andere Europeesche landen werkgelegenheid voor Ne-
derlanders te vinden. Mogelijk zal er in Zweden, dat
weinig werkloosheid heeft, eenige kans van slagen zijn.

Ir. R. A.
ViRwEY.

MEER CASEÏNE EN CASEINE-WOL IN

NEDERLAND?

Streven naar vergrootte casemnep’roductie in Ne-
clerlanci.

In den laatsten tijd is er hier te lande een duidelijk streven waarneembaar, om de productie van caseïne
uit te breiden, en wel niet slechts om de mogelijkheid
van een geregelde industrieele verwerking van onder-
melk te verruimen, doch ook om de caseïn.e zelf in
Nederland voor de fabricatie van textiele garens toe
te passen. Terwijl in den allerjougsten tijd echter
weinig vernomen wordt omtrent een verdere stijging
van het aantal zuivelfabrieken, welke op grond van
langdurige contracten met de H.I.M.O.A. haar bedrij-
ven voor de fabricatie van zgn. textielcaseïne hebben
ingericht, valt thans een dergelijk streven op te mer-
ken bij de vooraanstaande Nederlandsche zuivelcoöpe-
raties.
Een recent voorbeeld daarvan is het onlangs door den Bond van Ooöp. Zuivelfabrieken in Fries-
land, op voorstel van het bestuur, genomen besluit
tot deelneming in een op te richten proefbedrijf voor
de bereiding van melkwol.

In de desbetreffende vergadering werd door den
voorzitter van den Bond betoogd, dat dit een vraag-
stuk is van coöperatief Nederland en geenszins van
Friesland afleen. Niet minder dan een kwart millioexi
Gulden wenscht men als kapitaal voor een proef-
melkwolfabriek
bijeen
te brengen, en de provinciale
bonden worden uitgenoodigd, om een dubbeltje per
in het jaar. 1935 verwerkte ton melk te fourneeren,
waarbij dan Gelderland-Overijssel met 81.000 Gulden
het hoogste bedrag beschikbaar zal stellen, gevolgd door Friesland met 65.000 Gulden. Naar men weet,
wordt al sinds lang door de Coöp. Oondensfahriek ,,Friesland” te Leeuwarden geëxperimenteerd met
de melkwol-bereiding.

ii
Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

33

lIet procédé daarvoor moet zich dan ook onder-
scheiden van datgene, dat door den aan de bekende
Italiaansche
knnstzijde-
en la:nital-ondernerning Snia
VISCOSa
verbonden ingenieur Ferretti toegepast wordt
in een steeds grooter wordend aantal landen, welke
ianital reeds vervaardigen of op het punt staan, dh te doen en licenties voor het procédé-Ferretti ver-
worven hebben. Dit is bijv. het
ge
i,
a
l in Duitschiand,
België, Frankrijk, Hongarije, Polen, Zweden, Enge-
land, Canada, de Ver. Staten van Amerika en Japan;
een aanzienlijk aantal dus, dat eerlang dus nog zal
worden vergroot met een zelf fabriceerend Nederland.
Tot dusvei zenden de particulieren, voor rekening
van de ll.I2sLC.A. fabriceerencle, Nederlandsche zui-
velfabrieken haar product in hoofdzaak naar Italië,
waar het tot lartital verwerkt wordt.

1 [t door de coöperaties bijeen te brengen kapitaal
van rond een kwart millioen zal ten deele aangewend worden, voor de betaling der ,,rechten” van de Coöp.
Condensfabriek’ ,,Friesland”, wier patent, vooropge-
steld, dat dit inderdaad reeds fabrieksrijp is, naar ik
meen, nog steeds niet is aangevraagd, laat staan’ open-
baar is gemaakt.

Zooa].s uit het bovenstaande blijkt beschouwen de naaste belanghebbenden deze zaak als veelbelovend,
zoo zelfs dat de concurrentie, zoowel tegen lanital,
als ook tegen het product ,,Caseuka” van de A.K.U.
(dat eveneens een derivaat uit melk is) wel mogelijk
geacht wordt, terwijl toch de laatstgenoemde kunst-
zijde-onderneming op grond van markttechnische
overwegingen aan dezen nieuwen tak vooralsnog geen uitbreiding wrenschte te geven.. Het ligt niet op onzen
weg na te gaan of de massale verwerking van onder-
melk via caseïne tot spinvezels voor de Nederlandsche
zuivelproducenten op grond van de noodzaak tot het
vinden van genoegzame afzet van ondermelk, onver-
mijdelijk lijkt, d.w.z. of deze weg in ieder geval te
prefereeren is boven de tegenwoordige toepassing van
afgeroomde melk dan wel het gebruik daarvan.

De positie van caseine op de wereldma.rlc’t.

Wij willen hier het vraagstuk behandelen der ont-
wikkeling van de caseïne- en lanitalmarkten zelf,
volke in den laatsten tijd allesbehalve rooskleurig
waren, zoodat het een open vraag blijft, of juist dit
moment goed gekozen is, om een grooter percentage
van de Neclerlandsche zuivelindustrie op deze be-
drijfstakken om te schakelen. Terloops zij opgemerkt,
dat ,,textiele caseïne” niets anders is dan gewone
casemne, welke voor de vezelbereiding op weinig ge-
compliceerde manier geprepareerd wordt, zoodat het prijsverloop op de markten voor gewone caseïne wel
degelijk ook de marktpositie van ,,textiele caseïne”
raakt.
Verder zij er op gewezen, dat caseïne als grond-
stof voor de ve’zelbereidiug veel duurder uitkomt dan
cellulose voor de fabricatie van kuustzijde of stapel-
vezel, al wordt soms dit nadeel tot op zekere hoogte
weer ingehaald door het geringere verbruik van che-
micaliën bij het veredelen en de nahehandeling van
lanital, vergeleken bij andere kunstvezels. Dit echter maakt de caseïne-wol nog steeds niet tot een coucur-
reereud product van deze laatste, terwijl de
veel ge-
ringere vraag naar ca.seïne op de wereidmaricten
ook
voor de overige bekende doeleinden, zooals voor de
vervaardiging van galalith, lijm, watervrije verven,
voedingsmiddelen o.m. tot uiting komt in het hier-
onder weergegeven prijsverloop ‘daarvan:

Noteering voor Ar.gentijnsche zuur-caserne (cii’., zonder
rechten) te Londen in £ pel ton.

1.7

Maart

1937 ………………….
59
Jaar
1938
1

Januari

……………………
37
5Juli

……………………….
28
9

Augustus

…………………..
24
10

October

…………………….
20
20

November

…………………..
19

Een terdieering van den prijs in nog geen twee jaar
tijds ‘mag ook in deze in economisch opzicht zoo ver-
wrongen ieriode als de tegenwoordige wel huitenge-
woo.n genoemd worden. Terloops zij opgemerkt, dat
de daling geenszins gunstig werd beïnvloed door de
heerschende oorlogsvrees’aan het begin van het na-
jaar 1938 of door de verdere depreciatie van het £
in dat jaar.
De productie van caseïne in Argentinië bedraagt
minstens 10 pCt. van de zuivelproductie van dit land
naar waarde, terwijl ongeveer 50 pOt. van alle op de
wereidmarkten aangeboden caseïne nog tot voor heel
kort uit Argentinië afkomstig was. Dit heteekent dus
vanzelfsprekend, dat de noteering voor de Argentijn-
sche caseïne een soort wegwijzer is voor de wereld-
markt van dit product. D.w.z. de. vaste verdragsprij-
zen, welke bijv. de H.I.M.C.A. in Nederland aan de
aangesloten particuliere caseïnefabrikanten in op-
dracht van de Snia Viscosa vooralsnog betaalt, vor-
men in dit opzicht geen betrouwbare maatstaf. De
Fransche rennet-caseïne (paracaseïne), welke meestal
voor de vervaardiging van plastische massa’s wordt
gebezigd, wordt eveneens zelden op de open markte.n
aangeboden, terwijl dit wel het geval is met die van
Nieuw-Zeeland en Australië, welker prijs meestal ge-
oriënteerd is op die voor Argentijnsche caseïne.
Het is gebleken, dat de
belangrijke
productie van
Nieuw-Zeeland, welke thans door Japan moeilijk kan
worden opgenomen, in Europa een ,,outlet” zoekt,
terwijl de Duitsche caseïneproductie met sprongen om-
hoog gaat, zoodat zij binnenkort ca. 10.000 ton jaar-
lijks zal bereiken. Dit is van groot belang, omdat
Duitschland vroeger een derde tot de helft van alle
op de wereldmarkten komende caseïne placht op te
nemen. In verband met de uitbreiding van de lanital-
productie is door vele landen de voortbreuging van
caseïne versterkt. Dit is de algemeene positie van
caseïne niet ten goede gekomen, temeer waar dit viel
in een periode, waarin dit product te lijden heeft van
de concurrentie van vele vervangende grondstoffen,
met ‘name van kunstharsen voor de bereiding van be-
paalde lijmsoorten of plastische massa’s.
Voorts wordt lanital in Japan thans ook uit soya-
boonen-caseïne (protein) gefabriceerd. Geen wonder
dus, dat Argentinië Thans naar schatting met onge-
veer de helft van
4ii
1
jaarproductie, welke in goede
jaren 20.000 ton caseïne beloopt, is blijven zitten
ondanks het dringende aanbod, dat intusschen tot de
scherpe prijsdaling aanleiding werd; terwijl Duitsch-
land, dat tot dusver de grootste importeur van Ar-
gentijnsche caseïne was, thans blijkbaar achter En-
geland komt. Voorts verwacht men een aanzienlijke’
stijging van de Amerikaansche caseïneproductie in
Wisconsin, Californië e.a., waardoor dit land, dat
toch zelf bijna zooveel als Argentinië produceert,
nog minder zal gaan betrekken.
Bij het beschouwen van dan internationalen voor-
uitgang van de lanital-industrie valt in de eerste
plaats op, dat juist in het ,,moederiand” van dit pro-
duct, nl. Italië, de productie in 1938 geen groote
vorderingen maakte, zooals men mocht verwachten. Het is zelfs mogelijk, dat over het geheele jaar 1938
in vergelijking met 1937 tenslotte geen productiever-
meerdering zal optreden. De eigenlijke positie van
lanital onder de textielgrondstoffen is nog geenszins
bepaald, terwijl de ,,klassieke” textielstoffen mcl.
de meest concurreerende wol thans betrekkelijk goed-
koop zijn. De lanitalproductie heeft een aanvullend karakter en is soms ook als autarkische productie te
beschouwen. Toch blijft zij van ondergeschikten aard.
Dr. J.
RUBINFELO.

34

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Januari 1939

DE STATISTIEK IN OORLOGSTIJD.’)

