–
w
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch
.
A”W’Statistischo.,
‘. Berichten.
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH ‘INSTITUUT
32E
JAARGANG
WOENSDAG 21 MEI 1947
No.
1567
COMMISSIE VAN REDACTIE:
H. W: Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administrasie 38340. Giro 8408.
Alle correspndentie betreffende advertenties te richten
aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141,
Schiedam
(Tel:
69300, toestel 6).
BERICHT.
De redactie maakt de lezers attent op het bericht
betreffende het weder verschijnen van het ,,Economisch
Statistisch Kwartaalbericht” op blz. 415 van dit nummer.
–
INROUD:
Blz.
De
artikelen
van
deze week
……….403
Üit
buitenlandse
bron
…………….
403
Splitsing of binding? door
Prof-Dr. N. J. Polak
..
404
De grote banken in 1946 door
F. de Roos ……….
405
Nog eens de credietcontrôle door
C. F. Karsten
..
408
Het overleg in de onderneming door
Jhr Mr R. A. Th.
Gevers
Deynoot
………………………….
409
De monetaire en financiële toestand van Frankrijk 1
door
C.
Goedhart
…………………………
410
Boekbespreking:
–
A.
Visser,
Levensverzekeringsrekeflkunde,
bespr.
door
Mej.’ H.
Goris
………………………………
413
Aantekening:
–
De
economische ontwikkeling van Tsjechoslowakije sedert
do bevrijding
………………………………..
413
Internationale ‘notities:
Particuliere Ajnçrik
–
annse leningen aan liet buitenland
414
Do belastingdruk In
Zwitserland
………………….
416
Het ,,Economisch-Statistisch Kwartaalbericht”
. .
..
415
Geld-
en
kapitaalmarkt ……………………….
415
Statistieken:
Jankstaton
……………………………………
416
Stand
van
‘s Rijks
kas
…………………………
–
417
Do kolenposltie van Nederland
……………………
418
Wisselkoersen
…….-
…………………………..
418
Emissies
In
1947
………………………………
418
Ontvangen boeken en brochures
…………….
419
DEZER DAGEN
–
gaat de opbouw voor, soms ook voort. e Hoogovens kre-
gen de hun ontroofde walserij terug, volgens berekend
tempo weer in productie en een ministerieel prij zend woord,
geldend voor het gehele land. Zo ook de stad Rotterdam,
waar in de binnenstad geen steen op dendere bleef, doch
die zijn vernietiging herdacht met de wil tot wederop-
bouw, al moet de onderste steen boven komen.
De financiële bouwheer zag zich de hoeksteen van zijn
financi61e verbouwing gegund; echter werd’ hem, naar
eigen woord, een hoek van de steen des hoeks afgeslagen.
Wie ook de zo bekapte vermogensheffing nog als een steen
op de maag ligt, moge zich troosten met een ,,stichtelijk
exempel”, dat db in herdenkingstoestand verkerende
P. C. Hooft uit de stof der Nederlandse historiën putte:
,,Zamelpenningen, uit het diepst der borze gewilligh op-
gebraght, ter liefde van ‘t landt”. Hun verzamelde gelden een weinig uitgeven mogen de grote ondernemingen, die
thans 9 pCt. mogen-gaan uitkeren over de door hen ge-
maakte winsten. Desondanks behoudt in de ‘regerings-
politiek het stenen spaarvarken de voorkeur boven het
gouden kalf.
Is het gesuggereerde Amerikaanse crediet aan Frankrijk
de eerste steenlegging voor een veranderde gezindheid der
Verenigde Staten jegens West-Europa? In elk geval krijgt
Duitsland brood en misprijzende woorden. Krijgen de
hulpbehoevende geallieerden dollars? Zonder deze fun-
dering voor de materiële uitrusting staat al het steiger-
werk voor- de ,opbouw op drijfzand. Hoewel de Ameri-
kaanse buitenlandse politiek zich thans zeker niet beperkt
tot een steenworp afstands buiten de grenzen – in een
week werden officieel Korea, Japan, Italië, Turkije en
Griekenland ter sprake gebracht – heeft minister Mrshall
toch verklaard, dat de politieke credieten hun limiet
naderden. Blijft er daardoor ruimte voor op economische
merites . getoetste ,leningen, dan behoeven wij niet te
wanhopen.
In Indië gaat de opbouw, begrijpelijkerwijs, meer Oos-
ters. Soms met iets van Aladdins wonderlamp. Na elke dag
hard werken van de geest een nieuwe staat: Oost-Borneo,
West-Borneo, de Pasoendanbeweging openlijk erkend.
Zouden de ministers Beel en Jonkman bij hun vele tochten
door dit sprookjesachtig gebied op de steen dei wijzen
stoten? Hun verslag na terugkomst zal het leren; de be-
richten zijn wisselend als steeds.
Presidert Truman zal in dat geval waarschijnlijk de
eerste reflectart zijn. De eerste steen des aanstoots voor
de industrie ten .aanzien van de arbeidssituatie, de eis
van ,,portal to portal pay”, heeft hij verwijderd. Thans is hij gesteld voor een politiek veel rotsiger pad: het al dan
niet geheel aanvaarden der door het congres voorgelegde
sterk
•
beperkende arbeidswetgeving. Het jaartal 1948,
presidentsverkiezing, hangt hem daarbij als een molensteen
omde hals. ,,A rolling stone gathers no moss” heeft mi-
nister Bevin gedacht. Onder verwijzing naar de hand-
having van de levensstandaard heeft hij geweigerd de En-,
gelse troepen uit het Midden Oosten terug te trekken.
Zoals ook’met het oog op Engelands voedselpeil geen graan
aan Duitsland zal worden afgestaan. Minder stoer, doch zeer
opbouwend, sprak- de Engelse minister -van Financiën’.
Bij de kabinetszittingen zal op zijn verzoek voortaan niet
meer worden gerookt. Bij zulke plannen blijft Churchill
ongetwijfeld in de oppositie.
1
77
ROTTERIÂMSCHE
BÂNKVEREENIGIMG
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
SPECIALE
AFDEELINGEN
VOOR
PARTICULI EREN
Vermoqensheffin gen
bjectieve
en deskundige
voorlichting aan bedrijven en
particulieren die een- deel van
hun vermogen moeten vrij-
maken voor betaling der ko.
tiende heffingen, verstrekt de
Naami. V.nn.
Hiillklndsche
Belegging- en
Behèer-Mij.
Anno 1930
Heerengracht 320
–
Amsterdam
C
Commissarisneni
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Dr!. I. H. Gispen;
Mr. J. E. Scboltens.
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. P1. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh’
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo . Hengelo
ZOLJTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekloog
natronloog, cauitic soda.
gispen
culemborg
amsterdam
rotterdam
Koninklijke
N ederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedam
N.V. MACHINEFABRIEK BREDA’
VOORHEEN BACKER EN RUEB
TE BREDA
UITGIFTE van
1500 NIEUWE GEWONE AANDELEN
ELK. GROOT f350.-
ten volle delende – in de winst over het boekjaar
1947/1948 en volgende jaren
TEGEN E KOERS van 112
De inschrijving op bovengenoemde aandelen /wordt,
uitsluitend voor de houders van de bestaande aan-
delen, opengesteld op
DÖNDERDAG 29 MEI 1947
van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur,
ten kantore van de Heren:
R. MEES & ZOOFEN te Rotterdam en ‘s-Gravenhage
PATIJN, VAN NOTTEN & Co. te Amsterdam
VAN MIERLO EN ZOON, N.V. te Breda
op de voorwaarden van het prospectus d.d. 19 Mei ’47.
Prospectussen en inschrijvingsbijetten zijn bij’ de
inschrijvingskantoren verkrijgbaar.
Rotterdam
R. MEES & ZOONEN
Amsterdam, 19 Mei 1947
PATIJN, VAN NOTTEN & Co
Breda
VAN MIERLO EN ZOON N.V.
ÉMEENTE ZWOLLE
UITGIFTE van
/ 2.286.000.— nominaal 3 pCt. Obligatiën
in stukken van
f
1000.— nominaal aan toonder.
Ondergetekende bericht, dat de inschrijving op boven-
genoemde obligatiën metrecht van conversie voor houders
van niet uitgelote per 1 juli 1947 atlosbaar gestelde obli-
gatiën van de 3% prt. Conversieleninj 1937, oorspronkelijk
groot
f
2.918.000.—, zal zijn opengesteld bij haar kan.
– toren te
AMSTERDAM, ROTTERDAM, ‘s-GRAVEN-
H:AGE
en
ZWOLLE op
Vrijdag 30 Mei ‘1947,
van des voormiddags 9 uur.tot des’ namiddags 4 uur,
tot de
koers van
993/4
pOt.,
op de voorwaarden van het prospectus dd. 20 Mei 1947.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn bil de kan-
toren van inschrijving vèrkrijgbaar.
Nederlandsche HandelMaatschappij. N.V.
Amsterdam, 20 Mei 1947.’
MAAKT GEBRUIK van
de
rubriek ,,Vaca
‘
‘ures” voor het
oproepen van sollicitanten voor leidende luncties.
Ho’
De kosten van reconstructie Uwer admi-
nistratie, welke door brand verloren mocht
zijn gegaan, kunnen tot een hoog bedrag
oplopen.
.Zij zijn door een tot dat doel opgestelde
polis tegen matige premie te verzekeren.
‘l-letzeitde geldt voor tekeningen, model-
len, plannen, kartotheken ed.
Wij verschaffen gaarne inlichtingen.
R. MEES & ZOONEN-
ASSURANTIE.MAKELAARS
AMSTERDAM
. ROTTERDAM
.
S.GRAVENHAGZ
DELFT
. scIIIEDAM . VLAAISDINGEN
!!T
21 Mei 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
403
/
t
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Dr N. J.
Polak,
Splitsing of binding?
Het onlangs ingediende wetsontwerp betreffende de
4
eigendom van appartementen voorziet in de verdeling
an een pand in apparteménten, welke afzonderlijk
voorwerp van eigèndorn kunnen zijn. Op deze wijze
wordt een splitsing dr bouwobjecten mogelijk gemaakt,
teneinde een aanpassing te bevorderen .tussen de behoefte
aan moderne wobngebouwen en de daarvoor beschikbare
kapitalen en exploitatie-eenheden.
Het valt te betwijfelen, of deze splitsing in de lijn ligt van de behoeften van deze tijd; samenwerking der ver-
schillende individuen tot gemeenschappelijke exploitatie
stemt daarmede veeleer overeen. Flatgebouwen openen
de .mogelijkheid om door centrale exploitatie aan alle
huurders diensten te bewijzen; alle huishoudelijke werk-
zaamheden kunnen dan worden vervuld door.specialisten, die efficiënter werken.
F. do Roos,
De grote banken in
1946.
Balanscijfers tonen aan, dat de liquiditeit der vier
grote banken gedurende 1946 achteruitging; per ultimo
1945 was vrijwel het gehele bedrag der crediteurensaldi
doorkasioorraden en schatkistpapier gedekt, ‘tegen een dekking van ‘± 90 pCt. per ultimo 1946.
In de stijging van de post
Debiteuren komt de toe-
genomen bedrijvigheid in handel en industrie tot uiting;
met een gezamenlijk bedrag van f 345 millioen aan De-
biteuren was ongeveer het niveau van 1939 weer bereikt.
Hierbij moet echter rekening worden gehouden met de
stijging van het prijsniveau. –
Op de gezamenlijke winst- en verliesrekening valt
vooral de gröte omvang van de post Rente en Wissels op;
voorts stegen d6 inkomsten onder het hoofd Provisies,
Effecten en Syndicaten van f 10 millioen in 1945 tot f 27
millioen in 1946. /
Er is reden om aan te nemen, dat de winsten der banken over 1947 het niveau van 1946 zullen bereiken of wellicht
overschrijden.
0.
F. Karsten,
Nok eens de credietcontrôle.
-Ieder nieuw crediet of verhoging va een bestaand
crediet boven f 50.000 moet aan De Nederlandsche Bank
ter goedkeuring worden voorgelegd. Terwijl deze crediet-
contrôle theoretisch aanvechtbaar •is, is in de practijk
het aantal afwijzingen zo gering, dat hierdoor het beno-
digde apparaat en de lasten, die er voor het bedrijfsleven
uit voortvloeien, niet worden gerechtvaardigd. Daar
bovendien de afwijzingen alle een zelfde karakter hebben,
1
zou met een algemeen voorschrift kunnen worden vol-
staan. •
Zolang voorts onze deviezenpositie precair blijft, be-
hoeft een ernstige credietoverspanriing niet te worden
gevreesd.
Jhr mr R. A. Th. Gevers
Doynoot,
Het ot.’erleg in de onder-
neming.
De ontwikkeling op het gebied van het overleg in de
onderneming wordt in ons land geremd door het ontbre
ken van organisatorische richtlijnen.
Is opheffing van de huidige stagnatie mogelijk? Dit zal
moeten geschieden langs de weg van geleidelijke opbouw;
daarbij zou het onverantwoordelijk zijn, het overleg in
de onderneming te staken wegens controversen binnen of
met. de werknemersorganisaties. /
C. Goodhart,
De monetaire en financiële toestand Qan Frankrijk 1.
Dè inflationaire prijsstijging in Frankrijk is een gevolg
van de voortdurende stijging der overheidsuitgaven, ge-
paard’aan het ontbreken van een afdoende prijsbeheersing.
De toeneming der staatsuitgaven, bij welke de inkomsten
ten achter bleven,.houdt verband met de liquidatie van
de oorlogsgevolgen en de herstelfinanciering, de ver-
groting van de militaire uitgaven, de noodzaak tot dek-
king van de tekoten der overheidsbedrijven, de uit-
breiding der sociale voorzieningen en de grotere omvang
van het ambtelijk apparaat.
Minister Schuman streeft thans, behalve naar invoering.
van een nieuw belastingstelsel, naar beperking der uit-
gaven, speciaal de militaire. –
UIT BUITENLANDSE BRON.’
De
woreidvezelproductie is, volgens ,,The Econoinist”
van 10 Mei ji., hoofdzakelijk tengevolge vag de voorlopige
uitschakeling van
Indonesië,
nog altijd lager dan het
vooroorlogse gemiddelde:
gemiddelden
1937-1939
1947
In 1.000 tons
Philippijnen
…………….
160
75-90
Br.
Oost-Afrika
………….
125
125
Mexico
…………………
100
110
Indonesië
…………….
90
–
Portugees Afrika
30
35
Brazilië
………………..
–
12
–
Panama
……………….
–
10
Andere landen
…………
29
,
‘
–
40
/ Totaal
……………
534
407-422
Vooral de Verenigde Staten zijn momenteel in •de markt.
De prijzen stegen van £ 63 tot £ 83 per ton.
De vooigenomon vermisideriiig van do £-saltli van het
buitenland door Engeland zal, naar de ,,India News Chro-
nicle” van 10 Mei ji. meldt, door India wsrden beant-
woord rfiet confiskcatie van Engels kapitaal, Engelse pen-
sioenkassen en dergelijke. Het saldb van India bedraagt
£ 1,2 milliard op een totaal van circa £ 3 milliard
Franse
crodioteh van de Verenigde Staten bedroegen
sinds V.E.-day:
In
Interest
Aflossing
millioenen £ Regering
Ver. Staten
720
‘ 2
30 j. (per 1- 7-1951) Export-
,
–
Importbank
550
2/ 30 j. (per 1- 7-1946)
Export-
Importbank
650
3
20 j. (per 1- 1:1952) Internationale
bank
250
41/4 25 j. (per 1-11-1952)
V6or het lopende jaar wordt de behoefte aan buitenland-
se credieten door de minister van Financiën op $ 600 mil-lioen geschat, zodat de verkregen lening van de Internatio-
nale Bank niet toereikend is.
