i
DECEMBER 1938
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Ec* onomisch~Statis
,
tische
Beri
*chten
ALGEMEEN WEERBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIÈ.N EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
1
23E JAARGANG
WOENSDAG 21
DECEMBER 1938
No. 1199
COMMISSIE VAN REDACTIE:
1
GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
P.
eftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
de vers
Iii
iagsreelc was er per saldo uitermate wei-
1
H.
M
II. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
1
–
.
i ii in-
mii
f,atia in cia
wisselkoersen on te mei-ken. terwijl 1
M. F. J. Gooi – Adjunct-secretaris.
Redactie-adres: Pieter de lloochweg 122, Rotterdam-Weit. Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnernents prijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f5,- per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en ledën van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbcrscat gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
BERICHT.
In verband met de a.s. feestdagen zal het volgend
nummer een dag later verschijnen.
INHOUD:
11h.
De totstandkoming van liet Engeisch
A
merikaansch,
liandeisverdrag door
Prof. Mr. P. Lieftinck ……..956
Het tekort
01)
de ltijksbegrooting voor
1939
door
1′, of: Th. Limparg Jr. ……………………….. 95!)
Wettelijke regelen inzake kinderbijslagverzekeri ng
door
Prof. Mr.
G.
W. de Vries ………………..962
Enkele eenvoudige opmerkingen over cle verhouding
Rijks- en Gemeentefinanciën door
J. Hasper …….. 963
Monetaire conj unctuurverklaring en onderconsuin
‘
ie-
theorie door
Prof.
Dr. J. Tinbergen…………….965
Rotterdam in het derde kwartaal van 1938 door
.11
r.
W.
F. Licht enaner……………………….
966
AANTEEKENINOEN:
De zichtbare suikervoorraden in de wereld ……..
967
Overzicht van de Gemeentefinanciën …………..
967
De Gemeentelijke zelistandigheid …………….
969
INGEZONDEN STUKKEN
Het iconomisch-politieke probleem achter eenige
niet-sluitende Rijksbegrootingen dooi
Prof. J. van
Oelderen
met Naschrift van
Mr. L. A. Ries……970
Statistieken:
Groothandelsprijzen …………………………………
972-973
Geldkoersen-Whsselkoersen-Bankstaieii ………………
971, 974
ook cie omzetten binnen zeer enge grenzen bleven.
Bonden sloten
OP
ongeveer denzeifden koers, waarmee
de week was geopend, echter niet ‘dan nadat eenige
f1 uctuaties waren voorgekomen.
Aanvankelijk claaile cle noteering van 8.60 tot 8.57.
Toon dat niveau, was bereikt, werd door cle Eng-olsche
monetaire autoriteiten ingegrepen. Deze interventie
werd gevolgd door een herstel, dat van weer iets te
veel enthousiasme blijk gaf, want er volgde weer een
reactie op, waarna de week sloot op het aanvangspefl.
In het begin van. de nieuwe week was de stemming
van het Pond weer iets vaster. Gezien dit verloop
kan men zeggen, dat van een ,,long-run”-tendens
Op
het oogcnblik geen sprake is. Blijkbaar is men van
meeniug, dat voor het moment de Engelsche autori-
teiten het bestaande koerspeil ongeveer willen hand-
haven. In de City zijn er intusschen slechts weinigen,
clie de stabiliteit van het Pond een lang leven be-
schoren achten. En men wacht dus gespannen op den
vorderen loop de- gqheurtenisseri.
De Fransche Franc moest deze week weer door het
Egal isatiefonds worden. gesteund, maar later werd het
vertrouwen weer dermate gestimuleerd, dat men in
staat was weer deviezen en goud te verwerven. In
het begin van de nieuwe week zette de gunstiger ten-
dens zich voort, hetgeen zich uitte zoowel in eau
betere hduding van den Franc, als in een niet onbe-
langrijke koersstijgi.ng van staatspapier. Te onzent
schommelde de Franc ongeveer parallel niet het Pond,
aangezien liet Fransche Egalisatiefonds, ondanks de
wisselende situatie van de markt, den Pondenkoers
maar weinig los liet.
De Gulden was ten aanzien van den Dollar opnier-
kelijk stabiel, de noteering is practisch steeds onver-
anderd gebleven. I-Ietzelfde gold voor Belga’s, ondanks
een tijdelijk vastere houding. Ook Zwitsersche Francs
toonden zeer weinig schommeling.
Geld- en kapitaalmarkt geven geen stof tot opmer-
kingen, de situatie blijft onveranderd, van bepaalde
tendenzen is geen sprake.
956
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 December 1938
DE TOTSTANDKOMING VAN HET
ENGELSCH-AMERIKAANSCH
HANDELS VERDRAG.
‘l’en tijde van de Economische en Monetaire We-
rolciconferentie te Londen, in 1933, is veel gestreden
over cle vraag of monetaire stabilisatie vooraf moest
gaan aan eest internationale afbraak der hauclelsbe-
lemmeringen, of dat stabilisatie der wisselkoersen:
slechts cle bekroning kon zijn van een proces van in-
ternationale structuur-aanpassing en van hevrij ding
van
clan
wer.eldhanclei van zijn meest knelle.ncle kin is-
ters. Deze vraagstelling klinkt thans, in 1938, tame-
lijk theoretisch – maar dat geldt in deze dagen
van meer internation ole probleemstelli ngen, waarover
men nauwelijks vijf jaren geleden nog met doctri-
naire naïveteit placht te spreken.
Sinds 1.933 is noch monetaire stabilisatie, noch
structureele aanpassing of bevrijding van den we-
reldhandel bereikt het eerste kwam niet veel nader-
bij, het laatste heeft zich verder verwijderd. Toch
heeft het internationaal handelsverkeer zich, geleid
binnen min of meer geordende banen, aanmerkelijk
kunnen herstellen. Een opgaande conjunctuur, tot
1937, was daaraan ongetwijfeld bevorderlijk, maar dat
van deze omstandigheid in die mate kon worden
geprofiteerd als feitelijk gésohiedde, is voor éen
niet gering gedeelte te danken aan het zoeken naar
nieuwe wegen en middelen om. zonder (lat cle tra-
ditioneele voorwaarden zijn vervuld en met in
achtneming van bepaalde gre:nzen, door het toene-
nienci interven.tionisme gesteld, liet peil van den bui-
tenlandschen handel zoo hoog mogelijk op te voeren
Het lijkt een speling van het lot, dat juist nu de
wiss.elkoersverhouding tusschen den Dollar en het
Pond Sterling grooter schommelingen vertoont dan
in de laatste jaren voorkwam, en. de wereldpoiitieke
status quo wanke.ler is clan lkimg liet geval was, een
nieuw Engelsch-A merikaan sch 11 andelsverclrag het
bewijs komt leveren dat zelfs onder zoo weinig
,,ideale” omstandigheden als die, welke thans bestaan,
verruiming van liet internationaal hand elsverkeer
mogelijk is, indien een voldoende mate van werkelijk-
heidsziu en bereidheid om elkaars vitale belangen te
eerbiedigen bij de contracteerende partijen aanwezig is. Aan deze voorwaarde is thans zelfs door een drie-
tal landen voldaan, aangezien Canada hij de bedoelde regeling ten nauwste betrokken is en ook met dit land
01)
belangrijke punten overeenstemming is verkregen.
Dat bij liet onderhavig accoord politieke doelein-
den van doorslaggevende beteekenis zouden zijn ge-
‘eest, is onaannemelijk. Hoe gelukkig overigens ook
het verschijnsel is, dat de groote Augelsaksische de-
mocratieën in dit tijdsgewricht tot opbouwende samen-
werking zijn gekomen en tegenover de idiologieën
van autarkie en economische blokvorining van den
wenseh tot verruiming van den wereldhandel daad-
werkelijk hebben blijk gegeven, – het zwaartepunt
van dit verdrag ligt elders. En wel in de economisch
noodzakelijke poging om de twee handelspolitieke
stelsels, liet Britsch-imperiale en het Ame.rikaansc.he:
1
die èn ruimtelijk èu wat den omvang, van het bestre
ken handeisvolume betreft, de meest omvattende ter
wereld zijn, en die tot wederzijdsche schade met el-
kaar botsen, zooveel mogelijk tot verzoening te bren-
gen
L)•
Afgezien van de omstandigheid, dat een groote
groep landen op grond van het recht van meestbe-
gunstigcle natie van de verleende concessies voordeel
zullen trekken, schuilt de internationale heteekenis
van de gesloten overeenkomst vooral in het feit, dat
deze poging tot vei’zoeming, dankzij de medewerking
vak de Dominjons en met ‘name van Canada, met
succes
estj
bekroond. Daai’rnecle is een nieuw perspec-
) Litteratuur: Angilo-American Trade Relations, The Royal Institute of International Af firs, Maart
1938;
Der
britisch-amenikanisehe Ha:ndelsvertrag, Vieetelja.hrshefte
zur Wirtseha.ftsforschuug, Søhriften des Itistituts fOr Kon-
ju.n.ktu rforschung, Juli
1938.
tief geopend voor een verdere verlevendiging van
het wereidhan delsverkeer, vooral
°P
liet Vestelij k
halfron d .
* *
De periode der handeispolitieke geschiedenis, die
met dit verdrag haar voorloopige afsluiting vindt, ho-
gint met het jaar 1
.
93. Vôôr dat jaar waren Groot-
Brittannië en de Vereenigde Staten handelspolitioke
anti-poden; zij golden als de voornaamste ‘ertegen-
woordigers, resp. van het stelsel van eenzijdigen vrij-
handel en van het u.ltra-protectionism.e. In het Ver-eenigcl Konin.krjlc had men weliswaar sedert cle in-
voering der McKenna duties, in 1915, nog enkele ver-
dere iubrei.iken oi het orthodoxe vrijhandelsstelseI
aanvaard
2),
maar deze waren van betrekkelijk ge-
ringe beteekenis gebleven. In 1930 was slechts 3
pOt. van den totalen Britschen invoer met bescher-
monde rechten belast, tegen ongeveer 9 pCt., waar-
van: fiscale rechten werden gelieven. De Vereenigcic
Staten daarentegen hadden liet hoogste tarief ter
wereld. T-let beruchte Hawley-Smoot tarief, van 1930
‘
verhoogde het gemiddelde waarderecht, dat van agra-
rische producten werd geheven van 19.8 pOt.
Op
33.6 pOt. T
–
Toe zwaar .industrieele producten wel wer-
den belast, moge blijken uit het feit, dat de gemiddel-
de hoogte van het waarderecht op alle belaste goe-
deren, zijnde ruim een derde van den totalen invoer
(bijna twee derden, hoofdzakelijk grondstoffen, bleef
vrij), in 1.935 niet minder dan 42.9 püt. bedroeg.
De terugslag van de groote depressie, die tusschen
1929 en 1932 dcii wereldhandel tot een derde van /ijn
waarde deed inkriipen, had in beide landen een her-
ziening van de handelspolitiek tengevolge. Na een
tweetal ovorgangsmaati’egelen, de Abnormal Impor-
tations Act en de I
–
Ioiticultural Products Act, heide
van 1931, voerde cle Britsche Natiohale Regeering,
– waarin het conservatief element zich steeds krach-
tiger deed gelden -, in het volgend jaar, hij de Im-
port Duties Act, een matig beschercnencF tarief in,
waarvan slechts i mperiale producten, voedingsmid-
delen en belangrijke grnclstoffen werden vrijgesteld.
Nog hetzelfde jaar sloot het Koninkrijk niet zijn Do-
mini.ons, die reeds lang een protectionistisch stelsel
bezaten, de verdragen Van Ottawa af, waarbij de voor-
naamste cleelen vast het Britsche Rijk elkander pro-
ferenties verleenden. Vodr het Britsche tarief had dit
deze beteekenis, dat de vrijstelling van imperiale pro-
ducten gehandhaafd bleef, ter-wijl ten aanzien van
een lange lijst goederen een zekere preferentie werd
gewaarborgd. Deze garantie hield van zelf in, dat (le
rechten op dein desbefreffencien buitenlandschen in-
voer niet of slechts weinig zouden worden verlaagd.
De Ottawa-overeenkomsten brachten tevens – voor
liet eerst sinds de intrekking van de Korenwetten –
een beperking van den vrijen irnv oer van voedings-
middelen met zich mee. 01) tarwe werd een voorkeurs-
recht ingesteld; de invoer van rund-, lams- en scha
penvleescb, van ham cxi spek werd gecontingenteerd,
allereerst in liet belang van de Engelsche boeren,
daarna in dat der Dominions.
Verhoogde de Import Duties Act het percentage
van den totalen Britschen invoer die met een in-
voerrecht is belast van 12 pOt. tot 55 pCt., de Ot-
tawa-verdragern deden hét verder stijgen tot 58 pOt.
De hoogte der rechten op fabricaten bedraagt thaks
gemiddeld 184 pOt. Al is dit slechts ongevner de
helft van liet Amerikaansche peil, toch kan men
Groot-Brittannië sedert 1932 gevdegelijk rekenen te
behooren tot de protectioni stische landen.
Spoedig na deze zwenking in de handelspolitiek
opende de Br.itsche Regeering, gebruik makend van
haar in dit opzicht versterkte positie, met een reeks
van landlen onderhandelingen over nieuwe handels-
verdragen. Allereerst met de
belangrijkste
niët-impe-
r iale voedingsmiddelen-leveranciers, nl. de Scand i-narische en Baltische landen en Argentinië. Door het
‘) Bedoeld zijn cle Dycstuffs (Import Regulation) Act van
.1920
en de Safeguarding of Industries Act van
1921.
21 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
957
tot tancl komcu van deze verdragen, 8 in getal, werd
als het ware om den hiiiriensteri imperialen kring een
tweede kring van verdragsstaten geschapeii, die in
min of meer hedekten. vorm aan Groot-Brittannië
een gepr!v iligeerde positie verschaften, m.n. tea aan-
zien van den l3ritschen uitvoer van steenkolen, ijzer
en staal, en textielproducten. .l)aartegenover werden
van. Britscho zijde, naast bepaalde garanties inzake
toelating van agrarischen invoer – voorzoover (leze)
niet den voor de binnenlancische producenten en cle
imperiale leveranciers gereserveerden afzet niet in
botsing zou komen -, een aantal tariefconcessies met
betrekking tot i ndustrieele prod ucten gesteld. Nog
een 12-tal andere handelsverdragen werd en gesloten,
deels met deviezenzwakke landen, deels met andere,
welke behoudens in een enkel geval, zooals het ver-‘
drag met
Frankrijk,
in handelspolitieke heteekënis
bij de eerst genoemde achterstaan. Tot een belang-
rijke verlaging van het Britsche tarief hebben geen
der vermelde verdragen geleid. In het algemeen ont-
rnoette liet doen van tariefeoncessies, welke op grond
vati verleende meestbegu nstiging practisch aan alle
landen ten. goede kwamen, van de zijde der beschermde
industi-ie, alsook bij de Fedei-ation of British Indus-
tries, stej-ke oppositie.
De handelspolitieke ontwikkeling in de Vereenig-
de Staten vertoonde, sedert, daar liet dieptepunt van
de depressie bereikt werd, een andere tendentie.
Het Democratiache regiem, dat na de verkiezing van
President Roosevelt de sterk protection i stisehe Ee
pubhkeinen verving, coneentreerde aanvankelijk cie
meeste a and acht
0])
de bi nrienla ndscl
10
economische
politiek. Nadat
01)
dit terrein de ernstigste moei-
lijkheden waren overwonnen, en ook de Dollar voor-
loopig was gestabiliseerd, werd onder leiding van den. Staatssecretaris Gordel! 1-Juli naar verdere mogelijk-
heden van herstel gezocht in de richting van een ver-
sterking van de handelsbetrekkingen met het buiten-
land. Een autonome wijziging van liet tarief werd
niet ter hand genomen – Maar wel werd de Presi den t
geinachtigd, bij de Trede Agi-eements Act van Juni
1934, ,,ten einde liet buiteniandsche afzetgebied voor
prod ucten van de Verenigc1e Staten te verruimen”,
bij onderhandelingen, over handeisverdragen met an-
dere landen bepaalde rechten. met ten hoogste 50 pOt.
te verlagen of te verhoogen. Sedert de invoering van
deze wet zijn door cle Amen kaansche Regeering (vSlmr
het verdrag met Engeland) 16 handeisverdragen ge-
sloten. ie daarbij betrokken landen, waarvan de voor-
naamste Canada en Nederland mci. Ned.-Indiö wa-
ren, namen in 1937 niet minder dan bijna 40 pOt.
van den Amenikaanschen invoer voor hun rekeni lig.
Op een groot aantal producten, werden taniefrecluc-
ties toegestaan, welke krachtens het beginsel, der
nicestbegunstigi ng aan alle belanghebheiicle landen ten goede kwamen, welke niet huiinerzijds jegens de
Vereeni gde Staten cliscriminee.ren
3)
De beteekenis
deze.r rcalueties ivorde echter niet overschat- Zij be-troffen hoofdzakelijk specialiteiten, clie met Ame:ri-
kaansche producten niet of niet in belangrijke mate
in concurrentie treden, of producten, waarvan het
Amerikaansch.e aanbod b.ij de binnenlandsche behoef te
achter blijft. Het gemiddelde waarclerecht
Op
de be-
langrijkste ingevoerde fabri keten (aardewerk, glas-
werk, metalen en textielproducten) werd slechts ver-
minderd van 42.4 pOt. tot 38.6 pOt.; en de geniid-
delcie heffing op den voornaamsten agrarischen in-
voer daalde nog minder, nl. van 38.5 pOt. op 36.8 pOt.
De aard en beteekenis der verleende reducties ver-
klaart den betrekkelijk geringen tegenstand, wolken de
toepassing van de Trede Agreernents Act in de Ver-
een.igde Staten gewekt heef t. De groote staal-, textiel-
en éhemische industrieën, de wol- en de graanprodn-
centen, werden er tot nog toe nauwelijks door getrof-
fen. Daarentegun werden voor den agrarischen export,
niet name van vruchten, vleesch, speic en graanpro-
)
ducten, en voor enkele industnieele belangen, o.a. de 3)
Thans alleen Duitsehland.
automobiel, de metaal- en de machine-industrie, in
liet buitenland waardevolle concessies verkregen.
* *
liet is niet gemakkelijk precies na te gaan, welken
invloed de hanclelspol iti.elce ontwikkeling, clie hier-
hoven summier werd geschetst, op de goedererïbewe-
ging tusschen Groot-Brittannië en de Vereenigde
Staten gehad hoef t. Vast staat, dat sedert het in w’er-
king treden van het preferentieel tarief en cle Otta-
wa-verdragen, in 1932, do Britsche invoer zich in be-
langrijke mate ten gunste van de Empire landen ver-schoven heeft. Het aandeel dier landen in de waarde
van den Britschen invoer steeg van 28.7 pOt. in 1931
tot 39.1 POt. in 1.936. 1-let meest heeft Canada hier-
van geprofiteerd, welks aandeel een vermeerdering to
zien gaf van 3.8 pOt. tot 8.8 pOt. Daarnaast moet
Australië worden genoemd, welks percentage ‘ali 5.3
tot 7.2 is gestegeii. Omgekeerd zijn ook de Empire-
landen naar verhouding betere afnemers van het
Moederland geworden. Hun aandeel in de waarde van
den Britschen uitvoer steeg van 43.8 pOt, in 1931 tot 49.2 pOt. in 1936. Hierin had Canada slechts een be-
scheiden deel, iii. 4.8 pOt. in 1929 tegen 5.3 pOt. in
1936. De relatief grootste vermeerdering vertoonde
de export naar Zuid-Afrika, welice in de laatst ge-
noemde jaren steeg van 4.5 pOt. tot 8.5 pOt. 1-let is
echter onzeker of deze verschuivingen geheel mogen
worden toegeschreven, aan cle instelling, resp. verster-
king der im.peniale preferenties, dan wel of zij mede
moeten worden verklaard, behalve uit toevallige
oogstresu!taten (de Bnitsche invoer uit de Dominions
is voor een groot deel agrarisch), uit de monetaire
verbondenheid van het Sterling bloc, waardoor liet on-
derling handeisverkeer tusschien de doelen van het
:Bnitsche Rijk waarschijnlijk ook is l)evorderd.
Voor de Vereeuigcle Staten heteekende de nauwere
economische samenwerking binnen de grenzen van het
Britsche Rijk in dubbelen zin een achteruitgang, nl.
zoow’ei op de Britsche markt als op die der Dominions
en Britsche Koloniën. Het aandeel van de Vereenigde
Staten in de waarde van den Engelschen invoer daal-
de van
12.2
püt. in. 1931 (16.6 pOt. in 1929) tot 10.7
pOt. in 1936 en 10.8 pOt. in 1937. Waarin deze ach-
teruitgang voornamelijic schuilt, blijkt uit de volgende
gegevens:
Britsche invoer uit cle ‘Vei-eeiiigcle Staten (in miii.
£).
1929 1931
1937
Voedingsmiddelen ……………….
68.2
40.3
35.2
(ftondstoife,n …………………..
53.6
19.5
35.3
Afgewerkte producten …………..
72.2
42.5
44.7
Totaal —-
194.0 102.3 115.2
De scherpe teruggang van liet percentage van 1929
tot 1931 vindt zijn hoofdoorzaak in conjunctureele fac-
toren. De afgewerkte producten, clie Groot-Brittannië
uit de Vereenigde Staten betrekt, zijn voornamelijk
kapi taalgoederen voot cle productiem iddel industrie.
Dit gedeelte van den invoer uit de Vereenigde Sta-
ten is dus zeer coujunctuurgevoelig. Hetzelfde geldt
voor den grondstoffeninvoer. liet is
begrijpelijk,
dat
de relatieve positie van het land, weiks invoer in
Groot-Brittannië voor een belangrijk deel dit karakter
draagt, in de jaren van scherpe conjunctuurdaling
sterk geleden heeft.
De verdere achteruitgang van het, percentage, na
1931, weerspiegelt daarentegen duidelijk dan invloed
van de preferenties op de Bnitsche markt, door de
Empire landen genoten. De Britsche invoer van agra-
rische producten uit de Vereenigde Staten heef t na
den conjunctuuromelag ook in absolute cijfers de da-
lende beweging voortgezet. Ten aanzien van tarwe,
spek en hârn hebben ongunstige oogstresultaten in de
Vereenigde Staten deze beweging waarschijnlijk be-
vorderd. Maar ook ten aanzien van de andere preduc-ten, waarvoor preferenties werden verleend, steekt de schérpe daling van de percentages van de Vereenigd
Staten in den Britschen invoer zoo duidelijk af tegen
de krachtige stijging van de percentages der Empire
landen, dat de handelspolitieke oorzaak zich niet loo-
‘958
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 December 1938
chenei, laat
4)
Deze verschuiving beperkt zich niet
tot de groep clei voedingsmiddelen; zij betreft even-
eens een aantal afgewerkte producten, alsmede enkele
grondstoffen, m.n. speciale rnachinerieërt, ieder en
vooral hout (en houtrk). De conjun.ctuuropleving
in 1936 komt clan ook in het Amerikaansche aandeel
niet tot uitdrukking. Het land, dat hiervan het n’ieest
profijt heeft getrokken, is in bijna alle -gevallën Ca
mtcla, zoowel in agrarisch als in ander opzicht.
