Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1378

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 17 1942

Wie,
van de leden-of abonné’s

is bereid aan de redactie

ter beschikking te stellen:

Rotterdam

No. 633 van 14 Febr. 1928,

No. 646 van 16 Mei 1928,
No. 658 van 8 Aug. 1928,

No. 660 van 22 Aug. 1928,

No. 667 van 10 Oct. 1928,

en het REGISTER 2e half-
jaar 1927. – –

Redactie

Economisch-Statistische
Berichten.

Koninki. Nederlandsche Boekdrukkerij

H. A. M. ROELANTS

SCHIEDAM

Onze terzake-kundige staf is te allen

tijde voor gralis advies te Uwer

beschikking.
Tel. 69300 (3 lijnen)

Economische

aspecten der

internationale

migratie

door

– Dr. A. Winsèrnius

29ste Publicatie von

het Nederlandsch

Econom. Instituut

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en

leden van het N.E.I. fl.50)

Verkrijgbaar in den boekhandel

Uitgave.:

Be Erven F. Bohn N.V. – Haarlem

17 JUNI 1942

cono

misc
..
ho_rSta
tistische
Berich ter

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

27E
JAARGANG

-WOENSDAG 17 JUNI 1942 –

No. 1378

N.V.

Stoomvaart-Mij. ,,Nederland”

Amsterdam

N. V.

Rotterdamsche Lloyd

R.MeestiZoonen

Ao. 1750

BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS

ROTTERDAM
AMSTERDAM (As)
‘6.
G R A V E N Ii
A
0
DELFT

SCHIEDAM
VLAARDINGEN

Wat is de

HOLLER1TH

Boekhoud- en Statistiek-bi
EN ST

Deze diensi vormt een afdeeling van ons bedrijf,

die over een uitgebreide, moderne WATSON

Machine Installatie (HOLLERITH Systeem) beschikt,

alsmede over een staf van deskundig bedienend

– – personeel, om
alle administratieve werk-

zaamheden en statistieken,
tegen een rede-

lijk tarief, feilloos en snel volgens het HOLLERITH

Systeem uit te voeren.

Vraagt nadere inlichtingen aan de:

WATSON BEDRIJFSMÂCHINE MAATSCHAPPIJ N.V. –
• HOOFDVERTGENWOORDIGING VOOR NEDERLAND DER

INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION te

NEW-YORK.


Frederlkspleln 34, Amsterdam C – Telef. 33656-31856

BEHANDELING VAN ALLE

BANKZAKEN

BEZORGING VAN ALLE

ASSURANTIEN

/

‘NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.

69 KANTOREN IN NEDERLAND

Onze kluizen bieden een

VEILIGE BERGPLAATS

voor Uw papieren en voorwerpen van waarde

Dieseh Stoom- en Electrische Machine-installaties

Voor omriiddellijken of lateren koop worden evraagd:
Volledige stroomopwekkende installaties voor draaistroom 380/220 Volt;
Vermogen tot ongeveer 400 kVA.

Afzonderlijke dieselmotoren, stoornxnachines, electroniotoren, electro-generatoren; spanning en vermogen als boven.

De machines moeten geheel in bedrijfsvaardigen staat zijn, in goeden
toestand en niet ouder dan 10-15 jaar.
Uitvoerige aanbiedingen, met opgave van plaats waar te bezichtigen, te
richten aan den

Bahnbevollmzchtigten der Deutschen Reichsbahn bei den Niederlindischen Eisenbalinen te Utrecht, Catharijnesingel
HGB III.

.

im
• Door een abonnement op het

Economisch Weekb1ad

Orgaan van hef

voor Nederlandsch-Indië

Deparfemenf v.

Econom. Zaken

blijft U. op de hoogte omtrent het economisch
gebeuren in Nederlandsch-Indië en houdt U con-
tact met de Indische markt. Naast goed gedocu-
menteerde artikelen van deskundige hand, bevat
elke aflevering tal van statistische gegevens,
waardoor het blad tot een onmisbare vraag-
baak geworden is voor iedereen, die zich voor
de ontwikkeling van Indië interesseert.

Losse nummrs van
v66r den oorlog
ver-
krijgbaar bij

KOLFF & Co., P. C. Hooftstraat 168, AMSTERDAM

KONINKLIJKE }.IEDERLANDSCHE BOEKDRU KKERIJ

A. M.
ROELANTS

SÇHIEDAM

Onze speciale afdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenheid van werk-
wijze en capaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300

Onze terzake-kundige staf is te allen ijde voor gratis
(3 lijnen)

advies te Uwer beschikking.

De Scheepsbouw-

nijverheid in

Nederland

door

Ir. J. W. BON EBAKKER

Publicatie no.
16
van het

P RIJ S:

Nederlandsch Econom.

1.50*

Instituut

Donateurs en leden
fl.10

Ve-s-krijgbaar jij de5s Boekhandel

Uitgave van de

ERVEN F. BOHN – HAARLEM

TINRESTRICTIE EN TINPRIJS

door
M. J. Schut

Siste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.

Prijs f1 .60*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N.E.I……f1.10)

Verkrijgbaar i. d. boekhandel

UITGAVE:

De Erven F.Bohn N.V.,Haarlem

Derde Gewijzigde Druk

van

E ga 1 isa t lef o,n d s en

en Monetaire Poli-

tiek in Engeland,

Nederland en de

Véreenigde Staten

door

Prof. Dr. H. M. H. A. van der Valk

30ste Publicatie van het Neder-

landsch Economisch Instituut.

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. fl.50)

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave: De Erven

F. BOHN N.V., HAARLEM

17JUNI1942

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Ec o nomisch
,
;-wS

Berich

ten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

-.

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

27E JAARGANG

WOENSDAG 17 JUNI 1942

No. 1378

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam)

PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:

H. W. Lambers (Zwartewaal).

Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W

Aangeteekeide stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000: Postekening 8408.

Abonnements prijs poor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgeno!nen het Economisch-Statistisch Maandbericht,

franco p. p. in Nederland f 20.85 per jaar. Buitenland en

koloniën f 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan enslechts worden beëindigd per ultinfo oan

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden pan het Nederlandsch Economisch Instituut ont9an gen

het weekblad gratis en genieten een reductie op de perdere

publicaties. Adreswijzigingen op te ge oen aan de administratie.

-Adeertenties 000rpagina f 0.28 per mm. Andere pagina’s

f 0.22 per mm. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.

INUOU]):

fllz

De Duitsche winstafrooming in een nieuw stadium

door
G. Goedhart ……………………….266

Nieuwe organisatievormen În het Duitsche bedrijfs-

leven door
Mr. Dr. T. Huitema …………..268

Samenwerking der Nederlandsche havens door

Dr. E. pan Hinte ………………………270

Overheidsmaatregelen

op

econo

misch

gebied ……………………..
272

M a a n d c ii f e r s.

Maandcijfers en weekcijfers betreffende den econo-
mischen toestand van Nederland …………
272

S t a t i s t i e k e n.

Bankdisconto’s – Wisselkoersen – Bankstaten
273

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Van de
geldnzarkt
valt buiten het normale routine-

verloop, dat reeds zeer geruimen tijd aanhoudt, wederom

geen enkele bijzonderheid te vermelden. Evenmin is er

reden om te veronderstellen, dat daarin binnen afzien-
bren tijd wijziging zal komen. Duurzame tendenzen

blijven nog steeds: stijging van de buitenlandsche wissel-
portefeuille, en uit dien hoofde verruiming van de geld-
markt, en stijging van den biljettenomloop, en uit dien
hoofde verkrapping van de geldmarkt. Soms overheerscht

de eene factor, dan weer de andere: Soms is er zelfs een,
daling van de buitenlandsche wisselportefeuille te con-
stateeren, zooals bij de recente maandswisseling. En deze
factoren en hun resultante zijn het, die bepalen, of op
een gegeven moment de Schatkist genoopt’ is meer papier

rechtstreeks bij De Nederlandsche Bank onder ge brengen,
dan wel in de gelegenheid is daarop een gedeelte af te

lossen.

De
obligatiemarkt
heeft evenmin als de geldmaikt
in de verslagweek bijzondeie gebeurtenissen te zien ge-
geven. De omzetten waren wederom niet groot. De markt

voor gemeenteleeningen lag min of meer verlaten, met
in de minder courante leeningen af en toe omzetten van
enkele stuks, en ook in de leeningen Amsterdam en Rot-
terdam slechts weinig groote transacties. ‘Wat de staats-

leeningen betreft, is het nog . steeds de
3j
pCt. leening

1941,
die in het centrum van den handél staat, hoewel

deze week ook in de
4
pCt.-leening
1941
nogal wat trans-
acties werden afgedaan; waarbij op 100/
8
groote bedragen
aan ‘de markt lagen. Het koerspeil is niet veel veranderd.
Over het geheel genomen waren in de tweede helft van de

week de koersen iets lager. In de eerste dagen van de
week werden eenige hoogtepunten geboekt. Zoo behaalde

de
31
pCt.-leening
1941
een oogenblik den parikoers,

doch de noteering was gedaan en laten, en de omzet op
dien prijs beperkt. Deze leening sloot de week op 99
11
/

tot
99e.
De
aandeelenmarkt
heeft over het geheel genomen een
gunstige stemming te zien gegeven. Nog steeds waren er
in de hoofdfondsen als H.V.A., Olies, Amsterdam Rubber,

ed., contraminedekkingen te constateeren. Op Donderdag
daarentegen kwam er aanbod los en werd een niet onbe-
langrijke koersdaling geregistreerd, die echter Vrijdag
al weer werd gevolgd door een herstel, waarbij de hoogste
koersen van de week echter niet meer konden worden
gehaald.
Binnenlandsche industrieele waarden bleven over het
algemeen vast gestemd. De aangekondigde lage dividenden
.van enkele groote maatschappijen, als bijv. Nederlandsche
Kabel, hadden op de stemming slechts weinig invloed.
Blijkbaar heeft het publiek bij de koersbeoordeeling
het huidige rendement meer en meer op den achtergrond
geplaatst. ‘

266

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juni 1942

.. ,-

DE DUITSE WINSTAFROMING IN EEN

NIEUW STADIUM.

Een der moeilijkste problemen, waarmede ‘de prijspoli-

tiek in de huidige omstandigheden heeft te worstelen, is

het vraagstuk der zgn. zwevende koopkracht. Op de vraag
van het ontstaan en de bestrijding in het algemeen der

zwevende koopkracht zullen wij thans niet ingaan
1).

Voor ons doel moge het voldoende zijn, te constateren,
dat een der vormen, waarin de zwevende koopkraht

tot uiting komt, het verschijnsel is van oorlogswinsten

bij het bedrijfsleven. Zelfs de meest rigoreuze prijspolitiek
zal er niet ten volle in slagen, het ontstaan van extra-

winsten bij het bedrijfsleven te voorkomen. De bestrijding

van deze oorlogswinsten is niet alleen van zuiver sociaal
standpunt uit, maar evenzeer met het oog op de gevaren,

die hieraan voor de prijsvorming verbonden zijn, een

dwingende eis. Primair moet de prijspolitiek er op gericht

zijn, het ontstaan dezer extra-winsten te vôorkomen.

