Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1659

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 23 1949

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch

,

-Statistische

Beric
,
hten
1.

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NËDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
34E.JAARGANG

WOENSDAG 23 FEBRUARI 1949

No.
1659

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;

F. Versichelen.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

i?HOUI):

Blz.

De artikelen van deze week ……..147

Som.mâii-e, summaries ………………147

Economische politiek en economische unie
door A. A.

van Ameringen

…………………………
148

Sübsidies nu en dertig jaren geleden
door Ii’ J. Sandee 151

Financiële l)erSPeCtieven van het ziekenfondswezen
door J. de Wit

…………………………
152

Verdrag tussen Nederland en Engeland tot vermijding
van dubbele belasting naar het inkomen
door Mr
A.

J.

van

Soest

…………………………

154

Ingezonden

stuk:
Behandeling van i)uitse inerketi bij liet toekoiiietlgc vredes-
verdrag
door Mr M.
Oppenheimer,
,iiet.iinsclirift

an
Ir
E.

Ihjnnns

………………………………..
156

Aantekening:

Enkele aspecten van de Russieelie landbouw

… ………
157

Internationale

notities:

De

Bizonale

export

lii

1948

……………………..
158
De

goudprjs

…………………………………..
158
1-let

Engelse

grondnotenplalL

………………………
158

Ontvangen boeken en brochures

…………….
158

Geld-

en

kapitaalmarkt

…………………….
159

Statistieken:

Bankstatcn

………………………………….
159
Indexeijfers van grootliandelsprljzen in Nederland
……..
160
Overzicht der laatste vier verkorte balausen van De Neder-
landsche

Bank

………………………………
161
Enige lndexcljters van de industriël

productie in België
. .
161
Werkloosheid

In

Nederland

………………………
162
Indexçljfcrs van lonen volgens regelingen in Nederland
. .
162
Verkeer en vervoer In Nederland

………………….

Stond

van

‘t
Rijks

Kas

…….

.-

…………………

l’roductie

en

export

van

natuurrubber

…………….
163

DEZER DAGEN

heeft het Nederlandse parlement omzichtig gedebatteerd

over de Indonesische quaestie. Het paste hij de vrees
voor breuken, dat men daarbij zijn kracht zocht in beeld-
spraak. . .. .

Men zou .hirviede mee kunnen hebben, als .ten slotte

Vondel’s , ,Vertroostinge aan Geraerd Vossius” toepasselijk
bleek: ,,Men klaagt. . . . niet, zo ‘,t glas bekoomt een breuk,
als ‘t edel nat geborgen wordt”. Voorlopig echter, zij het
dat op korte termijn uitsluitsel is toegezegd, blijft het met
de Indonesische politiek als in Keats’ aanspraak in de ,,Ode

on a Grecian Urn”: ,,Thou foster-child of silence and slow
time.”

In elk geval, de kruik gaat nog te water. FIet herziene
kabinet is een inediehde motie van wantrodwen, naar
stemmenaantal, gaaf te boven gekomen; de motivering
van een gedeelte der stemmen daarentegen wekte meer de
indruk van craquelé.

– Zal de Regering, thans in staat naar buiten een effen
oppervlak te vetonèn, zowel naar eigen inzicht als naar
parlementaire steun, een hernieuwd internationaal krakeel

kunnen voorkomen? Zal de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, na zijn terugkeer in Batavia, het Buitengewoon
Federaal Overleg de mogelijkheid van een gladdere baan
kunnen doen zien? Met spanning wordt uitgezien naar de
regeringsverklaring, die balsem moet zijn voor zoveel
harten tegelijk.

Balsem op de wonde, de Amerikaanse minister van Bui-
tenlandse Zaken spant zich in, deze zo snel mogelijk aan

te brengen. Aan het constitutionele punt, dat aan het
Congres het recht van beschikking over militair optreden
blijft, kan hij niet tornen; naar gedachtengang echter ziet

hij in een Noord-Atlantisch pact dë consequentie van bij-
stand van elke soort. Over een aansluiting, in deze vorm
gegoten, beraadt zich thans Noorwegen.

De Scandinavische partners bevroeden een Noors be-

sluit, dat ..voor de Scandinavische.eenlleid geen rozengeur
betekent. FIun zweeft waarschijnlijk een hachelijk beeld
in de trant van Jacob Cats voor ogen, die als vredesonder-
handelaar in Groot-Brittannië sprak vân ,,Aarden potten,

die al drijvende tegen elkander stoten en breken”. Zij
vrezen de eventuele scherven.

Brokkelt ook de Amerikaanse conjunctuur af? De voor-

zitter van de economische advie.siommissie van de Pre-
sident, Nourse, acht de prijsdaling nog een ,,healthy
sign”. Met Potgieter’s Bontekoe zingt hij: Jk staar dus
mijn pot niet zuinig aan, schoon ik den boôm al zie”.

Zo ook de Nederlandsè minister van Financiën? Nogmaals
heeft deze bevestigd, tot verlaging van enkële belastingen
bereid te zijn; wellicht mede omdat wél de ondernemers

zuinig begonnen tè kijkefi. Tegelijk zijfi drié obligatieleningen
aangekondigd, waaronder twee zeer grote. De uitvoer
in Januari is, geflatteerd, gestegen, het sterftecijfer van Ne-
derland was in 1948 het laagste ter wereld. Wij leven voor het oog ongebroken voort.

ROTTERDAMSCHE

BAF’

4

,s,, ……

DOCUMENTAIRE

ACCRE DITIE VEN

‘1NCASSEERINGEN

OP BINNEN.
.
EN

8UITENLAND

225 VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

iul

N
.
V. KONINKLIJKE

NED[RLA;NDSC H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hen gelo

ZOUTZIEDERIJ”

Fabriek van

zoatzutir, (‘alle kwaliteiten)

vloejbaar ch/oor’

ch/oorb/eekloog

natronloog, caust:c joda.

S S 0 U1 I T UE C
l
l
,`s
;.

KASSIER5INSTELIING

OPGERICHT IN 1806

IIEERENGRACIIT 179
• AMSTERDAM-

;-
.
.,•

S-

ne

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Finance
*


• •
and Trade

*.

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL ,OPINION

*

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*

Annual subscription rate: (post free-

to include all supplements) £ 3:2:6

(fi 33,40)

A Speciai Supplernent on .Econornic Con-

ditions in The Hetheriavds wa8 published
on Jannary
31 1948.
A limited number
of this Supplement remain for 8(51e.

LONDON: 51
CASNNON
ST1EET, E.C. 4

DISPOSITIE CENTRALE

Kassierskantoor voor IJér-Disposities
Amsteistraat 14-18, Amsterdam.

Opgericht 1933.


Abonné’s Op van dor Graaf ,S Co’s Ver-
lieSposton’- Voorkomend

Systeem
.
kunnen

voor retour-kwi tan ties, waarvan de hij le-
vering vastgéstelde betalingsdatum niet
meer clan 6 maanden is overschreden, ge-
bruik maken van cle HER-DISPOSITIE
METHODE DER DISPOSITIE-CENTRALE, dienst II van
het ‘V’VS.).
.
Hie’cIoor verkrijgen zij een. selectie tussen goede
en kwade posten.
Vraagt-toezending der V.V.S.-brochure, waarin’ onze methode’
1
van hér
:
dispOfleren iacler.word uiteengezet..

………

-,

_
77

l4ÂkT ‘ÇEB.’Û!k’

ubik
,%1ires”Vo
t
hf
‘-•’-

til
ul.’

.-‘
+:-l’


rv
oproepen van sollicitanten voor leidende
functies.

i’n:
,
,i
. ‘t, 4’-,

‘,.1,

‘(4*.

.

Behandeling van alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle

assurantiën.

IIIIIIJIIIIIII

R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN
ASSURANTIE-MAKELAARS

AMSTERDAW

ROTTERDAM

‘S-ORAVENHAGA
*
DELFT

SCHIEDAM

VLAARDINGEN

,,
HOL LAN DIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK’

.

1 ……….
(-‘

Ei,..

– .

””’

PRODUGTEN

EN
VOEDINCMIDDELEN-NV.

1vt


lr-e.

-1
.’
Ic
so
1
I’.Is
t’- nfu*,
.’l 4L 0
eis!4i.

‘z
HOOFbKANTOORTE
e

~46,1
4-

!i..

l’Éi.t
** 4

(1*4E*I
ii-.


.
..
11

a

0 rOothundel

Weekblad voor de
internationale handel

Heeft U al eens

een proefnummer

aan9evraagd?

H.
A.
M.
Roelants

Schiedari

23 Februari 1949

ECONOM ISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

147

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

A. A. van Arneringen,
Economische politiek en economi-

sche unie.

In de recente economische politiek hier te lande is een

ombuiging van de na de bevrijding gevolgde lijn te consta-

teren sinds de conferentie van Château d’Ardenne in

Juni jl. lIet bezwaar tegen de thans gevoerde politiek is,

dat zij materieel en psychologisch het omgekeerde stimu-
leert van wat nodig is om ons land rijp te maken voor een
aantal jaren van ,,austerity” en intensivering der investe-
ringen. De algemene politiek van de Benelux zal in

meerdere mate afgestemd moeten worden op de Neder-

landse problematiek. Met een zgn. ,,gerichte economie”

kan men structuurproblemen van grote diepgang niet op-
lossen. Uitgangspunt der Benelux-samenwerking moet

niet het neo-liberale a priori zijn. Bij samenwerking gaat

het er in eerste instantie om, de economische politiek en de
economische ontwikkeling der samenwerkende landen te

coördineren en bepaalde achterstanden en niveauverschil-

len weg te werken. –

Ir J.
Sandee,
Subsidies nu en dertig jaren geleden.

De na de tweede wereldoorlog verleende subsidies zijn,
naar absolute bedragen, aanmerkelijk groter dan de over-

eenkomstige subsidies in de jaren 1915-192
Q
. Men moet

echter ook rekening houden met de grootte van het ver-
bruik, waarop zij betrekking hebben. Drukt men de sub-
sidies uit in procenten van liet verbruik, dan blijken de

thans gegeven subsidies dezelfde orde van grootte te hebben
als die van dertig jaren geleden. Inmiddels geeft deze
conclusie allerminst een volledig beeld van liet sociale effect,
dat de subsidies in beide perioden hebben gehad. Wel
leiden beschikbare cijfers tot de gevolgtrekking, dat
de inkomensongelijkheid in de vorige oorlog groter, de

sociale werking der subsidies dus sterker was dan thans.

J. dc ‘Wit,
Financiële perspectie oen pan het ziekenfonds-

wezen.

De tendens tot stijging van de kosten -van het zieken-
fondswezen zal zich ongetwijfeld bok in de toekomst doen
blijven gevoelen. Er is een dringende noodzaak om alle
middelen tot ‘rationalisatie en kostenbesparing systerna-
tisch te onderzoeken en toe te passen. Van belang ware invoering van een financieringssysteem, dat de fondsen
enig direct belang bij een zuinig beheer geeft. Voor de

vrijwillige verzekering zullen in de loop van dit jaar nadere
voorzieningen moeten worden getroffen, wil men niet bij
de aanvang van 1950 voor de noodzaak van een nieuwe
premieverhoging staan. Vt tenslotte de medische ver-

zorging vai niet-ziekenfondsleden betreft, stelt schr., dat
de groep van personen met inkomens van f 3.750 tot
16.000 ‘s jaars het moeilijker heeft dan de personen met

lagere inkomens.

Mr
A. J. van Soest,
Verdrag tussen iVcderland en Engeland
tot vermijding pan dubbele belasting naar het inkomen.

Dit verdrag werd te Londen
6p
15 October 1948 getekend.

Schr. geeft een schets van de belangrijkste artikelen ervan.

Met name de betekenis van de bepalingen inzake
dipiden-

den
wordt met behulp van getallenvoorbeelden toegelicht.
Vervolgens stelt schr. de bepalingen inzake
bedrijfsinkom-

sten
aan de orde, terwijl die inzake
andere inkomensbestand-

‘delen
kort worden samengevat. In tegenstelling tot Enge-
land is het verdrag hier te lande nog niet gepubliceerd; men

kan er
ec
ht
ei
Z
inzage van nemen ten kantore van de in-
specteurs der belastingen. Zodra het,verdrag is bekrachtigd
(hetgeen in Nederland hij de wet zal geschieden), zal liet
met terugwerkende kracht, in Engeland tot 6 April 1948,
in Nederland tot 1 Januari 1948, in werking treden.

SOMMAIRE.

A. A. van
Arneringen,
La pol itique économique et l’Union

économique.

Les prohlèmes de redressement avec lesquels les Pays-

Bas se trouvent confrontés, sont si vastes que le pays est

bien obligé de limiter la consommation et de stimuler les

investissements. La politique économique que les Pays-

Bas appliquent actuellement est en contradiction avec

ces principes de redressetnent.

Ir J.
Sandee,
Les subsides actuels et ceux d’il y a trente ans.

Lorsqu’on établit, en pourcentage de la consommation,

les suhventions, accordées actuellement aux denrées ah-.
mentaires, l’on s’aperçoit qu6 ces subventions sont – pro-
portionellement – d’une importance égale â celles accor-

dées, il y a trente ans. Pendant et après la première guerre

l’inégalité des revenus étant plus grande l’effet social des

subventions fut plus accentué que maintenant.

J. de
‘%%Tit,
Les perspectiQs financières des mutuelles.

L’augmentation constante des frais qui grèvent les
mutuelles persistera sans doute dans l’avenir. C’est pour-quoi il est d’une impérieuse nécessité afin de réaliser des

économies d’examiner systématiquement tous les moyens
permettant de rationaliser leur gestïon.

Mr
A. J. van Soest,
La conoention hollando-britanniqae pour
éçiter la double imposition sier les reenus.

Cette convention a été signée â Londres le 15 èctobre
1948. L’auteur donne un résumè des plus importants
articles. La portée des dispositions est tablie è l’aide de

chiffres.


SUMMARIES.

A. A.
van Aincringcn,
Econorhic policy ard economie union

The problem of Flolland’s economie recovery is still very
difficult to solve. As a matter of fact, consumption must

be restricted and investments increased. This axiom is
violated by Holland’s present , ,Benelux”-economic policy.

Dr J.
Sandee,
Subsidies now and thirty years ago.

Comparison of total food subsidies and total consump-
tion demonstrates that the present subsidies are of the
same magnitude as those of thirty years ago. During and
after the previous world war the inequality of incomes
was more pronounced, the social effeots of the subsidies

stronger than at present.

J. de Wit,
Financial prospects of s’ick-fiind insurance.

There is no doubt that the present tendenci of increas-
ing costs in sick-fund insurance will also manifest itself
in the future. There is, therefore, an urgent necessity to
try every possible means for rationahisation.

Dr A. J. van Soest,
The treaty between England and the
Netherlands to apoid double taxation on income.

This treaty has been signed at London, October 15, 1948.
The writer reviews the most important articles. The
purpose of the -various stipulations is illustrated wi’th

practical examples.

,
11
148

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1949

ECONOMISCHE POLITIEK EN

ECONOMISCHE. UNIE.

De situatie van onze volkshuishouding en de daaruit voort-

vloeiende eisen.

Tegen de jaaiwisseling heeft Prof. Posthuma
1)
onze
economische toestand aan een , ,zelfgericlit” onderworpen,

waarbij hij enkele sailiante trekken heeft opgehaald,

die in de loop van 1948 weliswaar duidelijker •tot Ons

bewustzijn waren doorgedronged, maar in de baaierd van

feiten, waarmee wij voortdurend manoeuvreren, toch al te
vaak onze aandacht ontglippen. Prof. Posthuma consta-

teert, dat ,,zelfs hij de gunstigst denkbare wed erontplooing
van onze economische activiteit in Indonesië en een krach-

tig herstel van de West-Duitse economie de resultaten

in de enkele jaren van de Marshall-hulp, die ons, naar

wij hopen, gegeven zullen zijn, het evenwicht niet zullen

brengen”. De schrijver werpt dan de vraag
01),
of wij de

verhoging van ons levenpeil, die heeft plaats gevonden,

weer niet gedeeltelijk zullen moeten terugdraaien. 1-let

alternatief zou zijn een beperking van de investeringen
tot een dusdanig peil, dat ,,voor het opgroeiend geslacht
geen voldoende kapitaalsuitrusting aanwezig zal zijn en

een cuniulatief proces van afbraak wordt ingeluid”.

Prof. Posthuma beweegt zich hier ongetwijfeld in liet

voetspoör van de president van De Nederlandsche Bank,

dle er in zijn laatste jaarverslag op heeft gewezen, dat

bepaalde dingen nu eenmaal niet kunnen samengaan, nl.

investering in Nederland en in Indonesië, herhewapening

en verhoging vdn de consuniptie Ofschoon dergelijke
uitlatingen aan duidelijkheid weinig te wensen overlaten,
kan hien zich afvragen, of zij er in geslaagd zijn Regefing

en volk ervan te doordringen, dat de nationale cake niet

tegelijkertijd gegeten en bewaard kan worden.
Indien men de deleinden, waarop de Nederlandse

economische politiek zich in het eerste decennium heeft te

richten, eens met enkele woorden, min of meer slogan-
gewijs, zou willen typeren, krijgt men het volgende lijstje:

evenwicht van de betalingsbalans, doelbewust gerichte

expansie van het industriële apparaat, opvoering van.de
investeringen, beperking van de consumptie, stabilisering
van dé werkgulegenheid. Deze doeleinden, welke voor een
groot deel onderling samenhangen en waarvan sommige
w-ellicht minder als ,,Selbstzweck” dan als middel tot

verwezenlijking van andere doeleinden kunnen worden
beschouwd, vloeien met ijzeren noodzakelijkheid voort uit de vooroorlogse ontwikkeling, uit de positie, waarin
de oorlog onze volkshuishouding heeft gebracht en uit

de structurele krachten, die vroeger en nu aan het werk
waren en in de toekomst hun werkzaamheid zullen voort-
zetten. Wat ij hier noemen, is geen ,,politiek” program,
geen basis voor onderhandelen, waaraan iets af- of toe-gedaan kan worden, neen, ht gaat hier om een integrale
verwezenlijking. Wanneer wij één van de punten laten
vallen, kan men de economische en sociale toekomst
van het Nddrlaridse volk slechts met groot pessimisme beoordelen. liet zou w’enselijk zijn, indien men van het bovenstaande een- en ander als ,,nationale doeleinden”
zou kunnen proclameren en er de aandacht van het volk voortdurend op zou kunnen gericht houden.