Ook op de markten dei Dominions en der Bi-itsche
Koloniën hebben de Vereenigde Staten verloren. Bij
verre de voornaamste dier markten is die van Canada,
welke voor den Amerikaalischen afzet hij de beteeke-
nis der Bitsche markt slechts weinig ten achter
staat. Het aandeel van de Vereenigde Staten. in
Canada’s invoer daalde van 68.8 pOt. in 1929 tot
58.2 pCt. in 1936. Ten deele kan dit worden toege-
schreven aan de repressailles, die Canada nam in
antwoord op het Hawley-Smoot t.rief van 1930, ten
dccle aan de Ottawa-verdragen. Onder invloed van
deze maatregelen vond in Canada’s invoer een he-
langrijke verschuiving plaats ten nadeele van de
Vereenigde Staten e.n ten gunste van Engeland, m,n.
ten aanzien van ijzer en staal, katoenen manufacturen en steenkoolproclucten, waarvoor de imperiale prefe-
renties in Canada waren verhoogd. Het handelsver-
drag, dat op 1 Januari 1936 tusschen Canada en cle
Vereenigde Staten in werking trad, is aaii de positie
van dit laatste land op de Canadeesche markt
wees
ten goede gekomen, maar vergeleken met 1929 bleef
zij toch verzwakt.
* *
*
Vraagt men’ zich af, hoe omgekeerd de invoer in
de Vereenigde Staten van Britsche goederen zich
oatwikkeld heeft, dan blijkt, dat deze zich, zoowel ab-
soluut als vergelijkenderwijs, veel beter gehandhaafd
heeft. Ons tot de relatieve cijfers beperkend, vinden
wij het aandeel van Groot-Brittannië in den invoer
der Vereenigde Staten voor de jaren 1929, 1931, 1936
en 1937 in de volgende percentages uitgedrukt: 7.5
pot.; 6.5 pCt., 8.3 pCt. en 6.6 pCt. Deze ontwikkeling
wekt het vermoeden van een zekere correlatie met het
co mij unctuu rvè rloop, hetgeen ook daarom niet onwaar-
schijnlijk, is, omdat de Engelsche afzet in de Ver-
een igde Staten voornamelijk uit duurdere afgewerkte
producten bestaat, die op de consumptieve koopkracht
der beter gesitueerden zijn aangewezen. Bij afwezig-
.heicl van discriminatie in het Amerikaansche tarief,
behalve voor cle koloniën en Çuha, is de absolute hoog-
te er van cle eenige factor, die in dit verband van he-
téekenis is, zij het ook, dat hooge ad valorem rechten
voor hoogwaarcligen invoer in het algemeen meer be-
len1merendl zijn clan voor goedkoopere goederen. Den
sterksten achteruitgang sinds 1929 vertoonen dan ook
verschillende kwaiiteitsproducten van de Britsche
textielind u str ie, lecler en leclerwerk, aardewerk, en enkele speciale metaalproducten.
De invoer van whisky, in de Vereenigde Staten is
daarentegen tot een Britsch belang van de eerste
orde, gestegen. Dit is een kwestie van toegenomen
verbruik; daarenboven’ werd bij het verdrag tussehen
Canada. 6n de Vereenigde’ Statn het invoerrecht
Op
dit artikel ‘verlaagd, ‘waarin E’ngehind dankzij de
meéstbegniistigi ng ‘deelde.
Canada’s aandeel in den invoer der’Vereenigde.Sta-
teii ontwikkelde zich ihedè dankzij het evengenoern-
de verdrag, cle laatste jaren in gunstigen zin .1-let
steeg vân 11.5 pOt. in 1929 tot 15.5 pCt in 1937. Ce-
‘nda’s voornaamste desiderata, ‘die nog onvervulcl
bleven, betroffen een tariefverlaging voor bepaalde
soorten hout, veeteeltproducten en visch..
Uit het voorafgaande kan worden afgeleid; waar cle
be’lsmgrij’kste wrijfvlakken lagen ‘tussehen het Brit-
sche en het ‘An’iri1caaisèlie ,hand’elspolitieke systeem,
toch’ in Januari ‘van dit jaar liet voornemen open-
) Ook ‘cle.
zg.
lamiclein van den twe’e’clen kring
‘1
iepen op (le
Bm’itsohe markt pm’ocentueel ac’irterui’t.
baar wedI geiiiaakt on’lerhandel.ingn over een nieuw hand elsverdrag, tu.sschen de betrokken Regeeringen
tcr openen. De voor de
)
Nereenigde Staten meest waar-clevolle con cessies, di e van Groot-Brittanni ë zouden
wordien gevraagd, betroffen een aantal stapelprodu c-
ten, zooals tarwe, ham en spek, en hout, benevens he-
paalde soortein.vruchte.n en machinerieën. Dc he’lan-
Se,W denJritschen landbouw ep, van enkele Brit-
sche industrieën, aan wie nog pas zeer kort geledeu
de zoo begeerde bescherming was verleend, waren
daarbij niet minde betrokken dan de belangen der,
Domninii.ons en der Britsche kolonën, die zich einde-
lijk hadden kunnen verheugen i ma
,
3
een preferentieele
behandeling door het Moederland. Anderzijds hadden
cie Britsche wenschen betrekking op verlaging van
het utzondenlijk hooge tarief op een aantal voor de
Amerikaansche industrie zeer belangrijke fabricaten,
ten aanzien waarvan Britsche concurrentie ernstig
te duchtën viel. Bovendien was het vanaf den aan-
vang duidelijk, dat de voornaamste concessies aan de
Vereenigde Staten, in verband met de Bri tsche land-
bou.wpolitiek, van de zijde der Dominions, en wel
vooral van Canada, moesten komen. Daarvoor zon –
den echter compensaties moeten ‘worden verschaft,
welke behalve op de Britsche markt, vooral ook op
die van de Vereenigde Staten. zouden kunnen worden
gevonden.
in het verdrag, dat op 17 November is tot stand
gekomen. tiisschen Groot-Brittannië, New-Foundland,
de Bri tsche Koloniën, Protectoraten cci Man daatsge-
bieden eenerzijds en de Vereenigde Staten niet kolo-
niën anderzijds, en in het
gelijktijdig
geteelcend ver-
clrag tussehen de Vereenigde Staten en ‘Canada, –
waarop naar alle waarschijnlijkheid nog verdragen
tusschen de Vereenigdie Staten en de andere Domi-
ni.o.ns zuilen volgen -, vindt men een oplossing van
dit probleem, uiteraard vol compromissen, maar toch
van, een allure, die in menig opzicht door haar logisch
sluiten cl karakter bewondering verdient.
De gesloten overeenkomsten vormen tezamen feite-
lijk een drie-partijen accoord. Niet alleen verleeneu
de verdlragslu itein.cle partijen elkaar wederzijds con.-
cessies
0
cle eigen markt, maar zoowel Groot-Brit-
tannië als Caaiiacla – en ook de andere Domini.ons werkten zoo noodig mede – hebben van een aantal,
tusscheui berm, onderling bestaande, preferenties een
gedeelte prijs gegeven ten gunste van cle Veteenigde
Staten’. Ten aanzien van cle Britsche markt geschied-
cle dit laatste m.n. met betrekking tot tarwe, liamn,
spek, enkele vruchten en hout, ten nacleele van Ce-
iiada en cle andere 1)ominions;
Op
cle Canadeesche
markt offerde Engeland eenige preferentie op met
betrekkin.g tot chemicaliën, vertind bli
Id,
zekere ijzer-
en staalfabrikaten en bepaalde motoren. Deze in’hreu-
ken op liet ‘voorkeurstelsel van Ottawa zijn zoodanig
gelcozen, dat
zij
van waarde zijn voor cle Vereenigdc
Staten, zonder een al te zwaren last te leggen
Oj)
de
belangen van Groot-Brittannië en di.e der Domi’nior,s.
Voor het verlies
01)
elkanders markt vinden laatstge-
noenicle landen in de concessies van de Ver. Staten een
vermoedelijk daartegen ruim ‘opw.egencle compensatie.
Overigens doet het Britscli-Am.ei-ikaa,ische handels-
verdrag niet zoodanige veranciei-inigen in den loop vai
den’ handel verwachten, dat daiir’vani, iiiiast de ge-w’enschte ecpausie, voor bepaalde ondeideelen van
liet bedrijfsleven “ei-nst’ije schokken ,te duchten zijn.
Eenerzijds zijn de verleende ‘concessies daarvoor ni.ét
ingrijpend genoeg, anderzijds bestaan èr tenLaanzieo.
van ‘bepaalde pro’d o eten binnenland tche voorziennn-
gen, die de strekking hebben dergelijke storingen
tegen te gaan.. Wat dit laatste betreft wordt vooral
gedacht aan de Britsche landhouwregelingen, steu-
uènd op de Wh’eat’Act en de Bacbn Industry Act,
welke de positie van, dcii Britschen boer i’oor even-
tonele nadeeli ge gevolgen voldôende kunnen beveiligen.
Een nadere ‘bespreking’ van dein .:i,nhoud van liet
verdrag volgt in een- afzonderlijk er tikdl. –
LÏnFnIN0K
21 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
959
HET TEKORT OP DE RIJKSBEGROTING
VOOR 1939.
liet onder hovenstaand opschrift in het nummer
van E.-S.B. van 23 November 1.1. verschenen opstel
van den heer Van Doorninck is voor een groot ge-
deelte gewijd aan de open brief, welke ik met dertien
anderen tot den Minister-president heb gericht ter
bestrijding van het adres aan denzeifden Minister,
wkarvaii de heer Van Doorninck ccii der ondertèke-
nareri is geweest.
1)
Ik ‘acht mij 4aarom verplicht
om
enkele opmerkingen naar aanleiding van dit artikel
tc schrijven. Over cle inhoud van dit antwoord heb ik
geen overleg kunnen plegen met mijn mede-onderteke-
naren; deze dragen derhalve hiervoor ge.nerlei ver-
antwoordelijkheid.
Ik volg het betoog van den heer ‘Van Doorninek
op de voet.
Het eerste deel tot aan de cursief gedrukte vraag kan ik voorbijgaan, omdat daarin slechts een over-
zicht wordt gegeven van cle in het adres der negen
gegeven berekening van het tekort. Alleen over het
slot viui dit exposé heb ik een enkel woord te eggen.
Daar wordt er aan herinnerd, dat de negen, om het
verwijt van overdrijving te ontgaan, geen rekening
hebben gehouden niet het z.g. Werkfonds, ofschoon
naar hun oordeel ,,ongetwijfelcl” ten laste van dat
Fonds een aantal uitgaven wordt gebracht, die
01)
dc
gewone dienst thuis behoren, en evenmin met de h.i.
ongeoorloofde rentebijschrijving op do N.O. inpolde-
ring van de Zuiderzee. Ten aanzien van het Werk-
fonds heb ik slechts op to merken, dat de heer Van
Doorninck ook hier de door de veertien gewraakte
methode volgt van het uitspreken van een oordeel
zonder dit niet getallen te staven, liet gebruik van
het woord ,,ongetwijfeld” overtuigt mij niet; zo-
lang dc heer Van Doorninck nalaat de vereiste
gcgevens te verschaffen, neem ik aan, dat ieder-
daad de toevoeging ‘van de door het Werkfonds
gedane uitgaven aan het door cle negen hereken-
cle tekort een overdrijving zoude zijn geweest. En
at
de ientehijschrijving op cle inpoldering betreft,
welke (ic negen in hun adres hebben veroordeeld op grond van de omstandigheid, dat door die ren-
tebijschrijving de te winnen gronden te duur zou.-
den worden, ineen ik, (lat cle negen zich hier niet
alleen aan overdrijving schuldig maken, maar dat zij
deze reutehijschrijving ten onrechte ongeoorloofd ach-
ten. Immers, ook indien wij aannemen, dat de gron-
den straks bij verkoop of in de exploitatie de met het
renteverlies verhoogde kosten niet zullen dekken, dan
betekent die rentebijschrijvi ug toch niets anders dan
dat de aflossingen op de voor de dekking van cle uit-gaven aangegane leningen zullen worden verhoogd of
verlengd. Die aflossingen nu betreffen niet alleen het
deel der uitgaven voor de inpoldering, dat niet ren-
dabel zal blijken, maar ook dat deel, hetwelk gedekt zal w’orden door de in enigerlei vorm verkregen op-
brengsten. Blijft dus b.v. de Staat eigenaar vait de
gronden, dan zal hij na aflossing van de leningen in het vrije bezit zijn van een rentegevencl eigendom.
Weliswaar niet voor een waarde gelijk aan cle vroeger
geboekte kosten, maar stellig voor een grote waarde
en geheel onbezwaard. Voor dit deel der uitgaven
wordt dus in de aflossing door het Nederlandse volk
in de volle zin van het woord gespaard of kapitaal
gevormd. liet sparen nu moge in gunstige tijden
deugdelijk zijn, in ongunstige tijden is dit sparen eco-
nomisch niet verantwoord en schept een druk op de
consumptie en dientengevolge op de productie, welke
een averechtse uitwerking heeft op de welvaart.
Ik kom nu tot de door den heer Van Doorninck
gestelde vraag: Is de berekening der negen-mannen
oniuisi m.b.t. , schuldaflossing en ove’rbrenging van
uitgaven naar de gewone dienstV
1)
])eze
omstandigheid geeft de Redactie aanleiding, in
dit geval
af
te wijken van de vaste regel, poleniiek tegen
eelt E.S.B.-nrtikel in cle rubriek Ingezouden Stukken op
te nemen. RecI. E.-S.B.
De eerste alinea van zijn cleshetreffend l)etoog hc-
hoef ik niet , te heantwoordien, omdat de open brief
der veei-tien over dit punt zwijgt.
In het Vervolg van de uiteenzetting wil de heer
‘Van Doorrminck een onjuistheid in de open brief
recht zetten. Itaar in waarheid trekt hij iets krom
wat i’eeht stond. Immers, de open, brief heeft mi iet
in het, verban.d van de improductieve uitgavem’i
in
het algemeen
verondersteld, dat cle n egemi uitsluitend
de rendabele werken op de Icapitaaldienst zouden wil-
len toelaten, maar in het verband van de uitgaven
voor de grote werken, volke zowel in liet adres der
negen als in die open, brief in het tweede gedeel-
te van de beschouwing aan de orde kwamen. Hoe
dit zij, ik neem gaarne akte van de verklaring,
volgens welke de negen bereid zijn omil ook voor niet-
rendabele werken te leneu. De beer Van Doorninek is
dus bereid om voor produetieve werken te lenen,
maar daarvoor ach t hij clan, zoals hij opmerkt, een af-
lossingsduur van 40 jaren te lang, want die termijn
van 40 jaren is z.i. slechts gerechtvaardigd, omdat er
in het door hem voor de buitengewone dienst toege-
laten uitgaven ook rendabele uitgaven zijn begrepen.
Deze terloops gedane uitspraak is voor ons vraagstii
niet zonder belang. In de eerste plaats, omdat nu
weer de vraag- rijst, welk deel van de voor de buiten-
gewone dienst aanvaarde uitgaven rendabel is; voor deze toch is aflossing niet nodig en zelfs in ongun-
stige tijden niet gewenst. En in de tweede plaats,
omdat het van belang is, te weten, welke aflossings-
duur dan voor de productieve uitgaven wel toelaat-
baar wordt g-acht.
Tat
mij aanbelang’t, ik acht voor
productieve uitgaven – en over andere heeft de heer
Van Doorninck het op deze plaats niet – een aflos-
singscluur van 40 jaren niet te lang; althans in oma-
gunstige tijden, w’aarin reservevorming niet ge-
wenst is.
De vraag, waarom liet in dit gedeelte van de uit-
eenzetting overigens in hoofdzaak gaat, is, welke be-
tekenis de productieve uitgaven van de Staat hebben
en in hoeverre financiering daarvan uit ieningsg’elden gerechtvaardigd is.
De heer Van Doorninck verklaart allereerst, dat
sedert de Staat (le eis der rendahiliteit heeft ‘ervan-
gen door die van do productiviteit het nodig is ge-
bleken de gevaren, die voortspruiten uit de drang om
veel werken tot stand te brengen, te keren, dooi’
0
1
)
de noodzakelijkheid
van
reservevorming als onmisbaar
deel van cle welvaartspolitiek telkens weer de aaii-
dacht te vestigen. Afgezien van het feit, dat hier-
door ten onrechte de indruk w’ordt gewekt, alsof het
richtsnoer der productiviteit een uitvinding is van
de allerlaatste tijd en dat aldus weer een snel afzak-ken naar een Qnvoorziehtige finan.cierings-politiek
wordt gesuggereerd, moet ik verklaren, dat ik niet be-
grijp, hoe uit die verandering in de gestelde eisen
kan worden geconcludeerd tot cle noodzalcelijkheici van
de vorming van reserves. Had de heer Van Doorninek
hier alleen betoogd, dat het prijsgeven van de eis der
rendabiliteit leidt tot gevaren, welke hij handhaving
van die eis niet zouden bestaan, dan zou ik daartegen niets hebben ingebracht. Maar dit zou dan ook alleen betekend hebben, dat men er op heeft toe te zien, dat
improductieve werken niet als productief worden
voorgesteld. Ook mij lijkt dit een eis’ van gezonde
politiek. Doch de voldoening aan die eis leidt niet tot
de verplichting van de vorming van reserves; reserve-
vorming gaat hoven ‘die eis uit, maakt snellere af-
schrij,ing nodig dan in verband met het- prôductieve
karakter der uitgaven nodig is of boeking van pro-
ductieve uitgaven op de gewone dieast.
:En
het is
daartegen, dat de veertien onder de tegenwoordige
ongunstige omstandigheden bezwaar -hebben gemaakt.
De heer Van Doorninck meent, dat het gevolg van de open brief van de veertien is, dat nu ,,het hek van
de dam is”. Ik vrees voor de veertien, dat hier de in-
vloed van’ hun woord wordt ‘overschat. Erger is, ‘dlat hun met deze uitlating een streven wordt toegedlichl’.
980
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 December 1938
waarvan zij noch vroeger noch in hun open brief blijk
hebben gegeven.
De heer Van Doorninck preciseert zijn verwijt: ,,cle
,,veertien noemen,” zo zegt hij, de reeds
z66
verwa-
,,tercle berekening vn cle.negen nog reservevorming”
Laat ons dit verwijt wat nader bezien.
Tot mijn verbazing noemt de heer Van Dooruirmk
de berekening van de negen hier ,,verwaterd’.. 1-Toe
nu? Is clan naar zijn oordeel zelfs het door de negen
met zoveel zorg berekende werkelijke” tekort nog
niet het ware tekort? De negen hebben in hun adres
betoogd, dat er was een ,,officieel” tekort volgens
de begroting, dat de Minister van Financiën in de
Millioenennota een hoger reöel tekort” had becij-
ferd, maar dat ook dit nog niet juist was;
zij
brach-
ten nu zelf het ,,werkelijke” tekort te voorschijn. Dat
blijkt nu dus nog niet genoeg te zijn; ook daarin
schuilen nog verholen tekorten, want de berekening
der negen heet nu sterk ,,verwaterd”.
Ik weiger te geloven, dat de heer Van Doo.rninck
het adres zou hebben mede-ondertekend, indien wat
hij nu
schrijft
juist zou zijn.
Het blijkt dan ook even tevoren, dat hij met ver-
watering bedoelt het prijsgeven van de regel, volgens
welke alleen mag worden geleend voor rendabele uit-
gaven; z.i. is dus een waarlijk gezonde financiering
eerst aanwezig, indien de Staat slechts leent voor ren-
dabele uitgaven. De heer Van Doorninek niotiveert
deze uitspraak niet. Ik mag dus volstaan met tegen-
over deze uitspraak de mijne te stellen: het financie-
ren van procluctieve uitgaven uit leningsgeiden is vol-
maakt gezond en de eis van de beperking der uitgaven’
ten laste van de kapitaalclienst tot de rendabele uit-
gaven is economisch niet gerechtvaardigd en in de
hu iclige omstandigheden economisch nadelig.
Blijft de vraag, of de veertien terecht in de ,,’er-
waterde” berekening van de negen nog elementen van
reservevosming vernioeddeii; meer clan een vermoeden
konden de veertien niet uitspreken, want de negen
hadden nagelaten de toevoegingen aan het reële tekort
van den Minister voldoende te motiveren. De veertien
hebben gezegd, dat zij tot het bestaan van elementen
van reservevorming moesten beslujten
01)
grond van
hun vertrouwen in cle
becijfering
van den Minister, die uitdrukkelijk verklaard had, dat zijn herekenimig leidde
tot het ,,reëeie” tekort, waarbij alleen reservevorming
was buiten beschouwing gelaten. Men zou nu van
den heer Van Doorninck hebben mogen verwachten,
dat hij de leemte in de bewijsvoering van de negen
zou’ hebben aangevuld. Een man, zo
noi,irra dans le
srail
als hij, kon dit toch niet moeilijk vallen. Maar
wij zien, dat hij zich van deze taak afmaakt met een
excianiatie in vraagvorm: ,,kan men
bij
een aflo-
,,sing in 40 jaren van leeningen waarin z66 groote be-
,,dragen voorkomen ter zake van improductieve of
,,onvoldoend procluctieve uitgaven nog van reservevor-
,,ming spreken?” Ik antwoord allereerst met een
wedervraag: hoe groot zijn die ,,zbb groote bedragen”
van irnproductieve uitgaven? Zonder aanwijzing van
de verhouding tussen de omvang der productieve uit-
gaven en clie der imnproductieve uitgaven heeft de
exclamatie geen zin en kan ook een stellig antwoord
op de door den heer Van Doorninck gestelde vraag
niet worden gegeven. Maar ik kan wel zeggen, dat
zonder twijfel hij een aflossing van 40 jaren reserve-
vorming plaats kan vinden. Ook al is esn deel van
cle uit lening gedekte uitgaven improductief. Want de
aflossing zou voor een deel der productieve uit-
gaven zonder bezwaar in ongunstige jaren Icunnen
worden vertraagd, terwijl de ook uit de leningen be-
streden rendabele uitgaven, zoals ik reeds hiervoren
betoogde, in ‘t geheel geen aflossing vereisen.
Intussen zegt de heer Van Doorniack, dat de veer-.
tien ,,eigenlijk iets anders” willen. Ik neem aan, dat
de schrijver met deze woorden de veertien heeft wil-
len ontlasten van de verantwoordelijkheid, welke hij hun even tevoren op de schouders heeft gelegd voor
liet ,,construeeren van een zekere nuttigheid” voor
improduetieve wërken. Ik neem met voldoening nota
van dit herstel van)onrecht,. den veertien, in de voor-
‘afgaande alinea angeclaan. Deze voldoening wordt
evenwel getemperd, nu er een nieuw verwijt voor in de
plaats wordt gesteld: de veertien zouden ,,op zichzelf
,,als noodig erkende uitgaven buiten beschouwing (wil-
,,len) laten, omdat men ze toch niet dekken kan.” Ge-
heel duidelijk is mij deze zin niet. Niemand wil enige
uitgaaf buiten beschouwing laten; niemand kân ook
enige uitgaaf buiten beschouwing laten, want elke
uitgaaf vindt een plaats in begroting en rekening.
Er is slechts verschil van mening over de vraag,
waar de uitgaaf een plaats krijgt in de begi’oting, hij
de gewone dienst dan wel bij de kapitaaldienst. En
toch wordt gezegd, dat ,,hierin ligt het cardinale ver-
,,schil met het standpunt der negen mannen.”