Gegeen de hierboven geconstateerde onmogelijkheid
om deze politiek volledig effectief te doen zijn, is het der-
halve bovendien noodzakelijk, de extra-winsten, waar zij

zijn opgetreden, zoveel mogelijk ,,af te romen”. Echter

doet zich bij een straffe afroming onmiddellijk dit be-
zwaar voor, dat de prikkel tot het leveren van grote

prestaties daardoor kan worden verzwakt. Men zal dus
op voorzichtige wijze deze klip dienen te omeilen.
De winstafroming in Duitsland.

In Duitsland is de grondslag voor de prijspolitiek, en

derhalve ook voor de daarmede ten nauwste verbonden

winstafromingspolitiek, te vinden in § 22 der ,,Kriegs-
wirtschaftsverordnung” (,,KWVO”), waarin de zelf-
verantwoordelijkheid van den ondernemer is verankerd.

Op iederen ondernemer rust de plicht, de prijzen en ver-

goedingen voor goederen en diensten te vormen ,,nach

den Grundsiiitzen einer kriegsverpflichteten Yolkswirt-
schaft” en ze derhalve te verlagen, indien extra-winsten

worden behaald. Uit deze verplichting, van den onder-
nemer vloeit voor de Overheid onmiddellijk het recht

voort, alle etra-winsten tot zich te trekken.. Noch de
prijsvormingsvoorschriften noch de reeds zware belas-

tingen op de ondernemingen zijn in dit opzicht echter
voldoende effectief gebleken.
Van de vennootschappen werden tot voor kort reeds
de volgende belastingen geheven:
1.
Vennootschapsbelasting
(,,Körperschaftsteuer”). Voor 1942 bedraagt deze belasting, inclusief ,,Kriegszuschlge”,
30-55 pCt. van de winst, al naar de hoogte van de laatste.

Vennootschapsbelasting
Winst

+ ,, Kriegszuschliige”

T/m R.M. 50.000

30 pCt.
R.M. 50.000 t/m 100.000 ….

30 + 71 pCt.
R.M. 100.000 t/m
500.000 ..

40 + 10 pCt.
Meer dan R.M. 500.000 . . . – 40 +
10
+ 5
pCt.

2.
Ondernemingsb”elasting
(,,Gewerbesteuer”). Dit is een
gemeentelijke voorbelasting, die wordt gelieven naar 3
grondslagen:
‘a. winst
(5-10
pCt.);
bedrijfskapitaal (normaliter 2
0
/);
loonsom (normaliter 2
0
/
00
).
3.
Vermogensbelasting
ten bedrage van
5
0
/
00
van het
totaal vermogen – R.M.
50.000.
4.
Grondbelasting,
die in het, algemeen 1 pCt. van da
grondwaarde bedraagt.
5. , , Aufbringungsumlage”,
die oorspronkelijk verband
hield met de herstelbetalingen. Deze heffing bedraagt
‘)zsen zie hieromtrent het artikel van H. W. T. A.
Vredegoor:
,,Prijspolitiek en zwevendekoopkracht”, in het Prijsbeheersehings-
nummer der Economisch-Statistische Berichten” van 26 Novem-
her 1941, blz.
668 e,v.

4
0
/
00
van het bedrijfsvermogen exclusief grondbezit. –
. ,
,
Cel dudeentschuldungsteuer”
(,,Hauszinssteuer” of
,,Aufwertungsabgabe”), geheven ter incassering van door

de inflatie ontstane ,,Entschuldungsgewinne”. Deze belas-
ting loopt voor de verschillende Duitse landen sterk uiteen.
Omzetbelasting,
die in het algemeen 2 pCt, bedraagt.
Bij een omzet van meer dan R.M. 1 millioen bedraagt
zij 2f pCt.


S. Soms. ook
,,gewerbliche Kirchensteuer”.

Ondanks deze zware belastingheffing bleek de afroming

niet voldoende te zijn. De verdere afroming van extra

winsten geschiedde tot “.00r kort individueel (per onder-

neming) volgens richtlijnen en richtpunten, per bedrijfs-
tak uitgevaardigd door den Rïjkscommissaris voor de

Prijsvorming, die daartoe van de ondernemingen speciale

,,Gewinnerklrungen” ontving.’ Dit stelsel van individuele

afroming had het grote voordeel,dat met alle bijzondere omstandigheden rekening kon worden gehouden. Daar-
tegenover stonden echter zeer belangrijke nadelen. Een

onoverzienbare massa bepalingen en een zeer omvangrijk
administratief- en contrôle-apparaat (waarvoor de perso-

neelsvoorziening ernstige zorgen baarde) waren allerminst

be,rorderlijk voor een effectieve afroming. Op grond van
deze nadeln is het zeer begrijpelijk, dat in het stelsel van

afroming der extra-winsten kort geleden belangrijke ver-
eenvoudigingen werden gebracht.

De recente maatregelen.

In het ,,Reichsgesetzblatt” van 8 April 1942 werd op-

genomen de ,,Verordnung Ober die Erîassuig ausser-

gewöhnlicher Gewinnsteigerungen wâhrend des Kri’èges”
(,,Gewinnabführungsverordnung, GAV”) ‘van 81 Maart
1942. Bij deze verordening werd den Minister van Finan-
ciën de bevoegdheid verleend, van -,,gewerblichen Unter-

nehmern” (dat zijn alle ondernemers, die een bedrijf in

ruimen zin uitoefenen, dus ook bijv. eenmanszaken),
waarvan de winst buitengewoon sterk is gestegen, te

eisen, dat zij een ,,Gewinnabführungsbetrag” betalen aan
de Shatkist. Deze belasting kan vodr het eerst worden

geheven over de meerwinst van het boekjaar 1941 (1940/41),
vergeleken bij 1938 (1937/38). De afgerôomde bedragen

zullen worden gestort op een speciale rekening (,,Gewinn-
abführungskontö), over de bestemming waarvan de
Minister van Financiën na afloop van de oorlog zal be-
slissen.

In dezelfde verordening wordt bepaald, dat van ven-
nootschappen, waarvan de winst R.M.
500.000 te ‘boven
gaat, 11 maal de ,,Kriegszuschlag” op de ,,Körperschaft-
steuer” zal worden geheven en wel voor het eerst over
1942. In het vorenstaande staatje betreffende de vennoot-schapsbelasting werd hiermede reeds rekening gehouden.

De Minister van Financiën is gemachtigd de nodige
uitvoeringsvoorschriften uit te vaardigen. De eerste uit-
voaringsvoorschriften werden reeds in hetzelfde nummer

van het ,,Reichsgesetzblatt” gepubliceerd onder de titel:
,,Erste Verordnung zur Durchführung der Gewinnabfüh-
rungsverordnung (Erste GADV)” van 81 Maart 1942.
Deze uitvoeringsbepalingen leggen de plicht tot het be-
talen van winstafromingsbedragen op ondernemingen,
ten aanzien waarvan aan 2 voorwaarden is voldaan:
de winst over 1941 (1940/41) moet moer dan R.M.
30.000 hebben bedragen;
de winst over 1941 (1940/41) moet, vergeleken met
die over, 1938 (1937/38), een buitengewoon grote stijging
hebben ondergaan.

Er is dus zowel een absoluut a]s een relatief cri-
terium.

Als buitengewone winsttoeneming wordt het bdrag
beschouwd, waarmede de winst over 1941
150
pCt. van de
winst over. 1938 overtreft. Bij de berekening van de
winststijging moet de genoemde
150
pCt. op minstens
R.M. 30.000 worden gesteld.
Als winst worden alle bedrijfsinkomsten beschouwd,

17 Juni 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

267

die aan de heffing van inkomstenbelasting onderhevig zijn.
Vennootschappen (,,Körperschaften”), waaronder niet
vallen de vennootschappen onder firma, mogen bij de
berekening van de winst geen vroegere verliezen in

mindering brengen. Natuurlijke personen en .vennoot-

schappen mogen uit deelnemingen in firma’s ontvangen

winstuitkeringen van de winst aftrekken.
De hoogte van de be]asting is voor natuurlijke personen

en firma’s vastgesteld op 25 pCt. en voor vennootschappen

op 30 pct. van de buitengewone winststijging. De winst-

afromingsbelasting mag niet worden afgetrokken bij de

berekening van de inkomstenbelasting en de vennoot-

schapsbelasting.

De winstafromingsbelasting wordt op verzoek ver-minderd naar rato van de verhouding tussen de totale
omzet enerzijds en de leveranties tegen eenheidsprijzen

of groepsprijzen der groep I,’zoals vastgesteld door den
Rijkscommissaris voor de Prijsvorming met goedkeuring
van den Minister voor Bewapening en Munitie, anderzijds.
Voor het geval, dat de belastingplichtige in 1938 nog
geen ondernemer in de zin van de eerste ,,GADV” was, wordt de buitengewone v,inststijging gesteld op het be-

drag, waarmede de winst over 1941 20 pCt. van de ,,Ein-
heitswert” van het bedrijf of (zulks ter keuze van den

ondernemer) 5 pCt. van de omzet of R.M. 30.000 te boven
gaat. Leidt de toepassing van deze bepaling tot een on-
draaglijke hardheid, dan kan het Ministerie van Financiën
de buitengewone winststijging op verzoek op andere wijze,
in het bijzonder door vergelijking van de onderneming

met soortgelijke ondernemingen, vaststellen.
Voor de geannexeerde gebieden is de belasting enigs-
zins anders geregeld. In het bijzonder wordt daar in vele
gevallen al§ vergelijkingsbasis het jaar 1939 genomen,
terwijl wordt uitgegaan van een ander percentage van de
winst in het basisjaar (175 of 200 pCt.).
In geval de winst over 1938 of 1941 door bijzondere
omstandigheden dermate is beïnvloed, dat de winstverge-
lijking tot een economisch onjuist resultaat zou leiden, moet de winst over het jaar, waarin de bijzondere om-
standigheden hun invloed hebben doen gelden, door ver-
meerdering of- vermindering met een dienovereenkomstig
bedrag worden gecorrigeerd. Bijzondere omstandigheden
zijn bijv. aanwezig:

a. bij omzetting of liquidatie van een onderneming;
15. -bij fusionnering van ondernemingen;
hij het afsluiten, de verandering of de opheffing

van een , ,Gewinnabführungsvertrag”;
bij een verkorting of verlenging van het tijdvak,
waarover de winst vordt berekend;
bij het bestaan van aanspraken op waarderingsvrij-
heid op grond van ,,Steuergutscheine P.
1-leeft een vennootschap na 1938 haar kapitaal door
bijstorting verhoogd, dan wordt van het berekende meer-
winstbedrag een aftrek ten bedrage van 12 pCt. van de
nominale kapitaalsverhoging in mindering gebracht.
De belastingplichtige ondernemers moeten op 1 Juni
en 1 Augustus 1942 vooruitbetalingen op de winstafro-
mingsbelasting verrichten. Elk dezer beide voorui-tbeta
lingen bedraagt de helft van de vermoedelijke aanslag,
welke de ondernemers moeten berekenen op grond van de
aangifte voor de inkomstenbelasting of de vennootschap-
belasting of, als deze aangiften nog niet zijn geschied, op
grond van een schatting. Eventueel te veel betaalde be-
lating wordt gerestitueerd. Tegen de aanslag kan een
bezwaarschrift worden ingediend bij den ,,Oberfinanz-
prësident”, die in laatste instantie beslist.

Tenslotte bepaalt de hier besproken verordening, dat
de betaling van de helft der winstafromingsbelasting voor
een bepaalde tijd kan worden uitgesteld of dat deze helft
tijdelijk aan den ondernemer kan worden terugbetaald,
indien de ondernemer aannemelijk maakt, dat hij dit
bedrag in het belang van de oorlogseconomie of op grond
van een bijzondere economische noodtoestand nodig heeft.

