AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
EconomiSchmwStatis,tiS_he
‘c
B
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCJN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
I.
34E
JAARGANG
.
WOENSDAG 4 MEI 1949
No. 1669
COMMISSIE VAN REDACTIE: –
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries.
Redacteur-Secretaris: C. van den Berg.
Pia. Rdacteur-Secretaris: A. de J4-‘it.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIE:
J. E. ]ilcrtens; R. Miry; J. üan Tichelen; R. Vandeputte;
F. Vers ichelen.
Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van dit nu,iuner.
INHOUD:
Blz.
De artikelen van deze week ……..347
Sommaire, summaries
…………….347
Moeilijkheden bij de export van Nederland naar de
Verenigde Staten
door Dr J. Kaufnzann ……..
348
De internationale tarwe-overeenkomst van 1949
door
C. Greidanus
……………………………
350
De nieuwe regeling inzake transfer van winsten en
afsch rij vitgen uit Indonesië; internationale aspecten
door E. P. M. Tervooren …………………..
353
A a n t e k
d
n i n g e n
liet jaarverslag van Do Nederlatidsahe Dank
–
……….355
De l)eviozennota
door J. C. Brezet
………………..
357
Een code voor huitenlandse investeringen
…………..
359
Internationale notities:
liet werklooshcldsvraagetuk in Italië
…………….
359
Moeilijkheden hij de Engelse export naar de Verenigde Staten 300
Geld- en kapitaalmarkt …. . ………….
……..
360
S t a t i s t i e k en:
Iianistuteii
…………………………………..
360
WerklooSheid in J)elgië
…………………………
362
DEZER DAGEN
lossen alle beschouwingen zich op in de vraag, of Europa
van een breidel zal worden verlost. Een vertegenwooruiger
van de Russische Regering is in ‘overleg getreden met de
Amerikaanse woordvoerder bij de Verenigde Naties om-
trent de opheffing van de blokkade van Berlijn. Er schijnt
iets los te komen.
Wat zal de losprijs zijn?De scepsis van 1
–
lavelock Ellis’ opmerking – in ,,The art of thinking” —: ,When the god&
to.. ruin a man, first, make him mad, they do it, almost
invariably, by making him an optimist” is een vast be-
standdeel van de geesteshouding van de na-oorlogse
Europeaan. Men zou in gejuich willen losbarsten, maar
men wacht liever nog even.
Vast staat, dat de band tussen de Westelijke geallieerden
hierdoor niet losser is geworden. Groot-Brittannië en Frank-
rijk zijn in de onderhandelingen betrokken. Althans ten
opzichte van Duitsland – het is ook gebleken uit de over-
eenstemming over het Roerstatuut – kan men voor hen
toepassen het woord van Vondel in de Adam in Balling-
schap: ,,Zij trekken ene lijn, wat d’ een begeert, wil d’
ander”.
De band is losser ten opzichte van de huidige Spaanse
Regering. De Amerikanen blijken thans bereid deze enigs-
zins van vlottende middelen te voorzien, maar de Engelsè
Regering houdt vast; wederom is officieel in het Parlement
verklaard, dat men tegen het huidige bewind in Spanje
voet bij stuk zou houden. Zoals de oude Weller—Dickens’
phiosophische voerman – zei: ,,It’s no thoroughfare”.
Moet men ook zo denken over de onderhandelingen in
Batavia? Een enkel bemoedigend woord is losgelaten, maar
vlotgekomen zijn de besprekingen nog niet. Intussen laten
de Verenigde Naties het Indonesische probleem niet los; –
het is weer op de agenda vân een commissie voor netelige
punten geplaatst.
Geblokkeerde doorgangen; wat dit betreft, bleken de
Britse diplomaten niet voor één gat te vangen. Wordt over
de status van Ierse onderdanen in Groot-Brittannië nog
overlegd, op de Empire Conference vond men een iitweg,
die India in het Empire hield. De Britse Kroon wordt een
solide voorwerp voor een deel der Staten, een abstractie
voor India. Maar het blijft symbolisch – en economisch
in het Gemenebest. 1-let risico echter van vdere los-vaste
verbindingen heeft men moeten nemen.
Over de bereidheid en mogelijkheid risico’s – allereerst
financiële – te nemen zijn deze week in Nederland drie
publicaties uitgekomen: het jaarverslag van De Neder-landsche Bank, de vierde deviezennota, het jaarverslag
van de Herstelbank. Als dringend vraagstuk, naast het
valutaprobleem, maakt zich hieruit los dat van het tëkort
aan risicodragend kâpitaal. De industrialisatie van Neder-
land staat mede daardoor nog op losse schroeven.
Een toestand, die men voor de Amerikaanse conjunctuur
gaarne zou voorkomen. Nu de koorden van de beurs iets
vaster gaan zitten, heeft de Amerikaanse Regering de
stringente . regelingen ten opzichte van het afbetalings-
crediet wat losser geknoopt. Tegelijk zijn de verplichte
reservepercentages voor het bankwezen verlaagd. Met het
risico, dat een los idee over een mogelijke depressie door
deze maatregelen vaster vorm krijgt.
S S 0 C11TIE CASSA-
KASSIERSINSTELUNG
OPGERICHT IN 1806
HEERENGRACHT 179 • AMSTERDAM-C
GEN VER Lee0
22
4
4
4
,
4:
19
MB
ZE
91
a
,
KUFirnLkll
ROTTERDAMSCHE
BANK
ASSIJRANTIÉN
op
ELK,
GEBIED
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
[11
N.V. KONINKLIJKE
NE D [RIA N D S (, H [
ZO U T t N D LJ STR IE
Boekelo . Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van.
zoutziiur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
hloorbleekloog
natronloog, Caustic ,oda.
WEEKBLAD VÖOR IMPORT,
EXPORT, TRANSITO,
RÉCIPROCITEIT EN
BINNENL. HANDEL
MET N1T1LERLANI)S TRADE BULLETIN
*
nçLwefd’eIzde wtti&dea’
ian4e&nieuw-ô alt a& wIUuiduken
0ggeJ4 e)v aatus4aqeiv at
innetv- erv &ulten&uut.
*
0:
Behandeling
•
van alle
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantiën.
4
R. MEES & ZOOTNEN
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS-
AMSTERDAM
. ROTTERDAM
.
9-GRAVENHAGI
DELFT
.
SCHIEDAM
–
VLAARDINOEN
DEZE WEEK:
• Dreigende discriminatie t.o.v. de handel
•
De
economische crisis in Argentinië
• Het 3e aanv. handeisverdrag met Finland
• Nieuwe Artikelen
UITGAVE VAN DE
KONINKL. NEDERL. BOEKDRUKKERIJ
H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
Abonncinentsprijs S 15,— per Jaar
Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer
van dezelfde week worden opgenomen.
De NATIONALE LEVENSVERZEKERING-BANK
N.V. heeft tegen 1 Augustus as. ter verhuring
beschikbaar
Enkele. Kantoorruimten
ter grootte van 200 â 325
m2
nuttige ruimte, op de
derde en vierde verdieping van haar nieuwe kantoor-
gebouw aan de Schiekade te Rotterdam-C.
Schriftelijke aanvragen worden gaarne ingewacht bij
de Directie, Boompjes S, Rotterclam-C.
J
4 Mei 1949′
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
347
II
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK,
Dr J. Kauîniann,
Moeilijkheden bij de export Qan Nederland
naar de Verenigde Staten.
De Nederlandse uitvoer naar de Verenigde Staten is
aanzienlijk achtergebleven bij die van andere landen. Welke
zijn de belangrijkste moeilijkheden en problemen aan deze
export verbonden? In de eerste plaats de moeilijkheden op
douane- en invoerrechtengebied. Het Amerikaanse tarief
is niet zuiver protestionistisch meer. Voor één der belang-
rijkste exportgoederen van Nederland, textiel, zijn de’
rechten e.chter hoog. Van meer belang nog zijn evenwel
verschillende andere moeilijkheden, waarop aanneming
van het I.T.O.-Handvest een gunstige invloed zal hebben.
In de twede plaats de grootheid van’demarkt en de eisen
van de afnemers. Eigenlijk is er een gehele reeks van mark-
ten met eigen kenmerken; tot dusver heeft de Europese
export zich bijna geheel op New York geconcentreerd. Een
nauwkeurig onderzoek naar de meest geschikte markt is
steeds nodig, een goed georganiseerde distributie en samen-
werking zijn van het grootste belang. Van betekenis is, dat
Amerikaanse industrieën of landbouwbedrijven, die be-
schermende rechten wensen, steeds minder gehoor vinden
bij de Overheid. Er is geen reden, waarom het Nederlandse
bedrijfsleven, wat betreft de export naar de Verenigde
Staten, zou onderdoen voor dt van andere landen.
G.
Greidanus,
De internationale tarwe-oeereenkomst yan 1949.
1-let doel van de nieuwe internationale tarwe-overeen-
komst, welke vöör 1 Juli 1949 door de deelnemende landen
moet zijn geratificeerd, is de wereldtarwemarkt te regelen.
Deze overeenkomst verschilt – uitgezonderd de bepalingen
omtrent hoeveelheden, prijs en tijdsduur – niet wezenlijk
van die van 1948. De internationale tarwehandel blijft
geheelvrij. Zolang de tarweprijzen zich op de wereldmarkt tussen de niaximum- en minimumprïjzen bewegen hebben de import- en exportianden geen verplichtingeb. Bewegen
de prijzen zich daar buiten dan kan levering of afneming
van de ,,guaranteed sales” of ,,guaranteed purchases” tegen
de maximum- of minimumprijs worden verlangd. Verge-
leken bij de overeenkomst van 1947 zijn opmerkelijke wij-
zigingen gekomen in de samenstelling van de ex- en import-
landen en in de hoeveelheden voor welke zij zich garait
stellen. Ook deze regeling is meer in het vöordeel van de
productie- dan van de consumptielanden. Bij de uitvoering
van de overeenkomst draagt de Internationale Tarweraad
een zware en verantwoordelijke taak, hetgeen des te meer
spreekt, nu de beraadslagingen voor deze overeenkordst,
in tegenstelling tot die van 1948, een zo moeilijk veHoop
hadden.
E. P. M. Tervooren,
De nieuwe regeling inzake trans/er oan
winsten en afschrijoingen uit Indonesië; internationale
aspecten.
Deze nieuwe regeling heeft uitsluitend Letrekking op
zgn. directe investeringen en bevat bepalingen over de
transfer van winsten en afschrijvingen. Winsten over
boekjaren geopend op of na,1 Augustus 1946 komen onder
bepaalde -voorwaarden voor transfer in aanmerking. De
transferabele winst betreft het door de fiscus belaste
winstbedrag minus de daarover verschuldigde belasting.
Voor het eerste jaar na de bedrijfshervatting is hierop een uitzondering gemaakt. Winsten, ontstaan ten gevolge van
overheidsmaatregelen, welke de financiële rehabilitatie
hebben bevorderd, zijn niet transferabel gesteld. Ook de
afschrijvingen moeten verdiend en geboekt zijn na boven-
genoemde datum. FIet jaarlijkse transfer-maximum is in
het algemeen vastgesteld op 5 pCt van het in de afschrij-
vingsobjecten oorspronkelijk geïnvesteerd kapitaal.. Inge-
gaan wordt, voor zover nodig, op de Charters van Bretton
Woods en Havana, teneinde de transfér-regeling te toetsen
-aan de belangrijkste internationale normen op dit gebied.
SOMMAIRE.
Dr J.
Kaufnianii,
Les.difficuités que rencontre l’exportation
des Pays-Bas Qers les Etats Un is;
L’exportation des Pays-Bas vers les Etats Unis est
bien restée en arrière comparativement celle des autres
pays. Les difficultés que rencontre l’exportation vers ces
régions sont dues, d’une part, aux droits qui frappent
l’importation, d’autre part, l’étendue du marché.
Un examen approfondi pour découvrir le marché le plus
approprié est toujours nécessaire. En outre une distri-
bution bien organisée et une coopération étroite sont de
la plus grande importance. 11 n’y a aucune raison pour
que l’exportation de l’industrie néerlandaise vers les
Etats Unis, reste en deça de celle des autres pays.
G. Greidanus,
L’accord international du bid pour 1949.
Le but du nouvel accord du blé est de régler le marché
mondial du blé. Le commerce international du blé reste
complètement libre. Cet accord ne différe guère de celui
de 1948, exception faite pour les dispositions concernants
les quantités, les prix et la durée. On peut dire que eet
arrangement est plus avantageux aux pays-producteurs
qu’aux pays-consommateurs. L’exécution de l’accord
engage la responsabilité de l’International Wheat Couneil.
E. P. M.
Tervooren, TJne nouelie régiementation en ce qui
concerne ie transfert des, bénéfices et des amortissements de
l’Indonésie; aspects internationaux.
Cette nouvelle réglementation porte exclusivement sur
les soi-disant investissements directs et comprend des
dispositions sur le transfert des bénéfices et des amortisse-
ments. L’auteur compare le règlement de transferts, mix
plus importantes normes internationales qui ont été
établies en cette matière, dans les chartes de Bretton
Woods et de La 1-lavane.
SUMMARIES.
Dr J. Kauîrnann,
The main difficuities of exporting Dutch
commodities to the United States.
Dutch exports to the U.S.A. lag appreciably behind those of other countries. Most of the export problems
lie in the field of import duties and custom-technicalities
and are closely connected with the size of the American
market and the demands of the buyers. A careful analysis
into the most suitable markets is always required, a well organized distnibution system and elose cooperation are
of the utmost importance. There is no reason why Dutch
exporters should not be able to reach the same results
as those of other countries.
G.
Greidanus,
The international wheat agreement of 1949.
The object of the new wheat agreement is to regulate
the world wheat market. International, trade in wheat
remains completely free. This agreement shows no funda-
mental differences – apart from provisions regarding
quantities, prices and duration – from the 1948 one.
It seems probable that this agreement too will be more to
the advantage of producers then of consumers countries.
The International Wheat Council plays an important
part in the execution of the agreement.
E. P. M.
Tervooren, The new reguiation of the transfer of
profits and depreciation allowances from Indonesia;
international aspects.
This new regulation only refers to direct investments and
includes clauses with respect to the transfer of profits and depreciation allowances. The Bretton Woods and
Havana Charters are analyzed to compare the new
measures with the most important international standards
existing in this field.
348
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
4
Mei 1949
MOEILIJKHEDEN BIJ DE EXPORT VAN
NEDERLAND NAAR DE VERENIGDE STATEN.
Èen’vergelijking met andere landen leert, dat Nederland
aanzienlijk is achtergebleven hij andere landen wat be-
treft hetopvoeren van de uitvoer naar de Verenigde Staten.
hier volgen enige desbetreffende cijfers:
Uitooer naar de Verenigde Staten.
(in
millioenen dollars)
Land
geill
1947 1948
Verenigd Koninkrijk
173,8 204,9
2833
Frankrijk
…………….
65,0
47,0
72,9
.
Italië
………………
‘3,2
43,8
94,2
Noorwegen
…………..
21,1
…
22,1
33,6
België
………………
–
58,6
…
…
44,9
58,6
89,2
Nederland
………………
.
26,4
43,8
Continentaal Europa
531,8 608,0
799,1
Bron: U.S.
Departrnent
of Comnierce.
Men kan constateren, dat Nederland met Frankrijk tot
de minderheid van, landen behoort, welke in 1947 nog
niet het waardecijfer van v66r de oorlog hadden bereikt.
Volgens de Nederlandse statistiek bedrodg do uitvoer
zelfs aanzienlijk minder dan hierboven aangegeven, name-
lijk 1 509 mln in 1947 en 173,3 mln in 1948. 1-Jet verschil
moet vermoedelijk in hoofdzaak worden toegeschreven
aan het meetellen in de Amerikaanse cijfers van transito-
transacties (zoals ook onlangs bleek hij het bekende dispuut
over de uitvoer van lood en aluminium door Nederland
naar de Verenigde Staten). Dee1fde fout geldt ook voor
de cijfers van enige der andere landen.
In het onderstaande zal worden getracht onder twee
hoofden een korte beschrijving te geven van de vooi’naam-
ste moeilijkheden en problemen inzake de Nederlandse
uitvoer, te weten de moeilijkheden op douane- en tarieven-
gebied en andere problemen hij het veroveren van de,
Amerikaanse markt.
rçenslotte de situatie ten aanzien van enkele bepaalde
productengroepen. Wij beperken ons dus tot de moeilijk-
heden aan de Amerikaanse kant en laten ook buiten be-
schouwing het probleem van de muntverhouding.
Pioblernen op douane- en in4é’1’ech1engebied.
Men kan zeggen, dat sinds de aanvang van het handels-
overeen komstenprogramma van oud-minister Cordeil J-iulI
en met name sinds de concessies door de Verenigde Staten
gedaan tijdens de tariefonderhandelingen van 1947, het
Amerikaanse tarief niet meer zuiver protectionistisch is.
Voor grote groepen poducten, bijv. talrijke in de vbedsel-
sector en bijna alle papierproducten en electrische appa-
raten, is het tarief middelmatig tot laag. Uit de voedsel-
groep kunnen worden geciteeFd suikerwerken (invoerrecht
14 pCt), gezoete chocolade (15 pCt), biscuits (10 pCt), vie-
pastei (15 pCt). Stroolaiton is met 5 pCt belast, s’troo-
papier met 7• pCt, tekeningén, gravures en.dergelijke met 12.1 pet. liet recht op hou ten meubelen bedraagt 121 pCt
(behalve stoelen: 20 pCt). De meeste electrische instru-
menten en apparaten zijn met 15 pCt belast.
Aan de andere kant zijn er nog grote groepen producten,
waarvoor het recht hoog is.. Een der voor Nederland be-
langrijkste daarvan is w’el textiel. Toch leert de ervaring
van andei’e landen, dat ook hier een kwaliteitsproduct eeii
hoog recht kan overwinnen.