Ik moet verklaren, dat ilc dit ,,carclinale” verschil
niet kan ontdekken. Afgezien van het feit, dat voor
mij het cardinale verschil tussen de negen en de veer-
tien ligt
bij
de maatregelen, welke de negen hebben
aanbevolen voor het economische herstel, begrijp ik
niet, wat de heer Van Doorninck hier wil ten aanzien
van cle techniek der begroting. De veertien aanvaar-
den de ‘door den Minister overgelegde millioenen-
nota als richtsnoer voor hun beoordeling van het te-
kort. Hoe kan clan de begroting anders worden opge-
maakt dan is geschied? Eerst wanneer men met den
schrijver zou aannemen, dat een groter bedrag op de
gewone dienst zou moeten worden gebracht, zou men
de begroting ook in overeenstemming niet die ziens-
wijze kunnen opmaken. Voor hen, die met die ziens-
wijze niet instemmen, is de begroting met de aanvul-
le.ncle gegevens der millioenen-nota technisch geheel
in orde. Ze geeft, zoals de veertien’ dit ook reeds be-
toogden, niet alleen een juist en volledig, maar ook
een duidelijk beeld van ‘cle werkelijke toestand en als
zodanig ook een volkomen betrouwbaar i-ichtspoer
voor het regeringsbeleid. Als de oud-thesaurier-gene-
raal een tegengestelde uitspraak doet – nog wel cur-
sief gedrukt -, dan is de kans groot, dat menigeen
de vrees zal hekruipen, dat cle Regering inderdaad het
schip van staat lamtt ,,varen in de mist”; en dat de
veertien zich in dit gevaarlijke spel vermeien. Daar-
om zij nog eens herhaald wat in de open brief is ge-
zegd: de veertien stemmen in niet elke poging welke
gericht is op het verkrijgen van een helder inzicht in cle toestand der staatsfinanciën, maar zij hebben be-
denking tegen ‘de wijze, waarop de negen hij cle ver-
betering van het beeld te werk zijn gegaan. Diezelfde
bedenking opper ik tegen de wijze, waarop opnieuw
getracht wordt de gedachte ingang te doen vinden.
dat cle begroting technische gebreken vertoont en dat
zij een onjuist beeld geeft van de finanëiële toestand.
Ik kom thans tot ‘cle door den heer Van Doorninck
gestelde en heantwoorde vraag,
of de door de negen
berekende verhoging van de storting in het Invalidi-
teits- en Onderdomsfonds onjuist is.
Ik bepaal mij tot hetgeen hij hier in het midden
brengt tegen hetgeen de veertien met betrekking tot
‘dit punt hebben ogenserkt. Eigenlijk gaan zijn op-
merkingen te dien aanzien langs het betoog der veer-
tien heen. Want deze hebben slechts .de bedenking
geopperd, dat de negen de desbetreffende post, welke
gebaseerd is op de toepassing van het kapi.taaldelc
kingsstelsel, in hun berekening van het tekort heb-
ben opgenomen zonder daarbij te jernielden, ‘dat naar de mening van vele deskundigen dit kapitaaldekking-
stelsel niet juist is. De heer Van Doorninck acht
deze redenering van de veertien ,,niet zeer begrijpe-
lijk”. Is het waarlijk nog nodig, nadr toe te lichten.
w’aarom de veertien bedenking opperden tegen de door
de negen gevolgde methode, welke hierin bestaat, dat
zij het tekort berekenen op cle basis van een-stelsel,
dat voor het ogenblik een veel ongunstiger beeld
geeft van de toestand dan deze naar het oordeel van
vele deskundigen is, zonder dat zij zelfs van clez
afwijkend e zien swijz’e melding maken?
21 December 1938
ÉCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
961
De veertien hebben geen standpunt ingenomen ten
aanzien van cle keuze van het stelsel; zij bepaalden
zich ertoe te wijzen
01)
cle eenzijdigheid in de voer-
lichting, welke de negen gaven. Ook ik wil cle keuze
van het stelsel in het midden laten, ofschoon ik niet
wil nalaten te zeggen, dat ik voorstander van het
omsiagstelsel hen en dat ik mijn principiële bezwaren
tegen het kapitaaldekkingstelsel heb kenbaar ge-
maakt, lang voor en geheel los van de ongunstige
stand der staatsfinanciën. Nu echter cle heer Van
Doorninck zich uitspreekt over cle gevolgen van de
toepassing van het omsiagstelsel voor de staatsbe-
groting, in vergelijking met die van de toepassing
van het kapitaaldekkingstelsel, moet ik over zijn op-
merkingen het een en ander zeggen.
Zouden de veertien menen, zo vraagt hij, dat bij
aanvaarding van het omslagstelsel geen staatsbijdrage
nodig is? Neen, dat menen de veertien niet.
Do heer Van Doorninck beroept zich op een rap-
port, uitgebracht door de door de Nederlandsche
Maatschappij voor Nijverheid en Handel ingestelde
Commissie-Hoiwerda en haalt daaruit aan een uit-
spraak, volgens welke in cle eiridtoestancl een staats-
bijdrage van
.f 70
millioen zal nodig
zijn.
Ik wil mij
niet vereenzelvigen met de Commissie-Holwerda, met
weike.r advies ik slechts ten dele instem, maar ik heb
voor de onderhavige gedachtenwisseling geen bezwaar
om haar berekeningen tot grondslag te nemen. Welnu,
wat blijkt dan uit het rapport ten aanzien van de
grootte. der staatsbijdrage? De heer Van Doorninek
hef t reeds vernield wat het rapport zegt omtrent de
robtte cIe bijdrage in de eindstand. Maar het rap-
port vermeldt ook wat nodig is voor de naaste toe-
komst. J.)aaromtrent zegt het: ,,Bij een omsiagstelsel
,,zal dan ook voor de eerste jaren mogen worden ge-
,,rckend met een henoodigde staatshijdrage van ge-
,,iriidc!eld
f 10
millioen per jaar”. 1:Iet blijkt dus, dat
dc (Jornmissie-Holweï-da, uit welk rapport het schrik-
aanjageud getal van
j
70
milliocn wordt overgeno-
men, voor 1939 en voor de eerstvolgende ja.ren een
bijdrage berekent, die wordt overtroffen door de bij-
drage, welke op de begroting 1939 is uitgetrokken.
Zodat bij toepassing van het omsiagstelsel de
f
45
millioen, welke de negen aai..het tekort toevoegden,
overbodig zijn.
Is het nu nog zo onbegrijpelijk, dat de veertien
bedenking opperden tegen liet feit, dat de negen de
andere zienswijze met stilzw’ijgen voorbijgingen? Op
de staatsbijdrage voor 1939 en voor de eerstvolgende
jaren komt het immers aan en niet op de
bijdrage
,,in
dc eindstand”, welke eerst over tientallen van jaren
word t bereikt. Waarbij ik voor den oni ngewijde in dit
vraagstuk nog cle opmerking maak, dat dit voordeel
voor de staatsbegroting van liet heden en van de
naaste toekomst naar het oordeel van cle voorstanders
van het onislagstelsel niet betekent een verschuiving
van lasten van het heden naar de toekomst, doch
slechts een ontlasting van het lieden van lasten
voor
de toekomst,, welke liet kapitaaldekkingsatelsel ons
zonder noodzaak oplegt.
De heer Van Doorninck doet tenslotte cciipoging
tot wat hij. noemt ,,weerlegging van verwijten” tegEn
het adres der negen.
Ik, ga aan het verweer tegen het verwijt van on-
nodig gewekte ongerustheid en tdegehrachte schade
aan het staatskrediet
voorbij,
omdat dit hoofdzake-
lijk gericht is tot anderen clan de veertien. Maar niet
zonder er op te wijzen, dat liet niet aangaat, hij dit
verweer den veertien terloops het verwijt te maicen,
dat
zij voorstanders zijn van een ,,vlotte” leningspoi-
tiek. De open brief geeft dcii heer Van Doorninck
geen grond om zich aldus over de zienswijze van zijn
tegenstanders uit < laten.
De heer Van Doorninck meent, dat, indien de negen
in derciaad ongerustheid hebben verwekt, hun arbeid niet vergeefs is gewdest. Ik moet den heer Van Door-
riiuck deze voldoening ontnemen. De negen hebben
in hun adres ver over het doel heengeschoten. Zij
zijn er niet in geslaagd om ongerustheid te wekken;
zij hebben, slechts verzet gewekt, zelfs
bij
hen, clie
een waarschuwing tegen de gevaren van cle financiële
positie oh zich zelve zouden hebben gewaardeerd.
De heer ‘Van Doorninck tracht vervolgens de negen
te verdedigen tegen het tot hen gerichte
verivijt,
dat
ij in gebreke zijn gebleven om hun voorstellen nader
te preciseren. Opmerkelijk is, diat hij zich thans niet
meer beroept op de onhevoegdheicl der negen. Hij
breng-t thans andere argumenten in liet geding. In
de eerste plaats heet het, dat ,,een dergelijke arbeid” niet kan worden verricht los van de regering en haar
ambtelijke organen. Maar wat de veertien hebben ge-
vraagd – en wat ook, naar ik mccii, anderen hebben
verlangd – dat was geen ,,concreet plan” in de zin
van een in details uitgewerkt programma van bezui-
nigingen. Daarvan is geen sprake geweest en behoefde
zelfs geen sprake te zijn, nu de negen geen bezuini-
gingsactie voerden en, zoals de heer Van Doorninck
aan het slot van
zijn
artilcel terecht zegt, een bezuini-
gingsplan voor het door hem berekende tekort niet
voldoende zou zijn. De negen kwamen op voor een
radicale wijziging in de fianciële politiek. Zij heb-
ben in. de donkerste kleuren de gevolgen van die poli-
tiek geschilderd en hebben gepleit voor een welvaarts-
politiek, waarbij de overheid zich zou onthouden van
het doen uitvoeren van grote werken en van de ver-lening van steun. ‘Wat nu de veertien en met hen de
regering en het gehele land van hen hebben verlangd,
dat is een aanwijzing omtrent de wijze, waarop men
zonder die ‘grote werken en zonder de ondersteuning
uit cle moeilijkheden zou komen. Voor zulk een pro.
grani is de hulp van het ambtelijk apparaat niet nodig.
De heer Van Doorninck meent overigens, dat de
geesten in Nederland nog niet rijp zijn voor ecn pre-
cisering van de wensen der negen; ,,eoncrete plannen”
zouden slechts kritiek ontlokken. ‘n Wonderlijk argu-
ment. Vreest hij dus kritiek voor zijn plannen en be-
paalt hij daarom zich er toe, anderen te kiitiseren? En zijn de geesten wel rijp om ‘s heren Van Door-
ninck’s kritiek in zich op te nemen, maar niet om
diens positieve voorstellen op hun juiste waardie te
schatten? Als dat zo is, dan ware het de taak van de
negen en thans in liet bijzonder zijn taak geweest de
geesten te helpen rijper maken.
De gelegenheid daartoe laat de heer Van Door-
ninck ook thans voorbijgaan, w’ant het slot van zijn
opstel houdt niets anders in dan een aantal in liet
wilde weg geuite verwijten, gericht tot hen, die niet
met zijn zienswijze instemmen. Als een van de veer-
tien hehoef ik mij van deze verwijten niets aan te
trekken, want aan de open brief heeft de heer Van
Doorninck geen enkele grond voor de aan zijn tegen-
standers toegedichte onwetendheid en li chtzinn ighe 1
kunnen ontlenen.
De heer Van Doorninck zal met deze methode van
verweer alweer
zijn
doel niet bereiken; integendeel,
hij zal hen, die met ernst zoeken naar de goede weg
om den economisclien moeilijkheden het hoofd te bie.
deu, nog verder van zich verwijderen dan hij ‘t reds
in het adres der negen heeft gedaan.
Het ware zijn taaic geweest, de bedenkingen, welke men tegen het adres heeft geopperd, zakelijk te iveer-
leggen en waar hij dët iiiet kon ruiterlijk ongelijk te
erkennen. In zijn opstel heb ik slechts een zakelijke
behandeling gevonden met betrekking tot de tegen cle
berekening van de grootte van het tekort ingebrachte
beawaren. Van een bèantwoording van alle andere door
‘de veertien tegen het a.dres geopperde bedenkingen
onthoud.t cle heer Van Doorhinck zich; zelfs worden de in de open brief der veertien aangewezen leeniten
in het betoog der negen ,niet aangevuld.
De veertien hebben gewezen op het opmerkelijke
‘feit, dat het adres icweeg over ‘de werkloosheid, over
haar bestrijding en over de leniging van de daaruit
geboren nood. Ook thans zegt de heer Van Doorninck
daarover geen woord en hij laat ons dus nog steecla
9132
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21. December 1938
in het’ onzekere omtrent hetgeen de nege.n met (le
ve rkl ozensteun n astreveii.
De veertien hebben
gewezen
op het gemis aan ge-
gevens omtrent de omvang der itnproductieve uitga-
ven, welke volget.is cle negen in de grote iverken
schuilen; zij hebben betoogd, dat dit gegeven onmis-
baar was om de kritiek (Ier negen te kunnen beoor-
delen, nu immers grote werken ook procluctief kunnee
i;ijn. De beer Van Door.ninck geeft ook thans geen
getallen.
De veertien hebben betoogd, dat het merendeel
der publieke werken nodig is voor de economische
ontwikkeling van het land en voor zijn concurrentie-
kracht in de toekomst en dat dus deze werken ook zou-
den moeten worden uitgevoerd, wanneer ze niet nut-
tig waren voor de werkverschaffing en de werkver-
ruiming. De heer Van Doorninck zwijgt ook over dit
argument, ofschoon toch de economische kracht der
natie den negen mannen nauw aan het hart ligt.
De veertien hebben doen zien, dat de publieke wer-
ken cle uitgaven der gemeenschap voor de ondersteu-
ning der werklozen doen verminderen en dat dus het
achterwege laten der Publieke werken leidt tot het
prijsgeven van een ‘ermeerdering van nuttig bezit
zonder belangrijke vermindering van lasten. Acht de
heer Van Doorn inek dit argument van nul of g’ncr
waarde of zwijgt hij erover, omdat een uitspraak er-
over hem toch nog zou nopen tot een antwoord op
de vraag, wat de negen voornemens zijn te doen met
de ondersteuning der werklozen?
Die veertien hebben als hun meest fundamenteel
bezwaar tegen cle gedachtengang der negen aange-
voerd het verwijt der e2nzijdigheid in de economische
beschouwing der door de negen aangeprezen maatre-
gelen. Slechts liet voordeel voor de Staat uit de be-
spaarde uitgaven hebben deze in het oog gevat; de eco-
non’iische schade uit hoofde van het gederfde inkomen
wordt geheel buiten beschouwing gelaten. De veertien
hebben voorts betoogd, dat de door de negen in het voor-
uitzicht gestelde verlaging der productiekosten van
het particulier bedrijf vooralsnog niet is te verwach-
ten, integendeel dat de aangeprezen maatregelen in
liet naaste verschiet tot een
stijging
van kosten zul-
len leiden. En de ‘veertien hebben verder in ‘t licht
gesteld, dat zelfs indien verlaging van lasten zou
leiden tot verlaging van productiekosten, dan toch
daarvan voor de naaste toekomst geen werkverruiming
is te verwachten, omdat de bestaande belemmeringen
in het economisch verkeer – een ‘der oorzaken van
onze werkloosheid – het voor de politiek der negen
in het vooruitzicht gestelde nuttige effect illuSoir
zullen maken. De heer Van Doorninck bewaart zelfs
liet zwijgen met betrekking tot deze drie bedenkingen.
ofschoon ze rechtstreeks betrekking hebben op het
einddoel van de negen.
• Zo blijkt dus de heer Van Doorninck aan het ge-
hele economische vraagstuk te zijn voorbijgegaan. lli,j
heeft zich er toe bepaald, zijn visie op het tekort der
staatsbegroti ng te verdedigen; of hij daarin is ge-
slaagd moge cle lezer beoordelen aan de hand van liet-
geen ik hiervoren daartegen heb aangevoerd. Maar
colc bij die verdediging is hij voorbijgegaan aan een
bedenk ing, geopperd door de veertieli, die niet onbe-
antwoord had mogen blijven. De negen hadden in hun
adres gezegd: ,,naar de Minister erkent” zijn in het
door den Minister berekende reële tekort belangrijke
elementen, niet begrepen. Aldus hebben zij de indruk
gewekt, dat cle Minister zelf heeft erkend, dat er een
.,werkelijk” tekort zou zijn, dat groter was dan het
door’ hem berekende ,,reële” tekort. De veertien heb-
beu aangetoond, dat deze voorstelling ‘onjuist is; de
‘i'[inister ‘heeft slechts ,,erkend”, dat er geen reserves zijiu gemaakt en overigens uitdrukkelijk gezegd, dat,
,,indien het bedrag van het tekort ad circa
f
61 mii-
,,Iioen zal zijn gedekt, de verdere intering en uithol-
,,ling van de financieele positie
tt
sti1stan is ge-
,,bracht”. Ik geef toe, dat, wanneer ongerustheid
moet worden gewekt ten aanzien van het financiële
beleid der regering, geen krachtiger middel te viiideu
ie dan een erkenning van den Minister zelf van het
feit, dat de regering het volk een onjuiste begroting
voorlegde en daarmede zichzelve een onbetrouwbaar
richtsnoer voor haar beleid. Maar die erkenning is
niet gegeven, zelfs is uitdrukkelijk het tegendeel door
,
den Minister gezegd. De negen hebhcn dus met (Ie op-
nenling van cle gewraakte zinsnede een ernstige fout
geiAaakt. Ik had van den heer Van Doorninek althans
op dit punt een peccavi verw’acht
2)
Th.
LIiIPERC
Jr.
2)
Mr.
ii-, A.
van Doorn
iiick
deelt ons naar aanleidi ig
van het bovenstaande mede, thans op dit artikel niet te
zullen ‘reageereri. tenei.ndcte voorkomen, dat door ccii
voortgezet debat de aandacht ‘van de hoofdzaak, waarom
het gaat, zou worden afgeleid. Op die ‘hoofdzaak, cle adge-
me-ene richtlijnen voor het finanaleel overheidsbcle’id, hoopt
cle heer Van ‘Dooritinek binnenkort nader terug te komen.
— Redactie.
WETTELIJKE REGELEN INZAKE KINDER-
BIJSLAG VERZEKERING.
De Regeering acht het, blijkens haar toelichting
op het dezer dagen ingediende ontwerp van wet tot
wettelijke regeling van kindertoeslagen, thans een
voldongen feit, dat het arheidersloon berekend is op
de basis van de hestaansmogelijkheid van een gezin
van ,,feitelijk-gem
id
delde grootte”. In deze gedachte
komen de groote gezinnen met 3 jonge kinderen
(bene-den den leeftijd van vijftien jaar)
derhalve
tekort. De wet moet in dezen misstand voorzien. De Regeering zocht ,,derhalve” een grondslag voor een
meer rechtvaardige verdeeling van het totale bedrag, (lat wordt verbond.
De aantrekkelijkheid voor den arbeider in de regee-
ringsplannen verscholen ligt hierin, dat juist niet het
totale bedrag, dat (thans) wordt verbond, méér recht-
vaardig wordt verdeeld. Immers door dit w’etsont-
werp wordt het loon van den kinderlooze of van den
arbeider met twee kinderen niet bedreigd. De ,,recht-‘aardige” verdeeling ziet alleen op de verdeeling van
den toeslag. De aanneining van het wetsontwerp is
ondenkbaar zonder clezen toeslag op het totale loon,
‘diat thans wordt verbond, gelegen in de loonsverhoo-
ging, welke het gevolg is van het stelsel, waarbij de
extra-kosten der kinderbijsiagen worden omgeslagen
over alle werkgevers naar evenredigheid van het uit-
betaalde loon.
Niemand gaat in loon achteruit; vele arbeiders gaan
in ioon v6ruit. De aanneming van liet wetsontwerp
door het Parlement is derhalve verzekerd.
Men zal in het wetsontwerp of in de Memorie van
Toelichting de beantwoording willen vinden van en-
kele vragen.
Door de Regeering wordt geconstateerd, dat 24 pOt.
van het totaal aantal werknemers, dat bij collectieve
contracten is betrokken, den kindertoeslag kent. Er
zijn da arenhoven ook nog ,,losse” k indertoeslagrege-
lingen. 1
–
let stelsel van kinderbijilagen vindt ,,der-
halve” reeds voor een niet onbelangrijk aantal werk-
nemers toepassing, zoo meent de Regeering te kunnen
constatee’ren. De vraag is echter in welke mate het
stelsel onder de Nederlancische arbeiders wordt toe-gepast. De Reg’eering verzwijgt, dat in totaal slechts
6 pût. der Nederlandsche arbeiders thans’) ‘(onder
den druk van lage bonen?) kindertoeslag ontvangt.
Geen noöd, clé wet zal desondanks hevelen. Wanneer
dit in het algemeen belang noodzakelijk is, behoeft (Ie
Regeering ‘deze, inderdaad ‘zeer onbelangrijke toepas-
sing, niet als reeds ,,niet-onhelangrjk” voor te stel
len. De- Regeering en de wetgever kunnen immers
desondanks handelen!
De Memorie van Toelichting derft een merkwaardig
getal. Gemiddeld komt in ons land de voorgenomen
kindertoeslag neer op ongeveer 3 pOt. van het ver-
diende loon. De wet zal deze toeslagen precies bepa
1)
Uit liet advies
van
den Ioogen
Raad
van Arbeid
(9
Juli 1938).
21 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
963
len. De loonsverhooging zal worden uitbetaald aan
591.791 gezinnen met drie of rnee.r kinderen. Om
dit bedrag in totaal op te, brengen, moeten de
werkgevers een premie betalen (welke op de arbei-
ders natuurlijk niet mag worden verhaald) over het
totale loonbecirag, dat de onderneming aan haar arbei-
ders uitkeert, ongeacht of .dat loon wordt ontvangen
door arbeiders met of zonder kinderen.
De verschuldigde premie zal verrneçlelijk bepaald
kunnen worden op ongeveer één percent van het loon.
De belangrijke vraag, hoe groot nu de totale loonsver-
hooging is, als last op het bedrijf, blijft onbeantwoord.
Aan deze loonsverhooging kan het bedrijfsleven
slechts ontkomen, door verlaging van het grondloon,
maar dit zal feitelijk dikwijls onmogelijk zijn.
De aanneming van het wetsontwerp is ondertus-
schen verzekerd, zoo goed als vast staat, dat tusschen
Duitschland en Litauen geen oorlog zal komen, om-
dat Litauen wezenlijk bereid en
in
staat is om te
vechten.
* *
*
Is dan op geen enkel onderdeel van dit wetsont-
werp verzet, met kans op goeden uitslag, mogelijk? In dit tijdschrift, waar politiek verzet niet past, mag
echter wel een vraag van economische orde worden
gesteld.
De uitvoering van deze kinderhijslagregehng is toe-
vertrouwd 5f aan organen van het bedrijfsleven 5f
aan overheidsorganen. ioewel de regeeringstermino-
logie nu horribel wordt (de Memorie van Toelichting
spreekt woordelijk over het bedrijfsleven, dat beschikt
over het orgaan van den hedrijfsraa.d. Dit ,,orgaan”
richt een kinderhijslagfonds op!) is de bedoeling dui-
delijk.
De uitvoering der wet is mogelijk op drie wijzen.
Ten eerste kan de uitvoering zijn toevertrouwd aan
een ,,bedrijfsradenfonds”,
d.w.z.
aan een fonds, dat is
opgericht en dat wordt bestuurd door een hedrijfsraacl.
Dit fonds staat financieel zelfstandig naast den be-
drijfsraad.
In de tweede plaats kan cle uitvoering worden toe-
vertrouwd aan een fonds, dat is opgericht en dat
wordt bestuurd door een krachtens de Ziektewet er-
kende hedrjfsvereeniging.
In de derde plaats wordt een Rijkskinderbijslag-
fonds ingestelcl opgericht krachtens de wet en krach-
tens de wet bestuurd door het bestuur der Rijksver-
zekeringsbank, met de Raden van Arbeid als adminis-
tratieve uitvoeringsorganen.
De beide eerstgenoemde fondsen moeten ,,vereve-
nen” bij de administratie van het Rijkskinderhijslag-
vereveningsfonds. Immers daar moet tenslotte het
eindresultaat van premiebetaling en uitkeering wor-
dien opgemaakt. De geheele regeling is niet bedrijfs-
gowijze, met hedrijfsgewijze bepaalde risico’s, maar centraal opgezet. Een fonds hij’., opgericht door een
hedrijfsraad, waarbij arbeiders betrokken zijn met
hooge bonen en dus met gemiddeld weinig kinderen,
stort eenvoudig het restant aan de centrale admini-
stratieve instantie (kinderhijslagvereveningsfoncls).