De werkelijkheid onzer economische politiek.
Een poging tot concentratie op ,,nationale doeleinden”
zou alleen al noodzakelijk – maar daarom extra moei-
lijk – zijn vanwege de grote verwarring, die d feite-
lijke economische politiek met zich brengt. Er zijn er in

de eerste plaats, die ook voor ons land de gedachten van het neo-liberalisme, zoals bepleit door figuren als Röpke
en Hayek, •verdedigen. Volgens Röpke is de oplossing
al zeer eenvoudig. De oorzaken van de armoede liggen bij
de geleide economie, want ,,zijn de colleôtivistische landen

‘)
,,E.-S.B.”
van
29
December
1948, bis. 1024.

van thans niet tevens de armste?”
2
) Dit herinnert aan de
logica van de onsterfelijke Chantecler, die constateerde,

dat wanneer hij kraaide de zon opging en wanneer hij ver-
kohden was, er een n&vel over de stad hing. De steun,

die de causaliteitsbegrippen van Röpke en Chantecler
hier te lande tot nu toe hebben gevonden, is beperkt ge-
bleven. Zover nien op publieke uitlatingen mag afgaan,
neemt onze Regering ze niet voor haar rekening.

Tussen woorden en daden bestaat echter vaak een

grote afstand. Lezers van het Economist-artikel over ,,The

onus of the minus”
3)
zullen zich hebben gerealiseerd,

dat, wat de internationale practijk van de controverse
betreft, Nederland thans aan de kant staat van Röpke.

In dit ai’tikel werd vastgesteld, dat in het O.E.E.C.-

kamp de door Engeland voorgestanë politiek van heper-

king der consumptie en soberheid het sterkst aangevochten

wordt door de Benelux tezamen met de Amerikanen der

Bizône.

Indien men zich ooit gedwongen voelt zich rekenschap

te geven, van de consequenties, die de economische sa-
menwerking met België. voor de economische politiek

van ons land met zich brengt, is dit wel hij zulk een gele-
genheid. Er is vaak op gewezen, dat de grote betekenis

van een dergelijke samenwerking vooral op internationale

conferenties tot uiting komt, waar de stemmen van de

drie Benelux-landen een gezamenlijk volume krijgen, dat

nog slechts door de Verenigde Staten en het Britse Rijk

woi’dt overtroffen. ‘Wat hebben wij echter aan een dergelijk

volume, indien ons- eigen gelbid daardoor wordt gesmoord?
Hoe kan Nederland er toe komen in dit internationale
koor met landen als België en Zwitserland de neo-libe-

rale melodie mee te zingen?

Het gesignaleerde feit is niet alleen ernstig, omdat

het de zo noodzakelijke coördinatie van de economische politiek der Marshall-landen bemoeilijkt. 1-let stemt ook

daarcim tot nadenken, omdat het nog eens een scherp

licht werpt op onze eigen economische politiek in een re-

cent- tijdvak en ons bewust maakt van het gewicht der

beslissingen, die op de ministeriële confei’entie der Benelux-
landen in Maart a.s. moeten worden genomen.

Wat de recente econoniische politiek hier te lande
betreft, is hèt niet moeilijk een ombuiging van de na de
bevrijding gevolgde lijn te constateren sinds de conferentie

van Château d’Ardenne in Juni jl. Wij doelen hier niet
in de eerste plaats op de ongetwijfeld prijzenswaardige

actie tot sluitend maken van het Staatsbudget, al moet
nien zich er rekenschap van geven, dat dit vooral neer-
gekomen is op een verplaatsing van de druk van het

Staatshudget naar het ondernemersbudget en dus mede
ten .laste van liet op de interne financiering gebaserde
gedeelte der investering is gekomen.
Hiermede is parallel gelopen een algemeen streven
van de Regering tot verzachting van 6 bepeikingen7die
in de consumptiesfeer bestaan. Verschillende dezer ver-
zachtingen w’aren wellicht geoorloofd in verband met de
verbeterde voorziening, andere hadden een ongunstige
werking hetzij op de invoer, hetzij op de uitvôer In hun

geheel droegen zij hij tot een opvoering van het algemene
consumptiepeil en — en mangeant vient lappétit –

versterkten zij de drang tot sloping van de nog resterende
beperkingen. De gevoerde politiek stimuleerde materieel
en psychologisch het omgekeerde van wat nodig is om
ons land rijp te maken voor een aantal jaren ian. ,,auste-
rity” en intensivering der investeringen. Ja, zelfs het
economisch ,,denkend deel der natie” raakte het spoor bijster. Op de laatste vergadering der Vereniging voor

de Staathuishoudkunde en de Statistiek kon men enkele
malen het geluid beluisteren, dat het tijdvak der schaarste-
economie nu langzamerhand achter de rug is, zonder dat
er meteen aan toegevoegd werd, dat de armoede-economie
daardoor des te séherper aan de dag zal treden.

‘) Rôpke,
,,De crisis van het colieetivisme”,
biz. 0.
) ,,The Economist”, January
1, 1949.

23 Februari 1949
a

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

149

Het is onmiskenbaar en zal ook niet bestredenworden,
dat de samenwerking in Benelux-verband haar stempel

op de genoemde politiek heeft gezet en, naar te verwachten
is, in de toekomst in nog versterkte mate zal zetten. Dit

betekent, dat de Benelux voor ons land wel een zeer

bepaalde problematiek met zich brengt, scherp onder-

scheiden van die van onze beide partners. Wanneer wij

voorop stellen, dat het naar elkaar toegroeien van de driei

economieën voor de betrokken landen belangrijk is en
door het tot oordelen in staat zijnde publiek algemeen
wordt gewenst, zullen wij duidelijk moeten vaststellen,
wat de specifieke politiek van Nederland in Benelux-
verband zal moeten zijn, voortvloeiend uit onze bijzondere

problematiek. Dit streven zal er toe moeten leiden, dat

de algemene politiek van de Benelux – intern en extern –

in meerdere mate afgestemd zal moeten zijn op deze pro-
blematiek. 1-let is verre van ons, de beide andere part-

ners de Nederlandse politiek op te dringen. Het gaat

echter om hun welbegrepen eigenbelang net zo zeer als

het onze. Ook voor hen kan een compagnonschap met een

firmant, die niet op eigen benen kan staan, niet aantrek-
kelijk zijn. Wanneer zij er niet voor voelen deze firmant

tot in het oheindige te mainteneren, resp. zich bij anderen
in de schuld te laten steken, zullen zij er toe mee moeten werken de voorwaarden te scheppen om hun compagnon

weer op eigen benen te doen staan.
Wij willen niet ontkennen, dat de Regeringen enkele
malen getracht hebben hun gemeenschappelijke econo-
mische politiek aldus te formuleren, dat de klip wordt

omzeild. In het eerste Benelux-programma wordt daartoe

de zgn. gerichte economie ten tonele gevoerd. Na
,
afbraak

van het stelsel van na-oorlogse voorschriften op het ge-
bied van distributie en prijsbeheersing zal de globale

consumptie worden gereguleerd en de realisatie der in-
vesteringsprogramma’s worden bevorderd door een stelsel
van voornamelijk monetaire en financiële beïnvloeding.

In dezelfde geest is het eerste verslag van de Nederlandse
Regering inzake de werking. van het E.R.P. Dergelijke
uitspraken zijn teleurstellend, niet alleen vanwege hun
vaagheid en algemeenheid, maar ook-omdat zij zo kenne-

lijk de iritieke punten uit de weg gaan. FIet aangeprezen

stelsel moge volgens vele moderne economen aanvaard-
baar zijn als régime voor conjunctuurhehe.ersing langs
monetaire weg, het ziet er vooralsnog niet naar uit, dat men op deze wijze structuurproblemen van grote diep-
gang zal kunnen oplossen. Structuurproblemen, die er

trouwens ook voor de drie betrokkenen onderling voor
een deel zeer verschillend uitkien en dus onmogelijk met

dezelfde globale politiek kunnen worden aangepakt. Even-min zijn er waarborgen, dat het gezamenlijke investerings-
programma, dat de Benelux-landen in hun tweede memo-
randum voor de O.E.E.C. hebben neergelegd, met de mid-
delen ener globale conjunctuurpolitiek tot uitvoering
zullen worden gebracht. Bij de instrumenten, welke men
wenst te hanteren, valt te vrezen, dat het investerings-
programma eer het karakter van een stel richtlijnen dan
van een budget heeft. 1-let behoeft niet te verwonderen,
dat dëze zwakke zijden van het Benelux-programma
ook de aandacht hebben getrokken van de Raad der

O.E.E.C., die voorspelt, dat de door hem gesignaleerde
tweeslachtigheid er toe zal leiden, dat de ongunstige
druk op de betalingsbalans gehandhaafd, zo niet vergroot

zal worden. Met name wordt gewezen op het fe’it, dat
Nederland de stijging van de verbruiksstandaard wil
beperken, maar de rechtstreekse contrôle op het verbruik
afschaft. Blijkens een uitlating van Minister v. d. Brink
in de Tweede Kamer zou de Regering haar verwachtingen
richten op een zeifbeperking van het verbruik
4).
Wij

kunnen dit niet anders zien dan als een vrome wens, tot
welker vervulling ook de Overheid geen hand uitsteekt.
Deze tweeslachtigheid vloeit ongetwijfeld hieruit voort,

Handelingen Tweede Kamer
1948/1949,
blz.
466.

dat het schemavan doeleinden voor België en Luxemburg
belangrijk afwijkt van het hierboven weergegevene. Ver-
schillende punten hebben in het geheel niet of nauwelijks

het relief, dat zij in Nederland krijgen. 1-let tragische van
de situatie is, dat het laatstgenoemde punt, de stabilise-

ring der werkgelegenheid, dat voor Nederland chrono
logisch, zij het niet qua betekenis achteraan komt, juist

voor België thans de grootste actualiteit, heeft. België
is hier het slachtoffer van de internationale situatie en

heeft geen eigen oplossing voor dit probleem. Nederland
kan niets tot oplossing van dit probleem bijdragen, daar

het hoogstens tijdelijk een enigszins belangrijke en op
den duur slechts een zeer beperkte afnemer vooi’ België’s
textielcpaciteit kan zijn. Indien men zich nu eens zou

voorstellen, hoe men met de middelen der ,,gerichte
economie” het Belgische werkloosheidsve’rschijnsel zou

moeten aanpakken, kan men hoogstens tot de.toepassing
van het ,,priining of the pum5″-systeem concluderen, dus

het toedienen van infiationistische koopkrachtinjecties,

waardoor het textieloverschot zou kunnen worden geab-

srbeerd
5).
I-Ietbehoeft geen betoog, dat in het kader

van een economische unie Nederland ook zijn deel van de

injectie zou krijgen, ofschoon deze beslist schadelijk zou
zijn voor onze constitutie, welke in dit stadium allerminst

behoefte heeft aan nieuwe prijsspanningen.
1-let is er verre van, dat wij de Belgen de richtinghun-
ner economische politiek zouden willen suggereren. Deze

valt buiten ons gezichtsvermogen en het is heel goed denk-
baar, dat de daar te lande gekozen politiek in het kader
der economische, sociale en politieke data volkomen juist

is. De Belgische economische politiek wordt echter wel
onze zaak, indien en zodra de volkomen economische
unie de beide volkshuishoudingen zal verbinden door
middel van een ongecontroleerde stroom van goederen,
en betalingen. Op dat moment geven wij onze vrijheid
uit handen om onze specifieke structuurproblemen op
te lossen met de middelen, die voor onze volkshuishouding
het meest geschikt zijn. Dan zal elke beslissing van enigs-

zins ingrijpende aard voorgelegd moeten worden aan
intergouvernementele colleges, die slechts met ,,last en
ruggespraak” kunnen handelen, en die bepaalde kenmer-

ken zouden kunnen vertonen van het regeringssysteem

van de Republiek der Zeven Provinciën.
De meest directe en voelbai’e gevolgen van een ,,ont-
manteling” van het douane-apparaat aan onze Zuidgrens
zouden optreden op het kwetsbare terrein van de dcvie-
zenpolitiek. Van onze exportcontrôle zou al di’rect niet
veel meer terechtkomen. De uitvoerresti’icties . – die

wellicht geleidelijk in betekenis zullen afnemen – noch

de op zo vele bedrijfstakken uitgeoefende pressie ‘tot op-
voering resp. realisering van hun exportquotes, zouden te
handhaven zijn. Wat de invoer betreft, zouden wij ten
aanzien van de voor de verschillende delen gemeenschap-
pelijke schaarse valuta wel eens onverkwikkelijke tegen-
stellingen kunnen verwachten. Nog grotere complicaties
doen zich voor ten aanzien van die valuta’s, die voor
Nederland wel schaars zijn, maar voor de Belgisch-Luxem-
burgse Unie niet of minder, bijv. Zwitserse francs. Zolang

de Europese multilaterale clearing hier niet werkelijk
,,clearend” zal werken, hebben w’ij de keuze tussen het
helpen opsouperen van de deviezenvooiraden der B.L.E.U.
of het instellen van een ingewikkelde technische contrôle
aan onze grens om met behulp van certificaten van oor-
sprong de invoer te onderscheiden in Benelux- en niet
Benelux-oorsprong. Als men zich de consequenties van
het laatste realiseert en de grote moeilijkheden, die daar-

aan vastzitten, zal men zich aÇvragen of deze toestand zo
zeer de voorkeur verdient boven de huidige.
Wij kunnen de verleiding niet weerstaan in dit ver-
band enkele passages uit de oratio van prof. Witteveen
te citeien ,,Een werkelijke economische unie is immers

‘) Wijst de recente vrijgave der resterende geblokkeerde saldi
in België reeds
op
de politiek in deze richting?

150

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN .,

23 Februari 1949

alleen denkbaar, wanneer het betalingsverkeer tussen

de delen dier unie geheel vrij is. En deze vrijheid in het

onderlinge betalingsverkeer zal n.m.m. niet kunnen wor-

den verwezenlijkt, wanneer het betalingsverkeer niet in

alle richtingen Vrij kan voden gelaten. Vrijheid in het

onderlinge betalingsverkeer zou alleen kunnen samengaan

met contrôle over de externe betalingen der unie, van-

neer deze contrôle volkomen centraal zou worden uitgë-

voerd en wanneer de uit deze contrôle noodzakelijkerwijze

voortvloeiende regeling van het economisch leven in alle

delen der unie op geheel dezelfde wijze en volgens dezelfde
richtlijnen zou geschieden.

En het lijkt mij, dat niemand in ernst zal kunnen vol-

houden, dat een zo ingrijpende coördinatie mogelijk is

in de econonische politiek van landen, welke een zo

verschillende economische, sociale, politieke en – last

but not least – bestuirstechnische structuur vertonen.”
6).

Terwijl deze schrijver zich speciaal richt op de mogelijk-

heden van een
‘S,Vest-Europese
economische unie, vragen

wij ons af, of het verschil tussen deze unie en die van de

Benelux meer dan gradueel is. Dit geldt met name ook

ten aanzien van de door. prof. Witteveen genoemde ver-

schillen in economische, sociale, politieke en bestuurs-

technische structuur.

1-Jet bovenstaande betreft nog slechts de deviezen-
positie. Wij hebben reden om aan te nemen, dat de ge-

volgen ten aanzien van de andere punten van het in de

aanvang gegeven doeleindenschema niet minder ernstig
zouden zijn voor ons land, zij het ook voor een deel eerst

op langere termijn merkbaar, maar daardoor wellicht
des te gevaarlijker. Men denke aan de mogelijkheid, d.t een forse toeneming der consumptie dc financiële basis

voor de expansie van het industriële apparaat zou ver-

zwakken. Hiermee zouden de vooruitzichten
01)
een sta-

biele werkgelegenheid voor onze snel stijgende beroeps-
bevollcin er niët gunstiger op worden. Men behoeft er

niet aan te denken, dt een eventuele structurele werk-

loosheid van deze aard gemakkelijk weg te werken zou zijn

met de middelen der ,,gerichte’ economie”. De situatie

wordt nog gecompliceerder, indien er verschil in aan-

trekkelijkheid van vermogensinvestering hier te lande
en in België zou blijven bestaan. Dit zou voor ons land
bepaald averechtse effecten met zich kunnen brengen.
Wij stellen ons wel niet voor, dat er spoedig vrij vermo-
genstransfer tussen de delen der unie kan worden toege-
staan, maar men moet er rekening mee houden, dat bij
gehele of gedeeltelijke vrijgave van het goederenverkeer
veel vermogenstratisfer in de vorm van ongecontroleerde
goederenverplaatsing zal kunnen geschieden. De ruimte
veroorlooft ohs niet hierop thans in te gaan, ofschoon
een systematische toetsing van het hierboven weerge-
geven schema aan de consequenties van een economische
unie wel degelijk de moeite waard zou zijn.

Openbaarheid Qan handeling.

Voor het doorgronden en oplossen van problemen

als bovengenoemd; welke aan de verwezenlijking van de
Benelux vastzitten, is het in de eerste plaats nodig, dat
de feiten op tafel komen. Er hangt een ondoordringbare
mist om deze vraagstukken. Zij worden
ii’t
het openbaar
niet geformuleerd en nog minder is men er van op de hoogte,
op welke wijze de Regeringen deze problemen denken
op te lossen. Een enkele mededeling van, een dagblad,
die dan ‘nog meestal op een indiscretie berust, is in ataat
soms een til)je van de sluier op te lichten. De officiële
communiqué’, die ons bereiken, zijn echter uiterst nevel-

achtig. Op het moment, ‘dat wij dit schrijven, staat het
nog niet eens vast, of het uitstel voor het in werking tre-
den der Economische Unie van 1 Januari tot 1 Juli 1950
nu officieel” is of niet. De klacht over de geheimzinnig
:

heid, waarmede de gehele Beneluxmaterie wordt behan-

6)
De Economist van November
1948,
blz.
765.

deld, is algemeen. ‘Waar hier de fundamentele economi-

sche en sociale belangen van het Nederlandse volk op het

spel staan, is een dergelijke terughoudendheid van de

officiële milieu’s niet te verklaren. Op het gebied van de

Benelux is de ons vooi’gespiegelde vrije economie nog veel

geheimer dan de geleide economie, w’elke prof. I’Iennip-
man indertijd aan de kaak stelde, liet mag niet gebeuren,

dat ons volk straks door een conclave op het Château van

”Vassenaar of een andere burcht vooi’ voldongen feiten

wordt gesteld, welke onze hele toekomstige economische

ontwikkeling vastleggen. De practijk leert nu eenmaal,
dat de Staten-Generaal achtei’af niets anders kunnen

doen dan dergelijke voldongen feiten te accepteren, ten

dele vanwege de internationale consequenties van het

verwerpen van een overeenkomst, ten dele vanwege het

gebrek aan voldoende documentatie en overzicht over dit
bij uitstek onoverzichtelijke terrein.

