1 AP1IL 1942
conomischo-rSt
”ati
‘Ostische
Berichten,
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HÂNDEL, NIJVERHEID, FINANCIN EN VERJKEER
27E JAARGANG
‘
WOENSDAG 1 APRIL 1942
No..’ 1367
ËCONÔMISCH
RAADGEVEND BUREAU
t!.
Algemeene Diret:’ H. É. Swart, econ. drs.
ROTTERDAMSCHE
N.V.
,Stoomvaart-Mij. ,,Nederland”
Amsterdam
N.V.
Rotterdamsche Lloyd
Rotterdam
Indienen van aanvragen tot
prijsverhooging.,
Opstellen van kostprijscalcu.
laties.
Vers€rekken van economische
adviezen.
‘s-GRAVENHAGE,
Van Boetzelaerlaan 167, Tel. 550022
BÂNKVEREENIGING
ROTTEPDAMAJ4STERDM’s CRAVENHAGE
KAPITAAÉ
EN RESERVE –
t 62.000.000
SAFE LOKETTEN
TER 9ERGING VAN WAARDEN
150 KANTOREN
IN NEDERLAND
Koninki. Nederlcmdsche Boekdrukkèrij’
H. A. M. ROELANTS
SCHIEDAM
Onze terzake-kundige staf is te allen
tijde voor gratis advies te Uwer
beschikldng.
Tel. 69300 (3
lijnen)
AMSTERDAMSCHÉ BANK N.V.
AMSTERDAM.
Open bewaarneming van
effecten
Adviezen voor belegging
Uitvoering van beursorders
Openbare werken en
Conjunctuurbeweging
door
Dr. Ir. A. Baars
PRIJS f 2.10*
Prijs voor donateurs en leden
van het N.
E. 1.
f 1.50.
In den boekhandel verkrgbaar
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM
RMeesfiZoonen
Ao. 1750
BANKIERS ‘EN ABSNKA1OTIE-MAKELAARS
ROTTERDAM.’
AMSTERDAM (As.)
s.GRAVENHAGE
DELFT – SCHIEDAM
V LA
AR DINGEN
0
BEHANDELING VAN
ALLE
BAN KZAKEN
Ter vervanging van haar door brand verloren geganen voorraad
nummers
van
BEZORGING VAN ALLE
Economisch-Statistische Berichten
en
Economisch-Statistisch t4aandbericht
ASSURANTIËN
van den jaargang 1940,
zou
de redactie het zeer op prijs stellen, indiende
lezers, die hun exemplaren kunnen
missen, deze
aan haarzouden willen afslaan.
W
%
VERLIESPOSTEN-VOORKOMEND-SYSTEEM
BESTAANDE UIT VIER DIENSTEN
/
Deze tijd is rijk aan veran-
deringen. Laat daarom Uw.
-.
onbetaald gebleven oude
posten inschrijven bil
DIENST IV VAN HET V.V.S.
–
VAN DER GRAAF & Co. N.V.
AMSTERDAM C.
-. AMSTELSTRAAT 14-18
ABONNEERT U OP
DE : ECONOMIST
ORGAAN VAN HET NED. ECONOMISCH INSTITUUT
Onder redactie van:
Th. Ligthart, Cli. Raai,jmakers,
C. A. Verrijn Stuart, G. M. Verrjn Stuart, F. de Vries.
De Economist verschijnt den
löden van elke maand. ,De
prijs voor den jaargang be.
Met 1942 begon de Eén-en-negen-
draagt
t
12.60*
voor ‘t binneni.,
tigste jaargang:
franco
p. 0.113.40*;
voor stu- denten
t
10.60′.
franco p. p.
Proefnummer gratis op
t 11.30′; t 13.50,
voor het
bul-
aanvraag verkrijgbaar!
tenland, bij vooruitbetaling.
Abonnementen’ worden ook door den boekhandel aangenomen.
UITGAAF VAN
DE ERVEN
F.
BOHN’
N.V.
HAARLEM – POSTGIRO 5403
De Naamlooze Vennootschap
Maandblad voor den Ondernemingsvorm en het
Bedrijfswezen in, Nederland en Nederlandsch-lndië
Inhoud Maart-aflevering 1942
–
No. 12. jrg. 20
Ontslag en Dienstverband
Mr. W. C. L. van der Grinten
Hervorming van het Ontslagrecht II
–
Mr, A. J. Haakman
Agio op de fiscale balans ……..Mr, H. A. Zeven
Overzicht van de nieuwste sociale wetgeving 1
Mr. J. J.
M.
van der Ven
Naheffing Rijksopcenten Winstbelasting 1940
Mr. L. E. Pieters
Abonnementsprijs
f 10.50
per jaar. – Losse afleveringen
f 1.-
Uitgave: H. v. d. Marck’s Uitgevers Maatschappij N.V. ROERMOND
POSTREKENING 61631
Zo.o.e.tLe.,v
t.en:
Derde
Gewijzigde
Druk
van
• Egalisatiefondsen
en Monetaire Poli-
tiek in Engeland,
Nederland en de
Vereenigde Staten
door
Prof. Dr. H. M. H. A. van der Valk
• 30ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1. fl.50)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. BOHN N.V., HAARLEM
Laat Uw
JAARGANG
inbinden!
Stort f 0.75 op girè 5858 ten nante
van H.A.M. Roelcmts, Schiedam
met vermelding: Band E.-S. B.
1941 en U ontvangt, zoodra de
oplaag gereed is, franco per
post Uw band toegezonden.
Bij franco opzending van Uw
jaargang aan
II. A. M. ROELANTS
SCHIEDAM
onder gelijktijdige storting van
f 2.40 op giro 5858, ontvangt U,
zoodra de banden gereed zijn,
Uw Jaargang keurig gebonden
franco huis terug.
(Uitvoering van den band linnen
rug, verder stevig beplakt bord)
“S
1 APRIL 1942
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Fjconomisch
,
-rStatistisché
Berichten.
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID,FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
27E JAARGANG
WOENSDAG 1 APRIL 1942
No. 1367
HOOFDREDACTEUR:
– M. F. J. Gooi (Rotterdam).
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:
H. W.
Lambers (Zwartewaal).
Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Abonnements prijs voor het weekblad, waarin tijdelijk
i.. op genomen het Econom isch- Statist isch Maandbericht,
franco p.
p.
in Nederland f 20.85′ per jaar. Buitenland en
koloniën f 23.— per jaar. Abonnementen’ kunnen met elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per ultimo van
eik kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden van het Nederiandsch Economisch Instituut ontvangen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere
publicaties. Adreswijzigin gen op te geven aan de administratie.
BERICHT
In verband met de a.s. feestdagen zal liet volgende
nummer een dag later verschijnen.
M.C.
INHOUD:
Blz.
De ontwikkeling van de Rijksbureaux voor Handel
en Nijverheid door
G. Brouwers …………….146
De verticale bedrijfsorganisatie op het gebied der
voedselvoorziening door
ll’Iej. Mr. E. W. Hoetink 151
B o e k b e s p r e ki n g e n.
Guido Fischer: L. S. Ö. Kosten und Preis, bespr.
– door
Mr. B. Moret …………………….154
Over’heidsmaaregelen – op
econo-
misch
gebied
……………………..
155
M a a n d c j f e r s.
Maandcijfers en weekcijfers betreffende den econo-
mischen toestand, van Nederland …………
155
Statistieken
Stand van ‘s RijksKas – De Nederlandsche Bank
156
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Gedurende zeer geruimen tijd viel er van de
geldmarht
uiterSt weinig te vermelden, behalve dan de langzamerhand
tot routine geworden constateering, dat de verdere ver-
ruiming aanhield, als gevolg van de geleidelijke stijging
van de portefeuille .,,papier op het buitenland” op de
balans van De Nederlandsche.Bank, al dan niet in com-
binatie gezien met den post ,,diverse rekeningen”. Sedert
de Schatkist geen papier rechtstreeks meer bij de centrale
bank behoefde onder te brengen, en de financiei-ing geheel
op de open markt kon plaats vinden, beteekende de ge-
noemde ontwikkeling een voortdurend ruimer worden
van ‘de markt,- die in een stadium van’oververzadiging
was geraakt, hetgeen duidelijk werd – gedemonstreerd aan de -stijging van de ,,saldi van anderen”, waarin de
overtollige middelen zler banken en andere geldgevers, die
op de markt geen emplooi konden vinden, werden weer-
spiegeld. .
In den jongsten tijd
is
er eei vrij plotselinge wijziging
gekomen in de situatie. Niet alleen zijn de bovenvermelde
balansposten van De Nederlandsche Bank niet verder ge-
stegen, er is zelfs een daling ingetreden. Deze mutatie
echter
ZQU
op zichzelf geenszins voldoende zijn geweest
om werkelijk een zelfs maar tijdelijke kentering op de
geldmarkt te brengen; hoogstens zou de mate van over-
verzadigdheid zijn verminderd. Tegelijkertijd echter heeft
de Schatkist zeer omvangrijke bedragen schatkistpapier
aangeboden, met het gevolg, dat de geldgevers, die deze
posten opnamen, zich de noodige kasruimte verschaften
door het spuien van papier met korteren looptijd. In dit
materiaal ontstond een dusdanig aanbod, dat de rente-
tarieven omhoog gingen, zelfs tot boven het peil, waarop
de Schatkist zelve papier met dien looptijd offreert.
Overigens moet men aannemen, dat het geschetste ver-
schijnsel van tijdelijken aard zal zijn. Een belangrijk deel
der door de plaatsing van schatkistpapier aan de markt
onttrokken middelen zal immers op den eersten April
weer naar de markt toevloeien, terwijl de Schatkist daarna
waarschijnlijk geruimen tijd uit de markt zal’ blijven..
Bovendien kan worden verwacht, dat binnen afzienbaren
tijd de stijging van de diverse rekeningen en van de buiten-
land sche wisselpôrtefeuille zal worden hervat, wanneer
de speculatieve aankoopen van marken (bankpapier en
saldo), c.q. het ,,ophouden” van verkoopen, weer tot het
verleden behooren, resp. zijn
geliquideerd.
Er lijkt geen
enkele plausibele reden aanwezig te zijn om een defini-
tieve. kentering op de geldmarkt te verwachten. De zoo
juist bekendgemaakte wijziging van de Bankwet zal naar
het zich ldat aanzien op de geldmarkt zonder invloed
blijven.
De
obligatiemarke
heeft na een reactie van het koeis-
peil in de eerste helft-van de week weer een herstel ver-
toond, dat echter het koerspeil nog niet heeft teruggebracht
tot het
–
recente hoogterecord. De geruchten omtrent een
nieuwe leening, die eerst de markt drukten, hebben,
sedert men sprak van een conversie-operatie, hun koers-
drukkende werking grootendeels verloren, en daaraan moet
het herstel na de inzinking (welke was gebaseerd op de
verwachting van een consolidatie-operatie) worden toe-
geschreven. –
146
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
1 April 1942
DE ONTWIKKELING VAN DE RIJKS-
BUREAUX VOOR HANDEL EN NIJVERHEID
1
).
Inleiding.
De Rijksbureaux voor Handel eii Nijvrheid’ hebben
zich sedert het begin van den oorlog in een snel tempo
ontwikkeld tot zeer belangrijke instrumenten bijde uit-
voering van de economische politiek in ons land Vaak
bescheiden begonnen, zijn zij geworden tot veelzijdig ge-oriënteerde voorposten van het Departement van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart bij de uitvoering van zoo goed
als alle werkzaamheden, welke tot de competentie van
dit Departement behooren. Er is onderde huidige omstan-
digheden nauwelijks meer een terrein, waarop handel
en industrie niet op de een of andere wijze met de Rijks-
bureaux in aanraking komen en er in hun bedrijfsvoering afhankelijk van zijn.
.
I
I
–
Al zal de betekenis der Rijksbureaux voor de uitvoering
-van de economische politiek, zoolang de oorlog duurt
en waarschijnlijk nog geruimen tijd daarna, zeer belang-
rijk blijven, zoo kan toch worden geconstateerd, dat de
groei der Rijksbureaux in het.algemeen een zeker hoogte-
punt heeft bereikt. Dit is voor ons een reden, de ontwikke-
ling der Bureaux eens onder de loupe te nemen en, aan
de hand van een algemeen overzicht van de belangrijkste
hunner werkzaamheden, een indruk te geven van de
beteekenis, die zij op het oogenblik voor het economische
leven van ons land bezitten. Dit is ook daarom van belang,
aangezien de totstandkoming van de officieele organisatie
van het bedrifsleven, zooals die door de zgn. Commissie-
Woltersom is ontworpen, de gelegenheid heeft geschapen
zich te bezinnen op de taak, die het ambtelijk apparaat
eenerzijds en het georganiseerde bedrijfsleven anderzijds
bij de uitvoering der economische politiek hebben, teii-
einde aldus tot een zekere werkverdeeling tusschen beiden
te komen. –
Aan de hand van de historische ontwikkeling zullen wij
daarom eerst een overzicht geven van de belangrijkste
werkzaamheden, waaruit dan tevens de moeilijkheden
zullen blijken, waarvoor de Rijksbureaux in den loop van
den tijd een oplossing hebben gvonden en nog moeten
vinden. Gegeven de veelzijdigheid van het werk en de vele
complicaties, waarvoor de oorlogsomstandigheden ons
hebben gesteld, kan dit beeld uiteraard slechts zeer sum-
mier zijn,en niet moer dan een beperkten indruk.geven
yan het vele werk, dat is verzet. Reeds dit heeft naar onze
meening echter op het oogenblik zijn beteekenis.
• In dit verbnd.zullen wij tevens aandacht schenken aan
de verhouding der Rijksbureaux tot de rechterlijke macht,
een vraagstuk, dat ontstaan is ten gevolge van de moei-
lijkheden, welke de verzekering van de naleving der voor-
schriften van de Rijksbureaux heeft doen ontstaan, eii
dat voor ons land, gewend als het was aan een zoo goed
als volstrekte scheiding tusschen uitvoerende en rechter-
lijke macht, geheel nieuw is, en zoowel voor Rijksbureaux
als bedrijfsleven van groote actueele beteekenis.
Tenslotte zullen wij dan een beschouwing wijden aan
de verhouding van de Rijksbureaux tot de organisaties
van het bedrijfsleven. Op deze wijze hopen wij, zonder
naar volledigheid te streven, een algemeen inzicht te
kunnen geven in de groote lijnen van het gecompliceerde
organisme, waartoe de Rijksbureaux hederi ten dage
zijn gegroeid.