Het arbeidsveld van den statisticus in oorlogstijd
is omvangrijk. In Duitschland hadden• in oorlogstijd
en kort daarna twee voikstellingen plaats en wel op
1 December 1916 en 4 December 1918, teneinde over
nauwkeurige gegevens te kunnen beschikken voor de
behoefte aan voedsel en de verdeeling daarvan. Daar-
naast hadden veelvuldig veetellingen plaats, alsmede schattingen van het te velde staande gewas, tellingen
van den oogstopbrengst, woningtellingen, opname
van voorraden grondstoffen en voedsel. Voorts stelde
men statistieken samen betreffende: productie van
bewapening, kleeding en uitrusting van leger en vloot
en het verbruik daarvan, arbeids- en loongegevens,
budgetonderzoeken, vrouwenarheid, hygiëne, oorlogs-financiën
enz.
Dit zal ook in een toekomstigen oorlog
noodzakelijk blijken.
Voor sommige statistieken is te verwachten, dat zij in een toekomstigen oorlog een nog veel belangrijker
rol zullen spelen dan tijdens den wereldoorlog, zoo-
als bijv. het geval is met de arbeidsstatistieken, de
loonstatistieken, euz., dus vooral met de sociale sta-
tistieken, waarvan men eigenlijk pas na den oorlog
de groote politieke heteekenis in oorlogstijd is gaan
begrijpen. Een bijzondere beteekenis zal overigens ook
de woningstatistiek in oorlogstijd krijgen, waarop hier
iets dieper zal worden ingegaan.
De woningnood werd tijdens den wereldoorlog voor-
namelijk veroorzaakt, doordat er stagnatie kwam in
het bouwen in verband met het tekort aan arbeiders
en grondstoffen. In de toekomst zal die woningnood
zich echter als een gevolg van de luchtbombardemen-
ten in veel sterkere mate doen gevoelen. Neemt men
aan dat van een tachtigtal aanvallerude bombarde-inentsvliegtuigen er tien door de luchtafweer heen
breken en hun bommenlast van in totaal rond 10 ton,
dus 100 bommen van 100 kilogram, boven een groote
stad laten vallen en dat daarvan 80 op huizerublokken
en de rest in parken enz. terecht komen, danvernie-
len deze bommen ongeveer 240 heerenhuizen of aJs
zij in een moderne arbeiderswijk terecht komen rond
720
arbeiderswoningen. Want een bom van 100 kg
heeft een vernietigingsstraal van 20 meter en ver-
nielt dus drie heerenhuizen of negen arbeiderswonin-
gen, terwijl men bovendien mag aannemen, dat min-
stens in een straal van 60 tot 100 m alle ruiten tenge-
volge van clan luchtdruk springen. Neemt men aan, dat
in de dichtbewoonde stadsgedeelten 50 heerenhuizen
binnen den werkingssfeer van den luchtdruk liggen en
dat per wonin.g 25 m
2
glas vernield wordt, dan gaan
door één bom 1250 m
2
vensterglas stuk en door 80 bom-
men 100.000 in
2
. Al deze
cijfers
zijn aan den lagen kant
en zullen bij gebruik van de meest moderne ultra-
brisante springstoffen vermoe(lelijk hooger uitvallen.
Kan men dan niet voldoende voorzien in de glas-
behoefte, dan zal de bewoorubaarheid der huizen daar
ernstig onder lijden. Het vraagstuk van den woning-
nood zal er in de toekomst dus niet eenvoudiger op
worden en woningdistributie zal in de groote steden
veelal niet kunnen uitblijven. Daardoor zullen aan de woningstatistiek dus in de toekomst zwaardere
eischen gesteld moeten worden.
De problemen der voedselsta.tistiek.

De basis, waarvan een verbruiksstatistiek van voed-
sel uit moet gaan, is de vaststelling van het gemid-
delde voedselrantsoen per hoofd van de bevolking. De
statisticus zal hiervoor vooral in samenwerking met
voedingsspecialisten de basis moeten leggen.
Een voedselrantsoen moet voldoende voedingswaar-
de hebben, zich aanpassen aan de voedingsgewoonten
van het volk, zoo goedkoop mogelijk zijn, en zich zoö-
veel mogelijk aanpassen aan de eigen productie.
Wij zullen, voor wat de voedingswaarde van een
oorlogsrantsoen betreft, uitgaan van het Duitsche

‘) Zie ook E.-S.13. van 23 Nov. 1938: Wat eisaht doel-
matige oo rlogsvoo rbereldiug van de statistiek?

woelcrantsoen in den wereldoorlog. Medio 1918 be-
stond dit zonder de extra toeslagen voor ,,schwer and
schwerst Arbeiter”, aan brood uit 2000 gram, aan
aardappelen 3500 gram, aan vleesch 150 gram, aan
suiker 125 gram en aan vetten 50 gram. Vooral het
vetransoen, dat normaal in Duitschiand 60 gram
per
dag bedraagt, moet veel te gerin.g worden geacht.

De berekeningen der oorlogsrantsoenen gingen in
den wereldoorlog vooral uit van het aantal calorieën,
dat het menscheljk lichaam verbruikt. Ook thans is
dit punt niet van gewicht ontbloot. Maar de moderne
voedseltheorie laat thans het accent veel meer dan
vroeger vallen op cie hoeveelheden eiwit, vet, kool-
hydraten, vitaminen cru minerale zouten, die het
lichaam behoeft.

Bijzondere moeilijkheden leveren de eiwitten op,
omdat zij niet alle gelijkwaardig zijn. In Duitschland
hebben normale vcrbruiksstatistiekeii tot de conclusie
gevoerd, dat in vredestijd het dagverbruik aan vol-
waardige eiwitten
0!)
80
a
100 gram moet worden
gesteld. Alle eiwitten zijn echter geenszins gelijk-
waardig. Het samengestelde eiwitmolecuul wordt
namelijk in het menscheljk lichaam omgezet in een
aantal amino-zuren en de biologische waarde van een
eiwit is afhankelijk van de onderlinge verhouding, de
hoeveelheid en het ontbreken van een of meer amino-
zuren. Zoo zijn bijv. de graaneiwitten in samenstel-ling onvolkomen en maar voor 60 pOt. verteerbaar, die van peulvruchten maar voor 25 h 30 pOt., daar-
entegen die van de 52 pOt. eiwit bevattende sojaboon
voor 93 pOt., terwijl ook de eiwitten van rijst en aard-
appelen voor meer clan 90 pOt, opgenomen worden.

Dierljke eiwitten, zooals die uit kaas, melk, vleesch,
eieren, enz. zijn voor 94 tot 98 pOt. verteerbaar. Bo-
vendien bevordert het gelijktijdige gebruik van dier-
ljke eiwitten met plantaardige de verteerbaarheid
van deze laatste. Deze hoogwaardige dierlijke eiwit-
ten zijn echter ook veel duurder. Ziegelmayer bere-
kende, dat van de plantaardige eiwitten, die van de
sojaboon het goedkoopste waren en op goud Mlc. 0.83
komen te staan per kg bij een verteerbaarheid van 93
pOt. Voor tarwe-eiwit zijn die cijfers Mk. 4.07 en
slechts 82 pOt., voor melk Mk. 7.81 en 94 pOt., voor
kaas Mk. 16.91 en 94 pOt., voor rundvleesch Mk. 15.46
en 97 pOt., voor eieren Mk. 21.80 en 98 pOt.
1).
Een
voedingsrantsoen, dat voor een groot deel op melk-
eiwitten, rijst, aardappelen en sojaboonen, in den
vorm van sojameel bij het brood, of zooals in Indië
geschiedt als toespijs in verschillende vormen bij de
rijst is ingesteld, kan dus belangrijk goedkooper zijn
dan een rantsoen, dat op de andere dierljke eiwitten
is gebaseerd. Het is dan ook begrijpelijk waarom de
Duitsche landbouwproefstatious zich speciaal toeleg-gen op de cultuur van geselecteerde sojaboonen.
Voorts moet men zi(;h zooveel mogelijk aanpassen
aan de voedingsgewoonten en het gemiddelde dag-
verbruik per hoofd van de bevolking. Die voedingsge-
woonten loopen locaal en bovendien in de verschil-
lende lagen der maatschappij vaak scherp uiteen. Zoo
varieert het aardappelverbruik in Nederland per hoofd
en per dag van
1%
kg tot 1 kg; in Duitschland be-
draagt het verbruik aan aardappelen op het platteland
ongeveer % kg per hoofd en per dag en in de stad
/10 ii
/io
kg. Ook openbaarden zich in Duitschland
sterke regionale verschillen in het vetverbruik. Zoo bedroeg dit verbruik in Neder-Siiezië in den winter
100.3 gram per dag en in den zomer 83.4 gram, in de
Boven-Palts echter maar 15.5 en 40.3 gram, maar in
Rijnland weer 95.1 en 87.7 gram, terwijl het gemid-
delde op 62 gram moet worden gesteld.

Volgens de Duitsche voedselstatistieken heeft in
1934 het gemiddelde dagverbruik per hoofd van de
bevolking 272 gram broodmeel en in 1935 275 gram
bedragen, terwijl 16 gram ander meel werd verbruikt.
Voor aardappelen waren die cijfers 520 en 526 gram,

1)
W. Ziegelmayer. Rohstofl Fragen der Deutsnhen
Volksernithrung,
p.
91.

11 Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

35

voor vleesch 128 en 126 gram, voor melk (inclusief
cle melk noodig voor de kaascon.sumptie en die voor
het opfokken van jong vee) 1000 gram, voor suiker 58 en 67 gram, voor peulvruchten 8 en 8 gram. Het
spreekt vanzelf, dat men deze cijfers niet klakkeloos
voor Nederland, dat niet precies dezelfde voedings-
gewoonten heeft, kan overnemen, terwijl ook rekening
dient te worden gehouden met het aantal verkloozen. Bij de vaststelling van het voedselrantsoen zal men
zich dus moeten laten leiden door de statistische ge-
gevens omtrent de verhruiksgewoonten van een volk.
Tenslotte kan men in beperkte mate de eigen pro-
ductie aan de consumptie aanpassen. Men kan de pro-
cluctie van dierlijke eiwitten uitbreiden door aan het
vee meer plantaardige eiwitten te verstrekken. Ten
deele zijn die plantaardige eiwitten voor den meusch
onverteerbaar, bijv. die van gras, groentenafval, bie-
tenkoppen, perskoeken, enz. Veelal moeten daarnaast
echter ook voeder- en broodgraan en aardappelen als
krachtvoer worden verstrekt. Die hoeveelheden zijn
meestal niet gering, en aanzienlijk grooter dan het
rendement aan dierlijke eiwittèn. Zoo is er om een
varken van 100 kg op 165 kg te brengen 300 kg graan
of 1200 kg aardappelen noodig.
Er is dus een zekere speling, waardoor men de ba-
lans van eiwitten, vetten en koolhydraten meer in
evenwicht kan brengen. In dichtbevolkte streken zou-
als ons land zal het echter zeer moeilijk zijn om een
op alle onderdeelen sluitende voedselhalans te krijgen.
Om zich een denkbeeld te vormen van den aard der
,noeiljkheden waarmede men te kampen heeft hij het
in overeenstemming brengen van productie en con-
sumptie van de voornaamste voedingsmiddelen moge
iets dieper worden ingegaan op den aardappel als
voedingsmiddel en grondstof voor de industrie. Voor de volksvoeding in oorlogstijd is de aardappel
niet alleen van groote beteekenis als voorname bron
van koolhydraten, maar ook door haar gehalte aan
auti-scheurbuikvitamine. Geenszins overdreven is de
uitspraak der Duitsche voedingsspecialisten, dat de
aardappel Duitschland tijdens de hongerblokkade van
een scheurbuikexplosie heeft gered. Dé statisticus zal
nu eerst moeten vaststellen, hoeveel in vredestijd ge-
nuddeid per hoofd aan aardappelen wordt verbruikt
in de steden, hoeveel op het platteland; hoe groot de
productie en de consumptie is in de Hollandsche Wa-terlinie en hoeveel daar buiten. Voorts zal hij moeten
bepalen, hoe groot het vervoer van aardappelen is van
de productie naar de consnmptiecentra, op welke wijze
dit vervoer in vredestijd geschiedt en hoeveel spoor-
wagens, binnenscheepvaart-tonnage, lastauto’s enz.
voor dat vervoer in oorlogstijd beschikbaar zullen
moeten worden gesteld. Want duizenden tonnen aard-
appelen zijn in Duitschland verloren gegaan, omdat
men in den herfst niet voldoende wagons beschikbaar
kon stellen, zoodat het vervoer enkele maanden later
plaats moest hebben, waarbij de aa.rdapelen ernstig
van de vorst te lijden hadden.