Deze geheele administratieve rompslomp (dit is
een parlementaire pitdrukking, welke ook in de meest
officieele staatsstukken w’ordt gebruikt) schijht niet
evenredig aan het nuttige en het efficiente der uit-
voering.
De bouw dezer uitvoeringsorganen is slechts, te ver-
klaren op grond van de staatkundige historie. Die his-
torie drukt als. eec Alp boven op de meest eenvou-(lige uitvoering, immers door één staatsorgaan. De
sociale verzekeringsorganen, die nu bestaan,
moeten
echter in do uitvoering worden betrokken. De he-
drijfs raden
moeten
daaraan worden toegevoegd. La ter
zal wellicht bezuinigd moeten worden ,,het koste wat
het kost”, op deze uitvoering der kinclerbijslagrege-
ling, die natuurlijk niet een sociale ,,verzekeing” is.
Zij moet
slechts zéS worden genoemd,
om
de drie uit-
voeringsorganen nog wat .méér aannemelijk te maken.
C. W. DE VRIES.
ENKELE EENVOUDIGE OPMERKINGEN
OVER DE VERHOUDING RIJKS- EN
GEMEENTEFINANCIËN.
Evenals. een’ uithangbord, behoort een opschrift
dle aandacht te trekken en tot nadere kennismaking te nooden. En daar het vraagstuk van de gemeente-
finan.çiën zoo ingewikkeld wordt geacht, dat een ge-
woon, belangstellend burger daar geen hoogte meer
van kan krijgen – zeer tot schade van die belangstel-
ling – bedoelt dit opschrift met de woorden: ,,een-
voudige opmerkingen” •de gedachte te wekken, dat het
ook hier tenslotte toch om dingeji gaat, die ook min-
der ingewikkeld behandeld kunnen worden. Men moet
zich daarbij dan losmaken van, alle technische bijzon-
derheden.
Daarom zal hier getracht worden alleen de groote
lijnen te volgen, om na te gaan in welk stadium de
financieele verhouding zich bevindt en hoe zij zich
vermoedelijk zal ontwikkelen in het tijdperk, dat het
gemeen te-wezen zal intreden, indien de aanhangige
Regeerings-voo rstelleu worden aangenomen.
Bij deze beschouwingen mag zeker wel worden uit-
gegaan van het algemeen bekende feit, dat het Rijk
en cle gemeenten door tallooze banden van financi-
eelen aard met elkander verbonden zijn. Zonder ver-
der bewijs zal men wel willen aannemen, dat zich
in dit ingewikkelde weefsel kn.00ppunten bevinden,
die op zichzelf een uitvoerige beschouwing waard
zouden zijn.
Zoo bijvoorbeeld is eenige jaren geleden uitdruk-kelijk gezegd, dat voor oplegging van nieuwe lasten
op de gemeenten zorgvuldig zal worden gewaakt; in
strijd daarmede werdlen zij in verschillend opzicht
voor hoogere uitgaven geplaatst. Uit vele voorbeelden
kan genoemd worden: de heffing van omzetbelasting
van cle gas- en electriciteitsbedrjven; de heffing
van wegenbelasting voor gemeentelijke auto’s, die uitsluitend rijden op gemeentelijke wegen, in wier
onderhoud het verkeersfonds niets bijdraagt; het ont-
houden. van subsidies aan het openbaar nijverheids-
onderwijs; het opleggen van uitgaven terzake van de
defensie van de bevolking tegen luchtaanvallen, enz.
o nz.
Wil men letten op de hoofdzaak, dan moeten
deze dingen ter zijde worden gelaten. Spreekt men
over de verhouding Rijks-gemeentefinanciën, dan
wordt in hoofdzaak bedoeld de vergoeding, die de
gemeenten van het Rijk ontvangen:
voor haar zorg voor belangen, die zich boven
de plaatselijke verheffen (h.v. politie, armenzorg,
onderwijs),
voor de diensten aan het Rijk bewezen (bv. be-
volkingsadministratie; burgerlijke stand, salarieering
burgemeester),
voor de beperking van het gemeentelijk helas-
tinggehied door en ten cleele ten behoeve van, het Rijk
(bv. wegens afschaffing van de gemeentelijke ac-
cijnzen).
In deze financieele verhouding tusschen het Rijk
en de gemeenten ziet men drie phasen, die naar de
meest op den voorgrond tredende kenmerken kunn.e,m worden onderscheiden:
het tijdperk van het Gemeentefonds,
het tijdperk
van het Werkloosheidssubsidiefonds,
het tijdperk van de noodiijdendheid.
1.
Het tijdperk van het Oemeermtefoncls.
In 1929 is besloten tot oprichting van een ge-
meentefonds. liet doel was tweeledig. Eenerzi,jds werd
beoogd de ontoereikende directe nitkeering van hèt
Rijk aan elke gemeente afzonderlijk te vel-vangen door
een ruimere afdracht aan de totaliteit van de ge-
meenten; anderzijds de verschillen in de plaatselijke belastingen te egaliseeren. Dit tweeledige doel werd
bereikt door een fonds te vormen, waarin de totale
Rijksbijdrage zou worden gestort, alsmede de op-
961
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 December 1938
hrengst van 50 -opcenten op cle vermogensbelasting
en een in alle gemeenten op dezelfde wijze geheven
pemeentefon dsbelasting.
Uit den op deze wijze gevormcien pot zouden de ge-
meenten een jaarlijksche uitkeering ontvangen, clie
om cle vijf jaar zou kunnen worden herzien. Mochten
dd middelen van het fonds ontoereikend zijn, dan
zou het Rijk het- verschil bijpassen.
Deze laatste garantie werd al spoedig ingetrokken.
Ook bleek weldra, (lat cle uitkeeringen niet voldoende
groot waren om de werkloosheiclsuitgaven te kunnen
bekostigen. De Regeering besloot voor deze financie-
ring
extra-bijdragen
te verleenen. Maar de toestand
werd
ZOO,
(lat vele gemeenten, die ook reeds op andere
wijze den invloed van cle crisis, om. door cle verlaging
van cle uitkeering uit het gemeentefonds moesten
ondervinden, niet in staat waren nu ook nog in den
deflatietijd een aandeel in de werkloosheicislasten te
dragen. Daartoe varen cle
extra-bijdragen
te gering.
Het tijdperk van het 1V erkloosheidssubsidiefoncls
Al waren deze bijdragen voor cle gemeenten te ge-
ring, voor het Rijk waren zij nog te zwaar. liet toch
al niet toereikende bedrag van
f
75 millioeti moest
tot
f
46
millioen worden teruggebracht. Redding
werd verwacht van een nieuw fonds, waarin het Rijk
deze
f
46 millioen zou storten. De gemeenten als
totaal zouden een ongeveer gelijk bedrag van haar
middelen moeten afstaan. De geheele pot, in 1935 ge-
raamd op bijna
f 100
millioen, zou dan onder de ge-
nieenten worden verdeeld, in dier voege, dat zij zou-
den krijgen een vast percentage (tot een maximum
van – nu – 85 pOt.) van. de werkloosheiclsuitgaven;
zou dit niet voldoende zijn, dan zou cle Regeering het
percentage tot 99 kunnen opvoeren; zouden de he-
grootingen dan nog niet sluitend kunnen worden ge-
maakt, dan zou het bedrag, dat de gemeenteti aan het
fonds hadden afgedragen, worden teruggegeven.
In theorie bood deze regeling volledige uitkomst;
immers zouden de gemeenten, die ook haar belastin-
gen volledig zouden terugkrijgen, op 1 pOt, na van alle uitgaven ter zake van de werkloosheid worden
ontlast.
Dat de begrootingen van deze gemeenten eerst
in chirurgische behandeling werden genomen is te
bekend om daarover hier thans uit te weiden.
Maar zelfs met deze kuustbewerkingen werd geen
uitkomst. verkregen. liet fonds heeft thans per jaar
een tekort van
f
21.6 millioen en nog kunnen de wet-
telijke aanspraken niet worden verwezenlijkt. De te-
korten van het fonds nemen toe,
–
evenals die, welke
bij de gemeenten ontstaan, omdat het Rijk aan de
wettelijke aanspraken niet kan voldoen. Om nu iveer
uit deze impasse te geraken, zijn nieuwe voorstellen
ingediend.
Het tijdperk van de noodlijdendheid.
Ter inleiding van dit tijdperk worden alle wette-
lijke aanspraken op bijdragen hoven het vaste nercen-
tage en op de teruggaaf van ontnomen belastingen
eenvoudig terzijde gesteld. Daarmede is de beperking
van het gemeentelijk belastinggehied een voldongen
feit.
Ook worden daarmede de gemeenten, die deze
bijdragen in de werkloosheidsuitgaven noodig hadden
om haar hegrootingen te sluiten, noodlijdend. En
omdat er dan een 400 gemeenten ineens noodlijdend
worden, wordt de Vet van – 22 December 1933, tot
steun aan noodlijdende gemeenten (Sthl. 715) gewij-
zigd in dier voege, dat ten aanzien van gemeenten,
die een rechtstreeksche bijdrage uit ‘s Rijks kas of een
voorschot vragen, eerst zal worden nagegaan of niet
beter de lasten in deze door de werkloosheid meest geteisterde gemeenten zouden kunnen worden ver-
hoogd. –
Uiteraard, zegt cie Memorie van Toelichting van
het wetsontwerp, zal hij de behandeling van die
verzoeken worden nagegaan op welk niveau het uit-
gavenpeil zal moeten worden gesteld.
Het aspect van den nieuwen toestand.
Ook deze regeling is in theorie perfect. Bovendien
munt zij uit door eenvoud. De gedachtengang is deze:
het fonds komt
f
21.600.000 tekort. Laat men alle
wettelijke aanspraken van hijzoncleren aard vervallen,
dan is er zelfs een overschot van
f
4.651.000, waar-
mede de storting van het Rijk in het fonds zou kun-
nen worden verminderd. Voor de 400 gemeenten, die
dan noodlijdend worden, is dus in ieder geval noodig:
.f
21.600.000 + j 4.650.000
= f
26.250.000. Dit bedrag
is echter – zooals hierboven bleek – niet voldoende om de wettelijke bepalingen na te komen. Daarom
wordt er
f
5.000.000 bijgevoegd, tezamen dus opleve-
rend
f
31.250.000.
Een deel van de opbrengst van de nieuwe Rijkehelas-
tingen zal hiervoor worden’aangewend. Er staat reeds
voor de noodlijdende gemeenten uitgetrokken
,f
6.000.000. In. totaal zal Binnenlandsche Zaken dus
beschikken over
f
37.250.000 voor de
noodlijdende
ge-
meenten. Ieder, die deze cijfers als juist aanneemt,
wordt gedwongen te erkennen, dat de gemeenten fei-
telijk zullen ontvangen, waarop zij aanspraak hadden.
Maar waarom moeten die aanspraken dan eerst uit-
drukkelijk worden ingetrokken? En waaroni worden de uit belastingen ontvangen gelden dan niet aan het
Werkloosheidssu bsi diefonds afgedragen? In dat geval
zou de noodlijdendheid niet worden geforceerd.
* *
*
Nu dit toch staat te gebeuren en wel onder betui-
ging van sympathie voor het herstel van de zelfstan-
digheid der gemeenten, dringt zich vanzelf de vraag
op: waarom? Dit vindt men niet uitdrukkelijk toe-
gelicht.
Maar wel kan worden vastgesteld, hoe de nieuwe toe-
stand zal zijn. In de eerste plaats is het prettiger op verzoek iets te geven, dan in liet nakomen van toe-
zeggingen tekort te schieten. In de tweede plaats kan
men hij een gift gemakkelijker eischen stéllen dan bij
het voldoen aan verplichtingen. In de derde plaats
zal de toestand zich zoo kunnen ontwikkelen, dat de
nieuwe ten behoeve van het Rijk aangehoorde bronnen
blijven vloeien, terwijl de uitgaven van het Rijk ten
behoeve van de noodlijdende gemeenten dalen.
Dit laatste zou zich kunnen voordoen, indien de ge-
meenten inderdaad, via de noodlij:dendheid, gedwongen
worden naast de nieuwe rijksheffingen nog een eigen
inkomstenbelasting aan de ingezetenen op te leggen.
Gesteld, dat deze voor de gemeenten tezamen
f
7.250.000 zou opbrengen, dan zullen de noodlijdend-
heidsbijdragen niet
f
37.250.000, maar
f
30.000.000
bedragen. Gesteld voorts, dat
f 10.000.000
aan voor-
schot gegeven wordt, dan zal niet meer dan
f 20.000.000
nooclig zijn.
Maar zoo zal het, indien cle algemeene toestand niet
aanmerkelijk verbetert, in werkelijkheid toch niet
gaan.
Want de nieuwe heffingen in de noodlijdendë ge-meenten, zooals bijv. de inkomstenbelasting met de
dubbele forensenbelasting – een vraagstuk op zich-
zelf, dat hier nu niet behandeld kan worden – zul-
len op zichzelf al hard noodig zijn om de tegenslagen,
voortspruitende uit de andere rijksmaatregelen, op
te vangen. De ten behoeve van de gemeenten geheven personeele belasting zal met
f 10.000.000
worden ver-
minderd, de nieuwe loonbelasting zal – als een voor-heffing op de inkomstenhroiinen – haar invloed doen
gelden op de andere gemeentelijke belastingen, zooals
gemeentefonclshel asting met opcenten, dividend- en
tantièmehelasti.n.g, enz. Bovendien worden de uitgaven
hooger door de voortgaande verschuiving van werk-
loozen naar de armenzorg. Met recht kan hier ge-
sproked worden van geven en nemen.
2i December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
965
Conclusie.
In deze korte schets zijn de hoofdlijnen van de aan-
hangige voorstellen zoo eenvoudig mogelijk getee-
kend. Hoe dieper men zich in cle stof inwerkt, des te
meer en sterker zal men overtuigd worden, dat deze
oplossing in cle practijk de gemeenten verder dan
thans van de zelfstandigheid en van de zeifverant-
woordelijkheid zal afhre.ngen. Men kan één regeerings-
commissaris benoemen, zoo’n leeuw maakt indruk;
maar geen 400, dat is het bekijken niet waard. Nood-
lijdendheid was tot voor kort iets verschrikkelijks, nu
wordt dat doodgewoon. Als men in dien toestand meer
werkloozen krijgt afgeschoven als ,,armën”, als men
middelen gaat derven, waar zal men zich voor scha-
men?
Waarom zou men opzien tegen cle toepassing van
de andere artikelen van de wet op de noodlijdende
gemeenten, waarvan de belangrijkste z66 gespeend
zijn van practisch inzicht, dat zij niet kunnen worden
toegepast?
1)
Wat nog op te merken t.a.v. den Staat, die in
de Handeliflgen van de Tweede Kamer werd opge-
nomen (6 December 1938, hlz. 7591762) en die juist
geen licht verschaft over de zaken, die besproken
werden?
Genoeg is het te weten, dat de bijzondere bijdra-
gen, waarop de gemeenten onder bepaalde omstandig-
heden
recht
hadden, worden afgenomen, om daarte-
genover in het vooruitzicht te stellen noodlijdend-
heidshijdragen, waarop
recht noch aanspraak
bestaat,
die slechts zullen worden toegekend na een
subjec-
tieve
beoordeeling van een onwezenlij’k begrootings-
niveau.
En voordat dan nu deze noodlijdendheidsbijdragen
naar normen, die nog niet bekend zijn, aan de nood-
lijdende gemeenten worden toebedeeld, zullen zij
eerst nog in de gelegenheid worden gesteld een
,,eigen” belasting te heffen als compensatie voor de
nadeelen, die de gemeentefinanciën tengevolge van
de nieuwe Rijksheffingen zullen ondervinden. Bij dit
alles is het niet ht tekort op de Rijksbegrooting, dat
ons schokt, maar het feit, dat het onder het brand-
merk van de noodlij.dendheid voor een groot deel naar
cle gemeenten word t overgeheveld.
Wanneer men in moeilijke omstandigheden ge-
meensch appelijk moeilijkheden wil overwinnen, moet men kunnèn beginnen met wederzijdsche waardeering;
clan wordt de critiek verzacht of wordt zelfs geheel gezwegen. Thans wordt de eene partij vooraf gede-
classeerd.
Moeten er nieuwe belastingen worden geheven, è la
honne heure. Maar dan moeten deze anders worden ingeleid dan door een geforceerde noodlijdendheid,
die, op veel meer gronden dan de hierboven vermelde,
onbilljk is te achten. 1-let middel van de zelfstandig-
heici heeft in dit opzicht als narcoticum uitgewerkt.
De drang naar zelfbehoud zal zich niet uiten in een
drang naar zelfbestuur, maar naar zelfverdecliging, nI.
tegen de tekorten, die ten onrechte aan de gemeenten
worden’ opgelegd. Z66 kunnen deze gemeenten haar
belastingen niet gaan heffen. Wil men daartoe komen,
clan mag dat niet langs den w’eg ‘van :rioodlijclendheid
of suggesties betreffende een nietszeggend begroo-
tingsniveau, maar door een ernstig beroep te doen op
allen om een offer te brengen van cle sterken voor de
zwakken.
Lettende op de offers, die allerwege in het bui-
tenland voor het algemeen welzijn worden gebracht,
moet een hoogere helastingopbrengst ook hier moge-
lijk zijn. Maar dan zij het een algemeene heffing,
waarvan de opbrengst naar objectieven maatstaf on-
der niet noodlijdend gemaakte gemeenten wordt ver-
deelcl. J.
HspR.
i) Zie mijn artikel: De Gemeenten en de Openbare Mee-
hing in E.-S.B. 10 October
1934,
bi.
882.
MONETAIRE CONJUNCTUURVERKLA-
RING EN ONDERCONSUMPTIETHEORIE.
Dr.
J.
van den Tempel heeft in een onlangs ver-
schenen boek
1)
zijn mening gegeven over ,,00rzaken,
zin en verloop van de economische en maatschappe-
lijke spanningen”, zoals de ondertitel zegt. Vooral
geeft hij een exposé van zijn opvattingen over het
ontstaan der crises in het algemeen en clie van 1929
in het
bijzonder.
T
–
Jet boek is vlot geschreven en be-
vat tal van betogen, waarmee men van harte kan in-
stemmen. Zo b.v. dat ,,cle kennis der economische ver-
schijnselen, en in het
bijzonder
der c9njunctuurver-
schijnselén. . . . in de jongste decennia ongetwijfeld
groote vorderingen (heeft) gemaakt”. Ook dat ,,het
systematische, critische conjunctuuronderzoek, dat
thans door goecl-toegeruste instellingen wordt ge-
voerd”, wellicht zal leiden tot meer zekerheid omtrent
het waarheidsgehalte van verschillende conjunctuur-
theorieën. En dat men ,,om het feitelijke gebeuren zoo
goed mogelijk te doorgronden …. eelectisch te werk”
moet gaan, dus theorieën moet combineren. ,,Wij zul-
len argument en voorlichting aanvaarden van elke
school”, zo schrijft hij.
Bij de uitwerking vCn zijn programma geeft de
schrijver nog tal van beschouwingen over onderdelen, die evenzeer behartenswaardig zijn. Zo is wat hij over
rationalisatie en haar gevolgen zegt zeer juist; voorts
zijn uitspraak, dat de wijze van besteding van het
inkomen voor consumptieve doeleinden of voor in-
vestering van grote betekenis is voor de conjunctuur-
beweging; en zijn opmerking, dat het prodactief ver-
mogen der maatschappij zeer elastisch is.
Critiek op Prof. Haberler.
Er is echter één zeer belangrijk punt in de uiteen-
zettingen van den schrijver, waartegen ik bezwaar moet
maken. T-Jet is de in krachtige termen vervatte kritiek,
die hij uitoefent op de Volkenhondspuhlicatie, van
do hand van Prof. Haberler, over conjunctuur-theo-
rieën
2)•
Dr. Van den Tempel verwijt Prof. ilaherler
een zekere partijdigheid bij zijn exposé, welke hij toe-schrijf t aan 1-laberler’s voorkeur voor monetaire con-
junctuurtheorieën. En tegen monetaire theorieën trekt
Dr. Van den Tempel geducht van leer. Veel van wat
hij hier zegt is op zichzelf aanvaardbaar, maar ten
eerste richt zich dat voornamelijk tegen de zgn. zui-
ver monetaire theorieën (,,purely monetary theories”
hij Elaherler) en ten tweede richt zich dat niet tegen
ilaberler.
De zuiver monetaire theorieën zoeken de laatste
oorzaken van de conjunctuurbeweging in daden van
het bankwezen en de overheid die de geidhoeveelheid
wijzigen. Tegen hen richten zich vele bezwaren van
Dr. Van den Tempel; maar ook L-Taherler is het met
dit standpunt geenszins eens
3
). Hij stelt op bix. 13
van ,,Prosperity and Depression” vast, dat er behalve
deze opvatting de andere is dat wijzigingen in de
totale ,,gelclstroom” (de in geld uitgecirukte total,e
vraag naar goederen en diensten per jaar) een
voo-
waarde is
voor conjunctuu rveranderingen. Daarover
kan mi. nauwelijks twijfel bestaan en bestaat er bij
zowat niemand twijfel. Het is in deze zin, dat Ha-
berier als monetair theoreticus moet worden be-
schouwd. Vele passages in zijn boek tonen mi. over-
tuigend aan, dat hij aan tal van andere factoren even-
zeer invloed op het conjunctuurverloop toekent. Ook
aan cle door Dr. Van den Tempel in het centrum ge-
t)
De were1el in stormtij. (Haarlem
1938, 11.1).
Tjeeiik
WilLink & Zoon. Prijs geb.
f 5.75,
ingen.
f 4.75).
Prosperity and Depression.
A
ryheoretieai
Analysis
of
Cycdiea.1 Moveimenits. Genève
1937
(League
of
Nations).
Voor Sea korte veergave vasi de inhoud van dit boek zie
uien de E.-S.B. van
16
en
23
Juni
1937.
Ofschoon, bv.
ria
een oorlogsinfiatie, deze daden zeker
voorkomen en ook invloed hebben gelad. Men vergélijke
de deflatiecrises in NoorS’cgefl en Denemarken in
1926.
9136
ECONOMISCH-STATISTISCI
–
1F,
BERICHTEN
21 December 1938
plaatste onderconsumptieleer,
wat
deze overigens ook
erkent.
Het heeft den schrijver onaangenaam getroffen, dat
liaherier een aantal representanten van de oudercon-
su mptieleer onweten schappelijkheid heeft verweten.
Ik geloof, dat ik deze controverse kan verhelderen
door een kleine toelichting. ilaherler bedoelt, dat een
,,te geringe” vraag naar consumptiegoedere in de
hausse (naar welke norm men ook meet) op zichzelf
nog geen crisis behoeft te brengeis wanneer daarnaast
staat ecu evenveel ,,te grote’ vraag naar productie-
middelen; het gaat meer om de totale vraag en vooral
of het gehele inkomen weer wordt uitgegeven. En
aan die kweitie zijn een aantal onderconsumptie-
theoretici voorbijgegaan.
Ik wil hierbij gaarne erkennen, dat ik voor de
situatie in 1929 meen, dat Dr. Van den Tempel te-
recht de onderconsumptietheorie naar voren brengt;
zij het dat het statistisch onderzoek in Genève ons
gebracht heeft tot een nog iets afwijkende vorm en
wij vooral aan de consumptie der speculanten gemeend
hebben een grotere rol te moeten toekennen. Maar –
de geachte schrijver zal het ongetwijfeld met mij eens
zijn – wat voor één crisis geldt is vaak voor een
andere weer twijfelachtig.
De markante daling der
prijzen
van landbouwpro-
ducten, die in 1929 tot het beeld der crisis behoorde,
heeft zich lang niet in elke crisis voorgedaan. De
voorraadheweging, die de schrijver zo uitvoerig be-
schrijft, blijkt voor andere crises vaak geheel anders
te zijn verlopen. ilaberler echter schreef – veel meer
dan Dr. Van den Tempel – over de crisis in het al-
gemeen en niet alleen over clie van 1929.