Van ri’ieer belang echter dan het invoerrecht zelf zijn
in vele gevallen de talrijke non-tarifaire moeilijkheden,
die de buitenlandse exporteur en zijn Amerikaanse af-
demer inoéten overvinnen. In de eerste plaats kan worden
gendemd de bepaling van de waarde, waarover het reèht
w’oidt berekend. De huidige Amerikaanse wet komt hierop
deer, dat als regel wordt genomen de groothandelswaarde
in het land vanuitvoer, waartegen het desbetreffende
product aan alle binnenlandse afnemers vrijelijk te koop
wordt aangeboden. Dit, betekent, dat gewoonlijk in al
die talrijke gevallen, w’aarin een product via een alleen-
‘vertegenwoordiger of met speciale kortingen voor de groot-
‘handel wordt verkocht, niet de groothandelsprijs (die dan
niet meer vrijelijk voor alle kopers geldt), doch de uiteraard
veel hogere kleinhandelsprijs wordt ‘genomen als basis
voor de waardebepahing. In sommige gevallen, bijv: voor
koolteei’producten, is zelfs de Amerikaanseprijs uitgangs-
punt voor de rechtenheffing. Dit geschiedde veelal bij
.wijze van represaille tegen goedkope invoeren uit Duits-
land en Japan. 1-Jet euvel van de ,,American value” zal
verdw’ïjnen na aanneming van het I.T.O.-Charter en aan-
passing van de Amerikaanse wetgeving daaraan. Immers,
het IT.O.-Charter zegt, dat de waardering voor douane-
doeleinden niet gebaseerd mag zijn op de waarde van
,,merchandise of national origin”. Verder mag men ook
hopen, dat de huidige veelal grote vertraging en onzeker-
heid veroorzakende ond erzoekingspractij ken van de Ame-
i’ikaanse douane na aanneming vanhet I.T.O.-Charter
zullen verdwijnen of althans verminderen-Aan de andere
kant moet men moeilijkheden verwachten van de definitië,
door het I.T.O.-Charter gegeven van het begrip ,,actual
value” (waarop de douanewaardering gebaseerd dient te
zijn). De ,,actual value” namelijk is de prijs, waai’tegen,
op een tijd en plaats bepaald door de wetgeving van het
land van invoer, en volgens het normale handelsgebruik,
goederen gelijk of gelijksortig aan de geïmporteerde,
worden verkocht of ten verkoop aângeboden onder volledig
concurrerende omstandigheden. Dit betekent, dat in het
hierboven geciteerde geval van de alleenvertegenwoordiger
‘de ,,actual value” niet behoeft te worden genomen. Dat in zodanig geval ,,the nearest ascertainable equivalent” van de ,,actual value” moet worden genomen, is slechts
magere troost. Een interpretatieve aantekening bij de
onderhavige bepaling van het 1-Jandvest zegt uitdrukkelijk,
dat prijzen na aftrek van speciale kortingen -beperkt tot
alleenvertegenwoordigers, buiten het begi’ip volledig
concurrerende omstandigheden” vallen.
Ook wat betreft de vraag, onder welk artikel van het
tarief een bepaald goed moet worden geclassificeerd, stelt
de Amerikaanse douane de handel vaak voor problemen.
Dit is een gevolg enerzijds van de gedecentraliseerde
structuur van liet Amerikaanse douane-apparaat, waarbij
elk douanekantoor zijn eigen relatief zelfstandige ,,apprai-
sers” heeft, en anderzijds van liet feit, dat men in de
Verenigde Staten een aparte rechtsprocedure voor douane-
kwesties heeft (namelijk in liet Customs Court en in het
Court of Customs and Patents Appeals), waardoor het
gemakkelijk is in beroep te treden tegen een beslissing
van de douane en derhalve er voortdurend herzieningen,
gebaseerd op reclitsuitspraken, in de classificatie van be-
paalde producten plaatsvinden. Er zij echter met nadruk
op gewezen, dat het op een bepaald ogenblik steeds moge-
lijk is van het Bureau of Customs te Washington, D.C.,
dat het toezicht heeft op alle douanekantoren, een autori-
tatieve uitspraak te verkrijgen inzake de classificatie van
een bepaald product.
De huidige Amerikaanse wetsbepalingen inzake merken van oorsprong, zijn betrekkelijk soepel. Ontheffing van de
verplichting tot merking is bijv. mogelijk indien de merking
een economisch prohibitfeve uitgave zou veroorzaken.
Behalve de douanebépahingen -in engere zin, gebaseerd op
de Tariff Act, bestaan er allerlei bepalingen voor afzon-
derlijke producten, in de eerste plaats de Food, Drug and
Cosmetics Act. Deze wet bevat allerlei vrij strenge voor-
schriften inzake de producten, die blijkehs de naam van
de wet er onder vallen. Deze voorschriften gelden gelijkelijk
voor het binnenlandse en het geïmporteerde product. In
feite worden echter alle ingevoerde goederen’ door bij de douane gedetacheerde ambtenaren van de Food and Drug
Administration geïnspecteerd, terwijl tegen de binnen-
landse producten eerst een actie wordt ondernorhen, wan-
neer een overtreding ter kennis komt van de Food and
4 Mei 1949
ECONÔMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
349
Drug Administration en haar in verhouding tot de millioe-
nen goederen klein aantal inspecteurs. Met name wat be-
treft de verpakking is dewet zeer streng. De verpakling
mag niet de indruk geven, dat er méér in zit dan in wer-
kelijkheid. Ook de beschrijvingvan het product op de
verpakking moet nauwkeurig overeenkomen met de in-
houd. Zo is. het zelfs niet geoorloofd, dat op het etiket
van een pot kersenjam ook andere vruchten, dan kersen
zijn afgebeeld, zelfs terwijl duidelijk is aangeduid, dat de
inhoud kersenjam is. Vleesproducten zijn ten dele behalve
aan de Food and Drug Act ook aan de ,,Imported Meat
Act” onderworpen.
Andere problemen van de Amer’ikaanse niarkt.
De grootheid van de markt en de hoge en speciale eisen
van de Amerikaanse afnemer kunnen als de hoofdoorzaken
van de moeilijkheden van de buitenlandse exporteur
worden beschouwd. Eigenlijk is er niet één merikaanse
markt, maar een gehele reeks markten, elk met hun eigen
kenmerken. Juist vooeen fabrikant of exporteur met
beperkte leveringsmogelijkheden is het daarom van belang
een afzetgebied te vinden, dat aan zijn capaciteit is aan-
gepast. Ook indien men de uitvoer van een bepaaldproduct
van de grond af moet opbouwen, is hetin het algemeen
aan te bevelen te beginiien met een geographisch beperkte
markt. Tot dusverre heeft de Europese export zich bijna
geheel op New York geconcentreerd. Zonder het belang
van New York te onderschatten (een markt van circa
negen millioen inwoners met relatief hoog inkomen en
bezoekende inkopers uit het gehele land), kan worden
gewezen op de groeiende betekenis van staten als Texas
en Californië en de grote koopkracht van het Midden-
Westen, waar de landhouwende bevolking een ôngekende
welvaart meemaakt. . *
Kan een export&ur niet voldoende leveren, dan leidt dit
veelal tot verbreking van de relatie. Hetzelfde geldt voor onregelmatige aanvoer. Daarom is het voor talrijke con-
sumptiegoederen onontbeerlijk, dat voorraden in de Ver-
,enigde Staten worden aangehouden, waaruit onmiddellijk
kan worden geleverd. Desgewenst kunnen zodanige voor-
raden ,,in hond” worden gehouden,, zodat betaling van
invoerrechten eerst behoeft te geschieden bij levering aan
de afnemer.
Aantrekkelijk uiterlijk en goede tot uitstekende kwaliteit
zijn voor de meeste geïmporteerde consumptiegoederen
condit’o sine qua non. Dat de prijs concurrerend moet zijn,
spreekt van zelf. En moeilijkheid is hierbij het hoge
opslagpercentage (,,mark-iip”), veelal 100 pCt, dat door
de kleinhandel’op artikelen met een luxe karakter wordt
genomen.
Een, goed georganiseerd distributie-apparaat, aanslui-
tend bij de zoëved aangehaalde geographische marktsitua-
tie, is voorts van het grootste belang. De distributie is
namelijk een der zwakste aspecten van de huidige Neder-
landse export. Vele importeurs in New York zijn niet in staat de rest van het land of zelfs maar een gedeelte van
die rest behoorlijk te bewerken. Omgekeerd kan men
constateren, dat voor die Nederlandse producten, waarvoor wél een behoorlijke distributie is opgebouwd (bijv. bloem-
bollen, bier), aanzienlijke successen zijn geboekt. Dit
brengt ons tevens op het vraagstük van de publiciteit. Dat
men zonder publiciteit met de meeste consumptiegoederen
niet ver komt, is algemeen bekend. Mmdci- bekend is echter,
dat het met name voor nieuwe producten (d.w.z. nieuw
voor de Amerikaanse markt) nauwelijks zin heeft publici-
teit te beginnen zonder een nauwkeurig onderzoek naar
de soort, plaats en omvang daarvan. Om een voorbeeld te geven: indien een nieuw pi-oduct voorlopig in slechts be-
trekkelijk kleine hoeveelheden kan worden geleverd, en
men verkeert nog in onzekerheid over de geographische.
ligging van de markt binnen de Verenigde Staten, zal het
zin hebben te beginnen met een bescheiden reclame in
een vakblad. De moeilijke keuze tussen dagblad-, week-
blad-, radio-, point-of-sale- of andere puhlciteit, of een
combinatie daarvan, zal in vele gevallen met een markt-
onderzoek- of publiciteitsbureau moeten worden besproken.
Deze laatste kunnen soms met vrij grote zekerheid de
resultaten van een recladiecampagne voorspellen.
Wat betreft ,de betalingsvoorwaarden zij opgemerkt,
dat vele grotere afnemers bezwaar maken tegen betaling
per accreditief. Dit is natuurlijk een moeilijk pint, dat
van geval tot geval moet worden bezien, doch het is van
belan, dat de Europese exporteur zoveel mogelijk met dit
soort gevoelïgheden rekening houdt.
Er zijn tenslotte twee hoofdbezwaren van algemene aard,
welke mcii veelal hoort aanvoeren tegen exp
,
ort naar déVer-
enigde Staten of althans tegen specialisatie op de Ameri-
kaanse markt, te weten het gevaar van wegvalleii of ver-
mindering van de afzet in tijden van neergaande conjunc-
tuur, en het risico, dat een Amerikaanse industrie, welke
doör de buitenlandse concurrentie wordt bedreigd, er in
slaagt besèhermende rechten te doen.instellen. Wat be-
treft de conjunctuur kan worden opgemerkt, dat zelfs
in tijden van depressie het volume aan geïmporteerde
goederen omvangrijk blijft. Dit hetekènt in principe, dat
gedurende een depressie de geïmporteerde producten veel-
eer met elkaar concurreren dan met het Amerikaanse
product. Verder zal een depressie in de Verenigde Staten,
althans indien van ernstige omvang, als regel gepaard gaan
met een soortgelijke toestand in Europa en de rest van de
wereld.
Amerikaanse industrieën of landhouwbedrijven, welke
represailles wensen tegen concurrerende ,jnvoeren, vinden
bij de Overheid steeds minder gehoor. Tot dusverre zijn
alle (overigens niet talrijke) veizoeken tot intrekking van
tariefconcessies op grond van de ,,escape clause” in het
General Agreement on ,Tariffs and Tradedoor de Overheid
afgewezen. Een typisch voorbeeld is dat van de Waltham
Watch Company welke zich op het ogenblik in grote moei-
lijkheden bevindt, toe te schrijven in de eerste plaiits aan
haar beleid. Ondanks actieve steun van een aahtal leden
van het Congres is geen enkele maatregel tegen de invoer
‘an Zwitserse horloges genomen. Tenslotte is er een
groeiend bewustzijn, met name ook bij het bedrijfsleven, dat
het onmogelijk zal zijn na afloop van het Marshall-plan de
export naar Europa op het huidige niveau te handhaven,
tenzij men Europa in de gelegenheid stelt dollars te ver-
dienen door export. Wel kan men zeggen, dat het in hét
algemeen aanbeveling verdient producten te exporteren, die qua soort of kwaliteit niet of weinig concurreren met
Amerikaanse producten. Dit is uiteraard niet alleen uit
een oogpunt van eventuele represailles, maar ook,uit een
marktoogpunt de meest gunstige constellatie. Wijkt een
geïmporteerd product slechts veiriig af van het A
i
m
ner
i
kaanse product en is de concurrentie voor het laatste
voelbaar, dan dreigt het gevaar, dat de Amerikaanse fabri-
kant het geïmporteerde product gaat namaken. Ook daar-
om verdient, waar mogelijk, patentering of registratie van
handelsmerk aanhevëling. Wit betreft het gebruik van
geographische namen als handelsnierk is een moeilijkheid,
d.at deze ‘alleen voor registratie in aanme’king komen
indien het desbetreffende product uitsluitend in de plaats’.
of strek in kwestie wordt vervaardigd. Daarom is hèt
niet mogelijk te vrhinderen, dat in Wisconsin gemaakte
kaas als Edam Cheese” of als ,,Gouda Cheese” in de
handel wordt gebracht.
Slotopmerkinen.
–
Het bovenstaande is weinig meer dan een opsomming van moeilijkheden zonder aanduiding der therapie. Daar
echter het juist formuleren van een probleem veelal reeds
de halve weg naar de oplossing is, kan men zeggen, dat in
-het onderhavige geval een zo volledig mogelijj inzicht in de struikelblokken en complicaties verbonden aan export
naar de Verenigde Staten, de weg wijst naar omzeiling
der klippen. In sommige gevalle,n zal gecombineerd op-
n
350
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIbHTEN
4 Mei 1949
treden van Nederlandse exporteurs of fabrikanten gunstige
resultaten kunnen afwerpen: Dergelijke cômbinaties kun-
nen zich met verschillende onderwerpen ‘of groepen van
onderwerpen bezig houden, hijv. marktonderzoek, publici-
teit, export naar de Verenigde Staten, distributie in de
Verenigde Staten. Er zullen ook producten zijn, waarvoor
geen enkele vorm van gecombineerd optreden mogelijk is.
Indien een-fabrikantencombinatie de productie kan stan
daardiseren, kan dit het voordeel hebben, dat de grotere
totale productie der gezamenlijke fabrikanten goed ver-
koopbaar is in tegenstelling tot de kleine hoeveelheden,
die elk hunner van een bepaald gewild artikel zou kunnen
maken. Een typisch voorbeeld ,van een dergelijke situatie
is vermoedelijk speelgoed, waarvoor de Amerikaanse
markt grote mogelijkheden biedt. Haast is echter geboden,
gezien de langzamerhand weer toenemende Duitse export
op dit terrein.
Conciuderend kan men vaststellen, dat er geen enkele
reden is waarom het Nederlandse bedrijfsleven zou onder-
doen voor dat van andere landen, wat betreft de export
naar de Verenigde Staten. Een zeer aanzienlijke uitbreiding
van die export is immers een onmisbare voorwaarde voor
het slagen van het Marshall-plan en mitsdien voor de
bloei van,1 bedrijfsleven.
Washington D.
C., 19
April
1949.
Dr J. KAUFMANN.
(
DE INTERNATIONALE
TARWE-OVEREENKOMST VAN 1949.
Op 28 Maart 1949 werd er te Washington voor de tweede
maal na de oorlQg een internationale Tarwe-overeenkomst
getekend. Bij deze bvereenkomst verbonden zich 37 import-
landen om gedurende een periode van vier jaar bepaalde
vastgestelde hoeveelheden tarwe van de vijf aan de over-
eenkomst deelnemende exporLIaiden (Verenigde Staten,
Canada, Australië, Frankrijk en Uruguay) af te nemen
tegen een prijs, gelegen tussen tee prijsgrenzen. De
rnaximumprijs is voor alle jaren gésteld op $1,80 per
bushel, terwijl de minimumprijs gedurendede vier jaren
achtereenvolgens $ 1,50$ 1,40, $ 1,30 en $ 1,20 per hushel
zal bedragen. Het voornaamste doel van deze overeenkomst
is de wereldtarwemarkt te regelen of, zoals het in de
preambule van de overeenkomst zelf heet ,,to overcome
the serious hardship caused to producers and consumers
by burdensome surpluses and critical shortages of wheat”.
De internationale tarwehandel blijft echter geheel vrij.
Zolang de wereldmarktprijs zich tussen de minimum- en
maximum-prijsgrens beweegt, zijn de importlânden ook niet verplicht hun ,,guaranteed purchase” van de export-
landen af te nemen. Slechts wanneer dé wereldmarktprijs
in een bepaald jaar daalt beneden de voor dat jaar geldende
minimumprijs, kunnen de exportianden verlangen, dat de
importlanden hun ,,guaranteed purchase” tegen de mini-
mumprïjs van hen afnemen. En zodra de wereldmarktprijs
zich boven de maximumprijs van $ 1,80 beweegt, kunnen
de importlanden eisen, dat de exportianden hun„guaran-
tee
•
d sales” tegen de maximumprijs aan hen leveren
1).
Een Internationale Tarweraad, waarin de aan de overeen-
komst dèelnemende import- en exportlanden tezamen een
gelijk stemrecht krijgen
2),
zal gedurende de duur van de
overeenkomst de administratieve taak op zich nemen en
voor de naleving van de overeenkomst zorgdragen.
De voorgeschiedenis van deze ,,Wheat Agreement” is
lang. Reeds sinds het begin der dertiger jaren zijn de
‘) De som van de ,,guaranteed sales” is gelijk.aan de
soin
van
de ,,guaranteed purchases.