De dienst der buitenlandse leningen zal, naar ,,L’Econo-mie” van 15 Mei ji. weet te melden, de volgende bedragen
vragen: .1947: $ 78,3 millioen, 1951: $ 140,2 millioen en
1952: $ 163,5 millioen.
Een uitvoerverbod voor
kunstzijde en katoen werd door
de Braziliaanse regering uitgevaardigd, met het doel de
binnenlandse prijzen te drukken. Een’uitzondering maakte
men ten aanzien van Argentinië, waarheen 90 millioen
meter per jaar mag worden uitgevoerd. Naar ,,The Finan-.
cial Times” van 14 Mei ji. i,erneemt dreigde de industrie
met een staking. Er zou een overschot zijn van 50 millioen
meter kunstzijde en 300 millioen meter katoen. De Regering
daarentegen berekende, dat de 45 millioen inwoners van
Brazilië behoefte hebbenaan 1,8 milliard meter, terwijl
de productie slechts 1,2 milliard meter bedrôeg.
11
404
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Mei 1947
—
SPLITSING OF BINDING?
Dit wordt geen politiek betoog, l doet het opschrift
in die richting denkén. Hetzal niet handelen over staten-
groepering, niet over tegenstellingen tussen volkeren of
volksgroepen, niet over politieke partijen en niet over
Organisatie van bedrijfstakken. Zelfs niet over atomen.
Een op het eerste gezicht zuiver technische materie vormt
het object van dit opstel: het wetsontwerp betreffende
de eigendom van appartementen. Dit vraagstuk, dat
zowel in de voorbereidende behandeling op congressen
en in vaklitteratuur als in de toelichting tot het inge-
diende wetsontwerp in een zuiver juridische feer is ge-
houden en daardoor een probleem schijnt van louter
juridisch-technl%che aard, heeft toch.00k een economi-
sche, wellicht eer nog een sociologische kant, die niet
uit het oog mag worden verloren.
Het vraagstu4, waarvoor het kortelings ingediende
wetsontwerp een oplossing tracht te ge’1en, is het vol-
gende. De moderne bouwmethoden en de gewijzigde eisen
van huisvesting hebben geleid tot het stichten van grote
woongebouwen, die talrijke woningeenhed’en omvatten
Het ééngezinspand wordt, in de stedelijke bouwplannen
een uitzondering, het huis, dat uit één benedenhuis en
één of twee bovenwoningen bestaat, evenzeer. Men bouwt
blokken of gedeelten daarvan, zodanig, dat een aantal
belendende panden in verschillende opzichten verbonden
blijven, door gezamenlijke verwarming, gezamenlijke
speel- er bergplaatsen, gemeenschappelijke portiek en
portiekverlichting. Of men bouwt flatgebouwen, die tal-
rijke gezinnen kunnen huisvesten. Deze ontwikkeling is
niet beperkt tot enkele groepen der bevolking of enkele
huurklassen. Men kent in de steden woningblokken en
flatgebouwen voor alle standen, in alle grootten, met
allerlei mate van comfort.
Door deze ontwikkeling is voor de hogere standen en
de gezeten middenstafid de woningeenheid verkleind,
terwijl tegelijkertijd de bouweenheid is vergroot. Dien-
tengevolge neemt het aantal gezinnen, dat in eigen huis woont, af. Ook in die kringen, waar men vroeger zoveel
mogelijk een pand kocht, om hetzij het gehele huis,’ hetzij
een deel ervan zelf te bewonen, komt het meer en meer
voor, dat men in een gehuurde flat trekt. De beweging
in de kleine middenstand en in arbeiderskringen naar de
eigendom van de woning, een beweging, ‘door de bouw-
spaarkassen zozeer versterkt, vindt in de grote steden,
bemoeilijking door de nieuwe bouwwijze.
De grotere omvang van de bouwenheid heeft ook ten-
gevolge, dat, afgezien van de eigen bewoning, de exploi-‘
tatie van woningpanden door particuliere beleggers moei-
lijker wordt. Er moet een veel groter kapitaal in een
bôuweenheid worden geïnvesteerd, waardoor worden
uitgesloten zij, die een zo groot kapitaal niet kunnen
bijeenbrengen, terwijl voor de anderen de mogelijkheid
van risicospreiding over verschillende panden geringer
wordt. Ook de particuliere belegging op hypotheek wordt
moeilijker, daar de vraag zich gaat richten op grote posten,
die de particuliere beleggers niet beschikbaar hebben of
waarin zij weer te geringe spreiding van risico vinden.
De verwoestingen tijdens de oorlog en de drapg naar
wederopbouw hebben dit vraagstuk nog weer in een
nieuw licht geplaatst. Vooral daar, waar gehele blokken
of gehele wijken zijn vernield, zullen in de plaats van de
talrijke opzichzelfstaande panden grote complexen ver-
rijzen. De eigenaar van een enkel verwoest pand heeft,
gezien de ontwikkeling der bouwkosten en de regeling
van de tegemoetkoming in de herbouw, nauwelijks mid-
delen genoeg om zo’n enkel pand te doen herrijzen, tot
blokbouw is hij zeker niet in staat.
Wanneer het object te groot is voor het subject; zijn
er twee wegen van aanpassen: verdeling van het object
in kleinere eenheden of vereniging van subjecten,tot een
grotere, samengestelde eenleid. De laatstgenoemde weg
wordt al in vele gevallen gevolgd: maatschappijen ter
exploitatie van onroerend goed trekken door uitgifte
van aandelen en obligatiën gelden van beleggers aan,
waaronder zich ook bewoners van haar panden – vooral
bij standsflats – bevinden. In de plaats van de hypo-
thécaire vordering treedt bij de particuliere belegger de
pandbrief van de hypotheekbank of de beleggingspolis
van de levensverzekeringmaatschappij; deze instellingen
verschaffen grote geldleningen op woonblokken en flat-
gebouwen. Door vereniging van vele enkelingen, door
een soort binding tussen deze gelijkgerichten, verkrijgt
hun collectiviteit het vermogen om tot stand te brengen,
wat ieder op zichzelf niet vermag. Toch voelt menig
belegger het als een gemis, dat hij geen rechtstreekse be-
trekking meer heeft tot het onroerend goed, dat, mede
dank zij zijn deelneming, kan worden gefinancierd en ge-
exploiteerd. Slechts node geeft hij beheer en toezicht uit
handen, alleen omdat het niet anders kan vertrouwt hij
het de directie van het thans daartoe optredende lichaam
toe. Nog bezwaarlijker gevoelt de bewoner dat beheer
door een derde, waardoor hij niet meer baas is in eigen
huis, over elke verbetering van comfort ofuiterlijk moet
confereren en onderhandelen, voor allerlei veranderingen
toestemming moet vragen. De binding, die het gevolg is
van de vergroting der bouweenheid, wordt door velen
als een zware last gvoeld.
De andere weg, verdeling van het 6bject in kleinere
eenheden, wordt door het meerbedoelde wetson’twerp
gebaand. Dit wetsontwerp voorziet de verdeling van een
pand in appartementen, welke afzonderlijk voorwerp van
eigendom kunnen zijn. Weliswaar blijft er tussen de ver-
schillende eigenaars van de zich in één en hetzelfde ge-
bouw bevindende appartementen (flats) een band’ be-
staan, alleen al omdat hun eigendommen op gemeen-
schappelijke grd’nd en gemeenschappelijke fundamenten
rusten, omdat zij gezamenlijk één hoofddeur, vestibule,
trappenhuis, liftinstallatie, leidingstelsel, en wat dies meer
zij ter beschikking hebben, omdat één dak hen beschermt.
Die band is nauwèr dan de rechten en verplichtingen
tussen eigenaars van naburige erven, de horizontale grens-
vlakken leveren moeilijker problemen op dan de verticae
tot dusverre deden. Het wetsontwerp tracht deze pro-
blemen op te lossen door een aantal regelen van juridische
aard, tot *elker bespreking ik mij volkomen onbevoegd acht. Ik kan hoogstens de wens uitspreken, dat de eige-
naars van naburige appartementen zich minder in pla-
gerijen, chicanes en twistgedingen zullen verliezen dan
vele eigenaars van naburige erven sinds jaar endag heb-
ben gedaan. Hopèlijk zal een bekwame hand,bver de
juridische mérites van het wetsontwerp in deze kolommen
een verhandeling ten beste geven. Ik moge volstaan met de aandacht erop te vestigen,
dat op deze ‘wijze naast de vereniging der siibjecten de
splitsing der objecten wordt mogelijk gemaakt, teneinde
een aanpassing te bevorderen tussen de behdefte aan
moderne woongebouwen en de daarvoor beschikbare
kapitalen en exploitatie-eenheden. Het valt toe te juichen,
dat men de mogelijkheid voor die splitsing opent, dat mert.-
de wettelijke barrières wegneemt, welke zulk een splitsing,
als de behoefte daaraan wordt gevoeld, zou verhinderen.
Het economisch’ leven moet de kans hebben, nieuwe
wegen in te slaan, ,,Gesetz und Rechte” uit vroegere tijd
mogen de ontwikkeling niet zodanig belemmeren, dat
zij de tijdgenoot doen verzuchten: ,,weh dir dasz du em
Enkel bist”. .
Of de splitsing ligt in de lijn van de behoeften van de
moderne tijd meen ik intussen te mogen betwijfelen.
Het komt mij voor, dat (vrijwillige) binding, samen-
werking van verscheidene individuen tot gemeenschappe-
lijke exploitatie, veeléér in de lijn der ontwikkeling ligt.
Binding niet slechts op financieel gebied, doordat de be-
schikbare kapitalen voor financiering van grot, complexe
objecten worden saamgevoegd en de risico’sover talrijke
21 Mei 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
405
zulke objecten worden verspreid maar evenzeer binding
in de dagelijkse huishoudelijke voorzieningen, die een
uitkomst kan bieden uit de crisis, waarin het dagelijkse
leven binnenshuis is geraakt.
De splitsing van het woonpand in appartementen ver-
sterkt de afgeslotenheid van de gezinshuishouding. Het
flatgebouw met zijn huurders daarentegen opent de mo-
gelijkheid, door centrale exploitatie aan al die huurders
diensten te bewijzen, waardoor de afzonderlijke gezinnen
worden bevrijd van veel ondankbare, onaantrekkelijke
en ondoelmatige arbeid.
,Geenszins genoeglijk rolt het leven der bedrijvige
huisvrouw heen. Menige jonge vrouw, die vÔér haar
trouwen een taak in het maatschappelijk leven vervulde,
zou haar huisvrouwelijke bezigheden gaarne geven voor
wederom zulk een zalige taak, hoe kleen. De veelheid
van kleinigheden, die het huishouden telkens opnieuw
vraagt, past niet bij de mentaliteit van onze eeuw. De
huishoudelijke taak kan de moderne vrouw geen bevre-
diging scJenken, want het is een anachronisme, die taak
te zien als de bezigheid van onze grootmoeders en over-
grootmoeders. De vrouwen van nu zijn anders dan die
van toen en het huishoudelijke werk is anders dan eertijds.
De vrouw van de twintigste eeuw is voor een
opgeleid. Zij is, zoals een ieder in de moderne maat-
schappij, specialiste. Haar geest is niet. bij al die vele
kleine besognes, die zij naast, achter en door elkaar heeft
te verrichten, waarvan bijkans geen enkele speciale kunde
en toewijding vraagt. Haar liefde is nog minder bij-al
die bezigheden, die haar grootmoeder liet verrichten,
maar die wegens de schaarste aan huishoudelijke hulp
door hââr zelf moeten worden gedaan. Haar belangstelling
gaat niet uit naar de moeilijk goed te hanteren en gemak-
kelijk te bederven moderne mechanische hulpmiddelen, welke het ontbreken van de huishoudelijke hulp,moeten
‘goedmaken. En wat die huishoudelijke helpsters, als ze
er al zijn, betreft, ook zij zijn gedesinteresseerd, ook zij
verkiezen een nederige functie in het bedrijfsleven boven
een plaats als adjunct- en substituut-huisvrouw, ook zij
hanteren de electrische apparaten allesbehalve vakkundig,
ook zij missen de toewijding om tegelijkertijd op lastige
kinderen, op kokende melk en op de buitenbel en de
telefoon te letten en onderwijl nog bedden -op of groente
schoonte maken. De verandering van het huishouden
is hiermede tegelijkertijd globaal geschetst.
Dar komt nog bij, dat onze verarming menig gezin
zal dwingen tot het zoeken van dubbel inkomen. Gelijk
in Amerika en Rusland, de beide in de wereld leidende
samenlevingen, zal ook hier menige vrouw voor neven-
verdienstn moeten zorgen, wil het gezin niet cultureel
verkommeren, hetgeen ernstig nadeel zou brengen aan
het korn?de geslacht.
Meer en meer zal men de consequentie aanvaarden van
het leven en de geest van onze tijd. Ook in het huishouden
zal de specialist meer en meer zijn intrede doen. Gelijk
de glazenwasser, de banketbakkër, de tricotagefabrikant
en de wasserij reeds menige taak hebben overgenomen,
die vroeger in het huisgezin werd vervuld, kunnen ook
de stoker, de bedienaar van de stofzuiger, de kok, de
zeil- en parketwrijver, de beddenopmaakster hun intrede
in de gezinnen doen, op specialistische grondslag. Dat
kan allemaal in het flatgebouw, hetwelk als hotel wordt-ge-
exploiteerd, met door kleine liften met de flats verbonden
centrale keuken, terwijl de bewoner door een teken aan
de flatdeur te kennen kan geven, dat de kamer kan wor-den schoongemaakt, de klederen gereinigd, de schoeien
gepoetst, het vaatwerk gewassen, de bedden opgemaakt.
Voor al die werkzaamheden zijn er specialisten, zoals in
een hotel, die deze functies efficiënter vervullen en, de
mechanische hulpmiddelen daarvoor deskundiger en
frequenter hanteren dan het thans in de ,,gesloten huis-
houding” geschiedt. Daardoor behoeft deze centrale
.voorziening niët per se duur te zijn; als ze dt is, wordt
er te weinig gebruik van gemaakt. De prijs van al die
voorzieningen kan ruimschoots worden goedgemaakt door
het inkomen van de werkende vrouw en de meerdere
bevrediging, die zij bij een geregelde werkzaamheid zal
vinden.
Ook kleine kinderen vinden bij een moeder, die niet
voortdurend in beslag wordt genomen door allerlei ergernis
wekkende kleine werkjes, betere verzorging dan bij een
met schoonmaken van huis- en spijsmateriaal zich over-
sjouwende huisvrouw. De. kinderen zullen later, als de
school moeilijker en de belangstelling algemener wordt,
de geestelijke zorgen van hun moeder nog méér nodig
hebben; daardooi moet zij geestelijk en lichamelijk fris
blijven. De centrale .v9orzieningen, die haar allerlei doods
werk uit handen nemen, stellen haar daartoe in staat.
Zij voorkomen tevens te langdurig uitstel van huwelijk
of van huwelijksvruchtbaarheid.
Ik hooral de tegenwerping: wat ongezellig! Is het dan
zo gezellig, mijnheer, te weten, dat de kamer, waar u
straks as morst, door uw vrouw zelf is schoongemaakt,
en dat de aardappelen, die u toch heus niet zoveel beter
smaken dan in een restaurant, door haarzelf zijn geschild?