Koopkrachtschepping en
0v
erheidscrediet.
Dr. Van den Tempel richt zijn aanval voorts in het
bijzonder op de bekende stelling, dat credieten ,,uit
het niet” geschapen kunnen worden. Ik wil het aan
bevoegder pen dan de mijne oi’erlaten deze passages
onder de loupe te nemen; maar ik meen reeds aan-
stonds te mogen zeggen dat, ook al bestrijdt men deze
stelling, men nog wel een voorstander kan zijn van
,,koopkrachtinspuitingen”. De bezwaren van den
schrijver strekken zich echter ook tot deze uit; om
redenen die mij niet voldoende duidelijk zijn gewor-
den hij cle lezing van zijn boek. Gien het grote prak-tische belang van deze kwesties hoop ik. zeer, dat de schrijver bereid zal zijn hierover een discussie in het
openbaar te voeren. Het voornaamste argument, dat
ik heb gevonden in zijn geschrift, schijnt mij te zijn
.
.
dat een ,,aanhoudend ongunstig budget en een ge-
schokt staatacrediet” verworpen moeten worden. Wan-
neer het gaat om conjunctuurnivellering door ,,koop-
krachtinspuiting” in de depressie, is er echter niet
sprake van
aanhoudend
o,ngunstige hudgets; doch van
afwisselend ,,ongunstige” buclgets (bedoeld is: defi-
cits) en overschotten
4).
* *
*
Terugkerende -tot de theoretische zijde der proble-
men, zou men de vraag aan Dr. Van den Tempel moe-
ten ttellen: is niet voorwaarde voor een gelijkmatiger conjunctuurvenloop, .dat cle per tijdseenheid aan alle
goederen en .
–
diensten bestede. som gelijkmatiger ver-
loopt dan thans, d.w.z. minder verschil vertoont tus-
sen hausse en depressie? En beteekent dit niet, dat in
(le depressie een suppletie van die som een gunstige
uitwerking heëft? Is niet de contractie in die som,
clie gedurende de crisis plaats vindt, schadelijk en
onnodig, in het bijzonder wanneer men van mening
4)
liet is jammer,. dat de schrijver hier bovendien de
c1uaiificat’ie ,on.guns.tig” gebruikt, in navolging van het
spraakgebruik
–
voor cleficits. Deze berust tooh immers op het denkbeeld, dat mei de overheid met dezelfde maatstaf
moet beoordelen als den enkeling.
is, dat de crisis ontstaat door eeti te geringe vraag
naar goederen?
Natuurlijk kan he zijn, dat de verdeling van de vraag over verschillende soorten goederen – met
name p roductiem iddelen en consumptiegoederen –
niet juist is in de hausse. Ze
is
zeer waarschijnlijk
niet juist. Maar deze verdeling van de stroom kan
men zowel door belastingheffing (of -ontheffing) als
door de besteding der extra som zeer goed beïnvloe-
den. En er is in elk geval daarin geen reden te zien
om het totaal te doen verminderen.
In verband met deze conjunctuurpolitieke kwesties
is het jammer, dat niet uitvoeriger is ingegaan op de
door den schrijver gereleveerde vraag of de welvaart
van Zweden na 1933 ook ten dele aan de stiinule-
ningspolitiek der regering kan worden toegeschreven.
Hij stelt slechts constatering van
zijn
mening naast
andere meningen zonder verdere analyse. In het arti-
kel in ,,De Nederlandsche Conjunctuur”
5),
dat hij
aanhaalt, is getracht een maatstaf te geven voor de
invloed, die van de exportbeweging uitgaat op de bin-
nenlandse conjunctuur. Uit aanwending van die.
maatstaf werd geconcludeerd, dat een deel van de op-
leving in het binnenland inderdaad op rekening van
de export moest worden gesteld, doch een ander, be-langrijk, deel niet.
De mening van den schrijver van ,,De wereld iii
stonntij” hier nader geadstrueerd te zien, zou be-
langwekkend zijn. Dit te meer waar deze mening hier
naar het schijnt afwijkt van (le mening van velen van
zijn geestverwanten, die – als schrijver dezes – ove-
rigens gamrne van den heer Van den Tempel leren en – met vele andere lezers van zijn nieuwste boek
– in dit boek met zijn rijke inhoud veel te leren
vinden.
J. TINBERGEN.
5) Augustus 1.935, blz. 21.
ROTTERDAM IN HET DERDE KWARTAAL
VAN 1938.
Het derde kwartaal van dit jaar omspant dagen
van zorg en druk in de internationale politiek. De
laatste dagen van September sluiten dit tijdvak met
een climax af. Deze toestand heeft uiteraard ook zijn
stempel gedrukt op de economische gebeurtenissen in
Nederlands grootste havenstad, wier wel en wee helaas
zozeer wordt bepaald door de bewapeningsconjunc-
tuur. Anderzijds zijn de sporen van dezen storm niet
zo duidelijk als men wellicht zou menen, omdat hij
als consequentie van den gang van zaken in de laatste
jaren meer quantitatief dan qualitatiëf verschilde
van de krachten, welke de ontwikkeling van de be-
drijvigheid in onze stad hadden bepaald.
Hêt duidelijkste blijk van de internationale crisis is gelegen in de cijfers over de spaarbanken. Werd
in 1937 gedurende het derde kwartaal
f
11.672.616,95
ingelegd en
f
9.243.778,52 terugbetaald, ditmaal be-
droegen inlagen en terugbetalingen onderscheidenljk
f9.331.406,88 en f11.325.750,63. In plaats van een
toeneming met f 2.428.838,43 was dr dus een ver-
mtndering der deposito’s met
f
1.994.343,75. Beweeg-
lijkheicl spreekt ook uit de gegevens van het telefoon-
verkeer, zewel plaatselijk als interlocaal en internatio-
naal. De grootste toeneming valt ditmaal op te mer-ken in het verkeer met Groot-Britannië, waaraan de
internationale spanning wel niet vreemd zal zijn ge-
weest. Opmerkelijk is, dat eindelijk ook het telefoon-
verkeer met Duitsland niet langer de dalende lijn
heeft gevolgd, al is de absolute winst maar zeer ge-
ring geweest. De reeds geringe achterstand hij Duits-land in dit opzicht van België, waarmede steeds meer
wordt getelefoneerd, daalde dan ook opnieuw. Alles
hij elkander was dit kwartaal het aantal internatio-
nale telefoongesprekken ongeveer 6 pOt. hoger dan
in het overeenkomstige tijdvak van 1937 (over het
eerste halfjaar bedroeg de toeneming nog geen
1%
pCt.).
21 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Ook het telegramverkecr kreeg een forsen stoot
naar hoven. Opmerkelijk is, dat het aantal verzonden
betrekkelijk langzame teiegramnien (brief-, nacht- en
uitgesteicle telegramnien) geen ongewone toenem i.ng
heeft vertoond. In den hoogsten nood her.rtam de snel-
lie iciseis blijkbaar zij ii recht.
liet goederenve.rvoer was weder omvangrijker dart
gedurende het derde kwartaal van 1937. Daarbij viel
de nadruk ook ditmaal, volkomen passend in h’t
kader van den tijd, op den invoer en den inwaartsen
doorvoer (gezamenlijke toeneming in het derde kwar-
taal van 1938 in vergelijking niet het overeenkom-
stige tijdvak van 1937: 797.921 ton, di. 13.9 pOt.).
In dit opzicht valt het kwartaal in tweeën uiteen. In
Juli was er, vergeleken l)]j verleden jaar, zelfs enige
daling, in Augustus en September daarentegen een
stijging (gepaard gaande met een toeneming van het
aantal ingevolge cle Or is i sinvoerwet afgegeven ver-
gunningen), voor den doorvoer zelfs in toenemende
mate. In Hamburg .heef t zich hetzelfde verschijnsel
voorgedaan. Met name erts en graan hebben zich
weder
itt
zeer grote hoeveelheden langs den Nieuwen
Waterweg landinwaarts bewogen. Voor het laatste
artikel was vooral September een drukke maand. In
uitgaande richting was de tendens eerder zwak. De
uitvoer bij doorvoer langs den Kieuwen Waterweg
was ongeveer 85.000. ton lager dan in het derde kwar-
taal van 1937. Dit is nu wel niet veel, doch in cle
eerste plaats is deze tegenstelling tot den invoer spre-
kend, terwijl daar nog bijkomt, dat in het kader van
dezeii uitwaartsen doorvoer het Duits-Duitse of hoef-
ijzervervoer op zichzelf met ruim 300.000 ton is ge-
stegen. Voor den verderen uitgaanden doorvoer blijft
daardoor een vermindering over met ongeveer 10 pOt.
Het is hiermede in overeenstemming, dat het inter-nationale Rijnvervoer stroomopwaarts is gestegen en
stroomaf’.vaarts is gedaald. Voor het vervoer van Rot-
terdamse herkomst heeft de toeneming over het derde
kwartaal van 1938, vergeleken bij 1937, ongeveer
900.000 ton (pl.m.
22
pOt.) bedragen, vooral in Sep-
tember behaald. Rijnafwaarts staat daartegenover een
vermindering van ongeveer 175.000 ton. Onder deze
omstandigheden, waarvan de uitwerking is versterkt
door de grote drukte in cle interne Duitse binnen-
vaart, is de ertsvracht naar de Ruhr (met vier los-
dagen) gedurende dit kwartaal per maand opgelopen
van gemiddeld 30 cent over gemiddeld 42.5 cent tot
gemiddeld 80.25 cent (September 1936: 13.5 cent;
September 1937: 30 cent). Ook ter zee is de erts-
vracht aangetrokken, doch daar stond zij in Septem-ber toch nog bijna 50 pøt. beneden September 1937.
Gelijk onder de gegeven omstandigheden wel niet
anders kon, is het scheepvaartverkeer in de Rotter-
damse haven iu dit kwartaal weder toegenomen en wel niet ruim 500 schepen (pl.ni. 14 pOt.) en ruim
600.000 ton netto (pim. 10 pOt.). hieruit volgt reeds,
dat vooral het kleinere scheepstype goed heeft ge-
boerd. liet aantal der binnengekomen schepen met en
diepgang van 55 cim of meer is langs den Kieuwen
Waterweg zelfs 61 minder geweest (lan in het over-
eenkomstige kwartaal van 1937. Dc schepen met min-
der dan 50 dm diepgang waren daarentegen meer dan
400 tairijker. In het transatlantische verkeer is, alles
tezamen genomen, de toeiieming dan ook slechts vrij
gering. Vooral uit Duitsland zijnveel meer schepen
hinuengevallen. Ook met de andere Oostzeelanden was
de scheepvaart levendig. Vooits ook met elders ge-
legen ertsgehieden.
In. cle korte vaart heeft natuurlijk het Duits-Duitse
vervoer een gedeelte van deze verlevendiging veroor-
zaakt. in dit verband verdient het ook de aandacht,
(lat het Rijnzceve.rvoer ditmaal weder zeer omvang-rijk is geweest en dat de Duitse vlag een ruime plaats
in het scheepsverkeer innam, liet Duits-Nederlandse
dienstenverkeni’ is wel in alle opzichten tot een op-
merkelijke hoogte gestegen.
Ook de wcderuitvoer ter zee van buitenlands goed
heeft intussen aan do verlevendiging van de korte
vaart medegewerkt. Ook elders in Noord-West-Europa
ontwikkelde zich onder den druk der omstandigheden
een vraag naar goederen, welke de haven van i(otter-
dam ten goede is gekomen.
Gedurende clenzeifden tijd is het vervoer over de
Antwerpse haven weder minder geworden. Evenwel
geldt ook ditmaal, dat het grootste gedeelte van
dezen achteruitgang te wijten is aan de vermin-
dering van het Belgische nationale vervoer, waar de
conctirentie van de Nederlandse zeehavens geheel
buiten staat. Ook voor zover den doorvoer betreft is
de – geringere – achteruitgang van de Antw’erpse
haven niet ten volle uit de concurrentie om het ach-
terland van den Rijn te verklaren.
T
ameer
wij ons tenslotte afvragen, hoe de wel-
vaart van cle Rotterdamse bevolking zich onder deze
bedrijven heeft ontwikkeld, dan blijkt, dat de lijn der
werkloosheid onder de mannen in het tweede en derde
kwartaal, op een afstand van pl.m. 2500 individuen
minder, evenwijdig is blijven lopen aan die uit 1937.
In de nietaalhewerking, de binnenvaart en onder de
bedienden is de toestand wat verbeterd, in de bouw-
nijverheid en in de zeevaart is er relatief wat ach-
teruitgang. In de haven zijn in het derde kwartaal
5 pOt. taken meer gewerkt dan in het tweede kwar-
taal. Hieruit blijkt weder, dat de toeneming van de
werkgelegenheid bij lange niet geljken tred behoeft
te houden met die van het vervoer over cle haven.
De Omzetbelasting heeft dit kwartaal niet ten volle
hetzelfde als verleden jaar kunnen opbrengen. De
accijnzen wijzen, over het tot dusver verlopen gedeel-
te des jaars beschouwd, niet op een toeneming van
betekenis van het gebruik van genotmiddelen.
Voor de massa onzer stadgenoten blijft. de tijd
moeilijk en de betrekkelijk gunstige gang van zaken
in het grote bedrijfsleven mag ons de ogen niet doen
sluiten voor de geringe hechtheid van menigen
grondslag, waarop de huidige bedrijvigheid berust.
l)e beklemming, waarmede de nauwkeurige beschou-
w’er de lotgevallen van onze stad in economisch op-
zicht volgt, mag thans zeker niet of althans slechts
weinig minder zijn dan enkele jaren geleden, al ware
het. slechts omdat een verdere verbetering van be-
tekenis voorlopig wel zeer onwaarschijnlijk is en zulks
van het tegendeel allerminst kan worden getuigd.
I%lr.
V. F. LIOIITENALJER.
AANTEEKENINGEN.
De zichtbare suikervoorraden in de wereld.
De zichtbare voorraden per
1 Nov.
zijn volgens C. Czarnikow:
in tons
1938 1937
1936
Duitschiand …………..
823.000 590.000 543.000
Tsjecho-Slowakije
……..
158.000
294.000
342.000
Frankrijk …………….
290.000 349.000 422.000
Nederland…………….
120.000 143.000 178.000
België
………………
74.000
84.000 90.000
hongarije …………….
62.000
91.000 57.000
Polen
………………
170.000 176.000 147.000
U.K.
Geïmp. suiker
……
370.000 283.000
179.000 Binneni.
,…….
74.000
94.000
49.000
Europa……..
2.141.000
2 104.000 2.007.000
V.S.
Alle havens
……..
270.000
181.000
284.000
Cuba ………………..
929.000
803.000
625.000
Java ………………..
789.000 755.000
825.000
Totaal……
4.129.000 3.843.000 3.741.000
Overzicht van de Gemeentefinanciën.
In dc vergadering van de Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal van 6 December ji. heeft Zijne Excel-
lentie Minister Van Boeyen enkele gegevens ver-strekt, welke een inzicht geven in het verloop der
Gomeentefinanciën in de laatste jaren. Aan dit over-
zicht, dat is opgenomen in de handelingen van de
Tweede Kamer, blz. 759-762, ontleeneii wij het
volgende:
968
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 December 1938
De uitkomsten van den gewonen dienst der gemeenterekeningen waren 9
Over 1931
Over 1932 Over 1933 Over 1934 Over 1935
Over 1936
Over 1937
Totaal gewone inkomsten
Totaal gewone uitgaven
.
f
720- miii.
096,6
,,
f
734,5
miii.
729,0
,,
f
756,6
miii.
746,9
,,
f
775,3
miii.
769,-
f
7S2,i
miii.
791,4
,,
f
760,3
miii.
774,6
,,
f
783,3
miii.
799,6
,,
Nad. saldo
1
Nad. saldo
Nad. saldo
Batig saldo …………
!
23,4
iniH.
f
4,9
miii.
f
9,7
miii.
f
6,3
miii.
1
f
93
miii.1f
14,3
miii.
f
16,3
miii.
De gezuiverde rekeningen gaven tot resultaat:
Over 1931
1
Over 1932
Over 1933
1
Over 1934
1
Over 1935
Over 1936
Over 1937
Totaal gewone inkomsten
f
677,4 miii.
f
678,9 miii.
f
713,9 miii.
f
715,3 miii.
f
741,5 mïii.f 710,5 miii
f
718,1 miii.
Totaal gewone uitgaven .
697,6
,,
733,3
,,
757,6
751,4
,,
776,2
,,
750,9
,,
758,- ,,
Nadeehg saldo ……….
f
20,2 miii.If 54,4 miii.
f
43,7
mili.If
36,1
miil.If 34,7
miii.lf
40,4 mIli.If 39,9 miii
9 Afronding in honderdduizenden naar boven vanaf
j
50.001 en dinar beneden bij f50.000 en minder.
De in de tweede plaats vermelde cijfers zijn op de
volgende wijze verkregen..
Uit de gemeenterekeningen zijn alle inkomsten cii
uitgaven, welke op een voorafgaand dienstjaar be-
trekking hadden, zooals saldi van vorige jaren, ach-
terstallige inkomsten en uitgaven, geschrapt.
Daartegenover zijn aan cle rekeningen toegevoegd
de
bij
het sluiten van het .dienstjaar verhaalbaar ge-
stelde inkomsten en nog verschuicligde uitgaven.
Nacla.t op deze wijze verzekerd was, dat de uitgaven
en inkomsten in cle rekeningen alleen betrekking heb-
ben op het betrokken jaar, zijn alle heschikkingen uit
reserves e.d. of stortingen daarin uit den gewoneii
dienst geëlirnineerd.
Het doel was derhalve te komen tot een tegenover-
elkaarstelling van de werkelijk tot een dienstjaar be-
hoorende inkomsten en de w’erkelijk tot dat dienstjaar
behoorende uitgaven hij gelijkblijvende vermogensposi-
tie. Als buitengewone inkomsten en uitgaven, die uit
den gewonen dienst geweerd zijn geworden, zijn der-
halve aangemerkt clie, welke hij handhaving in dien
dienst de vermogenspositie zouden beïnvloeden. Bui-
tengewone inkomsten in dezen zin, in den gew’onen
dienst aangewend, zouden cle gemeente doen verar-
men; buitengewone uitgaven uit den. gewonen. dienst
zouden cle gemeente ‘doeii verrijken, haar vermogens-
positie versterken.
Er was derhalve geen reden – en het zou boven-
dien tot geen resultaat leiden -. om cle inkomsten en
uitgaven, die aan. cle tijcisomstandigheclen haar bui-
tengewoon karakter ontleenen, zooals kosten werkloo-
zenzorg, uit te schakelen. Integendeel zijn deze Icos-
ten, welke naar hun aard tot de gewone uitgaven he-
hooren, in cie gevallen, waarin zij buiten den gewonen
dienst waren gebracht, daarin tent behoeve van dit
onderzoek weer teruggeleid.
lIet groote gewicht van cle vergelijking tusschen ge-
ii’one inkomsten en, uitgaven, clie aldus werd verkre-
gen, springt in het oog.
Overtreffen de uitgaven de inkomsten, clan moet
daaraan de heteekertis worden toegekend van absolute
verarming voor de gemeenschap; overtreffen de in-
komsten cle uitgaven, dan duidt zulks op een ver-
rijking.
Na deze voorafgaande verklaring omtrent het ka-
rakter der cijfers worden deze nader ontleecl en. aan-
gevuld (zie bovenste staat onderaan deze bladzijde) ).
De
Rijksbijdrage
in cle werkloosheidsuitgaven is in
1934 pl.m. 29 millioen lager geweest clan in 1933. Aan
de gemeenten, clie met de lagere Rijksbijdrage niet
uiticw’amen, is toegestaan de werkloosheidsuitgaven,
clie niet gedekt konden worden, eerst uit de hegroo-
ting te stooteo. en later naar den kapitaaiclienst over
te brengen.
Bij de berekening, welke aan liet
cijfer
van 36.1 mii-
lioen ten grondslag ligt, zijn echter deze bedragen vol-
ledig als
gewone
uitgaven. aangemerkt, terwijl de bij-
drage van cle.n kapitaaldienst – het bijzondere dek-
kin..smidclel voor deze uitgaven in de gemeentereke-
ning – volledig buiten beschouwing is gelaten.
2)
Bij de opstelling van de cijfers kon, voor zoo’er 1931
betre.f t, geen rekening worden gehouden met 2 gemeenten
van 2001-5000 inwoners cii 10 gemeenten van beneden
2001 inwoners; voor zoover 1932 betreft, niet. 1 gemeente
van 10.001-20.000 inivoncis en 1 gemeente van 5000-
10.000 inwoners; 5 gemeenten van 2000-5000; 12 gemeen-
ten beneden 2001 inwoners; voor zoover 1933 betreft, met
2 gemeenten van 10.000-20.000 inwoners; 2 gemeenten
van 5000-10.000 inwoners; 8 gemeenten ‘van 2000-5000 inwoners en 1.2 gemeenten van beneden 2000 inwoners;
voor zoover 1934 betreft, niet 6 gemeenten van 5001-10.000
inwoners; 16 gemeenten van 2001-5000 inwoners en 19
geaneeuten van beneden 2001 inwoners; voor zoover 1935
betreft, ntt 1 gemeente van 10.000-20.000 inwoners; 5
gemeenten van 5001-10.000 inwoners; 11 gemeenten van
inwoners en 5 gemeenten van beneden 2001 in-
woners; voor zoover 1.936 betreft, met 2 gemeenten van
20.001-50.000 inwoners; 7 gemeenten van 5001-10.000 in-
ivoners; 13 gemeenten van 2001-5000 inwoners en 6 ge.
meenten
van
beneden 2001 inwoners, er, voor zoover 1937 betreft, nieit 1 gemeente van 10.001-20.000 inwoners; 6 ge-
meenten van 5001-10.000 inwoners; 14 gemeenten van
2001-5000 inwoners en 7 gemeenten van beneden 2001 ‘in-
woners.
De’nadeeiige saldi van de gezuiverde rekeningen zijn de resultaten van tkvee andere ‘cijfers, ni.:
1931′
1
1932
–
1933
1934
1935
1936
.
1937.
Het totaal van de nadee-
537 gern. cd
f
27,5 miii
790 geldt. ad
‘55,9 miii.
579 geul. cd
t
46,9 miii. 473 gein. ad
f
41,1 miii.
642 gem
md
f
36,5
miii.
666 gem. en
f
42,0 miii.
701 geul. ad
f
4,8
miii.
line sloten van
……..
en het totaal van de ba-
527 gem. ccl
267 gem. ad
455 geul. ad
502 geni. cd
400 gein. ad
366 gene. ad
326 gem. ad
tige sloten van ………
f
7,3 miii.
‘
1,5 miii.
f
3,2 miii.
‘
5.- miii.
‘
1,8 miii.
,.
1,6 miii.
f
1,9 miii.
Nadeelige saldi ……….
f
20,2 nnil.
1
f 54,4
niiii.
43,7 miii.
f
36,1 m.fl.
f 34,7 miii.
f
40,4 miii.
f39,9 miii.
Aanwezige reserves op veisohilieiicie data:
31 Dec. 1930131
Dec.
1931
1
31
Dec.’1932131
Dec.
1933131
Dec.
1934131
Dec. 19351
31 Dec.
1936131
Dec. 1937
Algemeene
reserves en
f
11,2 miii.
f
9,8 MilIJf
reserves bijz. doeleinden
f
29,3 rdill.
f
32,4 miii.
f
2″,5 miii.
f
17,2 miii.
97
nhill..f
8,5
miii.
Algemeene bedrijfsreservc
39,9
,, ,,
37,9
‘
,.
;,
32,1
,,
,,
26,1
,,
20,2
,,
1..