Over de uitgestelde .vordering of de tijdelijke terugbeta-

ling moet jaarlijks 3j pCt. rente worden vergoed.

Enkele opmerkingen ter toelichting.

De hierboven geschetste wijzigingen in de methode

der winstafroming tasten de doelstelling der afroming in

genen dele aan. De verplichtingen van de. ondernemers

krachtens § 22 ,,KWVO” blijven onverminderd van kracht,

dus ook de plicht van den ondernemer om bij ge-

constateerde extra-winsten de jrijzen te verlagen. Het

doel dezer maatregelen is voornamelijk, de techniek van
de afroming aanzienlijk minder gecompliceerd te maken dan tot dusverre het geval,was. Hoewel echter de wijzi-
gingen slechts van technische aard zijn, kunnen zij toch
niet anders dan zeer ingrijpend worden genoemd.

Het nieuwe systeem brengt aanzieilijke vereenvoudi-

gingen ‘met zich. Thans vloeien de afgeroomde be-
dragen niet meer naar de p’rijscontrôle-instanties, maar

rechtstreeks naar de Schtkist. Aan de andere kant kan

de Rijkscommissaris voor de Prijsvorming zich thans ge-

heel aan zijn hoofdtaak wijden. De ondernemingen be-
hoeven geen speciale winstverklaringen meer in te zënden

aan den Rijkscommissaris voor de Prijsvorming, daar de
belasting door het Ministerie van Financiën wordt bepaald
op grond van de normale aangifte voor de winstbelasting. Ook de winstvaststelling en de wijze van heffing zijn ver-
eenvoudigd. Zij geschieden niet meer individueel ,volgens

richtlijnen en richtpunten, maar volgens een uniforme winstvergelijkingsmethode en een uniform tarief. Een zeer belangrijke vereenvoudiging wordt ook . bereikt, doordat van de heffing worden uitgesloten:
alle ondernemingen met een winst, kleiner clan

R.M. 30.000;
alle ondernemingen, die minder dan 150 pCt. van de
winst over 1938 behalen.
Naar schatting van staatssecretaris Reinhardt zullen

thans nog slechts 25.000 â 30.000 ondernemingen worden
belast. Voor de kleine ondernemingen betekent de nieuwe
heffingsmethode derhalve een aanzienlijk voordeel.
Het aan het nieuwe stelsel verbonden nadeel, datin
sommige gevallen tehoge lasten zouden worden opgelegd, poogt men te ondervangen door de genoefride voorzienin-
gen voor bijzondere omstandigheden. Een ander nadeel
is, zoals wij in de âanvang van deze beschouwingen reeds
opmerkten, dat een straffe afroming van winsten de
prikkel tot grote prestaties kan verminderen. Met het oog
hierop, en mede in verband met de heffing van ,,Kriegs-
zuschilige” op de inkomsten- en vennootschapsbelasting,
is een belastingvrije winststijging met 50 pCt. toegestaan.

De gedachte aan prestatie-prikkeling ligt ook ten grond-
slag aan de vrijstelling van winstafromingsbelasting
naar rato.van de leveringen voor weermachtsdoeleinden tegen eenheids- en droepsprijzen, welke prijzen worden
vastgesteld op grond van de kosten der goedkoopst ver-
kende bedrijven.
Wat de aard van de nieuwe belasting betreft, kan worden
opgemerkt, dat het een typische vôôrbelasting is, die bij
de berekening van ande’re belastingen niet mag, worden
afgetrokken. 1-let bijzondere van deze belasting is voorts,
dat zij ten doel heeft, zichzelf overbodig te maken; zij
‘bevordert het calculeren van prijzen, die geen ooi’logs-
winsten doen ontstaan. De volgens de behandelde
methode vastgestelde méérwinsten worden hij vennoot-
schapjen met meer dan R.M. 500.000 winst thans voor
85 pCt. (waarvan 55 pCt. ,,Körperschaftsteuer”) weg-
belast en bij de overige vennootschappen over het alge-
meen voor 80 pCt. (waarvan 5OpCt. ,,Körperschaftsteuer”).
Men kan dus wel zeggen, dat de grens van de winstaf-.
roming, gezien de noodzakelijkheid van het handhaven
van een voldoende prestatie-prikkel, vrijwel is bereikt. –

C. GOEDHART.

268

1

. : – ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juni 1942

NIEUWE ORGANISATIEVORMEN IN HET

DUITSCHE BEDRIJFSLEVEN.

In de afgeloopen maanden hebben zich, door de in-

stelling der , ,Reichsverein igungen”, belangrijke wij zi-
gingen in de organisatie van het Duitsche bedrijfsleven

voltrokken, waarover reeds een vrij uitvoerige – zij het
niet altijd even duidelijke – literatuur bestaat
1).
Deze
reorganisatie past in het kader van de verschillende maat-

regelen, welke zijn getroffen om het thuisfront”, dat bij

de huidige oorlogsvoering van zoo groote heteekenis is,

naar vermogen te versterken en de prestaties daarvan

tot een zoo groot mogelijke hoogte op te voeren. Eenerzijds

beoogt de bedoelde reorganisatie tot een
centrale markt-
regeling
voor industrieele producten je komen, zooals

deze op het gebied der agrarische producten reeds is tot

stand gebracht door middel van de vershillende ,,Haupt-

vereinigungen”.; anderzijds wordt gestreefd naar een ver-
eenioudiging van het bestaande organisatorische apparaat,

hetwelk in zoo hooge mate bureaucratisch was ge*orden,
dat een ware ,,Papierkrieg” was ontstaan, waardoor een

belangrijk deel vdn het arbeidsvermogen aan productiever
werkzaamheden werd onttrokken.

Regeling van de markt, één der belangrijkste taken
van de nieuwe organisaties, is een doorslaggevbnd hulp-
middel ,,irn Dienste der Leistungssteigerung und Förde-
rung der Wirtschaft”
2).
Voor den industrieelen sector
van het bedrijfsleven was deze marktregeling aan ver-
schillende instanties toevertrouwd: t.w. de betreffende
ministeries, de , ,Reichsstellen”, de , ,Landeswirtschafts-

hmter”, de bedrijfsorganisaties, terwijl hierbij tevens de
kartels waren ingeschakeld.

De functie der kartels is. in Duitschland in de laatste
jaren meer en meer gewijzigd. In hun opzet zijn kartels
zuivere belangengemeenschappen, uitsluitend gericht op

het persoonlijk voordeel van de deelnemers. Na de afkon-
diging van het ,,Zwangkartel]gesetz” in 1933 werden
de kartels in toenemende nate belast met werkzaamheden

ten behoève van het algemeen belang en ingeschakeld

bij, uitvoering van overheidsmaatregelen op economisch

gebied. Zonder moeilijkheden vdnd deze inschakeling echter
niet plaats. De. ,,Leistungsgedanke”, het opvoeren der

productie, zoo noodig ten koste van het eigen belang der
betrokken ondernemingen, is nu eenmaal moeilijk ver-
eenigbaar met het wezen van een belangengemeenschap.
De bteekenis der bedrijfsorganisaties op het gebied
der marktregeling en hun verhouding tot de kartels. waren
aanvankelijk onzeker. Bij ,,Erlass” van den ,,Reichswirt-

schaftsminister” van.12 November 1936 is deze materie
nader geregeld en is bepaald, dat de bedrijfsorganisaties een
algemeene ordening van de markt dienen tot stand te
brengen, doch ,dat het treffen van marktregelende maat-

regelen haar principieel is verboden,behoudensvan geval
tot geval te verleenen uitzonderingen. Wel dient de bedrijfs-
Organisatie de belangen harer leden ten aanzien van kartel-

kwesties te behartigen, doch het treffen van eigen maat. regelen is haar op dit gebied niet toegestaan. Dit verbod
wordt hiermede gemotiveerd, dat een andere oplossing

zou leiden tot een ,,Durchkartellierung der Wirtschaf t”,
hetgeen, met het oog op de veelzijdigheid van het bedrijfs-
leven en het streven de bonen en prijzen
0
1
)
de bestaande
hoogte en in hun onderling verband te handhaven, niet
toelaatbaar wordt geacht. In den laatsten tijd worden
echter stemmen gehoord, die op deze beslissing willen

terugkomen en aan de bedrijfsorganisaties ook op het ge-
bied der marktregeling een taak willen toekennen
3).

Wat de verhodding tot’ de kartels betreft, is in dezelfde
,,Erlass” bepaald, dat de bedrijfsorganisaties niet naast

1)
Volledigheidshalve moge hier ook worden vermeld de wijziging
in de organisatie der Kamers van Koophandel door de instelling
der ,,Gauwirtschaftskammern”, alsmede de oplichting van Hoofd-
commissies en Industrie-ringen, speciaal voor de wapenindustrie.
‘) Müllensiefen:,,Freiheit und Bindung in der geordneten Wirt-
schaft”, pag. 72.

maar boven de kartels staan, en is haar een zekere toe-

ziende bevoegdheid ove’ de kartels verleend.

‘Door de oprichting van ,,Reichsvereinigungen” ,ïs de
marktregeling thans in een nieuw stadium gekomen.
Reeds in 1939 is het prototype van deze ,,R.V.’s”.te vinden

in een organisatie op het gebied van de bastvezelindustrie,

waar, tengevolge van de nauwe verbindingen tusschen den
agrai’ischen en den industrieelen sector, een samenwerking

tusschen belanghebbenden bestond. Momenteel zijn vijf

,,R.V.’s” gevormd: t.w. cle ,,R.V. Kohle”, ,,Chemische

Fasern “, ,,.Bastfasern”, , ,Textilveredlung” en , ,Eisen”,
waarvan dus niet minder dan drie op het gebied der
.textielindustrie.

De juridische basis voor de ,,R.V.’s” wordt gevormd
door het ,,Zwangkartellgesetz” van 15 Juli 1933 en de

,,Verordnung über Gemeinschaftswerke in der gewerblichen

Wirtschaft” van 4 September 1939. 1-let ,,Zwangkartell-

gesetz” gaf aan den Staat de bevoegdheid in de markt- –
regeling in te grijpen, terwijl artikel 1 van genoemde

,Verordnung üher Gemeinschaftswerke” bepaalt , ,Der
Reichsminister kann im Rahmen seines Geschliftsbereichs

Unternehmungen und deren Zusammenschlüsse auf wirt-
schaftlichem und technischem Gebiet Aufgaben stellen,

deren Erfüllung zur Besserung der Marktverhhltnisse ge
samtwirtschaftlich notwendig ist. Zur Durchführung sol-

cher Aufgaben kann er Zusammenschlüsse (Gedieinschafts-
werke) bildèn”. De ,,R.V.’s” zijn als zulke ,,Gemeinschafts-
werke” te beschouwen.

In hun inwendige Organisatie vertoonen de verschillende
,,R.V.’s” eènige afwijkingen, doch wat de groote lijnen be

treft, geven zij hetzelfde beeld te zien. De instelling der

,R.V. ‘s” geschiedt door den , ,Reichswirtschaftsminister”,
die ook het toezicht uitoefent. Toch zijn het geen publiek-
rechtelijke ‘lichamen, zooals de , ,Hauptvereinigungen”,

doch privaatrechtelijke instellingen. Dit ondanks de groote

bevoegdheden, die aan de ,,R.V.’s” zijn verleend. Waar-
schijnlijk moet een verklaring hiervan worden gezocht in

het treven, alle ambtenarij en verbureaucratiseering te

vermijden en de ,,R.V.’s” een groote mate van vrijheid toe te kennen.