‘) In die zin, dat liet stemrecht van ieder land evenredig is aan
zijn ,,guaranteed purchase”
of
zijn ;,guarantecd sale”. De FA.O.,
de
I.T.O.,
de Interim Coördinerende Commissie voor Internationale
Goederenregelingen en eventuele andere intergouvernensentele
organisaties zullerf ook zitting hebben in de Tarweraad, doch
zonder stemrecht.
landen doende om tot een heilzame en effectieve regeling
van de wereldtarwemarkt te komen. Tarwe is het belang-
rijkste agrarische product in de interiiationale handel en
het mag als bekend worden verondersteld, dat een slechte
toestand op’ de internationale tarwemarkt zijn weerslag
heeft op de gehele wereldmarkt van stapelproducten. Het
pogen van de respectieve landen om zich langs de weg van
onderling overleg te vrijwaren tegen ongewenste onregel-
matigheden in de intei’nationale tarwehandel, moet men
dan ook ten zeerste toejuichen. De eei’ste intergçuverne-
mentele tarweovereenkomst kwam tot stand in 1933, maar
liep op een mislukking uit. Sindsdien heeft het mede door
het uitbreken van de oorlog tot 1948 geduurd, voordat er
een nieuwe tarweregeling tot stand kwam. Het klimaat
voor de overeenkomst van 1948 was gunstig. De tarwe-
prijzen op de wereldmarkt waren hoog (hoger dan $ 3
per bushel op het einde van 1947) en de importlanden
waren er dan ook graag voor te vinden om voor een periode
van vijf jaar in te tekenen op een tarwe-ovéreenkomst,
die geen hogere’ prijs dan $ 2 per biishel toeliet. Aan
de andere kant voorzagen de exportlanden, dat het hoge
prijspeil op de wereldmarkt slechts van tijdelijke aard zou
zijn en waren ook zij bereid aan een tarwe-overeenkomst
met een maximumprijs van $ 2 deel.te nemen. De tarwe-
overeenkomst van 1948 kwam dan ook zonder ernstige
moeilijkheden tot stand
3)
(6 Maart 1948 te Washington
geparafeerd). Door het uitblijven van de ratificatie van een
aantal landen, waaronder die van de Verenigde Staten, is
deze overeenkomst echter niet in werking getreden. Waar
er thans eindeloze beraadslagingen nodig zijn geweest om
tot een nieuwe regeling tussen de in- en uitvoerlanden te
geraken, zullen de gedelegeerden van de Verenigde Staten
de misstap van hun land van het vorig jaar wel ten zeerste
hebben betreurd.
Daai’ de overeenkomst van 1948 als basis heeft gediend
voor de nieuw regeling, willen we hieronder de tarwe-
overeenkomst van 1949 eerst met die van 1948 vergelijken.
Vergelijking can de ta,we-ooereenkomst ean 1949 met die
pan 1948.
We geven eerst twee tabellen:
TABEL 1.
Tarwe-exporten van de belangrijkste exportlande.n.
(x 1.000
metr. ton)
.
0
>
-0
c’
‘
,*
1
o
‘
Land
–
.
•..,0..
Ver.
Staten
. . .
870
13.196 5.035
4.574
Canada
4.814
5.581
6.260
5.527
Australiü
2.910
2.821
2.313
2.177
Rusland
544 967
—
–
Argentinië
3.318
2.774
—
Frankrijk
—190 ‘)
—1.767 ‘)
–
90
Uruguay
…….
n.b.
– 55 ‘)
–
50
1
1
1
‘) Frankrijk en Uruguay waren in de betreffende jaren import-
land.
Dc
vermelde hoeveelheden zijn in de totaaltelling veronacht-
zaanid.
n.b. = niet bekend.
.
Uit de tweede tabel blijkt, dat vrij veel invoerlanden
de hoevèelheid, waarvoor zij zich garant stellen, hebben
verminderd. Het aantal der invoerlanden is evenwel
toegenomen van 33 tot 37. Terwijl Tsjechoslowakije en
Polen niet meer deelnemen en Frankrijk niet meer tot de
importlanden behoort, zien we de volgende nieuwelingen:
‘) Dit neemt niet weg, dat de tarweconferentie te Londen een
jaar eerder (Maart
1947)
nog geen resultaat boekte.
4 Mei 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
351
TABEL
II.
Tarwe- importen van de deelnemende imporilanden.
(x 1.000 rnei.r. ton)
Land
.
0,
,0
os
.00
–
OEM
–
05.
‘
os
O’s
.
05- -.
-0,
15
,
Oostenrijk
400
608
510 300
542
650 550
Bolivia
n.b.
32
–
75
Brazilië
–
581
.
.525
360
België
…………1.190
Ceylon
nh.
,
268
–
80
China
218 113
‘400
200
Columbia
g.
50
60
.
20
Cuba
n.b.
179
225
202
Tsjechoslowakije
–
100
1)
14
30
Denemarken
430
29
40
44
Ecuador
nh.
,
n.b.
30
30
Egypte
27
n.b.
190′
190
Frankrijk
190
1.767
975
–
Griekenland
450
659,
510
428
India
……….
-163 ‘)
1.288
)
750
1.042
408
299 360 275
Israël
n.b.
–
100
Italië
580
2.223
1.000
.
1.100
Libanon
uh.
n.b.
75 65
Mexico
n.b.
296 230
170
Ierland
……….
Nederland
..
660
765
835 700
Nieuw-Zeeland
.
54
123
150 125
Noorwegen
. . .
340
181
205 210
Paraguay
nh.
17
,
–
60
Peru
163
475
–
110
200
Philippijnen
.
.
nh.
146 140 196
Polen
……….
–
430
1)
83
30
–
g.
272
120
120
Unie
v.
Zd.-Aîrika
g.
30
175
300
Zweden
.
–
137
75
–
75
Zwitserland
.
. .
-470
386 200 475
Portugal
………
Ver. Koninkrijk
(Engeland)
.
5.658 5.374 4.897 4.819
Venezuela
nh.
98
60 90
Overige
invoer-
–
landen
n.b.
nb.
–
51
•
117
Totaal
……..
.
ïL238
1
16.735
1
13.608
1
12.418
‘) Deze landen waren vdOr de oorlog exportland van de ‘Ver-
melde hoeveelheden. De betreffende hoeveelheden zijn in de totaal-
telling veronachtzaamd. –
Met inbegrip van Pakistan.
Bronnen:
F.A.O. Commodity Series No. 1 Wheat (March 1947).
F.A.O.
Food and Agricultural Statistics, Monthly bulletin,
Jan/Febr. 1949.
n.b. = niet bekend.
g. = gering.
Bolivia, Paraguay, Ceylon en de nieuwe staat Israël
4),
De totale hoeveelheid tarwe, die onder de bepalingen van
deze tarweovereenkomst valt, is echter teruggelopen tot
12,4 mln ton. Uit de tabellen blijkt, dat dit iets minder
is dan de helft van de totale hoeveelheid tarwe, die tegen-
woordig jaarlijks in de internationale handel wordt ge-
bracht.
Van de exportianden doen Rusland – ‘s wereld tweede
tarweproducent
5)
– en Argentinië niet mee. Beide landen
namen wel deel aan de voorbereidende conferentie te
Washington, doch Argentinië trok zich terug, omdat het
geen genoegen kon nemen met de overeengekomen prijzen,
en Rusland nam tenslotte geen deel, omdat het slechts
voor een geringere hoeveelheid kon intekenen ‘dan het graag
wenste (ni. 50 mln bushel in plaats van’ 100 mln bushel).
Daarentegen hebben zich twee andere landen voor geringe
hoeveelheden als exporteur gemeld, nl. Frankrijk en
Uruguay. Van Frankrijk is dit zeer opvallend, daar dit
land aan de tarwe-overeenkomst van 1948 als importland wilde deelnemen en liefst inschreef voor een hoeveelheid
van 975.000 ton!
Opvallend is ook weer de geringe hoeveelheid, die de
Verenigde Staten onder vigueur van de tarweregeling
Doordat wij enkele zeer kleine deelnemers hebben samën-
gevat onder het hoofd ,,Overige invoerlanden”, blijkt niet, dat
El
Salvador, Nicaragua, Panama en Saoedi Arabië ook nieuw
toegetreden zijn in tegenstelling tot Afghanistan, dat thans niet
meer deelneemt.
3)
Ruslands tarweproductie bedroeg in 1948 1.025 mln bushel,
die van de Verenigde Staten 1.288,mln bushel
(1
bushel tarwe
= 27,2 kg).
wensen te expQrteren, p1. ruim 41 mln ton, terwijl dit land
de laatste jaren een potentiële exporteur was van 11 t 13
mln ton! Dit hangt evenwel samen met de tarwebehoefte
van de door de Verenigde Staten in Europa en ‘Oost-Azië
bezette gebiedep, naar welke landen de Amerikanen hun
tarweverschepingen klaarblijkelijk voor willen laten gaan.
.Ten aanzien van dit punt is dan ook weer in de tarwe-
overeenkomst vastgelegd, dat hij een misoogst in de Ver-
enigde Staten de leveranties aan de bezette Amerikaanse
gebieden voorrang zullen mogen hebben op de leveranties
onder de tarwe-overeenkomst vallende, zonder dat dit de
Verénigde Staten als contractbreuk zal kunnen worden
aangewreven. –
Enkele aspecten van de nieuwe tarweregeling
De technische opzet van de tarwe-overeenkomst, van
1948 was zeer goed en nog volkomen bruikbaar voor een
nieuwe regeling. Dit blijkt o.a. hieruit, dat de nieuwe over-
eenkomst – uitgezonderd de bepalingen omtrent hoeveel-
heden, prijs en tijdsduur – niet wezenlijk van de vorige
verschilt. De staten behoefden het dus slechts eens te
worden .over deze di’ie. fundamentele ,punten ‘- waarvan
de prijs verreweg het belangrijkste was – en de nieuwe
overeenkomst stond in de grondverf. De prijs op de wereld-
markt lag, véérdat de Tarweconferentie te Washington
begon, op het peil van $ 2,24 per bushel (beurs van Chicago,
22 Januari 1949). Deze prijs vormde dus min of meer een
ui
.
tgangspunt. Nu komt het ons voor, dat men zowel van
de zijde van de importlanden (met het Verenigd Koninkrijk
als voornaamste representant) als van de zijde van de
exportlanden (waarvan de Verenigde Staten, Canada en
Australië de belangrijkste zijn) te veel energie heeft ver-
spild aan de hoogte van de maximumprijs, terwijl toch
eerder een prijsdaling kan worden verwacht waardoor de
minimumprijsgrens resp. grenzen van veel meer belang zijn.
De hardnekkige houding van Engeland heeft ons inziens
niet veel succes opgeleverd, want we kunnen op de volgende
ongunstige resultaten wijzen:
de maximumprijs is $ 0,20 naar-beneden gebracht,
doch de minimumprijzen zijn dezelfde als die in de over-
eenkomst van 1948. Wanneer de tarwe-overeenkomst
evenwel het vorig jaar reeds van kracht zou zijn geworden,
zou de minimumprijs het komende seizoen reeds $ 0,10
lager zijn geweest. Voor de importianden had dit op de conferentie te Washington een sterk argument. moeten
zijn om voor het eerste jaar met een miminun7prijs van
$1,40 te starten;
de duur van de overeenkomst is 1 jaar korter dan
de duur van de tarwe-overeenkomst van 1948. Daarmee
wordt het effect van de stabiliserende werking op de
wereldmarkt verkleind;
Engeland heeft uiteindelijk zijn fiat gegeven aan een
maximumprijs van $ 1,80, maar heeft niet weten gedaan
te krijgen, dat deze prijs ook zal gelden voor de even te
voren bereikte overeenstemming in het Canadees-Engelse
tarwecontract. .Dit contract, dat in de zomer van 1946
voor een periode van 4 jaar werd aangegaan, noteert voor het komende seizoen een prijs van $ 2 -voor een hoeveel-
heid van ca 140 mln bushel. Weliswaar geldt deze prijs
slechtsvoor één seizoen, doch daardoor krijgt de maximum-
prijs van $ 1,80 in de tarwe-overeenkomst het eerste jaar
voor Engeland nog minder betekenis (Engelands ,,guaran-
teed purchase” bedraagt 177 mln buhel).
Het kan niet worden ontkénd, dat ook deze tarwe-
regeling meer in het voordeel van de jroducenten- dan
van de consumentenlanden is. In de achter ons liggende
jaren waren de prijzen van tarwe op de wereldmarkt hoog
en de .importlanden . hebben. gedurende minstens twee
jaren, nI. in 1947/’48 en in 1948/’49, belangrijk hogere
bedragen voor hun- tarwe-aankopen moeten besteden dan
wanneer de tarwe-overeenkomst, waarvoor in die jaren
reeds overlegwerd gepleegd,, toen al in werking zou zijn
getreden. Doch thans, nu het vrijwel zeker is, dat de wereld-
352
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Mei 1949
marktprijs op weg is naar een lager niveau, komt men tot
een accoord, waarbij wordt ‘oorkomn,’ dat de consumen-
ttnlanden van ventuele lage prijzen ten volle zullen
profiteren.
Nederland heeft op de tarwe-overeenkomst van 1949
ingetekend voor eeii hoeveelheid van 700.000 ton, waarvan
75.000 ton bedoeld is voor de voorziening van Indonesië.
Het vorig jaar tekende Nederland in voor 835.000 ton,
waarbij inbegrepen 85.000 ton voor onze overzeese gebieds-
delen. In een beschouwing naar aanleiding van de tarwe-
overeenkomst van 1948
6
), merkten wij op, dat wij .de
,,guaranteed purchase” van 750.000 ton voor ons land
rijkelijk hoog achtten en commercieel feitelijk niet verant-
woord. Het standpunt van ‘onze Regering neig( thans
blijkbaar ook in deze richting.
Algemene opmerkingen.
Afgezien van het bepaalde omtrent prijzen, hoeveel-
heden en tijdsduur komt deze tarwe-overeenkomst in grote
lijnen overeen met de regeling in 1948. We zul] en ér daarom
niet in extenso op ingaan
7).
Toch komt het ons voor, dat
de nadere bepalingen in deze overeenkomst niet zo goed
afgewerkt” zijn als bij haar voorgangster. ZO is slechts
bepaald, dat de exportlanden zowel als de importlaiiden
redelijke voorraden zullen aanleggen, teneinde een soepele
uitvoering van de overeenkomst te waarborgen. Enige
verplichting tot het aanleggen van zgn ..,,buffer stpcks”
in tijden van extreme prijsdaling’ houdt deze algemeen
geredigeerde bepaling niet in. Wel zal de Tarweraad nagaan,
in hoeverre de leden aan deze vérplichting tot voorraad-
houding hebben voldaan, indien zij zich tot de Raad wen-
den,.omdat zij tengevolge van bijzondere omstandigheden
de gegarandeerde hoeveelheid tarwe niet meer kunnen
leveren resp. afnemen.
Ook enige verwijzing naar de mogelijkheid van speciale
goedkope exporten naar behoeftige landen ontbreekt. Toch
is deze kwestiebelangrijk. Aangenomen kan worden, dat
de Verenigde Staten er prijs op stellen omook in de land-
bouw een toestand van ,,full employment” te handhaven
en dat zij er niets meer voor voelen om tot het régime van
productie-inkrimping van véér de oorlog terug te keren.
Indin zij in de toekomst de landbouw financieel te hulp
moeten komen, zullen-zij hij wijze vai spreken liever een
dubbele ifoeveelheid blijven produceren en deze tegen de
halve prijs afzetten dan dat zij de helft produceren en voor
deze hoeveelheid de volle prijs maken. Gezien dit feit is
het enigszins verwondërlijk, dat geen enkel spoor van de
gedachte aan goedkope afzet van surplushoeveelheden in
deze tarwe-overeenkomst is terug te vinden.
Evdnmin bevat de tarwe-overeenkomst een bepaling,
die vooieiet in een geleidelijke verschuiving van de pro-
ductie naar de meest efficiënte en economische productie-
gebieden
j
zonder daarbij ernstige economische en sociale
dislocaties in bepaalde la’nden te verooriaken. Art 63c
van het handvest van de I.T.O. schrijft dit voor aan een
regelende goederenovereenkomst zoals de tarwe-overeen-
komst er een is. Op dit punt bestaat er bijgevoig geen over-
eenstemming tussen deze tarweregeling en het handvest
van Havania.
Tot beslut willen wij nog enkele woorden wijden aan
de functie van de Internationale Tarweraad (International
Wheat Council). Bij de-uitvoering van dé overeenkomst is
voor dezeRaad een zware en verantwoordelijke taak weg-
gelegd, hetgeen ditmaal des te meer spreekt, nu de tarwe-overeenkomst pas na zeer moeilijke onderhandelingen tot
stand is gekomen. 1-let ligt daardoor voor de hand, dat het pad van de Tarweraad lang niet altijd over rozen zal gaan.
Wij geven de volgende opsomming van zijn taak:
a. de Taiweraad, zal alle verschepingen, onder de tarwe-
overeehkomst vallende, administreren;
) Zie mijn artikel Enkele opmerkingen over de Internationale
Tarwe-overeenkomst” in
,,E.-S.B.”
‘van
14 Juli 1948.
7)
Men zie hiervoor mijn bovengenoemd artikel in
,,E.-S.B.”
van
14 Juli 9948.
–
periodiek, hijv. wekelijks, de import- en exportlan-
den er van op de hoogte houden in hoeverre zij reeds aan hun verplichtingen hebben voldaan
8);
indien -een importland moeilijkheden ondervindt
om een exportpartner te vinden, zal de Raad dit land op
verzoek de helpeiide hand bieden. Indien het dan blijkt,
dat er tussen de betrokken lahden tot dusver geen com-
merciële betrekkingen hebben bestaan en er moeilijkheden
rijzen omtrent dë valuta, waarin de transactie moet worden
betaald, zal de Tarweraad een bindende beslissing nemen.