]itogelijhheden voor toekomstige sarnenwerk ing.

lIet is niet de bedoeling van schrijver dezes uitsluitend
critiek te uiten. Ook naar zijn mening kan de samenwerking

in Beneluxverband, zoals reeds opgemerkt, voor de par-

tijen van zeer fundamenteel belang zijn. Alleen wat uit-
gangspunt en wat tempo betreft, bestaat er verschil van

inzicht tussen hem en de meest verwoede aanhanger van
de Benelux.

liet uitgangspunt moet niet het neo-liberale a priori

zijn, dat zo spoedig en zo veel mogelijk vrijheid van han-

delsverkeer het meest begerenswaarcl’ige economische
goed is. Deze vrijheid mag slechts worden nagestreefd,
zover ei geen nog hogere doeleinden aan worden opge-
offerd. Te snel vergeet de wereld de ervaringen van een
vooroorlogs tijdvak, waarin men tevergëefs met oude

recepten van economisch liberalisme de kwalen van het
interventionisme heeft willen bestrijden, liet is nog vel

eens de moeite waard zich de analyse van Carr in zijn
,,Twenty years crisis” te herinneren, waarin hij aantoont,
waarom de simplistische opvattingen, waarmede men het
vrije internatiodale handeisverkeet’ wilde herstellen, moes-

ten doodlopen op de feiten. In een recenter tijdvak mogen.
wij ook aan de ervaring van Engeland denken, dat onder
pressie van Amerika de convertibiliteit van ponden in
dollars herstelde, lang véérdat de monetaire evenwichts-
toestand w’as bei’eikt.

lIet gaat er in eei’ste, tweede en derde instantie om,
zowel in Beneluxverband als in het verband der Mars-
hall-organisatie, de economische politiek en de economi-
sche ontwikkeling der samenwerkende landen te coör-.

dineren en bepaalde achterstanden en niveauverschillen
weg te werken. Naar gelang deze doeleinden worden ver-
wezenlijkt, kan ,het handels- en betalingsverkeer geleide-
lijk aan worden bevrijd.

Wat deze coördinatie in concreto bij de Benelux be-
treft, zijn er reeds opmerkelijke resultaten bereikt. Men

denke aan de op1effing der invoerrechten, de aanpassing
van een aantal sociale en fiscale maati’egelen en de ,,con-
sultation préalable”, welke plaats vindt ten aanzien van
industriële vestigingen in een groot aantal bedrijfstakken.
Dit is nog maat’ een begin en het zou niet verstandig zijn

van hieruit direct naar de eindstreep te spurten. Deze
zal men niet op de juiste wijze halen, indien men niet op
regulaire wijze de tussenstations aandoet. Indien het waar
is, zoals Minister v. d. Brink heeft gesteld, dat er tussen
Nederland en België slechts een fasenverschil bestaat
7),

is er reden tot optimisme, mits men het tempo tot over-
brugging van dergelijke verschillen op verstandige vijze
regelt. Organisch is er tussen een kind van 10 en één van
14 ook slechts een fasenverschil. Wie zal echter de achter-
stand van het eerste willen inhalen door het vol te prop-
pen met het dagrantsoen van het tweede?

i’Iet hier bedoelde overbruggingsproces heeft twee

7)
1-landelingen Tweede Kamer
1948/1949,
blz.
469.

1
ii
23 Februari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

151

facetten. Aan de ene kadt zal het streven er op gericht

moeten zijn de economische, sociale en fiscale voorwaar-den, w’aaronder het bedrijfsleven in de drie landen werkt, te egaliseren. In de tweede plaats zal men, naar gelang dit

proces vorderingen maakt, regelingen voor het goederen-
en dienstenverkeer kunnen scheppen, welke een ver-

dere verruiming en vom’al ook stabilisering van de econo-

mische betrekkingen impliceren. Zowel bij het eerste als

hij het tweede zal men zich ten nauwste rekenschap moeten
geven van de primaire eisen van e’conomische politiek,

welke voor Nederland voortvloeien uit het hierboven
aangeduide doeleindenschema. Dit houdt bijv. in, dat men
de bewegingen van het loon- en prijsniveau hier te lande

in de hand zou moeten houden en als doel zeker niet

de benadering van het Belgische niveau mag voorop-
zetten.
Dit zou een ernstige terugslag kunnen hebben op het

hier te lande met grote offers gehandhaafde, zij het onge-

twijfeld kunstmatige, evenwicht, en zeer ongewenste
consequenties met zich brengen ten aanzien van onze

concurrentiepositie op de buitenlandse markten. De na-

delen hiervan spreken te duidelijker, nu de tekenen er
op w’ijzen, dat men in België verder van dit evenwicht
afraakt. Zolang deze egalisering geen bevredigende voort-
gang kan vinden, zal – het handelsverkeer tussen beide
landen onder contrôle moeten worden gehouden. Zoals
de zaken op het ogenblik staan, veroorzaakt het probleem

van de Nederlands-Belgische handel voortdurend ernstig
hoofdbreken. Steeds weer moeten de regeringsinstanties
van beide landen overleg plegen over liet stutten of snoeien
van de handelsbeweging. De ontwikkeling over het afge-
lopen jaar levert een beeld van grote instabiliteit, waar-
uit men de conclusie kan trekken, dat de gehele of gedeel-
telijke vrijgave van het handeisverkeer ernstige schokken
met zich zou brengen. Tot dergelijke’ besluiten zal men
eerst mogen overgaan, indien het Belgisch-Nederlandse
handeisverkeer een langere periode van evenwichtige
ontwikkeling achter de rug heeft, Waarbij de zaken bin-
nen het raam van het handelsverdrag min of meer auto-
matisch hebben gelopen en ingrijpen der Regeringen ‘tot uitzonderingsgevallen beperkt is gebleven. Eerst dan zal
de tijd rijp zijn om een partiële vrijgave van het handels-
verkeer op grotere schaal onder ogen te zien. 1-let is echter
niet te verwachten, dat dit moment zal komen alvorens
ten aanzien van het eerste facet, de egalisatie van de
voorwaarden, grote resultaten zullen zijn bereikt. Dit

laatste hangt weer af van de mate, waarin Nederland zowel
als België in staat zullen zijn hun ‘fundamentele econo-.
mische’ problemen ieder voor zich maar met zo nauw
mogelijk onderling overleg, nader tot een oplossing te
brengen.
Dit vooruitzicht zal misschien niet hoopvol zijn voor degenen, die op kortd termijn wonderen verwachten of degenen, die bij gebrek ‘aan deze wonderen bereid zijn
voor Nederland – zodanige’ risico’s te nemen, dat de
primaire doeleinden van onze economische politiek in de
waagschaal worden gesteld. Voor degenen, die de pro-
blemen met nuchterheid en realisme onder ogen durven
zien, blijven grote mogelijkheden open tot constructief
werk in de richting van een geleidelijk en harmonisch
naar elkaar toegroeien van de drie betrokken volkshuis-
houdingen. –

s-Gravenhage.

A. A. VAN AMERIN&EN.

SUBSIDIES Nu”

EN



DERTIG JAREN GELEDEN.

De zo juIst door het Centraal Bureau .voor de Statistiek
gepubliceerde monografie over het nationale inkomen van
Nederlahd l) bevat, min of meer als bijproduct, een groot
aantal’statisti.sehe gegevens, welke een wijdere betekenis

hebben dan alleen die van grondmateriaal bij de berekening
van het nationale inkomen.

Zo komt in een ondergeschikt tabelletje een opstelling
voor, van de ,,prijsverlagende subsidies” op voedings-

middelen en dergelijke, ‘elke tijdens en na de eerste

wereldoorlog werden gegeven. De totaalbedragen nemen
wij -hieronder ovel’:

1915
9 millioen gld.
191’6
.

20

1917
108
1918
206
1919
172
1920
44

Cijfers als deze nopen tot een vergelijking met het
heden, waarin de ‘bsidies ook zulk een belangrijke rol
spelen. Aan ‘de jongste Millioenennota ontlenen wij de

volgende raalingen van het nade]ige saldo van het Land-
bouwegalisatiefonds: –

1946

.

385 millioen gld.
1947

681
]948

602
1949 (begr.) 365

Vermoedelijk is het hoge cijfer van 1947 gedeeltelijk

een gevolg van het beken op dit dienstjaar van niet
tijdig verevende uitgaven over vroegere jaren. Verwaar-
lozen wij deze verschuiving, verwaarlozen wij ook de
subsidies op steenkolen, welke niet via het L.E.F. werden
gegeven, verwaarlozen wij tenslotte het feit, dat in deze
getallen ook administratiekosten ed. zijn opgenomen (al
de verwaai’loosde bedi’agen zijn kleiner dan 100 millioen
per, jaar en heffen elkaar gedeeltelijk op), dan kunnen

wi.i deze saldi beschouwen als de in de betrokken jaren
verleende en nog te verlenen toeslagen.
Deze laatste bedragen zijn dus aanmerkelijk groter dan

de ovreenkomstige subsidies in 1915-1920. Voor een
goede vergelijking moeten wij echter ook weten, wat de

grootte w’as (of zal zijn) van het verbruik, waarop zij
betrekking hebben. Een globale raming van dit verbruik
is uiteraard voldoende.
Voor de jarn 1915-1920 kan hiervoor het beste worden
uitgegaan van het geraamde totale inkomen van natuur-

lijke personen, dat af te leiden is uit gegevens voor de berekening van het nationale. inkomen in die periode,
voorkomende in een vroegere publicatie van het C.B.S.
2),

Deze ramingen zijn verminderd met de door verbruikers
betaalde belastingen
3)
en een ruwe raming der bespa-
ringen. De aldus’ gemaakte, onder veel voorbehoud ge-
geven ramingen van het totale verbruik volgen hieronder:

1915
2.500 millioen gld.
1916
2.700
1917
2.600
1918
3.000
1919
3.100
1920
4.400

Voor hêt jaar 1946 kon de waarde van het verbruik

worden ontleend aan het materiaal van de Nationale
Jaarrekeningen, welke binnenkort zullen worden gepu-
bliceerd
4);
voor de yolgende jaren komen de laatste
schattingen van het Centraal Planbureau voor in de
jongste Millioenennota. Eventuele verschillen in definitie
en methode laten wij hier buiten beschouwing.

‘) ,,FIet Nationale Inkomen van Nederland, 1921-1939″.
Utrecht 1948. Men zie ook het artikel van Dr H. Rijken van OlsI
in ,,E.-S.B.” van 2 Februari ji., blz. 91.
‘) ,,Berekeningen over hetnationale inkomen van Nederland
voor de periode 1900-1920″. ‘s-Gravenhage 1941.
)
Zie:
De opbrengst van de rijks-, de provinciale en de gemeen-
telijke belastingen van 1841 tot 1940″, 1Iaandsclirift C.B.S. Jg. 37
(1942) blz. 750.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1949

1946
8.000 millioen gid.
1947
9.400
1948
9.700
1940
10.000

Drukt men nu de subsidies uit in procenten van Jiet
verbruik, dan resulteren de volgende cijfers:

1915
0 pCt
.1946
5 pCt
1916
1
1947
7
1917
4
1948
6
1918
7
1949
4
1919
6

1920
1

De thans gegeoen subsidies blijken dus dezelfde orde oan

grootte te hebben als die oan dertig jaren geleden.,

Deze conclusie geeft allerminst een volledig beeld van

liet sociale effect, dat de subsidies in beide perioden
hebben gehad. In w’ezen betekenen de subsidies een

verschuiving van koopkracht van de belastingbe talers -en

de geldschieters van de Staat naar de brede massa der
consumenten. Door liet toepassen van kyaliteitsdiscrimi-
natie (,,siitwijk”-principe) kan men deze verschuiving nog

directer aan de minstbedeelden doen toekomen; deze

methode werd in en na de vorige oorlog waarschijnlijk
in sterkere mate toegepast dan thans. Om nu nauwkeurig

de invloed der subsidies te kunnen ramen, zou men moeten
beschikken over een vloed van gegevens over inkomens

verdelingen en verbruiksgewoonten, welke zeker niet thans

en ook niet binnen afzienbare tijd ter beschikking staan;
Wel is aan de eerder geciteerde berekeningen te ont-
lenen, dat liet aandeel van de lonen in het nationale

inkomen voor de jaren 1915-1917 ongeveer 35 pct’bedroeg,

voor 1918 en 1919 40 pCt en voor 1920 50 pCt. Voor
1946 wordt dit percentage op 54 gesteld
5).
In aanmerking
nemende, dat dertig jaren geleden ook de sociale voor-

zierfingen voor invaliden, ouden van dagen e.d. nog lang
niet de huidige omvang hadden, hoewel dezé lieden toch

in hij benadering dezelfde verhoudingen in de bevolking
moeten zijn voorgekomen, kan’ dus wel worden aan-

genomen, dat de inkomensongelijkheid in d,e vorige oorlog
groter
6),
de sociale werking der subsidies dus sterker
was dan thans.

‘s-&ravcnhage.

T. SANDEE.

in no. 4 van dc Jaargang 1948 van Statistische en Ecoitonic-
trisc.he Onderzoekingen.
) Statistisch Bullel in, Jg. 1948,
no. 103.
) Voor 1920 volgt deze conclusie ook uit liet artikel Een sta-
listiscIs onderzoek naar de veranderingen iii de ongelijkheid van
ie inkonienssrdeling’, Statislische en Economelrische Onder-
zoekingen, N.R., Jg.
1.
(1946) bis. 55,0f Maandschrift,C.B.S. Jg. 41
(1949) blz. 838. –

FINANCIËLE PERSPECTIEVEN VAN HET

ZIEKENFONDS WEZEN..

lIet is moeilijk om over de financiële perspectieven van
het ziekenfondswezen te schrijven, omdat liet nog uiter-
mate onzeker is, hoe de organisatorische ontwikkeling zal
zijn. De gedachten hieromtrent in de verschillende groe-
jeringen van belanghebbenden zijn nog allerminst scherp
omlijnd, en zodra men tot concretisering van algemene uit-
spraken probeert te komen, stuit men op allerlei menings-

verschillen, vaak van principiële aard. Moet de komende

ziekenfondsverzekering verplicht, vrijvillig of gemengd
zijn? Is een geheel nieuwe opzet van de organisatie van liet,
ziekenfondswezen nodig of kan de bestaande organisatie,

zij het in vele onderdelen verbeterd, aan de toekomstige

behoeften voldoen? Is. het bestaande stelsel van verstrek-
kingen in beginsel voldoende of moeten de ziekenfondsen
hun verzekerden meer gaan bieden? Zie daar slechts.enk’ele

van ‘de vele vragen, welker beantwoording de financiële
ontwikkeling zal heïnvldeden.

Rationalisatie en kosienbespariig

De tendentie tot stijging van de kosten van liet zieken-

fondswezen zal zich ongetwijfeld doen blijven gevoelen.
Een daling van liet prijs- en loonpeil .zou compenserend

kunnen werken, doch dan zouden ook de inkomsten, al-

thans van de verplichte verzekering, dalen. Maatregelen –

op het gebied van de preventieve gezondheidszorg kunnen

belangrijke besparingen op de kosten van curatieve hulp

tot gevolg hebben, doch pas op den duur. Ei’ is dus dringen-

de noodzaak om alle middelen tot rationalisatie en kosten-

besparing systematisch te onderzoeken en toe te passen.

1-let huidige systeem van financiering van de verplichte

en, in zekere mate, ook van de vrijwillige-verzekering door
middel van een centrale kas, houdt ontegenzeggelijk het

gevaar in, dat de ziekenfondsen op den duur gaan ver-

slappen in hun streven naar een zo zuinig mogelijke exploi-
tatie. (Men zou hier een vergelijking met noodlijdende ge-

nienten kunnen maken). 1-let is dus van belang, om een

financieringssysteern in te voeren, dat de fondsen enig
direct belang bij een zuinig beheer geeft. Te denken is

bijv. aan een zekei’e mate van vrije beschikking over
overschotten, vooi zover deze als vrucht van zuinig beheer

kunnen worden aangemerkt. Weliswaar zijn door de lan-
delijke regeling’van tal van onderwerpen
1)
de plaatselijke
mogelijkheden to t bezuiniging belangrijk veicminderd, doch

bijv. ten aanzien van de doeltreffende contrôle op. zieken-

huisverpleging, van geneesmiddelenvobrziening (tegengaan

van verspilling), rationele regeling van het ziekenvervoer

door combinatie van ritten, verbeterde indeling van boden-
wijken enz. zijn die plaatselijke mogelijkheden nog van
grote bètekenis.

Ook door voortgezette concentratie van ziekenfondsen
zijn bezuinigingen mogelijk. Een aantal ziekenfondsen

is te klein om in liet huidige ziekenfondsbestel, dat veel
hogere adniinistratieve eisen stelt dan vroeger liet geval
was, naar behoren te kunnen meedoen. Voorts is de toe-

stand zo, dat in de meeste gemeenten twee of meer zieken-
fondsen naast en door elkaar werken. De’drie grootste, steden tellen ieder zelfs meer dan tien ziekenfondsen.

Onderlinge concurrentie mag tot op zekere hoogte heilzaam
zijn, in het ziekenfondsw’ezen overtreffen de nadelen de voordelen. Men denke slechts aan de ziekenfondsboden,
die in de steden door elkaar krioelen als melkhoeren en

broodbezorgers, in strijd met alle eisen van een rationele
bedrijfsvoering.

Het teveel aan ziekenfondsen heeft historische gronden.

1-Eet Nederlandse ziekenfondsbestel vertoont alle eigenâar-
digheden, goede en slechte, van liet Nederlandse karakter.

In taaie volharding heeft men bewonderenswaardig werk
gedaan, oôk in .de ziekenfondsen; men heeft een stevige

grondslag gelegd, waarvan ook de verplichte verzekering
heeft geprofiteerd, maar richtingsstrijd, bela ngentegenstel-
lingen en groepsvorming speelden voorheen een grote rol

en doen dit in zekere mate nog. Zodoende zijn, er nog
steeds , ,Maatschap pijfondsen” (organisatorisch samenhan-

gende met de Nederlandse Maatschappij tot bevordering
der Geneeskunst); ,,onderlinge fondsen” (opgericht door

verzekerden en geheel of in meerderheid door deze bestuurd),
speciale Rooms-Katholieke onderlinge fondsen, onderne-
mingsfondsen (voor liet personeel van een onderneming of

groep van ondei’nemingen); directiefondsen (particuliere
w’instbeogende ondernemingen, meestal- sanienhangende
met andere ondernemingen in liet verzekeringsbedrijf
2))

‘) Bijv Cle lionoraria van alle belangrijke groepen van mede
werkers; cle salarissen van boden en kantoorpersoneel (waarvoor
een CAO. is to(: stand gekomen); de tandlieelkundige contrôle,
(waarvoor liet Tanctbeelkunclig- Contrèle-Instituut is opgericht);
cle zorg voor cle betaling der bijdragen in de kosten van sanatorium-
verpleging (voor het overgrote deel in handen gelegd van de Stich-ting Nederlandse Sanal.orium-Verzekering.
‘) Ter voorkoming van misverstand worde opgemerkt, dat de
verplichte verzekering geen winstmogelijkheden biedt; uit het
‘Vereveningsfonds wordt niet meer uitgekeerd dan nodig is ter dekking van de werkelijke kosten (een redelijke beloning voor leidende arbeid hierbij inbegrepen). De vrijwillige verzekering
heeft in liet verleden ivel w’insten afgeworpen; hij de thans geldende
regeling is winst ook voor deze afdeling uitgesloten.