Is het,zo gezellig, dat zij naast het oneindige verstelwerk
nog allerlei onaangename werkjes heeft te doen, die u
door eigen ervaring in de winter 1944/’45 naar waarde
hebt leren schatten? Is het zo veel gezelliger, mevrouw,
om de groente in de groentewinkel uit te kiezen dan de
keus te maken uit de kaart van de centrale keuken?
Is het koken naar eigen smaak niet veel gezelliger al u
dat een enkele keer doet, wanneer er iets bijzonders is,
dan wanneer i dat iedere dag hebt te doen? Zit de ge-
zelligheid niet veel meer in de eigen geestelijke sfeer, die
u in uw huis schept door het leven zelf, door uw wo-
ninginrichting, door al die vele grote en kleine dingen, al
dan niet tastbaar, waarvoor gij liefde, belangstelling, toe-
wijding hebt en waaraan gij, vrijgesteld van het sleurwerk,
veel intensiever aandacht zult kunnen geven?
Maar ik behoef voor deze ontwikkeling geen pleidooi
te houden. Ik zie haar komen, of we het willen of niet.
En ik wil erop wijzei,’ dat de splitsing van het woon-
gebouw in appartementen tegen die ontwikkeling ingaat.
Naar binding, niet naar splitsing wijst de strekking van
deze tijd. Althans in de gezinshuishouding. En naar ik
hoop ôÔk in de politiek.
–
4
.
P.
DE GROTE BANKEN IN 1946.
Er bestaat alle aanleiding, om de gang van zaken in
het Nederlandse bankwezen in 1946 aan een beschouwing
te onderwerpen. Niet alleen, omdat het hier een vrij be-
langrijke tak van binnenlandse bedrijvigheid betreft,
maar vooral ook, omdat de ontwikkeling van het gehele Nederlandse bedrijfsleven en de invloed der overheids-
financiën op het economisch leven zich in het bedrijf
der banken duidelijk weerspiegelen. De onderhavige
beschouwing beperkt zich om technische redenen vnl. tot
de 4 Nederlandse Grote Banken, t.w. de Amsterdamsche
Bank, de Incasso Bank, de Rotterdamsche Bankver-
eeniging en De Twentsche Bank. Vanwege hun grootte
en de spreiding van het bedrijf over het gehele land mogen
ij voldoende representatief voor het Nederlandse bank-wezen worden geacht.
Het behoeft weinig betoog, dat de banken in 1946
tengevolge van de vele overheidsvoorschriften onder
hoogspanning hebben gewerkt. De overheidsbemoeiing
kwam vooral op drieërlei gebied tot uiting. In de eerste
plaats werd de geldsanering verder uitgewerkt en tei
dele gecompleteerd, waarbij de phae der deblokkeringen
vrijwel volledig werd afgesloten en .vervangen door de
zorg om nieuw gevormde of in het buitenland belegde
besparingen voor consumptie te behoeden. Blokkering
banken.
)
–
1945
,;170
17
‘s op termijn
………………………..
11
.945
en
….
……………………
…..
………
2.684
52
1946
170
79
118
2.451
56
rT
406
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Mei 1947
van e
V
en deel van de opbrengsten van effecten en ian
aan De Nederlandsche Bank overgedragen buitenlandse
tegoeden o.a. moesten hiervoor dienen. Inmiddels is dit
stelsel per 1 April 1947 verlaten; het is echter niet bekend;
of de Overheid het gevaar voor ontsparing voldoende
geweken acht,. of dat zij is gezwicht voor de argumenten
van hen, die menen, dat al deze maatrelen het mate-
riële herstel belemmeren.
Voorts, verschafte de Effectenregistratie aan de banken
veel werk. Nadat de effecten op 14 April 1946 bij banken.
en commissionnairs in effecten moesten zijn ingeleverd,
kon de aanmelding van deze effecten beginnen, waarvoor
de termijn na verschillende verlengingen op 1 Februari
1947 werd gesloten. Inmiddels verschaften de als gevolg
van de aanmelding veelvuldig plaatsvindende fiscale
onderzoekingen en beslagen veel werk, evenals het vele
speurwerk in oude administratieve bescheiden ten be-
hoeve van cliënten, om de eventuele verkoopbaarheid
van hun stukken na li& openstellen van de effectenhandel
op 10 Mei 1946 te kunnen vaststellen. De Raad voor het
Rechtsherstel zorgde voor verschillende – inmiddels weer
ingetrokken – extra blokkeringen van effecten en saldi.
De Effectenregistratie heeft in fiscaal opzicht stellig
nuttig gewerkt; of het beoogde doel van rechtsherstel
voor een belangrijk deel zal worden bereikt, moet echter
worden afgewacht
In de derde plaats stelden de bemoeiingen van de
Overheid op deviezengebied – ten deze gerepresenteerd
door De Nederlandsche Bank – aan de banken zware
eisen. Het invullen van formulieren en het aanvragen
van vergunningen ten behoeve van het zich steeds uit-
breidende internationale handels- en betalingsverkeer
vergde veel werk, evenals het verzorgen van aanmel-
dingen en opvorderingen van deviezenbezit.
Al ‘deze taken, waarbij de banken als verlengstuk van
het overheidsapparaat werden ingeschakeld, stelden aan
directies en personeel zware eisen. Gelukkig behoefde
men dit niet gratis te doen, zoals in het onderstaande
uit de grote rentewinst tengevolge van de geldsanering,
belangrijke provisiebaten enz., nog wel zal blijken.
Enige balanscij fers.
De ontwikkeling van het bedrijf der banken in 1946
kan voor een belangrijk deel worden afgelezen uit de
– gepubliceerde balanscijfers, welke hiërbij voor de 4 grote
banken gecombineerd worden weergegeven.
Balan
Kas, Kassiers en Daggeldleningen . …………..
Ned. Schatkistpapier
……………………….
Ander Overheidspapier
……………………..
Vissels
…………………………………
Bankiers
………………………………..
Effecten en Syndicaten
……………………..
Prolongatiën en Voorschotten tegen effecten
……..
Debiteuren
………………………………
Deelnemingen
…………………………….
Diversen
……………………………….
Totaal
……………………………………. –
De liquiditeit der banken onderging gedurende het jaar
1946 een achteruitgang. Was per ultimo 1945 vrijwel
het gehele bedrag der crediteurensaldi gedekt door kas-
voorraden en schatkistpapier, per eind 1946 bedroeg
deze dekking ongeveer 90 pCt. Dit spreekt des te sterker,
omdat van de totale crediteurensaldi per ultimo 1945
ongeveer ’55 pCt. ui geblokkeerd tegoed bestond, tegen
naar schatting slechts
1/3
aan het eind van 1946. Dat
desondanks de liquiditeit nog altijd zeer hoog was, blijkt
hieruit, dat de vrije crediteurensaldi naar schatting ruim
f.1.600 millioên bedroegen, zodat zij voor 137 pCt. door
kasvoorraden en het liquide schatkistpapier waren gedekt.
In deze daling van de liquiditeit weerspiegelt zich voor
een belangrijk d&el-de gang van zaken op monetair gebied
in. 1946. Aan de ene zijde werd geld (grotendeels geblok-
keerd geld) aan het publiek onttrokken door het betalen
van belastingen en zekerheidsstellingen, door inschrij
–
vingen op 2* pCt. Spaarcertificaten en 3 pCt. Grootboek-
schuld 1946 en voor de betaling van het tekort op de
betalingsbalans over 1946, wakrin door buitenlandse
credietverlening ,werd voorzien. De banken konden deze
betalingen uit de aard der zaak alleen verrichten aan
De Nederlandsche Bank, waar de rekening van het Rijk
wordt gehouden en ‘s lands deviezenreserve wordt be-
heerd. Zij moesten daartoe hun kasvoorraden, alsmed
de provenuen van tot verval komend schatkistpapier
aanspreken, zodat niet alleen hun crediteurn-, rep.
termijndepositosaldi daalden, maar hun liquiditeit met
een evengroot bedrag verminderde.
Wanneer men bedenkt, dat in 1946 naar schatting
voor meer dan f 650 rpillioen aan buitenlandse credieten
werd gebruikt, dat an zekrheidsstellingen alleen f 953
millioen werd betaald, en dat op de 2* pCt. Spaarcerti-
ficaten en de 3 pCt. Grootboekschuld 1946 voor f1.950
millioen werd ingeschreven, is het duidelijk, dat de meest
liquide activa der grote banken in het afgelopen jaar
met veel meer da,n de in feite geregistreerde vermindering
van f 377 millioen hadden moeten dalen.
Aan de andere zijde echter voerde het grote overheids-tekort over 1946 weer grote bedragen aan het bankwezen
toe, doordat de ontvangers, hetzij rechtstreeks in rekening-
courant bij een bank werden gecrediteerd, dan wel bank-
papier ontvingen en dit na verloop van tijd geheel of ten
dele weer bij een bank stqrttn. Naast
de individuele
deblokkeringen is het ook vooral deze gang van zaken
geweest, welke de snélle. daling van het percentage ge-
blokkeerd tegoed in het totaal der crediteurensaldi ver-
oorzaakte. Via de overheidshuishouding, wlke geblokkeerd
geld ontving en dit in vrij geld uitgaf, vond een groot-
scheepse omzetting van geblokkeerd tegoed in vrij tegoed
plaats. De banken konden de op deze wijze verkregen
aleuwe middelen .weer in schatkistpapier beleggen.
Als resultaat van deze twee groepen van tegenwerkende
factoren, nl. enerzijds de geldonttrekkingen en anderzijds
de nieuwe toevoering van middelen door de overheids-
huishouding, hebben de banken per saldo een betrekkelijk
geringe vermindering van de aan haar toevertrouwde
gelden ondergaan. Deze vermindering kan voor de grote
banken, rekening houdende met mogelijke verschuivingen
tussen de 4 grote banken en de overige geldinstellingen,
3.128 2.874
worden geschat op f
1
300 â f 400 millioen.
In feite wisten de banken door credietverlening aan het
bedrijfsleven de daling der opeisbare verplichtingen te
beperken. Weliswaar is het mogelijk, dat door crediet-
opneming in bankpapier een deel van het ter beschikking.
gestelde geld de sfeer van het bankwezen verlaat, maar
belngi’ijke vormen zal dit in 1946 niet hebben aange-nomen. In den regel zal de credietnemer door middel
van opdrachten tot overschrijving de tegoeden van derden
bij banken vergroten, terwijl het grootste deel van het
in cash opgenomen crediét na verloop van tijd wel weer
naar het bankwezen terugvloeit.
De credietverlening der grote banken aan het bedrijfs-
leven, welke zich vooral manifesteert in de post Debi-
sposten der Qier grote
(in millioenen guldens
1965
1946
152
94
Kapitaal
2.471
2.152
Reserves
11
18
Deposito
1
6
Crediteui
121
122
Diversen
15
12
40
46
240 ‘ 345
29
30
48
51
S
195
9 574
‘1’nt1
uIu
%vuru,Ii
v,i
i.iuu,
iii.u.L
werd ook voor
een
belangrijk
deel
door
de
prijsstijging
te-
240
weeggebracht.
220
In ne’enstaande grafiek wordt
het beloop
van de debiteuren-
200
cijfers van
do genoemde
vier
iso
grote banken aan,het einde van
1
60
ieder jaar sedert
1920
weerge-
geven, waarbij hét gemiddelde
4.0
van 1920t/m 1924 op 100 wordt
,gesteld.. Het afwijkend
beloop
20
van
de Amsterdamsche Bank
loo
om
de
bôvenvermelde
reden,
a
eli de relatief sterke groei van
de Incasso Bank op dit gebied,
60
blijken hieruit duidelijk.
40
Tenslotte moge nog worden
opgemerkt,
dat
de post Pro-
20
longatiën en Voorschotten tegen
1lfFfpn in
1946 slechts een zeer
IÇ
Amste,amacke Bank
— Incao3o
Bank
—. _..
Rottsr.a,,l,e Bank Vee.ni9in
g
Twentcke BQnk
;rTW
11—FRI
P
“‘–‘.-‘.
7_.-
……
21 Mei 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
407
teuren, bedroeg in 1946 ruim f 105 millioen. Hierin weer-
spiegelt zich de toenemende bedrijvighid in handel en
industrie t. o. v. het voorgaande jaar, al oefende de ook
in het afgelopen jaar voortgegane prijsstijging hierbij
invloed uit. Bij deze credietverlening zijn de banken on-
derworpen aan het toezicht van De Nederlandsche Bank,
welke alle credietaanvragen boven f 50.000 moet ,goed-
keuren. Hoewel de beoordelingsnormen van. de centrale
bank op dit gebied niet bekend zijn, is het wel waar-
schijnlijk, dat zij vooral let op het karakter en in verband
daarmede op devermoedelïjke duur der verleende cre-
•dieten. Credietverlening door banken verhoogt immers de
geldcirculatie, zodat in korte tijd aflopende bankcredieten
uit monetair oogpunt – en ook gezien vanuit de gezichts-
ioek van risico enliquiditeit der afzonderlijke banken –
stellig het meest gewenst zijn. Zuivere investerings-
credieten zullen in het algemeen aan banken niet worden
toegestaan; de Herstelbank en enige andere lichamen
vormen hiervoor de aangewezen instellingen. Dit be-
tekent natuurlijk niet, dat de banken in het geheel geen
investeringscredieten mogen verstrekken. In den regel
zal dit echter slechts plaats kunnen vinden in anticipatie
op een toekomstige emissie. Dat deze laatste vormivan
credietverlening veelvuldig voorkwam, bewijzen in 1946 en begin 1947 plaats gevonden hebbende emissiesvaarbij consolidering van bankcrediet een belangrijke reden was,
op overtuigende! wijze.
Met het peil van f 345 millioen aan Debiteuren hebben
de 4 grote banken gezamenlijk reeds weer ongeveer het
niveau van 1939 bereikt. Behalve de Amsterdamsche
Bank hebben de overige drie dit niveau aanzienlijk overschreden. Het bijzondere karakter der Amster-damsche Bank, welke . voor de oorlog vdel buiten-
landse credieten verstrekte, kan voor dit verschil-
lend beloop wellicht een verklaring vormen. Dat de
credietverlening in guldens reeds weer het niveau van
einde 1939 bereikte, kan echter niet alleen door de reële
velbetering van de toestand in
het bedrijfsleven na deb’evrij-
Debiteuren Ind
_1.-..-_
Verlies- en Winstrekeningen der
4
grote banken.
(in millioenen guldens)
1945 1946
1945 1946
Onkosten
……….
31
44 Rente en wissels ..
48
53
Pensioenen
……..
9
6 Provisies, Effecten
Reserveringen
2
6
en Syndicaten . .
10
27
Belastingen
……..
10
17
Dividenden
6
9
Diversen
………..
–
1
–
Totaal
…………
58
80
Totaal
……….
58
80
post der banken vormen. Dat in 1946 nog een toeneming van f5 millioen.aan rentewinst kon worden geregistreerd
t. o. v. 1945, ondanks de vermindering van het bezit aan
schatkistpapier en de verlaging van het disconto, is vooral te danken aan het feit, d,at de debiteuren zijn toegenomen
en dus ook de hierop verdiende interest. Bovendien werd
gereaiiseerde koerswinst op buitenlandse valuta in’ som-
mige gevallen ten gunste van deze rekening geboekt.
In 1946 heeft zich t.a.v. het schatkistpapier een niet
onbelangrijke strijd afgespeeld tussen het Ministerie van
Financiën en de banken. Nadat op 1 Januari 1946 de
afgifte van schatkistpromessen was gestaakt, besloot de
agent van het Ministerie van Financiën deze op 1 Mei
daaraanvolgende weer te hervatten. Hij besloot hierbij
de vooroorlogse wijze van inschrijving weder toe te passen.