Ontstaan.
Vooraf mogen enkele opmerkingen gaan over het ont-
staan der Rijksbureaux. Het uitbreken van den oorlog in
1939 stelde Regeering en ibedrijfsleven voor yele proble-
men; twee daarvan waren een regelmatige voorziening
van de bevolking met de beschikbare voorraden en de
‘)
Dit artikel is een bewerking van een
voordracht,
gehouden
voor een aantal leden van cle rechterlijke macht.
–
aanvulling dier vocrraden door p’oductie en invoer:
Het betrokken Departement stond ei wat dit betreft in
1939 wel beter voordan zijn voorganger in .1914. Ont-
braken toen immers zelfs de vele wettelijke bevoegdheden,
die noodig waren om een modernen oorlogstoestand eco-
nomisch het. hoofd te bieden, in 1939 stond een aantal
wetten ter beschikking, die in den voorafgeganen tijd
met het oog op militaire eventualiteiten tot stand waren
gebracht.: Wij noemen hiei met nanie reeds de Distributi-
wet en de Prijsopdrijvingswet.
Daarnaast had de depressie van de dertiger jaren een
diep ingrijpen in het eèonomische leven noodzakelijk ge-
maakt – wij noemen de contingenteeringspolitiek en de
ordeningspolitiek -, waardôor een nauwe aanraking met
het bedrijfsleverï tot stand was gebracht, en een groote
administratieve ervaring was verkregen. Dientengevolge
behoefde men bijv. in den landbouwsector nauwelijks
tot een sterker ingrijpen over te gaan dan reeds voor
den oorlog was geschied.
Op industrieel gebièd gold dit in mindëré mate. Ondanks
•de vele maatregelen kende men hier toch niet het ver-
gaande ingrijpen in
.
productie, afzet en prijsbepaling,
hetwelk men op agiarisch gebied aantrof. Vandaar dat
het kernapparaat, dat in de afdeelingen van het Departe-
ment van Handel, Nijverheid en Scheepvaart ter oplossing
van de vele nieuwe moeilijkheden ter beschikking stond,
niet voldoende was, en speciale organen mQesten worden
gecreëerd. Aldus ontstonden de Rijksbiireaux voor Handel
en Nijvrheid.
De verhouding tot hét :bèfr,i,
s
l
een
Teneinde de noodzakelijke maatregelen voor te be-
reiden waren reeds vôÔr den oorlog zgn. kernbureaux
gesticht, waarin de
–
ambtelijke adniinistratie, in samen-
werking, met vertegenwoordigers van htbedrijfsleveB,
bepaalde regelingen had getroffen. Deze samenwerking
was eÖh ohmisbaar vereischte voor en goed function-neeren van het bestuursapparaat. De ingrijpende maat-
regelen,. die in den loop van den tijd’ moesten worden ge-
troffen, konden immers slechts dan op een bevredigende
wijze worden doorgevoerd, indien het deskundige bedrijfs-
-leven daarin nïedé zijn stem had. Deze medewerking
van het bedrijfsleven uitte zich, toen dd oorlog eenmaal
een feit was geworden, op tweeërlei wijze. In de eerste
plaats werden de Rijksbureaux voor Handel en Nijverheid
gesteld onder leiding van prsonen, die voor het grootste
gedeelte hun sporen op het gebied van administratief
beheer hadden verdiend- en die een groote kennis bezaten
ian de bedrijfstakken, waarover zij in toenemende mate
het bestuur moesten voeren. Daarnaast werden
–
deze
directeuren bijgestaan door zgn.. Commissies van Bijstand,
samengesteld uit op den – voorgrond tredende figuren uit
het bedrijfsleven en waarin ook het Departement ver-
tegenwoord-igd was. In deze Commissies werden- de richt-
lijnen behandeld, op grond waarvan de te treffen maat-
regelen moesten worden uitgevoerd. Op deze wijze kon dus worden verwacht, dat met de stem van het bedrijfs-
leven in de uitvoering der maatregelen voldoende rekening
werd gehouden.
De organisatorische opzet.
De figuur was nu deze, dat de ondernemingen, die onder
de distributieregelingen vielen,bij een Rijksbureau waren
ingeschreven. Het lag voor de hand, dat, aangezien aan-
vankelijk voornamelijk de distributie van tgrondstoffen
van beteekenis was, de organisatie der Rijksbureaux
naar het grondstofcriterium geschiedde, zoodat alle onder-
nemingen, die bij een bepaalde grondstof belang hadden,
bij het betreffende Rij ksbureau waren ingeschreven.
Zoo waren er Rijksbiireaux voor Huiden en Leer, voor
Textiel, voor Rubber, voor Metalen, voor Papier, enz.
Het was ook mogelijk geweest de organisatie van -de Rijksbureaux op te trekken op een andere basis, nl. niet
1
April 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
147
op de grondstof, doch op den bedrijfstak. Dit zou met
zich hebben: gebracht, dat de betreffende Rijksbureaux
niet de zorg voor het geheele bedrijfsleven met betrekking
tot een bepaalde grondstof op zich hadden genomen,
doch dat zij dit voor een bepaalden bedrijfstak hadden
gedaan, maar dan ten aanzien van alle vraagstukken,
die de oorlogsmaatregelen voor de betrokken onderne
mingen met zich brachten. Een dergelijke indeeling
kreeg ‘vooral beteekenis, toen het aantal maatregelen
zich uitbreidde en de ondernemingen verplicht waren zich
bij meerdere Rijksbureaux te doen inschrijven. De figuur, welke tenslotte ontstond, is te beschouwen
als een compromis tusschen beide systemen. Met erkenning
van de beteekenis van het tweede systeem, kon toch,
gezien de belangrijkheid van verschillende grondstoffen,
een centrale hanteering van deze grondstoffen niet worden
gemist. Geleidelijk aan werden daarom de grondstoffen-
Rijksbureaux belast met de uitvoering van alle maat-
regelen, die voor den bedrijfstak, waarvoor hun product
als hoofdgrondstof kon worden beschouwd, van belang
waren. Voorzoover hun grondstof ook werd gebruikt door
andere bedrijfstakken, wezen zij bepaalde contingenten
toe aan hun zuster-Rijksbureaux, die deze dan weer over
hun ondernemingen verdeelden. Al ging het in de practijk
niet steeds zoo eenvoudig als hier wordt medegedeeld –
men denke bijv. aan de uitzonderlijke positie van het Rijks-
kolenbureau – zoo werd op deze wijze toch in belangrijke
mate een centrale verzorging van de grondstoffen met een
centrale verzorging van de bedrijfstakken gecombineerd.
De ontwikkeling na de bezetting.
Alvorens op de concrete werkzaamheden der Rijks-
bureaux over te gaan, zullen wij nog enkele opmerkingen
maken over de wijzigingen, die de bezetting in deze organi-.
satie met zich bracht. De eischen, welke toen aan de Rijks-
bureaux werden gesteld, werden plotseling veel grooter.
De distributieregelingen moesten in alle scherpte worden
toegepast, de prijspolitiek werd van Scuter beteekenis,
de dislocatie van voorraden werd een probleem, evenals
de herdistributie van grondstoffen. Het werk werd dien-
tengevolge niet slechts veel omvangrijker, doch het moest
ook in veel sneller tempo tot uitvoering worden gebracht.
De vaak omvangrijke Commissies van Bijstand, die op
een rustig overleg van algemeene richtlijnen waren in
gesteld, konden in hun bestaanden vorm dan ook niet worden gehandhaafd. In hun plaats trad veelal een uit
enkele personen bestaand ,,bestuur”, welks taak in be-
langrijkere mate dan die van de vroégere Commissie van
Bijstand echter een adviseerend karakter had, daar het
zwaartepunt onvermijdelijk in sterkere mate bij de direc-
teuren der Rijksbureaux kwam te berusten. Teneinde
intusschen het contact met de verschillende onderdeelen
van den bedrijfstak zooveel mogelijk te handhaven,
zochten vele directeuren het daarnaast in de richting
van persoonlijke adviseurs voor deze onderdeelen.
De verhouding tot het bedrijfsleven trad in een nieuwe
phase, toen de officieele organisatie van het bedrijfsleven
door de Commissie’Woltersom tot stand kwam, die tot
een geleidelijke opheffing van de besturen aanleiding gaf.
Op dit belangrijke punt zullen wij. aanstonds in ruimer
verband evenwel uitvoeriger ingaan.
De distributie..
Wanneer wij nu een samenvatting willen geven van de
werkzaamheden, waarmee de Rijksbureaux zich in den
loop van den tijd zijn gaan bezig houden, dan moeten wij
beginnen met de distributie, welke, al is de functie der
Rijksbureaux aanzienlijk veelzijdiger geworden, toch
steeds het belangrijkste onderdeel van hun taak is g&
bleven.
Vodrwaarden voor een goede distributie waren in de
eerste plaats de reeds genoemde inschrijvihg van het
bedrijfsleven bij de Rijksbureaux en daarnaast een inven-
tarisatie van de bij deze ondernemingen beschikbare
voorraden. Ook wanneer een distributieregeling na Sep-
tember 1939 nog niet direct in werking trad, werdeif toch
deze voorbereidende maatregelen réeds getroffen, teneinde
de goede functionneering van de later te treffen maat-
regelen zooveel mogelijk te verzekeren. Inschrijving en
inventarisatie beiden waren reeds geen eenvoudig?
zaak. Soms had men te maken met honderden, ja duizendèn
fabrikanten en fabrikantjes. Daarnaast waren de artikeien,
die moesten worden geïnventariseerd, vaak zeer..gevarieerd
van aard, en eischte het veel overleg eer men tot een op-
somming van de soorten was gekomen, die gespecificeerd
moesten worden opgegeven.
Naast de registratie en de inventarisatie werd veelal
reeds aanstonds een verbod tot het verkoopen of ver-
werken van bepaalde goederen ingesteld, hetwelk dan
echter weer werd opgeheven door een algemeene dispen-
satie van het aatvragen van vergunningen. Deze juridi
sehe voorbereiding maakte het mogelijk, indien noodig,
aanstonds de werkelijke distributie in werking te stellen. Zij schiep bovendien de gelegenheid de ondernemingen,
die zich misdroegen, en dus de algemeene dispensatie
niet verdienden, aan individueele vergunningen te binden.
Zoodra de distributie een feit werd, gesihiedde dit veelal
eerst in den vorm van de vaststelling van een bepaald
percentage, dat men van zijn verkoop of productie in
een bepaald basisjaar, bijv. 1938 of 1939, mcht verhande-
len, resp. verwerken. Op deze wijze werd reeds een, zekere
beperking opgelegd, zonder in de directe bedrijfsvoering
in te grijpen. Door gelijktijdig de verplichting op te nemen,
dat slechts normale hoeveelheden aan normale afnemers
mochten worden afgeleverd, voorkwam men storingen in
de aflevering en inschakeling van ongewenschte individuën.
Het ordenend karakter der distributie.
Reeds deze vorm van distributie bracht echter conse-
quenties met zich. De binding van verkoop of produc-
tie aan een bepaald bâsisjaar legde immers de verhoudin-
gen tusschen de ondernemingen in sterke mate vast, hield
geen rekening met de verschillen in groei en economische
.levensvatbaarheid en vertoonde daarmede dus een orde-
ningsaspect van een vrij ruw karakter. Dit vraagstuk is
van het begin af aan een der moeilijkste punten in de
distributie geweest, doch het was, gegeven de noodzakelijke
beperking, onvermijdelijk. Het grootste vraagstuk was in
dit verband uiteraard de keuze van het ‘basisjaar. Door dit verstandig te kiezen kon wrijving zooveel mogelijk
worden vermedei. Indien intusschen bepaalde onderne-
mingen na het basisjaar tot stand waren gekomen of
belangrijke uitbreidingen hadden bekostigd, kon hiermede
rekening worden gehouden door het toestaan van bij-
zondere productierechten. Met het schaarscher worden van de grondstoffen werd dit uiteraard bezwaarlijler en
werden de vestiging en de uitbreiding in sterkere mate anti
banden gelegd. . Tenslotte werd dit bij ‘het Bedrijfsver-
gunningenbesluit formeel geregeld, doch – daarop komen
wij straks nog terug.
Ging de voorraadpositie van een artikel sterk achteruit
of werd zij van een zeer wisselend karakter; dan kon een
globaal quoteeringssysteem als boven omschrevèn niet
meer opgaan, en moest men overgaan tot het telkenmale individueel toewijzen van bepaalde hoeveelheden aan de
ondernemihgen. Ook de handel moest dan met individueele
vergunningen gaan werken, al streefde men er zoowel bij
industrie als handel naar, de verhoudingen in het basis-jaar zooveel mogelijk te handhaven. Niet steeds was dit
echter uitvoerbaar. Het systeem van individueele toe-
wijzing maaktè het immers mogelijk de verwerking op veel meer directe wijze in te stellen op de behoefte aan
bepaalde artikelen. Men kon nu immers ook met specifieke
productiemogelijkheden van bepaalde fabrieken rekening houden. Tenslotte schiep het de mogelijkheid de verwer-
king, en dus het verbruik, nauwer aan te passen aan de
wijzigingen in de voorraden.
148
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 April
1942
1-let ingrijpen in de productie zelte.
Het is wel duidelijk, dat de doorvoering van dit distri-
butiesysteem, waarover nog zeer veel meer te zeggen zou
zijn, in de praktijk niet zoo eenvoudig verliep. Vooral toen
na Mei 1940 ons, in sterke mate op de overzeesche gebieden
georiënteeide, economische leven aan een grondige wijzi-
ging moest worden onderworpen, werd van het beleid
der Rijksbureaux meer en meer gevergd. Zij konden zich
niet langer bepalen tot het verdeelen van de grondstoffen
zonder meer, doch moesten overgaan tot het geven van
voorschriften omtrent de wijze van verwerking en de
productiemethode. Ook met het vraagstuk van de ver-
vanging moesten zij zich intensief gaan bezig houden,
teneinde hun productieprogramma’s aan de behoeften te
doen beantwoorden. Het is dan ook duidelijk, dat aan
bekwaamheid, initiatief en werkkraht van de Rijks-
bureaux hooge eischen werden gesteld, aangezien zij
practisch de leiding van productie en afzet van de onder
hen ressorteerende . bedrijfstakken in handen kregen.