Uiteraard geldt dege bepaling op analoge wijze, indien
een exportland voor de omgekeerde moeilijkheden komt
te staan;
‘de exportlanden mogen hun verplichtingen gedeel-
telijk nakomen door bloem in de jlaats van tarwe te leve-
ren. Hierbij is 72 ton bloem gelijkgesteld met 100 ton tarwe.
Het staat de exportlanden echter niet vrij in onbeperkte
mate bloem te leveren. Op dit punt zullen de betrokken
partijen hij iedere individuele transactie een regeling
moeten treffen. Wanneer zich onenigheden voordoen bij
de vaststelling van deze hoeveelheid danwel over de hoogte
van de prijs van de bloem, zal weer de Raad in laatste
instantie de beliséing nemen;
eveneens zal de Raad regelend optreden, indien het
blijkt, dat één van de leden door overmacht niet aan zijn
verplichtingen kan voldoen. Wat betreft de expoi-tlanden
is hierbij gedacht aan een slechte oogst en bij de import-
landen aan betalingsbalansmoeilijkheden. De mogelijkheid
bestaat dan, dat één van de overige export- resp. import-
landen de taak van de uitvaller vrijwillig overneemt en
anders zullen – als het een exportland betreft – de rechten
van de importlanden ‘evenredig vorden verminderd en –
als het een importland aangaat – analoog die van de ex-
portlanden;
I. da mogelijlheid is ,zelfs vastgelegd, dat een invoer-
land in een noodtoestand komt te verkeren en additionele
imorten boven zijn ,,guaranteed purchase” nodig heeft.
De Raad zal dan trachten hierin te voorzien door even-
redige vermindering van de rechten der overige invoerlan-
den of op een andere wijze;
g. tenslotte zal de Raad een ontvangstcentrum voor
klachten zijn.
In alle gèvallen van meningsverschil zal de Raad uit-
spraak doen, terwijl de landen, die aan de tarwe-overeen-
komst deelnemen, zich verbinden zich aan de uitspraken
van de Raad te onderwerpen. Een dergelijke steun heeft de Raad ook wel nodig, dunkt ons.
Conclusie.
–
–
Indien deze .tarwe-overeenkomst binnen de ges telde
tijd, d.w.z. vôéi’ 1 Juli 1949, door de deelnemende staten
wordt gératificeerd, is zij de eerste intergouvernementele
goedereno,’ereenkomst, die •na de- oorlog van kracht
wordt. Zij is geen eeizijdige producentenafspraak, doch
een gezamenlijk pogen van zowel producenten- als consu-
.mentenlanden om orde te scheppenop een belangrijk gebied
van de wereldmarkt van stapelproducten. Uit dien hoofde
moeten ve aan deze eerste stap grote betekenis hechten en is het te betreuren, dat de voorbereidende beraadsla-
gingen op de Tarweconferentie te Washington zo moeilijk
en sofns zelfs pijnlijk waren. FIet devies van de F.A.O.
,,commodity agreements should contribute toward stahili-
‘) Men moet dit als volgt zien: zolang de tarweprijzen zich op
de wereldmarkt tussen-de maximum- en minirnumprijs bewegen,
hebben’ de import- en exportianden geen verplichtingen. Toch
legt.cle Tarweraad ook in dat geval de hoeveelheden tarwe vast,
die deexportlanclen ieder jaar aan de importianden leveren (indien
tegen een prijs tussen de maximum-
en
minimumprijs). Wanneer
dan in een bepaald jaar de wereldinrktprijs boven de maximum-
prijs stijgt en één vande iinportlanderi zich tot
–
de Tarweraad
wendt, omdat liet zijn ,,guaranteed
–
purchase” nog niet volledig
heeft ontvangen, kan de Raad in zijn administratie nagaan, welk
exportiandl (of -landen) dat jaar zijn ,,guaranteed sale” nog niet
volledig heeft geleverd en het iinportland dug naar deze leverancier
verwijzen.
01)
dezelfde wijze, doch omgekeerd-, bij daling van de
wereld marktprijs beneden de minimumprijs.
/
4 Mei 1949
ECONOMISCH-STATISTIHE BERICHTEN
3.53
zation of agricultural prices
‘al a leael fair to producers and
consumers alike”
schijnt niet gemakkelijk aanvaardbaar
en tegelijk uitvoerbaar te zijn.’ 1-Jet woord is echter aan
de toekomst.
‘s-Gravenhage.
G. GREIDANUS.
DE NIEUWE REGELING INZAKE TRANSFER
VAN WINSTEN EN AFSCHRIJVINGEN
UIT INDONESIË.
INTERNATIONALE ASPEOTEN.
Inhoud de? nieuwe regeling.
De nieuwe door het Deviezeninstituut voor Indonesië
bekend gemaakte tiansferregeling, omtrent welker voor-
geschiedenis in een vorig artikel het een en ander werd
gezegd
1),
heeft uitsluitend betrekking op zgn. directe,
investeringen. Onder’ directe buitenlandse investeringen
worden verstaan “risicodragende investeringen van een
buitenlandse ondernemer of ondernemersgroep in een al
dan niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittend bedrijf in
Indonesië, beheerst door de investeerder(sgroep). Onder directe buitenlandse investeringen worden derhalve niet
verstaan de aankoop van aandelen in binnenlandse
vennootschappen door afzonderlijke individuele beleggers
in het buitenland en de vaste rentedragende buitenlandse
investeringen.-. Deze onderscheiding ‘komt overeen met een
thans gebruikelijke indeling der buitenlandse investerin-
gen
2).
De nieuwe transferregeling bevat in de eerste plaats
bepalingen omtrent de transfer van winst. Aaiigezien de
na-oorlogse credietafspraken met Nederland een periode
betreffen, welke begint op 1 Augustus 1946, geldt de
algemene bepaling, dat winsten, welke voor transfer
in aanmerking komen, boekjaren moeten betreffen ge-
opend op of na 1 Augustus 1946. Aangezien v6n5r die tijd het bedrijfsleven niet of nauwelijks op gang was gekomen,
–
stuit deze bepaling niet op moeilijkheden. ,De transfer
nu van na 1 Augustus 1946 door de bedrijfsuitoefening
in Indonesië gemaakte winsten, behaald, met directe
investeringen uit Nederland en, het overig buitenland,
wordt toegestaan en wel aan die bedrijven welke vôôr 1
Januaiï 1940 hun winst naar het buitenland plachten
over te maken, alsmede aan andere bedrijven wat betreft
het na die datum uit het buitenland geïnvesteerde,ka-
pitaal.
De transferahele winst dient te betreffen het door de fiscus belaste ‘instbedrag minus de daarover verschul-
digde belasting
3).
Slechts voor winsten gedurende het
eerste boekjaar nz de bedrijfshervatting behaald, geldt
deze algemene regel niet. De winst van dit jaar iitag
in zijn geheel worden getransfereerd, ook al laat de fiscus
deze winst uit hoofde van compensatie van verliezen uit de twee vorige boekjaren, geheel of gedeeltelijk –
in dit laatste geval
8
is het transferabel bedrag uiteraard’
exclusief de belasting – onbelast. Deze transferfaciliteit
kan worden uitgebreid tot het tweede boekjaar na de bedrijfshervatting, indien het eerste boekjaai geen of
• nagenoeg geen winst heeft gelaten. Eveneens zal de non-
transferahiliteit van onbelaste wi nstbedragen worden
opgeheven voor zover in het betrokken boekjaar en de
beide daaraan voorafgaande hoekjaren nieuwe investe-
‘)
‘Lie ,,E.-S.B.” van 13 April 1949, bis. 288.
) O.a. kan hier worden verwezen naar hei rapport van de
•
olkenbond ,,Les Conditions des Placements Elrangers Privés’,
–
1946, (paragraaf 12).
8)
Ter toelichting diene, dal. – gelijk nog nader zal worden uit-
eengezet – volgens het systeem der Indische vennootschaps-
belasting van de in een bepaald jaar behaalde winst, zoals
deze aan de fiscus wordt opgegeven
(fiscale
winst), ter berekening
van de
belastbarel
winst mogen worden afgetrokken de eventuele
verliezen van de twee vorige boekjaren (vooi zover althans de
verliezen van het eerste (Ier twee jaren nog niet in het tweede jaar
werden gecompenseerd). ‘
ringen uit het buitenland plaatsvonden, dan wel in In-
donesië aanwezige, transferabel verklaarde middelen,
v’eder in het bedrijf werden geïnvesteerd.
In de tweede plaats bevat de nieuwe regeling bepalin-
gen omtrent de transfër van afschrijvingen. . Dezelfde
bedrijven, welke in principe voor winsttransfer in aan-
merking komen, zullen ook afschrijvingsbedragen kunnen
transfereren. Ook hier moet het afschrijvingen betreffen
verdiend en geboekt na 1 Augustus 1946. In verband met
de door de fiscus toegestane vrijheid, om zelf te bepalen
hoe de afschrijving over de jaren wordt verdeeld, moest
uit transfer-politi ek oogpunt een jaarlijks transfer-maximum
worden vastgesteld, hetgeen geschiedde door de ‘vast-
stelling Van een percentage van 5 pCt van het in deaf
–
schrijvingsohjecten oorspronkelijk geïnvesteerde kapitaal.
Doordat transfer alleen wordt verleend voor afschrijvingen
op kapitaaluitgaven, welke ‘voor fiscale afschrijving ‘in
aanmerking komen, zal o.a. worden uitgegaan- van de
historische kostprijs van de betrokken bedrijfsmiddelen,
alsmede van het beginsel, dat de afschrijvingen nog niet,
fiscaal vergolden mogen zijn. In bijzondere gevallen
kan een hoger percentage. dan 5 pCt worden toegestaan.
In de derde plaats bevat de nieuwe regeling enkele
slotbepaljngen, waarvan de voornaamste is het niet-
transferabel stellen van de winst voor zover deze ont-
staan is tengevolge van ovel’heidsmaatl’egelen, welke de
financiële rehabilitatie van het betrokken bedrijf, resp.
bedrijfstak, hebben bevorderd. In het bijzonder werd
bij de vaststelling, van deze bepaling gedacht aan de
winsten van door de Overheid in het zadel geholpen onder-
nemingen uit de importhandel. Deze regeling is in de plaats getreden van de voorheen geldende voorlopige
bepaling, dat ,geen transfer zou worden gegeven voor winsten, welke als gevolg van
,,bijzondere
omstandig-
heden . abnormaal” zouden kunen worden genoemd.
Internationale normen.
–
Zo men, ondanks het noodkarakter van de deviezen-
reglementering en de empirische wijze, waarop zij wordt
uitgebouwd en ingekrompen, niettemin zou willen spreken
van een internationaal deviezenrecht, dan zal men slechts
een beperkt aantal internationale normen vinden, welke
als de constituerende elementen van dit internationaal
deviezenrecht zouden kunnen worden hechouwd. De
deviezensouvereiniteit van een Staat wordt in de eerste
plaats afgebakend door enige algemene gewoonterechte-
lijke beginselen van het volkenrecht. De belangrijke,
specifieke bron echtei v6rmt het geheel van intei’nationale
verdragsn
4
ormen. Voor zover deze mccle de cleviezen-
souvereiniteit van het Koninkrijk der Nederlanded en
daarmede de cleviezenrechtelijke bevoegdheid van elk
der gebiedsdelen betreffen, zijn zij vervat in de inter-
nationale charters van Bretton Woods en Flavana en in
de bilaterale monetaire accoorden door Nederland (in
de meeste gevallen mede voor de overige gehiedsdelen)
met derde landen gesloten. De tussen Nederland en In-
donesië gemaakte officiële afspraken, waarvan de vool-naamste zijn de door de beide regeringen. goedgekeurde
conclusies van het Coördinatie-College Nederland—Indo-
nesië, worden in dit verband beschouwdals nationale
normen, welke de onderlinge werking van ‘de deviezen-bepalingen, van ‘elk dci’ twee gehiedsdelen betreffen en
niet de afbakening van cle deviezensouvereiniteit tegen-
over derde landen. Met een enkel woord zal thans wbrden
ingegaan op de charters van Bretton Woods en 1-lavana, voor zover deze betrekking hebben op .de materie, velke
de onderhavige transferregeling behand elt, teneinde . deze
regeling te toetsen aan de belangrijkste internationale
normen op dit gebied. –
Van de twee Bretton -‘Voods-overeen.komsten, clie be-
treffende de Internationale Bank voor Herstel en Ont-
wikkeling en die betreffende het Internationale Monetaire
Fonds, bevat alleen de. laatste bepalingen, welke recht-
354
ECONOMTSCH-SATIST ISCHE BERICHTEN
4 Mei 1949
streeks betrekking hebben op de deviezenreglementering. In het bijzonder dient dan te worden gewezen op de alge-
mene doelstelling van het Fonds, geformuleerd in Artikel 1
sub (iv): ,,To assist in the establishment of a multilateral
system of payments in respect of current transactions
between mmbers and in the elimination of foreign exchange
restrictions which hamper the growth of world trade” en
op Artikel VIII, waarbij leden van het Fonds verboden
wordt, om, zonder toestemming van het Fonds ,,impose
restrictions on the making of payments and transfers for
current international transactions”. Uit artikel XIX
blijkt, dat onder ,,current transactions” o.a. dienen tewor-
den verstaan: ,,payments due as interest on loans and
as i’iet income from other investments” en ,,payments of
moderate amounts for amortisation of loans or for de-
preciation of direct investments”.
Winsttransfer zou men derhalve kunnen baseren op ,,net income from other investments” en afchrijvings-
transfer op ,,depreciation of direct investments”. Hierbij
dienen echter wel enige opmerkingen te worden geplaatst.
In de eerste plaats dient te worden gewezen op Artikel
XIV van de orereenkomst zelf, welke handelt over een
zgn. overgangsperiode na de oorlog. Volgens dit artikel
kan men in deze overgangsperiode betalingen en transfers
voor lopende internationale transacties nog wel aan be-
perkende bepalingen blijven binden, indien men maar
voortdurend er naar blijft streven, waar mogelijk deze
beperkingen te verminderen of af te schaffen. In ieder
geval moet men het Fonds in kennis stellen van een
gebruikmaking van bedoelde overgangsbepalingen, indien
men in aanmerking wil komen om deviezen van het
Fonds te kopen. Indien vijf jaar na de datum, waarop
het Fonds zijn werkzaamheden aanving, bedoelde restric-
tieve bepalingen nog niet zijn opgeheven, dan dient hier-
omtrent met ht Fonds in overleg te worden getreden.
Gezien de nog niet voldoende overzichtelijke interne financiële verhoudingen heeft Indonesië de zgn. pan-
waarde van de Indonesische gulden nog niet aan het
Fonds opgegeven, waardoor het land nog geen recht
heeft op aankopen bij het Fonds van vreemde valuta.
Om deze reden en om reden van het feit, dat bedoelde
vijfjarige periode nog niet verstreken is, zou Indonesië formeel niet in strijd zijn met de Fonds-overeenkomst,
indien het aan winst- en afschrijvingstransfer beperkingen
oplegde. Het zou echter voor een land, dat in sterke mate
aangewezen is op het aantrêkken van buitenlands kapi-
taal, geen daad zijn van verstandig beleid, indien het
op deze formele gronden zou besluiten tot dergelijke be-
perkingen.
Een tweede opmerking betreft de betekenis van ,,net
income from other investments’en ,,moderate amount
for depreciation of direct investments”. Beide begrippen
worden nergens in de overeenkomst nader omschreven.
In ieder geval kan, naar het voorkomt, moeilijk worden
gezegd, dat een interpretatie van ,,net income” als ,,be-
lastbare winst minus daarover verschuldigde belasting”
in strijd zou zijn met de Fonds-overeenkomst. Het begrip
,,depreciation of direct investments” is minder duidelijk.
Er kan mede bedoeld worden afschrijving op het gehele
bedrijf waarin het kapitaal geïnvesteerd is, en wel met
het oog op de beperkte economische levensduur, bijv.
van natuurlijke reserves (oliereserve), van concessies,
van de verkoopbaarheid van het product (op’komst van
synthetische producten) enz. Er kan echter ook mede
bedoeld worden afschrijvingsbedragen op vaste, slijtende
kapitaalgoederen. Naar het voorkomt kan alleen het
eerste als een lopende internationale transactie worden
beschouwd. Het betreft een, economisch geboden, gelei-
delijk losmaken van het geïnvesteerde kapitaal uit het
bedrijf en als sequeel hiervan een geleidelijke repatriëring
van het kapitaal naar het land van de investeerder. De
tweede interpretatie echter zou betreffen het, in liquide
vorm beschikbaar komen van bestanddelen van het
constant kapitaal. Het enkele feit van reproduceren van
vaste activa in ‘liquide vorm leidt niet eo Jpso tot een
lopende internationale transactie. De liquide middelen,
vrijgekomen uit de buitenlandse directe investering,
worden . normaliter èf tijdelijk belegd buiten het bedrijf
èfaangewend voor de financiering van andere activa
van het bedrijf, welke veelal veer nieuwe vaste activa
betreffen. Geen van beide vormen van belegging behoeft
aanleiding te geven tot transfer. Een exogene factor
echter maakte, dat ‘in Indonesië ook het vrijkomen van
afschrijvingen op vaste kapitaalgdederen veelal leiddè
tot een transfer naar het buitenland. Deze factor was:
de. afwezigheid van een eigenlijke geld- en kapitaalmarkt
in Indonesië, waardoor men veelal voor bedoelde Vrij-
gekomen middelen een rendabeler belegging in het luiten-
land zocht.