De banken hadden na onderling overleg besloten om in
te schrijven tegen prijzen, welke het Ministerie van Fi-
nanciën niet bleken te conveniëren. De toewijzing was
dan ook zeer
5
miniem. Aanvankelijk waren de banken niet
tot toegeiren bereid, maar het Ministerie van Financiën
evenmin’, hetgeen. het des tt gereder kon doen, daar het
saldo van het Rijk bij de centrale bank destijds niet
minder dan f1.278 millioen bedroeg, zodat de liquiditeits-
positie van de schatkist geen direct gevaar liep. Boven-
dien zou altijd nog een rechtstreeks beroep op De Neder-
landsche Bank kunnen worden gedaan. Ie banken konden
in feite dan ook niet anders doen dan gebruik maken van
de mogelijkheid, hun door de agent daarna geboden
ex over de jaren
1925Ym1946
(1920/24=
100)
geringe stijging heeft vertoond.
De oorzaak hiervan is, dat credietverlening op deze wijze
door De Nederlandsche ‘Bank sedert 20 Juni 1946 om
monetaire redenen vrijwel geheel werd verboden.
De Verlies- en Winstreheningen.
De onderstaande tabel geeft de gecombineerde Verlies-
en Winstrekeningen der vier grote banken over 1945
en 1946 weer.
Onder de baten valt de post Rente en wissels. door
haar grote omvang reeds aanstonds op. De hoofdmoot
hiervan wordt stellig gevormd door de rente op schatkist-
prornessen, welke immers verreweg de belangrijkste actief-
om schatkistpapier af te nemen tegen door hem eenzijdig
vastgestelde, disconto’s, wilden zij niet aanzienlijke rente-
baten derven. De nieuwe disconto’s lagen ongeveer
3/
pCt.
beneden de tevoren geldende. Deze gang van zaken
illustreert duidelijk, dat het de Regering onder de huidige
omstandigheden weinig moeite kost, haar rentepolitiek
op de geldmarkt effectief te maken.
Een moeilijk te beantwoorden vraag is echter, waarom
door de Regering schatkistpapier bij banken wordt ge-
plaatst, terwijl en renteloos saldo bij De Nederlandsche
Bank wordt aangehoudeii van bijv. f790 millioen per
ultimo April 1947. Monetair gezien maakt het geen ver-
408
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Mei 1947
111
–
schil, of geld, dat van banken wordt geleend, weer wordt
uitgegeven, of dat wordt geput uit een bij de centrale
bank aanwezig tegoed. De kaspositie der banken wordt
door de afgifte van schatkistpapier weliswaar krapper,,
maar indien hieraan al enige invloed op de bereidheid
der banken tot credietverlening mag worden toegekend,
dan heeft dit thans, nu deze redietverletng door de
centrale bank rechtstreeks wordt’ gecontroleerd, wëinig
zin.
De inkomsten der banken, welke onder het hoofd Pro-
visies, Effecten en Syndicaten zijn gecombineerd, gaven in
1946 t.o.v. het voorgaande jaar een grote toeneming te
zien. Vele oorzaken werkten -tot de stijging, van deze
inkomenspost mede. De sterke toeneming van de waarde
van de Nederlandse invoer leidde er toe, dat de dienst-
verlening der banken op het gebied van het buitenlandse
betalingsverkeer, met name in de vorm van het stellen
van documentaire !accreditieven, een grotere omvang
aannam dan vôôr de oorlog. De overdracht van buiten-
landse tegoeden aan een deviezenbank’en de op bescheiden
schaal in 1946 reeds begonnen verkoop van Amerikaanse
fondsen leverden eveneens inkomsten voor de banken op.
Verder werd in 11946 de effectenhandel weer mogelijk
gemaakt en vonden een aantal emissies plaats; waardoor
deze inkomstenbron ook weer — zij het nog op bescheiden
wijze – begon te vloeien. De efl’ectenregistratie leverde
weliswaar, zoals gezegd, veel werk op. maar de inleve-
ringskantoren konden hun cliënten hiervoor een ver-
goedhig in rekening brengen, terwijl de Staat de’ bewaring
van deze fondsen zal betalen. Dit laatste heeft liog niet
plaatsgevonden, zodat deze grote bate waarschijnlijk”
niet in de resultaten van 1946 is verwerkt.
Niet, alleen de baten, dôch ook de onkosten hebben in
1946 een grote toeneming te zien gegeven. Voor een be-
langrijk deel hangt dit samen met de uitbreiding van het
personeel en met in 1946′ plaats gevonden hebbende
.salarisverhogingen. Dat de stortingen in pensioenfondsen
in 1946 lager, waren dan in 1945, hangt waarschijnlijk
hiermede samen, dat in’1945 reeds dermate grote extra-
stortingen werden gedaan, dat dit in 1946 wel op iets
kleinere schaal kon plaats – vinden..
Zowel de reserveringen als druitgekeerde dividenden
waren in 1946 belangrijk hoger’ dan in 1945, waarmede
de verhoogde winsten, ondanks. gestegen onkosten, op
duidelijke .wijze tot uitdrukking vi6rden gebracht. Voor
belastingen werd in ‘verband met de toegenomen winsten
niet minder dan f 17 millioen gereserveerd, dus f 7 mil-
lioen meer dan in 1945. Wanneer menlet op de dividend-
uitkeringen in verhouding, tot de reserveringen voor
belastingen, blijkt wel, welk een belangrijke ,,aandeel-
houder” de fiscus is geworden.
Vooruitzichten yoor 1947.
Veel hangt, wat de inkomsten aer banken voor 1947
betreft, af van de vraag, of de heffingen in dit jaar geheel
of ten dele zullen worden geïnd. In dit geval zullen immers
zowel de crediteurensaldi als de ‘jost schatkistpapier een
aanzienlijke vermindering ondergaan, met als gevolg
een lagere rentewinst. Wellicht zal dit ten dele door
vergrote credïetverlening kunnen. worden gecompenseerd.
Wordende bijzondere heffingen niet in 1947 ingevorderd,
dan zullen de toevertrouwde gelden tengevolge van de
tekorten der overheidshuishouding stellig toenemen. Dit
laatste uiteraard onder aftrek van de aan het piibliek
onttrokken middelen tengevolge van het invoer-,,lek”.
De kans op vergrote’ rentewinst is dus stellig niet uitge-
sloten, temeer omdat de credietverlening aan handel en
industrie wel een verdere uitbreiding zal ondergaan.
De andere inkomsten der banken zullen, gezien de
toegenomen activiteit op de in het voorgaande besproken
terreinen, waarschijnlijk verder toenemen. Met name
geldt dit voor de belangrijke winsten uit het emissie-
bedrijf, gezien de reeds plaats gevonden- hebbende en
nog in bewerking zijnde emissies in het lopende jaar.
Aan de andere zijde zal wel met een stijging der on-
kosten
,
moeten worden gerekend, vooral t.a.v. de post
salarissen .en de daarmede verband houdende pensioen-
stortingen.
In verband met het bovenstaande lijkt de verwachting
wel gewettigd, dat de winsten der banken over 1947 het
niveau van 1946 zullen bereiken of mIsschien overschrij-
den. In hoeverre dit de dividenduitkeringen zal beïn-
vloeden, moet worden âfgewacht. –
De liquiditeitspositie der banken zal stellig in 1947.
geen grote moeilijkheden baren. Door het ‘grote bezit
aan schatkistpapier kan practisch aan alle opvragingen,
hoe de eisen, van de fiscus in verband met de bijzondere
heffingen ook zullen uitvallen, zonder veel moeite worden
voldaan. Er bestaat geen aanleiding om te veronder-
stellen, dat in de post debiteuren, mede gelet op de ‘be-
trekkelijk matige stijging in 1946, belangrijke risico’s
zullen schuilen.
–
DrsF.DEROOS.
NOG EENS DE CREDI
1
ETCONTRÔLE.
Het jaarverslag van De Nederlandsche Bank is ook
onder haar nieuwe President méér dan alleen een verslag
van de lotgevallen der centrale bank in het afgelopen jaar.
De financiële situatie in ons land wordt in uitgebreide
beschouwingen, geïllustreerd met vele voor buitenstaan-
ders tot nu’ toe onbekende gegevens, aan een diepgaand
onderzoek onderworpen. Het feit, dat enkele onzer grootste
particuliere banken dit jaar, na een lang zwijgen op dit
punt, in hun jaarverslagen de financiële politiek der Re-
gering hebben besproken, geeft aan het verslag van De
Nederlandsche Bank een bijzondere waarde, daar dit in
vele opzichten kan worden gezien als een antwoord op de
critiek, door de particuliere bânken geuit. Weliswaar
heeft zich de opneming van de centrale bank in het over-
heidsapparaat nog niet officieel voltrokken, doch de
samenwerking tussen het Ministerie van Financiën en De
Nederlandsche B’ank op het gebied der huidige financiële
politiek is zo nauw, dat men het standpunt van Dr Holtrop
wel met het officiële mag vereenzelvigen.
Nu vçord en wederwoord gehoord zijn, lijkt het mij ge-
wenst het vraagstuk der credietcontrôle, dat é.n- van de
voornaamste punten van discussie was, nogmaals aan een
beschouwing te onderwerpen. ‘ ‘ ,
Zoals bekend, moet ieder nieuw cred$et, 6Çverhoging van een bestaand crediet boven f 50.000, aan
,
Ie, Neder-
landsche Bank ter goedkeuring worden voorgelègd. De particuliere bailken nu makn hiertegen bezwaar en hun
standpunt komt in het kort hierop neer, dat een dergelijke
contrôle overbodig is, aangezien aan de goederenzijde reeds
een contrôle plaatsvindt, zodat slechts uiterst’ noodzake-
lijke goederen mogen worden aahgeschaft; bovendien kan
een dergelijke dubbele contrôle afwijkende beslissingen
tengevolge hebben, wat’vior het publiek verwarrend is,
doordat dit de indruk schept, alsof er twee overheden zijn.
Een afwijzende beslissing bij de credietcontrôle kan ôf de
planning van het economisch overheidsorgaan in gevaar
brengen ôf de bestaande verhoudingen in het zakenleven
worden grondig gewijzigd als’ gevolg van de monetaire
maatregelen, doordat firma’s met een beteie kaspositie
eensklaps een ruime voorsprong krijgen.
Het antwoord, door Dr Holtrop in het verslag van De
Nederlandsche Bank hierop gegeven, is, dat er een wezen-lijk verschil tussen beide contrôles is, zodat deze inderdaad
door verschillende instanties dienen te worden uitgevoerd.
De goederencontrôle houdt zich bezig met de vraag, of
een bepaald goed dient te worden aangeschaft, de crediet-
contrôle daarentegen stelt de vraag, of kan worden toege-laten, dat de aanschaffing van dat goed wordt gefinancierd
21 Mei 1947
– ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
409
/met crediet. Bij dit laalste komen zowel de omstandighe-
den, het individuele geval betreffende, alsook de vraag
der algehele credietexpansie van dat moment, naar voren.
Blijkens de aanmeldingsformulieren, waarbij het crediet
ter goedkeuring aan De Nederlandsche Bank wordt voor-
gelegd, gaat men niet zo ver, dat men wil beoordelen, of
een bepaald crediet in het individuele geval, gezien de
liquiditeitspositie van de betrokken firma, noodzakelijk
is; terecht laat men dit aan de firma zelve en de betrokken
bank over. Het crediet wordt dus, wat betreft de omstan-
digheden vn het individuele geval, alleen beoordeeld op de merites van het goed, dat moet worden gefinancierd.
Ik vraag mij echter af, waarom, indien het juist is, dat
bepaalde goederensoorten niet voor financiering door
credietverlening in aanmerking komen, de omslachtige
weg ener credietcontrôle door een speciale instantie is ge-
kozen en niet wordt volstaan met een algemeen voor-
schrift aan de banken, waarin deze goederen worden op-
gesomd. De banken knnen dan bij hun credietgeving
hiernaar handelen. De banken hebben steeds loyaal mede-
gewerkt aan alle maatregelen op moïetair gebied enhet
ligt in de lijn der verwachtingen, dat zij dit ook in dit
geval zouden doen.
Alvorens in te gaan op de monetaire kant, wil ik even
wijzen op de alternatieven, die Dr Holtrop in zijn verslag
geeft. Hij merkt daarin op, dat het ook mogelijk ware
geweest in plaats van een credietcontrôle een vaste ver-
houding te bepalen tussen zekere activa en passiva, zo
bijv. tussen schatkistppier en uitstaand crediet. Doch,
zo zegt hij, dit zou voor het bankwezen nog veel hinder-
lijker kunnen zijn dan de huidige contrôle. Inderdaad ware
een dergelijk voorschrift, in al zijn eenvoudigheid, veel te
stroef om hanteerbaar te zijn. In die landen, waar het wel
is toegepast, is dit geschied met geheel andere oogmerken
dan hier. Met name in België heeft men dergelijke voor-
schriften uitgevaardigd, doch uitsluitend, omdat men niet
het gevaar wenste te lopen, dat de banken hun schatkist-
portefeuille zouden verminderen om crediet te kunnen
verlenen, waardoor de Staat gedwongen zou worden, ge-
heel te steunen op de financiering door de centrale bank.
Een dergelijk voorschrift, dat twee grootheden ver-
bindt, waartussen geen oorzakelijk verband bestaat, zou
ten Ôpzichte van de te verlenen credieten qualitatief niets
kunnen garanderen; op een zeker ogenblik zouden zelfs
de meest noodzakelijke credieten niet kunnen worden ver-
leend, omdat de grens bereikt was. Dif bezwaar wordt
overigens in België al gevoeld. Verder zou een uitzetting
van de crediteuren automatisch de grens voor de debiteu-
ren naarb6ven verplaatsen, zonder dat daarbij de mone-
taire behoeften behoeven te worden gediend.
Uitga1e
an het feit, dat de credietcontrôle is opgezet op monetaire gronden, zou het voor de hand liggen, dat
men, indien men de credietexpansie in de hand wil houden,
deze zôu verbinden aan de totale geldcirculatie, daarbij
voorkomende, dat het totale crediet t.o.v. deze geldcircu-
latie buiten verhouding toeneemt. Dit nu is wat De Neder-
landsche Bank wenst te doen in haar algemene beschou-wingen bij iedere credietaanvrage. Bezien wij nu de cijfers, die het verslag ons biedt, dan
blijkt, dat het gevaar van credietoverspanning volledig is
voorkoen. Op 31 December 1945 maakte het totale
bankcrèdiet 9,3 pCt. van de totale geldcirculatie uit, ter-
wijl het vergelijkend cijfer een jaar later 10,3 pCt. bedroeg.
Bedenkt men nu, dat einde 1945 ons economisch leven
nog op gang moest komen en dat einde 1946 de goederen-
omzetten een veelvoud van die van ultimo 1945 waren,
dan is een verhoging van het percentage met 1 pCt. zeker
niet verontrustend..
Wellicht is men geneig’d om aan te nemen, dat hiermede
het nut van de credietcontrôlè is bewezen, daar zij effec-
tief zou hebben
gewerkt. Dit is echter een verkeerde be-
oordeling van de feiten. Naar mij namelijk door insiders
werd verzekerd, ligt het aantal afwijzingen op crediët-
aanvragen nog beneden de 1 pCt. Blijkbaar Iegge de bank-
ken zich zelf al de nodige beperkingeri bij hun aanvragen op.