Leden van een ,,R. V.” zijn alle agrarische en industrieele

ondernemingen, die op het betreffende gebied werkzaam
zijn, benevens alle door deze ondernemingen gevormde
kartels. Dat de kartels eveneens bij de ,,R.
V.’s”
zijn aan-
gesloten, is waarschijnlijk onder meer uit organisatorische
overwegingen te verklaren om eventueele belangenconflic-
ten te voorkomen. Want een ondernemer, die hij een be-

paald kartel is aangesloten, is op grond van zijn werk-
zaamtieid als ondernemer tevens aangsloten bij de betref-
fendë ,,R. V.”. De ,,R. V.” kan nu, via het kartel, een op-
dracht geven aan de onderneming, terwijl, indien het kartel
als zoodanig niet was aangesloten en de ,,R.V.” rechtstreeks
een opdracht aan een bij dat kartel aangesloten onderne-
ming zou geven, de mogelijkheid zou bestaan, dat de onder-
neming zich zou beroepen op mogelijk afwijkende voor-
schriften van het kartel.
De figuur, dat een onderneming, welke bij een organisa-

) In Nederland blijkt uit artikel la, lid 2, van het Basisbsluit,
dat de bedrijfsorganisaties ook verordeningen kunnen uitvaardigen
tot regeling van kartelverhoudingen
of
tot regeling van de markt.
Hierbij is aan deze oplossing te denken, dat, wanneer een algemeene
regeling voor de bedrijîsgenooten noodzakelijk wordt geacht, dit
in het algemeen zal kunnen geschieden door een door den Secretaris-
Generaal van het Departement van 1-landel, Nijverheid en Schep-
vaart goedgekeurde verordening der bedrijfsorganisaties en dus niet
op grond van de verbindendverklaringsbevoegdheid van het kartel-
besluit. De verbindendverklaringsbevoegdheid van hët kartelbe-
sluit draagt dan een aanvullend karakter en zal in dezen gedachten- –
gang gereserveerd blijven voor die gevallen, waarin speciale redenen
bestaan om de bedrijfsorganisaties niet in te schakelen. Voorzoo-
ver kartels buiten de bedrijfsorganisaties blijven, zullen deze laatsten
met het algemeene toezicht op deze kartels worden belast. (Vgl. ,,Mededeelingen van de I-Ioofdgroep Industrie”, No. 2, pag. 17,
en ,,E.-S.B.” van 7 Januari 1942 (Organisatienummer), Mr.’?. A.
Blaisse: ,,Eenige aanteekeningen over het georganiseerde bedrijfs-
leven”,pag. 3 e.v.

17 Juni 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

269

tie is aafigesloten, tevens lid is van de hoogère organisaties
(en de ,,R. V.’s” zijn ten opzchte van de kartels als

hoogere organisaties te beschouwen) is ook in ons land be-
kend, waar bijv. een onderneming, welke van de vakgroep

,,Katoenindustrie” lid is, tevens is aangesloten bij de be-

drijfsgroep ,,Textielindustrie” en bij de hoofdgroep

,,Industrie”.

De vakgroepen der horizontale organisatie zijn geen lid
van de:,,R.V.’s”, evenmin als van de verticale organisatie

op het gebied der voedselvoorziening. Dit in tegenstelling

met de verticale organisatie der voedselvoorziening in
Nederland, waarbij aan de horizontale organisatie wel

een plaats is toegekend.

Eenerzijds vormt een ,,R. V.” aldus een toporganisatie
voor de verschillende marktregelende organisâties op haar
gebied; anderzijds zal een groot aantal der bestaande orga-

nisaties worden opgelost, waardoor een vereenvoudiging

van het apparaat wordt verkregen.

Met het feit, dat alle ondernemingen en kartels aange-
sloten zijn bij de voor’ hun gebied gevormde ,,R. V.”, zoo-

dat er dus geen outsiders meer bestaan, hangt het recht
van den voorzitter samen om aan de leden dwingende

,,aanwijzingen”te geven, welke op straffe van boete dienen
te worden opgevolgd. Een,, eigen contrôle-apparaat zal

daartoe aan de ,,R.V.’s” ter beschikking staan.

Het doel der ,,R.V.’s” is in de eerste plaats het tot stand
brengen vân een marktordening op haar gebied, en voorts
de opvoering van de prestaties der leden (Artikel 3 van de
verordening betreffende de oprichting van de ,,R.V.
Bastfasern”). Deze omschrijving is zeer ruim, zoodat aan
de ,,R.V.’s” een groote mate van vrijheid is gelaten om
zich te ontwikkelen. Het hierboven genoemde artikel zegt
voorts, dat de ,,R.V. Bastfasern” in het bijzonder den leden
verplichtingen kan opleggen betreffende:

ordening van de productie, den afzet, den opslag,
de verwerking en de veredeling van de onder haar ressor-

teerende producten;

vaststelling van voorschriften betreffende verpakking,
kwaliteit, merken;

vaststelling van leverings-, afzet- en opslagverplich-
tingen;

het verrichten van researchwerkzaamheden;
bevordering van de efficiency der aangesloten be-
drijven;

het tijdelijk of permanent stilleggen van aangesloten
bedrijven, teneinde een billijke nivelleering tot stand te
brengen, indien zulks in het belang van de marktordening
noodzakelijk is;

vaststelling van economisch gerechtvaardigde prijzen-
marges, leverings-, en betalingsvoorwaarden 4);

heffing van vereffeningsbedragen, welke in de bast-
vezel-industrie moeten worden gebruilt;

afsluiting van marktregelingen met de bastvezeh
industrie in andere landen.

De taak der ,,R.V.’s” omvat dus de verdeeling der
grondstoffen, regeling van de productie en regeling van,
den afzet. Ôok het contact met de buiterrlandsche industrie
zal bij de ,,R.V.” berusten, welke de contracten met
buitenlandsche ondernemingen zal afsluiten. De , ,]R .V.
‘S”
omvatten dus alle stadia van producenten tot verwerkeis
en handelaren en vormen als het ware een verticale groe-
peering in den betrokken bedrijfstak, tegenover de hori-
zontale organisatie der bedrijfsorganisaties.
Behalve dat de ,,R.V.’s” de werkzaamheden overnemen
van een deel der bestaande kartels op het betrokken gebied,
zullen zij tevens bepaalde functies van ‘verschillende rijks-
diersten, in het bijzonder van de ,,Reichsstellen”, tot zich trekken. ,,Durch die R.V. wird also die Selbstversvaltung
der Industrie nicht geschwdcht, ‘sondern im Gegenteil

) De hier’ bedoelde maatregelen dienen uiteraard te blijven
binnen de door den ,,lteichskommissar t ür die Preisbildung” gege-
ven richtlijnen. –

wesentlich gestiirkt”
5).
De toewijziig van grondstoffen,
bijv. aan de onder haar ressorteerende ondernemingen,
zal door de betreffende ,,R.V.” zelfstandig plaatsvinden,

terwijl dit vroeger door de ,,Reichsstellen” geschiedde.
Een dntwikkeling, welke, ook in ons land. valt waar te

nemen, waar in verschillende gevallen de Rijksbureaux

een globaal contingent voor een bepaalde bedrijfs-, vak- of

ondervakgroep vaststellen, welke dan zelf de verdeeling
van dit contingent onder haar leden verzorgt.

De organen der ,,R.V.’s” worden ‘gevormd door een

voorzitter, een raad van bijstand en een secretaris (,,Ge-

schdftsführer”)
6).
De voorzitter w’ordt door. den ,,Reïchs-

wirtschaftsmïnister” benoemd in overeenstemming met
den ,,Reichsminister für Ernâhrung iind Landwirtschaft”.
Hij kan zijn – vérgaande – bevoegdheden met toestem-
ming van den ,,Reichsw’irtschaftsminister” geheel of ge-deeltelijk aan den secretaris overdragen., Bij het uitvaar-.

digen van algemeene aanwijzingen of van individueele aanwijzingen van belangrijken aard moet de voorzitter
‘den raad van bijstand hooren.
De ‘raad van bijstand bestaat uit een aantal – bij de
,,R.V. Bastfasern” minstens 12— personen, waarvan een

aantal qualitate qua zitting heeft, o.a. de vertegenwoordi-
gei’s van de bedrijfsorganisaties op het betreffende gebied.
De raad van bijstand heeft in het algemeen een advisee-
rende taak, terwijl in bepaalde gevallen de beslissing bij haar berust (goedkeuring van de begrooting, heffing van
bijdragen, vaststelling van omslagen, décharge van voor-
zitter en secretaris terzake van het gevoerde beheer).
1-let bijeenroepen van ‘den raad van bijstand geschiedt
door den voorzitter, wanneer deze zulks noodig oordeelt
en tevens, indie’n een bepaald aantal leden den wensch
hiertoe te kennen geeft. Aan de leden is derhalve een vrij
groote invloed in het bestuur toegekend.
De verhouding van deze nieuwe organisatie tot de be-
staande bedrijfsorganisaties is niet scherp omlijnd. Wel
is het waarschijnlijk, dat de bedrijfsorganisâties door de
instelling der ,,R.V.’s” aan bteekenis zullen inboeten. Op
de eerste vergadering van de ,,R.V. Chemische Fasern” is
hieromtrent gezegd, dat de ,,R.V.’s” meer op de
,narkt,

de bcclijfsorganisaties meer op de
productie zijn georiën
:

teerd. Waar echter onder de huidige omstandigheden de
verhooging van de prestaties door beide organisaties
wordt nagestreefd, ligt, bijv. in gevallen van normalisatie
en rationalisatie, onderling overleg voor de hand. Van-
daar dat door personeele unies en doeltreffende samen-
stelling van de raden van bijstahd der ,,R.V.’s” een nauw c, ntact tusschen beide organisaties is gelegd.
Bij de oprichting van de ,,R.V. Eisen” op 29 Mei jl.
is omtrent deze onderlinge verhouding nog bepaald, dat
de ,,Wirtschaftsgruppe Eisenschaffende Industrie” alge-
meene kwesties blijft behandelen en bij de uitvoering
van instructies der competente instanties inzake de markt-
regeling blijft ingeschakeld, terwijl voorts is bepaald, dat
do ,,R.V.” terzake, van alle aangelegenheden van alge
;

meene economische beteekenis de instructies van de
,,Reichsgruppe Industrie” moet nakomen en deze in alle belangrijke vakkwesties inlichtingen moet geven.
Mr. Dr. T. ITUITEMA.

‘) ,,Frankfurter Zeitung” van 13 Maart 1942.
‘) Vgl. artikel 5 e.v. van de statuten der ,,R.V. Bastfaserfl”.
De terminologie in de verschillende ,,R.V.’s” is cenigszins af

vijkend . ,,Pniisidium”, ,,Beirat”, ,,Verwaltiingrat”, térwijl de
,,R.V. Chemische Fasern” een eigen plaats inneemt en naast het
,,Prdsidium” en de ,,Geschâftsführung” de ledenvergadering al
orgaan kent. Bij de ,,R.V. Chemische Fasern” is het tevens de
secretaris, die haar in en buiten rechte vertegenwoordigt, terwijl
hij de overige ,,It.V.’s” de voorzitter dit doet en dc secretaris
in het algemeen, meer een uitvoerend orgaan is.