De bepaling van het Deviezeninstituut voor Indonesië,
dat jaarlijks 5 pCt van het in vaste activa geïnvesteerde
kapitaal, voor zover de bedragen voor fiscale afschnijving
in aanmerking komen, kan worden getransfereerd, mag
niet worden uitgelegd als een uitvloeisel van een opvatting,
overeenkomende met de hierboven bedoelde tweede inter-
pretatie van ,,depreciation of direct investments”. In
feite gin
.
g het erom een regeling te treffen, waarbij aan
buitenlandse investeerders op een bepaalde wijze. een
tegemoetkoming werd gegeven, enerzijds met betrekking
tot de behoefte aan een geleidelijke repatriëring van het
kapitaal, voor welke repatriëring, zolang Indonesië een
deviezenregime nodig heeft, niet voldoende transfer–
middelen ter beschikking zullen staan, anderzijds met
betrekking tôt de wens, om tijdelijke belegging van af
–
schrijviilgsbedragen te leiden via de buitenlandse geld- en
kapitaalmarkt, aan welke belegging het deviezenregime
geen transferurgentie kan toekennen. De 5 pCt-regeling
moet dan ook worden gezien als een soort compromis,
dat aan beide soorten van transferbehoeften op bepaalde
wijze ,tegemoet komt.
1
In de derde plaats zou ik bij de definitie in de Fonds-
overeenkomst van ,,current transactions” nog het vol-
gende willen opmerken. Uit artikel VI van de overeen-
komst blijkt, dat volgens de opvatting van deze over-
eenkomst ,,capital transactions” nodig kunnen zijn ,,in
the ordinary course of trade, banking or other business”
en dat restricties van kapitaaltransfers kunnen betekenen
restricties van ,,payment for current transactions”. Het
is waarschijnlijk een gevolg van .deze opvatting, dat de
t ransfer van amortisaties en depreciaties tot de ,,current
transactions” wordt gerekend. De gebruikelijke indeling
echter van de betalingsbalans stelt ,,current transactions”
tegenover ,,capital transactions” en rekent tot de laatste
oa. de aflossingen van leningen en de repatriëring, in
welke vorm ook, van buitenlandse investeringen. De
,,capital transactions” zijn van de ,,current transactions” onderscheiden door haar unilateraal karakter: er is geen
sprake van een onmiddellijk quid-pro-quo, zoals bij ,,cur-.
rent transactions”. Ofschoon het Deviezeninstituut voor
Indonesië een hogere transferurgentie toekent aan de
,,current transactions” in laatstbedoelde, betalingsbalans-
technische zin, waaronder derhalve niet vaitde transfer van
afschrijvingsbedragen, erkent het de
nodzaak
.om ook
bepaalde internationale kapitaaltransacties toe te laten.
In dit licht moet men zien de in principe toegelaten transfer
van contractuele aflossingen van leningen, de transfer
van een bepaald bedrag van het in Indonesië door buiten-
landers aangehouden kapitaal, indien deze buitenlanders
weder uit Indonesië repatriëren en tenslotte ook: de
transfer van afschrijvingsbedragen, dit laatste als een
soort van compromissoire beslissing op gronden hier-
boven aangegeven.
In de overeenkomst betreffende het Internationale
Monetaire Fonds vindt men wel-omschreven financiële
verplichtingen,
waaraan de staten zich met betrekking
tot buitenlandse investeringen hebben te houdem Het
4 Mei 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
355
Havana-Charter van Maart 1948 daarentegen formuleert
onder Artikel 12 de
rechten,
welke de staten tegenover
buitenlandse investeringen bezitten. Het zijn de econo-
misch nog onvoldoende ontwikkelde landen, welke, met steun van Australië, op de Havana-conferentie het reeds
bedenkelijk Artikel 12 van het Genève-ontwerp hebben
doen omvormen tot het nog bedenkelijker artikel 12 van
het Havana-Charter. De enkele plichten, welke de staten
met betrekking tot de buitenlandse investeringen nog
werden opgelegd in hët Genève-ontwerp (niet ongunstiger
behandeling van buitenlandse investeringen dan de
behandeling van eigen onderdanen of die van derde
landen en voorts de plicht tot een billijke schadever-
goeding bij onteigening) zijn geschrapt in het Havana-
Charter. Practisch is er slechts overgebleven een op-
somming van de maatregelen, waartoe de staten, onver-
minderd de bestaande internationale verdragen, waarbij zij partij zijn, gerechtigd zijn met betrekking tot buiten-
landse investeringen, teneinde ,,inmenging in de binnen-
landse politiek” te voorkomen en voorts de bepaling,
dat de staten zich verbinden, om,
onverminderd bedoelde
rechten,
,,assurer des conditions suffisantes de sécurité
aux investissements existants et venir”. Artikel 12
van het Havana-Charter zal daarom nieuwe investe-
ringen, welke het bntrokken Charter-hoofdstuk ,,Econo-
mische Ontwikkeling en Reconstructie” beoogt, eerder
tegengaan dan aanmoedigen, terwijl men met reden
eraan kan twijfelen of het Artikel, voor zover het slaat op
bestaande investeringen, wel in overeenstemming is met de volkenrechtelijke beginselen, volgens welke met be-
trekking tot de bescherming van personen en goed niet
ten nadele van buitenlanders mag worden gediscrimi-
neerd. De nog verder gaande stelling van gezaghebbende
personenç zoals Heilpérin
4)
,
dat het principe van gelijke
behandeling zelfs niet voldoende is, omdat tegenover
eigen onderdanen bijv. redelijke transferverboden kun-
nen bestaan, welke niet redelijk zijn tegenover de buiten-
landse investeerder, laat ik verder maar onbesproken.
Artikel 12 van het Havana-Charter zal, gelijk uit het
vorenstaande blijkt, moeilijk kunnen worden gebruikt
als norm om daaraan de thans besproken nieuwe regeling
voor winst- en afschrijvingstransfer te toetsen, tenzij
1)
O.a. te vinden in: ,,The trade of Nations”, New York 1’947 blz. 26 en zijn rapport voor de Internationale Kamer van Koop-
handel: ,,Placements t l’Etranger et Expansion économiCiue”,
1947, blz. 20 (sub e).
TABEL I.
men zou willen nagaan welke zogenaamde rechten uit
het Havana-Charter Indonesië ongeruikt heeft gelaten.
Tenslotte dient nog te worden gewezen op de Artikelen 23 en 24 van het Charter, waarin de deviezenreglemen-
tering ter sprake komt. Hier wordt echter volstaan met
een verwijzing naar de overeenkomst betreffende het
Internationale Monetaire Fonds. Volgens Artikel 23 zijn
discriminatoire deviezenbeperkingen toegelaten in de
mate, waarin de Fonds-overeenkomst zulks toestaat
op grond van Artikel XIV van deze overeenkomst en
volgens Artikel 24 mag de handelspolitiek niet .indruisen
tegen de doeleinden van het Fonds. Alleen eerstgenoemd
artikel raakt het onderwerp van de onderhavige materie;
het betreft echter geen afzonderlijke norm, maar een
verwijzing naar een bestaande bepaling in de Fonds-
overeenkomst, volgens welke een land gedurende een
na-oorlogse overgangsperiode van zekere financiële ver-
plichtingen tegenover het buitenland ontslagen kan-
worden geacht.
Ter afronding van onze beschouwingen zullen in een
slotartikel enkele algemene aspecten van de_door het
Deviezeninstituut voor Indonesië bekend gemaakte re-
geling o.a. de bezwaren, welke van ondernemers-
zijde ertegen aangevoerd zijn – aan een onderzoek
worden onderworpen.
Batavia.
E. P. M. TERVOOREN.
AANTEKENINGEN.
lIET JAARVIIESLAcI VAN DE NEDERLANDSCIIE BANK.
Het jaarverslag van onze centrale bank over 1948, dat
zojuist is verschenen, ontleent, evenals zijn vodrgangers,
zijn betekenis niet alleen aan de gege’vens, welke het bevat
over het bedrijf van de Bank zelve, doch vooral ook aan
hetgeen erin wordt vermeld over de economisôhe en mone-
taire situatie van ons land.
Van belang zijn speciaal de publicatie van een voorlopige
betalingsbalans over 1948 en een analyse van de oorzaken
van de vermeerdering van de hoeveelheid vrij geld in 1948,
welke beide gegevens tot dusverre nog niet beschikbaar
waren.
In de tweedè plaats is het verslag van belang wegens de
uitspraken, welke hier van gezaghebben6 zijde worden
gedaan over een aantal voor ons land van levensbelang
zijnde economische en financiële vraagstukken.
Betalingsbalans van Nederland voor 1948.
Lopende rekening.
(in millioenen guldens)
totaal
waarvan
totaal
waarvan
–
1947
1948
194711948
11948 j
1947
1
1948
1.772 2.738
174
223
4.164
1.371
1.207.
1.080
50
122
. 194
563 163
141
Goederenexport
………………….
Dienste.nverkeer…………………..819
Coupons,
dividenden
e.a
kapitaalop-
..
1.566
Goederenimport
…………………3.595
Dienstenverkeer,
particulier
………..447
Dienstenverkeer,
Overheid
…………
167
12
13
brengsten
………………………
176
270
45
59
Coupons,
dividendon
e.a.
kapilaalop
.
Saldo lopende rekening
951
1.303
1.007
brengstefl (wo. rente van credieten)
.
97
145
26 50
4.3331
5.0391
1.57211.411
II
14.3331
5.0391
1.57211.411
Ontvangen overheidscredieten
Ontvangen E.C.A.-schenitingen
……..
Deviezenomzettingen van De Ned. Bank
en goucitransacties (netto)
Vermindering van activa in het buiten-
land (netto)
Vermeerdering van verplichtingen aan
het buitenland (netto)
Diversen (netto)
…………………
II.
Kapitaal-rekening.
(in millioenen guldens)
totaal
waarvan
totaal
waarvan
1947
11948
1947
11948
1947
1
1948
1947
1948
1.206
486
785
341
1.566
951
1.303
1.007
–
.
336
–
297
Aflossing
op
ontvangen
overheidscre-
640
154
469
113 447
180
268
41
Verleende overheidscredieten (netto)
.
355 369
37
13
Saldo
lopende rekening
……………
Vermeerdering doviezenvoorraacl van cle
1.045
347
717
343
dieten
………………………
196
111
–
–
16
—55
164
17
52
Ned.
Bank
(netto)
……………
–
1141
721 221
7511
2.7571 1.5851 1.8091 1.14911
1 2.757
1.5851 1.8091 1.149
r
356
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Mei 1949
Bij deze opstelling kan het volgende worden opgemerkt:
het tekort. op de lopende rekening is t.o.v. 1947 ge-
daald van f1.566 mln tot f951 mln, waarvan het
dollartekort van f1.303 mlnop f1.007 mln, terwijl
het overige tekort van f 263 mln omsloeg in een over-
schot van f 56 mln. Het goederenverkeer droeg f 400
mln tot de verbetering bij, het dienstenverkeer, vooral
tengevolge van verhoogde scheepvaartontvangsten
f172 mln, het financiële verkeer f46 mln;
de belangrijkste post onder de betalingen aan het
buitenland op de kapitaalrekening, het verleende
overheidscrediet ad f 369 mln, heeft voornamelijk
• op Indonesië betrekking.
T.a.v. de dekking van het op lopende en kapitaalreke-
ning tezamen bestaande tekort ad f 1.585 mln (zie debet-
zijdë kapitaalrekening) wordt nog gezegd: het nieuw op-
genomen overheidscrediet (f 486 mln) betreft voornamelijk
het .crediet van de Internationale Bank voor herstel en
Ontwikkeling. De goudtransacties ad f 180 mln omvatten
een bedrag van f139 mln goud- en dollarafgifte ten gun-
ste van landen buiten het dollargebied.
• liet oftvangen E.C.A.-bedrag is belangrijk kleiner dan
de in 1948 aan Nederland toegekende aankoopmachtigin-
gen, welke $ 280 mln beliepen. Niet alleen hadden de
laatste immers reeds v66r ultimo 1948 tot aankopen ge-
leid; bovendien was er in 1948 een vertraging in de rem-
boursering van de. door Nederland-uit eigen middelen voor-
gefinancierde aankopen ontstaan.
TABEL
II.
Analyse van de oorzaken van de vermeerdering van de
hoeveelheid vrij geld.
1947
1
1948
)(
f
1
n
–
iln
Geldsebepping door en ten behoeve van
de
Overheid
525 545
Toeneming van de credietverlening aan het beclrijfs-
leven door banken en landbouwcreciietinsiellingen
•
165 180
Deblokkering van saldi hij
geldscheppende instel-
lingen
……………………………….
165
120
Stijging van cle eigen goud- en deviezenvoorraad van
De Neclerlandsche Bank en handelsl)anken
.
. .
110
–
60 Vermindering van de geidhoeveelheid door storting
op
local currency”-rekeningen
……. . ……..
–
..
347
Vermindering door toeneming van de eigen
midde-
–
54
…
–
10
len
van
het
bankwezen
………. …. ….. ….
Vermindering door toeneming van de vrije termijn-
deposito’s
hij
bandelsban ken
……………..
-150
–
50
Toeneming van de hoeveelheid vrij geic………..
76!
1
378
Bij deze cijfers kunnen de volgende aantekeningen wor-
den geplaatst. De drie voornaamste oorzaken van cle geldvermeerde-
ring, die ook in 1947 werkzaam waren, namelijk de finan-
ciering van het kastekort van de Overheid, de credietver-
lening aan het ,beclrijfsleven en de deblokkering, zijn in
ongeveer gelijke mate als in het voörafgaande jaar werk-
zaam geweest.
Daarteenovr stond echter, dat in 1948. twee oorzaken
neutraliserend werkten, te weten de daling in de goud- en
deviezenvoorraad van het bankwezen en de stortingen
van de tegenwaarde der genoten E.C.A.-hulp op de ,,lobal
currency”-rekening bij De Nederlandsche Bank. Binnen de post ,,Totaal der geldschepping door en ten
behoeve van de Overheid” blijkt een belangrijke verschui-
ving te zijn opgetreden, hetgeen blijkt uit tabel III.
TABEL
III.
1947
1
1948
x f
I
mln
Toenemitig netlo-overheidsschuld
‘
aan geldschcp-
pende instellingen.:
De Nederlanclsche Bank
……………..84
500
.Fl
andelshanken, landhouweredietinsteli. enz
391 —365
–
+475 +135
Netto iii vrij geld door de Staat uitbetaalde bedragen,
welke geblokkeerd waren Ontvangen
50
410
Total geldsdilepping Overhekl
… . …………. .- +
525
1
+545
Een analyse van dc mutaties in de geblokkeerde middelen
gedurende 1948 tenslotte wordt gegeven in de volgende
opstelling:
Mutaties geblokkeercle middelen in 1948.
TABEL IV.
– –
x f
1
mln
Geblokkeerde saldi hij banken en spaarbanken . . .
–
933
Geblokkeerd sehatkistpapier en eallgeld
–
232
Grooiboek
1946
…………………………..-
–
.
409
Zekerheidstellingen
……………..
…………
–
978
Niet verhandelhare investeringen en beleggiiigs-
– certificaten
………………. . ……………
.+
311
Saldo afneming
……………………………
– 2.241
W
aarvan tengevolge van betaling van buitengewone
heffingen en achterstallige belastingen ………..
– 1.950
Zoals boven reeds werd opgemerkt geeft de Prsident
van De Nederlandsche Bank op verschillende plaatsen zijn
oordeel over verschillende brandende vraagstukken. Flier-
ohdei’ laten wij een aantal van deze uitlatingen volgen.
Productie.
–
De economische ontwikkeling in Nederland in 1948
mag in vele opzichten reden tot tevredenheid geven.
Allerw’ege stijgende productie en niettemin een wat mindere
graad van overspanning dan in 1947. 1-let tempo van de
productictoenemin6 vertoont intussen een duidelijke ver-
traging, wat op zichzelf begrijpelijk
i5,
naarmate het
herstel vordert.
De arbeidsproductiviteit steeg met ruim 8 pCt tot ge-
middeld 83 pCt van 1938, welk cijfer nog steeds teleurstel-
lend is en enige verwondering wekt, daar in grote indus-
triële ondernemingen de arbeidsproductiviteit veelal be-
langrijk hoger w’ordt geschat. De exportafzet van d& in-
dustrie nam t.o.v. 1947 met 48 pCt toe en is nog steeds
stijgénde. Te betreuren is, dat de steenkoolproductie nog
altijd het peil van v66r de oorlog niet evenaart.
In- en uitvoer.
T.a.v. de uitvoer wordt m1 voldoening gewezen p de
‘daling van het invoerpercentag uit het Westelijk half-
rond van 41,7 tot 30,8 pCt van het totaal (1938 20,6
pCt).
Men moge betréuren, dat niet tegelijk een relatieve, ver-
meerdering van de export• naar het dollargehied heeft plaats-
gevonden, maar de hillijkheid gehiedt te erkennen, dat
voortdurend eel1 buitengewone inspanning van de export
•
wordt geëist om voldoende tegenprestatie op te brengen
‘voor’de relatieve vermeerdering van de invoer uit de andere
gebieden ,(die over het algemeen rechtstreekse betaling
van ons eisen). –
Ten opzichte van
België
heeft ons land een belangrijk
deficit op de handeibalans, waarschijnlijk van blijvende
aard. Betaling door 6verdracht van Nederlandse surplussen
t.o.v. derde landen is moeilijk, daar België zelf naar die
derden veel exporteert. liet zou aan Belgische zijde zeer
ingrijpende maatregelen vereisen in deze toéstand veran-
dering te lrengen. Voor dit probleem van cle betaling van
het deficit zal een bevredigende oplossing moeten zijn ge-
vonden, v65r de unie een realiteit zal kunnen worden.
Wat
Duitsland
betreft: de bezettingsautoriteiteii stellen
ons niet in staat de aldaar gekochte goederen ten volle
met prestaties onzerzijds te betalen. liet is voor Nederland
moeilijk te begrijpen, dat ons in dezen zoveel moeilijkheden in de weg worden gelegd.