Dat deze leiding in het algemeen met zoo weinig moeilijk-
heden gepaarl ging, is een bewijs niet alleen voor hét
begrip en de medewerking van het bedrijfsleven voor de
moeilijkheden van de Overheid, doch ook voor het beleid,
waarmede de leiding der Rijksbureaux haar taak vervulde.
Dit spreekt te meer, wanneer men bedenkt, dat, ondanks
de nuttige voorbereiding der eerste oorlogsmaanden,
vele Rijksbureaux met hun administratief apparaat toch
niet op deze groote eischen waren ingesteld, zoodat zij
zich in den loop van 1940 en 1941 in snel tempo moesten
uitbreiden.
De corn,nercieele functie.
Wij zouden bij de behandeling van de distributieve
werkzaamheden niet volledig zijn, wanneer wij ook niet
enkele woorden zouden wijden aan de commercieele func-
tie, die de Rijksbureaux in bepaalde gevallen tevens
moesten vervullen. Teneinde zich nI. de verkrijging
van sommige grondstoffen te verzekeren, bleek ht wensche-
lijk den aankoop, hetzij van buiteniandsche, hetzij van
binnenlandsche goederen,soms centraal ter hand te nemen.
Dit was somtijds niet slechts noodig om zich van de ge:
wenschte hoeveelheden te verzekeren, doch ook om te
voorkomen, dat de onderlinge concurrentie tusschen de
importeurs op de exportmarkten van grondstoffen te
hooge prijzen met zich zou brengen. Deze transacties
werden onder goedkeuring van het Departement door de Rijksbureaux uitgevoerd en geadministreerd. Zij hadden
daarbij vaak de moeilijke kwestie van de inschakeling
-der normale handelsbedrijven op te lossen, een vraagstuk,
dat in lateren tijd zelfstandig in toenemende mate de aan-
dacht ging vragen. Al was het niet steeds mogelijk in dit
opzicht aan alle geuite wensëhen te voldoen, Wet streven
zat toch steeds voor, de verhandeling der goederen zooveel
mogelijk langs de normale handelskanalen te leiden. Het
kostenvraagstuk speelde daarbij uiteraard ook een rol. Wij kunnen op deze zeer belangwekkende en actueele
kwestie in dit verband echter bezwaarlijk dieper ingaan.
De prijs politiek.
Naast de distributie eischte reeds spoedig ook het vraag-
stuk van de prijspolitiek de aandacht der Rijksbureaux
Met de distributiepolitiek behoort de prijspolitiek immers
tot de zeer belangrijke onderdeelen van de economische plitiek, die -in dezen oorlogstijd in de eerste plaats er op
gericht is de beschikbare goederen zoo gelijkiiiatig én tegen zoo laag m6gelijke prijzen aan de verbruikers te
doen toekomen. Wat de uitvoering betreft, was de prijs-
politiek intussehen nog moeilijker dan de distributiepoli-
tiek. Prijzen zijn uit hun aard nu eenmaal veel ongrijp-
baarder dan de condrete producten zelf. De moeilijkheden
op dit gebied werden nog verzwaard door de omstandig-
heid, dat, tengevolge van den oorlogstoestand, die ver-
hooging van inkôopprijen en vrachten met zich biaht,
het prijsniveau reeds spoedig vrij sterk in beweging ge-
raakte. Daarbij kwam de psychologische factor, die een
economisch niet gemotiveerde prijsopdrijving veroorzaak-
te. Gezien het feit, dat op dit gebied zoo goed als geen
ervaring bestond, en men dus ook tevoren niet in den
breede een schema had kunnen uitdenken, hetwelk op
de nieuwe gebeurtenissen van toepassing kon zijn, is het
begrijpelijk, dat in de eerte
.
00rlogsmaanden een prijs-
golf ontstond, die met geen verbod van prijsopdrijving
was tegen te gaan, doch gelukkig na korten tijd weer
luwde.
Aangezien echter was gebleken, dat met het verbod
van prijsopdrijving zonder meer op dit gebied niets te
bereiken was, werd reeds spoedig een volledig systeem
van prijsbeheersching ontworpen, dat in de volgende
oorlogsmaanden en in versnelde mate na Mei 1940 in
werking trad
2
).
Bij de uitwerking van dit stelsel van prijspolitiek
hadden de Rijksbureaux in tweeërlei opzicht een zeer
belangrijke taak, nI. op het gebied van de prijsvorming
en op dat van de prijscontrôle. Op het laatste punt zullen wij straks uitvoeriger ingaan, wanneer wij de functie van
de Rijksbureaux op het gebied van de contrôle in het
algemeen nader onder het oog z,ullen zien. Ten aanzien
van de prijsvorming kunnen wij echter veFmelden, dat zij
een belangrijke bemiddelende taak vervulden bij het ont-
werpen van algemeene prijsregelingen, die den vorm
hadden van uniforme maximumprijzen of calculatie-
schema’s. De samenstelling van deze dikwijls zeer tech-nische regelingen, waarbij de medewerking van het be-
drijfsleven niet kon worden gemist, had, vooral in den
aanvang, uiteraard heel wat voeten in dè aarde, waarbij
de diensten der Rijksbureaux als raadgevende instanties
onmisbaar waren.
De prijsstop.
Flun taak op dit gebied nam intusschen in belangrijk-
heid zeer toe, toen na de bezetting een algemeene prijsstop formeel kwam te gelden, zoodat een prijs zonder toestem-
ming van de centrale Ovérheid niet boven het niveau van
9 Mei 1940 mocht worden vastgesteld. Voor de uitvoering
van een dergelijke geweldige taak moest een gedecentra-
liseerd apparaat worden ingeschakeld, en dit apparaat
vormden de Rijksbureaux. Verzoeken tot prijsverhooging
moesten bij hen worden ingediend, waarbij soms uitvoerige
accountantsonderzoekingen noodzakelijk waren. In be
paalde gevallen ontvingen de Rijksbureaux voorts een
delegatie tot het zelfstandig beslissen op verzoeken ôm
prijsverhooging, zoo ten aanzien van invoergoederen,
voordat de ,,Invoerprijzenbeschikking” deze aangelegen-
heid in algemeenen zin regelde.
In- en uiwoerpolitiek.
Een derde hoofdprobleem, hetwelk nauw met de voor-
ziening verband hield, was dat van den in- en uitvoer.
Wat den uitvoer betreft, moest er voor worden gezorgd,
dat geen producten of bepaalde variëteiten er van werden
geëxporteerd, die voor de binnenlandsche voorziening
gewenscht of zelfs onmisbaar waren. Een uitvoerpolitiek,
uitsluitend gebaseerd op totale contingenten voor een
bepaalde periode, zooals die vÔôr September 1939 gold,
was in de schaarschtesituatie er na niet meer mogelijk,
zoodat een individueele beoordeeling van de verschillende
behoeften noodzakelijk wérd en dus oôk van de verzoeken
tot export. Terwijl de Rijksbureaux eenerzijds als advi-seurs van het Departement en het Crisis-Uitvoerbureau
bij de vaststelling der contingenten optraden, werden zij
anderzijds in bepaalde opzichten door dit Bureau weer gèdelegeerd bij de toewijzing van exportvergunningen
binnen het raam der contingenten.
‘) Voor nadere- bijzonderheden ter zake mogen wij verwijzen
naar onze beschouwingen dienaangaande in ,,Economisch-Statisti-
sche Berichten” van 21 en 28 Mei 1941. –
1 April 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
149
Een analoge figuur gaf de invoer te zien. De achteruit-
gang van onzen export eischte een nauwkeurige verdee-
ling van de beschikbare deviezen over de goederen, die
voor import in aanmerking kwamen. De Rijksbureaux, die aan de bron der voorziening zaten, konden waarde-
volle adviezen geven bij de vaststelling van de invoerlijsten.
Andere maatregelen.
Naast hun werkzaamheden op de hierboven genoefride,
met de voorziening samenhangende, gebieden kregén de
Rijksbureaux in toenemende mate een functie bij de verdere
economisèhe maatregelen, die de voortschrijdende oorlogs-
situatie noodzakelijk maakte. Vraagstukken als bedrijfs-vestiging, de inschakeling van uitgeschakelde bedrijven,
de kartelleering e.d. gingen steeds meer de aandacht
vragen. Op al deze gebieden werden de Rijksbureaux
het administratieve apparaat, waaraan het Departement
de uitvoering zijn&r maatregelen opdroeg. Het is uiteraard
niet mogelijk op al deze problemen dieper in te gaan.
Wij vermeldden reeds de kwestie van de inschakelinS van
uitgeschakelde bedrijven en willen hier bij wijze van voor-
beeld nog slechts de functie aanstippen, die de Rijks-
bureaux bij de uitvoering van het Bedrijfsvergunningen-
besluit hebben. 1-let Bedrijfsvergunningenbesluit is een
straffere editie van de oude Bedrijfsvergunningenwet.
Maakte deze laatste het mogelijk op verzoek van een
bedrijfstak de vestiging of uitbreiding van een bedrijf op zijn gebied aan de goedkeuring van de Ovérheidte
binden, het nieuwe besluit verbiedt in het algemeen vesti-
ging of uitbreiding van industrieele bedrijven zonder
vergunning, tërwijl tevens de vestiging van handels-
bedrijven en het gaan verhandelen van niet tot de normale
branche behoorende artikelen aan een goedkeuring werden
gebonden. Het lag voor de hand de voorbehandeling van
verzoeken tot vestiging of uitbreiding aan de Rijksbureaux
op te dragen, aangezien zij de tegenwoordige behoeften
en bezetting van de verschillende bedrijfstakken het
meest gedetailleerd kennen. Ten aanzien van het gaan
verhandelen van niet tot de normale branche behoorende
artikelen, ontvingen zij zelfs een delegatie om zelfstandig
te beslissen.
De naleving der 000rschriften.
Nadat wij in het voorafgaande een summier overzicht
hebben gegeven van de velé maatregelen, met welker uit-
voering de Rijksbureaux zijn belast, gaan wij nu’ over
tot de functie, welke de Rïjksbureaux hadden te vervullen
bij de verzekering van de naleving der getroffen voor-
schriften. Deze taak kan min of’meer worden beschouwd
– als het complement van de in het voorafgaande geschetste
positieve taak. Een goede functionneering van de laatst-
genoemde is immers zonder een consequente uitoefening
van de eerste niet mogelijk. In eerste instantie behoort het verzekeren van de na-
leving der door de Overheid getroffen voorschriften niet
tot het gebied van de uitvoerende administratie. In wezen
is zij immers het terrein van de rechterlijke macht. De
ontwikkeling ‘der omstandigheden was echter zoodanig,
dat de Rijksbureaux, wilden zij de gelding hunner voor-
schriften niet illusoir ‘zien worden, ook op dit gebied
bevoegdheden aan zich moesten trekken. Wat immei’s
was het geval?
Het complex van voorschriften, hetwelk sedert Septem-
ber 1939 aan het bedrjfsleven werd opgelegd, was niet te
vergelijken met de rechtsregels, waaraan men tevoren
was gebonden. Overtreding van de vele.nieuwe bepalingen
werd immers, aangezien deze nog geen gelegenheid had-
den gevonden te groeien in het rechtsbewustzijn van
de individuën, aanvankelijk niet als immoreel gevoeld,
terwijl de overtreding er van veelal ‘zeer winstgevend was.
Deze situatie met betrekking tot de overtreding der econo-
mische voorschriften maakte een krachtig optreden tegen
overtreders noodzakelijk, waarbij op snelle en grondige
wijze straffen werden uitgedeeld. Ook voor de rechterlijke’ macht was evenwel de situatie in dit opzicht geheel nieuw.
Ook zij moest zich de vele, in een snel tempo tot stand
komende, maatregelen eigen maken en haar opsporings-
apparaat er op instellen.Als gevolg hiervan was het tempo
van de veiwolging veelal te langzaam en de’straf te laag.
Deze immers stond veelal niet in verhouding tot de winst-
gevendheid van de overtreding.. Daarbij kwamen de moei-
lijkheden van de interpretatie der voorschriften; het
vraagstuk van de vervangingswaarde bij de toepassing
van de Prijsopdrijvingswet in het begin van den oorlog
vormt hiervan een sprekend voorbeeld.
De technische kennis, welke bij de beoordeeling van
overtredingen noodzakelijk was, speelde niet slechts een
rol bij de berechting, doch ook hij de osporing. Het
politioneele apparaat ontbrak het begrijpelijkerwijs, vooral
in het begin, aan die kennis ten eenen male.
Ter bekroning van de moeilijkheden op dit terrein, had
men dan nog te kampen met het bezwaar, dat de juridi-
sche formuleering van de voorschriften, die in grooten ge-
tale van de ‘Rijksbureaux uitgingen, aanvankelijk veel
te wenschen overliet.
De contrôle.
Dit alles bracht de Rijksbureaux onvermijdelijk tot zelf-
standig ingrijpen op dit gebied. In de’eerste plaats op dat
van de contrôle. Deze contrôle was uiteraard voornamelijk
van beteekenis op de beide hoofdgebieden van werkzaam-
heid: de distributie- en de prijspolitiek. Daartoe werden
speciale afdeelingen gecreëerd, soms voor de distributie-
en de prijscontrôle afzonderlijk, doch soms ook voor beide
doeleinden tegelijk. Het lag immers voor de hand, dat, al droegen de beide soorten..van contrôle ook een verschil-
lend karakter, voor een goede uitvoering er van veelal
toch algemeene bedrijfsgegevens noodig zijn, die, voor
beide afdeelingen gelijkelijk van beteekenis waren. De voornaamste kenmerken van de contrôle op dit ‘gebied
door de Rijksbureaux waren technische en bedrijfs-
econoi’nische deskundigheid. Een werkelijk efficiënte
contrôle bij handel en industrie zonder deze eigenschappen
behoort tot het rijk der onmogelijkheden. Dit feit gold
voor de prijscontrôle nog in bijzonder sterke mate, aan-
gezien de kostprijsadministratie bij vele bedrijven, in het’
bijzonder de kleinere, uiterst gebrekkig was. ‘De contrôle-afdeelinigen der Rijksbureaux bestrijken, zooals in het voorgaande is duidelijk geworden, niet het totale gebied van het bedrijfsleven. Dit is met name van
beteekenis voor de prijscontrôle, welke, gegeven het
algemeene karakter van de prijspolitiek, wel ‘over het
geheele bedrijfsleven moet worden uitgeoefend. Ten aan-
zien van’ den kleinhandel is deze contrôle tot dusvèr
gebleven bij het politioneele apparaat, dat in den
aanvang’ het. geheele terrein moest bestrijken, maar
met het tot ontwikkeling komen van de contrôle-afdee-
lingen der Rijksbureaux zich van het terrein van groot-
handel en industrie heeft teruggetrokken. Juist de prijs-
contrôle hij den kleinhandel eischt intusschen veelal ook
een zekere mate van bediijfseconomische kennis – wij wijzen op de, textielbranche -, die den politieman niet
eigen is. Bij de in gang zijnde reorganisatie op dit gebied
is het dan ook van groote beteekenis, dat een vorm wordt
gevonden, waarbij een samenwerking tusschen het politio-
neele apparaat ,en de contrôle-afdeelingen der Rijksbureaux
tot stand, wordt gebracht. ‘De bedrijfseconomische voor-
lichting, die’ het uitgebreide politioneele apparaat, het-
welk voor de contrôle op de kleinhandelsprijzen noodzake-
lijk is, op dôze wijze kan verkrijgen, zal aan de handha-
ving van de geldende voorschriften slechts ten goede
‘kunnen komen.