Terder zal hij moeten weten, hoe groot de gemiddel-
de verliezen zijn door hederf hij het transport, daar de aardappel gevoelig is voor ruwe behandeling en
kneuzen; hoeveel magazijnruimte er ter plaatse van
consumptie is bij den groot- en kleinhandel om de
aardappelen vorstvrij, dus in koele doch vorstvrije
droge
kelders, op te slaan. Want men vergete niet
dat door het ademen, verdampeu en vooral kiemen in
het voorjaar tot 40 pCt. aan zetmeel verloren kan gaan.
Voorts hoe groot het normale rottingverlies bij het in-
kuilen is. Volgens de Duitsche statistiek beloopt het
totaalverlies door ademen, rotten, vorst en kiemen
ieder jaar van 5 tot 10 pOt., voor een hoofdvoedsel-
bron een bedenkelijk hoog percentage. Dergelijke ver-
liezen kan men tot op zekere hoogte tegengaan door
het drogen van den aardappe’l. Zoo kunnen bijv. aard-
appelvlokken, een product der drogerijen, bijna vooi
onhegrensden tijd worden opgeslagen en dus als Aus-gieichreserve dienen voor veevoeder in slechte oogst-
jaren. Hoe groot is de capaciteit der drogerijen, hoe

groot de productie van aardappelmeel en aardappel-
producten? Want de aardappel is een bron van grond-
en hulpstoffen van tal van industrieën. Hoe groot zal
in oorlogstijd het gebruik van aardappelmeel als
broodmeelsurrogaat zijn? Hoe groot is het normale
verbruik in vredestijd van aardappelmeel in het huis-
houden en hoeveel wordt er verwerkt in puddingmeel, in bonbons, in edelsago, enz. Tot welk percentage van
het vredesverbruik kan het verbruik van aardappel-
meel in oorlogstijd worden toegestaan in de textiel-
industrie, de papier-, de pleister-, de plantenlijm-, de
tapijt- en zeepindustrie, de boekbinderij, de wasch-
en strijkinrichtingen, de lithographie, de ijzergieterij,
de munitiefabrieken, in de pharmacie, enz. Hoe groot
is het verbruik van de uit den aardappel geprodu-
ceerde glucose in vredestijd en in hoeverre is beper-
king in oorlogstijd noodig en mogelijk in de siropen.-,
jam-, chocolade-, koek-, kunsthon.ing-, limonade-, bier-,
azijn-, koffie-Ersatzfahrieken, enz. Hoe groot is het

verbruik van de uit den aardappel vervaardigde dex-
trin.e in de kleuren.-, leder-, kunstzijde-, inkt-, schoen-
smeer-, pruimtabak-, enz. industrie.
Hoe groot zal het verbruik aan aardappelen voor
de aardappeibranderijen mogen zijn, waarbij niet
vergeten mag worden, dat voor de productie van
1000 ton schieticatoen 4 i. 5.000 hi alcohol noodig
zal zijn en dat de aardappel in oorlogstijd in de
branderjen meer op den voorgrond zal komen door-
dat de invoer van granen wordt bemoeilijkt.
Wij hebben in de jaren 1934-1936 een gemiddeld
uitvoerovorschot gehad van 72.000 ton aardappel-
meel. M
,
en. vergete echter niet, dat groote hoeveel-heden aardappelmeel noodig zullen zijn als brood-
meelsurrogaat en dat de aardappel ook het graan
zal moeten vervangen als veevoeder. Men zal dus wel
verplicht zijn het verbruik van aardappelproducten
in de industrie te besnoeien in oorlogstijd, waarbij
er echter naar gestreefd zal moeten worden. de be-
trokken industrieën zoo min mogelijk in hun bedrijf
te storen. Dit zal niet altijd eenvoudig zijn.
Ook met den landbouw zal de statisticas voort-
durend nauw contact moeten houden. Hoe groot
moet de productie aan consumptie- en hoe groot die
van fabrieksaardappelen zijn, rekening houdende
met het feit, dat 14 pOt. van de oogst als pootgoed
moet worden gereserveerd. iloe groot zal de pro
ductie van aardappelen voor veevoeder moeten zijn.
In hoeverre dienen vroege aardappelen te worden
aangeplant teneinde opslag-verliezen, die in het voor-
jaar het grootst zijn, zooveel mogelijk te beperken.

Het bovenstaande maakt niet in het minst aan-
spraak op volledigheid. Wel blijkt er voldoende uit
hoe gecompliceerd het werk van de.n statisticus hier-
bij is en hoe dringend het geboden is, dat hij con-
tact houdt met de verschillende groepen van belang-
hebbenden. Het wordt dan ook begrijpelijk waarom
de statistieken van 1914 voor oorlogsgebruik on-
bruikbaar waren e.n waarom men in Engeland over-
ging tot de vorming uit de betrokken takken. van Pro-
gramme Coinmittees van deskundigen in productie en
handel in granen, vleesch en vetten, euz. Men wierp
daarmede echter het kind met het waschwater weg,
want in die Programme Oommittees hadden de statis-tici goed werk kunnen leveren, zooals overigens in de
enkele commissies, waar men. ze niet had geëlimineerçl,
voldoende is gebleken. Maar oin betrouwbare statistie-
ken te kunnen leveren moet de statisticus in vredes-
tijd de gelegenheid hebben om zich in de moeilijke
materie in te werken. Dat is mogelijk, door hem in te
schakelen hij de economische oorlogsvoorbereiding.

De
grondstoffen
en vcrbruQcsstatistiek van oor-
logsinateriaal.
De moeilijkheden, die zich bij het opmaken van
deze statistieken voordoen, zijn van geheel anderen
aard dan die voor het opmaken der voedselstatis-
tieken. De berekeningen hieromtrent zijn natuurlijk
gebaseerd op het verbrUik in den wereldoorlog en

36

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

ii Januari 1939

OOR
in den 6paanschen burgeroorlog, waaromtrent
echter nog onvoldoende gegevens, bekend zijn. De
statistieus di.e het verbruik aan grondstoffen en ma-
teriaal zal moeten vastieggen, zal daartoe nauw moe-

ten saeowerken met militaire specialisten der ver-
schillende wapens, die hem de inlichtingen moeten
verschaffen ovei het te verwachten materiaalver-
bruik. Is op deze wijze vastgesteld wat vermoedelijk
noodig zal zijn, dan zal de statisticus daarna hebben
na te gaan hoeveel electrische kracht, brandstoffen,
hoogovens, cokes, ijzererts en andere metalen of hun
ertsen enz. noodig zijn, voor de wapenvoorziening.
Daarnaast zal hij moeten nagaan hoeveel er aan ver-
schillende kruitsoorten en hun grondstoffen noodig

is. Men denke over de behoefte aan grondstoffen voor
kruit niet gering. Voor 10.000 ton schietkatoen (de
jaarproductie aan verschillende kruitsoorten in
Frankrijk bedroeg in 1917 150.000 ton) zijn noodig
7.000 ton katoen, 53.000 ton zwavelzuur, 28.000 ton
salpeterzuur, 5.000 ton aether, 40.000 ? 50.000. hl al-
cohol, 100 ton graphiet en 200 ton cliphenylamine,

tezamen dus ongeveer 100.000 ton aan grondstoffen, die voor een groot deel over zee moeten worden aan-
gevoerd. Misrekeningen in het gewichtsverbruik aan
schietkatoen moeten dus voor dat der grondstoffen

met 10 worden vermenigvuldigd.
Voor vele bewanenjnasbAdriive,n
znl hpt.
nc,ndi

zijn, dat zij met een drieploegenstelsel werken. De
statisticus zal moeten nagaan in hoeverre de daartoe
henoodigde mannelijke en vrouwelijke arbeiders be-
schikbaar zijn. Van bijzonder belang is het vooral bij,
het drieploegenstelsel, waarbij het onderhoud der
machines toch meestal al te wrenschein overlaat, dat
voldoende onderhoudsmiddelen, machine- en smeer-
olie, poetskatoen ena. beschikbaar zijn. Want de oor-
logservaring heeft geleerd dat bij gebruik van Er-
satz-oliën de slijtage aan de machines ernstige af-
metingen aanneemt.

Veelal zal in de verschillende bedrijfstakken naar
een compromis moeten worden gestreefd tussch.en de
productie voor burgerverbruik en die voor leger en
vloot en zal het percentage van de capaciteit der fa-
brieken, dat bestemd is voor de burgerproductie moe-
ten worden vastgesteld. Dit is een moeilijk werk, dat
degelijke statistische voorbereiding eischt en dat in

Amerika ruim 16 jaar heeft geduurd voor men tot
bruikbare resultaten was gekomen.

Voorts zal moeten worden vastgesteld hoe groot de
normale grondstoffenvoorraden in vredestijd zijn, hoe

groot de productie of de invoer van grondstoffen
moet zijn. Welke besparingen op grondstoffen door
norrnalisa,tie mogelijk zouden zijn. Voor welke grond-
stoffen men in sterke mate van het buitenland af-
hankelijk is, waardoor zij het karakter krijgen van
strategische
grondstoffen, zooals bijv. tin, mangaan,
nikkel, chroom, rubber enz. voor Amerika.
Welke zoogenaamde
cril;ische
grondstoffen in zoo-
danige hoeveelheden aanwezig zijn, dat men door
zuinig gebruik dan wel opvoeren van de producti.c,
daarmede kan toekomen. Hoeveel er aan Ersatz en

nieuwe werkstoffen geproduceerd moet worden om
in een grondstoffentekort te voorzien bijv. door de

productie var zeilwolle, lanital, verschillende nieuwe
metaalalliages, producten uit geperst kunsthars enz.
1

loeveel grondstoffen er door regeneratie van ge-
hruikte”stoff.en kan worden verkregen, bijv. wol uit
afgedragen kleeren, rubber van gebruikte handen,
tin uit oude conserveoblikken enz.
Ook wat het’aanleggen van verbruiks-, voorraad-
en produetiestatistieken van ooriogsmateriaai en de
grondstoffen daarvoor betreft staat dus de statisticus
meestal voor gecompliceerde problemen, waarbij hij
met economen, bedrijfsleiders, militairen, ingenieurs,
natuurwetenschappelijke onderzoekers enz. zal moe-
ten samenwerken. Ook hier is dus van een improvi-
satie in oorlogstijd geen goede 6plossing te ver-
wachten.

Hiervan is dan ook in Nederland geen sprake. Het
spreekt echter vanzelf, dat dit materiaal niet altijd
voor publicatie geschikt zal zijn. Dat overigens op
verderen uitbouw van deze statistieken wordt aangc-
stuurd, blijkt uit de Nota van Wijziging
01)
de Staats-
hegrooting, waarbij aan het Centraal Bureau va:n
Statistiek voor het samenstellen van voorradenstatis-
tieken ten behoeve van de economische verciedigings-
voorbereiding een bedrag van
f
40.000 is toebedacht. Tenslotte moge nog worden gewezen
01)
de uitkotu-
sten der Inventarisaties van Land- en Tuinbouw.
Dr. W. K. H.
FEUILLETATJ DE BRUYN.

INGEZONDEN STUKKEN.

MONETAIRE CONJUNCTUURPOLITIEK.

Dr. G. C. A. van Dorp schrijft ons:

Op pag. 912, 2de kolom van dit blad, aflevering
30 Nov., verkondigt de heer A. J. W. Renaud de
meening, dat de bekende Quantiteitstheorie, als ge-
volg van het verbeterde statistische cijfermateriaal,
den toets der kritiek niet weerstaan kan.