De goederenruil rriet
Indonesië
draagt weder belangrijk
hij tot de Nederlandse welvaart. Vurig-moet worden ge-
hoopt, dat de politieke moeilijkheden met dit gebiedsdeel
spoedig een oplossing zullen vinden, die Nederlands eeuwen-
oude economische jn financiële bela’ngen de mogelijkheid
van verdere ontwikkeling, ten -bate van Nederland en
Indonesië heide, waarborgt. • – – – ,
4 Mei 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
357
Monetaire situatie.
De inflatoii’e tendenties zijn weliswaar nog niet geheel
overwonnen, maar toch in elk geval in kracht verminderd.
Sedert midden 1948 is een proces van absorptie van nog
aanwezige latente inflatie in gang gekomen. Er zijn echter
nog niai’ges aanwezig die bestemd zijn te verdwijnen, zodra
de gelegenheid tot het verrichten der gewenste aanschaf
–
fingen of het betalen van achterstallige belastingen zich
voordoet. Stellig is er nog ruimte aanwezig voor een effec-
tieve vrmindering van de geldcirculatie alvorcns voor liet
overwicht van deflatoire krachten behoeft te worden ge-
vreesd. ‘ –
De gunstiger monetaire positie was ook voor de beta-
lingsbalans van belang; inflatoire koopkracht immers leidt,
zo niet tot groter import, dan toch tot groter vraag naar
in het binnenland geproduceerde goederen, ‘dus tot onder-
mijning van de exportcapaciteit.
Wat de nog aanwezige potentiële inflatoire krachten,
gelegen in’het restant aan geblokkeerde middelen, betreft,
de inflatoire invloed van het vrij beschikbaar komen (via
de beleggingsrekening) resp. het vrij verhandelbaar worden
(investerings. en beleggingscertificaten, Grootboek .1946) van delen daarvan,, mag niet worden onderschat…..
hiernaast mag met een grote mate van zekerheid worden
verwacht, dat het Rijk in 1949 voor belangrijke bedragen
een beroep zal nioeten doen op geldcreatie, teneinde in
haar kasbehoefte te kunnen vooizien. Dit zal echtei’ in
1949 niet tot een verstoring van het monetaire evenwicht
behoeven te leiden, indien nI. de neutraliserende stortingen
op de ,,local currency”-rekening van voldoende omvang
zijn en mits deze gelden voorlopig gesteriliseerd blijven. Dit kan woden bereikt’ door deze saldi hijv. te hëstem-
–
men voor aflossing van staatsschuld bij de centrale bank
of voor storting in ‘s Rijks Schatkist. Eerst wanneer
deflatoire invloeden zouden gaan overheersen, is het
moment gekomen om de geaccumuleerde gelden der bij-
zondere rekening een actiever bestemming te geven, te bepalen hetzij door het’marktmechanisme, nl. door toe-
voering aan de algemene kapitaalmarkt, in de vorm van
aflossing van langlopende staatsschulcl of vervroegd af-
lossing van uit de ,geldzuivering voortgekomen schuld,
hetzij door de Overheid, bijv. via aanwending voor de
financiering van bepaalde aangewezen projecten.
Vooruitzichten.’
De gunstige resultaten van 1948 zijn bemoedigend. Zij
zouden echter niet zonder de E.C.A.-hulp bereikt zijn en
deze heeft een aflopend karakter. Midden 1952 moeten
wij op eigen benen staan. De taak, die binnén die periode
nog te verzetten valt, is enorm. Zowel op betalingsbalans-,
monetair- en budgetair gebied moeten zeer belangrijke
aanpassingen worden volbracht.
Ons betalinsbalanstekort’ ig in wezen eei’i specifiek dollartekort, en een dergelijk tekort bestaat bij al onze
belangrijke handelspartners. Onz aankopen in hét dol-
lagebied zullen belangrijk moeten worden hepekt. Wij
zullen nieuwe leveranciers moeten ioeken en aan deze ook méér moeten leveren.. Tegelijkertijd zullen wij ons boven-
dien de uiterste inspanning moeten getroosten om onze
prestaties jegens het dollargebied te verhogen om althans
zoveel mogelijk van onze traditionele importenuit dit ge-bied – van groot belang voor onze veredelingsbedrijven –
te kunnen handhaven.
Het is niet ondenkbaar, dat onze reële welvaartsverhou-
dingen door deze verschuvingen nog ernstig zullen worden
beïnvloed.
De vraag, ôf dooi’ een wijziging van de wisselkoersver-
hoüding tussen Europa en Amerika dit tekort plotseling zou kunnen verdwijnen wordt ontkehnend beantwoord.
Wel zou zulks een zekere invloed in de goede richting uit-
oefeneii, echter van onzekere kwantitatieve omvang.
Voorzichtigheid lijkt geboden met het toepassen van al
te i’adicale geneesmiddelen, die de reconvalesëent wellicht
zou blijken niet te kunnen verdragen.
Zoals boven reeds werd opgemerkt is monetair evenwicht
een voorwaarde voor het verkrijgen van betalingsbalans-
evenwicht. Flieruit volgt tevens, dat liet tempo der inves-
teringen binnen bepaalde door de economische realiteit
gestelde grenzen moet blijven. Tracht’mendé investeringen
te forceren boven de som van eigen besparingen + buiten-
landse bijdragen, dan ontstaat weer een inflatoire spanning
en verbreking van het betalingsbalansevenw’icht. De goud-
en deviezenreserves zijn thans nog slechts voldoende voor
zes weken import. Hieruit volgt voor de Staat de eis, het
kastekort in de toekomst overeenkomstig met de vermin-
dering van de E.C.A.-hulp omlaag te brengen. Het tekort
moet – na aftrek van de buitenlandse bijdragen – blij ven
binnen de grenzen van de op de kapitaalmarkt aangeboden
nieuwe besparingen. Dit is bij hét huidig niveau der over-
heidsuitgaven en -inkomsten onmogelijk, zodra de buiten-
landse bijdragen geringer gaan worden. Voor 1949 is het
niveau der overheidsuitgaven (inclusief de credietverlening
aan oveizeese gehiedsdelen) ca f 4.500 mln; het
normale
niveau der inkomsten, dus afgezien van het inhalen van
belastingachterstand en buitengewone heffingen, rond
1 3.300 mln, liet moet zeer worden betwijfeld, oUhet auto-
matisch decres der staatsuitgaven de in de toekomst te
verwachten daling der beschikbare vreemde middelen zal
kunnen bijhouden.
De Overheid staat hiermede voor eenformidabel pro-
bleem. Daar voor verdere verhoging van inkomsten nauwe-
lijks nog speling aanwezig is, zal dit onvermijdelijk dwingen
tot een belangrijke verlaging van liet peil der uitgaven.
liet is onder die omstandigheden benauwend te “zien hoe
steeds weer deneiging blijkt te bestaan nieuwe lasten op
de Overheid te leggen of bestaande lasten te verhogen (bijv.
de aandrang tot integi’ale vergoeding van.00rlogsschaden).
,,Zonder evenwichtige financiën geen monetair even-
w’iclit, zonder monetaii’ evenwicht geen betalingsbalans-
evenwicht, zond er betalingsbalansevenwich t geen levens-
vatbaarheid. Moge d inspanning van Regering en parle-
ment derhalve gericht zijn op het vervullen van die voor-
waarde”.
J)L DEVIEZENNOT.
Op 27 April jl., dus kort na de publicatie van het boven
besproken Jaarverslag’ van De Nederlandsche Bank, is
door de Regering aan dé Staten Generaal wederom een
Nota aangeboden inzake de deviezenpositie van ons land,
de vierde Deviezennota. Naast enige uitbreiding van de
diagnose, welke de’ Directie van onze centrale bank reeds
stelde over het Nederlandse hetalingsbalansprobleem,
treffen we in ,deze néta’ ook mededelingen aan ovei’ de
therapie, welke de Regering voornemens is te gaan toe
passen.
Uitgangspunt voor de Nota is de door De Nederlandsche
Bank opgestelde voorlopige betalingsbaléns voor 1948,
welke een overzicht geeft van de ontvalnlgsten en1uitgaven
in vreemde valuta (m.a.w. van de kasmutaties en niet’ van
de werkelijke goederen- en dienstenstroom). Ten aanzien
van de betalingsbalanspositie.tegenover een aantal belang-
rijke landen merkt de Regering het volgende op.
Verenigde Staten van j1m,’ika,.
De door administratieve moeilijkheden verooizaakte
achterstand in remboursering van E.C.A.-hulp bracht de
noodzaak mede; dollarreserves aan te spreken, nl. $40
mln uit Duitsland terugontvangen goud, ca $ 103 mln aan gerealiseerde dollareffé,cten, terwijl in 1948 nog $20 mln
goud werd verpand (ten dele in 1949 verkocht).
Verwacht mag worden, dat een belangrijk deel van de
aangesproken reserves in 1949 in de vorm van rembourse-
ringen van de E.C.A. zal worden terugontvangen.
De Regering streeft er naar het dollardeficit in de goede-
ren- en dienstensector geheel te doen dekken door de rnid-
r
358
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Mei 1949
delen verkregen uit Amerikaanse hulpverlening, vermeer-
clerd met de dollarontvangsten uit het kapitaalverkeer,
met uitzondering van de opbrengsten voortvloeiende uit
vrijwillige effectenverkoop. Het voornemen bestaat laatst-
genoemde middelen in eerste instantie te bestemmen voor
de betaling van aflossingen, verschuldigd uit hoofde van
opgenomen dollarcredieten.
Canada.
• Helaas kon door technische moeilijkheden (Canadese
deviezenmaatregelen) een bedrag van Can.$ 12 mln van
het Canadese crediet van $125 mln, waarvan de opname-
termijn 1 Mei 1948 eindigde, niet worden opgenomen.
Canada schold ons Can. $ 8 mln (d.i. 50 pCt) van de
ons na de oorlog verleende credieten kwijt.
Zuid- en Midden-Amerika.
De export en import dezer landen was tot dusverre vnl.
op harde valutagebieden gericht. Het mag niet uitgesloten
worden geacht, dat, nu hun afzetmarkten verzadigd raken,
de Nederlandse export hier betere kansen krijgt.
Europa.
De toenemende productiecapaciteit van Nederland leidde
tot uitbreiding van het handelsverkeer. 1-let beschikbaar
komen van meer Indonesische producten versterkte de
handelspolitieke positie van liet Koninkrijk in het Europese
verkeer. Een moeilijkheid is echter, dat de Nederlandse
economie voor een groot deel op de productie van consump-
tieve eindproducten is ingesteld, waarvan de invoer in vele
landen wordt beperkt en waarvoor de markt in bepaalde
andere landen een zekere verzadiging begint te vertonen.
Zwitserland en België zijn voorbeelden van landen, waar
de Nederlandse afzet moeilijkheden ôndervindt, en aan
welke in 1948 goud moest wonen aIgstaan.
Op Frankrijk hadden wij in 1948 een vordering van
meer dan f 100 mln, ontstaan door Franse inschrijvingen
op de emissie Koninklijke en door versnelde Franse be-
talingen i.v.m. devaluatieverwachtingen. Pas in 1949 trad
een vermindering op van het saldo, dat per 1 April 1949
nog f 65 mln bedroeg.
Ons sterlingtegoed groeide in 1949 nog verder. De ver-
werving van ponden is voor Nederland van gro te betekenis
i.v.m. vitale invoeren uit het Verenigd Koninkrijk, de
financiering van het scheepvaart- en dienstenverkeer, af-dekking van saldi in het Europese verkeer, en afrekening
met Indonesië.
Benelux.
Het streven naar coördinatie en tot voorbereiding van
‘een gemeenschappelijke handelspolitiek en deviezenregime al moeten beginnen op 1 Juli 1949. De beperkte economi-
sche unie (1 Juli 1950) zal voorlopig nog niet het vrije
kapitaalverkeer tussen de partners kunnen omvatten. Op
die datum zal een gemeenschappelijk systeem worden in-
gesteld voor de regeling van het handeisbetalingsverkeer met het buitenlind. In de komende weken zullen bespre-
kingen met België beginnen over een gemeenschappelijke
handels- en deviezenpolitiek (o.a. dollar- en sterlingpolitiek)
De Nederlandse Regering voorziet, dat in de phase van
de Economische Unie niet langer sprake zal zijn van de
automatische afdekking van een bilateraal deficit in goud
of harde valuta. Deze factor heeft in het verleden in het
verkeer tussen Nederland, België en Luxemburg grote
moeilijkhedn veroorzaakt. Het zal nodig zijn een stelsel
te ontwerpen, dat met betrekking tot derde valuta’s als
het ware een convertibiliteit creëert, die formeel niet be-
staat. Voorwaarde hiervoor is, dat de Nederlandse beta-lingsbalans ten opzichte van derde landen, met inbegrip
van België, in evenwicht is en dus met derde landen buiten
het dollargebied een overschot vertoont.
Deze taakstelling acht de Regering uitvoerbaar. Evén
wicht met het dollargebied is alleen mogelijk, indien men
de Amerikaanse bijdrage onder het Europese Herstel Pro
gramma incalculeert. Slechts dank zij het trekkingsrecht
heeft de commerciële en monetaire relatie met België/ Luxemburg zich sedert 1 Juli 1948 ongestoord kunnen
ontwikkelen. In de eerste helft van 1948 heeft Nederland
aan België f 159 mln aan deviezen moeten overdragen,
t.w. f 23 mln aan goud, f16 mln aan ponden, f 62 mln
aan dollars, f 40 mln verkregen op grond van credieten
van de Internationale Herstelbank en 118 mln wegens
trekkingen op het Internationale Fonds.
België en Luxemburg hebben zich bereid verklaard aan
Nederland credieten te verlenen, i.v.m. het nieuwe vôôr
1 Juli 1949 te sluiten handelsaccoord, dat zal voorzien in
een geleidelijke vrijmaking van het Nederlands-Belgisch
handeisverkeer.
Indonesië.
Het haidelsverkeer tussen Nederland en Indonesië ge-
durende de periode 1 October 1947 t/m 30 September
1948, resp. de raming voor de periode 1 Octol5er 1948 t/m
30 Septémber 1949, luiden als volgt:
Invoer uit Indonesië (f.o.b.)
1947/’48
1948/’49
xflmln
Agraiische séctor . ………..
101,3
222
Industriële sector …………68,8
85
Totaal ………………170,1
307
Uitvoer naar Indonesië (c.i.f.)
Agrarische sector …………66,3
88
Industriële sector …………95,3
159
Totaal
………………161,6
247
In 1947/’48 was er derhalve vrijwel evenwicht, in 1948/’49
naar raming een gunstig saldo voor Indonesië, waaruit
echt3r ee aantal financiële• posten, o.a. rentebetalingen,
zal moeten wordengedekt.
Nedeëland’betaalde aan Indonesië ter zake van goederen-
verkeer tussen Indonesië en derde landen in 1948 een be-drag van ca £ 11 mln, waarvoor het verschillende soorten
Europese valuta’s terugontving.
Uit hoofde van het dienstenverkeer liep de vordering
van Nederland op Indonesië, welke door Nederlandse cre-
dielen wordt gefinancierd, verder op. De vordering op de
schatkistrekening steeg van 31 December 1947 op 31 De-cember 1948 van f 641 mln op 1 758 mln, de vordering op de F.-rekening (particulier dienstenverkeer) van f 155 mln op f 416 mhi.
Wat het kapitaalverkeer betreft, liep de H.G.-rekening
(investering in Indonesië van Nederlandse kapitaalgoederen)
op tot f 45 mlnper 31 December 1948. De debétstand van
de Bretton Woods-rekeningen (Nederlands crediet aan
Indonesië, waardoor Indonesië bij het Internationale
Monetaire Fonds buitenlandse valuta kan opnemen) steeg
in 1948 van f41 mln op f77 mln.
Regeringsplannen ter bestrijding ç’an het betalingsbalans-
tekort.
Evenals de Directie van De-Nederlandsche Bank ziet
de Regering een verband tusse.n de verbeterde binnenlandse
mdnetaire toestand en de vërbetering van de betalings-
balans. In tegenstelling met genoemde Directie maakt zij hierbij echter restnicties: het is niet steeds mogelijk, noch
onder alle omstandigheden wenselijk, de invoer te beperken.
Met name krachtens bilaterale overeenkomsten moeten
vaak over en weer ook niet-onontbeerlijke goederen worden
geleverd.
Wat het aantasten van de exportcapaciteit door een
binnenlands koopkrachtteveel betreft, dit verband moet
niet te automatisch, worden gezien. Op vele buitenlandse
markten is een toenemende verzadiging waarneembaar.
Voorts geschiedt sommige productie voor locale doeleinden,
en is overschakeling op export daarbij moeilij).
4 Mei 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
359
De Regering erkent echter, dat, een gezonde binnen-
landse monetaire situatie het noodzakelijk fundament is
voor een externmonetair evenwicht. Dit is ook van be-
lang, in zoverre de vrijwillige werkloosheid hierdoor ver-
mindert en de arbeidsproductiviteit wordt gestimuleerd.
Dit alles betreft het streven naar het sluitend maken
van de betalingsbalans in guldens. Evenwicht in de dollar-
balans zal door ons land nimmer op eigen kracht kunnen
worden bereikt. Aangaande de maatregelen, die Nederland
zelfstandig kn nemen, wordt het volgende opgemerkt.
De gevoerde politiek van het verleggen van aankopen
van het Westelijk halfrond naar de Europese sfeer begint
geleidelijk effect te sorteren, terwijl daarnaast door uit-
breiding van het stelsel van monetaire accoorden, met name
met Zuid-Amerika, krachtig wordt gestreefd om aan lan-
den, waaraan voorheen in dollars moest worden betaald,
de betalingen in accoordvaluta te doen plaatsvinden.
Zowel door de landbouwpolitiek als de industrialisatie-
politiek zal worden gestreefd naar versterking van het
exportpakket en vermindering van de invoer uit landen
met harde valuta.