Bij de dfscussie is echter in het geheel niet naar voren
gekomen, en daar ligt mijns inziens het kernpunt der quaes-
tie, dat het gevaar voor een overmatige ëredietuitzetting
in het geheel niet bestaat. De beperking ligt noch bij de
credietcdntrôle, noch bij de goederencontrôle, doch bij
ons deviezentekort. Zolang ons land te kampen hdeft
met een deviezentekort, gelijk geschilderd door Minister
Lieftinck in zijn jongste nota, zolang is de goederenimport
zeer beperkt en daarmede vindt de credietvraag bij de
banken zijn natuurlijke grens.
Bovendien is het theoretisch aan ernstige twijfel onder-
hevig, of een dergelijke credietcontrôle ooit effectief kan
werken. Immers, indien een bedrijf crediet vraagt voor de
financiering van uiterst noodzakelijke goederen, dan is het zeer wel mogelijk, dat hierdoor andere middelen in
dit bedrijf Vrij komen voor de financiering van niet nood-
zakelijke goedeen. Formeel is dan alles in orde, doch in
de practijk betekent het een niet te stoppen lek.
Tenslotte nog iets over het karakter van de afwijzingen.
Deze vallen in twee groepen uiteen. De eerste groep,
quantitatief onbelangrijk, betreft die gevallen waarbij de
banken De Nederlandsche Bank voor boeman hebben
laten spelen. De banken waren zich van te voren de af-wijzing bewust en hebben daarop gespeculeerd om een
crediet, dat zij anders zelf zouden hebben geweigerd door
een andere instantie te laten afwijzen, daarbij de relatie
met de cliënt bewarende.
De tweede groep betreft de credietverlening voor de
financiering van onroerend goed. In deze gevallen wrdt
de credietnemer verwézen naar de Herstelbank. Waar
financiering van onroerend goed bij de handelsbanken
slechts in grensgevallen voorkomt, is het dantal, waar het
om gaat, slechts gering.
Conclusie.
De conclusie uit een en ander is, dat, terwijl theoretisch
de credietcontrôle zeker aanvechtbaar is, in de practijk
het aantal afwijzingen zo gering is, dat dit het benodigde
apparaat en de overlast, die aan het bedrijfsleven wordt
veroorzaakt,niet kan rechtvaardigen. Dit temeer, waar
de afwijzingen alle ‘eenzelfde karakter dragen, zodat met
een algemeen voorhrif t zou kunnen wojden volstaan.
Bovendien behoeft een ernstige credietoverspanning niet
te worden gevreesd, zolang de deviezenpositie zo precair is.
Ziet men daarbij de betrekkelijk geringe betekenis van de
uitzetting der oredieten t.o.v. de geldcirculatie, vergeleken
met de enorme uitbreiding, die daaraan wordt gegeven
door de deficitfinanciering van de Regering, dan is er alles-zins reden om de credietgeving binnen de boven genoemde
grenzen vrij te laten.
C. F. KARSTEN.
HET OVERLEG IN DE ONDERINEMING.
Sedert de bevrijdingbestaat bij tal van werkgevers
en werknemers de behoefte, om te geraken tot een ge-
organiseerd overleg in de onderneming, en, waar al iets
van deze aard bestaat, om dit overleg te versterken.
Een ontwikkeling op dit terrein is overal in den lande
merkbaar.
Doch evenzeer is merkbaar, dat, ondanks de wen
hij zeer velen, om hier tot concrete resultaten te komen,
de ontwikkeling ten zeerste wordt geremd, doordat men
bij gebrek aan gezaghebbendë voorlichting niet goed
weet,hoe men de zaak moet aanpakken. Men is zowel
van werkgevers- als van werknemerszijde bang, om met
een bepaalde vorm van overleg in de onderneming in
zee te gaan, aangezien men niet weet, of deze vorm wel
R
I
M
410
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21Mei 1947
in overeenstemming zal blijken te zijn met de richtlijnen,
die wellicht te zijner tijd dienomtrent zullen wôrden ge-
geven.
Het is een veeg teken, dat velen, die goed werk kun-
nen doen in de ‘practijk, van het maatschappelijke leven,
ten deze werkloos staan, omdat zij wachten o ,organi-
satorische richtlijnen, en dat de organisatoren op zich
laten wachten.
Deze situatie is gelijksoortig aan de toestand, die zou
bestaan op het terrein van het overleg in groter verband,
indien hier alles moest wachten op de beslissing, hoe
de bedrijfsorganisatie er definitief uit zal moeten zien.
Gelukkig is dit niet het geval: er is een Stichting van
de Arbeid, die op sociaal en tegenwoordig ook op eco-
nomisch terrein uiterst,belangrijk werk doet. Er is een
opbouwend overleg tussen werkgevers en werknemers
en ook tussen dezen en de Overheid. Een overleg,
dat steed groeit en telkens nieuwe terreinen omvat.
Dat het gebied der prijsbeheersing thans in dit overleg
is betrokken, is.weer een uiterst belangrijke uitbreiding.
De groei van het overleg binnen de ondernemingen
echter is gestagneerd.
De toporganen der organisaties van werkgevers en
werknemers zijn blijkbaar nog niet gereed om gezamenlijk
de richtlijnen te geven betreffende het overleg in de onder-
neming, die nodig zijn, om de terughoudendheid op te
heffen bij de velen, die toch graag actief zouden willen
zijn op dit terrein.
1,
Hier zal rustig moeten worden afgewacht. Uit overleg
kan iets groeien: dat is een zeer juiste uitdrukking. Men
kan slechts weinig ingrijpen in een groeiproces; hij, die
dat probeert, loopt kans het te ‘verstoren. Zo is het ook
hier.
–
Het besef van verantwoordelijkheid, dat blijkt uit het
overleg tussen werkgevers en werknemers, in het Ne-
derland van na de oorlog, kan het vetrouwen geven,
hetwelk tot dit wachten in staat stelt.
Desniettemin dringt de zaak. En daarom doet zich de vraag voor, of het niet mogelijk is, de huidige stagnatie
op te heffen, ook al zijn nog geen definitieve richtlijnen
beschikbaar.
..
Schrijver dezes heeft in iijn boekje ,,Keurwerk”, waarin
een aantal concrete mogelijkhedén worden genoemd, het
volgende gesçhreven: .,,De besproken onderwerpen zijn
niet in alle ondernemingen geschikt als object voor het
kernwerk. Deze geschiktheid is niet, alleen afhankelijk
van de aard der ‘onderneming, doch ook van de ont-wikkeling en de mentaliteit van werkgever en werk-
nemers. Bij eeii niet al te hoog peil van samenwerking
•zou het op het program zetten van sommige der hierna
te noemen onderwerpen grote moeilijkheden kunnen
geven.
In dat geval zal men goed doen te zeggen: ,,voorlopig
kome dit onderwerp niet te veel op de voorgrond, daar
zijn we nog niet aan toe; we zullen’ eert pogen meer
ervaring te krijgen met onderwerpen, die ons ‘gemalke-
lijker liggen”.
Allen, die het overleg in de onderneming in de practijk
kennen, zijn zich er wel van bewust, hoezeer het hier een
zaak is van voortdurend en geleidelijk aan opbouwen.
Er is daarom reden, om zich thans niet al te veel zorg te
maken over de vraag, hoe het op de duur moet worden.
Wat in de aanvang slechts nodig is, dat is een eerlijk
e
over
l
eg
, een groeiend vertrouwen en de wil tot samen-werken. Laat dit overleg niet van stonde af aan het ge-
hele, terrein omvatten, laat het een bescheiden begin
zijn met mogelijkheid van uitbreiding en laat men, waar
het overleg reeds gaande is,, zoekend en tastend verder
gaan.
Indien vast zou staan; dat er geen bezwaar tegen is,
om op deze wijze een begin te maken en verder te bouwen,
dan zou zeer veelgewonnen zijn
d
Kunnen de leidersder
organisaties hun leden deze armslag niet geven?
Wellicht is de enige moeilijkheid dan nog: de con-
troverse tussen de drie samenwerkende werknemers-
organisaties, die het uonopolie van~ candidaatstelling
verlangen, en hen, die daartegen bezwaar maken. Het is
echter onverantwoordelijk, inlien de voortgang op het
terrein van het overleg in de onderneming wordt gestaakt
wegens deze moeilijkheid.
-Hier moet van geval tot geval een oplossing worden
gevonden
–
.oplossingen, die op de duur voor de een
of de ander der betrokkenen niet aanvaardbaar zijn,
maar die niettemin als een voorlopige situatie of over-
gangstoestand kunnen w,orden geaccepteerd, indien slechts
tussen betrokkenen .vast staat, dat er. geen precedent
mee wordt geschapen en dat wijziging zal plaats hebben,
wanneer na opklaring cI,er organisatôrische verhoudingen
en na een succesvol gezamenlijk overleg aan de top
nadere richtlijnen zullen zijn gegeven.
Het is in dit verband goed, dat men zich, wel bewust
is van het volgende. Zelfs indien een kern of een onder-
nemingsraad is opgericht na duidelijke afspraken, met
een scherpe afbakening der werkzaamheden, met een
goed reglernent
–
alles geheel in overeenstemming met,
de verlangens van de werkgever, de verschillende groe-
pen van werknemers en de vâkorganisaties
–
dan heeft
men nog geen overleg, zelfs is dan nog nauwelijks iets van
betekenis bereikt. Men heeft dan slechts een gereedschap,
dat mogelijk zelfs bijna onbruikbaar zou kunnen lijken,
omdat zij, die het zullen hanteren, nog rrioeten leren,
wat zij er mee moeten aanvangen, ‘hoe zij het moeten
gebruiken. Een kern, een bndernemingsraad is een simpel
gereedschap, waarmee met geduld en goede wil inderdaad
iets is te bereiken. Men doet er geen wonderen mee
–
niemand make zich hierover illusies. En toch: het be-
scheiden resultaat, dat wordt bereikt
–
wel4ht in vele
ondernemingen —_kan voor de samenleving zeer grote
betekenis hebben:
GEVERS DEYNOOT.
DE MONETAIRE EN FINANCIËLE TOESTAND
‘VAN FRANKRIJK
1)
1.
Inleiding.
De ontwikkeling van de monetaire en financiële toestand
van Frankrijk sedert de eerste wereldoorlog is allesbehalve
rooskleurig te noemen. Was de Franse franc ÔÔr 1914
geruime tijd een toonbeeld van monetaire stâbiliteit,
sedertdien heeft een serie devaluaties de goudwaarde van
de franc tot iets meer dan een veertigste van de:oorspron-
kelijke waarde gereduceerd. Bij het uitbreken van de tweede
wereldoorlog, was de goudwaarde van de franc reeds
tot 7,9 pCt. van de waarde van 1913 gedaald; sedert
December 1945 bedraagt dit percentage 2,6. Het index-
cijfer der kleinhanclelsprijzen had bij het einde van de
Duitse bezetting in de zomer van 1944 de 2.000 bereikt
(1914
=
100) en heeft thans reeds de 6.000 overschreden.
Evenals elders is de wanverhouding tussen de ontwik-
keling van de geldstroom en van de goederenstroom, die
een infiatoire prijsstijging tot gevolg heeft gehad, in Frank-
rijk in hoofdzaak ontstaan als gevolg van de enorme, niet
uit de gewone middelen te dekken staatsuigaven in de
oorlogs: en na-oorlogsperiode. In 1913 beliep de totale Franse staatsbegroting ruin frs. 5 milliard; de begroting
voor 1947 omvat niet minder dan frs 1.165 milliard aan
‘)
De in’ dit
en het volgenëe artikel verwerkte gegeven5 zijn
ontleend aan de ,,Inventaire de la Situation Financière (1913-1946),
établi sur les instructions de M. Robert Schuman, Ministre des
Finances” (Parijs, December 1946) en aan aanvullende mede-
delingen van Minister Schuman op perscOnferenties, zoals deze
zijn weergegeven in de weekoverzichten, welke door de ,Agence
France Presse” word,n gepubliceerd onder de naam ,,Sept Jours
de 1’Economie Française”.
‘
PA
I
21 Mei 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
411
uitgaven, waarvan frs 660 miljard is ondergebracht.op
de gewona dienst en frs 505 milliard op de buitengewone
dienst. Terwijl evenwel gedurende de tweede wereldoorlog
in verschillende landen door een straffe prijs- en rantsoe-
neringscontrôle de prijsstijgingstendenties aan banden
werden gelegd, slaagde men er
in
Frankrijk niet in, de
prijsstijging binnen redelijke grenzen te houden. Had men
tijdens de Duitse bezetting de prijzen nog enigermate in
de hand, na het einde van de oorlog was het hek van de
dam en slaagde de Regèring er tot voor korte tijd niet in,
in enigszins voldoende mate vat te krijgen op de prIjs-
ontwikkeling.
In de hierna volgende beschouwingen zal worden ge-
tracht, een beknopt beeld te schetsen van de monetaire
en financiële ontwikkeling in Frankrijk sedert het einde
van de Duitse bezetting, teneinde op grond van het be-
schikbare’cijfermateriaal te komen tot de beantwoording
van dë vraag, of en in hoeverre thans van een zekere stabi-
liteit kan worden gesproken.
De staatsfinanciën.
De voortdurende stijging van de staatsuitgaven, die
zich tijdens de Duitse bezetting manifesteerde, heeft zich
na het einde van de oorlog voortgezet. De gewone dienst
der staatsbegroting, die in 1943 een recordhoogte van
ruim frs 135 milliard had bereikt, steeg tot frs 220
miljard in 1944, frs 425 milliard in 1945 en frs 586 milliard
in 1946. In de voorlopige bgroting voor 1947 werden de
uitgaven/op de gewone dienst op frs 660 miljard geraamd.
De buitengewone-dienst, die in het laatste volledige jaar
der Duitse bezetting, 1943, frs 271 milliard eiste aan
bezettingskosten e.d., zal volgens de voorlopige raming
in 1947 niet minder dan frs 505 milliard vergen, voor-
namelijk ten behoeve van de herstelfinanciering.
Bij de beoordeling van de omvang der na-oorlogse staats-
uitgaven dient in de eerste plaats rekening te worden ge-
houden met de wisselwerking, die er bij het ontbreken
van een afdoende prijsbeheersing bestaat tussen de toe-
neming der ongedekte staatuitgaven en de. stijging van
het prijsniveau. Voo? een deel is de stijging der staatsuit-
gaven te wijten aan’ de prijsstijging, die op haar
l
beurt
voor een deel het gevolg is van de geldschepping, welke
ter dekking van een grootdeel der staatsuitgaven te baat
moest worden genomen.
De vrdere oorzaken van de grote omvang der staats-
uitgaven kunnen in twee groepen wdrden onderscheiden.
In de eerste plaats zijn er in dit verband onvermijdelijke omstandigheden aanwijsbaar, verband houdende met de
liquidatie van de gevolgen van de oorlog en de noodzaak
van wederopbouw van de volkshuishouding. Tot deze
groep behoren de financiering van de wederopbouw, de
vergoeding van materiële oorlogsschaden
..L.
die in beginsel
integraal geschiedt – en de financiële voorzieningen voor
oorlogsslachtoffers, oorlogsinvaliden en oorlogsweduwen, terwijl ook de prijssubsidies wellicht ten dele tot de onver-
mijdelijkheden kunnen worden gerekend.
De tweede groep van oorzaken omvat bepaalde tenden-ties, die voor beïnvloeding door de Overheid vatbaar zijn.