Dit doet eenigszins vreemd aan als men uitgaat
van de formuleering van Irving Fisher. Bij die for-
muleering kan men eigenlijk niet meer van een theo-
rie spreken, inaar eerder van een statistischen regel,
zoo men al niet spreken wil van een waarheid als een
koe, een ti-uism, zooals de Engelschen zeggen.
Immers de formuleering is ongeveer aldus: Kies
een zeker tijdsverloop als tijdseenheicl. Tel bij elkaar alle betalingen, welke in die tijdsee.nheid gedaan zijn
op grond van vroegere transacties, de betalingen
welke gedaan worden voor transacties in die tijds-
eenheid tot stand gekomen, en trek eraf de beta-
lingen, welke tot later uitgesteld zijn. Het is duide-
lijk, dat men dan krijgt alle betalingen in de tijds-
eenheid gedaan, anders gezegd de hoeveelheid ruil-
middel maal zijn ornloopsnelheid.
Aan de andere zijde is het duidelijk, dat de in de
tijdseenheid gedane transacties (in goederen, dien-
sten, waardepapieren, enz.) aan betaling benoocligen
de som van de prijzen, waarvoor de transacties tot
stand zijn gekomen, maal de hoeveelheden die hierbij
verhandeld zijn.

Het wordt nu alleen cle moeilijkheid aan de eene
zijde alle dergelijice transacties aan cle andere zijde
alles wat als ruilrn,iddel dienst doet te achterhalen

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van
1000
kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
1-7 Jan.
Sedert
Overeenk.
1-7 Jan.
Sedert
Overeenk.

1939
1Jan. 1939 tijdvak 1938
1939
IJan. 1939
tijdvak 1938
1939 1938

Tarwe

……………..
8.048
8.048
37.587′
1.200
1.200

9.248
37.587
1.266 1.266
2.635


.-
1.266
2.635
150
150 450
– –

150
450

Rogge

………………

Maïs ………………
8.158 8.158
24.105 7.044
7.044
5.221
15.202
29.326

Boekweit ………………

1.939
1.939
8.756


470
1.939
9.226
300 300
8.646


406
300
9.052

Gerst

………………..

715

.

715
2.190
7.845 7.845
7.623
8.560 9.813

Haver

………………..
Lijnzaad

……………..
2.311 2.311
2.450
– –

2.j11
2.450
Lijnkoek

…………….
Tarwemeel

………….
920
920 672
102
102
800
1.022 1.472
Andere meelsoorten
.
340 340
1.080
30
30
75
370 1.155

11 Januari
1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

37

en te registreeren.
Als de regel nu niet schijnt te
kloppen dan ligt, dat niet aan den regel maar daar-
aan, dat alles nog niet voldoende geregistreerdis.
Wij weten allang, dat de regel niet opgaat, wanneer.
men voor ruihniddel alleen aailziet, alles watais i nt-
tig betaalmiddel in omloop is. Reeds lang is het be-
kend, dat het zoogenaamde girale geld niet vergeten
mag worden. Men noemt dit geld ook. wel hankgeld,
maar mag er clan wei om denken dat er naast de ban-
ken ook nog girodiensten zijn, wier geld ook niet
vergeten mag worden. De Engelschen spreken wel van
depositmouey, maar men moet toch niet vergeten, dat
de deposito’s niet alle bankgeld vormen, daar is veel
meer baukgeld in omloop is dan er deposito’s zijr. Een
bank kan credietfaciliteiten toestaan tot ver boven
haar deposito’s, omdat nooit van al deze faciliteiten
tegelijk gebruik gemaakt wordt, toch vormen zij alle
,,ruil middel”.
Verwarring heeft hier ook zonder twijfel het woord
van Withers ,,every ban ereates a deposit” gesticht.
Dit woord zou uitgebreid moeten worden met de ivoor-
den ,,or makes another ban disappear”. Dat is alleen
niet noodig, wanneer, als somrnige Engelsche ha.nken
doeii, terstond een toegestaan crediet in iemands
credit op depositorekening geschreven werd.
Op
het eerste gezicht schijnt het onmogelijk, dat
een bank meer bankfaciliteiteu zou kunnen toestaan
dan zij deposito’s heeft, maar men moet erom den-ken, dat op het oogeublik, dat een bank een crediet
toestaat, hiervan nog niet direct gebruik gemaakt
wordt. Wanneer er tenslotte van gebruik gemaakt
wordt, zal het gevolg vele malen zijn, dat de eene
debiteur in de plaats treedt van den anderen zonder
vorming van een deposito. Zoo kan er een geheele
keten van credietnemers zijn, waarvan telkens maar
één te gelijk gebruik maakt van de hem toegestane
faciliteiten, om daardoor in de plaats van den ander
te treden, terwijl zij toch alle over ,,geld” kunnen
beschikken.
Zoo zien wij, dat de boer, die de suikerbieten teelt,
op het oogenblik dat hij de kunstmestfabriek betaalt,
in de plaats van de kunstmestfabriek treedt. De kunst-
mestfabriek krijgt daardoor geen deposito, ziet alleen
haar schuld verkleind. Als straks de suikerfabriek de
beetwortels aan den boer betaalt, treedt weer hetzelf-
de te voorschijn; zoo wanneer de raffinaderij de suiker-
fabriek betaalt, wanneer de groothandelaar de raffi-naderij betaalt, wanneer de winkelier den groothan-
delaar betaalt.
Al deze menschen hadden een crediet toegestaan
gekregen, zij wisten, •dat zij tot een zeker bedrag gaan
konden, liepen als het ware met dat bedrag aan
,,geld” op zak zonder op het oogeublik, dat de leeniug
tot stand kwam, daarmede een deposito te doen ont-
staan. Alleen verdween er toen een andere schuld.
Zoo kon het gebeuren, dat in September 1929 bij
het ontstaan van de crisis in de Vereenigde Staten
voor ongeveer 37 milliard Dollar bankfaciliteiten
waren toegestaan, terwijl er voor veel minder depo-
sito’s bij de banken stonden.
Do inkrimping of opzegging van dergelijke crediet-
faciliteiten moet een veel grootere rol spelen bij de
vorming van de hoeveelheid ruilmiddel, die aanwezig
is dan de inkrimping of uitzetting der deposito’s.
Als men dit in het oog houdt dan zal vermoedelijk menige toetsing van den kwantiteitsregel aan de sta-
tistische gegevens vrij aardige resultaten geven. Men
moet eveuw’el niet denken, dat men gemakkelijk tot
volkomen kloppende resultaten zal komen, niet omdat
de regel niet juist is, maar omdat het bijna ondoenlijk is alle gegevens waarom hij vraagt., te verkrijgen.

N a s c h r i f t. Kortheidshalve zal ik hier volstaan
met (Ien heer Van Dorp te verwijzen naar mijn studie:
,,Is 1? = PT : T?” in ,,De Economist” van. Mei 1938
hlaclz. 361 cv. en de daarop gevolgde gedachtenwisse-
ling met Dr.
0.
Bakker in het Juli/Augustus- en Sep-temhernummer van hetzelfde tijdschrift.
A. J. W. RENAUD.

STATISTIEKEN.
tA ”
J)D..Ur’.’W’b.

Ned

Disc.Wissels. 2

3Dec.’36
Lissabon
…. 4
11Aug.’37

Bk

Bel.Binn.Eff.
1Vrsch.inR.C.2j
24
3Dec.’36
Londen ……
2
30 Juni’37
3Dec.’36
Madrid ……
5

15Juli’32
Athene ……….
6

4Jan.’7
N..YorkF.RB.
1
26Aug.’35
Batavia

……..
3

14Jan.’37
Oslo

……..
34
5Jan.’38
Belgrado ……..
5

1
F’ebr.’35
Parijs

……
2
3 Jan.’39
Berlijn ……….
4 22Sept.’32
Praag

……
3

1Jan.’36
Boekarest

……
34
5Mei’38
Pretoria
…. 34
15Mei’33
Brussel

……..
24 26Oct.’38
Rome ……..
44
18Mei’36
Boedapest

……
4 23Aug.’35
Stockholm
.. 24

1Dec.’33
Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Tokio….
3.46

11 Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Warschau….
44
18Dec.’37
llelsingfors ……
4

3Dec.’34
Zwits. Nat.
Bk.
1425Nov.’36
Kopenhagen
4 19Nov.’36

OPEN
MARKT.

1938139
1938
1937
1914

7
217
27131
19123 3/8
419
20124
Jan.
1

Jan.
1

Dec.
1

Dec.
Jan. Jan. Juli

Amsterdam
Partic. disc.
3
1,
3
/q
3(
31
8

1/4
911611I16
3314.4314
Prolong.
112
1
12
1
12
1
12
1
1
1

1/
34114
Londen
Daggeld.
‘!,-1
112_1
1
12-31/2
1
12-1
‘/,-1
1
12-1
1
12-1
Partic.disc.
/16
116-/8
I-f
1-I
1
18
17132_911
17(
32
_91
1(

9J
15
3(
4

Berlijn
Daggeld.
.

2/s-3
1
/s
2
1
/2-3
1
/8
2
1
12-3
21-318
2u133
1
‘5
25/-3
1
/8
Maandeld
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
(4-3
2l4-3
2
3
14-3
1
12
2
1
/,-
7
j
Part, disc.
2718
2
7
18
271
8

2
7
/8
21
3
2
7
18
Warenw.
..
4.1/
4.11
3

4.1/3
4
1
/2
4..i(
4.1/
4-/4
Nea,
York
Daggeld ‘)
1 1
2)
1
I
1
31
Partic.disc,
1
/2
1
12
11
11
1
14
1
/2
1
Koers van 6Jan. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
317
Jan.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Dala
New
Londen

Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
S
)
S)
S) S)
1)

3 Jan. 1939
1.83%
8.51%

73.75 4.82w
31.03
100%
4

.,

1939
1.84
8.52%

73.80 4.83
31.024
100
5

1989 1.84%
8.54

73.82
4.83% 31.024
100%
6

1939 1.84
8.54%

73.76 4.84 31.02
1003.(
7

1939 1.83%
8.59%

73.75 4.85
31.06
100%
9

1939
1.83%
8.59%

73.70
4.85
31.05
100%
Laagste d.w’)
1.83% 8.49%

73,621 4.81
30.99
100
Hoogsted.w’)
1.84%
8.62

73.85 4.86
31.10
100
Muntpariteit
1.469 12.1071

59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
serland
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
rest’)
55)
*5)

3 Jan’iÏ9
41.57
631

4

1939
41.57
6.31%

– –
5

1939
41.56%
6.32

– –
6

1939
41.55
6.31



1939
41.51 6.30



9

1939
41.52
6.32



Laagste d.w’)
41.48
6.2734
1.25
9.70

Hoogste d.wt)
41.60
6.34
1.35
9.80

Muntpariteit
48.003
7.371
1.488
13.094 48.52

D t
a a
Stock- Kopen-
S
Hel-
Buenos-
Mon-
holm) hagen*)
/
JfÇ
Aires’)
treal’)

3 Jan”199
43.824 38.-
42 77j
3.76
41
1.8234
4

1939
43.90

38.05
42.85 3.764
42
1.82
5

,,

1939
43.974 38.124
42.924
3.76
42
1.82
6

,,

1939
44.-

38.15
42.95
3.76
42
1.82%
7

1939
44.30

38.40
43.20
3.79
42
1.82%
9

1939
44.25

38.374
43.20
3.77
42
Laagste d.w’)
43.774 37.924
4270
3.73
4134
1.81%
Hoogste d.w’j
44.35

38 45
43.25
3.82
4234
1.82%
rvluntpariteit
66.671 66.671
66.671
6.266
95%

12.1878
5)
Noteering te Amsterdam.
*5)
Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t Iste of 2de
No.
van iedere maand komt een overz1cht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK.
(Cable).

D
a a
Londen
(S
per
£)
Parijs
($ P.
lOOfr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
(5 p. 100
gld.)
3 Jan.

19391
4,62%
2,62% 40,11
54,38
4

1939
4,63% 2,62%
40,12
54,36
5

,,

1939
4,66%
2,62%
40,12 54,35
6

1939
4,673j
2,63%
40,10
54,40
7

1939
4,68%8
2,64%
40,10
54,42
9

,,

1939
4,67
2 , 6 3 %
40,09
54,40%

10
Jan.

1938 5,00%
3,39%
40,33
55,71%
1untpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%

38

. .