18.7
,,
14,8
,,
1,,
10,7
6ë2 miii.
miil:lf
55,6 nÎi1.
T
43,3 ‘miii.
f
31,4
n1Îi.l78,5
miii.
T
24,5
mili.JT
19,2 nÎî.
21 December 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
989
31 Dec.
1930
31
Dec.
1934
31
Dec.
1935
31
Dec.
1936
31 Dec.
1937
Groep 1 boven
100.000 inwoners..
f
32,9 miii.
f
8,2 miii.
f
6,3
miii.
f
4,2 miii.
f
1,9 miii.
2 50.001-100.000
,,
11
,,
15,6
,, ,,
8
2
1
,,
,,
7,2
,,
,,
5,2
,,
,,
2,9
3 20.001- 50.000
,,
11
,,
82
1
.
,, ,,
4,3
,,
,,
4,4
,,
,,
4,-
,,
,,
4,2
4 10.001- 20.000
11
,,
7,7
,, ,,
5,5
,, ,,
4,9
,, ,,
5,4
,, ,,
4,6
5
5.001- 10.000
31
,,
,,
2,6
,,
,,
3,1
,, ,,
2,9
2,6
,,
2,7
6
2.001-
5.000
11
,,
,,
2,-
,,
,,
1,8
,, ,,
2,2
,,
,,
2,5
,,
2,2
7
beneden
2.001
,, ,,
0,3
,,
0,4
,,
,,
0,6
,,
,,
0,6
,,
,,
0,7
f 69,2 miii.
f 31,4 miii.
f
28,5
miii.
f
24,5
miii.
f
19,2
miii.
Voor
1935, 1936
en
1937
zijn de extra- en belasting-
bijdragen uit het Werkloosheidssubsidiefonds als
bij-
zond ere clelckingsnsiddelen
aangemerkt.
Met cle bedragen dezer bijdragen zijn in de hiervéôr
geven opsteffing cie nadeelige sloten nog niet ver-
mincierd.
In welke mate dc weerstand van de gemeenten uit
dozen
hoofde is verminderd, kan blijken uit het neven-
staande overzicht van de aanwezige reserves, øp ver-
schillencie data (onderste tabel op hlz.
968).
Hier zijn alleen die reserves in hot oog gevat, welke
ook volgens het gevoelen van de gemeentebesturen
voor den gewonen dienstzouden kunnen worden be-
nut, hoewel uiteraard de volledige benutting de ge-
meenten van elken weerstand zou herooven.
Bovendien mag hierbij niet voorbij worden gezien,
dat tegenover deze reserves ook wei schulden voorko-
men, vlko mede in het verleden zijn gemaakt voor
het handhaven van het evenwicht op den gewonen
dienst.
De verdeeling van de reserves over de groepen van
de gemeenten geeft het in bovenstaande tabel weer-
gegeven beeld.
Van batige saldi uit vorige jaren werd benut:
1931
……..
23,2
iiiillioen wogens batige saldi
ovci
1929,
1932
……..
18,4
.
,,
.,
,,
,,
1930,
1933
……..
14,9
,,
,,
,.
,.
,,
1931,
1934
……..
7,7
,,
,,
,.
..
,.
1932,
1935
……..
10,1
,,
,,
,,
,,
,.
1933,
1936
……..
9,03
,,
,,
,,
,,
.,
1934
:
1937
……..
6..-
,.
..
,,
..
..
1935.
De Gemeentelijke zelfstandigheid.
Bij het, hierboven (gedeeltelijk) afgedrukte cijfer-
materiaal heeft Z. Exc. Minister Van Boeyen in de
Tweede Kamer de volgende toelichting gegeven:
,,De debatten in deze Kamer hebben dit jaar aller-eerst gestaan in het teeken van de vraag: hoe voeren
wij de gemeentebesturen tot een redelijke zelfstandig
–
heid terug? Ik persoonlijk ben van meening, dat de
gecentraliseerde zorg, die practisch het kenmerk van
het beheer der noodlijdende gemeenten is geweest,
stellig niet de meest doeltreffende zorg is geweest en
dat deze zorg het gevaar in zich bergt, dat zij veel te
ver van het te verzorgen object afstaat. Ik ben ook
van meening, dat het resultaat van deze gecentrali-
seerde zorg ongetwijfeld geweest is een onevenredige
zorg en ik ben ook van oordeel, dat deze zorg lang
niet altijd de nuttigste zorg heeft gegeven.
Deze omstandigheden tezamen nopen de Regeering
ertoe, om te trachten zoo spoedig mogelijk ezn. poging
te ondernemen tot ccii anderen toestand te komen, al.
het leven aan de autonomie terug te geven.
Wanneer ik nu een enkel woord ga zeggen over de
mogelijkheden, die hier naar mijn opvatting aanwezig
zijn, dan merk ik in de eerste plaats op, dat, zooals
het de laatste jaren gebruik is geweest, ook dit jaar
wrederom is samengesteld een overzicht van het ver-
1001) van de gemeentefinanciën.
Uit dit overzicht blijkt, dat de zuivere gewone uit-
gaven de werkelijke inkomsten in
1937
met
39
mil-
lioen hebben overtroffen, welke
39
millioen giooten-
deels gedekt zijn door onzuivere middelen. Dit over-
zicht leert dus: er is
01)
het gemeentebeheer over
1937
een reëel tekort van
39
millioen. Vergeleken hij
1936
toont dit cijfer een ige verbetering, niet veel. ni
. 1 nijl-
lioen, maar er is eenige vooruitgang. En wie raad-
pleegt de cijfers over
1938
en de vermoedelijke uit-
komsten over
1939,
ziet, dat
1938
bij
1937
vergeleken
vermoedelijk ook w’eer eenige verbetering zal geven.
Uit de aanvragen om bijdragen uit het Werkloosheids-
subsdiefonds over
1939
mag worden afgeleid, dat
1939 vergeleken hij
1938
opnieuw een vooruitgang zal
geven, zoodat de co:nclusie niet te gewaagd is, dat ver-
moedelijk voor
1939
het tekort niet grooter zal zijn
dan rond
35
millioen. Ik bedoel met het tekort dan
het onzuivere tekort..
Nu maak ik naar aanleiding Van dit vermoedelijk
tekort van
35
m illioen enkele opmerkingen. Allereerst
deze, dat hij de beoordeeling van het tekort niet mag
w’orden voorbijgezien, dat in meerdere gemeenten het
absolute laagtepunt van de uitgaven is bereikt! De tweede is, dat ik ook de vaste overtuiging heb, dat
hier en daar op het gemeenteheheer nog wel wat be-
zuinigd kan w’orden. De derde opmerking is deze, dat,
hoe men de zaak ook keert of wendt, van de Regee-
ring moeilijk meer gevraagd kan worden dan precies
het bedrag, noodig om het tekort op het gemeentebe-
heer te overbruggen. De Rijksmiddelen laten eenvou-
dig niet toe, een bedrag beschikbaar te stellen, dat
grooter is dan noodwendig, om de gerneuntebesturen tot hun zelfstandigheid terug te voeren. Nu. zie ik het zoo: wanneer inderdaad het tekort van de gemeenten
over
1939
beperkt zou blijven tot
35
millioen – en ik
onderstreep met nadruk: in dat tekort van
35
millioen
is dan volledig begrepen ook het tekort van Amster-
dam, ook het tekort van Rotterdam; in dat tekort zijn
de,tekorten van alle Nederlandsche gemeenten, die op
liet oogenhlik feitelijk afhankelijk zijn, verwerkt -.
kan, primo door em.i grooter verantwoordelijkheids-
besef, dat zich stellig zal ontwikkelen, secundo door
de suppietoire maatregelen – ik denk aan de
g
errIen
tefondsbelasting en andere punten, die door de Re-
geering in uitzicht zijn gesteld -, een wreg worden
gevonden, w’aardoor nagenoeg alle geme'”ten weer tot
het vrij uitleven van haar v.elfstandiheid kunnen
worden terugevoerd. Niet in dozen zin, dat objectieve
normen te creëeren zijn, die vanaf het eerste oo’ren-
blik reeds in vollen omvang zouden kunnen werken.
Ik meen, dat in’erdaad èn naar beneden èn naar
hoven, zooals de Memorie van Antwoord het heeft
uitnwdru.kt, vlakken moeten ilegen, waartussehen de
uitlçeeri.ngen.. al thans de eert,e jaren, on”etwiifel d opiresloten dienen te worden. Nu heeft de Regeering
inderdaad
37
millioen beschiihaar gesteld, w’aarvan
naar raming
35
millioen beschikbaar zouden kunnen
komen als blijvende uitkeering aan de ernent”n,
waarvan een klein hedrag gereserveerd zal moet”n.
worden om de noodlijdende rremeente
n
ook eventueel te kunnen. lelpen. De bedoeling van de Receeving is,
deze
35
mullioen blijvend af te staan en daar”iede een
hlivend offer te. brennen.
Vijf
en derticr millioen zal
hesh i khsar kuni’ en komen aan 11 itkeeri n °en kra”h –
tene objectieve hij’rairen, terwijl de bedoeling is 2
millioen afzonderlijk te reerveeren voor cle noorllij-
dende gemeenten en dat hedrr niet blijvend af te
staan, maarzoo spoedi,n moireljk terug te nenien als
de poitie van de noodl jid”iide oe’neent”n toet,aat. De
bedoeling is die
35
millioen blijvend beschikbaar te
stellen cii te trachten daardoor het vlak te constru-
eeren, waarop de gementehesturen weer kunnen
staan. OP) dat beeld van het vlak nog even te. nehr’ii-
ken: de Regeering is de eerste om te beseffen, dat
970
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 December 1938
het geen betonnen bodem van 5 m dik wordt
;
gefun-
deerd op zand.
De Regeering beseft volkomen, dat dat vlak niet
meer is dan een dun betonnen plaatje op een moe-
rassigen bodem, – maar naar zij hoopt, dik genoeg
– waarop het gemeentegehouw weer kan rusten. Iets
verder kan ook volstrekt liet gegaan worden. Wan-
neer deze constructie verkregen zou kunnen orden,
waardoor de gemeenten ontheven zouden kunnen wor-
den van de voogdij, waaraan zij nu zijn onderworpen
en waardoor de gemeentebesturen het gevoel krijgen,
dat (Jan een punt bereikt is, vanwaar uit weer gear-
beid kan worden, daa wordt er, naar, mijn opvattin,
zooveel voordeel verkregen, dat bij voorbaat aanvaard
moeten worden de enkele kleine moeilijkheden, die
ongetwijfeld bij de oplossing van dit probleem zullen
rijzen. Wie hier de volle maat vraagt, zal ik bij voor-baat nioeten teleurstellen. Alleen wanneer de Kamer
bereid is met de R.geering ernstig te onderzoeken,
welke weg te vinden is om uit deze moeilijkheden te
komen, wanneer hij voorbaat afgezien wordt van aller-
lei desiderata, wannber het niet gaat over de vraag:
hoe stellen wij de geheenten in de ruimte, maar wan-
neer aanvaard wordt de hestaanbaarheid van de auto-
nomie in gebondenheid, dan alleen is er kans, dat wij
uit dit vraagstuk komen.
Ik eindig met de opmerking, dat het belang, waar
het hier om gaat, zoo groot is, dat ik van harte hoop,
dat het mij of mijn opvolger spoedig gegeven zal zijn een oplossing, zij het niet een volkomen gave, aan dit
vraagstuk te geven.”
INGEZONDEN STUKKEN.
HET ECONOMISCH POLITIEKE PROBLEEM ACHTER
EENIGE NIET-SLUiTENDE RIJKSBEGRO OTINGEN.
Prof. J. van Gelderen schrijft ons:
In No. 1194 van E.-S.B. van 16 Nov. jl. trof ik
in het artikel van Mr. L. A. Ries: ,,Het economisch-
politieke probleem achter eenige niet sluitende rijks-
begrootingen” een zinsnede aan, welke ik als tegen
mij gericht moet heschouwèn. Mr. Ries schrijft ni.
daarin, dat hij ,,den dienst der staatsschuld als sacro-
sanct” beschouwt en dienovereenkomstig behandeld
wil zien in de eerste plaats ,,door het uittrekken van
voldoende bedragen voor een aan alle geijkte finan-
cieele nonnen heantwoorclende schuldaflossing”. Na
te hebben toegejuicht, dat onlangs ter gelegenheid
van de groo’te conversie cle aflossing op de staats-
schuld belangrijk is verhoogd, vervolgt hij dan:
,,Het is verwonderlijk, dat een, nog wel hoogge-
leerde, schrijver in de arheiderspers niet schroomt,
z66 duidelijk te toonen, dat hij een hem geheel vreemd
terrein betreedt, dat. hij de noodzaak van hovenhe-
doel’den maatregel probeert te bestrijden.”
Den onnoodig persoonlijken vorm, den de heer
Ries gemeend heeft te moeten geven aan zijn kriti-
sche opmerking over een passage in een door mij in
,,Het Volk” van 2 Nov. jl. geschreven artikel tegen
den voorgestelden financieelen koers, ga ik maar stil-
zwijgend voorbij.
Het zakelijk betoog van den heer Ries is op dit punt
mi. opvallend zwak en druischt in tegen de algemee-
ne strekking van zij’,artikel, waarmee ik mij over het
geheel wel kan vereenigen. De vraag, waarom het
gaat, is of de jongste verhooging van de aflossingen
met pl.m. 20 millioen Gulden geboden en heilzaam
was. Ik ontken dit. Zoolang de gewone begrooting
met tekorten sluit, heeft deze maatregel voor de aan-
zwelling va.ni.de
schuld geen beteekenis. Men moet
immers de facto het bedrag der hoogere aflossing
toch weer leenen! Bij de heoordeeling van de werking
van de budgetpolitiek op de volkshuishouding dient de
verhoogde aflossing als een deflationistisch element te
worden genoemd en afgewezen. ik handhaaf, wat ik
hierover schreef.
Blijft over de psychologische werking, van belang,
aangezien, ook naar Mr. Ries’ oordeel, ,,het staatscre.-
diet grootendeels
01)
psychologische grondslagen be-
rust”. Welnu, ik vermeen, dat cle terughetaling van
afgeloste leeninghedragen aan houders van schuldbe-
wijzen onder cle huidige verhoudingen, waarin ieder belegger moeite heeft goed materiaal te vinden, eer-
der ongunstigen dan gunstigen invloed zal uitoefe-
nen. Waar het thans op aankomt, is de Nederland-
sche volkshui shoud ing door een consequente actieve
welvaartspolitiek spoedig en op tastbare wijze te ver-
sterken en daarmee moet de financieele politiek niet
in strijd zijn. Ondanks stijgende staatsschulcl zal bij
herwonnen kracht van ons volk het staatscrediet niet
worden geschokt. Eerst dan wailé de tijd gekomen om
aan verhoogde aflossing te gaan denken. Blijkens de
Engelsche practijk, welke al sinds jaren de aflossing
op de staatsschuld practiscim stopzette, denkt men er
hij de hedachtzaine Britsche thesaurie niet anders
over. Of meent Mr. Riem, dat deze hierdoor blijk ‘gaf ,,een haar geheel vreemd terrein” te betreden?
N mm s c h r i f t. Professor Van Gelderen vergist zich,
indien hij meent, dat hij zich met de algemeene strek-
king van mij.n artikel in de E.-S.B. van 16 Nov. j.l.
over het geheel wel kan vereenigen. Indien hij al.
die strekking niet had misverstaan, zoude hij zijn
opvatting omtrent
De strekking van mijn betoog was de vôlgende:
Sinds den wereldoorlog leven wij in een periode van
geweldige econdmische – en dus ook politieke –
verschuivingen. Een nieuw evenwicht is nog lang
niet bereikt. Evenals evenwichtsverschuivingen in de aardkorst – aardbevingen – enorme schade kun-
nen aanrichten, veroorzaken ook de eerstgenoemde
veranderingen kapitaalverliezen van nog niet te schat-
ten omvang. Men ziet deze reeds zeer duidelijk op
verschillende punten van het Britsch Imperium en
in Frankrijk (Tsjecho-Slovakije!). Mn ziet ze in ons
land in de meer gemaskeerde vormen van sterk ver-
hoogde uitgaven voor de defensie van het geheele
Rijk en voor de werkloosheid. Laten wij bidden, dt
zij voor ons daartoe beperkt blijven
Deze kapitaalverliezen beteekenen onvermijdelijk
verarming. Men kan deze verarming op verschillende
AANVOER VAN GRANEN. (In
tons van ‘1000 kg.)
‘
Rotterdam
.
.
Amsterdam
– Totaal
Artikelen
–
11-17
Dec.
Sedert
Overeenk.
11-17
Dec.
Sedert
Overeenk.
1938
1Jan.
1938
tijdvak
1937 1938
1Jan.
1938
tijdvak
1937
1938
1937
27.151
1.451.210 1.449.497 3.100
19.423
27.433
1.470 633
1.476.930
18.479
234.908 269.067
.
, – .
–
3.875
234.908
272.242
3.2(10
20.087
18.912
–
–
‘
–
20087
‘18.912
Tarwe
……………….
MaIs
………………
15.218 1.159.942
1.333.822
250
84.388
.
148.817
1.944 330
1.482.639
Rogge
……………….
Boekweit
………………
10.912
479.763
379,759
J-_
23.789
13.414
503.545
393173
1.462
211.717′
144.069′
–
–
9.752
3.180
221.539′
147.249
Gerst
.._ …………….
2.550
–
..
160.703
204.066
–
211.606
213.000
372.309 417.066
Haver
……………….
Lijnzaad
…………….
‘
1.525
‘
54.353
68.574
‘
.
…….
.
225
,
‘
‘
.._’
‘
5478
–
,
.
68.57.4,
Lijnkok
…………….
Tarwemeel
………….
2.307
‘
57.310 40.143
– .
140
10.257
9.575,
49.718
ni
Andere
ec’leoorten
….
1.471
36.524
.41.058
160
.
5.400
7.860 67.567
……
41.924
48.918
21 December
1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
971
wijzen op het Nederlandsche volk laten neerkomen.
Ten eerste door een verregaande en consequente poli-
tiek van cleflatie. Daarmede verarmt men voorname-
lijk cle loon- en sala ristrekkenden. Hoewel
deze
me-
thode
financieel
de veiligste is, is zij in een parle-
mentaire democratie – zooals reeds eenmaal gebleken
is – slechts voor een gering gedeelte doorvoerbaar.
Zij
volgt iii. n jet cle justitia distributiva en zou, ge-
steld zij ware door een bijzondere constellatie toch fff
te dwingen, tot extremiseering der massa voeren, liet
is de methode der ,,klassieke” financiers, clie ,,niets
geleerd en niets vergeten” hebben.
Een tweede methode is die der ,,vlotte” leenings-
politiek. Zij vormt; het andere uiterste. Zij onder-
scheidt niet tussehen vitale en bijkomstige belangen der gemeenschap, ziet in elke weiischelijke heiuini-
ging een onwonschelijken cleflatiemaatregel en, wat het
ergste is, zij bekommert zich, zoolang er tekorten
zijn – waarvoor immers toch weer geleend moet
worden – niet om cle Staatsschulcl als belang op
zichzelf, belang van de eerste grootte. Door deze,
vooral psychologische, fout vernielt zij het Staats-
crediet en zaagt daa:rcloor den tak af, waarop zij zit. Het spreekt mi. vanzelf, dat een Staatsschulcl, clie
toeneemt, cle Rij ksbegrooti ng in dezelfde mate zwaar-
der moet belasten, dat voor cle vermeerdering yan
rente en aflossing (lus in elk geval plaats 01) die he-
grooting moet w’orden gevonden, ook al zou daar-
door het tekort toenepen. In cle eerste plaats om het
hphoud van een zuiver inzicht in de schuicipositie, in
cle tweede om een stimulans tot bezuiniging op
andere, minder gewichtige uitgaven te scheppen, in
de derde en belangrijkste plaats: om het Staatscrediet
zoo te behandelen als het behoort. Onbelangrijk en
irreëel zal Prof. Van Gelderen zeggen. Het tegendeel
is waar: van het rekening houden met psychologische factoren hangt het meestal af, of een financieele ver-
trouwenscrisis ontstaat en mci ien ontstaan, wordt
overwonnen of niet. ,,Le coeur a ses raisons que la
raison iie connait pas” is een aclagium, dat men steeds
weer den pui’en rationalisten moet voorhouclen, zelfs
op financieel gebied. Alleen maar logica voert nooit
tot een juiste politiek! En derhalve zou cle zon lo-
gische opschorting van sch uldaflossing, indien deze
tot nieuwe tekorten leidt, den belegger niet blij ma-
ken, omdat hij ,,goed materiaal” behouden mag, maar
hem er veeleer toe brengen, het naar zijn. ,,gevoel”,
steeds slechter wordend materiaal van de hand te doen.
Deze tweede methode om de onvermijdelijke verar-
mning te distrihueeren, is die der klassieke Staats-
bankroetiers, die evenmin ooit iets vergeten of leeren.
Het zij overigens verre, dat ik Prof. Van Gelderen
hij deze groep zou incleelen.
Een derde methode, clie ik in mijn artikel het rela-
tief geringste van ve rschillencle kwaden heb genoemd
– een aangename weg om verlies te ,,nemen” is er
nu eenmaal niet -. is een compromis, dat niets nieuws
l)iedt en goeddeels cle lijn van cle tegenwoordige Re-
geering vormt. Geen afwenteling, door al te eenzijdige
cleflatie, op de loontrekkenden alleen, maar vcrclee-
ling der extra-lasten naar draagkracht over het ge-
heele volk, dus via cle belastingen over zooveel mo-
gelijk belastingbetalers.
Deze verdeeling is echter
heelennaal nict mogelijk,
indien de gevolgen der extra-defensie- en werkloosheidsuitgaven, voor zoover daar-
voor geleend moet worden, niet in den vorm 4ian ver-
meerdering der posten rente en aflossing in den ge-
wonen dienst der Rijksbegrooting wrorden opgenomen.
Prof. Van Gelderen wil dit niet, hoewel het de kern
van mijn betoog vormt, maar is het overigens wel
met mij eens.
Op
een zoodanige instemming hen ik
maar matig gesteld!
Dat de schulcienpolitiek van Engeland hierbij ge-
haald zou worden, was te verwachten. Daar sI)elen
echter heel andere factoren een groote rol – o.a. de
latente claim der Vereenigde Staten. De situaties
zijn ook op andere gronden, die thans te ver zouden
voeren, geheel onvergelijkbaar.
Ook
hier is de ôude
regel van kracht: als twee hetzelfde doen, is het niet
hetzelfde.
Hoewel Prof. Van Gelderen op het onderhavig ter
–
rein niet als vreemde w’enscht te worden beschouwd,
kan het toch geen kwaad nog eens in zeer eenvoudige
woorden de rluintessens van de heele Finanzwissen-
schaft te herhalen. Woorden van een tegenwoordig
anonymen dichter:
Iensch, hezahie dciiie Schulden!
Lang ist ja clie Lehenshahn,
Und du musst noch nianchmal horgen,
Wie (Iu das so oft getan. .
Mr. L. A.
mEs.
STATISTIEKEN.
OPEN MA%KT.
1938
II
1937
II 1936 II 1914
Ii
12117
5110
28 Nov.! 13118
14119 ‘ 20124
Dec.
Nov.
Dec. 3Dec.
Dec.
Dec.
Juli
Amferdam
Partic.disc.
3
,s
31
9
114
5
18’1
1
!16
3
3
1e4
8
14
Prolong.
112 112
1
12
1
12
1
12
I112_314
34114
Londen
Daggeld
1
12_1
11
2
-1
1
12..1
11_1
‘/,-1
1
12
1
h(,’l
Partic.disc.
15
116
15
116_1
718-1
3
,4
_11
$
11
/16.
11
/1
7
19-1
1
/1
I16-14
Ben/in
Daggeld
.