De belangrijkste van deze tendenties is de neiging tot
sterke vergroting van de militaire uitgaven ten behoeve
van de wederopbouw van een sterk leger, welke na de be-
vrijding aan de dag trad. In 1938 bedroegen de militaire
uitgaven frs 29,4 milliard, welk bedrag 35,7 pGt. uitmaakte
van de budgetaire uitgaven. In 1945 bedroegen de mili-
taire uitgaven frs 172,8 milliard, U. 40,7 pCt. van de
budgetaire uitgaven. Op de nog tijdens het bewind van
De Gaulle door Minister Pleven ingediende ‘begroting voor
1946 paraisseerderi de militaire uitgaven met een bedrag
van frs 235 milliard. Een tweede oorzaak van de grote
staatsuitgaven, waarop in dit verband moet worden ge-
wezen, is de dekking door de Staat van de omvangrijke
tekorten van verschillende overheidsbedrijven, met namd
van de Staatsspoorwegen, en van de gemeenten en depar-
tementen. In de derde plaats moet melding worden ge-
maakt van de toeneming der sociale voorzieningen, die in 1938 frs 20,9 milliard, in1945 frs 85,7 milliard en in
1946 frs’ 105,3 milliard vereisten
:
Tenslotte dient in dit ver-
band de invloed te ,yvordn ‘genoemd van de uitbreiding
der overheidsreglernentering, gpaard gaande met een
belangrijke uitbreiding van het ambtelijke apparaat.
Anderzijds zijn ook de staatsinkomsten na de oorlog op
een aanzienlijk hoger niveau beland dan vroeger, ten dele.
evenqens als gevolg van de prijsstijging, voorts als gevolg
van de belastingdruk en uiteraard ook van de oplêving
der bedrijvigheid. De toeneming van de’staatsontvangsten
heeft evenwel geen gelijke tred gehbuden met de stijging
der.staatsuitgaven. Terwijl de staatsuitgaven in 1945 meer
dan het vijfvoudige van de uitgaven in 1938 bedroegen,
waren de staatsinkomsten in 1945 ten opzichte van 1938 nauwelijks verviervoudigd. Dientengevolge bewogen de
begrotingstekorten zich in de laatste jaren op een aanzien-
lijk hoger niveau dan vôér de oorlog. In 1938 sloot de be-
groting met een tekort van frs 27,7 milliard. In 194
bedroeg het deficit frs 207,3 milliard en in 1946 frs 215,1
milliard; de voorlopige raming voor 1947 komt tot een
tekort van niet minder dan frs 430 k 470 milliard, waarvan
frs 70 110 milliard op de gewone dienst en frs 360’mil-
hard op de buitengewone dienst.
Gezien de otitwikkeling der begrotingstekorten behoeft
het geen verwondering te wekken, dat de staatsschuld,
die was opgelopen van frs 445,7 milliard han het einde
van 1939 tot fi’s’1.523 milliard op 31 Augustus1944, na
de bevrijding van Frankrijk een verdere toeneming heeft
vertoond en in de loop van 1946 de fis 2 billioen ver heeft
overschreden. Ter vergelijking diene, dat aan het einde van 1913 de staatsschuld frs 32 milliard bedroeg:
De sanering der staatsfintnciën is in Frankrijk niet snel
genoeg na de oorlog met voldoende energie aangepakt.
De opbrengsten van de bijzondere heffingen, welke na de
bevrijding werden opgelegd, kunnen bij deze sanering
geen belangrijk gewicht in de schaal leggen. De confiscatie
der tijdens de Duitse bezetting verkregen ongeoorloofde
winstën bracht in 1945 fr 5,9 mii
hiad en in 1946 frs 18,5
milliard op. De ,,impôt de solidarité nationale”, die zowel
de vermogens als de tussen 1 Juni 1940 en 4 Juni 1945
verkregen vermogensaanwas treft, bracht in 1946 frs 50,3 milliard op.
De huidige minister van Financiën, Robert Schuman, heeft tijdens zijn vorige ambtsperiode— in het kabinet- –
Bidault – een tweetal reekseii maatregelen ter sanéring
van de staatsfinanciën geprojecteerd: enerzijds maat-
regelen op lange •termijn, anderzijds maatregelen met
onmiddellijk effect. Teneinde te komen tot de sanering
op lange termijn stelde Schuman in 1946 een tweetal
commissies in: een ,,cornmissie vdn onderzoek inzake de
kosten en het rendement van overheidsdiensten” en een
,,hoge conimissie voor fiscale studies”. De taak van de
tweede commissie omvat in het bijzonder het ontwerpen
van een geheel nieuw belastingstelsel, waardoor een ver-
mindering van het aantal belastingen, een betere verdeling
van de belastingdruk en een vergroting van de belasting-
opbrengsten kan worden bereikt. Van de maatregelen,
die op korte termijn effect kunnen,sorteren, moeten in het
bijzonder worden vermeld: een zo snel mogelijke verlaging
der prijssubsidies, drastische bezuinigingen in de over-
heidsdiensten
2),
opheffing en inkrimping van een aantal
overheidsdiensten – met name voorlichtingsdiensten en
politie — en vooral: sterke beperking der militaire uit-
gaven. Dit laatste punt verdient speciaal de aandacht.
1)!
In het begin ‘dan
1947
1ieeÏt de Regering besloten 50.000
ambtenaren van de verschillende Ministeries te ontslaan. Kort
geleden is met de ontslagverlening een begin gemaakt. Het Mi-
nisterie van Oorlog lijdt de zwaarste personeelsverliezen; niet min-der dan 8.200 ambtenaren, werkzaam op of ressorterende onder dit
Ministerie, worden op korte termijn ontslagen.
No
412
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
Mei
1947
De inkrimping der militaire uitgaQen.
De politiek met betrekking tot de militaire uitgaven
heeft in de na-oorlogse Franse algemene en economische
politiek een belangrijke rol vervuld. Ten aanzien van de
noodzaak van drastische bezuinigingen op de militaire
uitgaven- hebben de beide ministere van Financiën, di
sedert de van de Regering-De Gaulle om beurten de
portefeuille van Financiën hebben beheerd – André
Philip en Robert Schuman – dezelfde opvatting ver-
dedigd. Zij hebben de overtuiging uitgesproken, dat het
kortweg nonsens is, in een economisch verarmd land te
beginnen met de opbouw van een omvangrijk leger. Op
die wijze
–
2ou men het paard achter de wagen spannen.
Uitbreiding van het militaire apparaat kan ‘eerst aan de
orde komen, wanneer het economische herstel zo ver is
gevorderd, dat die uitbreiding zonder schade voor het
economische herstel en de economische stabiliteit kan
plaats vinden. De grote omvang der militaire uitgaven
,,constitue une anomalie évidente dans un pays fortement
appauvri qui n’a de chance de redevenir fort que s’il
reconstitue d’abord son potentiel économique” en ,,La
défense nationale elle-même ne peut
.
être correctement
assurée demain que si les dépensesmilitaires sont aujourd’-
hui limitées”, zo heette ‘het in Minister Schumans ,,In-
ventaire de la Situation Financière”
3)
van December
1946.
Deze opvatting was reeds in het begin van
1946
één der belangrijkste, aanleidingen geweest voor het af-
treden van De Gaulle. Deze generaal, dieook in vredes-
tijd ,,honneur et patrie” boven alles meende te moeten
stellen, heeft het veld moeten ruimen om plaats te maken
voor de dragers van nuchtere econdmische inzichten. Men
beperkt thans in Frankrijk welbewist het aantal dienst-
plichtigen en de militaire diensttijd teneinde naast een
verlaging van de militaire uitgaven tevens een vergroting
van het beschikbare arbeidspotentieel te bewerkstelligen
4).
Frankrijk mag zich gelukkig prijzen, dat op dit punt ge-
zonde economische beginselen het hebben gewonnen van
het militaire eergevoel. Het ware gewenst, dat deze be-
ginselen niet tot Frankrijk beperkt bleven.
Toen in het begin van
1946
de Regering-De Gaullë
werd vervangen door het kabinet-.Gouin en Pleven als
minister van Financiën werd opgevolgd door Philip, legde
deze laatste aan de Nationale Vergadering een budgetair
saneringsplan voor, gebaseerd op een door zijn voorganger
opgestelde jalang van de toestand van Frankrijks open-
bare financiën”. Reeds toen stond onder de middelen,
welke Philip aanbeval, een belangrijke inkrimping van
de militaire uitgaven voorop. Terwijl op de nog door Pleven
ingediende begroting voor
1946
de militaire uitgaven met
frs
235
milliard paraisseerden, wist Philip deze uitgaven
terug te brengen tot frs
155
milliard. Voor
1947
worden
de militaire uitgaven, in verband met de voortgezette
stijging der materiaalkosten en de gebeurtenissen in
Indo-China, iets hoger geraamd, namelijk op circa frs
180
milliard. Het blijkt evenwel het vaste voornemen te zijn
van de huidige Franse Regering, de militaire uitgaven
tot het allernoodzakelijkste te beperken.
De expansie oan het gel&olume.
In het lichLvan de geschetste ontwikkeling der taats-
financiën is het begrijpelijk, dat de toeneming van het geld-
volume, die zich tijdens de Duitse bezetting voltrok, zich
na de bevrijding heeft voortgezet. Van eind
1938
tot Sep-
tember
1944
nam de totale – chartale en girale – geld-
hoeveelheid toe van frs
165
milliard tot frs
871
milliard.
Na een kortstondige daling gedurende de eerste maanden
na de bevrijding steeg de geldhoeveelheid tot bijna frs 1.000
milliard’, aan het einde van
1945.
Thans kan de geldhoe-
veelheid op circa frs.
1.300
milliard worden gesteld, d.i. onge-
veer het achtvoudige van het vooroorlogse geldkwantum.
Opmerkelijk is intussen, dat – in tegenstelling’tot de
)
BIz.
19.
‘) VgI. de ,,Inventaire”,
alz.
21.
oorlogsperiode —”de vergroting van de geldhoeveelhe’id
sedert de bevrijding in mindere mate het gevolg is
van
4
operaties van- de schatkist ter dekking van de
begrotingstekorten dan wel van de voldoening aan de
particuliere credietbehoeften. In de reeds aangehaalde
,,Inventaire” wordt geraamd, dat de stijging met circa
frs 225
milliard, wélke de geldhoeveelhid onderging in
periode van September
1944
tot Juni
1946,
voor slechts
ongeveer een vijfde deel iflt de financiering der staatsuit-
gaven kan worden verklaard. Van veel meer belang was de
geldschepping ten behoeve van het bedrijfsleven. Het
totaal der posten debiteuren en handelspapier bij de Banque
de France en de handelsbanken steeg in de genoemde
periode van frs
38,9
milliard tot. frs
203,9
milliard, d.i.
met frs
165
milliard; de postën schatkistpapier en accepten
van het Credit National stegen in deze periode van frs
212
milliard tot frs
313
milliard, d.i. met frs 101. milliard.
In Séptember
1946
waren de posten debiteuren en handels-
papier verder gestegen tot frs
238,2
milliard, terwijl
daarentegen de posten schatkistpapier en accepten van
het Crédit National waren teruggelopen tot frs
298
mii-
hard. De expansie van de credietverlening aan het bedrijfs-
leven heeft tot gevolg gehad, dat de banken sedert het
einde van de iorlog telkenmale hebben moeten terugvallen
op de herdisconteringsfacilititen van de Banque de
France. Bovendien heeft de ontwikkeling op de geldmarkt
de Banque de France geregeld tot aankopen van staats-
papier in de Ôpen markt aanleiding gegeven.
Van een geldzuivering is in Frankrijk na de bevrijding
nauwelijks sprake”geweest. Weliswaar we.rden in Jimi
1945
de bankbiljetten en de ,,Invasiefrancs” van frs
50
en grotere coupures buiten omloop gesteld en tegen
nieuwe biljetten verwisseld, doch deze maatregel – die
behalve een registratie van het liquide vermogensbezit
vooral het waardeloos maken van de in Duits bezit zijnde
biljetten tot doel had – leverde uit een oogpunt van
geldzuivei’ing vrijwel niets op. Van een totale biljetten-
circulatie ad circa frs
560
milliard werd sléchts frs
36,7
milliard niet ingeleverd. –
In Minister Schumans ,,Inventaire” van December
1946
werd, teneinde de verhouding tussen
ge
ldh
oev
eel.
heid en geld behoefte te beoordelen, de verhouding berêkend
tussen de indexcijfers van de totale geldhoeveelheid en
indexcijfers van de waarde der industriële productie –
berekend op de grondslag van de kleinhandeisprijzen -‘
beide op basis December
1938 = 100.
In September
1944
was dit verhoudingscijfer
4,2,
in September
1945 2,8
en
in September
1946 1,7.
In de ,,Inventaire” wordt hieraan
de conclusie verbonden, dat er een zeker evenwicht is
bereikt, hoewel dit nog labiel moet worden geacht. Men
dient in dit verband te bedenken, dat de bedoelde aan-passing voornamelijk het gevolg,is van de stijging van
het prijsniveau, ten opzichte waarvan de stijging van de
geldhoeveelheid is achtergebleven. Terecht wordt in de
,,Inventaire” dan ook de opmerking gemaakt, dat een
stabiel even.vicht eerst is te verwezenlijken, wanneer de
prijsbeweging in bedwang wordt’ gehouden.
Sinds het einde van
1946
is bij de pogingen tot stabili-
satie van de monetaire toestand in Frankrijk terecht de
nadruk in belangrijke mate gelegd op de prijspolitiek.
Daarnaast zijn ook saneringsmaatregelen genomen in het
kader van de contrôle op het bankwezen, welke sedert
het begin van
1946
wordt uitgeoefend door de Conseil
National du Crédit. In Maart
1947
heeft deze Conseilde
banken opdracht gegeven, allë uitstaande credieten op-
nieuwte bezien en ingeval van gebleken excessieve voor-
raadvorming de credieten op te zeggen. Ook in de beoor-
deling vancredietaanvragen zijn de banken onder invloed
van de ConseilNationaldu Crédit strenger geworden. In een volgend artikel zal aandacht worden geschonken
aan de prijsontwikkeling en de prijspolitiek, de investerings-
politiek en de financiële verhouding ten opzichte van het
buitenland
C. GOEDHART.
21 Mei 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
413
t
,
BOEKBESPREKING
A.
Visser, LeQensQerzekeringsrekenkunde
(voor den buiten-
dienstman, die betere productie wenst en den niet
wiskundig geschoolden binnendienstman, die vooruit
wil). F1. J. Paris, Amsterdam 1947.
Blijkens de ondertitel van dit boek stelt de schrijver
– zelf een ,,buitendienstman” – zich ten doel, enige
kennis van de techniek van hët levensverzekerinsbedrijf
te brengen binnen het bereik van diegenen, die daarvan
bij de uitoefening van hun werkzaamheden nut zouden
kunnen hebben, doch voldoende wiskundige scholing
missen:
Over het algemeen kunnen wij zijn poging zeker als
geslaagd beschouwen. De aan de verschillende bereke-
ningen ten grondslag liggende principes zullen door de
belangstellende lezer bij een gedegen bèstudering van
dit boekje zeker worden begrepen. Wiskundige forniules
of symbolen worden in het geheel niet gebruikt, nochtans
is de behandeling theoretisch volkomen verantwoord. Enig voorbehoud omtrent de duidelijkheid menen wij
echter te moeten maken met betrekking tot de premie-
en reserveberekening bij de meer ingewikkelde verzeke-ringsvormen. Wij krijgen de indruk, dat de schrijver hier
wat tè volledig heeft willen zijn. Men komt bij deze materie
nu eenmaal vrij spoedig terecht in een gebied, waar groter
inzicht dan door gewone redenering en kennis van de
grondvormen mogelijk is, lhts door de wiskundige
methode kan worden verkregen, en het ware misschien
beter geweest de ,,rekenkundige” behandeling hier af te
breken. Het gestelde doel zou dan even goed zijn bereikt
en het boekje zou voor de over
)
het algemeen minder.
mathematisch aangelegde buitendienstman zeker nog
aantrekkelijker zijn.