‘,-,,’


‘:


‘-,’.

23 Februari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

153

enz. Er zijn tal van fondsen met zuiver plaatselijk karakter;

andere bestrijken een streek of provincie, dan wel, door
middel van afdelingen of rayons, een aantal plaatsen of

streken.
rrussen
de bestaande toestand en de toestand, die

velen als ideaal voor ogen zweeft, te weten een logische

indeling van het land met één fonds per district – en

dit fonds dan in de toekomst wellicht administratief ge-

koppeld aan een administratiekantoor van de sociale ver-

zekering –. ligt een grote afstand. Laat men echter niet

vergeten, dat in het huidige ziekenfondswezen, hoe zeer dit

zich ook in semi-ambtelijke richting ontwikkelt, nog zeer
veel bestuurswerk belangeloos en met grote liefde wordt
gedaan. De betekenis hiervan is moeilijk op geld waardeer-

baar, maar compenseert ongetwijfeld nog heel wat gebreken

in de organisatie. Het is ook reeds gebleken, dat niet elke concentratie be-

sparingen oplevert. Zeer grote fondsen leveren ook hun

typische moeilijkheden op. Elk geval van concentratie moet

daarom op eigen.mérïtes worden bezien.
Een zeer belangrijke vereenvoudiging in de administra-
tie der ziekenfondsen zou on’tstaan, indien het huidige

dualistische systeem – verplichte naast vrijw’illige ver-

zekering – door een uniform systeem werd vervangen.
Het aantal overgangen van de ene naar de andere verzeke-ring immers is enorm groot, met alle administratieve moei-
lijkheden van dien. Bovendien gaat er heel wat premie
voor de vrijw’illige verzekering verloren, doordat vele over-
schrijvingen van, de verplichte naar de vrijwillige vei’zeke-

ring te laat geschieden. De kans op een volledige verplichte verzekering schijnt

voorshands niet groot; de bekende moeilijkheden van een
verplichte verzekering voor kleine zelfstandigen doemen
ook hier op. Een geheel vrijwillige verzekering is technisch
zeer eenvoudig; de verzekering zou dan echter een aantal

arbeiders verliezen, die thans door d inhouding van de
ziekenfondspremie
01)
het loon worden gebonden. Wellicht zou het aantal weglopers bij invoering van een totaal vrij-
willige verzekering meevallen; de gemiddelde Nederlandse arbeider is zeker van de noodzaak van een ziekenfondsver-
zekering overtuigd. Maar, tot het huidige.systeem van ver-

plichte verzekering behoort ook de premieheffing in een percentage van het loon en deze is in een vrijwillige ver-zekering moeilijk te handhaven. En evenzeer behoort tot
het huidige stelsel de betaling van de helft van de premie
door de werkgever; ook deze is in een vrijwillige verzekering

niet gemakkelijk in te voegen. Al met al schijnt het nog
zeer de vraag, of een uniform syteem mogelijk is. liet
schijnt wel mogelijk om, met behoud van een zeker dualis-
me, de bezwaren daarvan ‘belangrijk te redueren, indien
een zogenaamde eenheidspremie zou worden ingevoerd voor
verplicht- en vrijwillig-verzekerden, m.a.w. indien voor de
verplichte verzekering de premiebetaling naar evenredig-
heid van het loon zou worden losgelaten (althans voor het
werknemersaandeel). 1-Jet zou te ver voeren om hier op de
techniek van een dergelijk stelsel in te gaan. Dat er ook
ernstige bezwaren tegen een eenheidspremie bestaan, be-
hoeft geen betoog; de ontwikkeling van de-vrijwillige
verzekering heeft dit duidelijk genoeg gedemonstreerd.

Pers pectie ren der m’rij’willige rerzekering.

Voor de vrijwillige verzekering zullen, zoals uit het voorgaande is gebleken, in de loop van dit jaar nadere
voorzieningen moeten worden getroffen, wil men niet bij de
aanvang van 1950 voor de noodzaak van een nieuwe
premieverhoging staan. In welke richting de oplossing van
dit probleem zal worden gezocht, is nog moeilijk te zeggen.
Denkbaar is, dat een aantal groepen van personen over-
gaan naar de verplichte verzekering, bijv. de ambtenaren,
de personen met invaliditeits- en ongevalsrenten, de ouden
van dagen, die gelden uit overheidskassen ontvangen, de
studerende kinderen van 16 tot en met 20 jaar, behorende
tot gezinnen van verplicht-verzekerden, de gebrekkige
kinderen
?ehore’de
tot zulke gezinnen. De overblijvende

vrijwillige verzekering zal echter naar schatting altijd nog

meer dan 1 millioen zielen omvatten, ook als alle bovefigë-

noemde groepèn aan haar worden onttrokken. En ook onder

dit gedeelte zullen vele weinig-draagkrachtigen zijn. Zal
voor deze personen financiële medewerking van de Over-

heid mogelijk zijn, hetzij in de vorm van algemene bijdra-

gen of in de. vorm van bijdragen in de premiën in indivi-
duele gevallen? Momenteel is hierover nog niets meer te
zeggen, dan dat een aantal gemeentebesturen ten behoeve

van armiastigen of van personen, die armlastig dreigen

te worden, bijspringt. Deze vorm van sociale bijstand

verdient meer aandacht dan zij tot dusverre heeft onder-
vonden.

Ook indien de na reorganisatie overgebleven vrijwillig-

verzekerden de volle benodigde premie zouden kunnen

opbrengen, zou het probleem van de vrijwillige verzekering
nog niet volledig zijn’ opgelost. Indien men de afdeling

vrijwillige vei’zekering van elk ziekenfonds afzonderlijk

w’eer ,,self-supporting” zou willen maken, zou men, wegens
de verschillen in’kostenpeil en kindertal, de fondsen moeten
toestaan om ieder voor zich if de hoogte van de premie of

de omvang van’ de verstrekkingen te regelen. Met de sinds

begin 1947 bestaande uniformiteit, welke, van alle zijden

is toegejuicht, zou het dan ds weer afgelopen zijn. En
ook de thans geldende regel, dat overgang van de verplichte
naar derijwillige verzekering steeds zonder wachttijden
of beperkingen mogelijk is, zou moeilijk zijn te handhaven.

Wil men een dergelijke ongewenste terugval naar oude
toestanden voorkomen, dan zal in elk geval een landelijke ,,verevening” tussen de afdelingen vrijwillige verzekering

van alle ziekenfondsen nodig zijn, waârtoe een centrale
kas zou moeten w’orden ingesteld, welke – indien geen
andere geldmiddelen aanwezig mochten zijn – over eei
bepaald percentage van alle premie-inkomsten zou moe-

ten beschikken.
Medische rerzorging ran n iet-z ickenfondsieden.

Enkele opmerkingen tenslotte over de medische ver-
zorging van niet-ziekenfoncisleden. De uniforme loon-,
resp. inkomstengrens van f 3.750 houdt of stelt een aantal
personen buiten de ziekenfondsen, die zeer moeilijk zelf

het risico van hun medische verzorging kunnen dragen.
Een huisvader met 4.000 gulden inkomen en een aantal

kleine kinderen behoort in deze tijd nog niet tot de w’elge-
stelden. Nu zijn er wel tal van ondernemingen, die zich

bezighouden met cle verzekering van zieictekosten en de
sociale functie van deze instellingen moet zeker niet onder-
schat worden, maar in alle behoeften voorzien zij ongetwij-

feld niet en kunnen zij ook niet voorzien. Er zijn op dit
‘gebied, naast minder betrouwbare instellingen, een aantal
volkomen bonafide ondernemingen, die correct en t6 goeder
trouw haar verplichtingen nakomen. Maar w’elke onder-
neming aanvaardt de bovenbedoelde huisvader als ver-
zekerde, als hij bijv: tot zijn 45e jaar verplicht-verzekerd

was en dan, door loonsverhoging, niet langer in het zieken-
fonds kan blijven, terwijl hij of zijn vrouw lijdende is aan

een ernstige kwaal? Dit is geen theoretisch geval, het is
helaas aan de orde van de dag. En daarnaast zijn er tal
van personen, die voor de betrekkelijk höge premiën van

een ziektekostenverzekering terugschrikken. Men Ican ge-
voegehijk zeggen, dat de groep van personen met inkomens van f 3.750 tot f 6.000 ‘s jaars, w’at de medische verzorging

betreft, het moeilijker heeft dan de personen met de lagere
inkomens. Doch juist voor deze personen met hogere in-
komens lcunnen misschien de- reeds lang bestaande ver-
enigingen voor verzekering van ziekenhuisverplegi ng niemve

betekenis’ krijgen althans voor de dekking van de zgn.
zwaardere risico’s (ziekenhuis- en sanatoriumverpleging
met bijkomende kosten van specialistische hulp enz.). Het
aantal van deze instellingen, welke vaak een onderling en
een plaatselijk karakter dragen, is zeer groot. Voorheen
was het vaak zo,- dat de ziekenfondsen geen ziekenhuis-
kosten betaalden; er was dan een werkverdeling tussen d

154

ECONOMISCH-STATISTISCHE -BERICHTEN

23 Februari 1949

twee soorten van instellingen. Thans hebben bijna alle

ziekenfondsen onder hun verstrekkingen ook ziekenhuis-

verpleging opgenomen (meestal alleen voor hun gewone

verzekerden, soms ook voor personen, die uitsluitend een
verzekering voor ziekenhuisverpleging kunnen of willen

nemen), met het gevolg, dat het aantal leden van de ver-
enigingen voor ziekenhuisverpleging sterk is gedaald en

vele van die vereiigingen wankel komen te staan of reeds

zijn verdwenen. Zij voelen zich het slachtoffér van dc storm-

achtige ontwikkeling der laatste jaren en dit is ook wel
het geval. Doch anderzijds moet worden gezegd, dat de

verenigingen niet tijdig de bakens hebben verzet, toen het

getij verliep. De afbrokkeling van het ledental had moeten

leiden tot concentratie, te meer daar ook de hier bedoelde

verenigingen de stijging van de kosten der medische ver-

zorging ondervinden. Er is inderdaad een en ander in de

richting van concentratie gedaan en er bestaan zelfs lan-

delijke verenigingen voor ziekenhuisverpleging, doch zeer
vele plaatselijke instellingen zijn opzich zelf blijven staan.
Bovendien blijft, ook hij concentratie, het bezwaar gelden,

dat een afzonderlijk administratief incasso-apparaat, het-
welk slechts voor een onderdeel der medische. verzorging

werkt, noodweiidig duur moet zijn in verhouding tot de
premie-inkomten. Een volledige samenvoeging van de

verenigingen voor verzekering van ziekenhuisverpleging

met de ziekenfondsen (waardoor dus alle ziekenfondsen

de zorg voor een categorie van personen op zichzouden

nemen, welke niet tot de gewone zieken fondsleden behoort)
zou administratief waarschijnlijk gunstig w’erken, doch,

maatschappelijk bezien, nadelen hebben; ook in de ge-
noemdè verenigingen wordt nog steeds heel wat sociaal
werk belângeloos en met toewijding verricht en het zou
te betreuren zijn, indien hieraan een einde zou komen.

Een rationele en aantrekkelijke oplossing, die hier en daar

reeds wordt nagestreefd, is de nauwe samenwerking tussen
ziekenfondsen en verenigingen voor ziekenhuisverpleging

in dier voege, dat het ziekenfonds de incasso en de admini-

stratie voor de vereniging voor ziekenhuisverpleging ver-

zorgt tegen een lage vergoeding en dat de vereniging voor
ziekenhuisverpleging (die haar eigen bestuur houdt en zelf

over premiën, verstrekkingen en andere heleidskwesties

beslist) daartegenover zich verplicht om alle personen, die
als verzekerden van het ziëkenfonds moeten afvloeien,
zonder beperkingen over te nemen. Aldus zijn beide in-
stellingen gebaat en de verzekerden het meest. Doch een
dergelijke samenwerking komt helaas nog maar sporadisch
voor.

De Ziekenfondsraad is zijn werkzaamheden pas be-
gonnen en vindt een reeks van problemen op zijn weg.
Vele van die problemen zullen zeer moeilijk op te lossen
zijn. Maar het werk is de volle inspanning waard. In het
ziekenfondswezen heeft Nederland reeds thans, bij alle
gebreken, een apparaat, dat van de grootste betekenis is
voor de gezondheidszorg, en hij verdere uitbouw en ver-
betering zal het de vergelijking met elk buitenlands stelsel van gezondheidszorg glansrijk kunnen doorstaan.

Amsterdam.

DE WIT.

VERDRAG

TUSSEN NEDERLAND EN ENGELAND TOT

VERMIJDING VAN DUBBELE BELASTING

NAAR HET INKOMEN.

Op 15 October 1948 is te Londen het hierboven omschre-
ven verdrag getekend. Hier te lande is het nog niet gepu-bliceerd, maar men kan inzage er vân nemen ten kantore
van dè inspecteurs der belastingen. In Londen echter
werd het bekend gemaakt onder Nr Cmd 7555, verschenen
bij ,,His Majesty’s Stationery Office”.
Het verdrag moet in Nederland bij de wet bekrachtigd

worden; het terzake dienend wetsontwerp is nog niet inge-

diend, doch de datum van in werking treding is hiervan

niet afhankelijk. Zodra het verdrag is heki’achtigd, zal het

met terugwerkende kracht in Engeland tot 6 April 1948

en in Nederland tot 1 Januari 1948 in werking treden.

Wij zetten ons tot enige beschouwingen over de belang-

rijkste artikelen van dit verdrag.

DQjdcndefl.

Bezien we eerst het punt, waarvoor zoal niet de grootste,

dan toch de meest vei’spreide belangstelling bestaat, nl.
de dioidenden.
Engelse maatschappijen zijn onder degel-

dende wetgeving onderworpen aan een ,,profits-tax”,

welke in karakter gelijk kan worden gesteld met de Neder-
landse vennootschapsbelasting (zij het dat zij een zakelijk

karakter heeft, zodat zij hij de bepaling der winst vOor-
andere belastingdoeleinden, met name voor de ,,income-
tax”, in mindering mag worden gebracht). 1-let tarief van

deze belasting bedraagt 25 pCt, doch wordt voor het niet-

uitgedeelde gedeelte der winst teruggebracht tot 10 pCt.

Naast deze belasting is de maatschappij over haar winst
onderworpen aan de ,,income-tax” naar ,,normal-rate”

(45 pCt); deze belasting is echter van een geheel ander

karakter dan onze vennootschapsbelasting, want door de

betaling daarvan wordt de ,,income-tax” naar ,,normal-

rate” van de aandeelhouder gerekend te zijn gekweten.

De maatschappijen plegen dan ook het dividend bruto te
berekenen, d.w.z. op basis van de winst na aftrek van ,,pro-

fits-tax” en keren dan dit dividend uit onder aftrek van

45 pCt ,,income-tax”. Daarnede is de aandeelhouder er
echtei niet, want de Engelse ,,income-tax” voor natuur-

lijke personen is gesplitst in de ,,income-tax” naar ,,normal-

rate” en een ,,sur-tax” op progressieve basis, waaraan
echter alleen de personen met een inkomen van £ 2.000
en meer zijn onderworpen.

Als de aandeelhouder nu in Nederlaid woont, komt

vervolgens de Nederlandse fiscus aan de beurt. De aandeel-houder moet zijn Engelse dividenden onder zijn Nederlands

inkomen aangeven. De ,,sur-tax”, die ongetwijfeld een
volkomen persoonlijk karakter heeft, komt in ieder geval

niet voor aftrek van het bruto inkomen in aanmerking.
Ten aanzien van de ,,income-tax” naar ,,normal-rate” is verschil van opvatting mogelijk. Op grond van het feit,
dat de ,,normal-rate” van de maatschappij wordt geheven,

zijn wij – in overeenstemming met de heersende dooi’ de
minister gesanctionneerde .practijkopvatting – van me-

ning, dat alleen het netto percentage in de aangifte moet
worden begrepen. (Aan de hand van de jurisprudentie

van de H.R. zou men echter dienen vol te houden, dat ook de ,,income-tax” naar ,,n.ormal-rate” een persoonlijke be-
lasting is, die niet in mindering mag worden gebracht).
Nemen we aan, dat een Engelse maatschappij, die haar
w’inst ten volle uitdeelt, vôôr belastingen, per aandeel
een winst maakt van

………………….100
dan gaat daar af voor ,,profits-tax”

……..25

dividend

…………………………….75
,,income-tax at normal-rate” 45 pCt

……..33,75.

blijft &nderworpen aan Nederlandse Ink. Bel. .

41,25

Bovendien betaalt de aandeelhouder ,,sur-tax” over 75,
indien zijn Engels inkomen meer dan £ 2.000 per jaar
bedraagt.

Zelfs indien de aandeelhouder Nederlander is of meer
dan 5 jaar in Nederland woont, zodat er, in hetalgemeen
gesproken, aanleiding bestaat tot voorkoming van dubbele
belasting, komt hierin geen verandering, omdat de Neder-

landse wetgeving geen maatregel tot voorkoming van
dubbele belasting met betrekking tot dividenden kent. Welke verandering brengt hierin nu het verdrag? In de
eerste plaats geldt hier artikel VI, lid 1: ,,Dividenden
betaald door een maatschappij, gëvestigd in het ene gebied,
aan een inwoner van het andere gebied, die te dier zake
onderworpen is aan belasting in dat andere gebied en die

23 Februari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

155

‘1
in het eerstgenoemde gebied niet een bedrijf uitoefent

door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting,

zullen in het eerstgenoemde gebied zijn vrijgesteld van elke
belasting, die geheven wordt terzake van dividenden naast

de belasting, die geheven wordt terzake van de voordelen

of inkomsten van de maatschappij”. Aan deze bepaling
zal dus de Engelse belastingheffing moeten worden getoetst.

De vraag is dus: welke is de belasting, die terzake van de

dividenden geheven wordt, naast de belasting, die van de

winst der maatschappij geheven wordt?

De maatschappij betaalt over haar winst in ieder geval
10 pCt ,,profits-tax”. Voôr zover zij de winst echter uit-
deelt, wordt die ,,profits-tax” 25 pGt; is deze extra 15 pCt
misschien een dividendbelasting in de zin van artikel VI?
Het antwoord in, Engeland luidt ontkennend; de ,,profits-
tax” kan niet worden gezieh als een belasting van 10 pCt

met 15 pct dividendbelasting, maar als een winsthelasting
van 25 pCt, die voor bepaalde – niet fiscale – doeleinden
teruggebracht wordt tot 10 pCt ingeval van niet-uitdeling.