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS-_EN
GENOT-

GERST
6415 kg
MAIS
R000E
TARWE
-BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS Edammer EIEREN

.
,
Amer.No.3′
Rotterdam per 2000 kg.
74kg Russi-

Rotterdam
sche
Fi
loco
per 100 kg.
Loonzein
per cwt. f.o.b.
maar
Gem. not.
Eiermijn
Leeuwar-
e

ng
••
Termijn-
.
Amerik.
..


80 kg Roe-
1)
Zie blz. 15
loco
ott rdam

Termijn-
Rangoon(Bassein
der Comm
Crisis
Fabr.kaas
Roermond
van.E.-S. B.
Rotterdam
noteer. op Mixed
k

noteer.
per

g.
op
meensche’)
Noteerin
Zuivel-
gang exp.
oo
St
van 4Jan.j1.
per2000kg.
1 012 mnd.
No.21)
1 of2
mnd.
Locoprijs
FIerLNed.Ct.INot.
Centr.
per5Okg.

_f
%
f
%

r

7
—–
i

r

i
7.
%
f
%
sh.
%

f
%
f t
%
.
1927
237,-
110,2 171,50
89,3

176,-
87,1
12,47
5

102,5

13,82
5

110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
111311
4

2,03 98,4

43,30
95,0
7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6 226,-
111,9 13,15
108,1

12,575
100,1
13,47
5

99,9
6,43
98,4
10/7
3
14
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,6
1929 179,75
83,6
196,-
102,1

204,-
101,0
10,87
5

89,4

11,275
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
10/6 2,05 99,4

45,40
99,6
811
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7

136,75
67,7 6,22
5

51,2

8,27
5

65,9 9,67
5

71,7
5,09
77,9
8/5
1,66
80,5

38,45
84,4 6,72
83,8
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50 41,8 4,55 37,4

4,65
37,0
5,55
41,1
3,09 47,3
516
1,34
64,9

31,30 68,7
5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2 4,625 38,0

4,70 37,4 5,22
5

38,7 2,59
39,6
511 I’12
0,94 45,6

22,70 49,8
4,14 51,6
1933
Z
70,-
32,5
60,75 31,6 68,50 33,9
3,55
29,3

3,75 29,9
5,025 37,2
1,84
28,2
4/5
1
12
0,61
29,6
0,96
20,20 44,3
3,71
46,3
1934
W
75,75
35,2
64,75
33,7
70,75 35,0 3,32
5

27,3

3
1
25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
4j714
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0 3,45 43,0
1935
iLj
68,-
31,6
56,-1
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3

3,87
5

30,9
4,12
5

30,6
2,07
31,7
518
1
1
2
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20 39,9
1936
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,27
5

35,1

5,75 45,8 6,27
5

46,5
2,19 33,5
5j7iJ

0,55
25,1
0,88
5

17,55
38,5
3,50
43,6
1937
137,75
64,0
105,75
55,1

111,-

55,0
8,95
73,6

8,02
5

63,9
8,92
5

66,2
2,70
41,3
61-
0,78
37,9 0,67
19,75
43,3
3,96
49,4
1938
103,00
47,9
100,50
52,3

106,50
49,9
5,72
5

47,1

5,40 43,0 6,20 46,0
2,48 38,0
517
0,80
38,8 0,58
21,27
5

46,7
3,98
49,6

Oct.

1937
136,25
63,3
109,-
56,8

114,75
56,8
8,57
5

80,5

7,62 5

60,7
8,50 63,0
2,96
45,3
617iJ
4
1
,
4,5
0,42
23,

50,5
4,99
62,2
Nov.
Q
133,50
62,1
106,25
55,3

1
16,-
57,4
7,225 59,4

7,10
56,5
8,125 60,2
2,53
38,7
517112

0,96 46,6
0,46 22,20 48,7 4,99 62,2
Dec.

,,
130,25
60,6
1 10,-
57,3

120,75
59,8 7,30
60,0

7,05
56,1
8025
59,5
2,43
37,2
5/5
0,84
40,8
0,60 20,80
45,6
5,24 65,3
z
Jan.

1938
130,-
60,4
113,75
59,2

117,25
55,0
7,65 62,9

7,45 59,3 8,40
62,3
2,35
36,0
5/3
0,80 38,8
0,61
5

21,45
47,1
4,15 51,7
Febr.
J
129,50
60,2
106,-
55,2

110,75
51,9
7,60 62,5

7,275 57,9
8,30 61,5 2,39
36,6
514
0,81
39,3
0,65
22,125
48,5 3,65
45,5
Mrt.
0
121,50
56,5
104,50
54,4

109,75
51,5
7,10 58,4

6,77
5

53,9
7,70
57,1
2,36
36,1
53
0,81
39,3 0,56 21,70
47,6
2,80 34,9
Apr.
K
1 16,75
54,3
107,50
56,0

117,75
55,2
6,65
54,7

6,55
52,1
7,35 54,5 2,42
37,1
5/5
0,87 42,2
0,47
5

19,60
43,0 2,90
36,2
Mei

,,
11350
52,8
104,50
54,4

III,-
52,1
6,17
5

50,8

6,12
5

48,8 6,95 51,5 2,64
40,4
5110
1
12
0,89
43,2 0,45
20,-
43,9 3,25 40,5
Juni
Ii.j
103,75
48,2
100,50
52,3

102,75
48,2 5,625

46,2

5,975

48,9

5,375

47,6
6,92
5

51,3
2,67
40,9
5111112

61114
0,80
38,8
0,51
19,57
5

42,9 3,39 42,3 46,3
Juli
Aug.
>
103,75
86,75
48,2 40,3
104,75
98,25

54,6

106,75

51,2

102,25
50,1
47,9
5,95 5,05
41,5

4,70
42,8
37,4
6,77
5

5,775

50,2
42,8
2,74 2,88
42,0
44,1
61511
4
0,78 0,76 37,9 36,9
0,50 0,55
20,45 21,325
44,9 46,8
3,71
4,17 52,0
Sept.
80,50 37,4
96,25
50,1

105,25
49,4 4,275
35,1

4,15 33,0
4,80 35,6
2,81
43,0
6f312
0,78 37,9 0,57 22,80
50,0
5,-
62,3
Oct .,,
79
1

36,7
89,25
46,5
96,50
45,3
3,975

32,7

3,52
5

28,1
4,02
5

29,8
2,39 36,6
515
1
/2
0,74 35,9
0,70
23,45
51,4
5,07
63,2
Nov.
81,-
37,7
84,50
44,0
91,-
42,7 4,30
35,3

3,35 26,7 3,65
27,1
2,08 31,9
41914
0,76 36,9 0,70
22,325
49,0 4,90
61,1
Dec.

,,
91,-
42,3
97,25
50,7

106,75
50,1
4,425
36,4

3,52
5

28,1
3,75
27,8
2,05
31,4
4/9
114
0,83 40,3 0,70
20,60
45,2 4.73 59,0
27 Dec.-3 Jan.
90,-
41,8
96,501
50,3

107,-
50,2
4,30
35,3

3,70
29,5 3,80 28,2
2,02 30,9
4/814
1

0,84
1
40,8
1
0,70
20,-
1

43,9
1

4,55
56,7
3-10 Jan. ’39
88,50
41,1
99,-1
51,6 1108,50
50,9 4,40
36,2

3,75
29,9 3,85
1

28,5
2,12
32,5
4111
1
141
0,85 1
41,3

1
0,70
20,-
1

43,9 4,75
59,2

JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
First Marks”
in olie gekamd; loco Bradtord per Ib.
1
31
14
Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super FineC.P.
c.i.f.
Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
lHerl.Ned.Ct.1

Oonira
Liverpool per Ib.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
.

,
Meriiio

s

v.
wit Dr. D. te
New York per 1h.
co Londen
P
Ib.

VrI.Ned.Ct.j

inoked
Sheets
Herl.Ned.Ct.
Not.
HerI.Ned.Ct.I

Not.
Not.
Herl.Nd.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Not.

t
%
£
cts.
%
$cts.
ets.
%

pence
ets.
%
pence
ets.
%
pence
t
%
$
ets.
%
pence
1927
442,38
103,4
36.10/-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8
26,50
244,9
104,8
48,50
13,55
105,8
5,44
93
140,2
18,50
1928
445,89
104,2
36.16/11
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8

111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4 5,07
54
81,4
10,75
1929
395,49
92,4 32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4
6,59
127,2
92,0 25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52 78,4
10,25
1930
0
257,97
60,3
21.6/9
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92 81,9 59,2
16,25
134,8
57,7
26,75 8,50
66,4
3,42
30
45,2 5,87
1931
1932
01

192,15
44,0
17.117 21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0

109,0
46,6
23,25 5,97
46,6
2,40
15
22,6 3,12
5

1933
146,86
128,63
34,3
30,1
16.18/-
15.12/2
1.5,9
17,4
33,8 37,0
6,40 8,70
19,5 16,8
54,3
46,8
5,39
4,91
42,5
48,9
30,7
35,4 11,75 14,25
79,7 96,9
34,1
41,5
22,-
28,25
3,87
3,21
30,2
25,1 1,56
1,61
12
II
18,1
16,6
3,375
3,25
1934
l935
Z

115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8 4,37 51,4 37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92 15,0
1,29
19
28,6 6,25

1936
u
134,52
142,61
31,4 33,3
18.11(8
18.618
17,6
19,0
37,4 40,4
11,90 12,10
17,7 18,2
49,3
50,7
5,87
5,60 42,2
54,3
30,5 39,3

16,75
84,5
108,6
36,2
46,5
28,-
33,50
2,41
2,71
18,8
21,2
1,63 1,73
18
25
27,1
37.7
6,-
7,75
l93•7
1938
183,46
42,9
1
20.814
20,8 44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
64,4
23,75
132,7
56,8 35,50
3.30
25,8
1,86
36
-543
9.50
W
165,24
38,6
18.1513
15,7
33,3 8,64
15,1
42,0
4,08
61,9
44,8
16,75
96,1 41,1
26,-
2,99 23,3
1,64
27
40,7
7,25

Oct.

1937
0
188,16
44,0
20.1918
15,2
32,3
8,42
15,5
43,1
4,15
83,6
60,5
22,50
117,7
50,4
31,50 3,02 23,6
1,67
30
45,2
8,-
Nov.

,,
185,91
43,4
20.12110
14,4
30,6 7,99
15,2
42,3 4,04
74,6
54,0
20,
103,9
44,5
27,75 2,86 22,3
1,58
5

27
40,7
7,125
Dec.
173,86
40,6
19.71-
14,9
31,6 8,28
15,5
43,1
4,15
69,5
50.3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,505
28
42,2 7,375

Jan.

1938 168,56
39,4
20.1518
15,4
32,7 8,56
15,9
44,2
4,26
67,3
48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69 21,0
1,49
5

26
39,2
.7,-
Febr.
Z
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2
9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
46,2
17,-
98,1
42,0
26,25
2,78
21,7
1,55
5

27 40,7 7,125
Mrt.
165,08
38,6
18.8/-
16,1
34,2
8,91
16,1
44,8 4,30
61,1
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25
37,7
6,75
Apr.
ii.
156,59
36,6
17.9/5
15,8
33,5
8,76
15,5
43,1
4,15 60,7 43,9
16,25
95,6 40,9
25,50 2,75 21,5
1,525
22
33,2 5,87
5

Mei
0
158,09
36,9
17.1212
15,3
32,5 8,48
15,2

.42,3
4,06 61,7 44,6
16,50
98,9
42,3
26,50
2,82 22,0
1.56
21
31,7 5,62
Juni
Juli

,
153,41
169,20
35,9
39,5 17.2(6
18.17/10
15,1
16,1
32,1
34,2
8,37 8,88
14,3
15,7
39,8
43,7
3,85
4,20
60,5
60,9 43,8 44,0
16,25
16,25
95,5
97,1
40,9 41,5
25,50
26,-
2,81
3,22 21,9
25,1
1,55
1,77
23 28
34,7
42,2
6,25
7,50
Aug.
Z

j74,59
40,8
l9.108
15,3
32,5 8,37
14,7
40,9
3,95
61,4
44,4
16,50
96,8
41,4
26,-
3,11
24,3
1,69
5

29
43,7
7,87
5

Sept.
170.11
39,8
19.1l9
l4,9
31,6
7,99
14,1
39,2 3,84 62,0 44,9
16,75
94,9
40,6
25,50
3,17
24,7 1,70
5

30
45,2
8,-
Oct.