270

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juni 1942

SAMENWERKING DER NEDERLANDSCHE

HAVENS.

Wij
mogen van het standpunt uitgaan, dat de drukte

in de Nederlandsche havens na afloop van den oorlog

sterk zal toenemen en de vraag mag worden gesteld, of
de outillage dier havens nog goèd is. Die havens rusten
vrijw’el. Zij zullen in de toekomst weer een taak te ver-

vullen krijgen: vergroote aan- en afvoer door de binnen-
vaart, omslag, aan- en afvoer door de buitenvaart.

Voor den oorlog bestond er niet de geringste samen-

werking tusschen de Nederlandsche havens. Zij beschouw-

den zich als zelfstandige grootheden en zagen hun na-, tionale taak niet.

Daar waren in de eerste plaats onze beide wereld-
havens: Rotterdam en Amsterdam.

Kenriierken van wereldhavens zijn:

le. groote veelzijdigheid van in- en uitvoer;

2e. verbindingen op alle deelen der wereld (Rotterdam
heeft meer dan 130 vaste

bootverbindingen);
3e. het achterland is ruim (dat van Rotterdarh om-

vat een grooten driehoek, met een basis, die van Boeda-
pest naar Genève kan worden getrokken);

4e. de havens liggen juist daar, waar omslag het goed-
koopst kan plaats vinden, met andere woorden, zoover mogelijk naar binnen;
– –
5e. zij zijn modern toegerust;
6e. er
is kapitâalconcentratie.

Feitelijk zijn de namen haven van Rotterdam en van Am-

sterdam te beperkt; het ging voor den oorlog reeds om-

groote havencomplexen, zooals die in Engeland, de Ver-
eénigde Staten, Duitschiand en zelfs eenigermate in Austra-
lië al bestonden. 1-let betrof hier de havengebieden van de
monden van de Maas en vân het Noordzeekanaal. Het

havengebied van Rotterdam strekte zich ver landinwaarts
uit, van •Hoek van Holland tot Gouda en Gorinchem.

Steeds meer plaatsen trok het binnen zijn invloedssfeer.
Men wilde Dordrecht, met zijn houthaven, zoo gaarne

als een zelfstandige haven behouden; zij werd door Rotter-

dam opgezogen en daaraan dndergeschikt gemaakt. Tus-
schen de haventotaliteit van den Nieuwen Waterweg en
die van Londeii, Liverpool en Hamburg bestaat in principe
geen verschil meer.

En zoo was het eveneens het geval met Amsterdam, zij
het op veel kleinere schaal. Amsterdam strôkte zich uit
van IJmuiden tot Durgerdaii-Weesp. Zaandam is een
haven van de Amsterdamsche haveneenheid. Zeker, de

haven van Amsterdam beteekende als zoodanig veel
minder dan die van Rotterdam. Rotterdam en het daarop ingestelde ha’engebied trokken voor den oorlog 81 pCt.
van het Nederlandsche zeeverkeer tot zich; voor het Am-

sterdamsche havencomplex bedroeg dit aandeel 13,5 pCt.
Het Nederlandsche havenverkeer concentreert zich,
zooals men ziet, vrijwel geheel (94,5 pCt.) in deze beide
havens. Men denke echter’ niet, dat er geen mededin-

ging tusschen hen bestond. De scheepvaartpolitiek der beide plaatsen was er eigenlijk op’ gericht, elkaar zoo-
veel mogelijk concurrentie aan te doen. De afvaarten

werden dikwijls zoo geregeld, dat van een bepaalde’
haven (Rotterdam!) gebruik
moest
worden gemaakt.
Men. stelde tarieven vast, die aan bevrachters zo6veel
mogelijk vooMeelen boden en dikwijls waren de offi-
cieuze tarieven nog geheel anders dan de oîficieele. Zeker,,
wij stemmen gaarne toe, dat de structuur van den handel
der beide plaatsen verschilde. Rotterdam had nu eenmaal
een massahandel (en men beriep er zich op!), Amsterdam
had meer een handel van stukgoederen. Aipsterdam had
een eigen handel-Rotterdam een doorvoerhandel. Amstei’-
dam een koloniale handel, Rotte’rdam had meer spreiding
van zijn handel. Maar een structuur kan veranderen,
vooral door strijd, en daarmede is het nationale belang
niet steeds gdiend. Rotterdam waakte (dikwijls te
angstvallig!) voor zijn Rijnhandel en zat Amsterdam

dwars waar ht kon. Ook het bmgekeerde was-het geval.
Misschien, dat het Amsterdam—Tiel-kanaal voor ‘Am-

sterdam, wat de Rijnvaart betreft, verbeteringen zal
brengen. Voor Amsterdam en Rotterdam beide is noodig
kanalisatie (of normalisatie) van de Waal
1),

Naast deze beide wereldhavens heeft Nederland de
beschikking over een viertal locale havens.

De locale havens hebben als kenmerken:

le. de verbindingen beperken zich tot de naaste om-
geving;

.2e. de verkeersfrequentie is gering;

3e. de scheepstypen zijn klein;

,4e. het achterland is beperkt en ondervindt voort-
durend de zuigkracht der groote havens;

5e. de ha’venoutil]age leeft weinig te beteekenen en
verandert langzaam;

6e. soorten -en kwantiteiten van artikelen heteekenen
slechts weinig in verhouding tot de wereidhavens. Voor
het directe achterland beteekenen zij veel.

Ons land heeft vier locale havens: twee in het Noorden:
twee in het Zuiden, t.w. Harlingen en Delfzijl, Vlissingen
en Ter Neuzen. Den Helder is een oorlogshaven.

Feitelijk is de situatie, zooals wij die schetsen, onjuist,

met name in het Noorden. Delfzijl is reeds min of meer

voorhaven geworden, en wel van Groningen; ook Har-
lingen zal het worden. Door de grootscheepsche vaar-

wateren, de zgn. Groningsche kanalen
2),
verandert daar
de verkeerssituatie enorm. Er komen kanalen voor sche-

pen van 1000 tot ‘2000 ton. Het gevolg, daarvan zal,

mogelijkerwijze, zijn, dat zeeschepen rechtstreeks zullen
doorvaren naar Leeuwarden en, in grootere mate dan
tot’ nu toe geschiedde, naar Groningen. De ldcale zee-scheepvaart maakt meer dan vroeger gebruik van zgn.
kustvaarders
3),
Deze scheepjes, waarvan de exploitatie
weinig kosten met zich brengt, kunnen overal komen,

lossen daar, waar het hun goeddunkt, varen door naar de
groote zeehavens, als zij het gewenscht achten, beoefenen

dikwijls de rol van vrijbuiter, maken de positie der locale

havens eenigszins lastig, en zullen doen wat het groote
~
eeverkeer,slechts in bescheiden mate doet, zoover moge-

lijk naar binnen varen. Zoo is Bazel door de kustvaarders
zeehave’n geworden. Zelfs..
. .
Apeldoorn. Deventer had
regelmatige diensten op Engeland.

Groningen en Delfzijl samen trekken i,1 pCt. van den
Nederlandschen zeehandel tot zich (Delfzijl daarvan het
7/10 gedeelte), 1-ladingen nu nog slechts 0,5 pCt.
Vooral tusschen de locale havens werd een vinnige
strijd gevoerd.
Men
denke hier aan Delfzijl en Harlingen,
die elkaar op elk terrein afbreuk doen. Het zou met ver-
schillende voorbeelden te, staven. zijn; enkele daarvan
hebben wij reeds elders, o. a. in de ,,Nieuwe Rotterdam-
sche Courant”, vermeld. Genoeg zij het te vermelden, dat
Harlingen in de laatste jaren zijn aanzi’enlijken carton-
export aan Delfzijl moest afstaan. Hoe het na den oorlog
zal zijn, is moeilijk te voorspellen. Voor ons staat wel
vast, dat Groningen—Delfzijl, als een eenheid gezien,
haar voorsprong nog zal weten te vergrooten. Misschien
gelukt het Friesland, van Lemmer (waar een der Friesche
eindpunten van de Noordelijke kanalen zal komen) een kust-

vaartsteunpunt .te maken. De locale havens voeren strijd
tegen de beide wereldhavens. Men denke bijv. aan Vhs-
dingen, dat meende de plaats van Rotterdam te kun-
nen overnemen. Er is hierrntrent een monografie van Dr. Erich A. Kautz: ,,Der Hafen von Vlissingen”, die
schreef, dat Vlissingen niet alleen een concurrent zou
kunnen zijn van Antwerpen, maar ook van Rotterdam,
zelfs eenigermate van Amsterdam. Nu moet men weten,

1)
Alen
zie onze artikelen in de ‘,,Nieuwe Rotterdamsche Cou-
rant” van
30
Maart en 1
April 1941.

.
‘)
Alen
zie ons artikel in hel ,,Tijdschrift van het Aardrijkskundig
Genootschap”, 2e Serie, deel LVII, 1940,1’atlevering-2.
‘)Zie ons artikel in het ,,Tijdschrift van het K.N.A.G.” 1939, blz. 483 cv., waarin de voordeelen der kustvaarclers worden geschetst.

17 Juni 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

271

dat Vlissingen 1,7 pCt van den Nederlandschen zeehandel

tot zich trekt; Ter Neuzen 1,6 pCt.
De wereldhavens trachten, scheepvaartverkeer der kleine

havens tot ,zich te trekken, wat telkens weer gelukt.

Zij,
de kleine havens, lijden dikwijls een moeilijk bestaan’

en…. kunnen toch niet worden gemist. –

Moet vernieling een kenmerk zijn van ons havenverkeer,

ook na den oorlog?
Tegen een redelijke uitzetting der havens of zelfs van

een bepaalde haven bestaat geen enkel bezwaar. Wij

kunnen ons indenken, dat na den oorlog in de éerste

plaats bijzondere aandacht zal worden besteed aan de

haven van Rotterdam. Daarnaast aan die van Amster-
dam (die, vooral door zijn instelling op de koloniën,
belangrijker is dan uit zijn ieehavenverkeer kan blijken).

Maar men moet tegelijkertijd de noodige aandacht aan

de locale havens besteden. Deze mogen niet verkommeren.
Moordende concurrentie moet worden uitgeschakeld,
zij m6eten hun redelijke kansen krijgen. Men weet, dat

het, volgens de wetten der zwaarte (die in dit opzicht

ook economisch gelden) voor groote lichamen veel moei-

lijker is om op gang te komen dan voor kleine lichamen.
Wij vreezen, dat de kleine lichamen teveel verwaarloosd
zullen worden. Men heeft reeds eerder gepoogd om orde
te brengen, maar deze had in hoofdzaak een locale be-
teekenis. In 1922 werd in onze Grondwet de bepaling op-
genomen, dat de wet ook aan andere dan in de Grond-
wet genoemde lichamen verordenende bevoegdheid kan
geven. Men heeft deze bepaling in 1938 in een zesde hoofd-
stuk omgezet. Men dacht steeds aan havenschappen en wel, naar het voorbeeld van Engeland. Professor W. E.
Boermn schreef in 1922: ,,De Waterweg en het Noordzee-
– kanaal kunnen zoo langzamerhand wel elk als een haven-
gebied worden beschouwd, zij het ook met locale groe-
peering van belangen.”