Is dan de van de aandeelhouder ingehouden 45 pCt

misschien een dividendbelasting? Het is beweerd, doch – zulks naar aanleiding van andere belastingverdragen – in
Engeland in rechte ontkend. De ,,income-tax” wordt van
de maatschappij geheven, is dus in feite een winstbelasting,
en de wijze, waarop deze ten laste van de aandeelhouder
wordt gebracht, brengt daarin geen verandering.
Ziet de bepaling dan tenslotte op de ,,sur-tax”? Flet is
waarschijnlijk, in het bijzonder als men de bepaling verge-
lijkt met de corresponderende bepaling van het Engels-

Amerikaanse belastingverdrag.
Afgezien dus van de mogelijkheid van latere invoering
van een dividendbelasting in Engeland, heeft de bepaling
alleen ten gevolge, dat de in Nederland woonachtige na-tuurlijke persoon met een Engels inkomen van meer dan
£ 2.000 over zijn Engelse dividenden geen ,,sur-tax” behoeft
te betalen, een mager resultaat voorwaar!
De Nederlandse belastingheffing toetsen we thans aan artikel XV, lid 2. Deze bepaling, die we hieronder uitge-
breider bespreken, en w’aarv.an we ook de tekst afdrukken,
geeft de mogelijkheid en de wijze van voorkoming van dub-
bele belasting ,,voor zover zulks in overeenstemming is
met de bepalingen van de Nederlandse wet”. Nu geven
echter de bepalingen van de Nederlandse wet geen mogelijk-
heid tot voorkoming van dubbele belasting met betrekking
tot dividenden, zodat art. XV, lid 2,
t.a.9. dioidenden
een

dode letter is, althans zolang de Nederlandse wet niet wordt
gewijzigd.
Bezien wij thans de omgekeerde figuur, de Nederlandse
maatschappij, die dividenden naar Engeland uitdeelt.
Stellen we ook hier de winst, die geheel wordt uitgedeeld
weer per aandeel, véér belastingen, op ……..100
terwijl wij de ondernemingsbelasting naar de grond-
slag ,,vermogen” verwaarlozen.
Gereserveeerd wrdt dan voor ondernemingsbe-
lasting………………………………12
terwijl wij aannemen, dat die belasting over het


vorige boekjaar eveneens 12 bedroeg.
88

Vennootschapsbelasting
331/3
pCt

…………29,

Dividend ………. . …………………….

58,7

Dividendbelasting 15 pCt

.
……………….8,8

Netto in Engeland ontvangen …………….49,9
,,income-tax at normal-rate” 45 pCt

……….22,5

te ontvangen …………………………..27,4
waaruit eventueel nog te betalen ,,sur-tax”. T.a.v. de Nederlandse belasting geldt nu weer art. VI

hierboyen afgedrukt; dit geeft tot geen vraagstukken
aanleiding; het is duidelijk, dat de heffing van de 15 pCt
dividendbelasting achterwege blijft.
Hetvraagstuk van de Engelse belastingis meer interes-
sant. Art. XV, lid 1, geeft in Engeland een zgn. ,,tax-
credit” voor de Nederlandse belasting, rechtstreéks of

door inhouding aan de bron over de in Engeland belastbare
inkomensbestanddelen voldaan. Het is op het ogenblik

communis opinio, dat met betrekking tot dividenden hier-
onder alleen de Nederlandse dividendbelasting kan worden

verstaan, d.w.z. dat deze bepaling in geval van dividenden

alleen uitwerking kan hebben voor dividenden op aan-

delen, die tot het Nederlandse bedrijf van een Engelse
maatschappij of Engels ,,resident” behoren, omdat anders

volgens art. VI heffing van de dividendbelasting in Ne-

derland achterwege blijft.

Afiders wordt het geval als het de verhouding Engelse
moeder- tegenover Nederlandse dochtermaatschappij be-
treft. Het tweede gedeelte van art. XV, lid 1, bepaalt toch:

,,Indien bedoelde inkomsten dividend zijn, betaald dooi

een maatschappij gevestigd in Nederland aan een maat-

schappij gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, die middellijk

of onmiddellijk niet minder dan de helft’van het gehele stemrecht in de eerste maatschappij beheerst, zal b
j
j de

verrekening, naast enige Nederlandse belasting, die ter-

zake van het dividend verschuldigd mocht zijn, rekening

worden gehouden met de Nederlandse beiasting door de

eersthedoélde maatsch appij verschuldigd met betrekking

tot haar winsten”.
Merkwaardig is, dat de Engelse praktijk bij de toepassing
van dit lid ook de verdragen met andere landen in rekening

zal brengen. Vellicht maken wij dit het duidelijkst door

een voorbeeld: –
Stel, dat de netto winst van een Nederlandse maat-
schappij (waarvan de aandelen in handen van een Engelse

maatschappij zijn, terwijl zij zelf filialen heeft in de Ver-
enigde Statn van Noord-Amerika en in een land, dat geen
belastingverdrag met Engeland heeft), véér belastingen,
bedraagt ………………………………100
d helft van de winst werd gemaakt in
U.S.A. en is dar onderworpen aan een
belasting van 40 pCt, wat voor de helft
uitmaakt

………………………20
één vierde van de winst werd in Nederland
gemaakten is onderworpen aan Neder-
landse belasting van stel 42 pCt, wat voor
het één vierde uitmaakt

…………10,5

Met de belasting van het andere filiaal
wordt geen rekening gehouden.
rotale belasting …………………..30,

Blijft beschikbaar voor dividend in Engeland . . . .

69,5
Voor de belasting in Engeland wordt het
dividend gesteld op bruto 100.
income-tax” naar ,,normal-rate” is

45
r!
axcre
dit de boven berekende belastingin
Amerika en Nederland (echter nimmer
hôger dan 45) ………………….30,5
zodat de in Engeland te betalen belasting
bedraagt…………………….. .

14,5

En het netto rendement

…………………55,0
(Vermeldenswaard is, dat – y
éér het helastingverdrag
gepubliceerd was – in Engeland de verwachting was,
dat deze methode voor alle dividenden zou gelden en dus
niet alleen voor de holdings en dat deze verwachting tot
merkwaardige speculaties op de beurs aanleiding gaf).

Bedrijfsinkomsten.

Bezien wij thans nog enkele andere inkomensbestand-
delen, in de eerste plaats
bedrijfsinkomsten.
De belasting
hierover wordt toegewezen aan het land, waar de onder-
nemer woont, tenzij het bedrijf in het andere land wordt
uitgeoefend door middel van een vaste inrichting. Is zulk
een vaste inrichting aanwezig, dan is de winst, die aan
die vaste inrichting kan worden toegerekend (berekend,
alsof die inrichting een onafhankelijke onderneming – dealing at arm’s length – ware), belastbaar in het land,
waar de inrichting is gelegen (art. III). In het andere land wordt dan heffing van dubbele belasting voorkomen vol-

156

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1949

gens artikel
XV.
Stel, dat een Engelse onderneming een

filiaal in Nederland heeft, dan is de winst van het Neder-

landse filiaal in Nederland belastbaar met inkomstenbe-

lasting of vennootschapsbelasting. Art. XV bepaalt dan

,,Met ïnachtneming van de bepalingen van de
wet
van het

Verenigd Koninkrijk betreffende het toestaan van ver-

rekening, -met de belasting van het Verenigd Koninkrijk,
vanbelasting te betalen in een gebied buiten het Verenigd

Koninkrijk, zal de Wederlandse belasting, welke hetzij

rechtstreeks, hetzij door inhouding verschuldigd is, terzake

van inkomsten uit bronnen in Nederland, worden geleden

in mindering op de belasting van het Verenigd Koninkrijk,

welke terzake van deze inkomsten moet worden betaald”.

De Engelse helastingadministratie zal hier dus een ,,tax-

credit” verlenen op analoge wijze berekend als hieeboven

voor doch term aatsch appijen is uiteengezet.

1-leeft omgekeerd eep Nederlandse maatschappij een

filiaal met vaste inrichting in Engeland, dan wordt over

de Engelse winst aldaar income-tax” betaald en de voor-

koming van dubbele belasting in Nederland wordt ge-

regeld in srt. XV, lid 2•
. ,,Voor zover zulks in overeen-
stemming is met de bepaling van de Nederlandse wet,

zal de belasting van het Verenigd Koninkrijk, welke hetzij

rechtstreeks, hetzij door inhoucling verschuldigd is terzake
van inkomsten uit bronnen in het Verenigd Koninkrijk,

worden geleden in mindering op de Nederlandse belasting,

welke terzake van deze inkomsten moet worden betaald,
met dien verstande, dat voor cle uitvoering van dit lid en
van de bovenbedoelde bepalingen van de Nederlandse wet,

de Nederlandse belasting, welke met betrekking tot be-
doelde inkomsten verschuldigd is (voordat enige aftrek
wordt toegestaan) geacht zal worden gelijk te zijn aan het

bedrag, dat tot de Nedeçlandse belasting welke door de

persoon die recht heeft op bedoelde inkomsten over zijn

gehele inkomen verschuldigd is (vooidat enige aftrek

wordt toegestaan), indezelfde verhouding staat als bedoel-
de inkomsten staan tot zijn gehele inkomen, dat onder-

worpen is aan Nederlandse belasting, en dat de aftrek het
aldus bepaalde bedrag niet te boven zal gaan.

Overduidelijk is ook deze bepaling weer niet. Men zal

haar o.i. zo dienen op te vatten, dat volgens de Nederlandse
nationale regeling de betreffende inkomensbestanddelen
in beginsel in aanmerking moeten kunnen komen voor

voorkoming win dubbele belasting (opgesomd in art. 1, let-
ter a t/m Ic van de resolutie van de Minister van Financiën
van 10 September 1941, St.Crt 12November 1941, no. 221),

doch dat liet voor Engelse inkomensbestanddelen niet
langer een vereiste is, dat de genieter Nederlander is of
vijf jaren hier te lande woont, terwijl de over de Engelse
inkomensbestandd elen verschuldigde Nederlandse belas-ting naar evenredigheid tot het totale inkomen zal wdrden
berekend en niet – als tot dusver – als het laagst belaste
gedeelte wordt beschouwd.
Stel, dat een in Nederland wonend natuurlijk persoon
in zijn bedrijf in Engeland een winst heeft van f 10.000 en
‘in zijn bedrijf in Nederland f 15.000 wint heeft. In Enge-

land betaalt hij dan f 4.500 belasting; in Nederland is de
positie aldus (zie staatje bovenaan volgende kolom):
In afwijking van het hierboven gezegde zijn
winsten uit
exploitatie van schepen en luchwaartuigen niet belastbaar
in het land, w’aar de exploitant niet woont of gevestigd is,

ook al heeft hij daar een vaste inrichting.

jl
ndere inkonensbestanddelen.

Ten aanzien
vanopbrengst van dienstbetrekking
of
van

beroep
door een bewoner van het ene land uitgeoefend
in liet andere land, geldt mutatis mutandis hetgeen hier-
voor van de opbrengst van een door middel van een vaste

inrichting uitgeoefend bedrijf is gezegd. Echter blijven
voor bewoners va.n het ene land de navolgende opbreng-
sten in het andere land onbelast:
de beloning van een hoogleraar of andere docent voor het
geven van onderwijs aan een universiteit, hogeschool

1

II

Tegenwoordige

Onder
het
toescanci

Verdrag

Totale winst f 25.000.

Waarvan aan belasting 9.657,— 9.67,— 9.657,

Aftrek ter voorkoming

van dubbele belasting:

In geval la de belasting

verschuldigd van

f10.000

…r
…….
2.483,-

In geval Ib
……….

nihil
In geval II cle in Enge-

land betaalde belas-

ting ach) f 4.500, doch

niet meer dan
10/

van de Nederlandse

belasting .3.862,80

Per saldo in Nederland

verschuldigd

7.174,— 9.657,— 5.794,0

of andere onderwijsinstelling gedurende een tijdelijk

verblijf van niet meer dan twee jaren;

uitkering voor onderhoud, onderwijs en opleiding aan een
– student, volontair of ,,trainee”, gedaan door bewoners
van het land van herkomst van de betrokkene, in geval
van onderw’ijs of opleiding gedurende de gehele dag;
winst of beloning van iemand, die niet meer dan 183 dagen

per belastingjaar in liet land, waar hij geen inwoner is,
verblijf houdt, aldaar de diensten verricht voor of ten
behoeve van een inwoner van het land, waar hij zelf

woont, mits deze winst of beloning in het lahd van in-

woning belastbaar is.

Voorts zijn in het land van herkomst belastbaar
op-
been gst van onroerend goed, interest van hypothecaire t.’or-
deringen
en
royalties uit de exploitatie van mijnen, groeven en andere natuurlijke hulpbronnen,
terwijl de genieters der
inkomsten in het andere land zich
01)
art. XV kunnen be-
roepen voor de voorkoming van dubbele belasting, op de
wijze, zoals ‘hiervoor voor bedrijfswinsten is uiteengezet.

Interest van niet-hypothecaire vorderingen, royalties
en
particulie,e pensioenen
en
lijf
,enten
zijn alleen belastbaar
in het land, waar de genieter w’oont, en dus niet in het
andere land, als ze daar worden uitbetaald.
Tenslotte vernielden wij nog, dat in het algemeen de
salarissen en pensioenen uitbetaald door deStaat
of door
fondsen door de Staat ingesteld, in die Staat belastbaar
zijn, onverschillig, waar de genieter woont.

Tot zover de materieelrechtehijke bepalingen. Het ver-
– drag houdt dan verder bepalingen in omtrent wederzijdse
hulpverlening bij aanslagregeling, doch een bespreking daarvan schijnt niet lonend, zolang de uitvoeringsvoor-
schriften niet bekend zijn.

Rotterdam,

Mr  .1. VAN SOEST.


INGEZONDEN SiUK.

BEJIANDELINO
VAN
i)UI’J’SE
MERKEN
BOJ ii ItT
‘FOEKOMSTIO E V11EI)ESVERI)R A0.

Mr M. Oppenheimer te ‘s-Gravenhage schrijft ons:
De in liet nummer van 15 December ji. onder boven-staande titel opgenomen bijdrage van Ir E. I-liji’nans te
Eindhoven bevat o.a. de volgende passage: ,,I’Iet doorslag-

gevende argumnt der voorstanders (van teruggave der mer-
kenrechten aan de oorspronkelijke Duitse .gerechtigden)
was, dat, nu de algeméne politiek der Westerse geallieerden
medebracht de lerlving van Duitsland in economische

23 Februari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

157

zin met alle middelen te bevorderen, het daarvoor nood-

zakelijk was de Duitsers het gebruik hunner merken terug

te geven”.
In deze argumentatie, waarbij, naar Ir l.-Iijmans zegt,

het bestuur der Nederlandse Organisatie zich tenslotte

heeft gemeend te moeten aansluiten, ontmoet men dezelfde

generalisatie, die op dit gebied reeds velen tot in werkelijk-

heid nie t-noodzakelijke conclusies heeft geleid.
Indien men het handeisverkeer met Duitsland weder

wenst te bevorderen, kan het toestaan van de vrije verhan-

deling opder het oude merk van de betreffende artikelen
daarbij één der passende middelen zijn. Doch geenszins

alle
artikelen, waarop hier te lande merkenrechten van

Duitsers rusten, worden hier weder geïmporteerd of zullen
binnen afzienbare tijd worden geïmporteerd. Uit diverse

hoofden zullen Duitse merkenrechten hier te lande door de

vroegere gerechtigden voor langere tijd niet meer worden
gebruikt. ‘Waarom de wenselijkheid van herleving van de

handel met Duitsland de teruggave ook van deze merken
,,noodzakelijk” zou maken, valt niet in te zien.

Moties van congressen als dat van de Internationale
Kamer van Koophandel plegen door haar algemeenheid

te lijdCn an zekere veigroving van het onderwerp, dat zij
behandelen, en daardoor blijk te geven van zekere ondes-
kundigheid.
1-let is te hopen, dat, als straks inderdaad een inter-
nationale overeenkomst voor de Duitse merken tot stand
mocht komen van de aard als Ir Hijmans verwacht, men
bij de opstelling daarvan van fijner instrumenten gebruik

zal maken en aan de regeling de differentiatie zal geven, die

zij behoeft.
Of ons land zich bij een dergelijke overeenkomst wel in
het algemeen zou behoren aan te sluiten, blijve hier onbe-

sproken.

Naschrift.

Mi’ Oppenheimer is blijkbaar niet geheeL op de hoogte
met de organisatie en werkw’ijze der Internationale Kamer
van Koophandel. De besluiten (geen ,,moties”) van deze

instelling komen tot stand na nauwgezette studie en
beraadsiaging door commissies, wier deskundigheid zelfs
Mr Oppenheimer niet zal ontkennen als hij zich de moeite

wil nemen die te controleren.
(In het onderhavige geval noem ik slechts de namen

St Ladas, Fernancl-Jacq en Robert Burreli).
Indien Mr Oppenheimer tevens de volledige tekst van
het besluit t.a.v. de Duitse merken had geraadpleegd (o.a. gepubliceerd in de ,,Propriété Industriehle” van
Juni 1948, hlz. 116), zou hij hebben bemerkt, dat zijn

verwijt van ,,vergroving” geheel misplaatst is en op de
zeker nodige differentiatie nadrukkelijk is gewezen.

Ir E. HIJMANS.

AANTEKENING.