Ook de onderlinge ‘ samenwerking der contrôle-afdee-
lingen is intus’hen een punt van ‘groote beteekenis.
Yeelal kruisen imrners ‘de terreinen der Rijksbureaux
150
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
I
1 April 1942
elkaar, zoodat een zoo nauw mogelijke samenwerking,
in het bijzonder van verwante Rijksbureaux, de doel-
treffendheid van de contrôle zeer kan bevorderen. Met
het toenemen van de schaarschte is dit vraagstuk van
steeds grootere beteekenis geworden, en het laatste woord
over de organisatie van de contrôle is dan ook zeker nog
niet gesproken.
Het toepassen oan sancties.
Ook de bestraffing van overtredingen trokken de
Rijksbureaux, ten gevolge van de hiervoren geschetste
ontwikkeling, in toenemende mate tot zich. De hier-
onder volgende opmerkingen ter zake betreffen intusschen
voornamelijk het gebied van de distributie-overtredingen,
aangezien ten aanzien van de prijsovertredingen onder
den Gemachtigde voor de Prijzen een centraal apparaat
werd geschapen.
Wij vestigden er reeds de aandacht op, dat het zelf
straffen door de .Rijksbureaux van overtredingen hunner
voorschriften in eerste instantie niet tot hun taak behoort.
Zij staan daarvoor te dicht bij het bedrijfsleven, nemen te
zeer, ook al zijn zij ambtelijke orgafien, een vertrouwens-
positie in, dan dat zij ideale strafrechters kunnen zijn.
Zij zaten echter tusschen twee vuren: aan den eenen kant
hun verhouding tot het bedrijfsleven, aan den anderen
kant de noodzakelijkheid hun voorschriften te doen
handhaven. Ten gevolge van het langzaam• op gang
komen der rechterlijke macht hanteerden de Rijksbureaux.
dan ook reeds vroeg den voor de hand liggenden maat-
regel als straf op een overtreding der distributievoor-
schriften: het weigeren van een vergunning. Deze maat-
regel was intusschen een tweesnijdenci zwaard. Weliswaar
werkte hij snel en effectief, doch aan den anderen kant
had hij het nadeel, dat het distributieprogramma van de
Rijksbureaux er door in de war kon worden gestuurd,
met het gevaar van schade voor de goederenvoorziening.
Daarnaast was de maatregel veelal ook zeer zwaar, en kon
hij in bepaalde omstandigheden sociale consequenties
hebben. Vandaar dat het intrekken van vergunningen
als sanctiemaatregel slechts bij uitzondering door de
Rijksbureaux werd gehanteerd, en dat zij reeds vroeg
naar een ander middel omzagen. Dit middel was gelegen
in het
boetebeding,
gecombineerd met een eventueele
cautiestelling. Daarbij kon worden aangeknoopt aan de
kartelervaring, die men in vele bedrijfstakken met dit
middel reeds had opgedaan en waarmede verscheidene
directeuren van Rijksbureaux ook vertrouwd waren.
DeDistributiewet bepaalt nl., dat aanhet verleenen van
vergunningen voorwaarden kunnen worden verbonden.
Als een dier voorwaarden stelde men nu, dat de ingeschre-
ve,nen zich verbonden bij een door den direteur gecon-
stateerde overtreding zonder voorbehoud een geldsbedrag
te storten tot een zeker maximum, waarbij men tevens
als zekerheid veelal een bepaalde bankgarantie moest
stellen. Dit laatste was in de meeste gevallen een onmis-
baar complement van het boetebeding, aangezien het de
mogelijkheid schiep aanstonds te executeeren, terwijl men
zonder de cautie toch weer op den rechter zou moeten
terugvallen.
Ook dit middel is intusschen niet universeel toegepast,
omdat men er zoo mogelijk de voorkeur aan bleef geven,
vooral in gevallen van crimineelen aard, den strafrechter
in te schakelen. Deze laatste procedure werd gemakkelijker,
toen het instituut van den economischen rechter werd
ingesteld, die bovendien door het recente Economische
Sanctiebesluit in staat werd gesteld op effectieve wijze op
te treden. Intusschen gaat de ontwikkeling op dit terrein
uiteraard met een zekere geleidelijkheid, waardoor het
den Rijksbureaux ook in de naaste toekomst wel niet
mogelijk zal zijn geheel van ‘de eigen sanctiemiddelen
afstand te doen. Veel is op dit gebiéd nog in wording, en
wij volstaan hier tenslotte met er op te wijzen, dat naar
een regeling wordt gestreefd, waarbij zoowel deeconomi-
sche als de juridische beoordeeling van, overtredingen
zooveel mogelijk tot hun recht komen.
De Qerhoudiiig tot de nieuc4e organisaties van het bedrijfs-
lec’en.
Uit het bovenstaande is wel duidelijk geworden, dat de
Rijksbureaux voor Handel en Nijverheid, ondanks ge-
breken – onvermijdelijk door hun vaak overhaasten
groei —,tot onmisbare onderdeelen van het Departement
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart zijn geworden,
welke de vele moeilijkheden, waarvoor deze bewogen
tijd ons stelt, in het algemeen op een wijze hebben over-
wonnen, die bewondering afdwingt.
Intussehen kan niet worden ontkend, dat de Rijksbu-
reaux, juist door de snelheid der ontwikkeling op econo-
misch gebied en door hun positie als vertrouwensinstantie
van het bedrijfsleven, vaak meer adviseerende en uitvoe
rende werkzaamheden op hun schouders hebben genomen
dan hun centrale ambtelijke taak strikt genomen vorderde.
Zij hebben er veelal van den aanvang af dan ook naar
gestreefd om niet alleen het bedrijfsleven in te schakelen
bij het ontwerpen hunner regelingen, doch dit bedrijfs-
leven tot op zekere hoogte ook met de uitvoering daarvan
te belasten. De aanwezigheid van goed uitgeruste onder:
nemersorganisaties gaf daartoe in bepaalde gevallen de
gelegenheid. Zelfs werden deze soms ingeschakeld bij de
verdeeling van contingenten van distributiegoederen
over hun industrie.
De officieele organisatie van het bedrijfsleven, die van
een algemeen karakter is, heeft echter de mogelijkheid
geschapen, dit op veel ruimere schaal te doen en een
werkverdeeling tot stand te brengen, die het den Rijks-
bureaux mogelijk zal maken in sterkere mate als leiding
gevend ambtelijk orgaan op te treden en de’ uitvoering
vân verschillende maatregelen onder zekere voorwaarden
over té laten aan de zelfwerkzaamheid van het georgani-
seerde bedrijfsleven. –
Dit proces is op het oogenblik in vollen gang. De-organi-
satie van de industrie is tot stand gekomen en die van den
handel is reeds ver gevorderd. Zooals bekend mag wordei
verondersteld, zijn voor de hoofdgebieden van economi-
sche werkzaamheid, zooals de industrie, de handel, het
bankwezen, hêt verzekeringswezen, het verkeer en het
ambacht – de landbouw is op eenigszins andere wij ze
georganiseerd -, hoofdgroepen tot stand gebracht, welke
hoofdgroepen zijn . onderverdeeld in bedrijfsgroepen en
die weer in vakgroepen en eventueele ondervakgroepn.
Zoo kent de Hoofdgroep Industrie een bedrijfsgroep
textielindustrie, die weer tot vakgroep heeft de katoen-
industrie, enz. Van de Hoofdgroep Industrie maken in
totaal 28 bedrijfsgroepen deel uit met ongeveer 170 vak-
groepen. Deze bedrijfsorganisaties, ingesteld’ door den
Secretaris-Generaal van het Departement van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart, zijn offïcieele representanten’
van het bedrijfsleven, die een publiekrechtelijke functie
uitoefenen. Als zoodanig kunnen zij op hun gebied dan ook
verordeningen vaststellen, die overigens door genoemden
Secretaris-Generaal moeten worden goedgekeurd, terwijl
zij aangelegenheden van meer internen aard door aan-
wijzingen der voorzitters kunnen regelen.
Over de overdracht, van verscheidene maatregelen,
waarmede de Rijksbureaux zich tot dusverre in meer of’
minder sterke mate hebben beziggehouden, aan de bedrijfs-
organisaties wordt dan ook reeds uitvoerig overleg gepleegd.
Wij noemen hieronder enkele voorbeelden van werk-
zaamheden, bij de uitvoering waarvan de bedrijfsorgani-
saties een taak kunnen hebben:
de bedrijfseconomische en technisçhe voorlichting der
bedrijfsgenooten en het daarvoor benoodigde onderzoe-
kingswerk;
de normalisatie en standaardisatie,, van beteekenis in
verband zoowel met de prijs- als de distributiepolitiek;
het enquêteeren van gegevens bij het bedrijfsleven;
April 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
151
het deelnemen aan jaarbeurzen;
het adviseeren op het gebied van de prijsvorming en
het voorbereiden van algemeene prijsregelingen;
het uitvoeren
•
van
–
distributiewerkzaamheden onder
toezicht van de Rijksbureaux;
het adviseeren ten aanzien van den in- en uitvoer;
de saneering, uiteraard onder toezicht van de central&
Overheid;
steunverleening aan bedrijven, die door de buitenge-
wone omstandigheden zijn stilgelegd;
het adviseeren in alle ôverige aangelegenheden van
economischen aard.
Uit deze opsomming blijkt in de eerste plaats, hoe uit-
gebreid het terrein is, waarop de bedrijfsorganisaties zich
bewegen. In de tweede plaats blijkt daaruit, dat er een
aantal werkzaamheden zijn, die van nature de hunne zijn,
en andere, waarbij zij, in samenwerking met de Rijks-
bureaux voor Handel en Nijverheid, belangrijke diensten
aan de Overheid en dus het algemeen belang kunnen be-
wijzen. Van bij uitstek groote beteekenis is bijv. in dezen
tijd de adviseerende taak op het gebied van de prijsvor-
ming; de vële regelingen, welke op dit gebied tot stand
komen, kunnen slechts bevredigend functionneeren,
indien zij in de meest volstrekte samenwerking met het
bedrijfsleven zijn ontworpen. ‘Overigens is het juist hier
‘duidelijk, dat de definitiev
~
e vaststelling van deze rege-
lingen zoo zeer een zaak van publiek belang is, dat slechts
de centrale Overheid dit kan doen.
Verder nog kan de samenwerking gaan op het gebied
van de distributie. Behalve dat zij op dit terrein een
belangrijke adviseerende functie hebben, kunnen de be-
drijfsorganisaties,’ wanneer voor bepaalde producten
periodiek zekere contingenten over een bedrijfstak moeten
worden verdeeld, onder toezicht van het Rijksbureau
een delegatie daartoe ontvangen. In het bijzonder geldt
dit voor .hulpstoffen. Wanneer het vaststellen van, perio-
dieke contingenten door te kleine of te sterk wisselende
voorraden niet mogelijk is, en de toewijzing van geval tot geval geschiedt, moet uiteraard de zaak in handen van het
Rijksbureau zelf blijven, teneinde een volledig in het
productie- en voorzieningsplan passende distributie _te
verzekeren. Ook, de verdeeling over de verschillende
bedrijfstakken blijft uiteraard de taak van het Rijksbu-
reau. Op de wijze als hier summier geschetst, kan echter
een logische arbeidsverdeeling tot stand worden gebracht,
die zoowel aan de behoefte van de Overheid als aan die
van het bedrijfsleven tegemoet komt.
De contrôle op prijs- en distributievoorschriften ten
slotte is weer een terrein, dat ‘bij de Overheid moet
blijven.
. *
Wij kunnen hier uiteraard niet alle’ werkzaamheden,
waarvoor zoowel de Rijksbureaux als de bedrijfsorgani-
saties een taak hebben, de revue laten passeeren. Het zal
echter reeds uit het bovenstaande wel duidelijk zijn ge-
worden, dat in deze phase van de ontwikkeling der Rijks-bureaux een intensieve samenwerking met de organisaties
van het bedrijfsleven voor de hand ligt, en datzij zich
daardoor in sterkere mate kunnen concentreeren op hun
centrale leiding gevende taak als ambtelijke organen.
Wij vestigden er in het begin reeds de aandacht op, dat
de Rijksbureaux voor Handel en Nijverheid in hun ont-
wikkeling een zeker hoogtepunt hebben bereikt. Reeds nu mag echter worden vastgesteld, dat de diensten, die zij in dezen oorlogstijd het land hebben bewezen, zeer
belangrijk zijn te achten.
G. BROUWERS.
1
DE VERTICALE BEDRIJFSORGANISATIE OP
HET GEBIED DER VOEDSELVOORZIENING.
In het Organisatienummer van de ,,Economisch-Sta-
tistische Berichten” van 7 Januari jl. zijn besprekingen
gewijd aan de horizontale organisaties voor het bedrijfs-
leven van handel en industrie, welke door de Organi-
satie-Commissie krachtens de haar door den Secretaris-
Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid
en Scheepvaart overgedragen bevoegdheid worden op-
gebouwd. In dit artikel zal een aangelegenheid worden
behandeld, welke daarmede nauw verband houdt, ni.
de verticale bedrijfsorganisatie voor het gebied der voed-
selvoorziening, welke o grond van het
Organisatiebe-
sluit Voedselvoorziening 1941 (Besluit van den Secretaris-
Generaal van het Departement van Landbouw en Vis-
scherij van 28 Maart 1941, Verordeningenblad Stuk 14,
No. 69) thans bezig is zich te voltrekken.