Algemeen werd de noodzaak gevoeld om tot eenheid van
havenbelangen te komen. Alles wat tot een havengebied
behoort, zoo zeide men, moet in een havenschap of haven-
gemeenschap worden ondergebracht. Vele commissies
werden ingesteld, veel werd geschreven, totdat opeens bijna
alles omtrent havenschappen verstomde. Een enkele stem
deed zich nog wel eens hooren, maar daar bleef het bij.
Zag men het nut van havenschappen dan niet meer
in? De waarheid is, dat men er niet meer zoo heel veel

van verwachtte. Ook stemmen pro of contra een te nemen
maatregel moeten nu eenmaal uit de werkelijkheid komen.
De ontwikkeling ging haar eigen gang.

Er valt op te wijzen, dat het een kleine haven(Vlis-
singen) was, die het eerst deed blijken, dat er veranderingen

op til waren.’ Deze kleine haven (wel eens een mislukking
genoemd, doch wij kunnen het zonder haar niet stellen;
zij kan bovendien nog vele bestemmingen krijgen naast
die, welke zij vÔÔr den oorlog reeds had) ging er toe over
een geheel nieuw bestuurstype voor haar haven te maken,
een soort van gemengden bedrijfsvorm: de provincie,
de Kamer van Koophandel voor de Zeeuwsche eilanden,
eenige gemeenteraden, enz., werden er in opgehomen.
Een kleine haven deed, wat een groote haven niet ‘meer
kon doen, omdat het besef, dat er van een zekere Neder-
landsche haveneenheid sprake was, zich baan brak, al werd
er niet aanstonds luidruchtig, maar heel bescheiden, uiting
aan gegeven, zooals wij direct zullen zien.
De kleine haven van Vlissingen bedoelde door den
nieuwen bestuursvorm de concurrentie te verscherpen,
hij was een middel, om zich beter staande te kunnen

houden. Een havenschap of haveigemeenschap was voor
Vlissingen onmogelijk. Altijd zouden de locale haven-
schappen van een samen

werking- of -smelting, die bij de
‘wereidhavens wel mogelijk leek, verstoken zijn, vandaar
dat Vlissingen een vorm koos, die wel op haar weg lag.
In Harlingen en Delfzijl zijn ,dergelijke vraagstukken
eveneens onder het oog gezien, maar daar schijnt de
bestuursvorm wel vast te staan.

Rotterdam en Amsterdam zouden, mede met het .00g

op de concurrentie, kunnen overgaan, tot het vormen
van havenschappen.

Stel, dat Rtterdam een havenschap of havengemeen-

schap had gemaakt, wie zou daarvan schade hebben

ondervonden, tegen wie zou de maatregel gericht zijn

geweest? Tegen Antwerpen, maar……ook tegen

Amsterdam.

Men zag in, dat men geen havenschappen moest vor-
men. Het bleek noodig verder te gaan. Het is waar-

schijnlijk, dat het de heer De Roode is,die, in het ,,Tijd-

‘schrift voor Economische Geografie” van 1925, het eerst
een breed standpunt ‘heeft ingenomen. Hij chreef: ,,Het
havenschap zou
,
dus iiet anders moeten zijn dan ,een
havenemeenschap, waarin elke belanghebbende vrij
blijft mde uitoefening van zijn taak. Natuurlijk blijft

dan ook aan het plaatselijk beheer de vrijheid zich door
doelmatige middelen, bijv. een commissie van advies,
waarin’ ook de havengebruikers zijn vertegenwoordigd,

de grootst niogelijke zekerheid te vérschaffen, dat dit

beheer op de meest oordeelkundige wijze wordt uitge-

oefend.
Ik Qraag mij echter af, of het dan bij een hapen-

schap aan de monden can de Maas moet ‘blij Qen en of niet
een dergelijke instelling, het geheele land o,nattende, reden
an bestaan heeft”
(cursiveering van mij, v. H.).
Nadien heeft Dr. E. Boekman in de ,,Economisch-
Statistische Berichten” van 1935
4)
een soortgelijke ge-
dachte ontwikkeld. Wij deden dit uitvoerig in de ,,Nieuwe
Rotterdamsche Courant” van 1937. De plannen bleven’
rusten. Zeker, wij weten, dât men niet stil zit, maar het
is toch goed ook de publieke en zakelijke belangstelling
nog even wakker te roepen.
Hét is
nu
reeds noodig om, rekening houdende met de
sterk veranderende -omstandigheden, onze havenbelangen
— dat zijn verkeersbelangen in den ruimsten zin des, woords
– op’het eerste plan te stellen. Al zijn er overigens ,00k
andere groote belangen van”economischen aard.
Men zou, bij behoud van den huidigen bestuursvorm der
havens afzonderlijk, een
haoenraad
in het leven kunnen roe-
pen, waarin vertegenwoordigers van alle havens, van enkele
prdvinciale autoriteiten, van Kamers van Koophandel,
die belang bij een betreffende haven hebben, en van
zakenlieden worden opgenomen. Alle havenbelangen, in den

meest uitgebreiden zin, kunnen daarin bespreking vinden.
Men kan rekening houden met
het ‘iVederlandsche belang,
met dit in de eelste plaats,
men kan rekening houden met
vele locale belangen. Men zou dezen havenraad kunnen
noemen (en daarbij komt dan het best onze bedoeling
tot uiting): ,,Raad tot bevordering van het Nederlandsche
havenverkeer”. Deze raad zou,een raad in pleno kunnen
wordengenoemd. Daarnaast zou er een verkleinde raad
kunnen zijn, die de werkzaamheden voorbereidt en uit-
voert. Waar de Overheid zulk een groote taak heeft,
waar zij bovendien de grootste organisatorische macht
bezit en waar dan nog het belang yan ons
land
(dit geldt
als uitgangspunt) moet worden gediend, moet zij het
opperbeheer in handen hebben.
Men weet, dat de Nederlandsche bevolking zich sterk
heeft uitgebreid gedurende de laatste decaden. Men weet
ook, dat zich veel energie heeft opgehoopt. Iedereen is
verlangend om aan te pakken, met alle kracht, die er in hem’ is. Men zal zich op den handel richten. Oude banden veer aanknoopen, nieuwe trachten te maken.
Alen weet, dat er gedurende de afgeloopen perioden, ge-
durende den oorlog, vele behoeften onvervuld bleven,
men weet, vooral, dat het verkeersapparaat opnieuw moet worden gemaakt.
Ons betoog is thans klemmender dan ooit:
Samenwerking der Nederlandsche havens moet een
kenmerk der toekomst, zijn.

Dr. E. VAN HINTE.
‘) E. Boekman: ,,Gemeentelijke of Nederlandsche havenpoli-
tiek”, in ,,E.-S.B.” van 8 Mei 1935, pag. 414.

272

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17
Juni
1942
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVE1IIIEID.

.krbcklszaken. Besluit, krachtens welk algemeene ver-

gunning is verleend tot het ontslaan van tijdelijk per-

soneel, te rekenen van
23
Februari ji af. Voorts is alge-

meene vergunning, verleend tot het verkorten van den

wekelijkschen werktijd indien de weersomstandigheden

bij
bouw-, grond- en waterwerken, enz. zulks nood-

zakelijk maken. -Landelijke regeling van salarissen en

andere arbeidsvoorwaarden voor administratief personeel

werkzaam in het bank- en effectenbedrijf. De bestaande

regeling voor hetzelfde personeel in Amsterdam, Den

Haag en Rotterdam d.d. 11 November
1941
is hier-

mede ingetrokken.
(E. V. 29/5/’42,
pag.
679/80;
Stct.

Nos.
98
en
99) –

Buitonlandsche handel.
Nadere regeling hij Deviezenbe

kendmakingNo.
2/1942
van den in- en uitvoer en het ge-

bruikin het

internationale verkeer van postzegels. Be-

stuursbesluit van de Sierteeltcentrale inzake een uitvoer-

heffing voor snijbloemen ad.
7
pCt. van het factuurbedrag.

(E.V. 5/6/’42,
pag.
708;
Stct. Nos.
102
en
104).

Hout.
Nadere voorschriften inzake opmeting van geveld

of gerooid hout.
(E.V. 5/6/’42,
pag.
706;
Stct. -No. 108).

Klompen en houten zoleii.
Verplichte inschrijving bij
liet Rijkshureau voor-I-Iuiden en Leder voor klompenfa-

brikanteri, klompenmakers, grossiers in klompen en fabri-

kanten van houten zolen.
(E.V. 5/6/’42,
pag.
706).

Middenstand.
Vijziging van het Besluit Algemeen

Vestigingsverbod Kleinbedrijf
1941,
waarbij de uitzonde-

ringen op het verbod in één artikel zijn samengevat en

tevens het in apotheken verkoopen van genees- en verband-

middèlen, ziekenverplegings- en aanverwante artikelen

buiten de werking van liet besluit wordt gebracht.
(E.V.

5/6/’42,
pag.
708;
Stct. No.
103). –

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Landstand.
Afkondiging van het ,,Derde Uitvoerings-

besluit Nederlandsche Landstand”, waarbij inzake de

verordenende bevoegdheden van deze instelling nadere

regelen zijn vastgesteld.
(E. V. 29/5/’42,
pag.
683;
Stct.

No.
96). –
Veelovoring. Nadere regeling inzake liet

overnemen van

nuchtere kalveren en varkens door de bedrijfsorganisatie

voor Vee en Vleesch.
(E.V. 5/6/’42,
pag.
711).

MAANDCIJFERS.

Maandcijfers en weekeijfors betreffende den economischen toestand van Nederland.

(Centraal Bureau voor de Statistiek)

1041
1
.

1942

.
Ômschrijvitig maandcijfers

Eenheid

1 –

1

1
Mei

Juni Juli
1
Aug. Sept. Oct. – i Nov. Dec.

Jan.
I
Febr.
I
Mrt.
I
Apr.

Giroverkeer.
Nederlandsche Bank …… .r-i.000.000

1978

1835 1960 1675 2067

2053 3037

2015

1660

1420 2206

1886

2131

Postchèque- en Girodienst 11.000.000 1615

1437 1597 1470 1550

1677 1624

1576

1536

1341

1443

1520
Renlestanden.


Wisseldisconto Nederl. Bank

%

.

3,00

2,93 2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50
Prolongatierente, A’dam .

%

– 2,67

2,25 2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25
Callgeldnoteeringen,,,

%

1,25

1,25 1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,64

1,29
-Rendement oblig.
‘) ,,

.

%

4,13

4,13 3,81

3,77

3,63

3,60

3,63

3,74

3,67

3,60

3,51

3,44

3,34
Hypotheekrente onroerende


goederen

…………….%

– 4,18

4,20

4,20

4,17

4,16

4,14

4,11

4,14

4,09

4,06

4,08

§4,06
Hypotheekrente schepen .

% .

5,16

5,31 5,45

5,05

5,05

5,11

5,09

5,10

5,09

5,00

5,03 §5,05
Koersen van Aandeelen.

/
Algemeen indexcijfer ……

..1930=100 121,6 117,1 125,6 133,6 143,0 141,1 149,9

142,8

131,6 125,5 123,1

134,6

128,3
Nijverheid ….. ………-

1930400 137,2 133,1 142,8 152,7 161,3 157,4 167,9

169,8

166,4 163,1

160,5

171,4

163,4

w.o. prod.middelen industr. 1930=100 130,3 127,1 136,9 147,0 154,1 150,2 161,4

163,6 160,4 157,5 154,4 167,1

159,0

cons. goederen industr. 1930=100 146,2 141,1 150,2 160,3 170,7 166,8 176,6

177,9 174,5 .170,5 168,5 176,9

169,3
Spaarbanken.