EN!ÇELE ASPECTEN VAN
DE RUSSISCHE LANDBOUW

De Russische graanoogst van 1940 bedroeg 118 mln

ton; dit was de grootste oogst in de agrarische geschie-
denis van het land. Volgens Molotov
1)
zou de graanoogst

van 1948 dit peil hebben overschreden. Zelfs indien dit
een’overdrijving is en genoemde oogst gelijk was aan die van 1940, betekent dii een opvallend sterk herstel, vooral

daar, volgens Molotov, de bebouwde oppervlakte de
vooroorlogse omvang nog niet heeft bereikt en het tijdens
de oorlog ontstane verlies aan tractoren en landbouw-
werktuigen nog niet is aangevuld:
De graanoogst bedroeg in de oorlogsjaren niet meer
dan 50 A 70 mln ton; in 1944, toen het grootste deel der
westelijke provincies w’eer heroverd was, bedroeg zij
70 mln ton. In 1946, het droogtejaar, bedroeg de oogst

‘)
Zie voor de bronnen, waaraan dee aantekening is oniJeend,
,,E.-S.B.” van 2 Febr. j1., blz. 97, en van 9 Febr. ji., blz. 117.

voor het gehele-land ’60 â 70 mln ton, in 1947 ongeveer

100 mln ton (geen officiële cijfers, maar schattingen,
gebaseerd op gegevens uit Russische economische periodie-

ken). De i’ecordhoogte van de oogst van het afgelopen
jaar kan worden verklaard uit een combinatie van oor-

zaken. Na droogte vertoont de steppegrond een hoge
vruchtbaarheid; de heruitrustin van de landbouw met

nieuwe machines en kunstmeststpffen heeft goede voort-
gang gemaakt; voorts heeft het nieuwe systeem van

,;incentive wages” op agrarisch gebied, geïntroduceerd
begin 1947, tot hogere productiviteit geleid.
Ondanks dit alles is de agraische voortbrçnging on-
voldoende in verhouding tot de behoefte. De veeteelt en
de zuivelproductie vertonen kennelijk niet een soort-

gelijke opleving, evenmin als de verbouw van industriële

gewassen. De onbevredigende toestand van de veeteelt
wordt Weerspiegeld door de volgende cijfers (in mil-

lioenen):

Paar- Hoorn- Schapen

den

eec

en geiten Varkens

1929

34,6

67,1

147,0

20,4

1938

17,5

63,2

102,5

30,6

1943

8,8

31,0,

61,0

7,6
1945

10,5

47,0

69,4

10,4
1950 (taakstelling)

15,3

65,3

121,5

31,2

Deze daling – als gevolg van de colletivisering en de
oorlog – heeft de landbouw bijna geheel afhankelijk ge-
maakt, wat trekkracht betreft,’ van de ,,tractor stations”

van de Staat. Véér de collectivisering bedi’oeg de_mecha-
nische trekkracht slechts 4 pCt van de totale trekkracht
van de Russische landbouw; dit percentage steeg tot
70 juist véôr de laatste oorlog. Dierlijke trekkracht daalde van 96 tot 30 pCt. Belang

rijker dan genoemde daling is het feit, dat de record-
gi’aanoogst van 1940 (of van 1948) slechts ongeveer 50 pCt
hoven de Russische oogsten vdôr de revolutie, lag. Pas
in het midden •en einde dei’ dertigei’ jaren werd de col-
lectivisering geconsohideerd en w’erden de belangrijkste
technische verbeteringen op agrarisch gebied doorgevoerd.

In deze jaren nam de graanoogst met 50 pCt toe: De be-

langrijkste resultatën van de grote investeringen in de
landbouy in die tijd. werden echter pas in de veertiger
jaren verwacht; de t*eede helft van de .veeriiger jaien
wordt inmiddels gebruikt om de gedurende de eerste helft
van dit decenniurn geleden schade te herstellen, zodat de

grote verwachtingen betreffende een radicale vooruitgang
thans tot de. vijftiger jaren zijn opgeschoven. Uit recente publicaties blijkt, dat Rusland op agrarisch gebied maar ternauwernood aan mogelijke catastrophale
gevolgen van de oorlog is ontsnapt. Zonder de (relatief
matige) vooruitgang aan het einde der. dertiger jaren
zou de agrarische productie waarschijnlijk niet toereikend
zijn geweest om de oorlog door te komen. Dank zij de toegenomen oogsten in de vooroorlogse jaren kon een voedselvoorraad w’orden aangelegd. Ongeveer van de
oogst van 1940 (d.i. bijna 40 mln ton graan) werd door de
Regering tot zich getrokken, hetzij in de vorm van be-
lasting, hetzij d.m.v. aankoop. De regeringsvoorraden vooi
de voorziening van de steden bedroegen védi’ de col-
lectivisering 10 15 mln ton. –
ln de oorlogsjaren ging gemiddeld slechts 17 mln ton per jaar van de hoeren naar de Overheid. In totaal werd
gedui’ende de oorlog 68 mln ton graan door de Regering ingezameld, d.i., aldus N. Voznesensky, driemaal zoveel
als de Taristische Regering verzamelde tijdens de eerste wereldoorlog. ,,But since the non-food producing popu-
lation had also increased at least three times, the actual achievement of the Soviet government w’as, in relation
to its increased needs, not over-impressive”, schrijft ,,The
Economist”.
De ervaring, opgedaan in de oorlog en de droogte van
1946, is reeds voldoende om de Russische Regering ervan

Iq

158

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1949

doordrongen te doen zijn, dat uitbreiding van de agrarische
voortbrenging zeer gewenst is. Ongeveer
1
/
a
van alle
collectieve boerderijen ligt in het steppegebied, waar de
landbouw periodiek de nadelige invloed ondervindt van
droogte, en gronderosie. Dit verklaart het grote belang,

dat de Russische Regering hecht aan het nog niet zo

lang geleden opgestelde ,,long-term”-programma voor
irrigatie en bebossing van de steppen; het plan is, tussen
1950 en 1960-’65 ongeveer 15 mln acres te beplanten.

– In de toekomst staat de agrarische politiek nog voor
een grote moeilijkheid; het is nl. niet alleen noodzakelijk,

dat de agrarische productie wordt uitgebreid, maar ook,
dat de agrarische voortbrenging zover mogelijk naar het
Oosten doordringt in verband met de nieuwe industriële

centra, die in het Oosten zijn gelegen. Maar in hoeverre
lâat de natuur dit toe?

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE BIZONALE EXPORT IN 1948.

De Bizonale export over liet afgelopen jaar had een
waarde van R.M. 1.817 mln of
S
592 mln, hetgeen neer-
komt op èen stijging met 67 pCt ten opzichte van 1947.

Alhoewel zich dus een aanzienlijke verbetering heeft voor-
gedaan, acht de ,,Wirtschafts- und Finanz-Zeitung” van

11 Februari ji. deze export-opbrengst nog zeer onbevre-
digend.

Genoemd blad vergelijkt nl. deze uitvoer met die van 1936.
In laatstgenoemd jaar bedroeg deze voor geheel Duitsland

$ 1.900 mln, waarvan volgens schatting minstens 60 pCt
of ca $ 1.100 mln kan worden toegerekend aan de gebieden,
die nu de Bizûne vormen. Rekening houdend met het feit,

dat de koopkracht iran de dollar sedertdien aanzienlijk is

verminderd, komt genoemd blad tot de conclusie, dat,
gerekend in prijzen van 1936, de export in 1948 slechts een
waarde had van
S
248 mln, d.w.z. 22,5 pCt van die van
1936. Daar inmiddels de bevolking met 26 pCt is toege-nomen, betekent dit, dat per hoofd der bevolking slechts

18 pGt van de waarde van 1936 werd uitgevoerd. De door

deze export mogelijk gemaakte invoer kon, daar de import-

prijzen van levensmiddelen en grondstoffen aanzienlijk zijii
gestegen en devrachttarieven van buitenlandse schepen een

verdere vermindering der inkoopmogelijkheden beteken-
den, per hoofd der bevolking niet meer dan ca 15 pCt van
de vooroorlogse invoer bedragen.
Ook de samenstelling van de uitvoer kan de goedkeuring

van de,,W.F.Z.” moet wegdragen. De uitvoer van enkele niet-afgewerkte producten, wo. weefsels, speelde nl. een
te grote rol, en, hoe verheugend iedere export onder de
huidige omstandigheden ook moge zijn, liet is met het oog

op volledige bezetting der industrie geivenst, dat de export
van producten met een hogere bewerkingsgraad wordt

opgevoerd. Slechts wanneer de Bizône er in slaagt de uit-
voer van machines – e.d. tot het vooroorlogse peil op te
voeren, zal zij, aldus de ,,W.F.Z.”, een redelijke kans heb-
ben het tweeledige doel, nl. volledige bezetting der industrie
en het zo spoedig mogelijk zelf betalen der invoer, te be-
reiken.

DE GOUI)PEIJS.

Nu de Zuid-Afrikaanse Reserve Bank heeft aangeon-
digd 100.000 ounces goud boven de officiële prijs te zullen
verkopen, is de belangstelling voor de goudprijs opnieuw
levendig geworden. ,,The Financial Times” van 19 dezer

wijst erop, dat genoemde hoeveelheid goud slechts klein is;
meer en meer wint daarom de opvatting veld, dat de be-doeling van Zuid-Afrika vooral is om het Internationale
Monetaire Fonds attent te maken op de moeilijke situatie,
welke voortvloeit uit het feit, dat de reële ivaarde van goud,
uitgedrukt in andere goederen, slechts de helft van de
vooroorlogse bedraagt. Wellicht zullen uit andere landen
protesten komen, zodat het I. M. F. er daadwerkelijk toe

zal overgaan, de omstandigheden, waarin de goudprodu-

cerende landen verkeren, te verbeteren, zonder dat de

bruikbaarheid van goud als middel tot saldering in liet
intenationale betalingsverkeer wordt verkleind.

Een eenzijdige devaluatie van het Zuid-Afrikaanse pond,

aldus het blad, zou voor de producenten daar te lande geen
of slechts weinig voordeel betekenen. Wat zij nodig hebben,

is, dat ook andere landen tot devaluatie hunner valuta

t.o.v. liet goud overgaan. De recente uitlatingen van John

Snyder, de Amerikaanse Minister van Financiën, krijgen

wellicht meer aandacht dan zij verdienen; toch rijst de

vraag, of belangrijke gebeurtenissen misschien op komst
zijn.

In haar 17e jaarveilag bleek de Bank voor Internatio-

nale Betalingen (die thans met de Bretton Woods-instel-

lingen samenwerkt) op het standpunt te staan, dat een
verhoging van de goudprijs, zolang er nog sprake is van

een ,,sellers’ market” en zolang de goederenprijzen een

tendentie tot stijgen vertonen, de haussesituatie onnodig zou versterken. ,,An expedient such as a uniform altera-

tion in the rice paid for gold should be used, if at all, in

a really severe depression only”. Er is thans een kentering

op de goederenmarkten; er is echter. stellig nog geensprake
van een ernstige depressie. lIet is evenwel te hopen, aldus

het blad, dat het 1. M. F. het vraagstuk spoedig en gron-
dig ter hand zal nemen; zolang er personen zijn, die hun

valuta niet vertrouwen, zal er altijd bereidheid bestaan

om goud boven de officiële prijs te kopen, een feit, waaraan

wetten en reglementen niets kunnen veranderen.

HET ENGELSE ORONI)NOTENPLAN.

in April a.s. zal het eerste rapport betreffende liet ,,Tan-

ganyika Ground Nut Scheme” worden gepubliceerd. Er

is geen twijfel aan, aldus ,,Tlie Investors’ Chronicle” van 19 dezer, dat dit een dro’evig document zal zijn, want de

gekoesterde verwachtingen zijn in geen enkel opzicht in ver-

vulling gegéan. Volgens het plan – de uitvoering begon

in 1946 – zouden thans 600.000 acres in cultuur moeten zijn gebracht; tot nu toe is dit echter slechts met 25.000

acres het geval. De situatie is ,,chaotisch ei hopeloos”; de
zeer noodzakelijke uitbreiding van de havenfaciliteiten te
Dar-es-Salaani en de aanleg van spoorwegen bijv. zullen
nog veel tijd in beslag nemen. In een bepaald gedeelte van
liet ontginningsgebiecl vragen tractoren 40.000 ton diesel-
olie per week; de beschikbare tankauto’s kunnen slechts

22.000 gallons bevatten n hebben een week nodig om op-
nieuw te kunnen aanvoeren; per week kan daar zodoende
slechts 2 dag worden gewerkt. De zorg voor de employé’s
is verwaarloosd; het bericht, dat de aanboüw van perma-
nente ivoningen nog zeker 3 jaar op zich zal moeten laten
wachten, is een grote teleurstelling vooral voor de gezinnen.
Er is groot gebrek aan water; een brood kost 1 shilling, en

de schoolaccomodatie is gebrekkig (behalve in Kenya,
waar de scholen vol zitten en dat 400 mijl verwijderd is).
liet is derhalve geen wonder, dat de hoofden van de ver-
schillende afdelingen unaniem een verzoekschrift betref-
fende radicale veranderingen hebben getekend – voordat
het plan volledig iiieenstort.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.

BOEKEN.

De wettelijke regeling betreffende het uitoerkopen en opruimen
in het winkelbediijf. Een critische en analytische studie

door Mr Dr II. Fortuin. Uitgever E. J. Bril, Leiden
1948. 106 blz., geb. f5.
Algemene bedrijfskennis
door B. W. Ziegelaar. N.V. Uitg.
Mij v/h G. Delwel. ‘s-Gravenhage 1948. 112 blz.,
geb.
De administratieee Organisatie der onderneming
door Paul
Mahieu. N.V. Standaard-Boekhandel, Leuven 1948.
267 blz., ing.

23 Februari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

159

Hoofdstihken der economie (1). Waarde en prijs. Inkomens-

oornzing
door J. van Zwijndregt. J. B. Wolters’ Uitg.
Mij NV., Groningen 1948, 234 blz., ing. f4, geb. f4,50.

BROCHURES.

Rapport betreffende de dooi het Rotterdamse bed rij/sleQen
geleden yerliezen tengeoolge van oorlogshandelingen in

de jaren 1940-1945,
Delen la en ib. Economische

Documentatie voor de Wrederopbouw van Rotterdam.

71 blz., ing.

Verslag oan het Economisch Benelux-Gongies,
gehouden

op 12 en 13 Juni 1948 te Amsterdam. Comité Bene-
lux, 1948, 85 blz., ing. f 1,25.

De internationale organisatie oan de scheepvaart
door Mr

H. E. Scheffer. Uitgegeven voor het Nederlandsch Genootschap voor Internationale Zaken door N.V.

Noord-Hollandsche Uitg. Mij, Amsterdam 1948,
47 blz., ing. f 1,50.

General Report (T); Recruitment and training (II); Safety
in the petroleum industry (III); Industrial relations
(IV). Uitgegeven door International Labour Organi-
sation (Petroleum Committee); International Labour

Office, Genève 1948.
Employment, unemploynient and labour force statistics.
A
study of niethods.
Studies dnd Reports; New Series,

No. 7 (Part 1), uitgegeven door het International
Labour Office. Genève 1948, 130 blz., ingen.
3
0
1
75.

Cost-of-lioing statistics. Met hods and techniques for the
post- war period.
Studies and Reports, New Series,

No. 7 (Part 2), uitgegeven door het International
Labour Office. Genève 1948. 56 blz., ingen. $ 0,35.
Methods of statistics of industrial injuries.
Studies and Re-

ports, New Series, No. 7 (Part 3), uitgegèven door het

International La1our Office. Genève 1948. 32 blz.,
ingen. $ 0,25.
The sixth – international conference of labour stotisticians.
Studies and Reports, New Series, No. 7 (Part 4), uit-

gegeven dbor het International Labour Office. Ge-
nève 1948, 78 blz., in
g
en. $ 0,50.

GELD- EN KAPITAALMARKT

De omzetten op de geldmarkt waren in de afgelopen
week zeer gering. Tengevolge van nieuw toestromende
middelen wegens rentebetaling op de
3-3*
pCt 1947 ten
bedrage van omstreeks f 30 â 40 millioen en een verdere
terugvloeiing van bankbiljetten nam het geldaanbod enigs-
zins tod, waardoor de marktdisconto’s op lager niveau
kwamen. Drie- en viermaandspromessen waren tegen 1/8

pCt aangeboden, Julipapier werd tegen pCt dikwijls
tevergeefs gevraagd, terwijl de langer lopende termijnen
practisch pCt noteerden. Callgeld bleef onveranderd
-pCt.
Blijkens de jongste weekstaat van De Nederlandsche
Bank daalde de bankbiljettencirculatie tot f 2.991 millioen.
Het is merkwaardig, dat de chartale geldsomloop nu reeds
gedurende ongeveer anderhalf jaar rond de f 3 milliard
schommelt. Blijkbaar bevindt zich op dit peil ongeveer het
verzadigingsniveau voor bankpapier onder de huidige
omstandigheden.
De publieke emssiemarkt gaf in de afgelopen week
blijken van hernieuwde activiteit. Unilever kwam met een
31 pCt obligatie-èmissie van f 75 millioen, welke obligaties
in aandelen converteerbaar zijn tegen koersen, welke
afhankelijk van de beursnotering, liggen tussen 250 en
350 pCt. Ook R. S. Stokvis geeft f 6 millioen 3 pCt bli-gaties uit, die eveneens in aandelen converteerbaar zijn
tegen de koers van 150 pCt. Bij de huidige beurskoersen
is het aan deze obligatie-emissies verbonden conversierecht
uiteraard slechts nominaal. Niettemin vormt het een
zekere attractie voor deze uitgiften van vaste rentedragen-
de schuldtitels, omdat bij een koersstijging der aandelen,

bijv. als gevolg van een- overigens niet waarschijnlijke –

verdere inflatie, het aan in geld luidende schuidvorderingen

verbonden risico op de emitterende ondernemingen ten dele

kan worden afgewenteld. Overigens vormt deze obligatie-

financiering met recht tot conversie in aandelen wel een
duidelijk bewijs van de moeilijke poitie, waarin onze

kapitaalmarkt met het oog op de finariciering van het be-
drijfsleven is geraakt. 1

let aanbod van risicodragend

kapitaal is zo gering geworden, dat met een financiering

ddor middel van vaste rente dragend kapitaal genoegen

moet worden genomen, ook al houdt men de mog
e
lijkheid
open tot omzetting hiervan inandelen.
• Tezamen met dit verschijnsel van het verminderende

aanbod van risicodragend kapitaal, vnl. als gevolg van

structuurveranderingen op het gebied der bespâririgen ,waar-

door de.ze meer en meer in handen komen van de institu-
tionele beleggers, schrijdt het proces van de uitschakeling

der publieke kapitaalmarkt voort. De onderhandse geld-

lening aan industriële ondernemingen naast die aan pu-
bliekrechtelijke lichamen wordt meer en meer een normaal

verschijnsel. Volgens geruchten zouden de Koninklijke en

Philips onlangs onderhandse geldleningen tot zeer grote
bedragen hebben afgesloten (resp. f 100 mïllioen en 1 35
millioen).

De staatsfondsenmarkt bleef in de afgelopen week vrij-wel op peil. De aandelenmarkt daarentegên vertoonde vrij

grote schommelingen. Na een behoorlijke koersdaling in de
eerste dagen trad een vrij sterk,herstel in, waardoor tal van aandelen enige procenten boven het niveau van de
voorgaande week kwamen. 1-let is mogelijk, dat hier sprake
is van een technische reactië, maar het kan ook zijn, dat
de mededeling van de Amerikaanse Minister van Financiën,
dat hij geheime besprekingen met de Marshall-landen om-

trent devaluatie hunner valuta’s overweegt, invloed heeft
uitgeoefend.

11 Febr.
18 Febr.
1949 1949

A.K.0.

………………….
159*
157*
v.

Berkel’s

Patent

…………..
108
111
Lever Bros. Unilever C. v. A
…..
242,
242
Philips

G. b. v. A.

…………..
215k
222
Koninklijke Petroleum

……….
300 303*
I-I.A.L.

……………………
165
163*
N.S.0.

……………………..
157k
1621-
I-1.V.A.