De doelstelling oan dit besluit
–
op den inhoud waarvan
in een volgend artikel nader wordt teruggekomen
–
is: langs publiekrechtelijken weg een bepaalde bedrijfs-
organisatie te scheppen, welke in staat zal zijn om onder
toezicht van de Overheid de voedselvoorziening te regelen.
Bij nadere beschouwing van deze doelstelling kunnen
reeds terstond twee vragen rijzen:
–
10.
Waarom is het noodig een bedrijfsorganisatie te
creëeren, die de taak van de Overheid op het gebied der
voedselvoorziening moet overnemen?’
2° Waarom kunnen de door de Organisatie-Commissie
ook op het gebied der voedselvoorziening tot stand ge-brachte en alsnog tot stand te brengen organisatorische
groepen van handel en industrie deze regelingen niet op
zich nemen?
Voorgeschiedenis Qan het Organisatiebesluit Voedsel000r-
ziening
1941.
Met de beantwoording van de eerste vraag betreden
wij een gebied, waarover reeds een vrij omvangrijke
historische verhandeling zou kunnen worden geschreven.
De voedselvoorzieningsmaatregelen, zooals deze zich in
het bijzonder na Mei 1940 hebben ontwikkeld, zijn voor
een belangrijk deel voortgekomen ‘uit de zgn. landbouw-
crisismaatregelen. Een ieder nu, die eenigermate be-
trokken is geweest bij de landbouw-crisismaatregelen,
zal zich herinneren hoevele malen en op telkens andere wijze door de Regeering pogingen zijn gedaan om deze
maatregelen, waarmede zij hoe langer hoe meer bemdei-ingen had gekregen-als het ware van zich af te schudden,
door deze aan hét bedrijfsleven over te dragen. Het is
met het oog op de voorgeschiedenis van het Organisatie-
besluit Voedselvoorziening goed, deze pogingen in het kort in de herinnering te roepen. Na de centralisatie in 1934 van de, voordien in opzet
en uitvoering verspreide, steunmaatregelen voor den
land- en tuinbouw met behulp van de Landbouw-Crisis-
wet 1933 en het daarop gebouwde apparaat der zgn.
crisis-organisaties, ‘werd reeds in 1935 de behoefte ge-
voeld aan een grondige herziening in’ de wijze van uit-
voering en contrôle van de landbouw-crisismaatregelen.
Daartoe werd in November 1935 door den toenmaligen
Minister van Landbouw en Visscherij een ,,Commisie
Reorganisatie Landbouw
:
Crisismaatregelen” -ingesteld,
onder voorzitterschap van Prof. Mr. J. van Loon. In het
door deze commissie in September 1936 uitgebrachte
rapport kwam tot uiting, dat het centralistisch-bureau-
cratisch beheersysteem der Landbouw-Crisiswet belang-
rijk moest worden gewijzigd, teneinde de grondslagen
te leggen voor een ontwikkeling, waarbij de ambtelijke
organen en deel van haar taak aan uit het bedrijfsleoen zich
n’ormende groepen zouden overdragen. Hierin kwam dus
voor de eerste maal terug de gedachte van een ge-
decentraliseerd systeem van uitvoering en zoo mogelijk
ook regeling.door de bedrijfsgenooten zelf, welke gedachte
152
ECONOMISCH-STATISTICHE BERICHTEN
1 April 1942
ook aan de eerste economische regeling op het gebied
van den landbouw – nl. de Tarwewet 1931 – ten grond-
slag had gelegen. Door het Departement van Landbouw
en Visscherij is het door de Commissie van Loon geuite
desideratum eenigen tijd later nader uitgewerkt in het
Voorontwerp Landbouw-Oideningswet
1937. In dit voor-
ontwerp was een regeling ontworpen, waarbij de moge-
lijkheid werd geopend tot het instellen van bedrijfsor-
ganen, waaraan zoowel een adviseerende, uitvoerende
als verordenende bevoegdheid werd toegekend. Hierbij.
werd aangeknoopt aan de toen in behandeling zijnde
Grondwetsherziening, waarbij toevoeging van een nieuw
hoofdstuk ,,Van openbare lichamen voor beroep en be-
drijf” was voorgesteld. Dit voorontwerp heeft toenter-
tijd geen gunstig onthaal gevonden. Voor de daarin neer-
gelegde toekenning van verordenende bevoegdheden aan
bedrijfsorganen, hoezeer deze ook met waarborgen was
omringd, was men huiverig; tegen de instelling der be-
drijfsorganen door de Overheid had men bezwaar:
deze organen moesten uit het bedrijfsleven zelf voort-
komen. Tenslotte kwam vooral van de zijde vanbij de land-
bouwcrisismaatregelen betrokken
handel
en industrie
de critiek, dat het landbouwelement in de bedrijfsor-
ganen veel te sterk domineerde
l).
Toen dus bleek, dat
dit voorontwerp voorloopig geen kans had wet te zullen
worden, heeft de Regeering haar pogingen om, zij het op
andere wijze, in het systeem van de uitvoering der land-
bouw-crisismaatregelen grondig wijzigingen te brengen,
voortgezet. Daarbij werd er van uitgegaan, dat onder-
scheiden moesten worden de crisismaatregelen, die van
tijdelijken aard waren, en de blijvende ordeningsmaat-
regelen voor den landbouw. De crisismaatregelen dienden zooveel mogelijk door de bedrijfsgenooten zelf te worden
overgenomen. Daartoe werden zoowel met vertegen-
woordigers van de Centrale Landbouworganisaties als
met vertegenwoordigers van de bij den landbouw be-
trokken handel en industrie besprekingen gevoerd. De
resultaten van dit overleg werden neergelegd in een
tweetal rapporten van Februari en Juli 1939, uitgegeven
bij de Algemeene Landsdrukkerij. In deze rapporten
kwam men tot de conclusie, dat de bestaande organi-
saties van belanghebbenden organen – en wel vereeni-gingen – ter overneming van de landbouw-crisismaat-
regelen dienden op te richten: Ook dus hier weer de ge-
dachte van regeling door het bedrijfsleven zelf, zij het
dan niet op publiekrechtelijken grondslag. Aan de in’
deze rapporten vervatte voorstellen kon ten gevolge
van het intreden van den oorlog geen daadwerkelijke
uitvoering worden gegeven
2).
Hetzelfde was het geval
met de regeling, welke door de Regeering was beoogd
voor de totstandkoming van de meer als permanent ge-
dachte regelingen voor het bedrijfsleven in den land-
bouw. Deze regeling was ne’èrgelegd in het ontwerp Land-
bouw-Bedrijfsregelingwet, waarvan de behandeling in
de Tweede Kamer door het uitbreken van den oorlog
werd afgebroken. Dit ontwerp beoogde de mogelijkheid
van verbindendverklaring van bedrijfsregelingen, tot
stand gebracht door organisaties op het gebied van pro-
ductie, den handel in,en de be-. en verwerking van land-
bouwproducten en was eveneens als een voorlooper te
zien van een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie van
den landbouw
3
).
‘) Op dit laatste punt werd ook de aandacht gevestigd in een
bespreking van dit voorontwerp door Drs. J. J. A. Charbo in ,,Eco-
nomie” van Juli 1937.
‘) De juridische basis voor deze nieuwe organen was wel reeds
gelegd door de op 17 Aug. 1939 in werking getreden wijziging
van het Crisis-Organisatiebesluit 1933, waarbij een apart hoofd-
stuk Van de bedrijfsorganen” werd ingelascht.
‘) Deze ontwikkeling zou, indien zij gunstig blijkt te zijn, op
den duur er toe kunnen leiden, dat, op den grondslag van artikel
152 der Grondwet voor het bedrijfsleven in den landbouw, lichamen
in het leven worden geroepen, welke met verordenende bevoegd-
heid zouden kunnen worden bek’eed”. (Memorie van Toelichting
Ontwerp Landbouw-Bedrijfsregelingwet).
Aldus was bij het uitbreken van den oorlog de stand
van zaken op het gebied van het sinds 1935 steeds nijpen-
der geworden vraagtuk, op welke wijze in het systeem
van de landbouw-crisispolitiek ingrijpende wijzigingen
konden worden gebracht.’ Algemeen was het gevoelen,
dat de bestaande vorm, waarbij de Overheid. met haar
crisis-organisaties, die in wezen o”erheidsinstanties waren,
veel te veel op den voorgrond was getreden, en he
;
t bedrijfs-
leven meer en meer op den achtergrond was geraakt,
inderdaad niet langer kon worden bestendigd. Men was er
echtei nog niet in geslaagd den juisten vorm te vinden,
waarin het bedrijfsleven ‘meer daadwerkelijk ingescha-
keld kon worden. De moeilijkheden in deze materie lagen
vooral in het vinden van een vorm,waarmede zoowel de’
landbouw als de handel en industrie zich konden ver-
eenigen. Het was nu eenmaal niet te ontkennen, dat de
handel en industrie zich bij delandbouw-crisismaatregelen,
waarvan de doelstelling geheel op de belangen van den
landbouw waren gericht, ten achter gesteld voelden.
Alleen een orgainisatievorm, waarbij aan dit- gevoel elke’
redelijke grondslag zou zijn ontnomen, zou kans van sla-
gen hebben. Ook het gemis van organisaties, omvattend
alle producenten of alle tot een tak van handel of indus
trie behoorende ondernemers, zoomede de bij den han-
del in en industrie, van landbouwproducten bestaande
tegenstelling tusschen coöperatieve, en particuliere
handel en industrie, vormden een ernstige belemmering
voor de uitvoering der toen geprojecteerde plannen. Het
wis, gezien çle reacties uit het bedrijfsleven op de door
de Regeering ondernomen pogingen,. dan ook allengs
wel duidelijk geworden, dat, zoolang de landbouw-crisis-
maatregelen moesten worden gezien als maatregelen,
waarbij het belang van den landbouw, ni. het verkrijgen
van een voor dezen loonenden prijs, primair was, op de
bereidheid van handel en industrie om aan de overname
der maatregelen mede te werken, bezwaarlijk kon wor-
den gerekend. –
De ontwikkeling sedert Mei
1940.
Hoe heeft zich nu het vraagstuk van een meer gedecen-
traliseerde regeling en uitvoering der economische maat-
regelen op het gebied van den land- en tuinbouw, aafi de
oplossing waarvan dus reeds jaren was gewerkt, na het
intreden van den oorlogstoestand in ons land ontwik-
keld? Deze ontwikkeling is gegaan in een richting, welke
een redelijke kans biedt, dat de voor een bevredigende
oplossing . voordien ondervonden moeilijkheden, over:
wonnen kunnen worden. Ik moge dit met het’volgende
verduidelijken.
Ten gevolge van
het uitbreken van d,en oorlog en.de
daaruit voortgevloeide economische consequenties, in
het bijzonder met betrekking tot den invoer van voor ons
land benoodigde grbndstoffen en voedingsmiddelen, heb-
ben de landbouw-crisismaatregelen een essentieele ver-
andering ondergaan. Oorspronkelijk waren deze maat-regelen er geheel, en’ in latere jaren toch ook in hoofd-
zaak, op gericht een zoodanige opbrengst der landbouw-
producten te bereiken, dat de landbouw op redelijken,
grondslag in stand gehouden kon worden. De op grond van de Landbouw-Crisiswet 1933 getroffen regelingen
hadden ook somtijds wel een meer ordenend karakter,
bijv. op het gebied van den afzet, doch het verkrijgen van
een loonende opbrengst van den land- en tuinbouw was
toch het voornaamste doel. Deze doelstelling hield, naar bekend mag worden verondersteld, verband met den de-
plorabelen toestand, waarin de landbouw, ten gevolge
van de enorme prijsdalingen der landbouwproducten in
1930 en volgende jaren en de daarmede verbandhoudende
moeilijkheden voor het vinden, van een loonenden afze,t
van het overschot onzer producten, was komen te ver-
keeren. Door heffingen bij invoer of in het binnenland, of
door middel van toeslagen hij export, werd het prijspeil
der landbouwproducten kunstmatig omhoog gebracht;
1 April 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
153
door regeling der productie werd getracht de hoeveelheid
producten, welke noch in ons land, noch in het buitenland
loonenden afzet konden vinden, zob gering mogelijk te
doen zijn. Alle maatregelen, welke er op wezen hoezeer
het aanbod van landbouwproducten de vraag overtrof.
In deze situatie heeft de oorlog een ingrijpende wijziging
gebracht. Door het wegvallen van allen invoer van over-
zee zijn wij in Nederland gedurende den oorlogstijd in
hoofdzaak aangewezen op de productie van eigen bodem.
Het gedurende de crisisjaren immer aanwezige overschot
der landbouwproducten is verdwenen, in de plaats daar-
van is gekomen een voortdurend toenemende vraag,
waaraan slechts met inspanning van alle krachten kan
worden voldaan. Door dezen omslag van overschot in
schaarschte is ook het prijsvraagstuk van denlandbouw
in een ander stadium getreden
4).
Thans wordt
uitge-
gaan
van een redelijken prijs voor de Iandbouwproducten,
hetgeen op zichzelve een aanmoediging voor de productie
inhoudt, teneinde de zoo dringend noodige hoeveelheid
landbouwproducten te verkrijgen.
Moet men nu uit deze essentieel gewijzigde omstan-
digheden concludeeren, dat de regelingen op het gebied
van de voortbrenging en den afzet van de landbouw-
producten haar reden van bestaan hebben verloren en
derhalve zouden kunnen verdwijnen? Dit is geenszins
het geval.
Integendeel, deze maatregelen zijn thans noodzakelijker
dan ooit, slechts de moeilijkheden, welke zij moeten be-
strijden, liggen niet meer op het gebied van den overvloed,
maar op dat van de schaarschte,, of anders gezegd, zij
hebben niet meer tot doel de rentabiliteit van land- en
tuinbouw tevërzekeren, maar zij beoogen thans, uitgaande
van een behoorlijke geldelijke opbrengst voor den land-
bouw, zoodanige economische verhoudingen op het gebied
van productie en afzet van landbouwproducten te schep-pep, dat een onder de huidige omstandigheden zoo goed
mogelijke voedselvoorziening gewaarborgd is.