,


– Rijkspostspaarbank, inlagen 11.000.000 10,86

9.25 10,76 11,03 10,66 10,31 11,26

12,26 12,73 13,72 14,29 12,89

14,41
Rijkspostspaarbank, terug-

betalingen ………….f1.000.000 13,04 – 9,50 11,03 15,16 13,93

13,57 11,51

9.48

8,35

7,57 10,25

10,88

10,17

Bijzondere spaarb., inlagen 11.000.000 15,44 11,18 13,42 13,05 13,87 13,72 15,29

13,48

18,09 16,54 16,57
§1
5,23
Bijzondere spaarbanken, te-

rugbetalingen ………..f1.000.000 14,61 10,15 12,10 12,58 12,92 13,24 14,56

14,93

12,07 10,04 12,44 §1,44
ffypotheken.(
nwe inschrijv.)’)
‘rotaal ……………….11.000.000 38,72 23,91 28,89 25,37 23,96

31,83 30,13

77,72

24,32 40.93

39,85 §45,63

-w.v. op gebouwen …….11.000.000 29,46 20,10 24,92 22,18 20,53 28,05 24,92

43,25

20,44 36,06 34,01 §40,15

op landerijen
.
……11.000.000

8,57

3,36 3,56

2,74

2,97

3,44

3,90

4,87

3,68

4,41

5,34 § 4,85

op schepen ………11.000.000

0,69

0,48 0,41

0,65

0,46

0,36

1,31

29,60

0,19

0,46

0,50 § 0,63
Werkloosheid.


Werkloosheidsd.(excl. landb.)

%

13,4
1
) 13,3
1
) 12,8
1
)
13,3
1
) 15,1
1
) 22,66) 25,56)
Aantal werki. einde maand in-

.


geechr. bij Arbeidsbureaux

1.000 106,8 103,3 401,7 106,4 103,0 100,1 101,5

123,0 135,8
7
) 138,6
7
)
119,3 § 88,2 § 72,8
Werkverruiming en werkloozenz.
Aantal tewerkgestelden bij
werkverruimingen

1.000

58,7

59,5 56,8

58,1

56,2

56,9

62,3

69,5

74,5

72,1

60,2 § 52,3 § 45,6

1942

Omschrijving

weekcijfers.

.,

033

cq
0

Percentage werkloosheids-
dagen (excl. landbouw)’)

%

§ 25,7

§ 25,4

§ 25,6

§ 22,5 § 17,8

§ 14,0

§ 12,3

§
14,1
Totaal

aantal

werkzoeken


den’) (einde van de week)

1.000

231

235

234

237

232

233

231

223
205

193

185

174

164
w. o.

geheel werkloos

(excl.


126


115

109

100.

94
Aantal

personen geplaatst



bij werkverrulming
4)
. . .

1.000

70

70

70

73

72

72

68

66 60

60

58

64

64

werkverruiming)

…….1.000

139

141

141

143

140

142

143

139

Aantal

personen

geplaatst
166166

167

170

171
in

Duitschland’)

………1.000

153

153

154

455

157

159

161

163

Idem in Frankrijk’)

…….1.000

29

29

29

29

29

29

29

29
29
,

29

29

29

1

29

§ =
voorloopig cijfer.

*
=
onbekend.

‘) Volgens opgave van De Ned. Bank. Berekend
van

2 staatsleeningen,

1

gemeenteleening,
1

provinciale leening,

2 industrieele leeningen,

1

tramwegobligatie,

1

pandbrief.

‘)

Hieronder

niet

begrepen

enkele

hypotheken,
waarvan de geldschieter niet bekend is.

‘)
Volgens opgave van het Rijksarbeidsbureau.
)
Volgens opgave van het Bureau Loon-

onderzoek van

het Departement van Sociale Zaken.

‘)
Onder aftrek van de teruggekeerden, voor zoover bekend bij de organen der’
arbeidsbemiddeling. Gegevens van het Rijksarbeidsbureau.

‘)
Met het oog op de opheffing der confessioneele

vakvereenigingen

zijn
de percentages

van

Aug. 1941 af niet vergelijkbaar met die van

voorafgaande

perioden.
‘)
Bovendien

op

31 Januari
±
66.500
vorstwerkloozen; op 28 Februari
±
69.500.

17
Juni
1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

273

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.

Ned

Disc. Wiss.25 28 Juni

41
Lissabon

. . . .

4

31 Mrt. ’41

1
Bel. BI.E1L34 28Aug. ’39
B

~Vrsch.inRC3J

’39
Londen

……2

26 Oct.
.
28Aug. ’39
Madrid

…….4

28 Nov. ’38
Athene

……
.

5

21 Juli

’41
N.-York F.R.B. 1

27 Aug. ’37
Batavia

……3

14 Jan. ’37
Oslo

……..45 21 Sept. ’39
Belgrado

. . .

5

1 Febr. ’35
Parijs

……..15 17 Mrt.

’41
Berlijn

……35.

9 Apr.

’40
Praag

……..3

1 Jan.

’36
Boekarest

. . .

3

12Sept.’40
Pretoria

……3515 Mei
.
’33
Brussel

……
91
)
25 Jan.

’40
Rome

……..45 18Mei

’36
Boedapest

. . . .

22 Oct.

’40
Stockholm

..
3

29 Mei

’40
Calcutta

. . . .

28 Nov. ’35
Tokio

……..

3.521 Juli

’41
Helsingfors

. .

3 Dec. ’34 Warschau

..

45 18 Dec. ’37,
ICopenhagen

. .

15 Oct. ’40
Zwits. Nat. Bie. 15 25 Nov. ’36

)
3 pCt. voor wÎssels, promessen
en leeningenmt een looptijd
van meer dan 120 dagen.

ICOEItSEN VASTGESTELD DOOR HET
NEDERLANDSCH
CLEAJtINGINSTITUUT.
(met data van
vaststelling)
Belga’s

. . .
.30.14

7Aug.

’40
Lewa(Bulgarije)2.30 25 Nov. ’40
Zw. Francs. .43.56 11 Oct.

’40
Pengoe (Hongarije)
Fr.Francs

. .

3.77

6 Mrt.

’41
(oude schuld)36.52 20 Dec.

’40
Lires

……9.91

3 Juli

’41
Pengoe
Deensche Kr.39.34

2 Febr. 42
(nwe. schuld)45.89 20 Dec.

’40
Noorsche Kr.42.82 21 Dec.

’40
zioty (Polen)
ZweedscheKr.44.85 13Aug.

40
(oude schuld)35.00 28 Jan.

’41
FinscheMark

3.82

2 Juli

’41
(nwe. schuld)37.68 11 Febr. ’41
Dinar (Joego-Slavië)
Lei

1.28 24 April ’41
……..
’40
(oude schuld)

3.43 16 Aug.
Dinar
Slow. Kr.

..

6.48 10 Juni

’39
(nwe. schuld)

3.77

1 Juli

’41
Drachmen
Turksche


(Griekenland) 1.26

8 Oct. ’41
Ponden

….
1.455 29 Dec.

’39
Kuna

3.77 29 Oct. ’41

OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCHE
BANIC.
Valuta’s (schriftelijk en t t.)

N.-York

I
Brussel

I
Zürich
I Stockh.
1
Helsinki
9 Juni 1942

30.14
43.67
.44.855

10

1942

30.14
43.67
44.855

11

,,

1942
-.
30.14
43.67 44.855

12

,,

1942

30.14
43.67
44.854

13

,,

1942

30.14
43.67
44.855

15

,.

1942

30.14
43.67
44.855

Laagste

cl.w.

30.11
43.63
44.81

Hoogste d.w.

30.17
43.71
44.90

Muntpariteit
1.469
24.906 48.003
66.671
6.266

STAND VAN ‘s RIJKS KAS
V o r d e r i n g e n
1
30 Mei 1942
1

6 Juni 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlandsche Bank
f


f


Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeen:en


.
………..
528.143,74
,,’

14.865,71
Voorschotten

op

ultimo
April

1942

aan

de

gem.
verstrekt

op

aan

haar
uit te keeren hoofdsom der

…….

per9. bel., aand. in de hoofd-
som der grondbel. en der
gein.fonclsbcl., alsmede opc.

op die belastingen en op de
vermogensbelasting

……
10.023.256,37
,,

10.023.256,37
Voerschotten aan Ned.-Indiê’)
,,
205.574.142,08
,,

207.676.244,06
Idem voor

Suriname
‘)

….

7.800.972,76
,,

7.800.972,76
Idem

aan

Curaçao
‘)

….

…..

285.283,23
,,

285.283,23
Kasvord.

wegens credietver-
strekking a. h.

buitenland
,,

36.504.628,-
,,

35.878.879,94
Daggeldlecningen tegen onder-

……
……..

Saldo der postrek. van Rijks-
comptabelen


.
……..
105.489.859,21
,,

111.195.051,05
Vordering op het Alg. Burg.

pand

……………………..

Pensioenfonds
1)

Vordering op andere Staats-
…….

bedr. en instellingen
‘)
49.843.155,46
47.614.297,56
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
.1

14.328.956,41
t

174.723,57
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
..,,

,,


Schuld

aan

de

Bank

voor

octrooi

verstrekt

………

Ned.

Gemeenten

……..

Schatkistbiljetten

in

omloop
110.
,,

106.000,-
,,

110.106.000,-
Scbatkistpromessen in omloop
,,2304.00.000,-‘)
,,2381.600.000-
3
)

…….

Zilverbons in omloop

…….
Daggeldleeningen

……………..

120.6 09.261,-
,,

120.014.903,50
Schuld

op

ultimo

April
.
.

1942

aan

de

gem.

weg.
a. h. uit te keeren hoofds. d.
.
pers.bel., aand. i. d. hoofds.
d. grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. ope. op die bel, en op
de verinogensbelasting
Schuld

aan

het

Alg.’ Burg.
795.148,74
,,

500.950,66
Pensioenfonds’)

……………
Id.

aan

het Staatsbedr.

der
P. T. en T.

‘)

…………
265.513.058,37
,,

271.044.029,68
II.

aan

andere Staatsbedrij-
ven

‘)


.
…….
………..
19.262.910,68

,,

19.270.599,04
II. aan div. instellingen
1)

..,,
355.724.130,-
,,

356.728.028,25

‘)
In rekg.
ert. met ‘s Rijks Schatkist.

2)
Rechtstreeks hij de
Nederl.
Bank geplaatst 1185.000.000,-.
‘)
Idem 1222.000.000,-

DE NEDERLANDSCIIE I)ANX.

Verkorte balans op 15 Juni 1942.
Activa.

Binnenl.

Wissels,

6
Idbank.

t

191.000.000

Promessen, enz

Aentsch.
‘,

1.900
191.001.900
Papier op

het

buitenland

..

11.070.717.513
Af: Verkocht maar voor de
Bank nog

niet

afgeloopen

B

1
eeenmgenmc.
,,1.070;717.513
140200773
1)

IBHfdbank.
1

rekening-courant
Aenatsc.

11:30812

153.043.526

Op Effecten cnz.

……….

f

152.978.613 ‘)
Op Goederen en Ceelen

64.913 153.043.526
‘)
Voorschotten

aan het

Rijk

………………..
Munt en muntmateriaal:
Gouden

munt

en

gouden
muntmateriaal …………t

943.314.790
Zilveren munt,

enz.