Voor ‘de hoofdstukken 1 en V hebben wij grote waar-
dering. De daarin behandelde onderwerpen: interest en
sterfte als grondslagen van het bedrijf, afkobp belening,
premievrij-making en omzetting, alsmede de diverse
premie-opslagen, vormen een voor iedere betrokkene
onmisbare vakkennis, die in de practijk nog lang niet
altijd in voldoende mate aanwezig is. Door de bijzondere
opet van dit boekje kunnen genoemde onderwerpen alle
in onderling verband wordèn bezien, hetgeen’het te vormen
inzicht zeer ten goede ,moet komen.
H. GORIS.
AANTEKENING.
DE EC0N6IISCI{E ONTWIKKELING VAN TSJECROSLOWAKIJ
SEDERT DE BEVRIJDING
‘).
Sedert de bevrijding in Mei 1945 heeft’het economisch
leven in Tsjechoslowakije zich vrij voorspoedig ontwik-
keld. Dit was in belangrijke mate te danken aan de ruime
beschikking over inheemse landbouwproducten, de be-
trekkelijk
•
geringe oorlogsschade en de reeds tijdens de
oorlog door de Regering gesloten overeenkomsten met de,
geallieerden voor de levering van grondspffen. Bij dit alles
schiep de goed geslaagde geidzuivering de voorwaarden
voor een gezonde marktontwikkeling. Hierbij werd onge-
veer dezelfde procedure gevolgd als in Nederland, ndmelijk
inwisseling van oude bankbiljetten tegen nieuwe in de
verhouding 1 : 1, met gelijktijdige blokkering van bedragen
boven 500 Kr. per persoon, gevolgd door een vermogens-
heffing en vermogensaanasbelasting. De inwisseling der bankbiljetten had tevens fen doel een uniforme geldeen-
heid te creëren in plaats van de verschillende geidsoorten,
Tsjechische, Slowaakse en Duitse, welke vooraien in om-
loopwaren. Bij de vermogensbelastingen is een bijzonder-
heid, dat ararisch vermogen op de veel lagere prijzen van
1939 wordt gewaardeerd en industrieel vermogen op die
van 1945; hierin komt de wens tot bescherming van de
/
‘) Ontleend aan ,, Monatsberichte des Oesterreichisehen Insti-
tutes Îür Wirtschaftsforschung” van 21 Maart 1967.
landbouw sterk tt uiting. Verder werd ook de deponering
van waardepapieren verplicht gesteld. De wisselkoers werd
aan de $ gekoppeld en wel in de verhouding 50 Kr. voor
1 S. In het kader van deze maatregëlen liet men de prijzen
stijgen tot het drievoudige van die in, 1939, de lonen iets
minder. De aldus verkregen en gehandhaafde stabiliteit
van de wisselkoers had een gunstige invloed op de inter-
nationale handel en vergemakkeijkte de verkrijging van
buitenlandse credieten. 1-let vertrouwen, dat de nieuwe
geldeenheid bij de bevolking verwierf, werkte mede tot
een snelle ontwikkeling van productie en handel en deed
de zwarte markt veel terrein verliezen.
Prijzen en lonen.
De verhouding tussen prijzen en lonen is echter nog
niet geheel bevredigend, al zijn de reële inkomens sinds
midden 1946 reeds belangrijk gestegen. Een kosten- en
prijsstijgende werking gaat vooral uit van de grote bureau-
cratie in vele bedrijven, waarvan de verhouding 1 : 4
tussen bureaupersoneel en arbeidrs in de metaalindustrie,
waar 1 :6 de uit kostenoogpunt maximaal toelaatbare ver-
houding vormt, een treffend voorbeeld is. Vooral in de ge-
nationaliseerde bedrijven (die 20 pCt. van alle industriële
bedrijven omvatten met 65 pCt. der in industrie werk-
zame personen) treden de. hoge kosten scherp aan het
licht: Met name de mijnbouw en de metaalindustrie werken
met grote verliezen, die lang niet worden goedgemaakt
door de winsten in andere genationaliseerde bedrijfstakken.
Omoang der productie.
De omvang der productie vertoonde een stijging, vooral
in de ruw ijzer-, ruw staal- en steenkoolnijverheid, waar de
vooroorlogse productie bijna werd bereikt of in sommige
sectoren zelfs overschredn. Zowel de consumptiegoederen-
industrieëti als die van productiemiddelen werkten in
December 1946 reeds gemiddeld op 70 pCt. hunner capa-
citeit, waarbij nog in aanmerking moet worden genomen,
dat deze capaciteit gedurende de oorlog aanzienlijk is
gestegn. In het raam van het 2-jarenplan zal de bezetting
der industrie verder nog snel stijgen. Momenteel wordt de
ontwikkeling nog geremd door gebrek aan leidend personeel
en geschoolde arbeidskrachten
2
) en de in vele bedrijven
sterk gealde arbeidsproductiviteit. De Regering tracht,
o.a. door terugvoering van ambtenaren naar hun vroe-
gere beroepen, de toestand op dit punt te verbeteren,
waardoor tevens de momenteel ongunstige rentabiliteits-
verhoudingen dergenationaliseerde bedrijven zullen wor-
den verbeterd.
Buitenlandse handel.
De buitenlandse handel steeg van’Januari tot December
1946 560 pCt. in waarde, ën . de actieve handelsbalansen
juist t.o.v. die landen met een krachtige valuta, hebben de
deviezen- en betalingsbalanspositie aanzienlijk verlicht
3
).
1-Jet handelsvolume bleef echter nog ver benedel het
vooroorlogse peil, dat met inachtneming van de stijging
van het prijsniveau bijna drie maal zo hoog was.
Tsjechoslowakije is met zijn hoogontwikkelde industrie
een typisch veredelingsland: 75 pCt. van de uitvoer
bestaat uit eindproducten en ruim 50 pCt. van de invoer
uit grondstoffen. Daardoor is het economisch leven in
zeer hoge mate van het buitenland afhankelijk. Herstel van de buitenlandse aankoop- en afzetmarkten is daar-
om een eerste eis. 1-lierbij merkt het ,,Monatsbericht”
dan nog op, dat als gevolg van de gedurende de oorlog
uitgebreide productie-installaties, de vermindering van
‘)
Deze is vooral ontstaan door verwijdering van
de
Duitsers,
welke v6r
de
oorlog 3 millioen uitmaakten op een totale bevolking
van 12 millioen, en welke juist leidende posities in de industrie
hekleedden of tenminste goedgeschooicle arbeiders waren. (Zie
,,Econornische en sociale problemen in de ‘Tsjecho-Slowaakschc
Republiek’S door
G.
A. Surie in ,,E.-S. ]3.’ van 3 April 1966).
)
Hiertegenover moge als ongunstig vooruitzicht gelden de
geringe belangstelling van adspirant kopers van ,,hard currency”-
landen op de tweede na-oorlogse jaarbeurs te Praag. (Zie ,,The Economist’ van 12 April 1967).
414
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 21 Mei 1947
1946
S
Gemiddelde
1930-1937
Land van
herkomst
–
resp. bestemming
Invoer
Uitvoer
Invoer
Uitvoer
Invoer
Uitvoer
–
miii.
Kronen
pCt. aandeAl
in
de
totale
buitenlandse handel
West-, Zuid- en Noord-Euroia
i)
3.749,9
4.917,8
36,6
34,3
,
20,9
25,2
Midden-Europa
‘)
……..
………….
1.936,5
3.906,3
–
18,9
27,2
43,3
37,1
Oost- en Zuid-Oost-Europa
)
2.978,9
3,351,5
29,1
23,4
13,7
16,4
..
Overzee’)
……………….
…….
Overige, niet apart genoemde landen
.
.1.325,2
248,5
1.624,7
544,7
12,9
2,5
11,3
3,8
13,0
9,1
12,0 9,3
Totaal
…………………………
10.239,0
14.345,0
100,0
1
100,0
1
100,0
t
100,0
‘) België, Denemarken, Frankrijk, Italië, Engeland, Nederland,- Noorwegen en Zweden. ) Zwitserland, Oostenrijk,. Duitsland en
Polen.
5)
Rusland, Bulgarije, Joego-Slavië, Roemenië, Hongarije en Turkije. ‘) Brits-Indië, Zuid-Afrika, U.S.A., Canada, Argen-
tinië en Palestina.
de bevolking met 21 millioen en de rationalisatie
van de productie, welke op grond van de nood-
zakelijke kostenverlaging en het’ gebrek aan arbeids-
krachten zal moeten worden doorgevoerd, een be-
langrijke stijging van de exportcapaciteit verwacht kan
worden, waardoor het araagstuk der afzetmarkten zich
in versterkte mate zou doen gevoelen. Hiertegen kan
echter worden aangevoerd, dat de hevolkingsvermin-
dering weliswaar een daling van de binnenlandse con-
sumptie veroorzaakt, doch gelet op het’ productieve
gehalte dezer groep (zie noot 2) en mede in aanmerking
genomen, dat deze mensen vooral ook werkzaam waren
in de zo uiterm,te belangrijke exportproductie vân glas,
porselein en textiel (Zie bovengenoemd artikel ‘van de
heer G. A. ‘Surie in ,,E.-S. B.” van 3 April 1947), is het
zeer waarschijnlijk, dat de achteruitgang in de productie
die der consumptie verre zal overtreffen. Ook de toekom-
stige/rationalisatie, welke, zoals het bovenstaande rds
impliceert, alleieerst dient om het tekort aan arbeids-
krachten te compenseren, is een Nyankele basis voor voor-
spellingen van een stijgnde productie- en exportcapaciteit.
Men ti
1
acht thans de sterke daling in het handels-
verkeer met Duitsland, dat voorheen zowel voor
de invoer als de uitvoer de voornaamste handels-
partner was, te compenseren door een uitbreiding van de
handelsbetrekkingen met Rusland en met, Z.O.-Europa,
in welk laatste gebied Tsj echoslowakij e in, de toekomst
een deel der vroegere Duitse afzet hoopt over te nemen.
Rusld is tjsans voor de Tsechosloijaakse in- en uitvoer
op de eerste plaats gekomen, en een met dit land gesloten
handelsverdrag en een betalingsovereenkomst geven de
hoop op een verdere gunstige ontwikkeling. -Ook met een
aantal andere landen zijn handels- en betalingsovereen-
komsten gesloten.
Opvallend is de geringe regionale spreiding der Tsjecho-
slowaakse buitenlandse handel. Op verre aftand na
Rusland en Zwitserland, die sameii 24 pCt. van de geza
menlijke in- en uitvoer voor hun rekening nemen, volgen
Zweden, de Verenigde Staten,’Duitsland, Engeland, Neder-
land en België met tezamen 36 pCt.
E
el
i
i
indruk van de regionale verschuivingen in de bus-
tenlandse handel geeft het bovenstaande staatje.
De qualitatieve opbouw van de buitenlandse handel
.vertoont nog dezelfde structuur als voor de oorlog. Ka-
toen, wol, ijzererts, aardolie, chemische producten,electrï-
sche instrumenten en kogellagers vormen dè voornaamste
invoerposten met een aandeel van 50 pCt. van de totale in-
voer, terwïjlde uitvoer voornamelijk bestond uit ijzer-
varen (17 pCt.), machins en andere metaalproducten (12 pCt.), glaswaren (10 pCt.), textielproducten (8 pCt.), sui-
ker (8 pCt.), mout en aardappelen.
Economische politiek.
Wat betreft de economische politiek en de organisatie
van het economisch leven valt op te merken, dat, overeen-
komstig de politieke ‘opvattingen der Tsjechoslowaakse
Republiek, ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevon-
den, die weliswaar nog niet zijn afgesloten, doch die het
einddoel, de Planhuishouding, reeds duidelijk doen uit-
komen. De korte termijn van het economische plan, de
grotere omvang, welke de particuliere sector behoudt
tegenover de genationaliseerde, de handhaving van de be-
staande agrarische organisaties en bedrijfsvorrnen en ten-
slotte de buitenlandse politiek met zijn deelneming aan het
accoord van Bretton Wopds en de daarmede verbonden
aanvaarding van een multilateraal verdragssysteem wijzen
er evenwel op, zo zegt het ,,Monatsbericht”, dat toch een
geheel eigen richting wordt gevolgd, die niet zonder meer
met het Russische systeem kan worden gelijkgesteld, doch
die veeleer een synthese schijnt te zijn tussen oud en nieuw,
welke dus niet slechts imiteert, doch die rekening houdt met de gegroeide vormen op economisch zowel als cul-
tureel terrein.
INTERNATIONALE NOTITIES.
PARTICULIERE AMERIKAANSE LENINGEN AAN HET
BUITENLAND.
In de Verenigde Sthten houdt men rkeiiing met de
mogelijkheid van het verschaffen van leningen aan het
buitenland niet .door de Regering, de Import- en Export-
bank of de Internationale Bank, maar door particuliere
beleggers.
Nog altijd heeft de na-oorlogse wereld behoefte aan
grote kapitalen. Reconstiiuctie, aanvulling van voor-
raden, het verhogen der productie vereisen. meer dan
de $ 15 milliard, die tot dusver door verschillende re-
geringen beschikbaar zijn gesteld. Prof. Angeli van’de
,,Columbia University” schat in een beschouwing ‘in
,,The Commercial and Financial Chronicle” van 24 April
jI. de wereldbehoefte aan kapitaal voor de komende 8
tot 10 jaren op nog $ 30 k 35 milliard. Het gröotste deel
daarvan, te weten’ $ 20 â 25 milliardzal van de Ver-
enigde Staten moetdn komen en wel ‘van particuliere
beleggers.
In het verleden zijn de Amerikanen niet altijd gelukkig
‘geweest met hun buitenlandse beleggingen. In 1914 be-
droegen, zij slechts $ 2,5 milliard, in 1929 $ 15 milliard;
bij het begin van de oorlog waren zij teruggelopen tot
$ 11,5 milliard. De geleden verliezen werden veroprzaakt
door onoordeelkundigheid bij de beleggingen, te hoge
rentevoet en de protectionistische Amerikaanse handels-
politiek. .
Indien te enigertijd particulieren in de Verenigde Staten
wederom zullen deelnemen aan de beleggingen in het
buitenland, moeten de fouten .uit het verleden zoyeel
mogelijk worden vermeden.
In de eersté plaats moet worden gezorgd voor een goede
,,timing” van de leningen,. Zij moeten erôp gericht zijn
,,to offset rather than intensify business cycle fluctuations
at’home and abroad”Verdèr dient, zoals vanzelf spreekt,
een goede keus te worden gedaan, terwijl ook de voor-
waarden voor ,de debiteuren dragelijk moeten zijn. Wat
de Regering. aa’?igaat, het is wenselijk, dat zij een advi
serende rol speelt, vooral met het oog op mögelijke po-
litieke consequenties.’
In het bijzonder tenslotte moet het de debiteuren niet
moeilijk worden gemaakt om hun schulden te betalen.
Uiteindelijk zal dat gebeuren’ in, de vorm van goederen
21 Mei 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
415
en diensten. Met het oog hierop ,,we must adopt liberal
rather than restrictive tariff and other commercial po-
licies”.
Op deze wijze zullen particulieren met een gerust ‘hart
hun gelden aan het. buitenland kunnen toevertrouwen
en aldus kunnen medewerken aan het herstel van de
wereld, zonder welk herstel het voor de Verenigde Staten
niet mogelijk zal zijn om zijn welvaart te handhaven.
DE BELASTINODRUK IN ZWITSERLAND.