De land-
bouw-crisis maat regelen zijn derhalQe eoedselQoorzienings-
maatregelen geworden.
De plaats 9an het bedrijf sleoen in de iegelingen.
Met deze verandering in de structuur der maatregelen,
welke zich na het intreden van den oorlogstoestand lang-
zamerhand heeft voltrokken, is het probleem, op welke
wijze een meer gedecentraliseerde en deskundige totstand-
koming en uitvoering der maatregelen ware te bereiken,
echter niet tot oplossing gebracht. Integendeel, dit pro-
bleem is steeds nijpender geworden, toen de regeling der
voedselvoorziening tal van maatregelen en een diep in-
grijpen in het bedrijfsleven eischte. ‘Vil de Overheid niet
bedolven raken onder de taliboze regelingen en wil zij niet door de veelheid der details de groote lijnen van eèn juiste
economische politiek uit het oog verliezen, dan dient zij
een zeer groot deel van haar taak op het gebied der voed-
selvoorziening aan andere instanties over te kunnen dra-
gen.
Er is echter nog een andere reden, welke •het mèer en meer noodzakelijk maakt de verdeeling van de taak tus-
schen Overheid en bedrijfsleven in de te treffen economi-
sche regelingen aan een grondige herziening te ondérwerpen.
Het veelvuldig ingrijpen van de Overheid in het bedrijfs-
leven en het opleggen van tal van maatregelen, welke
bndernemers in hun bedrijfsvoering belemmeren, hebben
‘een zekere tegenstelling doen ontstaan tusschen de wijze,
waarop de Overheid wordt geacht de bedrijfsbelangen
te waardeeren, en die, waarop het bedrijfsleven deze zelf
ziet. Wil deze tegenstelling niet ontaarden in een toestand,
waarin de Overheid als alleen regelende instantie het
bedrijfsleven regeert en de ondernemer zelf passief deze
regelingen ondergaat, dan zal een ingrijpende wijziging
) Vgl. het artikel van J. Horring ,,Eenige principieele punten
betreffende de prijsbepaling van landbouwproducten’in ,,E.-SB:’
van 28 Januari 1942.
in de totstandkoming der economische regelingen moeten
worden gebracht en wel in dier voege, dat het bedrijfs-
leven niet alleen de regelingen zelf treft, maar dat het deze
ook ziet als strekkende tot zijn eigen belang. Het bedrijfs-
leven zelf is hierbij tevens bij uitstek in staat te trach-
ten het bedrijfsbelang met het belang van den particulieren
ondernemer zoo goed mogelijk te combineeren.
Dit alles geldt wellicht nog niet zon zeer voor den tijd
van deri oorlog, gedurende welke de Overheid uiteraard,
in verband met de eischen der oorlogseconomie, nog veel
aan zich zal moeten houden, doch wel in het bijzonder
voor den tijd na den oorlog, wanneer ordenende maat-
regelen op het gebied van de productie en den afzet zonder
twijfel evenzeer noodzakelijk zullen zijn. Indien dan een
vorm voorhanden zou zijn, waarbij een juist evenwicht is bereikt tusschen de taak der Overheid en de taak van
het bedrijfsleven bij het treffen van de economisch nood-
zakelijke regelingen, dan zal zulks ongetwijfeld voor de
economische toekomst van ons land van groote waarde
zijn.
– Op grond van al deze overwegingen werd dan ook aan
de mogelijkheden om het bedrijfsleven bij de totstandko-
minig en uitvoering der voedselvoorzieningsregelingen
in te schakelen, in den loop van 1940 opnieuw aandacht
gewijd. Het bleek daarbij reeds spoedig, dat er verschil-
lende factoren waren, waardoor eenige belangrijke vroe-
ger ondervonden bezwaren uit den weg waren geruimd.
Was voorheen steeds beoogd een .inschakeling van het
bedrijfsleven bij de landbouw-crisismaatregelen, thans
moest een organisatievorm worden gevonden, welke de
regeling der voedselvoorziening, in het bijzonder op het gebied van den afzet, op zich kon nemen. Bij deze rege-
lingen zouden landbouw, handel en nijverheid als volko-men gelijkgerechtigd naast elkaar kunnen staan, ieder de
plaats innemende, welke met zijn economische functie
in het proces van den afzet van het product van den pro-
ducent naar den consument overeenkomt. Voorts houd
de opbouw van een zelfstandige organisatie ter ontwikke-ling van het bedrijfsleven, waarmede krachtens het besluit
van den Secretaris-Generaal van het Departement van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart in November 1940
een aanvang was gemaakt, voor de organisatie der voed-
selvoorziening belangrijke mogelijkheden. Een der moei-
lijkheden voor een doeltreffenden organisatievorm, waarop hiervoren is gewezen, is steeds geweest, dat het den handel
en de industrie ontbrak aan organisatorische eenheden,
welke als vertegenwoordiger van een bedrijfstak of onder-
deel daarvan konden dienen. Het vormen van bedrïjfs-,
vak- en ondervakgroepen voor den geheelen handel en de
industrie, ook op het gebied der voedselvoorziening, zou
in deze leemte voorzien. Ook aan de bezwaren, welke de
tegenstelling coöperatieve en particuliere handel en indu-
strie.voorheen vaak opleverden, zou door het bijeenbren-
gen van alle bedrijfsgenooten in een vak- of ondervakgroep
tegemoet gekomen worden.
Was het nu – en hiermede kom ik tot de behandeling
van de tweede in den aanvang gestelde vraag – niet
mogelijk, dat de gezamenlijke door de Organisatie-Commis-
sie voor het gebied der voêdselvoorziening tot stand te
brengen organisatorische groepen de voedselvoorzienings-regelingen op zich zouden kunnen nemen? Dit nu is inder-
daad• niet mogelijk te achten. In de eerste plaats reeds
om deze reden niet, dat de organisatie van den producent
op het gebied der voedselvoorziening, dat zijn de boer,
de tuinder en de visscher, niet tot de taak van de Orga-
nisatie-Commissie behoort, en het is moeilijk denkbaar,-
dat men doeltreffende regelingen ten aanzien van den
‘afzet van voedselvoorzieningsproducten maakt, zonder
den producent daarbij in te schakelen. Er is echter nog
een andere reden, waarom de door de Organisatie-Com-
– missie ingestelde horizontaal georganiseerde eeiiheden
niet voldoende zijn voor een opbouw van een Organisatie,
S–.-
14
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 April 1942
welke een regelende taak moet bezitten ten aanzien van
den gang van een product. Deze horizonCale groepen kun-
nen zich nl. in beginsel slechts bezighouden met die pro-
blemen, welke in het Qlak oan haar horizontale groepee-
ring liggen.
Ook al zouden zij verder liggende problemen
in haar arbeid betrekken – industrieele groepen kunnen
zich bijv. oriënteeren,oi
–
ntrent afzetmogelijkheden – dan
hebben zij toch niet de bevoegdheid om daaromtrent rege-
len te stellen. Uit deze constellatie vloeit voort; dat, wil
men een organisatie scheppen, die in staat zal zijn de
economische regelingen, welke door de Overheid op het
gebied der voedselvoorziening zijn genomen, over te ne-
men en op haar eigen wijze voort te zetten, het noodig is,
dat van deze organisatie deel uitmaken lichamen, welke
door hun samenstelling en bevoegdheid in staat zijn den
geheelen gang van het product van producent tot consu-
ment te overzien en te regelen. Lichamen dus, welke als
het ware over een gébied der voedselvoorziening het be-stuur kunnen gaan uitoefenen, opgebouwd als zij dienen
te zijn uit allen, die eenige economische functie bij den
gang der producten in dat gebied vervullen, t.w.
de pro-
ducenten, de be- en Qerwerkers en de handel
in al zijn scha-
keeringen van export- en importhandel, binnenlandsche groot- en kleinhandel en tusschenhandel.
Met deze lichamen zou echter voor een doeltreffende
Organisatie niet volstaan kunnen worden. In de eerste
plaats immers dienen deze lichamen, willen zij werkelijk
organen van het bedrijfsleven zijn, organisch daaruit
te worden opgebouwd. Hiervoor is een zekere onderbouw
van organisatorische eenheden vereischt, waaruit de
organen kunnen worden samengesteld. In de tweede plaats
zou, wanneer bedoelde lichamen de eenige organisaties
zouden zijn, het gevaar, dat zij te zeer gecentraliseerde
en bureaucratische lichamen zouden worden, zeker niet
denkbeeldig zijn. Het zljn nu de organisatorische groepen ean
handel en industrie, in te stellen door de Organ isat ie- Comm is
sie, welke deze beide desiderata kunnen oeroullen.
Uit deze
bedrijfs-, vak- en ondervakgroepen van handel en in-
dustrie kunnen ni. niet alleen de organen van bovenbe-
doelde regelende lichamen ten deele worden samen-.
gesteld, doch aan deze groepen kan tevens een deel
vande taak dier lichamen worden overgedragen. Op deze
wijze zou een organische opbouw van de organisatie der
voedselvoorziening kunnen worden bereikt, terwijl tevens
en dit is voor een gunstige ontwikkeling zeker niet
minder belangrijk – de mogêlijkheid bestaat van ver-
gaande functioneele decentralisatie met den daaraan ver-
bonden grooteren waarborg voor een deskundige regeling
en uitvoering. –
In dezen gedachtengang werd de verticale bedrijfs-organisatie der voedselvoorziening, neergelegd in het
•
Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941, opgezet. Deze
biedt derhalve dit beeld, dat de leidende en algemeen
regelende taak zal berusten bij nieuwe lichamen, omvat-
tende producenten, handel en industrie, echter met twee
belangrijke modulaties:
dat deze lichamen voor een belangrijk deel opgebouwd
zijn uit de organisatorische groepen van handel, industrie
en ambacht;
dat in het werk dezer lichamen de organisatorische
groepen ingeschakeld zullen worden, door deze een deel
ter uitvoering over te dragen of ter regeling over te laten.
Hierbij zal in het algemeen als richtsnoer het subsidiari-
teitsbeginsel moeten gelden, nl. dat, wat het lagere orgaan
kan regelen, ook door dit orgaan moet worden geregeld.
In dit beeld mist men nog de binding met de produ-
centen, daar bij het uitvaardigen van het Organisatie-
besluit Voedselvoorziening 1941 met
•
de vorming van
een agrarische vakgroep nog geen aanvang was gemaakt.
Nadien is de Nederlandsche Landstand in het leven ge-
roepen, omtrent de ontwikkeling waarvan echter nog
geen voldoende gegevens voorhanden zijn.
Mej. Mr. E. W. HOETINK.
BOEKBESPREKINGEN
Guido. Fischer:
,,L. S.
Ö.
Kosten und Preis: Erkennt
nis und Folgerung aus der Praxis der L. S. Ö. Rech-
nung” (Leipzig 1941; Verlag QuelIe u. Meyer. Prijs
R.M. 6; 285 blz.).
Bij de ,,Verordnung über die Preisermittlung auf
Grund der Selbstkosten hei Leistungen für öffentliche
Auftraggeber” van 15 November 1938 zijn ,,Leitsiitze
für die Preisermittlung auf Grund der Selbstkosten hei
Leistungen für öffentliche Auftraggeber” (bij afkorting
gegeven, die gelden voor alle door de Over-
heid in Duitschiand aan de industrie gegeven opdrachten.
Het bovenstaande boek heeft niet de bedoeling een
commentaar op deze richtlijnen te geven: het bespreekt
de voornaamste bepalingen, maar geeft daarnaast de
beteekenis van de kostprijsberekening volgens deze richt-
lijnen voor het bedrijfsleven zelf en de practische toe-
passing van de voorschriften, niet alleen voor de calculatie
van een bepaalde order, doch tevens voor de opstelling
van de bedrijfsrekening. Immers de opdrachten van
den Staat en haar verschillende instanties nemen heden
ten dage een zoo groote plaats in het bedrijfsleven in,
dat ook voor de opdrachten van particulieren de ,,L.S.Ö.”-
berekening wordt toegepast. Daarnaast is de ,,L.S.Ö.”-
berekening van de bedrijfsresultaten noodig om de toe-
gestane bedrijfswinst over een periode te berekenen;
bij meerdere winst dient men, op grond van de ,,Kriegs-
wirtschaftsverordnungen”, indien mogelijk tot prijs-
daling te komen, of kan voor de overwinst de ,,Gewinn-
abführungs”-procedure q worden&toegepast De hiermede
samenhangende -problemen worden in het tweede deel
van het boek, dat over het probleem van den prijs handelt,
uitvoerig besproken. Hierbij wordt een vergelijking ge-
trokken tusschen de prijsvorming, zooals deze plaats
vindt in den toestand van het ongebonden bedrijfsleven,
en de prijsvorming, zooals die tot stand komt nu
de prijs dienstbaar gemaakt is aan het doel om de
behoeften der verbruikers in de door dén Staat gewenschte
banen te leiden.
Interessant zijn in dit verband de beschouwingen over
de prijs-,,Schichten”, waarbij de prijs van bedrijfsstand-
punt uit niet gezien wordt als een gesloten geheel, maar
als de vergoeding voor een aantal kosten, die niet altijd
geheel en niet altijd in gelijke mate door den opbrengst-
prijs gedekt behoeven te worden.
Bij herhaling wordt er op gewezen, dat het niet de
bedoeling van de ,,L.S.D.” is, de prijzen voor alle be-
drijven gelijk te stellen; zou men dit doen, dan zou hier-
uit een premie ontstaan voor de meer efficiënte bedrijven.
Ofschoon men het belang van een gematigde premie
erkent – immers dit is een prikkel om te komen tot
grooter efficiency of kostenverlaging voor de met hoogere kosten werkende bedrijven – zoo moet men in de ,,L.S.O.” niet meer willen zien dan een algemeene leidraad, waarbij
afwijkingen volgens de speciale omstandigheden van
ieder bedrijf mogelijk zijn. Nadrukkelijk wordt betoogd,
dat de ,,L.S.Ö.” geen rekening wil houden met kostén,
die niet ,,betriebsnotwendig” zijn; bij de contrôle van de
kostprijsberekening worden deze dan ook opgespoord en geëlimineerd. Met de problemen, die de afbetaling
van schulden of de financiering van het bedrijf na den
oorlog zullen stellen, mag geen rekening wordén gehouden.
In het eerste deel van het boek, dat de kostenzijde
behandelt, worden de kostenelementen uitvoerig be-
sp’roken. .