……..

…………….
158.
160* Dcli

Mij

C. v. A
……………
140 146
Amsterdam Rubber

…………
150*
156
Internatio

………………..
180 183

STATISTIEKEN.

BANK VAN ENOELAND.
(Voornaamste posten in millioenen panden).

.
a

0.

25 Dec.

46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
2 Febr.’49
0,2 1.299,3
1.300
1.227,2
73,1
9 Fehr.’49
0,2
1.299,2
1.300
1.230,2
70,1
16 Febr.’49
0,2 1.299,3
1.300
1.228,5
71,7

Other securities
Deposits

n

t,”

.-.-

l
.


CS
,

25 Dec. ’46
1,3
311,8
13,6 15,8
346,5
10,3
278,9
2 Febr.’49
3,9
290,5
.29,0
28,5
406,6
9,4
298,8
9 Febr.’49
3,8
310,5
28,5
28,1
422,7
14.8
296,2
16 Febr.’49
3,8
298,6
36,9
24,6
417,2
11,4
299,5

160

– ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1940

DE NEDERLANDSIJILI6 BANK.

Verkorte balans op 21 Februari 1949.’
Aetiva.


Wissels, pro- Hoofdbank 1

1)
messen en

f
Bijhank


schuld brieven
in disconto
t
Agentsch.

500,-
500,- ‘)
Wissels, schatkistpapier en schuld brieven,
door de Bank gekocht (art. 15, onder
40,

van de Bankvet 1948) ……………..-
Scliatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nedcrlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 ……1.800.000.000,-
Voorschotten
r
lloofclbank 6 139.003.252,32
2)

in rek.-crt
op onderpand ]3ijbank

474.125,20.
(mci. helenin-
gen)

Agntsdb.’

4.636.956,20

t

DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

ce
ø.ce
0

😮
000
o”

j

2
0
cd

30 Dec.

’46 700.876
4.434.786
100.186
153.109 2.744.151
10
Jan.

1
49
444.292
289.833
138.012
.

144.347
3.085.025
17 Jan.

’69
444.184 252.983
161.900
143.612
3.044.521
24 Jan.

’49
443.506
260.127 149.427
145.956 3.006.466
31 Jan.

’49 443.385 257.360 151.706
,

1
93.06/,.
3.051.999
7 Febr. ’43
443.415
247.181
153.508
143.841
3.009.603
14 Febr. ’49
443.463
225.785
164.771
147.086 2.991.031
21 Febr. ’49
443.605
206.090
195.492
144.114
2.979.172

L

Op

effecten

enr ………

..143.199.629,03
2)

Op goederen en celen

..,,

914.704,69

,,

144.114.333,722)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet

1948)

………………….
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947

………………………….
..1.500.000.000,-
Munt en Inuntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……6

1
139.1 66.835,71
Zilveren munt
enz.’

..,,

4538.021,50
443.604.857,21
Papier op het buitenland

6

206.090.480,-
Tegoed bij correspondenten
in

het

buitenland

….

..189.152.273,73.
Buitenlandse betaal-

middelen

…………..6.339.791,14

Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-
401.582.544,87

banken en soortgelijke instellingen

….
..

183.190.867,72
Belegging van

kapitaal, reserves, pensioen- fonds en voorzieningsfonds

…………
..107.854.975,0
1
Gebouwen

en

inventaris

……………..
..2.500.000,-
Diverse

rekeningen

…………………..
32.196.561,25
0

4.615.044ii40,68

Pnsiya.
Kapitaa.

……

. ……………………
f

20.000.000,-
Reservefonds

……………………..
..12.759.703,05
Bijzondere

reserves

………………..
..54.447.566,03
Pensioenfonds

……………………….
20.060.469,74
Voorzieningsfonds

personeel

in

tijdelijke
dienst

…………………………
..1.500.000,-
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..
108.604.695,-
Bankbi1jetten in omloop (nieuwe uitgifte)
,, 2.979.172.31.5,-
Bankassignaties

in

omloop

…………..
…91.585,37
Rekening-courant saldo’s


‘s Rijks Schatkist……f

232.108.606,58
‘S
Rijks

Schatkist

bij-
zondere

rekening ….

..214.012.1169,46
Geblokkcercie saldo’s

..,,

4.172.982,60
Saldo’s

van

banken in
Nederland

……….

..

58.579.533,38
Vrije saldo’s van vreern-
de circulatjebanken en

soortgelijke instellingen ,,

331 .625.860,12
Andere vrije saldo’s……382.41 8.478,87

.
1.222.917.731,01
Crediteuren in vreemde.geldsoort

……
…100.954.811,04
Diverse

rekeningen

………………..
..94.535.734,44

f

4.615.044640,68
1)
Waarvan

scliatkistpapicr

rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen

. . . .
f


1)
Waarvan aan Indonesië (Vet van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99) 36.894.550,-

Circulatie der door de Bank namens de
Staat in hetverkeergebraclite muntbiljetten
137.608.933,-

BANK VAN
FRANKIUJK.
(Voornaamste oosten in millinene.n franos


o
Voorschotten aan
de Staat

,…,

0
+
1
Data Id

. Co

26 Dec.
1946
1

94.817

1
118.302
59.449
67.900 426.000
27 Jan.
1949
52.817

1
331.353
125.042
146 200
426.000
3 Febr.
19/9
52.817
321.029
125.042
173.300
426.000
10 Febr.
1949
52.817
329.325
625.042
166.600
426.000

Bankbil- Deposito’s
Data
jetten
in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie

26 Dec.
1946
721.865 63.455
765
..

62.695
27 Jan.
1949
972.604
164.335
822
161.973
3 Febr.
1949
1.001.667
158.964
715
156.334
10 Febr.
1949
995.585
161.063
789
158.756

Saldi in rekening courant

15
c11l1
101I1’05
0
e)

.€
2r
.
t

30 Dec.
’46
10
Jan.
’49
166.035
187.975 5.460
42.883
327.294
384.331
17 Jan.
’49
189.029
214.012
.
5.226 54.669
336.547 358.698
24 Jan.
’49
244.705
214.012
4.498
44.297
330.861
354.121
31 Jan.
1
49
265.218 214.012
4.471
34.956
329.507 340.837
7 Febr.
’49
225.644
214.012
3.971
40.306
336.697 357.264
14
Febr.
’49
239.584
214.012 4.102
52.895
347.723
338.505
21 Febr.
’49
.

232.108
214.012
6.173 58.580
331.626
382.4
IS

DE JAVASCI-IB BANK.


(Voornaamste posten in duizenden guldens).

1.1
015
._
•,..
OOO
0
000
1.0

.

’15,
0

0

2E
Data
a
B
0
.
5D
0
Q)10
0O0
N’
00d
Q00151
115’50
oo
.0

31 Mrt

1947
477.080
35.363
33.256
85.402
255.201
26 Jan.

1949
470.934
63.778
14.518
85.237
772.572
2 Febr.

1949
470.937
58.444
14.540
91.138
785.409
9 Febr.

1949
470.937 69.829 14.573 84.275
303.232


0
Rekening-courant

.-se
saldi

Data
5)0
5)
0
Q
.0

.
o5′
01
PQ
ce

31 Mrt

1947
81.527
453.816

503.7
18

1

1.304
26 Jan.

1949
32.320
740.694

632.971
71.599
2 Febr.

1949
33.180
742.072

645.695 71.743
9 Febr.

1949
33.293
752.639

656.754
72.521

Muntbiljettencirculatie p6r 31 Mrt 1947 f646.830.979.
Muntbiljeitencirculatie per 2 Febr. 1949 1874.941.262,50.
Muntbiljettencirculatie per 9 Febr. 1949 f880.183.738,50.

INDEXIJIJFI6RS VAN OROOTIIANDIOLSP1tIJZEN
IN NEDERLAND
1)
).

194611947
Oct.

Voedingsmiddelen:
209
230
218
219
219
228
191
199
-229 255
261
233
200 214
224
-238
241
231
Orondstoffen:
houtw. buitenlands
463
631
552
552 552
567
chem.producten
272
342
372
430
429 376
258
284
282
280
232
283
224
243
378
542
542
304
261
294
.

307
307
308 306

plantaardige

…….
dierlijke

………..

332
474 497 487
491
526

totaal

………….

hulpstoffen
170
201
216
216
211 216
totaal
.

…………
282
328
343
348
349
342

textielwaren

…….
Ieder

………….
metaalwaren

…….

Afgewerkte producten:

papierwaren

…….

glas, aardewerk, enz
238 256
272
272 272 269
349

.

390
380
380
379
382
producten
..
,chem.
328 318
320
330
361
325
houtwaren

………

315
344
.

365
375
370 360
textielwaren

…….
lederwaren

………
292
321
339
1

340
340
330
283 303
364
364
365
347.
gefabr. voed.midd..
.211
223
235
236
236 225
papierwaren

…….

248

263
269
269
271
270
metaalwaren

…….
261
276
288
291.
294
283
totaal

………….
Algern. Indexeijfor
251 271
284-1
289
291
281

‘) Bron: ,,Statistisch Bullétin van het C.B.S.”.
‘) De wgingscoëffici6nten zijn vastgesteld overeenkomstig de
verhoudingen in 1941.
•7-

1

23 Februari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

161

OVEEZICIIT DER LAATSTE VIER VERKORTE BALkNSEN VAN DE NEDERLANDSCILE BANK.
,

(in millioenen guldens).

Aclief

data
31-1-49
7-2-’49
142’491
21-2-’49
Passief

.

dala


!
31-1-49
7-2-’49
14-2-‘491

21-2-49

issels
,

promessen

en
20,0
20,0
20,0
20,0
schuldhrieven in disconto

‘)
3,0

)
3,0

‘)
– )
12,8
12,8 12,8
12,8
Vissels, schatkistpapicr en
Bijzondere reserves
54,4
54,4
54,5
54,4
schuldbrieven,

door

de
20,0
20,0
20,0
20,1
]3ank gekocht



Kapitaa’

…………….

Voorzieningsfonds

Perso-
Schatkistpapier,

door

de

Reservefonds …………..

neel

in

tijdelijke

dienst
1,5 1,5 1,5
1,5
]3ank

overgenomen van
. .
Bankbiljetten

in

Omloop

S

cle

Staat.

der

Neder-
.
.
(oude uitgiften)
109,5
109,4
109,2
108,6
landen

ingevolge

over-
Bankbiljetten

in

omloop
cenkomst van 26 Febru-
(nieuwe uitgifte)

. . .
3.052,0

3.009,6
2.991,0
2.979,2
ari

1947 ……………
1.800,0
1.800,0
1.800,0

1.800,0
Bankassignaties in omloop
0,3
0,2
0,1
0,1
Voorschotten

in

rekening
Rekening-courant saldo’s: courant

op

onderpand
‘s Rijks Schatkist
265,2
225,6,
239,6
232,1
193,1′)
143,8′) 147,1′)
144,1
2
)
‘s Rijks Schatkist,

bij-
Yoorschotten aan het Rijk
– –
– –
zondere rekening

. . .
214,0 214,0
214,0
214,0
Boekvordering op de Staat
Geblokkeerde saldo’s

.
4,5
.4,0
4,1
4,2
der

Nederlanden

inge-

Pensioenfonds

…………

Saldo’s

van

banken

in
volge overeenkomst van

Nederland

……….
34,9
40,3
52,9
58,6
26

Februari

1947 …….
1.500,0

..

1.500,0
1.500,0

1.500,0
Vrije saldo’s van vreemde
Munt en muntmateriaa]:
circulatiebanken

en
Gouden munten gouden
soortgelijkeinstellingen
329,5
336,7 347,7
331,6
muntmateriaal
439,2 439,2
439,
439,2
Andere vrije saldo’s

.
340,8

.
357,3
338,5
382,4
Zilveren munt, enz
4,2

..

4,2 4,3
4,4
Crediteuren

in

vreemde
Papier op het buitenland
.
257,4
247,2
225,8
206,1
geldsoort …………..
99,5

.

..

.
99,9
100,9
100,9
Tegoed bij correspondenten

.
Diverse rekeningen
94,3
.
940
94,3
945

(md.

beleningen

.
……..

in het buitenland

. . .
145,1 147,1


158,4
189,1
Buiten!. betaalmiddelen

.
6,5
6,4
6,4
6,3
.

..

Vorderingen in guldens op
.
vreemde

circulatieban-

ken

en

soortgelijke

in-
970,4 174,0
181,2 183,2
Belegging van kapitaal, re-
serves, pensioenfonds en’
voorzieningsfonds
107,7
107,6
108,2
107,9

stellingen

…………..

Gebouwen en inventaris
.
2,5 2,5 2,5 2,5
Diverse rekeningen
27,1
24,9
25,0
32,2

4.653,2
4.599,9
4.601,1
4.615,0
4.653,2

4.599,9
4.601,6
4.615,0
‘) Waarvan sehatkistpapier
1
rechtstreeks

door

de

Bank in

disconto

ge-




nomen
Circulatie der door de Bank
‘) Waarvan aan Indonesië
namens de Staat in het
(Vet

van

15-3-1933
36,9 36,9 36,9
36,9
verkeer gebrachte munt-
Staatsblad no. 99)

.

. –


biljetten
140.3 139,5
138,6
137,7

FEDERAL RESERVE BANKS.
NATIONALE BANK
VAN
ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).
(Voornaamste posten in millioenen francs).

– Data

1 F

Metaalvoorraad
Other
.

,
U.S. Govt
‘n
.


.’°.
2

,

Totaal

Goudcer-
cash
securities
Data

– ”
0
n
n-
tificaten
0
31

Dec.

1946
18.381
17.587
268

370

23.350

31 Dec. 1946
4.949,9
1
1

158,0
238,7
1

52,7
4.090,7
1.113,7
27 Jan.

1949
23.015
22.388
371
22.039
3 Febr. 1949
23.042
22.418
22.215
.
31

Jan. 1949
5.834 2
1

233,2
158,8
47,4

1
4.306,9 1.521,0
10 Febr. -1949
23.042
22.418
357
22.350
7 Febr. 1949
5.8331
1

257,1
156,3
1

475

1
4.223,7
1.621,4
15 Febr. 1949
5.838,7
1

258,8
162,3
j1.7,5
1
4.160,2 1.701,0

FR

bil

____________
Deposito’s

_______

Totaal

_

Govt
1

SJember-
Data jetten

in
circulatie
banks
ENIGE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRI8LE PRODUCTIE

IN BELGIË
1).

31

ti’ec.

1946
24.945 17.353
393
J

23.350
27 Jan.

1949
23.590
22.303 1.135
t

20.035

1938
=
100
1
Mrt
April1
Mei
Juni1
Juli
Aug.ISept.I Oct.
3 Febr. 1949
23.578
22.198
1.284
1

19.711
10 Febr. -1949
23.559
22.203 1.430 19.596
119
4
8
1948
!
1948
!
1948
!
19
4
81
1948!
194Sj
1948

Algemene index v. d.

ZVEEDSE RIJKSBANK.
(Voornaamste

posten in inillioenen

kronen).
md. prod.’) …….
107

104

105

96

96
.

102

107
Steenkool

………93,2

94,0

84,0

93,0

80,6

88,41

94,9

98,6
Cokes

………….105,1

108,0 111,5

96,8 108,1

110,6

105,8

14 4, 5

Metaal
Staatsfondsen

..

107,9 116,8 120,5 116,3 108,4 107,4 131

1244
Cement

……….

-t

,
Ruw ijzer’

160,6 165,4 158,4 113,5 160,6 171,4

17
5:
2
182,6

Data
Afgewerkt staal

. .

172,0 186,1

175,4 137,7 162,1 191,3 197,0 202,7
en
,
“‘
,
Afgewerkt ijzer

.
.

137,6

67,3

69,5

68,1

50,3

62,7

85,7

66,1

co
Vlas (spinnerij) ….

121,0

99,7

75,4

80,4

67,3

67,7

75,5

73,4
Vlas (weverij)

….

67,9

67,5

50,3

55,0

7,1

44,5

44,0

47.9

31 Dec.

1946
31

Jan.

1949
839

1
177
532 112
1

1.544
1

2.948
504
288
284
252
94

182 182

Katoen (spinnerij)

121,3 130,8 104,3 109,8

92,9

92,2 108,5 103,8

Katoen (weverij)

.

140,4 140,4 115,7 125,8 111,1110,5 130,1 128,6
Wol (kamwol, spin-

.

7 Febr. 1949

177

1
1-12
1

2.935
302
228

182

………
Ruw staal

………168,9 174,3 158,7 119,0 138,0 1822 182,6 193,0

15 Febr.

1949
177
112
j

3.023

303
216

182
WOl (weverij)

138,2 133,7 115,3 144,3 115,0 114,8 117,8 120,1 nerij)

………..164,8 150;9 130,4 135,3 107,1

116,8

119,3

131,8

Deposito’s
…………..
,

°

Direct opvraagbaar

Vlakglas …………97,2

93,8

94,6

87,1

88,3

85,2

73,6

56,0
Holglas

…………144,6 154,4 143,9 141,8 132,2 111,8 110,6 119,0
Data
,.’
_____________ —

en
g

Papier

………..156,3 155,3 127,8 136,4 106,1 126,0 133,4 146,5
Margarine

………101,7 109,1

81,5

71,6

98,21

91,7
141
,
6
1
130
,
5

Geraffineerde suiker

86,7

81,8

69,3

73,2

85,81

83,0

86,3i

85,1

1

..

,,
,3 ”
Sigaren

…………43,0

42,6

41,1

63,0

34,21

34,8

36,2

38,4
a

1

‘0


Sigaretten

………156,8 136,3 161,2 134,2 117,31i45,2 161,3 130,2
o
E

L
‘1 Bron: ,,Statitisch Bulletin” van het Nationaal Instituut voor
de Statistiek.

• betekent: de gegevens ontbreken. Gecorrigeerde
31

Dec.

1946
1
2.877
875
1

.706
.94
280
174
1
31

Jan.

1949
1
2.934
9561 728
929 194 103
7
gegevens zijn cursief gedrukt. 7 Febr. 1949
15 Febr. 1949]
1
2.820 2.795
958
1.115
1

706
826
175
225
.
194
196
134
122
7
8
‘) 1936-’38 =

100

(Instituut

voor

Economisch

en

Soclaal
Onderzoek (Leuven)).


____________ _________________

______

t,

-t

1.62

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1949

WERKLOOSHEID IN NEDERLAND
t
).
INDEXCIJFERS

VAN

LONEN

VOLGENS

IIEGELINGEN

IN
NEI)ERLANI)
‘).
Maand
Werklozen
)
Wachtgelders
)
Juni 1938/
Juni 1939 Nijverheid
‘)
Landbouw
Nu verheid
en
(raming)

30

Juni

1945 ……………..112.622

201.400
= 100
landbouw
29

Juni

4946

…………….-

45.953

7.800
Aug.’ 1939

101

100
1ot
Mei

1945

116′

190

126
April

1948

174,7

.243,9

184,4
Mci

1948

175,2

258

186,8

28

Febr.