,,
171,48
40,1
19.11/3
15,9
33,8
8,62
l4,3
39,8
3,92
62,6
45,3
17,25
94,8
40,6
26,-
3,27 25,5
1,77
31
46,7
8,42
5

Nov.
165,33
38,6
19.113
16,7
35,5
9,09
14,6
40,6
4,03
61,4
44,4
17,-
92,2
39,5
25,50
3,19 24,9
1,73
5

29
43,7
8,12
5

Dec.

.,
163,83
38,3
19.1/6
15,9
33,8 8,62
14,4 40,1
4,03
59,3 42,9
16,50
89,5 38,3
25,-
3,22
25,1
1,75
29
43,7
8,l2
5

27 Dec.-3Jan.
167,12
39,1
19.101-
16,3
34,6
8,88
14,8
41,2
4,15
59,0
42,7
16,50
89,4 38,3
25,-
3,26
25,4
1,77
29
43,7
8,25
’39
3-10 Jan.
170,80
39,9
20.-1-
16,2
34,4
1

8,80
15,1
42,0
4,25 58,7
42,5
16,50
89,0
38,1
25,-
3,28 25,6
1,78
5

29
43,7
1

8,12
5

KOPER
LOOD
T
N
IJZER
GIETERIJ-IJZER
ZINK
ZILVER
Standaard
gem. prompt en
L

Lond co

n
0

e
Cleveland No. 3 (Lux
111)
gem. prompt en cash Londen
Loco Londen
1ev. 3 maanden
per

ng.

on
E
fr anco Middlesb.
per Eng. ton
1ev. 3 maanden
per Standard
per Eng. ton
Londen per Eng.ton
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen
Londen p. Eng. ton
Ounce

Herl.Ned.Ct.1
Not.
llerl.Ned.Ct4
Not.
I

lerl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.
Not.
t
%
£
1
%
£
f
%
£
f
%
5h.
f
%
Sh.
t
%
£
ets.
%
pence
1927
675,10 85,9
55.13/11
295,75
106,5
24.8/1
3503,60
120,6
289.1/5
44,10
104,7
72
1
9
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
28.9/11
132
101,5
26
1
11

1928
771,20
98,1
63.14/9
256,15
92,2

21.314

2749,50
94,6
227.4/8
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75 96,4
25.5/5
135
103,8
2614
1929
912,55
116,1
75.9f7
281,10
101,2
23.4111
2465,65
84,8
203.18110
42,45
100,8
70/3
41,55
105,1
6819
300,80 94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
1
1930
661,10
84,1
54.13
1
7 218,70
78,8
18.1
1
5
1716,20
59,1
141.19
1
1
40,50
96,1
67
1

35,95
91,0
59
1
6
203,55
64,1
16.16/9
89
68,5
17u/
16

1931
“C

431,85 54,9
38.7/9
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
118.9/1
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
51/5
140,05
44,1
12.8/11
69
53,1
14
5
/8
1932
275,75
35,1
31.14/8
104,60
37,7
12-/9
1181,30
40,6
135.18/10
25,40
60,3
58/6
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13/10
64
49,2
1713116
1933
1934
IL

268,40
34,1
32.11/4
97,25
35,0
11.16/1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
51/-
129,80
40,9
15.14/11
62
47,7
lS
1
/
226,80 28,8
30.6/5
82,65
29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66/11
20,25
51,2
54/1
103,05
32,5
13.15(6 66
50,8
2111
4

1935
u
230,95
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.14/5
24,70
58,6
6812
20,25
51,2
561

102,65 32,3
14.3/6
87
66,9
2815116
1936
rz
298,75 38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40
67,4
73/-
22,40 56,7
5717
116,55
36,7
14.19/7 65
50,0
20/16
1937
1938
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7/10
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.4/4
75
57,7
201/16
361,40
46,0
40.13/8
135,75
48,9
15.516
1684,25
58,0
189.13111
48,45
115,0
1091

30,30
76,7
6812
125,15
39,4
14.1/10
72
55,4
19e/16

Oct.

1937
l

413,15
52,5
46.1111
164,80
59,4
18.718
2036,85
70,1
227.5/

45,25
107,4
1011-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1
18.117
75
57,7
20
Nov.


U3 357,50
45,5
39.13
1
9
150,10
54,1
16.13
1
3 1726,80
59,4
191.14
1

46,85
111,2
104
1

39,85
100,8
88
1
5
143,20
45,1
15.17
1
11
74
56,9
19U/
j

Dec.
362,70
46,1
40.712 144,90
52,2
16.216
1734,45 59,7
193.-/
49,-
116,3
1091-
38,80 98,2
86/4
139,-
43,8
15.915
70
53,8
18
5
/8

Jan.

1938
Febr.
367,75
46,8 97.19/6
143,50
51,7
15.19/9
1640,65
56,5 182.161- 48,90
116,1
1091-
36,50
92,4
8114
134,05
42,2
14.1819 74
569
19
13
/16

Mrt..

,,
353,70 357,25
45,0 45,4
39.8/9
39.1617
137,35
144,80
49,5
52,2
15.6/3
16.2/10
1642,15
1649,65
56,5 56,8
183.1111
183.18/2
48,90 48,90
116,1
116,1
1091-
1091-
33,45
31,80
84,6 80,5
7416
70/11
128,85 128,90
40,6 40,6
14.7/4 14.7/4
75
75
577 577
20
3
/1e
20/16
Apr.

,,
354,85
45,1
39.1117
141,35
50,9
15.1514
1536,80
52,9
171.9/5
48,85
115,9
109/-
32,80 83,0
7312
124,75
39,3
13.1814
71
54,6
18
7
18
Mei


328,80
41,8
36.12/9
127,85
46,0
14.4111
1452,30
50,0
161.16/6
48,90
116,1
109/-
29,75 75,3
66/4
113,50
35,8
12.1216
70 53,8
18/4
Juni

,,
317,80
40,4
35.9/5
125,35
45,1
14.-1-
1599,30
55,0
178.10/-
48,85
115,9
1091-
28,05
71,0
62/8
118,40
37,3
13.413
71
54,6
18
15
/18
1

Juli

356,45
45,3
39.15/11
133,50
48,1
14.18
1
2
1725,45
59,4
192.13
1
2
48,80
115,8
109/-
27,25
69,0
60
1
11
127,85
403
14.5/6
72
554

1
9/
Aug.

363,35
46,2
40.12
1
9
127,20
45,8
14.4
1
6 1722,60
59,3
192.13
1

48,75
115,7
109
1

26,80 67,8
60/-
124,10
39,1
13.17
1
6
72
55,4
19
3
1
8
Sept.

,,
374,70
47,7
42.-!-
136,50
49,2
15.6/-
1727,30
59,4
193.1216
48,60
115,3
1091-‘
28,30
71,6
6315
126,85
40,0
14.4/5
72
55,4

1
95/
i
6

Oct.
399,35
50,8
45.11
1

141,55
51,0
16.2
1
11
1817,05
62,5
207.5/-
47,80
1
3,5
109
1

30,05
76,0
68
1
7
132,30
41,7
15.1/9
72
55,4
19/j’
Nov.
389,70
49,6
44.1915 139,10
50,1
16.111
1855,20
63,8
214.2/6
47,20
112,0 1091-
29,85 75,5
68/11 124,25
39,2
14.6/9
72
55,4
19
7
j
Dec.

,,
27 Dec.-3 Jan.
372,90
380,75
47,4
48,4
43.8/-
44.10/-
130,70 132,35
47,1
47,7
15.4/2
15.9/5
1842,55
1856,70
63,4
63,9
214.8
1
6
217.-/-
46,90
42,20
111,3
100,2
109
1

99/-
29,20
28,90
73,9
73,1
67
1
10
67/9
118,05 120,05
37,2 37,8 13.14/9 14.-18
72
71
554
54,6
20
1
/
20
3 10 Jan. ’39
379,201
48,2
44.216
126,20
45,4
14.1319
1867,-
64,2 217.51- 42,55
101,0
991-
29,20
73,9
681-
117,65
37,1 13.1319
73
56,2
205/18

MIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op
1927 t/m 1929 = 100).

39 GE-
SLACHTE GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
SUIKER
Witte krist.-
THEE
N.-Ind.thee-
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
Londen
VLEESCH
Londen
Accra per 50 kg
cii. Nederland
per
1/

kg.
suiker loco
Rotterdam!
veiling A’dam
Gem.Java-en
Robusta
Superior
oer 100 kg
oer 100kg per cwt. per 8 lbs.
Amsterdam
Sumatrathee
Hen. Ned.Ct
Not.
Herl.Ned.Ct.I

Not. Henl.Ned.Ct.I Not.
Rotterdam
Rotterdam Santos
per 100 kg.
per’/skg.
/
i
f
Y
T
iÏE
i1i
T
iÏE
cts.
%

f
%
cts.
%
1927
– –


65,15
97,8
10716
2,73 92,2
416
41,21
119,4
68/-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015

3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
57/3
49,62
5

101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25 99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45/10
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
94(7
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34/11
32
65,2
38,10
64,4
9,60 60,0
60,75
80,2
12,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111

11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3 43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
74(7
1,54
52,0
3/9
9,30
26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6 5,32
5

34,5 32,75 43,2
31,0
1934 1935
61,50
64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
88/1 1,42
48,0
3/911
8,15 23,6
21/10
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,9

1936
48,125
53,42
5

50,8 56,4
51,625
48,60
60,5
57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
88/5 93/6
1,19 1,48
40,2 50,0
3/3
1
/2
3/9
1
/2
8,15
12,05
23,6
34,9
2216
30/4
14,10
13,625
28,7
27,8
15,21
16,87
5

25,7 28,5 3,85
4,02
5

24,1
25,2
34,50 40 45,5 52,8
32,5 39,2
1937
71,21
75,3
61,85
72,5
42,27 63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
38/8
16,62
5

33,9
22,37
5

37,8
6,22
5

38,9
53,50
70,6 53,6
1938
67,55
7,3
63,62
5

74,6
44,17
66,3
9915
1,95
65,9
414
1
1
10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2
5,20
32,5
51,-
67,3
46,6

Oct.

1937
69,97
5

73,7
70,20
82,3
43,70
65,6
9716
1,91
64,5
4/3
12,55
36,4
281-
15,75
32,1
22,87
5

38,7
6,40
40,0
55,25
72,9
55,0
Nov.
68,17
5

72,0
72,37
5

84,8
40,77
61,2
9016
1,95
65,9
414
12,18
35,3
27/1
13,50
27,5
20
33,8
6,425
40,2
53,75 71,0
52,2
Dec.

,,
68,95
.72,8
72,15
84,6
43,23 64,9
9612
1,92
64,9
413
1
1
11,07
32,1
2418 13
26,5
17,25
29,2
6,40
40,0
47,75
63,0
51,0

Jan.