2
7
1S3
1
/8
21183
1
14
2
1
12-3
1
1,
2
3
14-3
3
18
2113
1
2!8-3
1
1s
/R-3
1
14
Maandeld
214-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-
7
19
1
2
3
14 3
2
1
1-
7
1’s
Part, disc.
2
7
18
2718
2318 2719
2
1
18
3
2
1
19
Warenw…
4
–
12
4-12
4-112
4..11
4-11
4.9
4-14
We,.,
York
Daggeld
1)
l
1
1
1 1 1
3
116
Partic.dlsc.,
112
1
12
11
l(,
112
21
4
1
1)
Koers van
16 Dec.
en daaraan voorafgaande weken t(m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
D ala
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York *)
)
)
)
1)
13 Dec.
1938
1.84
8.58X
73.75
4.83k
30.99
100%
11
,,
1938 1.84% 8.59
73.85
4.83%
31.-
100%
15
1938 1.84% 8.61
73.80
4.84%
30.98
100%
16
1938 1.84
8.59%
73.80
4.84%
30.99
100%
17
,,
1938 1.84%
8.59%
73.80 4.84
31.01
100%
19
1938 1.84
8.60%
73.821
4.84% 30.98
100%
Laagste d.w1)
1.S3%
8.56%
73 67
4.81
3096
100
Eloogsted.w’)
1.84%
8.61%
73.85
485
31.06 1009
Muutpariteit
1.469
112.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
serlal
Praat
Boeka-
Milaan
Madrid
13 Dec.
1938
41.64
6.30
–
– –
14
,,
1938
41.64
630
–
–
/5
1938 41.61 6.31
–
–
–
16
1938
41.60
6.30
–
–
–
17
,,
1938
41.65 6.30
–
–
–
19
1938
41.63 6.28
–
9.70
–
Laagste d.w’)
41 56
6.25
–
9.65
–
1[oogste d.wi)
41.67%
6.32%
1.45
9.75
–
Muntpariteit
48.003
7.371
1.488
13.094
48.52
D a a
Stock-
Kopen-
SO
1
•
Hel-
)
Buenos-
Mon-
holrn) hagen*)
Aires’)
trea!’)
13 Dec.
1938
44.221
38.321 43 15
3.30
42
1.32%
14
,,
1938
44
271
38 37
43.20 3.80
42
1.82%
15
,,
1938
44 37
38.471 43.30
3.80
42
1.82%
16
,,
1938
44.35
38.42k
43.25
3.80 41% 1.82%
17
,,
1938
44271
38.37k 43.221
3.80
42
1.82%
19
,,
1938
44.321
38.421
43.22k
3.80
–
1.82%
Laagste d.w
2
)
44
15
38.25
4305
3.76
41
1.82
lloogsted.w’
44.40
38 471
43.30
3.82
42%
1.83
Muntpariteit
66.671 66.671 66.671
6.266
95%
2.1878
‘)Noteering te
Amsterdam.
**)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In
‘t lste
of
2de
No.
van iedere maand komt een
overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK.
(Cable).
Data
1
t’
l(.T6bfr.)j($j6öÂfk.)l($p.iOOgli
13
Dec.
1938
4,66%
2,6234
1
40,10
54,36
14
,,
1938
4,67%
2,6219.
40,11
54,34%
15
,,
1938
4,678/,
2,63%
40,11
54,35%
16
,,
1938
4,66% 2,62%
40,09%
54,34
17
,,
1938
4,67%
2,63% 40,10
54,36%
19
,,
1938
4,67%
2,63%
40,11
54,30
20 Dec.
1937
4,99%
3,39% 40,30
55,60%
Muntpariteit..
4,86
3,90%
1
23,81%
40%
972
GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENO
1
GERST
1
64:5 kg
MAIS
1
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
Edammer
EIERE1
1 Amer.No.31)
Rotterdam per 2000 kg.
74kg Russi-
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
Alkmaar
Gem. no
IHeffing
1)
Zie blz.916
1
1
loco
1
sctie
1)
loco
Rotterdam
i
per Cwt. f.o.b.
Rangoon(Bassein
Leeuwar- der Comm.
1
Crisis
Fabr.kaas
Eiermiji
Roermor
Termijn-
Anierik.
Termijn- I SokgRoe-
van E-S. B.
1
Rotterdam
noteé. op
1
Mixed
per 100 kg.
noteer. op
meenschei)t
__________________
________________
Noteering
1 Zuivel- gang exp.
100 si
P.
an3O Nov. f1.
1
per2000 kg. 1 of 2
‘id.
1
No. 2′)
t of 2 rnnd.
Locoprijs
IHeri. Ned.Ct.l
Not.
1
Centr.
per 50 kg.
f
%TIf
7
T.%
f%7%
sh.f%]
T
1927
237,-
1102
171,50
81
176,-
87,1
12,47
5
102,5
13,82
5
110,1
14,75 109,3
15,83
104,5
111311
4
2,03 98,4
–
43,30
95,0
7,96
99 1928
228,50
106,2
208,50
1086
226,-
111,9 13,15
108,1
12,57
5
100,1
i3,475
99,9
6,43 98,4
10!71(4
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99 1929
179,75
83,6
96,-
102,1
204,-
101,0
10,87
5
89,4
11,27
5
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
1016
2,05 99,4
–
45,40
99,6
8,11
101
1930
111,75
52,0
118,50
61,7.136,75
67,7 6,22
5
51,2
8,27
5
65,9
9,67
5
71,7
5,09
77,9
815
1,66.
80,5
–
38,45
84,4
6,72
83
1931
107,25
49,9 78,25
40,8
84,50
41,8
4,55
37,4
4,65
37,0 5,55
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9
–
31,30 68,7
5,35
66 1932 100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2
4,62
5
38,0 4,70 37,4 5,22
5
38,7 2,59 39,6
5111
1
1,
0,94 45,6
–
22,70
49,8
4,14
51
1933
Z
70,-
32,5 60;75
31,6
68,50
33,9
3,55
29,3
3,75
29,9
5,02
5
37,2
1,84
28,2
415
1
/
0,61
29,6
0,96 20,20
44,3
3,71 46
1934
w
i
75,75 35,2
64,75
337
70,75
35,0
3,32
5
27,3
3,25
.25,9
3,675
27,3
1,74
26,6
4173
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43
1935
s.
68,-
31,6
56,-
29:2
61,25
30,3
3,07
5
25.3
3,87
5
30,9
4,125 30,6 2,07 31,7
518
1
1,
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39
1936
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,275
‘
35.1
5,75
45,8
6,27
5
46.5
2,19
33,5
517
1
12
0,58
28,1
0,88
5
17.55
38,5 3,50
43
1937
13775
64.0
105,75
55,1
III,-
55,0 8,95
73,6
8,02
5
63,9 8,92
5
66,2 2,70
41,3
61-
0,78
37,9
0,67
19,75
43,3 3,96
48
Sept. 1937
Oct.
129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60.4 9,22
5
75,8 7,55
60,1
8,52
5
63,2
2,96 45,3
617
0,85 41,3
0,52
5
21,.-
46,1
4,69
58
z
136.25
63,3
56,8
114,75
56,8
8,57
5
70,5
7,62
5
60,7
8,50
63,0 2,96 45,3
61714
t,-
48,5
0,42
23,
50,5
4,99
62
Nov.
u.
133,50
62,1
106,25
55,3
116,-
57,4
7,22
5
59,4
7,10
56,5
8,12
5
60,2 2,53
38,7
5/7
1
12
0,96
46,6
0,46 22,20
48,7
4,99
62
Dec.
,,
130,25
60,6
57,3
120,75
59,8 7,30 60,0 7,05
56,1
8.02
5
59,5
2,43
37,2
515
0,84
40,8
0,60 20,80
45,6
5,24
65
z
lan.
1938
‘
130,-
60,4
113,75
59,2
117,25
55,0
7,65 62,9
7,45 59,3 8.40
62,3
2,35
36,0
513
0,80 38,8
0,615
21,45
47,1
4,15
51
‘ebr.
129,50
60,2
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60 62,5
7,27
5
57,9 8,30
61,5 2,39
36,6
514
0,81
39,3
0,65
22.125
48.5
3,65
45
Mrt.
121,50
56,5
104,50
54,4
109,75
51,5 7,10 58,4
6,77
5
53,9 7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
39,3
0,56
21,70
47,6 2,80
34
Apr.
116,75
54,3
107,50
56,0
117,75
55,2
6,65
54,7
6,55
52,1
7,35
54,5 2,42
37,1
515
0,87
42,2 0,47
5
19,60
43,0
2,90
36
Mei
,,
11350
52,8
104,50
54.4
III,-
52,1
6,17
5
50,8
6,12
5
48,8 6,95 51,5 2,64 40,4
5110/2 0,89
43,2
0,45
20,-
43,9 3,25
40
j
uni
103,75
48,2
100,50
52,3
102,75
48,2 5,625 46,2
5,975
47,6,
6,925
51,3
2,67
40,9
511
II/
0.80 38,8
0,51
19,57
5
42,9
3,39
42
uli
>
103,75
48.2
104,75
54,6
106,75
.50,1
5,95
48,9
5,375
42,8 6.7
5
50,2
2,74
42.0
61
1
1,
0,78
37,9
0,50
20,45
44,9
3,71
46
Aug.
80,75 40,3
98.25
51,2
102,25
47,9 5,05
41,5
4,70,
37,4
5,775
42,8
2,88
44,1
6(5
1
;
0,76
36,9 0,55
21,32
5
46,8
4,17
52
Sept.
80,50 37,4 96,25
50,1
105,25
49,4
4,275
35,1
4,15
33,0
4,80
35,6
2,81
43,0
6/3
1
1
0,78 37,9
0,57
22,80
50,0
5,-
62
Oct.
,
79,-
36,7
89,25
46,5
96,50
45,3
3,975
32,7 3,52
5
28,1
4,02
5
29,8
2,39
36,6
5/512
074
35,9 0,70
23,45
51,4 5,07
63
Nov.
81
–
37,7
84,50
44,0
91
42,7
4,30
35,3 3,35
26,7
3,65
27,1
2,08
31,9
4J9″14
0,76 36,9
0,70 22,32
5
49,0
4,90
61
?9 Nov.-15 Dec.
88:50
41,1
94.25
49,1
100:50
47,1
4,50
37,0
3,40
27,1
3.55
26,3
2,07
31,7
419
1
12
0,78 37,9
0,70
21,-
46.1
4.75
59
6-13 Dec. ’38
92,50 43,0 98,25 51,2
1015,-
49,7
4,50
37,0
3,70
29,5
3,90 28,9 2,08
31,9
4 10
0,83
40,3
0,70
20,75
45,5 4.75
59
3-20
,,
,,
91,50
42,5
98,50 51,3
111,50
52,3
4,40
36,2
3,475,
27,7
3,75
27,8 2,03
31,1
41814
0,86
41,7 0,70
21,-.
46,1
1
4,50
56
JUTÉ KATOEN
AUSTRALISCI
–
IE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
First Marks”
In olie gekamd; loco Bradtord per Ib.
131,14 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super FineC.P.
c.i.f. Londen
loco Oomra
wit Or. D. te
Snioked Sheet
Crossbred Colonial
,
per Eng. ton
New York per Ib.
Liverpool per Ib.
Carded 50’s Av.
.
Merino 64
S
V.
New York per Ib.
loco Londen p. 1
lIerl.Ned.Ct.
Not.
Herl,Ned.Ct,I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct,
1
Not.
HerI.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.
No
f
%
£
cts.
%
$cts. cts.
%
‘
‘mce
cts.
%
pence
cts.
%
pence
f
%
cts.
%
pen
1927
442,38
103,4
36.10/-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8
26,50
244,9
104,8
48,50
13,55
105,8
5,44
93
140,2
18,1
1928
445,89
104,2
36.16/11 49,8
105,8
20,’
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,
1929
395.49
92,4 32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4
10,
1930
1M
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25 134,8
57,7
26,75
8,50
66,4 3,42
30
45,2
5,1
1931
1932
192,15
44,0
17.1/7
21,!
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0
13,-
109,0
46,6
23,25 5,97
46,6
2,40
15
22,6
3,1
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3
5,39
42,5 30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87 30,2
1,56
12
18,1
3, 1933
128,63
30,1
15.1212
17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,
1934
1935
Z
115,85
27,1
1.5.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
‘41,0
30,75
1,92 15,0 1,29
19
28,6
6,
1936
o
134,52
142,111
31,4
33,3
18.1118 18.618 17,6 19,0
37,4 40,4
11,90
12,10
17,7
18,2
49,3
50,7 5.87
5,60 42,2
54,3
30,5
39,3
14,-
16,75
84,5
108,6
36,2 46,5
28,-
33,50
2,41 2,71
18,8
21,2
1,63
1,73
.
18
25
27,1
37.7
6,.
7,1
1937
52
183,46
42,9
20.814
20,8 44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
154,4
23,75
132,7
56,8 35,50 3,30
25,8
1,86
5
36
54,3
9,1
Sept. 1937
186,01
43,5
20.14(3
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4 4,64
94,1
68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19 24,9
1,76
34
51,3
9,.
Oct.
188,15
44,0
20.1918
15,2
32,3 8,42
15,5
43,1
4,15
83,6
60,5
22,50
117,7
50,4
31,50
3,02 23,6
1,67
30
45,2
8,
Nov.
,,
<
185,91
43,4
20.12/10
14,4
30,6
7,99
15,2
42,3
4,04
74,6 54.0
20,-
103,9
44,5
27,75 2,86
22,3
1,585
27
40,7
7,1
Dec.
,
z
173,86
40,6
19.7/-
14,9
31,6 8,28
15,5
43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,505
28
42,2
7,
Jan.
1938
>
168,56
39,4
18.1518
15,4
32,7
8,56
15,9
44,2 4,26 67,3 48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69
21,0
1,495
26
39,2 7,-
Iebr.
,,
z
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2 9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
46,2
17,-
98,1
42,0
26,25 2,78
21,7
1,555 27
40,7
7,1
Mrt.
1
165,08
38,n
18.81-
16,1
34,2
8,91
16,1
44,8
4,30
61,1
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25
37,7
6,1
Apr.
,,
156,59
36,6
17.915 15,8
33,5
8,76
15,5
43,1
4,15
60.7
43,9
16,25
95,6
40,9
25,50 2,75
21,5
1,52
5
22
33,2
5,t
Mei
0
15809
36,9
17.1212 15,3
32,5 8,48
15,2
42,3 4,06
61,7
44,6
16,50
98,9
42,3
26,50
2,82
22,0
1.56
21
31,7
5$
Juni
,,
153,41
35,9
17.2,6
15,1
32,1
837
14,3
39,8
3,85 60,5 43,8
16,25
95,5 40,9
25,50
2,81
21,9
1,55
23
34,7
6,
Juli
119,20
39,5
18.17/10
16,1
34,2 8,88
15,7
43,7 4,20
60,9 44,0
16,25
97,1
41,5
26,-
3,22
25,1 1,77
5
28
42,2
7,1
Aug.
Z
l74,59
40.8
19.108
15,3
32,5
8,37
14,7
40,9 3,95
61,4
44,4
16,50
96,8 41,4
26,-
3,11
24,3
1,69
5
29 43,7
71
Sept.
17011 39,8
19.19
14,9
31,6
7,99
14,1
39,2
3,84
62,0 44,9
16,75
94,9
40,6
25,50
3,17 24,7
1,705
30
45,2
8,-
Oct.
c
171,48
40,1
19.1113
15,9
33.8 8.62
143
39.8
3,92
62,6
45,3
17,25
94,8
40,6
26,-
3,27
25,5
1,77
31
46,7
8,4
Nov.
165.33
38,6
19.113
16,7
35,5
9,09
14,6
40,6
4.03
61,4 44.4
17,-
92,2 39,5
25,50
3.19 24,9
1,735
29
43.7
8,1
29Nov-flDec.
159,01
372
18.101-
15.3
32,5
8,30
14,8
41,2 4,12
600
43,1
16,75
89,5 38,3
25,-
3,12
24,4
1,70
29
43,7
8,
i’-13 Dec.
’38
161,1,9
37,8
18.1613
15,9
33,8 8.66
14,1
39,2
3,94
59.1
42,7
16,50
89.5
38.3
25-
3,16
24.7
1,71
29
43,7
8,1
13-2,.,
,,
1u4,13
38,4
19.113
16,0
34,0
8,72
14,3
39,8
4,-
59,2 42,8
16,50
89,7
38,4
25,-
3,19
24,9
1,73
5
29
43,7
8,1
KOPER
.
Standaard
Loco Londen
per Eng. ton
LOOD
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton
L
TN
den
°En
n
ton
g.
IJZER
Cleveland No. 3
franco
Middlesb.
per Eng. ton
GIETERIJ-IJZER
(Lux
III)
o.b. Antwerpen
LrI.Ned.Ct.1
per
Eng. ton
ZINK
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen
p.
Eng. ton
ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
I-îtNiIi.
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
HerI.Ned.Ct.I
Not.
Ilerl.Ned.Ct.I
Not.
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.
No
f
%
£
f
%
£
/
%
£ 1
%
sh.
/
%
Sh.
/
%
£
ets.
%
pen
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
289111
132
101,5
26′
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50 94,6
227.418
39,85 94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75 96,4
25.515
135
103,8
2&’J
1929
a
912,55
116,1
75.917
281,10
1012
23.4111
2465,65
84,8
203.18110
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
1
1930
<
661.10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911′ 40,50
961
67/-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17′
1931
431.85
54,9
38.719
146,60
52.8
13.-17 1332,55 45,9 118.9/1
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8(11
69
53,1
14,
1932
c
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12.-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40 60,3
5816
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
171:
1933
1934
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
621-
21,-
53,1
51/-
129,80
40,9
15.14111
62
47,7
18
1
)
226,80
28,8
30.615
82,65
29,8
11.11-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66/11
20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66
50,8
21′)
1935
s
230,95
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
6812
20,25
51,2
561-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28″
1936
298,75 38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.12/8
28,40
67.4
73/-
22,40 56,7
57/7
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20′
1937
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30 98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
201)
Sept. 1937
«
474,25
60.3
52.15/11
187,55
67,5
20.1718
2323,10
79,9
258.1216,
45,35
07,6
101
1
–
44,65
113,0
99
1
5
191,80
60,4
21.7
1
1
74
56,9
19
7
1
Oct.
,,
.
413.15
52,5
46.1111
164,80
59,4
18.7
1
8
2036,85
70.
1
227.5
1
–
45,25
107,4
1011-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1
18.117
75
57,7 20
Nov.
•
s.
357,50
45,5
39.1319
150.10
54,1
16.1313
1726,80 59,4
191.141-
45,85
111,2
1041-
39,85
100,8
8815
143,20
45,1
15.17111
74
56,9
191]
Dec.
,,
362,70
46,1
40.712
14′,90
52,2
16.216
1734,45 59,7
193.-!-
49,-
116,3
1091
–
38,80
98,2
8614
39,-
43,8
15.915
70
53,8
18
5
1
Jan.
1938
Febr.
367,75
46.8
50.1916
143,50
51,7
15.19/9
1640,65 56,5
182.161-
48,90
116,1
l09!
–
315,50
92,4
8114
134,05
42,2
14.1819
74
56,9
191
>
353,70
45,0
39.819
137,35
49,5
15.613
1642,15
56,5
183.1111
48,90
116,1
1091-
33,45
84,6
7416
128,85
40,6
14.714
75
57,7 20
3
1
Mrt.
357,25
45,4 39.1617
144,80
52,2 16.2(10
1649,65
56.8
183.1812
48,90
116,1
1091
–
31,813
80,5
70111
128,90
40,6
14.7/4
–
75
57,7
28
3
)
Apr.
,,.
354.85
45.1
39.11(7
141,35
59
15.154
1536,80
52,9
171.915
48,85
115.9
1091-
32,80
83.0
712
124,75
39,3
13.1814
71
54,6
18
7
1
Mei
1
328,80
41,8
36.1219
127,8
46,0
14.4/11 1452,30
50.0
161.16/6
48,90
116,1
1091
–
29,75
75,3
6614
113,50
35,8
12.126
70
53,8
181
Juni
317,80
40.4
35.95
125.35
45,1
14.-!-
1599,30
55,0
178.101
48,85
115,9
1091
–
28,05
71,0
62:8
118,40
37,3
13.413
71
51,6
18″
Juli
-.
356,45
45,3
39.15111
133,50
48,1
14.1812
1725,45
59,4
19213/2
48,813
115,8
1091
–
27,25
69,0
60111
127,85
40,3
14.516
72
55,4
19′)
Aug.
,.
”
36335
46,2
40.1219
127,20
45,8
14.416
1722,60
59,3
192.13,
–
48,75
115,7
1091
–
26,80
67,8
601-
124,10
39,1
13.1716
72
55,4
19
1
,
Sept. Oct.
,,
z
0
374.70 399,35
47,7 50,8
42.-!-
45.111-
136,50
141,55
49,2 51,0
15.61-
16.2111
1721,30
1817,05
59,4
62,51
193.126
207.51-
48,60
47.813
115,3
113,5
1091-
109!-
28,30
30,05
71,6 76,0
6315 6817
12,85
132,30
40,0
41,7
4.4/5
15.1,9
72 72
55,4 55,4
19
5
/
19
9
1
Nov..
.
0
389,70
49,6
44.1915
139,10
501
16.1
1
1
855,20
63.8
214.2
1
6
47,20
112,0
109,-
29,85
75,5
68
1
11
124,25
39,2
14.6
1
9
72
55,4
197
1
29Nov.-6Dec.
6-13 Dec. ‘i
8
363,20
3191
4
5
46,2
47,0
42.1(3
43.113
131,95
128,85
47,5
46,4
15.518
1
5.-(-
1837,10
1836,90
63,2
f3,2
212.51-
213.17:6
47, 5
46,80
111,7
111,1
1091-
109!
29,15
29,
–
73,8
73,4
6716
67/6
115,25 117,85
36,3
37,
1
136111
13.14
1
5
72 72
55,4
55,4
20
20
1
1
13-20
,,
,,
373.63
1
7,5
43.8.9
129,60
46,7
15.1,3
:136,65
63,2
213.10
1
–
4,60
111,3
169!-
2j,45
74,5
68/6
117,20
36,9
113.1216
72
55,4
2011
IIDDELEN
EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929
=
100.
.
973
GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
ACON
BEVROREN
ARG. RUND-
CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/Adam
iÜIXER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind. thee-
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 k
c.i.f. Nederlan
per
1
(2 kg.
suiker loco
Rotterdam!
veiling Adam
Gem.Java-en
–
c
Robusta
1rb0r
,
ger 100 kg
per lOO kg
Londen per cwt. Londen per 8 Ibs.
Amsterdam
Sumatrathee
Not.
H
Not.
HerI.Ned.Ct.
Not.
.otterdam
1otterdam
Herl.Ned.Ct.I
antos
per 100 kg.
p
er
t
%
ƒ
%
sh.
Tï7
icts.
%
ets.
%
f
%
cts.
%
1927
– –
–
–
65,15
97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21
119,4
681-
45875
95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
1024
5/-
34,64
100,4
5713
49,625
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70 80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
8!,3
69,25
91,4
94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4)11
21,04
61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4
9,60
60,0 60,75
80,2
72,1
1931
.