Door het feit, dat het boek opgebouwd is uit een aantal;
reeds.eerder gepubliceerde, tijdschriftartikelen, wordt de samenhang eenigszins geschaad. Ook is het te betreuren,
dat de tekst der betreffende verordeningen ontbreekt.
Mr. B. MORET.
1835 1960
1437 1597
2,93 2,50
• 2,25 2,25
1,25 1,25
4,13 3,81
• 4,20 4,20
5,31
5,45
117,1 125,6 133,1 142,8
127,1 136,9
141,1 150,2
9,25 10,76
9,50 11,03 11,18 13,42
10,15 12,10
23,91 28,89 20,10 24,92
3,36 3,56
0,451 0,41
1883
1435
3,00 2,75
1,25
4,32
4,19
5,43
126,5
141,8
184,3
151,7
7,99
17,62
11,15
15,65
32,63
25,05
5,00
2,58
1978
1615
3,00 2,67
1,25 4,13
4,18
5,16
121,6
137,2
130,3
146,2
10,86
13,04
15,44
14,61
38,72
29,46
8,57
0,69
1 April 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
155
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED,
HANDEL EN NIJVERHEID.
Buitenlandsche Handel.
Regeling van de verstrekking
van export-certificaten yoor metalen en metaalproducten-
voor Duitschiand, welke verstrekking via de verschil-
lende Rijksbureaux plaats vindt. (E. V. 13/3/’42, pag. 331).
Metalen. Verplichte opgave en verkoop van voorraden
grondstoffen en halffabrikaten van legeeringsmetalen aan
de Rijksbureaux voor IJzer en Staal en Non-ferrometalei.
(E. V. 13/3/’42, pag. 334; Stct. No. 46).
Prjsregelingon. Nadere prijsvoorschriften met betrek-
king tot prijzen van akkerbôuwproducten, prijzen spurrie,
boterzaad en zomerzaaigranen, gortprijzen, nieuwemaxi
mum-prijzen voor gedroogde groenten en wijziging van
de prijzen voor griendproducten. (E. V. 13/3/’42, pag.
331/32; Stct. Nps. 46 en 47).
Surrogaten. Door de Nederlandsche Meelcentrale is
opgericht het ,,Centraal Bureau voor Theesurrogaten”
met het doel den handel in grondstoffen voor theesurro-
gaten te orgniseeren en maatregelen te treffen ter
waarborging van de hoedanigheden van het product
De aankoopen van alle grondstoffen voor theesurro-
gaten zijn aan schriftelijke vergunning van bovenge-
noemd bureau onderworpen. (E. V. 13/3/’42, pag. 333).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Bescherming voedselvoorziening. Mededeeling, waarbij
er nogmaals op gewezen wordt, vooral voor de grens-
streken, dat houders van vôor de voedselvoorziening
belangrijke goederen verplicht zijn daarvoor die zorg aan
te wenden, welke redelijkerwijs van hen verlangd kan
worden. (E. V. 6/3/’42, pag. 293).
Bloemkweekerijproducten. Regeling van de verstrek-
king onder bepaalde voorwaarden, van uitvoermachti-
gingen – voor sommige bloemkweekerijproducten. (E. V.
-13/3/’42, pag. 333; Stct. No. 45).
Gedroogde groenten. Nadere regeling van den hander
in en verpakking van gedroogde groenten. (E. V. 6/3/’42,
pag. 296; Stct. No. 40).
Schearen van grasland.
Afkondiging van de ,,Tweede
Scheurbeschikking J3odemproductid”,inhoudende een re-
geling voor hen, dii’ vrijwillig en verplicht scheuren,
om dit voor 10 April 1942 te doen, behoudens voor klei-
grasland ten aanzien waarvan ontheffing van deze ver:
MAANDCIJFERS.
Maandcijfers en weekeijfers betreffende-den economischen toestand van Nederland.
(Centraal Bureau voor de Statistiek)
1041
11942 Omschrijving maandcijfers
Eenheid
Jan.
1
Febr.! Mrt.
1
Apr.
1
Mei
1
Juni! Juli
1
Aug. Sept.
1
Oct.
1
Nov.
1
Dec.
1
Jan.
103,3 101,7
59,5 56,8
iroverkeer.
Nederlandsche Bank
…….
Postchtque- en Girodienst
Ffeniestanden.
WisseldiscontoNederi. Bank
Prolongatierente, A’dam
Callgeldnoteeringen,
Rendement oblig.
‘) …..
Hypotheekrente onroerend.e
goederen
Hypotheekrente schepen
Koersen van Aandeelen.
Algemeen indexcijfer
……
Nijverheid
……………
w.o. prod.middeleb industr.
cons. goederen industr.
Spaarbanken.
Rij kspostspaarbank, inlagen
Rijkspostspaarbank, terug-
betalingen
…………
Bijzondere spaarb., Inlagen
Bijzondere spaarbanken, te-
rugbetalingen
………..
Uypotheken.(nwe
inschrijv.)’)
Totaal
………………
w.v. op geboitwen
op landerijen
……
op schepen
……..
Werk tooheid.
Werkloosheidsd.(excl. landb:)
Aantal werkl. eindemaand In-
genhr. bij Arbeidsbureaux
Werkverruimingen %verhloozenz.
Aantal tewerkgestelden bij
werkverruimingen ..
….
f1.000.000 f1.000.000
%
%.
% –
%
1930=100 1930=100
19 30 = 100
1930=100
1.000.000
t 1.00
•
0.000
11.000.000
11.000.000
f1.000.000 f1.000.000
11.000.000
f
1.000.000
%
1.000
1.000
2672 –
–
1951
1345
1445
3,00
3,00
2,75
2,75
1,64
1,25
4,56
4,63
4,29
4,24 5,44
5,37
113,4
115,1
126,2 128,5 120,8 123,0
133,4
135,8
8,64
8,74
18,75
13,91
11,16
11,37
20,35 12,89
22,06 23,34
18,96
19,10
2,88
3,85
0,22
0,38
183,0
119,5 108,9 106,8
33,1
52,8
56,1
58,7
675 2067
1470 1550
2,50
2,50 2,25
2,25
1,25
1,25
3,77
3,63
4,17
4j.6
5,05
5,05
133,6 143,0
652,7 161,3
147,0 154,1
160,3 170,7
11,03 10,66
15,16 13,93
13,05 13,87
12,58 12,92
25,37 23,96 22,18 20,53
2,741 2,97
0,45 0,46
63,4
9
) 13,6
4
)
106,4 103,0
1
58,11
56,2
2053 3037 2015
1660 1677
1624
1576
1536
2,50
2,50 2,50
2,50
2,25
2,25 2,25 2,25
1,25
1.25
1,25
1,25
3,60
3,63
3,74
3,67
4,14
4,11
4,14
§4,09
5,11
4,12
5,10
§5,04
141,1
149,9
142,8
131,6
157,4
167,9
169,8 166,4
150,2
161,4
163,6
160,4 166,8
176,6 177,9
174,5
10,31
11,26
12,26 12,73
13,57
11,51
9,48
8,35
13,72 15,29
13,48
§16,91
13,24
14,56
.11,93
§11,18
31,83
§30,03
77 72
§24,33
28,05
§24,81
43,25
§20,44
3,44
§3,91
4,87
§3,69
0,34
§1,31
29,60
§0,20
12,8′)
100,1
101,5
123,0
–
–
56,9
62,3
69,5
1691
138C
3,0(
2,H
1,2
4,2
4
:2
5,3
120,(
131,1 126,1 139,1
8,0
20,81
13,2
18,61
22,21
18,5
3,41
0,2
265,9
1
2,6
–
–
.,..
.-
Omschrijvmg
weekcijfers.
–
T3
0)
–
1941
—
–
1
1942
Q
z
–
0
z
0
z
.
t.)
.
a
-.
)
.
–
a)
.
•
a
te
te
‘
t.)
–
Ct Ct
Ot
C
)
t
‘
–
t-
.c
,.,
Percentage verkloosheids-
–
dagen (excl. landbouw)’)
%
§12,7
1
)
§13,6
1
)
§
14
1
0
§
17,8
§
25,7.
§
25,4
Totaal
aantal
werkzoeken
–
den’) (einde van de week)
1.000
180
184
183
188
194
–
201
208
214
221
226
230
231
235
w. o.
geheel werkloos
(excl.
–
werkverruiming)
–
1.000
104
105
102
106
110
116
120
126
132
141
145
139
141
Aantal
personen geplaatst
.
bij werkverrulmlng’)
.
. . –
1.000
58
61
62
63
06
67
–
68
69
70
.
70
–
70
70 70
–
Aantal
personen
geplaatst
in
Duitschland’)
……….1.000
144
149
151
152
152
151
.150
150
150
152
–
153
153.
–
153
Idem in Frankrijk’)
…….1.000-
29
29
–
29
–
29
29
29
29
29
–
29
29
29
–
29 29
§
=
voorloopig cijfer.
* =
onbekend.
i)
Volgens opgave van De Ned. Bank. Berekend viin 2 Staatsleeningen,
1
gemeenteleening,.
t
provinciale leening,
2 industrieele leeningen,
1
tramwegobligatie,
1
pandbrief.
‘)
Hieronder
niet
begrepen
enkele
hypotheken,
waarvan de geldschieter niet bekend
is.
‘)
Volgens opgave van het Rijksarbeidsbureau.
‘)
Volgens opgave van het Bureau Loon-
Onderzoek van het Departement van Sociale Zaken.
‘)
Onder aftrek van de teruggekeerden, voor zoover bekend hij de organen der
arbeidsbemiddeling. Gegevens van het Rijksarbeidsbureau.
‘)
Met het oog
op
de opheffing der confessioneele ,vakbewegingen zijn de
percentages van Aug. 1941 af niet vergelijkbaar met die van vootafgaande perioden,
156
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 April, 1942
11
plichting bij den Productiecommissaris voor den Akker-
bouw en Weidebouw kan worden aangevraagd, in welk
geval een nadere datum en het te verbouwen gewas
–
als regel koolzaad —door dezen worden vastgesteld. (E. V.
20/3/’42, pag. 373; Stct. No. 48):
Zadesi. Regeling van bepaalde heffingen voor het
Landbouw-Crisisfonds hij den handel in enkele zaaizaden.
(E. V. 13/3/’42, pag. 333; Stct. No. 45).
VERKEER.
Binnenscheepvaart. Wijziging in
het Besluit Herstel
Rijn- en Binnenvaartvloot II betreffende de rente van
hypothecaire geldleeningen op schepen.
Afkondiging van’ de Tariefbeschikking .Binnenlandsche
Beurtvaart 1942, waarbij is bepaald, dat alle verrichtingen,
verband houdende mOt de uitoefening van de beurt-
vaart, moeten geschieden tegen prijzen en voorwaarden,
als bekend te maken in de Staatscourant. (E.
V.
6/3/’42,
pag. 296; Stct. No, 41; V. B. No. 6).
STATISTIEKEN.
STAND VAN
‘s RIJECS’KAS.
–
V
o r d e r I n g e n
14
Maart 1942
23 Maart 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
–
bij de Nederlandsche Bank
5.173.617,15
t
1.017.908,24
SaldO b. d. Bank voor Ned.
74.671,49
745.347,38
Voorschotten op uit. Febr. resp.
Jan.
1942
aan
de
gem.
verstrekt
op
aan
haar
uit te keeren hoofdsom der
pers, bel., aand. in de hoofd-
som der grondbel. en der
.gem.fondsbel., alsmede ope
,
Gemeenten
……………
,,
op die belastingen en op de
–
vermogensbelasting
……
8.691.761,42
..
,,
13.114.080,34
Voarscisotten aan Ned.-Indit’)
,,
189.046.993,71
189.070.738,25
Idem
voor
Suriname ‘)
….
7.720.865,66
,,
7.750.865,66
.
265.283,23
….
,,
280.283,23
strekking a. h. buitenland
50.082.138,33
,,
50.033.951,67
Idem
aan
Curaçao ‘)
………
Daggeldieeningen tegen onder-
…..
–
–
Kasvord. wegens credietver-
Saldo der postrek. van Rijks-
pand
…………………….
,
117.028.996,29
120.905.888,22
Vordering op het Alg. Burg.
comptabelen
…..
……….
Pensioenfonds ‘)
Vordering op andere Staats-
,
bedr. en Instellingen ‘)
53.935.275,82
,,
53.689.282,08
Verplichtingen
Voorschot door de Ned. Bank
,ingevolge art. 16 van, haar
Octrooi
verstrekt
……
.
..
t
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
Schuld
aan
de
Bank
voor
Ned.
Gemeenten
………
‘
.
–
..
–
Schatkistbiljetten
in
omloop
,,
t 10.1 06.000,—
110.106.000,—
Schatkistpromessen in omloop
17,56.500.800,-‘)
,,1773.5Q0.00.0,-‘)
Daggeldleeningen•
119.867.762,50
118.803,678,50
Schuld op ultimo Febr. resp.
Jan. 1942 aan de gein, weg.
Zilverbons
in
omloop
……….
d. a. h. uitte keeren hoofds.
.
………………..
pers.bel., aand. i. d…hoofds.
d. grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm opc. op die bel, en op
de vermogensbelasting
Schuld
aan
het
Alg.
Burg.
2.389.410,64
1.961.982,31
Id.
aan
het
Staatsbedr.
der Pensioenfonds
1)
.
……
,
262.312.597,06
,,
275.154.490,66
P. T. en T.
1)
….
Id. aan andere Staatsbedrij-
ven
‘)
……………….
Id. aan div. instellingen ‘)
. .
….18.180.670,34
,,
18.180.670,34
‘,,
359.505.309,07
361.186.637,36
1)
In rekg. crt
met ‘s Rijks
Schatkist.
‘) Rechtstreeks
bij de
Nederl. Bank geplaatst nihil.
DE NEDËFtLANDSCRE
BANK.
Voornaamste potn
In duizenden gultlns.
1
Gouden
. Andere
Beschikb.
Dek-
Data
1
munt en
opeichb.,
dekkings-
hings-
Imuntmater.
Schulden
saldo
perc.
30 Mrt.
‘
42
1
1.026.128 2.217.443 294.518
,
1.218.188
41
23
,,
’42,
1.026.135
2.182.661 257.350 61.288
42.3
16
,,
’42j
1.026.156
2.183.296
261.029
59.587
.42.3
6
Mei
‘401
1.160.282
1.158.613 255.183
607.042
83
Totaal
Schatkist-
Belee-
Papier
Div.