……..

..7.755.267
951.070.057
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
53.241.056
Gebouwen en meubelen der Bank

…………
4.000.000
Diverse rekeningen

……………………..
156.730.847
2.579.804.909
Pass ive.
Kapitaal

………………

……….

……

f

20.000.000
Reservefonds

.
…………………………..
5.368.354
Bijzondere

reserves

……………………..
16.583.835
Pensioenfonds

…………………………..
11.769.497
Bankbiljetten

in

omloop

…………….
.
….

2.34 0.856.715
Bankassignatlon

in

omloop

………………..
12.587
Rek-Courant
f
Van het Rijk

t

27.270.073
saldo’s

‘t
Van anderen

,,

148.695.885 175.965.958
Diverse

rekeningen

……………………..
9.247.963
12.579.804.909

Beschikbaar

dekkingssaldo

………………
f1.066.126.117
Itlinder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is

…………..
2.665.315.290
Schatkistpapier, rechtstreeks hij de bank onder

gebracht

…………………………….
191.000.000
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indiê (Wet van
15 Maart 1933, Staatsblad No. 99)

……….
55.341.825
Voornaamste posten In duIzenden guldens.

Gouden
.
Andere
t Beschikb.
Dek-
Data
munt en
C57u-
opeischb.
1
dekkings-
kings- muntmater.
schulden
1

saldo
perc.
15 Juni ’42
943.315
2.340.857
175.978
1

1.066.126
t
38
8

’42
943.289
2.339.347
172.292
1

1.046.020
1
38
1

,,

’42
943.305 2.345.199
170.412
1

-1.022.905

1
38
6 Mei ’40
1.160.282
1.158.613 255.183
1

607.0421
83
Totaal
Schatkist-
Belee-
Papier
Div.
Data
bedrag
prom.
op het
reken. disconto’s rechtstr,
flfl95fl
buitenl.
(act.)
15 Juni’j
-191.002

t

191.000
153.044
1.070.718
r156.731
8

,,

‘421
222.002

1
222.000
148.766
1.046.226

1150.002
1

‘421
215.003

1
2-15.000
155.866
1.031.155

1153.694
6 Mei
‘401
9.853

1

217.726
750 1120.648

DUITSCHE RIJKSJ1ANTÇ.
(in mOl. R.M.)
1

Goud

“t

Renten-
t

And
er
e wissels, Belee-
Data
1


en

1

bank-
1

chèques en

1
deviezen

1
scheine

1
schadeistpapier
ningen

6 Juni 1942
1

76,9
1

247,4
1

22,135,1
1

16,4
2

,,

1942
1

77,1
1

262,1
1

22.093,3
1

18,6


23

Mei

1942
77
,
3
1

322,8
1

20.656,7
16,1
23 Aug. 1939
1

77,0

-1
27,2
1

8.140,0
22,2

Data
1

Ei/ee-

1
Diverse
1

Circe’TI
Rekg.-

1
Diverse
ten
1

Activa

1

la(ie

1

Crt.

1
Passion
6 Juni’42
19,8

t
-1.569,3

t
20.31 6,6
1

2.757,8

1
473.9
2

,,

’42
16,4

1
1.912,0

1
20.548,0
1

2.839,4

1
,
474.5
23 klei

’42
16,2

1
1.818,1

1
19.401.4
1

2.644,3

1
406,2
23 Aug. ’39
982,6_
1
1.380,5

1
8.709,8

1

1.195,4

1
394,2,

GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK. VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE. BRUSSEL.
(in milL
wrane.q)

a


BR
Ç)
nE

Ç)
0

4 Juni ’42
“1
21.819 1.647
55.259
3.861
28 Mei ’42
39.256 442 21.425 1.647
54.593,
3.867 3.560
20
,,

’42
39.030
525
21.272
1.652
54.271
3.843
3.611
15

,,

’42
38.786
743
21.543
1.609
54.172
3.871
3.889
7

,,

’42
38.451 763
21.436
1.596
54.030
3.900 3.567
8 Mei ’40
23.606
5.394 695
1.480
29.806

909

274

17 JUNI 1942

Alfa betische Index Ûverheidsmaatregelen op Economisch gebied

(Zie voor den alfabetischen index Overlieidsmaatregelen in 1941 het Jaarregister 1941, laatste bladzijde.)

Blz.
Aardappelen

……….. . ….
33,f47,
248
Aardolieproducten

………………102
Accijns

………………..
33, 185,
195
Afval

……………………….
165
Arbeidszaken

113, 189, 215,
227, 248,
272
Bank- en Credietwezen

……….
33,
195
Bankwet

1937

………………….
195
Bedrijfsvorm

……………………
59
Bedrijfsorganisatie Vee en Vleesch

. . .
59
Belastingen …………..33,
59, 227,
248
Bindtouw

………………….
33,
215
Binnenscheepvaart …

.

59.
156, 238,
248
Bloemkweekerij

…………….
155
Boschbouw

……………………
185
Bouwnijverheid ……………
47,

58,
113
Buitenlandsche Handel 47, 59,
75,

101,
113,
155, 204, 215, 227,
238, 248,
272
Chemische Industrie ……….
58,184,
248
Deviezenverkeer …………..
33,

59,
167
Diamant

……………………..
113
Dividendbeperking

………………
59
Drankwet

………………………
58
Economische

Sancties…………….
194
Eieren

……………………….
248
Electrotechnische Industrie

……….
58
Fruit…………………………
59
Garnalen………………………..
123
Gevogelte

……………………….
47
Grafische Industrie

……….
58,

75,
194
Granen ………………………..
205
Grasland

………….33,

67,
85,

155,
205
Groenten

…………………..
33,
155
Handel

……….204,

215,
227, 238,
248
Hennep

………………………..
205
Hout

……………………..
248,
272
Industrie

………………….
238,
248
Kaas

………………………
75, 227
Kamers van Koophandel

………
47,
184
Kantoormachines

………………..
156
Kapok

……………………
101, 165
Keramische Industrie

…………

194
Klompen

……………………..
272
Kunstmest

………………….

215
Kweekerij

……………………..
59
Landbouw 33, 47, 59. 67, 75, 85,
93, 102, 155,
165,

195,

205,
215, 227,
248
Landstancl, Nederlandsche …
33,

102,
272.
Leeningfonds

1940

. . . .

……….
102
.

Blz.
Machines ……………………..215
Meel en -producten …………101, 195 Melk en -producten …………..33, 205
Merkengeld …………………….113
Metalen 47, 58, 75, 155, 184, 195, 227, 238
Middenstand ……………195, 215, 272 Motorbrandstof…………..58, 165, 215
Nationale Plan ………………..101
Nederlandsche Coöperatieve Raad . . . . 194
Nicotine……………………….102
0111fl en vetten …….
…..102, 195, 215
Omzetbelasting…………..59, 102, 227 Ondernemingsbelasting …………..227
Oorlogsschade ……………..123, 184, 195
Organisatie’Bedrijfsleven 47, 402, 113, 123,
165, 195, 204 .215, 227, 238, 248
Paarden ……………………..215
Pacht …………….67, 102, 123, 165
Papier …………58, 102, 195, 204, 215
Pelterijen ……………………..58
Pensionbedrijven …………….. 58, 248
Peulvruchten ………………….205
Pluimveehouderij …………..165, 248
Postverkeer ……………………..59
Prijsregeling47, 58. 75, 101,143,423, 155, 165,
184, 195, 204, 215, 227, 238, 248
Radio …………………………47
Rantsoeneering………………….227
Registratierechten ………………..59
Restaurants …………………….75
Rijwielen ……………………47, 423
Rubber ……………………143, 423
Slachtvee ………..33, 59, 67, 248, 272
Smeerolie ………………………102
Spaar- en betaalzegelkasbedrijf .. 102,227
Spertijden Kleinbedrijf ………..75, 423
Suikerbieten ………………….205
Surrogaten-. ……… …………….155
Tabak ……………….47, 58, 113, 195
Tankgas………………………. 205
Textiel ……………………….102
Tuinbouw ………..33, 59. 102, 205, 227
Turf……………………………59
Tweelandenorganlsaties ……………..59
Uien…………………….. …..33
Varkens ……………………..59, 227
Vee. . 67. 165, 185, 195
2
205, 227, 248, 272
Veenproducten ………………….113

Blz Vee’oeder

………………
47, 102

238
Vennootschapsbelasting
…………..227
Verf en -grondsioffen

……….
102, 165
Vermogensbelasting………………
227
Vervoerswezen ……….
59,

102,

165, 248
Vestigingseischen

……………….
102
Vezelstolfen

……… ………….
215
Visscherij

……33,

47,

59,

102, 123,

215
Vlas

………………..
59, 75, 227, 248
Vleesch

…………….
59, 165, 185, 205
Voederbieten……………………
215
Voedselvooi’ziening

33,
47,

59,

75, 123,

155,
185, 205, 227 Vijandelijk

vermogen

…………….
215
Wol…………………………..
205
Vijnbelasting

……………………
33
Zaden ……47,

59,

402, 423,

156,

195,

205
Zuidvruchten

…………………..
195
Zuivel …………………………
227

Publicaties van het Nederlandsd Economich Instituut:

Dr. W. L. VALK Production, pricing and unomployment in the static state

……
(f
3,15e
geb.,
f
2,10*
ingen.)

Dr. H. J. FRIETEMA
Productie en prijsvorming
op
de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche en kolo-
niale

boter

…………………………………………………………
(j
3,15)*

Dr. Ir. A. BAARS’
Openbare

werken

en

conjunctuurbeweging…………………………………
‘(t 2,10)*

Dr. Ir. F. J.
C.
VAN DER SCHALK


Een analyse van de .arbeidsproductiviteit in Nederland

……………………..
(/
2,60)”

Dr. L. R. W. SOUTENDIJK

Methoden tot het vaststellen van den omvang der besparingen

…….. . ………..
(f 2,60)”‘

J. VAN DER WIJK
.
Inkomens-

en

Vermogensverdeeling

………………………………………
(1 2,60)*
.

Dr.
T.
KÖOPMANS
Tanker freigEt’ rates and tankship building

………………..(/3,15*
geb.,
12,10*
ingen.)

Overzicht
van
de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk 1er Nederlandén
van
1923
tot en met
1938,
samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
onder

leiding

van

Prof.

Mr.

P.
,Lieftinck

…………………
………………
(f
2,10)*

Dr.
A. WINSEMIUS

.
Economische

aspecten der internationale

migratie- …………………………..
(1
2,10)”

Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK


Egalisatiefondsen
en
monetaire politiek
in
Engeland, Nederland en de Vereenigde Staten
(derde

gewijzigde

druk)

…………………………………………………
(f
2,10)*

M. J. SCHUT
Tinrestrictie

en

tinprijs

. ‘

…………………………..

Dr. J.
R.
A. BUNING


De
beleggingen der bijzondere spaarbanken in Nederland ……………………..
(t 3,65)”‘

Uitgave: De Ereen F. Bohn N. V.

Haarlenz

,

.

Verkrijgbaar in dn boekhandel

V. 1299/3.
Verantwoordelijk voor den geheelen inhoud: Drs. M. F. J. Cool, te Rotterdam. Uitgevei:
H.
A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam. Drukker: H. A. M. Roelants, Lange Haven
,
141, Schiedam. K 2193.

Auteur