88,-
92,9
48,-
56,3
3572
53,6
6316
2,44 82,4
4/4
13,84
40,1
2417
25 50,9
27,10 45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50 44,0
25,46 38,2
58/7
1,70
57,4
31
1 1
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5
39,6 28,25
37,3 43,0
1933
52,-
54,9
49,50 58,0
30,74
46,2
7417 1,54
52,0
319
9,30
26,9
2217
21,10
43,0
22,83 38,6
5,32
5
34,5
32,75
43,2 37,0
1934 1935
61,50
64,9 50,8
46,65 54,7
32,94 49,5
8811
8815
,42
48,0
319
1
(
8,15
23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,075
25,5
40
52,8
34,9
1936
48,125
53,42
5
56,4
51,625 48,60
60,5
32,-
57,0
36,37
48,1
54,6
9316
1,19 1,48
40,2
3/31/2
50,0
319
1
12
12,05
8,15
23,6 34,9
2216
3014
14,10
13,625
28,7
27,8
15,21
16,87
5
25,7
28,5 3,85
4,02
5
24,1
25,2
34,50 40
45,5
52,8
32,5 39,2
1937
71,27
5
75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
33,9
22,31
5
37,8
6,22
5
38,9
53,50
70,6
53,0
Sept. 1937
72,42
5
76,5
69,20
81,1
46,17
69,3
102110
1,96
66,2
4J4(2
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9
6,32
5
39,6
56
73,9
55,1
Oct.
69,97
5
73,7
70,20
82,3
43,70
65,6
9716
1,91
64,5
413
1255
36,4
281-
15,75
32,1
22,87
5
38,7 6,40 40,0
55,25
72,9 55,0
Nov.
68,17
5
72,0
72,37
5
84,8
40,77
61,2
9016
1,95
65,9
414
12,18
35,3
2711
13,50
27,5
20
33,8
6,42
5
40,2
53,75
71,0 52,2
Dec.
,,
68,95
72,8
72,15
84,6
43,23
64,9
9612
l92
64,9
413
1
12
11,07
32,1
2418
13
26,5
17,25
29,2
6,40 40,0
47,75
63,0 51,0
Jan.
1938
70,82
5
74,8
70,375
82,5
43,54
65,4
971-
1,96
66,2
41411
2
12,18
35,3
212
13
26,5
16,10
27,2 6,17
5
38,6
51,25
67,7
51,1
Febr.
•,
70,25 74,2
68,75 80,6
43,95
66,0
981-
2,08 70,3
4/712
12,44
36,0
2719
13
26,5
16
27,0 5,40
33,8
50,25
66,3 50,3
Mrt.
,,
69,15
73,0
66,375
77,8
45,87
68,9
10212
1,90
64,2
413
13,30
38,5
2918
13
26,5
15,50
26,2
5,05 31,6
52,25
69,0 48,8
Apr.
,,
70,35 74,3
64,40
75,5
47,29
71,0
l056
1,88
63,5
412
11,68
33,8
2611
13
26,5
15
25,4
4,65
29,1
53,50
70,6
47,9
Mei
»
71,50
75,5
62,-
72,7
46,22
69,4
1031-
1,92
64,9
413
1
12
8,64
25,0
1913
12,50
25,5
14
23,7
4,70
29,4
53,-
70,0
47,1
luni
•,
70,50
74,4
59.95
70,3
43,09
66,1 9812
1,96
66,2
41411
2
8,74
25,3
1916
12,50
25,5
13,75
23,2 4,72
5
29,6
49,50
65,3
45,5
)uli
,
67,20
71,0
62,40
73,1
46,46
69,8
10319
1,98
66,9
415
9,76
28,3
21j91
12,75
26,0
14.
23,7
4,95
31,0
47,75
63,0
46,5
Aug.
,,
67,-
70,7
63,75
74,7
4532
68,1
10115
1,96
66,2
41412
10,04
29,1
2215
13,30
27,1
14,10
23,8
5,–
31,3
49,50
65,3
45,5
Sept.
,,
64,65
68,3
62,45
73,2
43,67
65,6
99j-
1,90
64,2
4/31/4
10,41
30,2
2314*
13,50
27,5
14,50
24,5
5,35 33,5
70,0
45,7
Oct.
,,
63,65
67,2
62,50
73,3
43,-
64,6
98/-
1,99
67,2
416/4
10,02
29,0
22/10i
14,30
29,1
15,50
26,2
5,225
32,7
71,3
44,6
Nov.
»
62,15
65,6
60,87
5
71,4
39,28
59,0
907
1,99
67,2
411
9,51
27,5
221114
14
28,5
15,50
26,2
5,45
34,1
50,25
66,3 43,2
Nov.-6Dec.
62,70
66,2
60.50
70,9
37,44
56,2
87!-
1,94
65,5
416
9,27
26,9
21 6
13,50
27,5
15
25,4 5,50 34,4
47,-
62,0
42,8
-13 Dec. ’38
62,70
66,2
59,75
70,0
40,93
61,5
951-
1,87
63,2
414
9,01 26,1
211-
1350
27,5
15
254
5,62
5
35,2
47,-
62,0
43,8 -20
.
62,-
65,5
59,50
69,7
41,66
626
971-
1,88
63,5
414
1
!2
8,92
25,8
209
13.50
27,5
15
25,4
5,87
5
1
36,7
46,-
60,7
43,5
GRENENHOUT
VUREN- HOUT
KÖ
HUIDEN
COPRA GRONDNOTEN
LIJNZAAD
GOUD
I_
o
Zweedsch ongesort.
21J
X
7 per standaard
basis
7″ f.o.b.
Gaaf,
open kop
Ned.-lnd.
f.m.s.
Gepelde Coromandel,
per longton La Piata
•
loco
cash Londen
E
,
ex opslagpl. Londen
ZwedenlFlnl.
perstandaard
57-61 pond
Veiling te
per 100 kg
c.i.f. Londen
Rotterdam
•
per ounce fine
1
sc
°o
van 4.672 M.
Amsterdam Amsterdam
per 1000 kg.
1)
Herl.Ned.Ct.I
Not.
‘2
1E
•
.
Hen. Ned. Ct.
Not.
Hen. Ned.
Cl.
1
Not.
_7_
–
r
£
7
7
—
7_
—
%
–
1
–
r
£
j
—
-;:
1927
230,28
100,1
19.-f-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4
21.18/11
185,-
95,0
51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-!-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5
104,1
254,10
101,6
21-/-
185,25
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2
.
94,6
1929
229,71
99,9
19.-f-
146,-
95,6
32,25
80,5 27,375
89,4
230,16
92,0
19.-19
214,-
109,9
51,40
99,9
851-
92,7 95,4 84,5
1930
216,43 95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
f33,3
22,625
73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40
99,9
85/-
60,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69 54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6
54,6
44,7
1932 136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
1
5-1
4
70,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1 10.1914
75,50
38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3 17.18/4
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1 13718
31,6
31,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1
14212.
32,2
31,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1 14014
39,0 42,2 40,7
1937
205,35
89,3
22.1712
132,25
86,6
23,35
58,2
15,225
497
127,81
51,1 14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4
57,8 55,9
Sept. 1937
211,08
91,8
23.101-
135,-.
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2
63,05
122,5
14014
52,4 57,9
54,7
Oct.
210,65
91,6
23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
116,75
59,9
63,-
122,4 140(6
50.4
56,1
50,1
Nov.
,,
209,46
91 1
23.5(-
132,50
86,8
18,-.
44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63,10
122,6
140/14
47,7 52,2
45,4
Dec.
.,
206,69
899
23-1-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1
11.14/5
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9
51,8
45,5
P
n
1938
203,65 88,6
22.13/9
123,-
80,6
19,-
47,4
11,875
38,8 99,85 39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
51,9
43,5
r.
,,
199,56
86,8 22.51-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8 95,86
38,3
10.13/9
108,-
55.5
62,70
121,9
139194
43,4
51,0 43,4
Mrt.
•
,,
197,49
85,9
22.-(-
116,25
76,1
15,-
37,4
10,975
35,8
92,92
37,2
10.7/2
106,25
54,6
62,75
122,0
139111
41,8
49,9 42,0
Apr.
•
197,23
85,8
22.-l-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,625
34,7
90,22
36,1
10.1/3
101,75
52,3
62,65
121,8
139j9
40,0
48,9 .38,8
Mei
,,
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,42
5
34,0
91,54 36,6
10.41-
98,50
50,6
62,85
122,2
140 _4
39,4
47,8 37,5
j uni
,,
190,37
82,8 21.51-
102,50
67,1
14,-
34,9
9,775
31,9
92,40
36,9
10.613
96,-
49,3
63,05
122,5
14018
38,9
41,1
39,2
uli
188,10
81,8
21.-!-
102,50
67,1
14,75
36,8
10,125
33,1
97,26
38,9
10.1712
102,-
52,4
63,20
122,8
14112
41,3
48,2 43,8
Aug.
187,70
81,6
21.-!-
103,-
67,5
14,75
36,8
9,725
31,8
93,55
37,4
10.913
96,50
49,6
63,60
123,6
14214
40,9
47,6
44,7
Sept.
,
182,97
79,6
20.151-
105,-
68,8
15,25
38,0
9,475
30,9 91,44
36,6
10.51-
96,25
49,4
64,55
125,5
14419
41,0
48,0 46,0
Oct.
1 84,29
80,1
21 -/-
107,-
70,1
15,75
39,3 9,07
5
29,6
88,01
35,2
1 0-19
92,50
47,5
63,90
124,2
145(9
41,3
41,8
47,2
Nov.
177,72
77,3
20.101-
108.50
71,1
15,50
38,7
8,725
28,5 85,14
34,0
9.1617
90,-
46,2
63,95
124,3
147174
40,0 46,8 45,4
ov.-6 Dec.
176,45 76,7
20.10.-
108,50
71,1
15,50
38,7 8,87
5
29,0
86,35
34,5
lO.-/-
91,-
46,7
64,-
124,4
14813
40,1
46,2
•
45,3
13 Dec. ’38
176,66
76,8
20.lüj-
108,50
71,1
15,50
38,7
9,12
5
29,8 87,50
35,0
10.319
92,-
47,3
63,95
124,3
148j101
40,5
46,7
45,5
20
176,10
76,6
2010f-
108,50
71,1
15,50
38,7
9,-
29,4
87,64
35,0
10.3/9
92,-
47,3
63.95
124,3
14818
40,5 46,6
45,1
FKtFï
Westi/HolI.
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
BENZINE,
Gulf Exp. 64/66°
KALK-
SALPETER
ZWAVELZ
E
CEMENT
levering bij
ST E EN EN
binnenmuur
.
oo
stuks
buitenmuur
ri.
1000 stuks
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’daml
33 t(m. 33.9
0
Bé s. g.
te N.-York p. barrel
per
U.S.
gallon
franco schip
Ned.
AMMONI
franco sch
50 ton franco
2
A’dam per
per 100kg
bruto
Ned. per l00
‘
g
voden wal
erdam
Rood en Klinkers en
.!’v
2
1000kg.
Herl.Ned.Ct.! Not.
Herl.Ned.Ct.I Not. Boeregrauw
Hardgrauw
–
%
7
T
ets.
–
s.
-,_
_7_
–
-.–
7_
1927
11,25
103,1 3,21
103,6
1,28
37
128,0
14,66 11,48 102,6
11,44
102,5
18,
1
99,0
13,65
104,3 16,50
88,4
105,1
–
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85
85,9 9,98
11,48
102,6 11,08
99,3
18,-
99,0
13,60 104,0 19,50 104,5
86,5
.
-.99,0
1929
11,40 104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55
102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5
95,9
1930
11,35
104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84 88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
71,1
1931
10,05
92,1
1,42 46,1
0,57
12,38
42,8 4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0
76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5 4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0
8,50
65,0
Ii
–
58,9
49,6 43,0
1933
I
7
,-
64,1
1,14
37,0 0,57 9,24
32,0
4,63
6,18 55,2
4,63
41,5
II,-
60,5
8,75
66,9
1050
56,2
46,4 40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0,94 7,18
24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
11,25
61,9
7,
53,5
8,50 45,5
44,8 38,8
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94 7,65
26,5 5,18
5,89
52,7
4,81 43,1
60,5
6,75
51,6
8,50
45,5
46,4 39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65 5,70
51,0
4,82
43,2
10,50
57,7
6,75 51,6
8,75
46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,7
1,15 11,08
38,3
6,10
5,75
51,4
4,97
44,5
11,35
62,4 7,50
57,3
9,50
50,9 66,4
60,5
ept. 1937
82,4
2,11
68,4
1,16
11,56
40,0
6,38
5,75 51,4
4,95
44,4
11,35
.
62,4
7,45
56,9 9,50
50,9 65,6
59,8
ct.
,,
8,95
82,0 2,10 68,0
1,16 11,25
38,9 6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2
62,1
58,8
0v.
,,
9,-
82,4 2,09 67,7
1,16
10,49
36,3 5,82
5,85
52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
–
,r-
52,2
59,0
53,9
ee.
,,
9,35
85,6
2,09 67,7
1,16
9,60
33,2
5,34
5,95
53,2
5,15
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2 56,5
52,3
an.
1938
9,90
90,7
2,08
67,4
1,16
9,34
32,3
5,20
6,05
54,1
5,25
47,0
12,85
70,7 8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
ebr.
,
9,90
90,7 2,08 67,4
1,16
9,10 31,5
5,09
6,10
54,5
5,30
47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,0
51,4
Irt.
9,90
90,7
2,09
67,7
1,16
9,08
31,4
5,05
6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
58,1
50,7
9,90
90,7 2,09 67,7
1,16
8,89
30,7 4,94
6,20
55,4
5,40
48,4
12,85
70,7
9,-
68,8
64,3
57,5
49,5
tel
9,90
90,7 2,10 68,0
1,16
8,92
30,8
4,94
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85 70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,6
48,3
uni
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
8,88
30,7
4,91
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,7
48,0
uh
,,
9,90
90,7
2,11
68,4
1,16
8,97
31,0
4,94
5,55
49,6
4,80
43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,9
49,3
ug.
9,80
89,8
2,12 68,7
1,16
8,89 30,7
4,85
5,65
50,5
4,90
43,9
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,7
48,9
ept.
9,60 87,9
2,16
70,0
1,16
8,93
30,9
4,81
5,70
51,0
4,95
44,4
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3 56,5
49,5
ct.
,,
9,45 86,6
1,91
61,9
1,04
8,6$
30,0 4,72
5,75
51,4
5,-
44,8
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3 56,9
ov.
9,35 85,6
1,77
57,3
0,96
8,31
29,0
4.52
5,80
51,8
5,05
45,3
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,1
49,0
ov.-6Dec.
9,25
84,7
1,77
57,3 0,96
8,16
28,2
4,44
5,90
52.7
5,15
46,1
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,2
48,3
3 Dec. ’38
9.25
84,7
1,77
0,96 8,16
28,2
4,44
5,90
52,7
5,15
46,1
i
12.85
70,7
9,50
72,6
12,-
i
61,3
55,2
48,5
9,25
84,7
1,77
1
1
0,96
1
8,17
1
28,3
4,44
5,90
1
52,7
1
5,15
1
46,1
1
12,85
1
70,7
1
9,50
1
72,6
112,-
1
64,3
1
55,3
1
48,8
1
974
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
December
1938
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
3Dec.
1938
10Dec.
1
1938
12117
Dec.38
1LaagstelHoogstel
1
17Dec
1938
Alexandrië..
Piast.p.0
97% 97%
97%
97% 97%
Athene
….
Dr. p.,
54734
547
540 555
54734
Bangkok….
Sh.p.tical
lhlOt28
1110
1 10
l/IO’
l!lOrv
Budapest
..
Pen. p.
£
_3%
23 2334
2434
2334
BuenosAires’
p.pesop.
20.80
20.58
20.58
2070
20.65
Calcutta
.
…
Sh. p. rup.
1/5
29
1
32
1/529
82
1 5%
1/5%
h/5
69
‘
64
Hongkong ..
Sh. p.
$
13
113
1/2%
1/3%
113
Istanbul
..
Piast.p.g
573
573
573
578
575
5h. p. yen
112 112
1 1%
1.2348
1/2
Lissabon….
Escu. p.
£
110%
110%
10934
110%
110%
Mexico
….
$
per
£
– –
– –
–
Montevideo
.
d.per,c
1834
1834
17%
19
18%
Montreal
..’
$
per
£
4.7134
4.71
4.70
4.72%
4.71%
Kobe
…….
Rio d.Janeiro
d.per Mii.
3 y,
3%
3
3%
3%
Shanghai
..
d. p.
$
834
8%
7% 8%
8%
Singapore ..
Sh. p.
$
21315
18
23%
2/3%
214%
23%
ValparaisoS).
$perC
116
117
116
118
116
Warschau ..
Zi. p.
£
25%
1
24%
1
24%
1
25
24%
Vorderingen.
1
7Dec.1938 15Dec.1938
S ildo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
f138.742.502,58
1152.350.87092
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
201.822,81
,,
10.748,11
Voorschott. op uit. Nov. (resp. Oct.) ’38
ald. gemeent. verstr. opa. naar uit te
derlandsche Bank ……………….
keeren hooids. der pers, bel., aand. In
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op dle belas-
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
49.485.766,58
•
52.820 494,12
Idem aan Suriname ………………
12093.009,26
,,
12.093011,26
Kasvord.weg.credietverst.a/h.bultenl.
,, 101.804 557,74
•
101.662.373,96
Voorschotten aan Ned.-lndlë ………….
Daggeldleeningen tegen onderpand.
….
–
–
Saldoderpostrek.v.Rijkscomptabelen
•
32.895.443,88
•
37.005.789,88
Vord. op het Alg. Burg. Pensioent.’)…
–
–
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
12.306.199,99
,,
12.730.322,91
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank lngev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
-.
–
Schatkistbiljetten In omloop ………
f221.332.000,-
f221.311.000,-
Schatklstpromessen In omloop
–
Zllverbons In omloop ……..
……
1.080.416,-
,,
1.080.091,-
Schuld
op
uit. Nov. (resp. Oct.)
’38
.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.
pers. bel.,aand. 1. d. hoofds. çl. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
….
bel, en op de vermogensbelasting
.
12.421.956 61
•
11.256.13779
Schuld aan Curaçao’) …… . ………
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.’)
,,
1.6.5794
,,
31.971.122,95
1.671 936,74
•
32.259.808,03
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. eh T.’)
.241.520.064,91
,, 242.717.402.04
,,
13.000.000-
.
,,
13.024.06608
Id. aan andere Staatsbedrijven’) ……
Id. aan diverse instellingen’) ………
205.016.192,39
..
208.665.284,45
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
11
Dec. 1938
1
18Dec. 1938
Vorderingen:
1)
Saldo Javasche Bank ….
……….
.-
–
Saldo b. d. Postchèque- en Glrodlenst
f
2
.11.000,-
1
467.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas e. a. Rijksinsteil.
,,
47.905.000,-
,, 53.246.000,-
Schatklstpromessen In Omloop…. …
20.750.000,-
,,
20.750.000,-
Schatklstbiljetten in omloop
–
–
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntionds.
,,
2.311.000,-
,,
2311.000,-
dem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
..
,,
2.984.000,-
..
3.177.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
610000,-
,,
810.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
…
,,
5.499.000,-
,,
3.961.000,-
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lanas Kas / 37.820.(g,0,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
1
Andere
1
opeischb.
1
schulden
i
Discont.
1
5 Nov.
1938,.
740
1.196
1
674
521
1.287
29 Oct.
1938.,
764
1
1.253
594
521
1.286
22
,,
1938,,
711
1
1.005
1
673
521
1.284
15
1938..
713
1.
1.067
637
518
1.274
8
,,
1938,,
718
1
1.150
1
629
523
1
1.294
1 Juli
1914..
845
J
1.100
560
.
735
J
396
‘1 ntultp. uer acuva.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 19 December 1938.
Activa.
Binnen!. Wis. (Hfdbk.
f
7.695 842,43
sels, Prom.,! Bijbnk. ,,
338.493,86
enz.in
disc.Ag.sch. ,,
810.622,64
f
8.844.958,93
Papier o. h. Buiten!.
f
3.600.000,-
Af:
Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.
–
3.600.000,_
•1
Beleenin
g
en
afdbk. f 281.892 873,64
1)
mci. vrsch.1
in rek.-crt. Bijbnk. ,,
2.293.833,95
op onderp. 1 Ag.sch. ,, 23.425.693,96
( 307.612.401,55
Op Effecten eIlz. ..
f
305.888.964,261)
Op Goederen en Ceel. ,, 1.723.437,29 ,, 307.612.401,55
1
)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
–
Munt, Goud ……
f
106.637.545,- Muntmat., Goud .. ,,1.354.609.042,77
[1.461.248.587,77
Munt, Zilver, enz.
28.834.733,92
Muntmat. Zilver.
–
1.490.081.321,69
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………,,
43.345.904,32
Gebouwen en Meub. der Bank …..
…,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
11.862 085,62
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
8.905.871,61
Passiva.
f
1.878.832.543,72
K
apitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Eteservefonds ……………………,,
4.860.787,51
Bijzondere reserve ………………,,.
7.102.179,67
Pensioenfonds ………………….,,
11.865.241,84
Bankbiljetten in omloop ………….. ,,
978.435.350,_
Bankassignatiën in omloop ……….,,
24.407,98
Rek.-Cour. f Het Rijk
f
152,784.357,46
saldo’s:
Anderen ,,700.422.313,06 ,, 853 206.670,52
Diverse rekeningen ……………… ,,3.337.906,20
f
1 878.832.543,72
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
757.601.415,88
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
1.894.003.539,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..
t) Waarvan aan Nederlandsch-lndie
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……..t 63.247.800,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere 1 Beschikb. 1 Dek-
Data .
Circulatte opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Munt mat.
schulden
saldo
perc.
19 Dec. ’38 106638 1.354.609 978.435853.231
757.601 80
12 ,, ’38 106638 1.354.609 987.621 843.088
756.923 80
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.4371 6.198 43.521 54
Totaal Schatkist-
1 –
Papier
Diverse
Data
bedrag promessen
f
ee
op
het
reke-
discon to’s_rechtstreeks_
n_n
g
en
buitenl. ningen
1
)
19 Dec. 1938
8.844
–
307.612
3 600 11.862
12 ,, 1938 10812
–
307.171
3.600 10.424
25 Juli 1914 87.947
–
61.686 20.188
509
‘)Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
1
Andere Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulatie
1
opeischb.
1
metaal-
1
schulden)
saldo
17 Dec. ‘382)
138.030 186.730
83.110
30.094
10
,,
‘382j
137.450
190.070
80.430 29.250
12 Nov.1938
116.886 I20.972
191.951
85.703 26.796
5
,,
1938
116.886
21.539
193.555
82.914 27.837
25 Juli 1914
22.057
31.907 110.172
12.634 4.842
Wissels,
–
Diverse
Dek-
Data
buiten
Dis-
Belee-
reke-
kings-
N.-Ind.
conto’s
ntngen
nin gen
1)
percen betaalb.
lage
17 Dec.’38
2
)
8.980
76.820
59.820
51
10
,,
1
38
2
)
8.690
79.750
58.450
51
12 Nov.1938
9.346
67.104
50
Ï3.874
1
48.218′
5
,,
1938
7.410
13.794
48.552
67.324
50
25 Juli 1914
6.395 7.259
75.541
2.228
44.
t)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.
1)
Ottic.
not. l5laten, gem. not., welke Imp. hebben te betalen
101)
ec.1936
16.12; 15Nov.17.13.’)90dg.Vnai 13Dec.1937 laatste
export”noteering
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londenl)
N.Yorki) A’dam
8
)
Londen
4
13 Dec.
1938.. 20%
42%
13 Dec.
1938.. 2075
149111 14
,,
1938.. 20%
42%
14
,,
1938.. 2075
149_
15
,,
1938..
20%
4284
15
,,
1938.. 2075
148/8
16
,,
1938.. 20%
42%
16
,,
1938.. 2075
14818k
17
,,
1938..
20
17
,,
1938.. 2075
148
1
11
19
1938.. 20%
423%
19
1938.. 2075
14818
20 Dec.
1937..
19
44%
20 Dec.
1937.. 2050
139/9k
27 Juli
1914.. 24l8/
59
27 Juli
1914.. 1648
841101 1)
in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
3)
In guldens
per Kg. 1000/1000.
4)
In 8h. p. oz. line.
STAND VAN ‘e RIJKS KAS.