Data
bedrag
prom.
net rek
en
.
disconto’s
rechtstr.
‘
ningen
buitent. (act.)
30 Mrt.’7’2I
1.281
1
–
194,455
1.127.713
157.725
23
,,
‘421
-:
81
1
–
146.278
1.123.493
1139.437
16
,,
‘421
80
1
–
148.659
1.110.609
1
56.252
6
Mei
’40v
9.853
‘1
–
217.726
750
120.648
DE NEDERLANDSCRÈ BANK..
Verkorte balans op 23 Maart 1942.
ACtiva.
Binnenl.
Wissels,
Çf.bak.
’12 081 …….
Promesen, enz.
Aentsch.
‘,
.
69:000
Papier op
het
Buitenland
. .
11.123.492.524
t
81.081
Af:
Verkocht maar voor de
Bank nog ‘niet
afgeloopen
B
1
1
‘
1
‘
eecn ngen inc.
,,
1.123.492.524
I’Ifdbank.
Î
132.555.521 ‘)
re
kening
–
cour
Bijbank.
2.340.765
op onderpand
AgentseW.
11.381.853
t
146.278.139
Op Effecten
0117
.
…….
‘
.
–
.
t
146.052.391
)
–
Op Goederen en Ceelen ………225.748
–
.
146.278.139 ‘)
Voorschotten
aan
het
Rijk
……………….
.
–
Munt en mufltrnateria’al:
Gouden
munt
en
gouden
muntmateriaal …………f1.026.135.299
Zilveren
munt,
eflz.
……..
…7.905.909
1.034.041.208
Belegging van kapitaal, reserves’en pensioenfonds
53.634.719
Gebouwen en meubelen der. Bank
…………..
4.000.000
Diverse
rekeningen
……………………..
139437.031
12.500.964.702
Passiva.
‘
Kapitaa.l
………………………………
f
20.000.000
Reservefonds
…………………………..
5.368.354
Bijzondere
reserves.
….
.
.
.
….
.
.
…………..
..
16.583.885
Pensioenfonds
…………………………..
11.782.612
Bankbiljetten
in
omloop
………………..
2.182.661.030
Bankassignatiën
in
omloop
………………..
24.528
Rek-Courant f’Van het Rijk
t
1.017.908
saldo’s
‘l Van anderen
,,
256.307.445
–
–
257.325.350
,,
Diverse
rékeningen
.’: ……………………
7.218.990
2.500.964.702
Beschikbtar metaalsaldo
………………
t
61.287.761
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe’. de bank gerechtigd is
…………..
153.219.400
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
…..
………………………..
–
Verkorté balans op 30 Maart 1942.
Activa.
]3innenl.
Wissels,
t
1.200.000
~
Hfdbank.
Promessen;. enz.
Bijbank
,,
12.081
Agentsch.
,,
‘ .
68.900
1.280.981
Papier op
het
Buitenland
. .
11.127.712.684
Af: VerkoOht, maar voor de
bank
nog
niet
afgeloopen
Be 1een
‘
1
1
‘
—
ingennc.
,,
1.127.712.684
voorschotten
ilfdbank.
t
172.331.053 ‘)
rek nin -c
nt
Bljbank.
,
.2.433.495
~Agentscb.
oponderpand
,,
19.689.961
194.454.508
Op Effecten
enz……….
.
t
194.247.658 ‘)
Op Goederen en Ceelen ……..
‘
206.851
194.454.509
1)
.
………………
.
.
Voorschotten aan -het Rijk
–
Munt en’ muntmateriaal:
Gouden
munt,
en
gouden
muntmaterlaal
.
…………..11026127905
Zilveren munt, enz…
……..
.7.949.222
-.
Belegging van,kapitaal, reserves en pênsioenfonds
11
1. 034.077.
127
,,
53.676.607
Gebouwen ren meubelen der Bank
.
.
..
.
…….
4.000.000
Diverse
rekeningen
………………………
157.725.445
1
1.01 1,011.030
Passlva.
Kapitaal
……………………………..
t
20.000.000
Reservefonds
……………………………
5.368.354
Bijzondere
reserves
………………………
16.583.835
Pensioenfonds
……………………………
11.783.637
Bankbiljetten
in
omloop
…………………
2.217.442.610
Bankassignatiën
in
omloop
………………
40.166
Rek-Courant
Van het Rijk t
126.484.963
saldo’s
Van anderen
,,
167.992.480 294.477.443
Diverse
rekeningen
……………………..
7.231.308
12.572.927.358
Beschikbaar dekkingssaldo.
……. .
f1.218.188.294
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd
is
……………
304.547.073
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
….
…………………………
‘) Waarvan aan Nederlandsch-IridiÖ (Wet van
–
15
Maart’ 1933,
Staatsbiad
No.
99)
……….
55.341.825
Verantwoordelijk vQor dengeheelen inhoud: Drs.
M:F. J.
Cool, Hillegersberg; Uitgever tevens drukker: H. A. M
.
Roelants, Schiedam,
K 2193.
Alfabetische index O.verheidsmaatrege]en op Economisçh gebied
(Zie voor den alfabetischen index Overheidsmaalregelen in 1941 het Jaarregister 1941, laatste bladzijde.)
Aardappelen
………………..
33, 47
Aardolieproducten
………………
402
Accijns
…………
:
………………
.
..33
Arbeidsvoorwaarden
…………….
113
Bank- en
Credietwe7efl
……………
33
Bedrijisvorm
……..
59
Bedrijfsorganisalie Vee en
Vleesch
. . .
59
Belastingen
…………………..
33,
5
Bindtouw
………….
………
33
Binnenscheepvaart
…………..
59, 156
Bloemkweekerij
.
. . .
.
. . .
155
Bouwnijverheid
. .
……….
47,58, 113.
Buitenhndsctie Handel 47,
59,
75,
101, 113,
155
Chemische Industrie
.
……………..
58
Deviezenverkeer ………………
33, 59
Diamant
……………………..
113
Dividendbeperklflg
.
……..
•.
..
…
59.
Drankwet
………………………
58
Electrotechnische Industrie
……….58
Fruit…………….
………..
0•
•
59.
Garnalen……………………….
123
Gevogelte
………………………
47
Grasland
……….
.
33, 67, 85, 155
Grafische Industrie
…………..
58,
75
Groenten
……………………
33, 155
Kaas………………………….
75.
Kamers van Koophaniel
………….
47
.
Kapok………………………..
101
Keramische Industrie
…………….
58
Kunstmest
…………………….
59
,.
Kweekerij
…………………….
..
59
Landbouw
33, 47, 59, 67, 75, 85, 93, 102, 155
Landstand, Nederlandsche
……
33,
102
Leeningfonds
1940
………………
102
Meel
en
-producten ………………
101
Melk
en -producten
.
…………..
.
33
Merkengeld
…………………….
113
Metalen ……………….
47,
58, 75,155
Motorbrandstof
……………………58
Nationale
Plan
………………..
101
Nicotine……………………….
102
Oliën
en
vetten
…………………
102
Omzetbelasting…………..
….
59,
402
Oorlogsschade
……………………..123
Organisatie Bedrijfsleven
.
47,102, 113,123
Pacht
…………………
67,
102, 123
Papier
…………………….
58, 102
Pelterijen
………………………
58
Pensionbecirijven
………………..
58
Postverkeer ……………………..
59
Prijsregeling
47, 58, 75,
101, 113, 123, 155
Radio
………………………….
47
Registratierechten …………
.
…
.•
59
Restaurants
……………………..
75
Rijwielen ……………………
47, 123
Rubber
………..
113,123
Blz.
Slachtvee
………………..
33,
59, 67
Smeerolie ………………………..
102
Spaar- en betaalzegelkasbedrijf
.
……102
Spertijden Kleinbedrijf
………..75,
123
Surrogaten ……………………..
155
Tabak
………………….
47,
58, 113
Textiel
……………………….
102
.Tweeiaodenorganisaties …………….
59
Tuinbouw
……………….
33, 59
102
Turf
…………………………..
59
Uien
…………………………..
33
Varkens
……………………….
59
Vee…………………………..
67
Veenproducten…………………..
113
Veevoeder …………………..
47, 102
Verf en -grondstoffen
……………102
Vervoerswezen
………………..
59,
102
Vestigingseisciien
………………102
Visscherij
…………
33,
47,
59,
102, 123
Vlas
……………………….
59, 75
Vleesch
..’ …….
…
.
……………. 59
Voedselvoorziening
33,
47,
59, 75, 123, 155
Wijnbelasting
……………………
33
Zaden
……………
47,
59,
102, 123,
156
4-
1
1
Economische
aspecten der
internatjonale
migratie
door
Dr. A; Winsemius
29e Publicatie van
het Nederlandsch
Econom. instituut
–
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en
leden van het
N.E.I. fl.50)
Verkrijgbaar in
den boekhandel
Uitgave.:
0e Erven F. Bohn N.Y.. . Haarlem
Overzicht van de ontwikkeling der
handelspolitiek van het Koninkrijk
der Nederlanden van 1923 t/m. 1938
(Samengesteld door een groep mede-
werkers van het N. E. 1., onder leiding van
Prof. Mr. P. Lfeftinck)
. .
28e publicatie van het Nederl. Econom. Instituut
– Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden van het N. E.
1.
1.50)
Verkrijgbaar in den boekhandel
o
UITGAVE: .
.
DE ERVEN F.. BOHN N.V., HAARLEM
1 APRIL 1942
Publicatiesin het Nederlandsch Economisch Instituut:
A. J. W. RENAUD
Groot- en kleinhandelsprijzen in Nederland en België
………………….(2 din.
[5,25)*
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
De betrekkingen tusschen banken en industrie in België
……………………..
(1
4,20)
D. C. RENOOIJ
Beschouwingen over een tolunie tusschen Nederland en België-Luxemburg
–
1
……
(1
4.20)
en 3e. D. C. RENOOIJ
Beschouwingen over een tolunie tusschen Nederland en België-Luxemburg
–
II
(2 dln.
/
4,20)*
Ir. A. BAARS
Het verbruik van algemeen benoodigde consumptie-artikelen
…………………
(f
2,35)
Dr. F. L. VAN MUISWINKEL
De verzamelende graanhandel in de V.S. van Amerika, Canada en Argentinië
(t
3,65)’
Dr. G. Z. JOL
Ontwikkeling en organisatie der Nedrlandsche brouwindustrie
………………..
(t
4,20)’
Dr. A. J. VERHAGE
.
.
De
handel
in
bloembollen
………………………………………………….
(/
8,15)
Dr. A. TREEP
–
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Frankrijk
…… ……………..
(/
4,20)”
Mej. Dr. ROSA PHILIPS
De invloed van de Braziliaansche koffieverdedigingspolitiek op deköffieimporten der
hoofdconsumptielanden
……………………………………………….
(t
2,10)”‘
Ir. A. BAARS en Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
.
.
.
.
Seizoensbewegingen in het economisch leven van Nederland
……………………
(/
1,55)
Dr. J. C. M. VAN RHEE
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Zwitserland
………………..
(t
3,65)”
HENRI REUCHLIN M: A.
Werkverruiming en haar gevolgen voor volkshuishouding en overheidsfinanciën ……
(t
1,05)”
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
.
.
Economische politiek in
België in
de
depressie
…………………..
.
…………..
(/.
1,05)”
.
Dr. W. L. VALK
.
..
.
.
Conjunctuurdiagnose
………………………………….
(/
6.30*
geb.,
/
5,25e
gekart.)
CH.
GLASZ
.
,. ……….
Hypotheekbanken en Woingmarkt in Nederland
…………
. ………………….
(J
1,55)
Ir. J. W. BONEBAKKER
.
De
Scheepsbouwnijverheid
in
Nederland
………………………
……………….
(f
1,55)”
F. WEINREB
Statistische bepaling vande vraagciirve. Toepassing op de Nedrlandsche vraag naar
suiker……………………………………………………………….
(/3,1s)*
Dr. E. VAN DER WIEL
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Zweden
…………..
……………
(/
2;60)*
•
19
Dr. J. J. J. DALMULDER
On
econometrics
……………………………………..
(/
2,65*
geb.,
/
155*
ingen.)
–
–
r’
20.’
Dr. T: KOOPMANS
Linear regression analysis of economie time series
…………..(f
3,15*
geb.,
/
2,10* ingen.)
Dr. W. L. VALK
–
Produetion, pricing and unemployment in the statie state
… …(t
9,15* geb.,
/
2,10* ingen.)
Dr. H. J. FRIETEMA
.
Pioductie en prijsvorming op de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche enkolo-
niale
boter
…………………………
. …………..
.
………………..
….
(f
3,15)”‘ 28.
Dr. Ir. A. BAARS
Openbare werken en conjunctuurbeweging
………………………….
…….
(/
2,10)”‘
Dr. Ir. F. J. C. VAN DER SCHALK
Een analyse van de arbeidsproductiviteit in Nederland
……………………..
(f
2,60)”‘
Dr. L. R. W. SOUTENDIJK
Methoden tot het vasttellei
–
i van den omvang der besparingen
…………………
(f
2,60)”‘
J. VAN DER WIJK
–
–
Inkomens-
en
Vermogensvei’deèling
……………………………………..
(f
2,60)”‘
Dr. T. KOOPMANS
-‘
Tanker freight rates and tankship building
………………..
(t
3,15*
geb.,
/
2,10* ingen.)
Overzicht
van
de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk der NeUerlanden
van 1928 tot en met 1938, samengesteld door een groep medewerkers
van
het N.E.I.,
onder leiding
van
Prof.
Mr.
P.
Lieftinck
…………………………………
(t
2,10)”‘
Dr. A. WINSEMIUS
Economische aspecten der internationale migratie
…………. ………
.
……..
(f
2;10)
.30.
Dr. H. M. H. A. VAN .DER VALK
Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland, Nederland en de•Vereénigde Staten
(derde
gewijzigde
druk)
…………………………………………………
(/
2,10)*
M. J. SCHUT
.
Tinrestrictie
eii
tinprijs……………………………………………
………-
(/
1,55)”‘
Dr. J. R. A. BUNING
De beleggingen der bijzondere’ spaarbanken in Nederland
….. . …………………
(f
3,65)”‘
Uitgave:, De Erven F. Bohn N. V. Haarlem
•
Verkrijgbaar in den boekhandel
P. 1299/3.’
DRUK 11. A. M. ROELANTS, SCHIEDAM