Plannen zijn gemaakt ter vervanging van de invoer van
veevoeder door een vermeerderde productie van veevoeder
van eigen bodem, waardoor op een deviezenbesparing van
ca f 100 mln wordt gehoopt. Door vergrote landbouw- en
veeteeltproductie zal men trachten een deel (ca 1 270 mln)
op te vangen van de nadelige invloed, welke de bevolkings-
vermeerdering op de betalingsbalans uitoefent door
meerdere invoer (grotendeels in dollars) en gederfde export
dezer producten (t.o.v. 1936/’38 op f 340 mln geraamd).
De industrialisatie hoopt men te bevorderen do9r mobi-
lisering van de gelden der institutionele beleggers voor
financiering hiervan (in studie genomen) en door verlichting
van de bestaande fiscale lasten, waarvoor eenwetsontwerp
in vergevorderde staat van voorbereiding is.
Het voornemen bestaat als extra stimulans voor dollar-
export op enigerlei wijze valuta ter beschikking te stellen;
complicaties hebben tot dusverre de verwezenlijking
hiervan verhinderd. Voorts wordt gewezen op de mogelijk-
heid van toenemende leveranties door Indonesië, waardoor
de mogelijkheid van driehoekstransacties wordt geschapen.
Een eigenlijke oplossing van het dollarprobleem met zijn
structureel karakter, kan slechts worden verkregen door verenigde pogingen der samenwerkende landen van het
Europese Herstel Programma en de Verenigde Staten ge-
zaMenlijk. Door de Organisatie van de Europese Economi-
sche Samenwerkiuig is hiervoor reeds een plan de campagne
opgesteld. Met dit plan wordt een grootscheepse poging
ondernomen teneinde te komen tot een gecoördineerde
Westeuropese economische politiek, welke is gericht op
het bereiken van evenwicht aan het einde van de Marshall-
periode. Gestreefd wordt naar bevordering van die struc-
tuurwijzigingen, waarvan de doorvoering thans in teeds
bredere kringen als hoodakelijk wordt beschouwd. Neder-
land zal aan dit Plan of Action zijn volledige medewerking
verlenen.
J. C.
BREZET.
EEN CODE VOOR BUITENLANDSE INVESTERINOEN
‘).
De InternatÇonale Kamer van Koophandel heeft zojuist
de tekst gepubliceerd van een
,,Internationale Code
900)’
een behoorlijke behandeling pan buinenlandse inoestertn gen”.
Het betreft hier een ontwerp, waaraandoor twee cöm-
missies van de Kamer twee jaar is gewerkt en dat bedoeld
is als een voorstel aan de Regeringen. Men hoopt, dat deze
het ontwerp als grondslag zullen aanvaarden voôr onder-
handelingen op multilaterale of bilatei’ale basis. Het ont-
werp behoeft echter nog de definitieve goedkeuring van het
Congres der Kamer, dat in Juni a.s. in Qûebec bijeen komt. Het doel van de Code werd door Sir Jeremy Raisman, de
‘)
Zie ook Dr J. P. Snoep: ,,Een code voor internationale inves-
1
eringen” in ,,E.-S.B.” van 9 Februari 1949.
vice-president van Lloyds Bank, die de vergaderingen der
commissies heeft gepresideerd, als volgt toegelicht: ,,’Van-
neer de na-oorlogse hulpprogramma’s, zoals de Marshall-
hulp, straks ophouden, zal het gat, dat nu wordt gevuld
door leningen tussen Regeringen, moeten worden opgevuld
door een hervatting van de normale stroom van particuliere
buitenlandse investeringen. De belangrijkste voorwaarde
voor zulk een hervatting is echter, dat de belegger er zeker
van moet zijn, dat de autoriteiten van het land, waarin
hij zijn geld, kennis en technische ervaring steekt, hem be-
hoorlijk zullen behandelen. De Code van de Internationale
Kamer van Koophandel geeft nu aan welke voorwaarden
naar het oordeel van het bedrijfsleven moeten zijn vervuld,
willen ondernemers en geldgevers weer bereid worden ge-
vonden middelen in het buitenland te beleggen. En dit is
toch voor landen, die een grotebehoefte aan kapitaal en technische ervaring hebben, van zeer groot belang voor hun economische expansie en verhoging van de levens-
standaard”.
De economische ontwikkeling van de ,,economisch on-
ontwikke’de” gebieden is een van de grote vraagstukken
van het ogenblik. De Economische en Sociale Raad der
Verenigde Volkeren heeft onlangs besloten een uitgebreid
programma van technische bijstand voor onvoldoende
ontwikkelde landeri te ontwerpen en de middelen te bestu-
deren om zulk een programma te financieren. Ook President
Truman heeft in zijn in Januari gehouden inaugurele rede
gesproken over een ,,stoutmoedig nieuw programma”, dat
de Verenigde Staten moeten opstellen voor de ontwikkeling
der onvoldoende ontwikkelde landen en daarbij de nadruk
gelegd op de behoefte aan particulier beleggingskapitaal.
De Internationale Kamer van Koophandel is van me-
ning, dat de door haar o,ntworpen Internationale Code een
belangrijke bijdrage kan vormen voor de vervulling van
bovengenoemde plannen.
De soorten van investeringen, waarop de Code betrek-
king heeft, zijn onder andere: directe investeringen in
onroerende goederen, natuurlijke hulpbronnen, handels-en industriële ondernemingen, ondernemingen op finan-
cieel, agrarisch of transportgebied, alsmede in openbare
nutsbedrijven of daarmede verbonden ondernemingen;
deelnemingen in aandelenkapitaal en soortgelijke holdings;
credieten en voorschotten aan particuliere en publiek-
rechtelijke credietnemers en investeringen in particuliere
en publiekrechtelijke obligatieleninge’n.
De Code tracht voor deze investeringen internationaal
erkende regels vastgesteld te krijgen, die een faire behan-
deling waarborgen en die de beleggers beschermen tegen
willekeurig en discriminerend handelen door de Overheid,
De Tegels zijn neergelegd in 16 artikelen. Deze hebben
onder andere betrekking op discriminatie
op
grond van
nationaliteit, de wettelijke rechten van buitenlandse be-
leggers, het gebruik maken van buitenlands administratief,
uitvoerend en technisch personeel en staf, billijke belas-tingregelingen en het elimineren iran dubbele belasting-
heffing, transfervrijheid voor bepaalde betalingen en be-
ginsélen , die dienen te worden toegepast bij onteigenigen
of nationalisaties. ‘
INTERNATIONALE NOTITIES.
lIET WERRLObSHEIDSVEÂAGSTUK IN ITALIË.
Het economisch herstel in Italië wordt ernstig belem-
merd door de steeds toenemende werkloosheid. Volgens
officiële gegevens beliep het aantal ingeschreven werklozen
eind Januari 1949 ‘2.226.000 personen. Het werkelijk
aantal wordt echter geschat op minstens 3 mln, terwijl
het aantal ,,latente” werklozen bovendien nog ca 2 mln
personen omvat. Dit betekent, dat meer dan 10 pCt van
de Italiaanse bevolking ôf geen middel van bestaan heeft,
ôf leeft van een inkomen,dat onv’oldoende is om in het
minimum levensonderhoud te voorzien. Het feit, dat de
360
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Mei 1949
bevolking ieder jaar met meer dan 400.000 zielen toeneemt,
vergroot nog de’ moeilijkheden, daar deze bevolkingstoe-
neming niet wordt opgevangen door voldoende kapitaal-
vorming. Immers, gedurende de laatste tien jaren is het
Italiaanse kapitaal sterk geslonken, doordat in de o&rlog 2/5
van ‘s lands inkornstenbronnen, nl. fabrieken, spoor-
wegen, huizen ena. werd vernietigd en
9/
van de totale
besparingen door inflatie en devaluatie van cle lire verlo-
ren ging.
De Italiaanse Regering heeft – zo meent ,,The New
Statesman and Nation” van 23 April jl. – vrijwel niets
gedaan om de ernstige werkloosheid te bestrijden. Welis-
waar w’erden onder de druk der omstandigheden- grote
bedragen uitgegeven, doch deze werden niet bestemd voor
uitvoering van werken van blijvend nut; zij droegen slechts
het karakter van lapmiddelen, zoals o.a. subsidies aan
J)edrijven, die anders moesten sluiten en personeel ontslaan.
Ook het vorige maand aangenomen Fanfani-bouwplan is
volkomen onvoldoende om de werkloosheid afdoende te
bestrijden. Flierdoor worden nI. slechts 150.000 arbeiders
aan werk geholpen gedurende zeven jaren, ofschoon 25 pCt
der werklozen uit bouwyakarbeiders bestaat, er voorts geen gebrek is aan bouwmaterialen en de woningnood zeer groot
is. Ook de arbeidsproductiviteit in enkele sleutelbeclrijven
wordt door de zgn. ,,verborgen” werklôzen, dat zijn arbei-
ders, waarvoor geen werk is, doch die niet mogen worden
ontslagen, zeer nadelig beïnvloed. –
Gezien de omvang van het’ Italiaanse werkloosheids-
vraagstuk valt het niet te verwonderen, dat vooral de
Italianen grote betekenis hechten aan het tot stand komen
van een douane-unie met Frankrijk; op 26′ Maart ji. werd
te Parijs een desbetreffend verdrag ondertekend. liet tot
stand komen van een douane-unje immers zal, naar men
aanneemt, in het algemeen betekenen, dat meer mensen
naar Frankrijk gaan en meei kapitaalgoederen naar Italië, hetgen, naar wordt gehoopt, mede een essentiële bijdrage
kan leveren tot de oplossing van bovengenoemd vraagstuk.
MOEILIJKHEDEN HIJ DE ENGELSE EXPORT NAAR DE –
.VERENIGI)E STATEN.
Op een door de ,,Board of Trade”
belegde
vergadering,
die o.a. werd bijgewoond door Sir Stafford Cripps en waar-
voor 80 vertegenwoordigers uit industriële en financiële
kringen waren uitgenodigd, werd medegedeeld, dat de
Britse Regering niet geheel tevreden was met de mate,
waarin de export naar de dollarmarkten was uitgebreid.
Wanneer Engeland na beëindiging der Marshall-hulp
solvent wil zijn, zullen betere resultaten moeten worden
bereikt. Om zulks mogelijk te maken zal samenwerking
der Britse industrie in een nieuwe organisatie noodzakelijk
zijn. Met nadruk werd er op gewezen, dat deze nieuwe
organisatie een particuliére aangelegenheid der industrie zou mceten zijn en geen onderdeel van het een of ândere
departement, hoewel de ,,Board of Trade” zou helpeh door
het verstrekken van inlichtingen omtrent overzeese mark-
ten. Tot directeur werd benoemd Sir Graham Cunningham,
terwijl een commissie van zes personen de financiering en
het werkterrein der organisatie zal uitwerken.
•1-Ioewel ,,The Economist” van 30 April ji. geenszins de
noodzakelijkheid van exportuitbreiding ‘naar de dollar-
markten en van de daartoe op te richten organisatie mis-
kent, is het blad van mening, dat een aergelijke Organisatie
minstens twee jaren geleden, toen de dollarcrisis zich reeds
manifesteerde, had moeten worden opgericht. De ,,sellers’
market” in de Verenigde Staten behoort tot het verleden
en het ware betei- geweest met deze ,,export drive” onder
gunstiger vooruitzichten te beginnen.- Zoals de zaken nu
staan, zo besluit genoemd blad, kan slechts de snelst moge-
lijke actie vrucht afwerpen, vôérdat de Amerikaanse markt
zÔ ongunstig wordt, dat het gehele plan onmogelijk wordt
gemaakt.
t
I
.
. –
–
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Met het naderen van de maandultimô is de geldmarkt
vrij krap geworden, enerzijds doordat vrij grote opvragin-
gen in chartaal geld plaatsvonden, anderzijds doordat
slechts weinig schatkistpapier tot verval kwam. De cail-
geidrente steeg dan ook tot 11 pCt, terwijl aan het einde
der week Mei- en Junipromesen dikwijls te vergeefs tegen
Ij pCt aangeboden waren. De overige termijnen noteerdèn
alle practisch 11 pCt, zonder dat hierin uiteraard belang-
rijke omzetten plaatsvonden. – –
Een bijzondere oorzaak van de spanningen op de geld-
markt schijnt de geldvraag van enige grote gemeenten te
zijn geweest, welke per 2 Mei belangrijke ontvangsten had-
den te verwachten, hetzij van het Rijk, hetzij uit hoofde van
opgenomen geldleningen. Voor de tot 2 Mei.opgenomen
gèlden schijnt hijv. door de gemeente Amsterdam een rente
van niet minder dan 2 pCt te zijn betaald.
De weekstaat van De Nederlandsche Bank per 25 April
jI. gaf een hernieuwde daling van het devieznbezit te zien,
waardoor in twee weken tijds de deviezenvoorraad met
niet minder dan f45 mln verminderde, liet schijnt, dat
aflossing op buitenlandse schulden hiervan de voornaamste
oorzaak is geweest.
Op de staatsfondsenmarkt komen vrijwel geen belang-
rijke koersveranderingen meer voor; de rentestand schijnt
een nieuw rustpunt te hebben gevonden, dat weinig af-
wijkt van het niveau,- dat bereikt was, voordat de 3 pCt
Grootboekschuld 1946 verhandelbaar werd gesteld. Aan
het einde der week noteerde de 3-3k pCt 1947 dan ook
97 pCt, de 3pCt investeringscertificaten 97 pCten de3pCt Grootboekschuld 967
e
DCt. –
Op de aandelenmarkt vond in de afgelopen week een
verdere koersdaling plaats, welke slechts op de laatste
beursdag van de verslagperiode werd onderbroken, dit
laatste vermoedelijk wegens de aankopen van baissiers,
welke lopende posities voor het einde der week wensten
af te wikkelen. Belangrijk waren de koersveranderingen in de afgelopen week per saldo niet, maar de dalende tenden-
tie bleef aanhouden.
De onderstaande tabel geeft een indicatie van het koers-
verloop in de afgelopen week.
22 April 29 April
1949
1949
A.K.0 ..
………………….
162
1611
v.
Berkel’s
Patent
………….
112
111
Lever Bros’. Unilever C. v. A. ….
239k 237k
Philips
G. b. v. A
…………….
–
223
2181
Koninklijke Petroleum
………..
290
282
H.A.L.
…………………….
/
1621
160
N.S.0
.
……………………
161
159*
I-I.V.A.
……………………
154f
.
155
Deli
Mij
C. v. A
……………
147 147
Amsterdam Rubber
…………
139
141
Internatio
………………..
189
183f’
STATISTIEKEN.
FEDJIRAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen
dollars).
Sietaalvoorraad Other
U.S. Govt
Goudcer-
Data
casli
securities
Totaal
tificaten
31 Dec.
1946 18.381
17.587
268
–
23.350
31 Mrt
1949
23.077
–
22.466
340
21.828
7 April 1949
23.075 22.466
303
21.597
14 April 1949
23.074
22.466
‘292
21.491
Deposito’s
FR
–
bil
–
__________
_
Member-
Data
jetten
in
circulatie
1
Totaal
Govt
banks
31 Dec.
1946
24.945
17.353
–
393
23.350
31 Mrt
1949
23.357 21.887
9.678
49.019
7 April 1949
23.423
21.531 1.116 19.311
14 April
1949
23.382
21.465
j__
1.028
19.327
4 Mei 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÈN
361
nÈ
NEDERLANDSCHE
BANK.
•
‘Verkorte balans op 2’Mei 1940.
Activa.
‘
Wissels, pro-
Hoofd bank 9
4.000.000,-
.
messen en
schuldbrieven Bijbank
,,
–
in disconto
Agentsch.
900,-
4.000.900,- ‘)
Wissels, schatkistpapicr en. schuld brieven,
door de Bank gekocht (art. 15, onder
40,
van de Bankwet 1948) …………….. –
Scbatkistpapier, door de Bank overgenopen
van de Staat dr Nedcrlanclen ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 …. ..1.800.000.000,-
in rek.-crt
Voorschotten ( Hoofdbank 0 150.081.890,13 ‘)
op onderpand Bijbank
.
717.296,96
(mcl. belonin-
,,
.
gen)
Agentoch
43.148. 224, 64
1
1O.).’*I.’o1l,lO
Op
effecten
eni………..163.595.901,16 ‘)
Op goederen en celen
..,,
351.510,57
163.947.4 11,73 °)
Voorschotten aan hot Rijk (art. 20 van de
Bankwet
9948)
…………………..
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947
…………………………
..1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……1
439.I46714,60
Zflveren munt enz.
..,,
6.074 654,83
445.221.369,43
Papier op het buitenland
f
134.674.800,-
Tegoed bij correspondenten
in
het
buitenland
….
..467.421.020,60
Buitenlandse betaal-
middelen
…………
..4.891.140,84
306.986.961,44
l,rorderingen in guldens op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..225.663.291,68
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds. en
voorzieningsfonds
……………
120.893.691,55
Gebouwen
en
inventaris
…………….
..2.000.000,-
Diverse
rekeningen
.
…………………..
22.1 06.782,15
–
f
4.590.820.407,98
Passiva.
Kapitaal
…………
……
………
…
f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………….
1 5.333.335,71
Bijzondere
reserves
………………….
61.674.999,18
Pensioenfonds
……………………..
,,
22.532.473.29
Voorzieningsfonds
personéel
in
.
tijdelijke
dienst
………………
………….
..1.499.667,79
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)’
. .
;,
80.479.185,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
.
,, 3.032.715.620,-
Bapkassignaties
in
omloop
……………
..42.161,32
Rekening-courant saldo’s
‘s Rijks Schatkist ……
f
76.835.737,28
‘S
Rijks
Schatkist
hij- zondere
rekening……293.362.217,31
Goblokkeerde saldo’s
..,,
3.334.804,95
Saldo’s
van
banken iii
–
Nederland
……….