1938
70,82
5

74,8
70,37
5

82,5
43,54 65,4
971-
1,96
66,2
4/41/2

12,18
35,3
2’Ii2
13
26,5
16,10
27,2
6,17
5
1
38,6
51,25
67,1
51,1
Febr.

,,
70,25
74,2
68,75
80,6
43,95
66,0
981-
2,08
70,3
4(7
1
/2
12,44
36,0
2719
13
26,5
16
27,0 5,40
1
33,8
50,25
66,3
50,3
Mrt.

,,
69,15
73,0
66,37
5

77,8
45,87 68,9
102(2 1,90
64,2
413
13,30
38,5
2918
13
26,5
15,50
26,2
5,05
31,6
52,25
69,0 48,6
Apr.

,,
70,35
74,3
64,40
75,5
47,29
71,0
10516
1,88
63,5
412
11,68
33,8
2611
13
26,5
15
25,4
4,65
29,1
53,50
70,6
41,9
Mei

,,
71,50
75,5
62,-
72,7
46,22
69,4
1031-
1,92
64,9
4131/s

8,64
25,0
1913
12,50
25,5
14
23,7
4,70 29,4
53,-
70,0
47,1
Juni

,,
70,50
74,4
59,95
70,3
43,99
66,1
98/2
1,96
66,2
4/41/2

8,74
25,3
1916
12,50
25,5
13,75
23,2
4,72
29,6
49,50
65,3
45,5
Juli

,,
67,20
71,0
62,40
73,1
46,46 69,8
103/9
1,98
66,9
415
9,76
28,3
21/91
12,75
26,0
14
23,7
4,95 31,0
47,75
63,0 46,5
Aug.

,,
67,-
70,7
63,75
74,7
45,32
68,1
101/5
1,96
66,2
4141
10,04
29,1
22151
13,30
27,1
14,10
23,8
5,–
31,3
49,50
65,3 45,5
Sept.

,,
64,65
68,3
62,45
73,2
43,67
65,6
991-
1,90
64,2
4/33/4

10,41
30,2
23144
13,50
27,5
14,50
24,5
5,35 33,5

70,0
45,7
Oct.

,,
63,65
67,2
62,50
73,3
43,-
64,6
98j-
1,99
67,2
4/6
1
/4
10,02
29,0
22/104
14,30
29,1
15,50
26,2
5,22
5

32,7

71,3
.44,6
Nov.

,,
62,15
65,6
60,87
5

71,4
39,28 59,0
9017
1,99
67,2
4/7
9,51
27,5
22/114
14
28,5
15,50
26,2
5,45
34,1
50,25
66,3 43,2
Dec.

,,
63,35
66,9
59.75
70,0
41,46 62,3
9616
1,81
63,9
414314

9,03
26,2
21!-
13,50
27,5
15
25,4
5,72
5

35,8
46,50
61,4
43,6
27 Dec.-3 Jan.
63,30
66,8
59,-
69,2
41,66
62,6
97/-
1,90
64,2
4(5
8,94
25,9
21/-
13,50
27,5
15
25,4
5,87
5

36,7
46,-
60,7 43,3
3-10 Jan. ’39
63,30
66,8
59,-
69,2
42,63
64,0
100/-
2,02
68,2
4/9
9,07
26,3
21/14
13,50
27,5
15
25,4
5,75
1
36,0
46,-
60,7
44,2

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
2
1
/s
X
7 per standaard
ex opslagpi. Londen

VUREN- HOUT
basis 7″ f.o.b.
Zweden/FInI.
pers alaar

KOE-
HUIDEN
Gaaf, open kop
57-61 pond

Anta

COPRA
Ned -md

pe

IliOkg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton
cii. Londen

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000kg.’)

GOUD
cas

on en
per ounce

me

Herl.Ned.Ct.I

Not.

.2
E

HerI. Ned.Ct.

Noi
Herl.Ned.Ct.
/
%
£
/
%
/
%
7
7
£
/
%
/
%
sh.
1927
230,28
100,1
19.-!-
160,50
105
1
1
40,43
100,9
32,625
106,5
266,03
106,4
21.18111
185,-
95,0
51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1 1928
229,90
100,0
19.-!-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21..)-
185,25
95,1
51,45
100,0
85)-
102,0 100,2
94,6
1929 229,71
99,9
19.-(-
146,-
95,6
32,25 80,5
27,37
5

89,4 230,16
92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40
99,9
851-
92,7
95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,625
73,9
175,55
70,2
14.10/4
181,75
93,3
51,40
99,9
85/-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7 16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,6
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
70,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.11/2
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30 30,4
90,39
36,1
10.19/4 75,50
38,8
51,35
99,8
124/7
33,1
39,0 34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1 12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.12/3
72,75
37,3
51,50
100,1
13718
31,6 37,3 36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1 14212
32,2 37,0 34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1
140/4
39,0
42,2 40,7
1937
205,35 89,3
22.1712
132,25
86,6
23,35
58,2
15,22
5

49,7
127,81
51,1 14.418
110,50
56,8
63,20
122,8 140/9
53,4 57,8
55,9
1938 189,94
82,6
21.7/7
109,50
71,7
15,38
38,4
10,07
5

32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9
63,30
123,0
14216
41,1
48,5
43,3

Oct.

1937
210,65 91,6
23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7 13.11/7
116,75
59,9
63,-
122,4
140164
50,4
56,1 50,1
Nov.

,,
209,46
91,1
23.51-
132,50
86,8
18,-
44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63,10
122,6
140114
47,7 53,2
45,4
Dec.
206,69 89,9
23.-)-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1
11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9 51,8
45,5

Jan.

1938
203,65
88,6
22.13/9
123,-
80,6
19,-.- 47,4
11,875
38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
51,9
43,5
Febr.

,,
199,56
86,8
22.51-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.13/9
108,-
55.5
62,70
121,9
139191
43,4 51,0 43,4
Mrt.

,,
197,49
85,9
22-1-
116,25
76,1
15,-
37,4
10,97
5

35,8
92,92
37,2
10.7/2
106,25
54,6
62,75
122,0
139111
41,8
49,9
42,0
Apr.
197,23
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,62
5

34,7
90,22
36,1
10.1)3
101,75
52,3
62,65
121,8
13919
40,0
48,9
38,8
Mei

,,
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,425
34,0
91,54
36,6
10.4/-
98,50
50,6
62,85
122,2 1401-4
39,4 47,8
37,5

j
uni
190,37
82,8 21.51-
102,50
67,1
14,-
34,9
9,775
31,9
92,40
36,9
10.6/3
96,-
49,3
63,05
122,5
140184
38,9
47,1
39,2
uli

,,
188,10
81,8
21.-/-
102,50
67,1
14,75
36,8
10,12
5

33,1
97,26
38,9
10.1712
102,-
52,4
63,20
122,8 141/2
41,3
48,2
43,8
Aug.

,,
187,70
81,6
21-1-
103,-
67,5
14,75
36,8
9,72
5

31,8
93,55
37,4
10.913
96,50
49,6
63,60
123,6 142(4
40,9
47,6
44,7
Sept.
182,97
79,6
20.151-
105,-
68,8
15,25
38,0
9,475
30,9
91.44
36,6
10.5/-
96,25
49,4
64,55
125,5
14419
41,0 48,0 46,0
Oct.
184,29
80,1
21.-/-
107,-
70,1
15,75
39,3
9,07
5

29,6
88,01
35,2
IO.-19
92,50
47,5
63,90
124,2
145/94
41,3 47,8 47,2
Nov.

,,
177,72
77,3
20.10/-
108,50
71,1
15,50
38,7
8,725
28,5
85,14
34,0
9.16/7
90,-
46,2
63,95
124,3
147174
40,6
46,8
45,4
Dec.

,,
175,-
76,1
20.716
108,50
71,1
14,50
36,2
9,-
29,4
87,24
34,9
10.2110
91,25
46,9
63,95
124,3
148/10
40,2 46,6
45,1
27 Dec.-3 Jan.
173,62
75,5
20.51-
108,50
71,1
14,50
36,2
9,-
29,4
86,34
34,5
10.216
89,50
46,0
1 63,95
124,3
149154
40,3 46,5
45,2
3-10 Jan. ’39
172,63
75,1
20.51-
108,50
71,1
14,50
36,2 9,25
30,2
89,70
35,9
10.819
90,50
46,5
1
63,85
124,1
148174
1

40,6 46,9
45,3

ËËNKOLEN
Westf.)HolI.
bunkenk. ongez.

PETROLEUM
Mid. Contin. Cnude
33 t/m. 33.9° B3
5.
g.

BENZINE
Gulf Exp. 64/66°
per

KALK-
SALPETER
franco schip
ZWAVELZURE
AMMONIAK
CEMENT
levering bij
50 ton franco

ST E EN EN
__________________
..e

z

c
,
.2

=

binnenmuur
f) 1000
stuksip.
buitenmuur
f.o.b. R’dam(
A’dam per
te N.-York p. barrel U.S. gallon
Ned. pen 100kg
franco Schip
Ned. per 100kg voor den wal
Rood en
1000
stuks
Klinkers en
Dec
1000kg.
HerI.Ned.Ct.I Not.
HerI.Ned.Ct.I Not.
bruto
Rotterdam
Boeregrauwl
Hardgrauw

<.2

/
x
T
%
ï
ct
s.


_
_7

i

Ï

3
T
%
7
ir
1927
11,25
103,1 3,21
103,6 1,28
37

1128,0
14,86
11,48
102,6
11,44
102,5
1

18,-
99,0
13,65
104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
1
85,9
9,98
11,48 102,6 11,08
99,3
18,-
99,0
13,60 104,0 19,50
104,5
96,5
99,0
1929
11,40 104,4
3,06 99,4
1,23
24,90
1
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
1

18,55 102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5
95,9
1930
11,35 104,0
2,76 89,6
1,11
2190
1
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
1

18,55 102,0
II,-
84,1
19,

101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1 1,42 46,1
0,57
1238
1
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0

76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0
8,50 65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0 0,57 9,24 32,0
4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
II,-

60,5
8,75 66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0,94
7,18
24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
1.1,25
61,9
7,-
53,5
8,50
45,5
44,8 38,8
1935
6,05
55,4
.1,39
45,1
0,94
7,65 26,5
5,18
5,89
52,7
4,81 43,1
II,-‘
60,5
6,75
51,6
8,50
45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86 30,6
5,65
5,70
51,0
4,82
43,2
10,50
57,7
6,75 51,6
8,75 46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,7
1,15 11,08
38,3
6,10
5,75
51,4
4,97
44,5
11,35
62,4
7,50
573
9,50
50,9
66,4
60,5
1938
9
1
75
89,3
2,03 65,8
1,12
8,84 30,6
4,87
5,95
53,2 5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9
56,7 48,0

Oct.

1937
8,95
82,0
2,10
68,0
1,16 11,25
38,9
6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75
52,2
62,1
56,8
Nov.

,,

82,4
2,09
67,7
1,16 10,49
36,3
5,82
5,85
52,3
5,05 45,3
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75
52,2
59,0
53,9
Dec.
9,35
85,6
2,09 67,7
1,16
9,60
33,2
5,34
5,95
53,2
5,15
46,1
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75
52,2 58,5
52,3

lan.

1938
9,90
90,7 2,08
67,4
1,16
9,34 32,3
5,20 6,05
34,1
5,25 47,0
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
lebr.