1948

……………..36.000

3.400
31

Maart 1948 ………………26.800

1.700

Juni

1948….

1752

258

1
86:8

31

Jan.

1948

……………../36.700
8
)

2.600

Juli

4948….

175 1

258

1867
Aug.

1948..
. .

17
5:
2

2
58

186
:8
30

Apul

1948

……………..26.400

.

1.800
31

Mei

1948

……………..22.400

1.600′

.
3
1
Aug.

1948

….
…………

24.800

.400
Sept.

4948….

175,2

258

186.8

30

Juni

19
1
8

……………..21.200

1.500
31

Juli

4948

……………..22.000

1.500

Oct.

1948.
. . .

175,2

258

4868
30

Sept.

1948

…….
……….25.900
.400
.

Nov.

1948.
. . .

179,9′)

265,5

191,9′)
31

Oct.

948 …….
……….28.800

.300
1
0
Nov.

1

4
..
……………..3700

1.200
Dec.

1948….

181,7
1
)

/

265,5

193,4)
.31

Dcc.

1948

……………..41
,
.800

2600
Jan.

1949.
V

. . .

181,8
1
)

265,5

193,5
4
)

8)

Bron:,, Statistisch

Blletin

van

het

C.B.S.”.
1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin

van het C.B.S.’: in de indexcijfcrs
‘) Gegevens van de arbeidsbureaux.
zijn
de uitkeringen krachtens dc Kinderbijslagwet
niet
begrepen.
5)
Bovendien 4.200 vorst- en hoogwaterwerlIozen uit het vrije
:
bedrijf.

.

.
1)
Voorlopige gegevens.

VERKEER EN VERVOER iN NEDERLAND.
Omschrijving
Eenheid
M
a
and
ge
ni
.
lm
aan
d
gem.
i4
9c4l
.

Indexeljfor vervoer wilde binnenvaart
100
129 138 143
165
152


1.000 t
917
1.180
4.268
1.314
1.514 1.396
waarvan

brandstoffen

………………….
,,
260
334
377
352
340 269
Wilde

binnenvaart,

prestatie

…………..
mill. t/kin
427 164
185
201
.

204
189

Jndexcijfer algen vervoer to water
100 105
151
170* 930*

Vervoer

wilde

binnenvaart ……………………

s

1.000

t
600 629
903
4.023*
781′
Idem,

prestatie

……………………..

……
…..

milI.

t/kin
45 43
63
63* 46*

IndcxeiJfcr internat. binnenvaart (laadverm.)
. .
.
100 35
1
1
i
46 49
63
Aantal
6.146 1.860 2.960 3.109
3.170
2.589
1.000

t.
3.572
912
1.438
1.375
1.490
1.247
,,
2.092
398 889 917
898
661
waarvan onder Nederlandse vlag


,,
1.506
321
708
722

.
724 538

Binnengekomen

scliepcu

……………………

.
73
141
165
144
104

Eigen

vervoer

te

water

…………………
…..

Aantal
6.082
1.923 2.828
3.117
3.207
2.798

Laadvermogen

…………………………….

1.000

t.
3.494
957
1.323
1.415
1.601
1.1,08
,,
2.252
421
597
643 603 578
.

,,
1.559
310
402
429
433 395
,,
229
80

.
120 130
126
132
Schepen in rechtstreekse doorvaart
Aantal
2.144
1.141
1.270
1.379 1.375
1.152

Lading

……………………………………

*

1.000

t.
1.427
798
822
943
926
825

Belgische

vlag

……………….
Vertrokken

schepen

………………………..
Laadvermogen

…………………………….
Lading

………………………………….

,,
1.051

386 436
535
471
384

waarvan onder:

Nederlandse vlag

…………
11

Belgische

vlag

……………….

,,
199
122
103
104 128
407
Belgische

vlag …………..
.
544
196
241
320
262
.
219

Laadvermogen

………………………..
Lading

…………………………………
waarvan onder: Nederlandse vlag

………….

Indexcijfor zoovaart (inl,ouil)
100
42
59
59
.

58
54
Aantal

…..

1.758 753 1.190
1 .1 18
1.433
1.052
1.000 R.T.
4.416
1.852
2.636
2.562
2.589
2.374
,,
3.834 1.702
2.335 2.277 2.299

1

2.093

Binnengekomen

zéeschepen

………………..

,,
.
907
1.459
1.1,22
1.528 1.336

Bruto

inhoud

…………………………

Aantal

.
1.738
737
1.117
1.019
1.086 1.069

Idem,

alleen geladen schepen

………………

Bruto

inhoud

………………………..
1.000 R.T.
4.418
1.854
.2.570
2.092 2.532
2.423
,,
3.216 1.150 1.880
1.882
1.856
1.728

waarvan

in

lijnvaart

…………………..

,,
.
11
1.401
1.402
1.448
1.297

Vertrokken

zeeschepen

…………………..

Goederenvervoer ter

Zee……………..
1.000

t.
1.018
984
995 1.097
1.219

918
,,
1.738
991
297
368
282
300
,,
484
149
290
232
337
319

waarvan

in

1ujnvaart

……………………

Gelost

hij

invoer

………………….

,,
1.421
149
362
425
450
305

Idem,

alleen geladen schepen

………………

doorvoer

………………….
Geladen
‘)

hij

uitvoer

. ……………..

….

Indexoijfer goodoronvorvoor Nod. Spoorwegon
100
111
112
120
144′
147
Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal

.
1.000

t.
1.215
1.344 1.366
1.464
1.752′
1.788′
«.
420
262
269 287
371
*
410′
Reizigerskilometers Ned. Spoorwegen
1

millioen
285
565
734 595
548*
513′
Tonkilometers Ned. Spoorwegen
,,

.
170
189
186
203

doorvoer

………………….

1
millioen
21,2
47,0
44,9
44,2
42,5
40,2
Interloc. auto busdiensten; vervoerde reizigers
,,
5,7
14,9
21,2

waarvan grensoversehrijdencl

………………

Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers

. .
•,,
4,4
9,8

Tramwegen, vervoerde reizigers

…………..

IndexolJfcr verkeer
op
do rijkswegen
100
147
175
178 166 165
Slachtoffers verkeersongevallen………….
Aantal
65
75
86 83 66
89′
368
580
732 712
666
573*
918
550
795
741
646
594′
Idem, lndexcljfors:
100
115
132
128
402
137*

Overleden

…………………………….
Ernstig gewond ………………………………

100
158
200 193
181
156*

Licht

gewond

……………………………….

100
60
86
.

81
70
65*

Overleden

…………………………………
Ernstig gewond
……………………………..

Luchtvaart

(ICL.M.)

‘)

………………..

Licht

gewond

……………………………..

Tonkm (vracht, post en bagage)
1.000
250
2.072
3.600
3.652
3.782
3.670
Passagiers

km

……………………….
1
milliocn
4,8
34,8 65,5
64,0
58,3
53,3.

1)
Bunkermateriaal
ccl.
niet inbegrepen.

8)
Excl.
het West-lacht bedrijf en het Interinsulair bedrijf in Indonesit.

‘)
Voorlopig cijfer.
Bron:
Centraal Bureau voor de Statistiek.

KON. NEDERL. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
411

23 Februari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE aBERICHTEN:1

-•< ’16

STAND
VAN
‘sRIJKS
KAS.

oi d0i ungen
01

Jan

1549

1
1’iebr

l9u9

Saldo van


s Rijks Schatkist
hi

De Nederl.

N.V.

Bank
6

265.217.642,48
6

‘225.644.161,95
aldo van ‘s Rijks Schatkist

bij

de

Bank voor Neder-

landscite ,,Gemeenten

Kasvorderingen

wegeits

cre-
die[verst-rekking

aan

het-
.
-.
buitenland

•’
…………..:
.
Daggeldienung

lcgn

onde..
r-


Saldo der.postrekeningen van:

65

.999.4 17,57
462.087.983,66
Voorschotten op ultimo Dec.
1948

aan

cle. .genneenteo

wegens

aan

haar

uit

te keren

belaslingeut

Vorderingen in rekenung-Cou
.
,

pand

……. ……. …..

Rijkscomptahelen

………

rant

op

hndonesiï

– …….1277.475.953,92
33.184.058,83
-,,1289.089.427,7
34.704.958,83
Ned. Antillen

………. .
.

liet Algemeen Burgerlijk Pel’-

Suriname

……………

lIet

staatsbedrijf

der

1′.,

T.
J
sioenfourdT.

.. ………


ciii’………: ……… …….
Andere. statsbedrijven én in

stellingën


,,

300.853.339,04
.,

304:155.943,19

Voorschot,

door

De

Necferf.
Bank NV., verstrekt

….

Voorsihot,

door

De

3edei-
*
]andsche

Dank

N
.
V.

in
rekening-courant

verstrekt

Schuld aan de Bank voorNe-

derlandsche

Gemeenten




Schatkistbuljetten

in

omloop
fl719.627.100,-
6 1719.626.800,-
Schatkistpromessen

hij

De
4
Nederlandsche

Bank N.V.
ingevolge overeenkomst

1 800.000.000,.
,,I 800.000.000.-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks bij De Nederl
BankN.V. is geplaatst nihil)
/
5.865,1 mln

wo. garantie
Bretton Woods
/
804. mln
5063.100.000,-
,,5061.l00.000,-


Muntbiljetten in omloop

….
140.328.249,-
,,

139.499.658,50

van 26 Februari 1947

……..

Schuld

op

ultimoDecemher

Daggeldleningen

………….

1948

aan

de

gemeenten
wegens

aan
.
haar

uit – te


keren

belastingen

……..
18.613.01,0,14

…….

,,

18.613.040,14
Schuld

in

rek.-courant, aan:
Indonesië

…………..

…..






Ned. Antillen-

.•
-,

3:049.914,70
::2.949.914,7o
liet Algemeeh Burgerlijk Pen-

………
Suriname

……………..

4.972.801,21
,,

9.396.520,37

sioenfonds

……………….
liet

staatsbedrijf

der

P.,

T.
en

T.

………………….
…7/u7.330.994,53
;,

493.152.891,64
Andere

staatsbedrijven

– . .

Schuld

aan

diverse

instellin

gen in rekening met ‘s Rijks
Scliatkist

. .
..

. ……..-,
,,2112.584.667,99 ,,2090.667:204,58

PRODUCTIE EN EXPORT VAN NATUUREUBBER
‘).

10
Productie natuurrubber

Export natuurrubber

takka’
Totaal Totaal

1941
650 600
1.600

.
636 573
1.510
1942
200
155
640
150
125 475
1943 100
75
465
75 75
360
1944 50 25
360
25
25
255 1945
10
8,6
250
.4,3
51,6
250
1946
175
403,7
837,5
230
366,9 967,5
1947
278 646
1.255
285
640,1
1.232,5
1948



Jan.
25,8
62,1
122,5
26,4
61,5
117,5
Febr.
26,4
50,7
100,0
26,8
55,1
115
Maart
‘28,9
58,5
117,5
34,8
48,2
110
April
,

:11,3
66,5
127,5
30,8
43,7
102,5
Mei
02,8
49,7
117,5
33,5 65,6
127,5
Juni
41,4
60,7
132,5
43,2
59,9
132,5
Juli
39,9 58,3
132,5
40,7
54,3
125
Aug.

43,0
56,7

132,5
40,9
61,1 130
Sept.
45,8 64,3
1/0
51,6
62,7
140


Oct.
41,7
50,5
j’25,0
.
38,7
54,8
122,5
Nov.
38,2
62,1
i135,0
l35,3
71,7
132,5
,-,- 58,1
132,5e)
.


-40,5′-
T0L1948I-

430;0
2
)1
.698,2(L515

t).fl
._.•

•’

‘±
2l
6791

1.

‘.

t .

– -,

l’

‘-‘)-Bron :’,Rubber.Statistica1Buh1etun”.. van*Februari1949. Van
1941 tot :t946 cijn-al-le–cijeers-schattingenvan 1947 af-a
lleen de

EéiI
diddjÇ &dd aaa decoîu-

,ni,cf&e ontu IWiug .in V.ëdeaad,

iuckne&ë,de ,Ve’tenigde Sicii,z ea

andw
faridea

kunit
l.
zich vbirMenÔ het reelmoti

vanhet

.

.

.

•.

.’.

Ec-onon-iisch-

/ ..
.’.-…Statisti.sch

KwartaâIbèricht
Research uitgave von

het Nedei

landsch Economisch Instituut

– ,-Joorabonnementen f6,50

.

vor abonné’s E.-S.B. .f 5,-
2

‘ Telefoon 38040, Rotterdam

Giro no.8408′

Abonneert U. ôp

DE ECONOMIST

Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-
nipman, -Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W. –

Lambers, Th. Ligthart, Prof, J. Tinbergen,

Prof. G. M.- Verrijn Stuart, Prof: F. de Vries,

– Prof. J. Zijlstra.

– Abonnementsprjs
f
22.50; fr. p. post
f
23.60;
voor studenten
f
19.–; franco per post
f
20.10

Abonnementen worden aangenomen door de

boekhandel en door de uitgevers

DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM

#

Alg. ontw., serieus en energiek persoon, 30 jaar, met veelz.
ervaring, sedert enkele jaren werkzaam als assistent van de
persoiuoclschef van één van de grote industrieën, zoekt plaat-
sing als

personeelschef van een middeigroot bedrijf,.
waar hij meer dé nadruk kan leggen op het pu-actisch’e
perscneelshelejd. Psych. rapport voorhanc1eiu Br. onder no. ESE 1371, – biir v. d. blad, Postbis 42, Schiedam.

– Het Landbouw-Economisch lnstituut te Den
Haag,, Van Stol.kyeg, 29, vraagt , •, .

,,-

EENJONGDRS ECONOMIE
–q

voo de Afdeling Aigeneen Economisch Ondr
zoek Gewenst ervaring in ii’ét econômiSch
onder2oek
1
Bekendh61d met ecOnomische” vraag
tülk oj1heti gebiedh-vn
1
de
landboiw 1eh ken-
iisi ihet

i landbouwbedrijf strekken
t
d
1
n-beveling.

,i Ni ,qo

.6SZ!5 ii

iî’ffli42t7

Oi

4
.

N.V. HANDELMAATSCHAPPIJ

-.

R. S. STOK VIS & ZONEN

gevestigd te Rotterdam

UITGIFTE
van

nominaal
f 6.000.000.- 3
l/ 0/0

IN AANDELEN CON VERTÉERBARE

OBLIGATIËN met 25JARIGE LOOPTIJD

in stukken van
f
1000.- aan toonder.

Ondergetekenden berichten, dat de
INSCHRIJVING
op bovengenoemde uitgifte zal zijn opengesteld

tot de koers van
100
pCt.

op MAANDAG 28 FEBRUARI 1949

van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur

bij hare kantoren te
Rotterdam,
te
Amsterdam
en

te’s Gravenhage, op de voorwaarden van het pros

pctus d.d. 17 Februari 1949. Exemplaren hiervan en
inschrijvingsformulieren, alsmede afdrukken van de

trustakte zijn bij bovengenoemde kantorn ‘verkrijgbaar.

ROTTERDAMSCHE BANK N.V.
ROTTERDAM,
AMSTERDAM,
NEDERLANDSCHE

17 Februari 1949.
HANDELMAATSCHAPPIJ,N.V.

Bij Overheidsinstelling
te ‘s-Gravenhage,
nauw
contact hebbend met de buitenlandse handel, is
vacant de functie van –

A. CHEF VAN DE AFDELING ORGANISATIE

Candidaten ‘.00r, deze hoog gequ1ificëerde func-
tie moeten, behalve over theoretische ontwikke-
ling, beschikken over uitgebreide ervaring op het
gebied van, practische kantoororganisatie en ef-
ficiency.
Bij dezelfde instelling kan worden geplaatst
een
B. CHEF

voor een belangrijke beheersafdeing. Naast theo-
retische ontwikkeling (bijv. drs, economie)
in
commerciële aanleg en ervaring, ook op inter

nationaal handelsgebied, vereist.
Voorts worden gevraagd enige jonge

C. DOCTORANDI IN
DE ECONOMIE

liefs met enige jaren practijk. Sollicitaties onder
motto L/Cendi.-51 en vermelding van letter der
verlangde functie te richten tot de
Centrale
Fersoneelsdienst, Binnenhof 4, te ‘s-Gravenhage.

Bij de afdeling Belastingzaken van een groot
Accountantskantoor met verschillende vestigin-
gen zowel hier te lande, als overzee, bestaat ge-legenheid tot plaatsing van een

jong jurist of cand. notaris

met enige boekhoudkundige scholing. Goede
positie met zeer goede vooruitzichten. Leeftijd
25-30 jaar. Sollicitaties onder no. ESB 1366
Bur. v. d. bI., Postbus 42, Schiedam.

Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,,Economisch-Statistische Bcrichten” de aangewezen
weg. Annonces, ‘waarvan’ de tekst ‘s Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.

Indische ondernemingsorgamsatie vraagt

economisch adviseur

tropenervaring strekt tot aanbeveling. Brieven
onder E.B. 1268, aan RICARDO’S ADV. BUR.,
Amsterdam-C.

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor lvederland: Pieter de Floochstraat
s,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoenen, Rotterdam.
Redactie-adres voor Betçjii: Seminarie
voor
Gespecialiseerde Eko-

nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s.
Rotterdam
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f 26 per jaar,
voor Betgië/Lwxemburg / 28 per jaar, le voldoen door storting van de
legenwaarde in /rancs bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost)
/
26, overige tanden
/
28 per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd
per uttimo van liet kalenderjaar. –

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven ir, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief
/ 0.40
per mm. Contract-tarieven
op aanvs’aag. Rubrieken ,, Vacatures” en ,,Beschikbare Krachten”
/ o.6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich liet recht voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

Bij diverse Regeringsdiensten in
Indonesië kunnen worden geplaatst:

Accountants

Adj. Accountants

Ervaren
Boekhouders

Minimum eisen voor:
diploma NIVA of academisch gevormd, MULO en MO boekhouden of SPD,
MULO en volw. practijkdiploma boekhouden.

Bezoldiging en toelagen volgens de per 1 Jan.1949 verbe-
terde md. Bezold. regeling. Accountants genieten boven-
dien een belangrijke extratoelage. Uitzendingvoor3 jaar.

Bij de afloop van het contract vindt een uitkering
plaats, neerkomend op een jaar bezoldiging. Brie-ven met uitvoerige inlichtingen omtrent opleiding
en practijkervaring te richten aan het Hoofd van
de Afdeling Aanneming, Kamer 142, van het

MINISTERIE v. OVERZEESE GEBIEIDSDELEN
Binnenhof 7, ‘s-Gravenhage.

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B.
francs.

Auteur