..
50.279.017,41
Vrije saldo’s van vreem,-
de circulatiebanken en
soortgelijke instellingen ,,
349.499.477,22
Andere vrije saldo’s ….
..
466.749.220,75
1.240.060.474,92
Crediteuren in vreemde geidsoort
58.334.649,50
Diverse
rekeningen
……………
……..
‘i8.147.841,27
–
.
9
4.590.820.407,98′
°) Waarvan
sehatkistpapier
rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen
. . . .
f
–
Waarvan aan Indonesië (Wet yan 15
Maart 1933,
Staatsbiad no.
99)
……..
..36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de
–
Staat in bet verkeer gebrachte muntbiljetten
138.274.014,50
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten In millioenen
francs).
r.
Voorschotlen aan de Staat’
Data
t
0)0
°-‘o
‘ot
0.)
0) cd
••'”+.,
CO
26Dec. 1946
7 Apr. 1949
16Apr. 1949
21 ‘Apr. 1949
94.817
52.817
52.817 52.817
P394.177
18.302
01.678
91.523
59.449
125.042 125.042
125.042
67.900 153.400
153.600 157.500
426.000 426.000 426.000
426.000.
f
Bankbil- Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie
26 Dec. 1946
.
7.21.865
63.455
765
62.693
7 Apr. 1949
1.045.053
180.853
750
178.695
14 Apr. 1949
1.046.206
159.274
516
157.486
21 Apr. 1949
1.031.149
177.008
519
174.953
DE NEDERLANDSCILE.UANK.
(Voornaamste postenjn duizenden guldens)
–
c
0)
cd
E.
0.o
,
.
12
O
0c d)
,
.0
.R°
.0.0
0)
30Dec.
’46 700.876
4.434.786
100.186
453.109
2.744.151
21 Mrt
’49
444.228
430.972 213.930
143.146
2.956.056
28 Mrt
’49 444.392
132.215
216.102
146.125
2.983.189
4
April 149
444.547′
130.006
215.815
155.644
3.016.511
Ii
April’49
444.704
131.392
216.056
156.829
2.995.059
19 April ’49
444.847
133.571
193.325 163.683
2.977.030
25 April ’49
445.054
135.891
166.843
143.602 2.956.856
2 Mei
’49
445.221
134.675
167.421
163.967
3.032.710
Saldi in rekening courant
OS
55
,
,
00
a
–
‘0
‘o
0.
CO
‘
(0.0
30 Dec.
’46
21 Mrt
’49
220.240
250.497
1.815 46.588
333.893 390.425
28 Mrt
’49
216.232
250.497
15.346
29.686
342.998
399.213
4 April ’49
174.900
301.392
3.513 33.283
355.828
368.413
11
April ’49
185.390
301.392
3.496 25.673
.359.774
392.710
49 April’49
153.024
301.392
3.567
55.971
358.227
418.642
25 April
1
49
128.321
286.964
3.228
55848
334.985 444.611
2 Mei
’49
76.836
293.362
3.335 50.279 349.499 466.749
DE .JAVASCH.E BANK.
(Voornaimste posten in duizenden guldens).
“d’d
e’o
Data
0
.o)
0’d
c
c
–
Eh
0,0
.0
N.
oQ’dd)
00)0.50
t..0)oO
.0
•________
R
31 Maart 1947
477.080
35.363
33.256
85.402
255.201
23 Maart 1949
470.948
53.720
14.446
79.784
867.699
30 Maart 1949
470.956
58.763
94.418
70.912
.866.971
6 April
1949
470.957
61.357
44.428
69.515
873.684
•13 April
1949
470.957
69.835
14.401
69.816
.877.302
0
Rekening-courant
0)0)_
•
°’
saldi
–
,«b5
0.5
Data
‘
o0:
0)0)
000)
0.,.-
c00.OI
_I
‘d
t
t-
31 Maart 1947
81.527
453.816
–
503.718
101.304
23 Maart 1949
36.850
747.315.
–
719.918
61.847
30 Maart 1949
36.334
767.907
–
713.816
62.576
6 April
1949
32.545
750.808
–
718.626
55.011
13 April
1949
30.091
770.512
.
–
708.867
53.821
Muntbiljettencirculatie per 31 Maart 1947 9646.830.979,-.
Muntbiljettencirculatie per 23 Maart 1949 f879.228.563,25. Muntbiljettencirculatie per 30 Maart 1949 f881.588.301,25.
Muntbiljettencirculatie per 6 April 1949 f883.610.660,25.
Muntbiljettencirculatie per 13 April 1949 9 888.379.739,75.
ZWEEDSE RIJKSBANK.
(Voornaamste posten in inillioenen kronen),
Metaal
Staatsfondsen
—-.—–.–
0
0)0
Data
‘
0)
”
00)
,0’0
31 Dec.
1946
839
532
1.544
504
284
94.
182′
7 April 1949
176 1
111
3.063
267
244
–
182
14 April 1949
176 1
111
3.101
249
263
–
182
23 April 1949
176j
111
3.153
249
231
–
.
182
•
‘
Deposito’s
cd
0.5
.
Direct opvraagbaar
n
Data
&S
o
‘
..
•
t-
0)
0)
1
,
,
….
‘
0)’
two
_-
i_
31 Dec.
1946
2.877
875 1
706
94
280
174
7
7 April
1949
2.837
962)
685
205
203
184
8
14April. 1949
2.869
942)
624
252
204
190
8•
23 April
4949
2.855
948
544
325
206
492
8
‘0.
December 1947 …………….
Januari 1948…………….
Februari
Maart
April
Mei
.
…………….
Juni
Juli Augustus
September
October
Novm bAr
57.079
68.328
71.854 64.113
61.562
59.606 61.814
69.571
74.292
81.065
87.604
112
9
362
,
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 Mei 1949
DANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
.E
In
co
n•-
1
=n
25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450′
1.628,2
22,1
1
1,3
13Apr. ’49
1
0,2
1.299,2
1
1.300
11.278,6
21,7
1
4,0
201A.pr. ’49
1
0,2
1.299,3
1.300
1.280,6
19,6 4,4
27 Apr.
0,2 1.299,2
1.300
1.280,3
19,9
‘1
4,2
Other securiliesi
Deposits
–
Cd
0
”
n
‘9’
‘
.
•
1
–
cd
1
,d
1
1
E4
1cd
C/)
L
25 Dec.
‘461
311,8
1
13,6
1
15,8
1
346,5
1
10,3
1
–
278,9
13 Apr. ’49
1
357,6 21,3
1
23,9
1
604,0
1
22,4
1
6,7
290,0
20 Apr, ’49
370,7
1
16,3
J
21;6
1
411,1
1
12,8
1
6,7
307,4
27 Apr.
1
347,7
13,7
31,6
399,4
16,8
0,7
289,9
WERKLOOSIIEID IN BELGIË
1).
Maand
Geheel
Gedeeltelijk
werkloos
en toevallig
werkloos
42.192
36.962
63.870 31.338 33.117
34.439
42.903
59.703 48.257 43.168 44.797
.-
……………..
.
61.500
December
…………….
1
172.395
1
80.356
2) Bron: ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal Instituut
vdor de Statistiek.
Bij de ECONOMISCHE
VOORLICHTINGSDIENST.
kunnen enig
research-krachten
met belangstelling voor finan-
cieel-economische onderwerpen
en de internationale handel
worden geplaatst. . –
Doctor of doctorandus in de
econoriische wetenschappen ver-
eist. Voor ervaren en geschikte
krachten goede vooruitzichten.
Sollicitaties te richten aan de Direc-
teur van de Economische Voorlich-
tingsdienst, Bezuidenhoutseweg 62,
‘s-Gravenhage.
0 BRIEVEN
J 0
op dén personeel-advertentie!
ZO wordt deze rubriek uitgespeld
-t-
1
Het Pensioenvraagstuk
kan voor Uw onderneming naar eigen . inzicht en
zonder risico’s voor Uw bedrijf worden opgelost
i
.
in samenwerking met de:
NATIONÂLE'”
‘1
1 – LEVENSVERZEKERING BANK N.V.’
DE-NEDERLANDENv.1845 1
i
ROTTERDAM – TEL. 29180 ((s)) N.V. LEVENSVERZEKERING MIJ. VAN
‘S-GRAVENHAGE – TEL. 116260
Fa. A. 0. Beuth van
Wickevoort Crommelin
Amsterdam-Z. Tel. 25410
Corus v. d. Lindenstraat 22
Verzekeringadviseurs.
LOD. S. BEUTH
specialist Gezins- en Oude-
dagsverzorging.
Adviezen inzake:
Peniioen-voorzieningen voor
Staf enPersoneel.
Organisatie Bedrijfs- en Onder-
• neiningspensioenfondsen.
Aanvullingen normalisatie van
bestaande regelingen.
Koninklijke
N ede ri ci n dsch e
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedam
Economisch-
Statistisch
Kwartaalbericht
Research uitgave van
het Nederiandsch
Economisch Instituut
Uit de Inhoud van het Maartnr. De econ. toestand in Nederland.
België, Indonesië, de Verenigde
Staten en West Duitsland.
-Be positie van de Sterllnglanden in
het Internationale betalingsverkeer.
Internationale geld- en kapitaal-
markten; kapitaaischaarste.
Prijzen van agrarische producten.
Jaarabonnementen
f 6,50
voor abonné’s E.-S.B.
f 5,-
Telefoon
38040,
Rotterdam
Giro no.
8408
Aanbod aan houders van
Certificaten van Gewone Aandelen en Originele
Gewone Aandelen
der
-Tide Water Associated Oil Company
Ondergetekende is bereid te kopen;
Certificaten van 10 gewone aandelen
tot de prijs van f 646,88 per certificaat,
zijnde het equivalent van circa $ 26 3/16 cum dividènd, Amsterdamse
usance.
Certificaten van
1
‘gewoon aandeel –
– tot de prijs van
f64,69 per certificaat.
De achterstallige ng niet door het, administratiekantoor betaalbaar gestelde divi-
denden, evenals het op 28 April j.1. gedeclareerde dividend ad V.S. $ 0,40 per.
aandeel, hetwelk nog in de koers der certificaten ter beurze van Amsterdam be-grepen is, zullen ten gunste der verkopers blijven.
Originele aandelen, berustend
in
het depôt van een inleveringskantoor
voor rekening van ingezetenen van het Nederlands monetair gebied,
die de stukken op 29 April 1949 in eigendom hadden, tot de prijs van
V.S. $ 24, 63, per aandeel ex dividend, zijnde het equivalent van ruim
25 1/4 cum dividend, Amerikaanse usance.
Dit aanbod is geldig voor stukken, voorzien van de certificatie-verklaring van De Nederlandsche Bank N.V., die zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk Vrijdag
13 Mei 1949 te 16 uur, Amsterdamse tijd, door bemiddeling van een lid van
de Vereeniging voor den Effectenhandel (Bedrijfsgroep Effectenhandel) aan
ondergetekende worden aangeboden onder gebruikmaking van een daartoe be-
stemd formulier, waarvan exemplaren te haren kantore verkrijgbaar zijn.
Blijkens gelijksoortige publicatie van De Nederlandsche Bank N.V. zullen
de houders van boven sub a t/m c vermelde fondsen, bij verkoop daarvan
tot uiterlijk 13 Mei 1949, vergunning kunnen verkrijgen ten hoogste drie-
kwart van de opbrengst opnieuw in Amerika
te beleggen in een groot
aantal te New York genoteerde fondsen.
Een -bericht omtrent dit aanbod is ten kantore van ondergetekende verkrijgbaar.
LABOUCHERE & CO. N.V.
AMSTERDAM,
2 Mei 1949.
FINANCIEEL
DESKUNDIGE
Bedrijfs-econ. Dr., midden dertig, bekend met alIq cleviezen-
technische, handelspolitieke en econ. vraagstukken, gewend
leiding te geven, thans werkzaam bij een groot bedrijf, zoekt een verantwoordelijke en zelfstandige functie in middelgrote
onderneming of bij financ. instelling. –
Br. onder no. ESB
1410,
bur.
v.
d. bl., Postbus
42
:
Schiedam.
.1.ii’eiteei
ijt
dit J:1ci:c.
All-round Zakenman
middelb. leeftijd, academisch gevormd, bereisd, representatief,
zoekt een hem passende werkkring in binnen- of buitenland.
Ook bereid tijdelijke opdrachten uit te voeren. Prima refe-
renties. Direct beschikbaar. –
Br. onder no. ESB
1411,
bur.
v.
d. blad, Postbus
42,
Schiedam.
Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,Economisch-Statistische Berichten” de aangewezen weg. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.
De Maatschappij
tot Financiering van’ het
Nationaal Herstel N.V.
roept aandeelhouders op tot het bijwonen van een
a. Buitengewone vergadering van aandeelliouders B, te
houden op 10 Mei 1949, te 15 uur, n het kantoorgebouw
van de maatschappij, Kneuterdijk 6, te ‘s-Gravenhage.
AGENDA:’
Opening.
–
–
Goedkeuring notulen vorige vergadering,
Benoeming van één lid van de Raad van Toezicht.
De Commissaris, die ingevolge artikel 18 sub 4 van dc
statuten der vennootschap aftreedt, heeft zich her-
kiesbaar gesteld.
Rondvraag.
–
• 5.
Sluiting.
S
b. Jaarlijkse a1genoene vergadering van aandeelhouders,
te houden op 10 Mei 1949, te 15.15 uur, in het kantoor-gebouW van de maatschappij, Kneuterdijk 6, te ‘s-Gra-
venhage.
AGENDA:’
Opening.
,
Goedkeuring notulen vorige vergadering.
jaarverslag van de directie.
Vaststelling van de balans op II December 1948 en
de winst- en verliesrekening over het derde boekjaar.
5
Vaststelling dividend.
Benoeming van drie leden van de Raad van Toezicht.
Twee commissarissen treden ingevolge artikel 18 sub 4
van de statuten der vennootschap af en hebben zich
–
herkiesbaar gesteld.
Rondvraag.
Sluiting.
–
De jaarstukken liggen ter inzage ten kantore van de
maatschappij, Kneuterdijk 6, te ‘s-Gravenhage. 1-louders
van aandelen aan toonder, die genoemde vergaderingen
wensen bij te wonen, dienen hun aandelen uiterlijk 6 Mei 1949 tegen reçu, dat tevens als bewijs van toegang tot de
vergadering zal dienen, te hebben gedeponeerd bij de
volgende banken:
Amsterdarnsche Bank
N
.
V.
De Twontsehe Bank N.V.
Incasso-Bank N.V.
Lippmann, Itosenthial & Co.
R. Mee9 & Zoonen.
Nedcrlandsche Handel-Maatschappij N
.
V.
Pierson & Co.
Rotterdamsche Bank N.Y.
Heldring & Pierson.
Nederlandsch Indische, handelsbank N.V.
De Nederlandsche Bank N.V’, Afd.. Bcwaarneming,
Oude Turfniarkt 127, Amsterdam.
Groot fabiekskantoor te Gouda vraagt-prima kracht als
1
Correspondent in de Moderne talen
L
kennig Spaans aanbeveling.
Br. onqer no. ESE 1409 bur. v. d. bi., Postbus 42,
Schiedam.
–
—
Bij diverse Regering’sdiensten in
Indonesië kunnen worden geplaatst:
Accountants
Adj. Accountants
–
c.
Ervaren Boekhouders
Minimum
eisen
voor:
diploma NIVA of academisch gevormd,
MULO
en
MO
boekhouden
of SPD,
MULO
en
voiw. practijkdiploma boekhouden.
Bezoldiging en toelagen volgens de per 1 Jan. 1949 verbe-
terde md. Bezold. regeling. Accountants genieten boven-
dien een belangrijke extratoelage. Uitzendingvoor3 jaar.
Bij de afloop van het contract vindt een uitkering
plaats, neerkomend op een jaar bezoldiging. Brie-
ven met uitvoerige inlichtingen omtrent opleiding
en practijkervaring te richten aan het Hoqfd van
de Afdeling Aanneming, Kamer
142, van het
MINISTERIE v. OVERZEESE GEBIEDSDELEN
Binnenhof 7,
‘s-Gravenlaage.
Voor directe uitzenlhng naar Java gezocht door
N.V., vertegenwoordigend diverse Cultuur-Maat-
schappijen
Prima kracht van ruime
algemene ontwikkeling
leeftijd ca. 30 jaar, ter assistentie Agent Cultuur-
zaken, Juridische, Economische of Indologsche
opleiding gewenst, maar niet absoluut vereist.
Br. onder no. 179 D. G. aan Adv.kant. de Bussy,
Rokin 60, Amsterdam-C.
,
Economisch – Statistische
Berichten
De President-Directeur
J. F. POSTHUMA
[
4
Vaeaturi8
‘
4-
1
ACCOU N TAN TSKAN TOOR
vraagt voor zijn kantoren in Amsterdam en Jiatavia
‘een accountant en
AL
enige Ie en 2e assistent-accountants
Br. onder No. 172 C.Z., Adv. Kant. de Bussy,
Rokin 60, A’dam-C.
Adres voor Nederland: Pieter de Floochstraat 5, Rotterdam (1V.).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408,
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Elco-
nomie,
14,
Uirivereiteitstraat, Gent.
‘ –
Abonnementen: Pieter de ffoochstraat
s.
Rotterdam (1V.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland t
26′
per jaar,
voor België/Lu..xemburg
/
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost)
/
26,
overige landen
/
28
per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd
per ultimo van het kalenderjaar. –
Aangetekende stukhen in Nederland aan het
Bijkantoor
Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondenlie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven rr, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief f
0.40
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,.Beschihbare Krachten”
/ o.6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
–
Losse nummers 75 cents, resp. 12 B francs’