9,90
90,7
2,08 67,4
1,16
9,10
31,5
5,09
6,10
54,5 5,30 47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
.58,0
51,4
Mrt.
9,90
90,7
2,09 67,7
1,16
9,08 31,4 5,05 6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,1
50,7
Apr.
9,90
90,7
2,09 67,7
1,16
8,89 30,7 4,94
6,20
55,4
5,40
48,4
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
57,5
49,5
Mei
9,90
90
1
7
2,10
68,0
1,16
8,92
30,8
4,94
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,6
48,3
Juni
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
8,88
30,7
4,91. 6,25
55,9 5,45 48,8
12,85
70,7
9,
68,8
12,-
64,3
55,7 48,0
Juli

,,
9,90
90,7
2,11
68,4
1,16
8,97
31,0
4,94 5,55 49,6
4,80
43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,9
49,3
Aug.
9,80
89,8
2,12
68,7
1,16
8,89
30,7 4,85
5,65
50,5
4,90
43,9
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,7 48,9
Sept.
9,60
87,9
2,16 70,0
1,16
8,93 30,9
4,81
5,70
51,0
4,95
44,4
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,5 49,5
Oct.

,,
9,45 86,6
1,91
61,9
1,04
8,68
30,0
4,72 5,75
51,4
5,-
44,8
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
56,9 49,8
Nov.
9,35
85,6
1,77
57,3
0
1
96
8,31
29,0 4,52
5,80 51,8
5,05
45,3
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,1
49,0
Dec.

,,
9,50
87,0
1,77
57,3 0,96
8,11
28,0
4,41
5,90 52,7 5,15
46,1
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,5
48,6
27 Dec.-3 Jan.
9,-
82,4
1,77
57,3
0,96 8,06 27,9 4,38
6,10 54,5 5,30
47,5
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,5
48,6
3-10 Jan. ’39
9,-
82,4
1,77
57,3
0,96
8,06 27,9 4,38
6,10 54,5
5,30
47,5
12,85
70,7
9,50
72,6
12,–
64,3
55,4 48,7

40

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Januari 1939
KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en Noteerings- 24Dec. 31 Dec.217 Jan. ’39 17 Jan
Landen

I
eenheden
1
1938
1
1938 LragstelHaogstel 1939

Alexandrië.. Piast.p.0

9734

97%

97%
97%

9734
Athene

….

Dr. p. X,

547%

547%

540
555

547%
Bangkok…. Sh.p.tical 1/10

1/10k 1/10k
1/10

‘h’°
Budapest

.. Pen. p.
£

23%

24%

23%
24

.3%
BuenosAires’ p.pesop..c

20.45

20.40

20.15 20.46

20.20
Calcutta
.
… Sh. p. rup. 1/5%

1/5%

1/5
29
/
82

1/5
91
/
82
1
/
515
/
1

Hongkong ..

Sh. p.
$

1/3

1/3

1/2%
1/3%

1/3
Istanbul

.. Piast.p.0

575

575

575 575

575
%
1/2

1/2
Lissabon…. Escu.p.

110%

110%

109% 110%

110%
Montevideo
.

d.per

18%

19

18
19
2
%

19
Montreal

..

$
per
£

4.71

4.69%

4.66
4.72% 4.71%

Kobe

…….Sh. p. yen

1/2

1
1
2

1/1%

Riod.Janeiro d.per Mii.

3%

3%

3%
3%

3%
Shanghai

..

d. p.
$

8%

8%

8 9

8%
Singapore ..

Sh. p.
$

2/3%

2
1
1
3%

2/3%
2/4%

2/3%
Valparaiso’).

$perC

116

116

116
116

116
Warschau ..

Zi. p.
£

24%

24%

24%
24%

24%
1)
Of fic.
not. l5laten, gem. not., welke imp. hebben te betalen
10Dec.1936
16.12; 15Nov. 17.13.
2
)90
dg. Vanaf
13 Dec. 1937 laatste

export”
noteering.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
Londen’)
N.York2)

A’dam
3)

Londen
4
3 Jan. 1939.. 21%

42%

3 Jan. 1939..
2075

150/4
4

1939..

2019.

4 2 %

4

1939..
2075

150/5
5

1939.. 20%

42%

5

1939..
2075

150/1
6

1939.. 20%

42%

6

,,

1939..
2075

149/6
7

1939.. 20%

7

1939..
2075

148/9k
9

1939.. 20
5
/

42%

9

,,

1939..
2075

148/7k

10 Jan. 1938.. 20%

44%

10 Jan, 1938..
2035

141/8

27 Juli

1914.. 24%

59

27 Juli

1914..
1648
1

84/101
in pence p. oz.
stand.

2)
Foreign
silver
in $c. p. oz. fine.
3)
In
guldens
per Kg. I00011000.
4)
in sh. p. oz.
fine.

STAND_VAN_’e_RIJKS_KAS.

Vordering
e n.
I
31 Dec. 1938
1

7 Jan. 1939
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
/
161.628.854,63
fl70.043.874,72
Saldo b. d.
Bank
voor Ned.
Gemeenten
,,

254.720,79
34.15806
Voorschott. op uit.
Nov.
(resp. Oct.)
1
38
af
d.
gemeent.
verstr. op a. haar
uit
te

derlandsche Bank
………………

keeren
hoofds. der pers, bel.,
aand. In
de hoofds. der
grondbel.
en der gem.
fondsbel.,
alsmede opc. op dle
belas-
tingen
en op de
vermogensbelastlng
– –
50.693.449,58
,.

43.668.272,19
idem aan Suriname……………….
,

11.792.298,10
,,

11.909.691,26
}Casvord.weg. credletverst. alh. bultenl.
,,
101.933.250,50
,, 102.147.029,60

Voorschotten
aan Ned.-lndlf ………….

Daggeldleeningen
tegen onderpand..
Saldo der


postrek.v.Rijkscomptabelen
Vord. op het
Alg. Burg.
Pensioenf.
1)…
,,

47.119.731,60

.

51.777.121,21

Vord. op
andere Staatsbedrijven’)….
,,

13.179.572,37
13.838.190,99
VerplichtIngen

Voorschot door De Ned.
Bank
lngev.
art.

16 van haar octrooI verstrekt
– –
Schatklstbiljetten
In omloop ………
/221.304.000,-
/220.745.000,-
Schatkistpromessen In Omloop
– –
,,

1.078.896,50
Schuld

op

uit.
Nov.
(resp. Oct.)
’38
gem. weg. a. h. uIt te keeren hoofds. d.

.

Zllverbons In omloop
………………1.079.00037

pers. bel., aand. 1. d. boot ds.d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
bel, en op de vermogensbelastlng
11.256.137,79

11.256.137,79
,,

1.672.510,06
,,

1.592.510,06
Pensioenf.’)
Schuld aan het Alg. Burg.
a.

en
,,

69.202.260,27

27.495.763,32
Schuld aan Curaçao’) ……………..

Id.

h. Staatsbedr. der P.T.

T.’)
Id. aan andere
Staatsbedrijven’)
…..
252.482.477,49
13.500.000,-

257.704.17253
,,

13.500.000,-
Id. aan diverse instellingen’) ………
….
..204.338.033,09

265.774.085,52
‘s
‘)
In rekg.-crt. met

Rijks
Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
31
Dec.
1938
1

7 Jan. 1939.
Vorderingen:’)

Saldo Javasche
Bank
…………………-
Saldo
b.
d.
Postchèque- en Olrodlenst
f

100.000,-
/

258.000,-
VerplIchtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas
e.a:RIjkslnstelI

,,

50.693.000,-
,,

43.668.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….

20.750.000,-
31.000.000,-
Schatkistbiljetten in omloop



Schuld aan het
Ned.-lnd. Muntfonds.

,,

2.173.000,-

..

2.173.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.

2.997.000,-
2.030.000,-
Belegde kasmlddelen Zelfbesturen…

710.000,-

770.000,-
Voorschot van de
Javasche
Bank

,,

2.987.000,-
,,

4.009.000,-
2)
Betaalmiddelen
In ‘s Lands Kas
f 37.122.000,-.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duIzenden guldens.

Data
Metaal
Circa-
latie
‘schottenI
aan de
kolonie

Dis-
conto’s
IDjverse
1

reke-
nlngenhlningen2

1 Diverse
1
reke-

_________________
1
Dece,nber 1938
8.766
7.932
471
1

111
1.355
115
1 November 1938
8.786 8.222
325
1

108
1.451
133
1 October

1938
8.772 8.292
324
1

84
1.425
117
1
September1938
8.059 7.647
281

1
89
1.439
121

1
December 1937
5.525
6.658
141
55
2.234
124
Sluitp. der activa.
2)
Slultp. der passiva.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 9 Januari 1939.

Activa.
Binnenl. Wis- (Hfdbk.
f

7.680.514,29
sel8, Proin.,j Bijbnk.

267.193,19
enz.in
disc. Ag.sch.

444.335,85
f

8.392.043,33
Papier o. h. Buitenl.
f

3.600.000,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.

3.600.000,-
l3eleeningen
f
Hfdbk.
f
280.654.556,13′
mcl. vrsch. Bijbnk.

2.046.168,98
m rek..crt. 1 Ag.scb.

23.767.854,26
op onderp. t.
f
306.468.579,37

Op Effecten enz. ..
f
304.766.369,091)
Op Goederen en Ceel. ,,

1.702.210,28

306.468.579,371)
Voorschotten ah. Rijk …………….
Munt, Goud ……
f
106.637.555,-
Muntmat., Goud ., ,,1.354.609.180,89

[1.461.246.735,89
Munt, Zilver, enz. ,, 27.424.717,54
Muntmat., Zilver.. – ,, 1.488.671.453,43

Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………,,

43.646.279,32
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

4.580.000,-
Diverse rekeningen
.
……………..,,

11.460.134,11
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,

8.905.871,61

Passiva.

f
1.875.724,361,17

Kapitaal ……………….
.. …….
f

20.000.000,-
Reservefonds …………… .. …….
,,

4.860.787,51
Bijzondere reserve ………………,,

7.102.179,67
Pensioenfonds ………………….,,

11.828.513,52
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 987.727.545,-
Bankassignati6n in omloop ……….,, 199.670,06
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f
169.839.240,40
saldo’s: I Anderen ,,6(19.549.268,69

839.388.509,09
Diverse rekeningen ……..
……….
,,4.617.156,32

f
1.875.724.361,17

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
757.931.378,91
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is

1.894.828.445,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..,,


1) Waarvan aan Nederlandsct,-lndlf (Wet van 15 Maart
1933,
Staatsbiad No.
99) ……../ 63.247.800,-

Voornaamste postan in duizenden guldens.

Goud

Andere Beschikb, Dek-
Data

Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt IMuntmat.

I
schulden saldo

perc.

9 Jan. ’39 106638 1.354.609 987.728 839.587 757.931 81 2 ,, ’39 106638 1.354,609 1019.807 810.261

756.49.4 82

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521 54

Totaal Schatkist-
Belee-

Papier

Diverse
Data

bedrag protnessen nin en

op het

reke-

discon to’s_rechtstreeks______g

buiteal. ningen
2
)

9 Jan. 1939

8.392

306.469

3.600 11.460
2 ,, 1939

8.402

309.240

3.600 10.753
25
Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
‘)Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulafie
Andere
opeischb.
I
schulden

Beschikl
metaal-
I

saldo

7 Jan. ‘392)
13860
193.680
76.670
30.600 31 Dec. ’38e)
138.630 187.500
83.390
30.274

10
Dec.1938
116.886

1

20.56
190.072
80.432
29.249
3

,,

1938
116.886

20.657
187.039
79.584 30.894
25 Juli 19141
22.057

31.907

1

110.172
12.634
4.842

Data
bu7ten

N.-Ind.
Dis-

1
conto’s
1
1

Belee-
ningen
percen
betaalb.

I

Diverse
reke-
ningen
1)
kings-

tage

7 Jan. ‘392)
9.340
78230
58.510
51
31 Dec.’38
2
)
10.870
76.920 58.380
51

10
Dec.1938
8.686 58.446
51
‘135

49.4515
3

,,

1938
8.568
13.978
i

48.739 58.125
52

25 Juli 1914
6.395 7.259

75.541
2.228
44
1)
Slultpost activa.
2)
Ci
Iers
telegrafisch
ontvangen.

Auteur