De belastingontvangsten in Zwitserland zijn sinds 1924
sterk toegenomen. Terwijl het nationaal iikomen in 1946
bijna dubbel zo groot was als in 1924, zijn de belastingen
ongeveer verdrievoudigd. Dit blijkt uit de volgide, door
de ,,Neue Zürcher Zeitung” van 7 Mei jl. gepubliceerde
cijfers:
Belasting-
Nationaal Belasting in pCt.
ontvângsten
inkomen
v. h. nat, in-
–
.
komen
/
In millioenen francs.
1924 . . .
733
7.738
9,5
1929 ..
940 /
9,469,’
10,0
1935
….
978
7.429
13,2
1938 …
1.050
8.202
12,8
1946 ..
2.591
14.000
18,5
1946
1)
2.184
14.000
15,1
‘)
Zonder dc defensiebelasting.
Een tiende deel van het nationaal inkomen werd in
1924 door de belasting opgeëist; in 1946 ongeveer
1/5.
hoewel deze percentages hoog lijken, steken zij nog gunstig
af bij Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten, waar
iij respectievelijk 22,7 pCt., 37,3 pCt. en 29,4 pCt. be-
droegen.
De druk op de verschillende inkomensgroepen is voor
gezinnen zonder kinderen als volgt:
Belasting
2)
in pCt. van een inkomen van
(in frs):
3.000
6.000
15.000 25.000 50.000
1914 ……2,5
. 3,6
5,3
5,8
6,2 1938
…..
(
2,6
5,3
10,1
‘ 12,8
16,4
1945 …..
1
2,9
6,0
12,0
16,2
21,1 1946
. .
7
2,8
5,9
11,7
‘15,9
20,7 /
‘)
Inkomsten-, personele- en huishoudbelasting.
Naar het schijnt is de belastingdruk bij de laagste in-
komens nauwelijks gestegen, bij de hogere daarentegen
verdubbeld of verdrievoudigd. In werkelijkheid moet men
echter rekening houden met de geringere koopkracht van
het geld. Met name blijken de kosten van levensonderhoud
in 1946, vergeleken met 1914, verdubbeld te zijn, zodat
een inkomen van 3.000 frs. in 1914 gelijk te stellen is met
een inkomen van 6.000 frs. nu
. In dit geval is da belasting-
druk voor een inkomen van 3.000 frs. van 2,5 pCt. op 5,9
pCt. gekomen; of meer dan verdubbeld. Voor inkomens
van 25.000 frs. is die druk van 5,8 pCt. op 20,7 pCt. of
zelfs op 24,7 in 1947 gekomen, of wel
Qier
maal zo zwaar
geworden.
BERICHT.
Te beginnen met 15 Juni as, zal het Nederlandsch Eco-
nomisch Instituut wederom don verschijnen een ,,Econo-misch-Statistisch Kwartaalbericht” (,,E.-S. K.”).
Een deel van het vooroorlogse werk wordt hiermede
wederom opgevat, doch met een enigszins gewijzigde in-
slag. Het ,,E.-S.K.” zal bevatten regelmatige overzichten
vasi de economische toestand in verschillende landlln: Nederland (in samenwerking met het Centraal Bureau
voor de Statistiek) en de overzdese gebiedsdelen; België,
de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Het ligt in de
bedoeling, naast afzonderlijke regelmatige cijferreeksen, de
kortgehouden artikelen op conclusies toe te spitsen. Daarnaast zullen artikelen worden opgenomen, berist-
tend op het door het Nederlandsch Economisch Instituut
verrichte researchwerk betreffende de internationale loop
der prijzen, geld- en kapitaalmarkten en speciale ondér-
werpen.
Z
zal het eerste nummer een artikel bevatten be-
treffende zwarte prijzen van consumptiegoederen geduren-
de de bezettingsjaren. .
Leden van het N.E.I. ontvangen het kwartaalbericht
gratis; âbonné’s op de ,,E.-S.B.” lunnen de jaargang 1947 van het E.S.K. ontvangen voor een bedrag van f 4. Losse
abonnementen/voor deze jaargang f 6.
Besloten is, het aan belangstellenden mogelijk te ma-ken een resumé met de conclusies der artikelen veertien
dagen véér verschijning van het ,,E.S.K:” te ontvangen.
De kosten dezer berichten, welke slechts tot een beperkt
aantal kunnen wordén beschikbaar gesteld, bedragen f 50
per kwartaal. Aan belangstellenden wordt verzocht de
bij dit nummer gevoegde kaart spoedig in te zenden.
GELD- EN KAPITAALMAKT.
Als gevolg van het feit, dat in Mei van het voorgaande
jaar de afgifte van schatkistpromessen weer werd open-
gesteld na een staking van 4 maanden, komen er thans
grote bedragen te vervallen. Dit heeft niet alleen de
mogelijkheid tot vergroting van liquiditeit voor de geld-
marktinstellingen met zich gebracht, maar tevens de
gelegenheid om door aankoop van promessen met kortere
looptijd dan een jaar een zekere spreiding in hun bezit
aan chatkistpapier aan te brengen. Dit laatste uit de
aard der zaak door middel van aankopen in de open
markt, omdat de marktdisconto’s hogei’ zijn dan de
afgiftetarieven van de Agent. Dit leidde tot iets grotere omzetten en tot een kleine daling in sommige gevallen
van de marktdisconto’s. Driemaandspromesen werden
tegen i/ pCt. aangeboden, halfjaarpapier werd tegen
11 pCt. yerhandeld, terwijl acht- en negenmaandspromes-
sen tegen pCt. werden gevraagd, liet zeer kortlopende
Mei-papier werd tegen If pCt. verhandeld, terwijl call-
geld 1 pCt. noteerde. Hoe belangrijk deze spreiding naar
looptijden voor de schatkistpapier-portefeuille kan zijn,
mede met het oog op de inning der heffingen, werd reeds
vroeger opgemerkt.
De Vermogensheffing ineens is thans door de Tweede
Kamer aanvaard, zij het ook, dat het tarief over de gehele
linie bij amendement met 20 pCt. werd verlaagd. De kans,
dat het wetsontwerp het Staatsblad zal bereiken, lijkt
wel groot. De verlaging van het tarief is stellig belangrijk,
maar voor de effectenbezitters komt thans nog de nit
minder belangrijke vraag, welke koersen definitief zullen
worden aangenomen. Sedert de voorlopige vaststelling
der koersen volgens de notering van 1 October 1946,
na aftrek van zekere reducties, is een grote stijging in-
getreden, globaal gesproken ongeveer 25 pCt. Indien de
definitieve waarderingsdatum eens werd vastgesteld op
een tijdstip in bijv. de lo’pende maand, dan is het duide-
lijk, dat de tariefsverlaging voor het effectenbezit slechts weinig baat brengt.
,De koersschommelingen ter beurze van Amsterdam
waren in de afgelopen week van bescheiden omvang.
Het schijnt, dat winstnemingen en nieuwe aankopen
ongeveer tegen elkaar opwegen en dat het overwicht
der kopers vrijwel is verdwenen.
,
,klet lijkt er pp, alsof
de koersstijging haar hoogtepunt heeft bereikt. De om-
zetten worden geringer, evenals bij de verkoop van Ame-
rikaanse fondsen, waardoor nieuwe beleggingsvraag dus
ook geringer wordt.
Indische fondser toonden na het bekend worden van
het mislukken der onderhandelingen op economisch ge-
bied’ aanvankelijk een behoorlijke reactie, maar zij wisten
S
416
e
ECONOMISCH
–
STATISTISCHE BERICHTEN
21 Mei 1947
later in de week het geleden verlies weer grotendeels in
te halen.
9 Mei
16
Mei
1947
197
A.K.0.
……. . …………..
170
170k
van
Berkel’s Patent
…………
127k
127k
Lever Bros Unilever C.v.A .
….
274
278
Philips
G.b.v.A .
…………..
365
372
Köninklijke Petroleum
……….
402 402
H.A.L.
…
.
………… . ………
-208
202
N.S,U.
…………………….
185k
191
H.v:A…………………….
‘288
285
Deli
Mij.
C.v.A.
–
…………..
145
143
Amsterdam Rubber
…………
148
144k
STATISTIEKEN.
v
DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens)
4
1
.
c
2
ce
0
o
0.
ze
ce
1-‘
O
.
ce
,-
.2.-
zee5ce
–
.2
–
P.
o0e)
.3
‘
31 Mrt ’47
521.929
56.645
52.510
09
173.986
8April’47
522,043 56.645
55.926
101
–
15.342
14
,,
’47
522.085
156.076 19.433
101
152.047
21
,,
’47
522,151
140.377
.41.623
101
154.476
28
,,
’47
520.380 140.377
128.722
101
155.355
6 Mei ’47
522.409
126.894 122.789
101
157.176
12
,.
’47 520.685
131.755
175:448
101
454.825
19
,,
’47
520.237
130.168
1
167.227
101
156.399
Saldi in rekening-courant
‘
1
1
v
ce
Q.’0
ce
:=~
Ao
0
1
cQ
I-‘
ce
z5-ce
31 Mrt
1
47
2.765.891 680.418
31.739
41.844 688.649
8April’47
2.760.301
635.954
63.600
39.42
698.458
14
,,
’47
2.719.259
687.124
.
45.982
38.573
763.908
21
,,
’47 2.700.130
733.610 43.907
37.172
751.784
28
,,
’47
‘3.736.965
789.631
65.457
37.141
724.235
6 Mei ’47
2.754.067
780.167
54.693
.
35.635
721.301
12
’47 2.736.901
807.929
46.270
36.670
715.076
19
’47
2.721.059
831.434
53.082
40.471
686.701
NATIONALE
BANK
VAN
BELGIË.
(voornaamste posten in millioenen francs).
‘
ce
0′”
0ccN
2
c”
c
Co
.
Data
ce°’
00,2
ee
1
O’oo
00
c.,
ce
•1
‘
lEe
__
27 Maart 1947
27.722
19.787
3.923
285
775
53.582
2 April 1947
27.727 9.879 3.543
363
772 53.452
10
1947
27.736
10.331
4.258
370 793
52.812
17
,,
1947
27.736
10.523
4.305
356
844
52.247
24
1947
27.771
10.556
3.598
261 881
51.937
,,
30
,,
1947
27.792
10.516
4.361
319
806
52.497
8
Mei
1947
27.794
10.723
4.505
321
828
52.432
‘
1
courant
saldi
.-
°
0
Data
.O’o
‘-
°
°
cd
0
E-lu
ce
0
c
ce,0
ce
P. 0
.
ce
27 Maart 1947
637
1162.738
74.690
3
6.357
587
2 April 1947
637
1163.492
75.823
1
6.019
585
10
4947 637
1163.272
75.793
3
5.834
584
,,
17
,,
1947
‘
637
162.609
75.131
2
5.761′
573
2.4
1947
637
1162.040
74.814
2
5.523
567
,,
30
,
1947 637
1163.319 75.996
1
5.596
66
8
Mei
1947
637
1463.769
76.243
4
5.638
559
1)
Waarvan 10.493 millioen fi’cs. onbeschikbaar goucisaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1 944).
‘) Vaaronder begrepen de Post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘)
Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.
DE
NEDERLANDSOIIE BANK.
Verkorte balans op 19 Mei 4947.
Activa.
Wissels,
pro-
Hoofdba nk t
–
messen en
schuldbriev n
ij
an
in disconto
Agentsch.,,
100.900,-
100.900 ‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het
Koninklijk
besluit van
1
October 1945, Staatsblad No.
F204)
……………………..
.
……..
–
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
..de Staat der Nederlanden ingevolge overeen- komst van
26 Februari
1947
…………….
2.400.000.000,-
Beleningen:
Hoofdbank t
147.679.576,72
1
)
(mcl. voor- schotten in re-
Bijbank
,,
863.279,90
kening-courant J
–
op onderpand)
Agentsch.,,
7.855.890,85
156.398.747,47
Opeffecten,
enz ………..
..456.236.322,69 ‘)
Op goederen en celen
..,,
162.424,78
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
•
156.398.747,47
2
)
wet
1937)
…………………………
– –
Boekvordering op de
Staat
der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947
,,
1.500.000.000,-
Munt en mntmateriaal:
Gouden munt engouden
muntmateriaal
.
……..t
518.486.749,64
Zilveren munt, enz.
‘ …..
1.750.152,06 520.236.901,70
Papier op het buitenland
..
t
130.168.200,-
Tegoedbij correspondenten in het
buitenland
……..
..162.174.373,42
Buitenlandse betaal-
middelen …………….
..5.052.167,15
297.394.720,57
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
….
. …………..
.
..
.
…………
..
66.982.441,48 Gebouwen
en
inventaris
………………….
3.500.000,-
Diverse
rekeningen
……………………..
36044.1Je8,47
t
4.680.657.859,69
Passiva
–
Kapitaal
…………………………….t
20.000.000,-
Reservefonds
……………………….
…
42.452.579,46
Bijzondere
reserves
………………. …….32.247.868,69
Pensioenfonds
………………………….
46.881.275,54
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
. . .
. . ,
136.864.710,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgiften) …….
2.721 .059.240,-
Bankassignaties
in
omloop
………………..
266.663,14
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist.
……
t
831.434.267,38
Geblokkeerde saldo’s
van
banken
…………..
..
53.081.983,13
Geblokkeerde
saldo’s van
anderen
…………..
..40.470.895,66
–
Vrije saldo’s
…………686.700.767,61
1.611.687.913,78 Diverse
rekeningen
…………………….
..
129.197.609,08
t
4.680.657.859,69
‘)
Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks door de Bank in disconto ge-
nomen
…………………………..
f
–
‘) Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no
99)
,,
42.165.200,- Circulatie der door de Bank namens
de Staat
in
het
verkeer
gebrachte muntbiljetten
……
148.857.574,50
BANK
VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
‘0
ccc
.2
.0
/
o
ceccc
0
>
Ee
23April’47 30April’47
7 Iei ’47
14
Mei
’47
0,2 0,2
0,2 0,2
1.449,4 1.449,3
–
1.449,3 4.449,3
–
1.450
1.450 1.450 1.450
1.387,9
‘
1.387,6.
.
1.3.91,8
1.390,4
62,3 62,6
58,5 59,9
Other securities Deposits
0
ce
t
.
c
.
–
0
..’0
.
)
‘0
Pq
23 Api’il ’47
0,8
320,2
14,4 16,9
396,8
8,4
288,7
30 April’47
1,0
317,1 18,0
27,7
408,6
6,9
303,7
7
Mei
’47
1,0
311,1
17,9
26.4
397,1
13,0
288,4
44
Mei
’47
1,1
320,4
14,3
18,1
395,9
9,1
290,6
21 Mei 1947 /
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
417
BANK VAN
FRANKRIJK.
(Voornaamste postenTiimiiiioenen francs).
Voorschotten aan de Staat
Data
C) 0
‘-‘0
•
0
cd
,
*
17 April
1947
82.817
131.464 99.449
51.900 426.000
24 April
1947
82.817 132.052
99.449
49.800
426.000
30 April
1947
82.817
130.478 99.449
55.000 426.000
8 Mei
1947
82.817
135.834 99.449
55.700
426.000
Bankbil-
,/
Deposito’s
Data
.
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie
17April
1947
757.282
63.263
738
61.611
24 April
1947
753.025
,65.421
1.079
63.509
30 April
1947
770.670
63.074
770
81.484
8 Mei
1947
774.219 62.795
823
61.391
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste oosten in millioenen francs).
–
:
0
L
,.,
,.,
d
d)
Data
1
,
1
0 0
.
0
0
–
0
–
1
Pq’-
0
23 April 1947
1
5.027,2
1
144,1
62,4
1
52,4
3.804,5
1.270,3
30April 1947
1
5.038,5
1
147,3
67,0 52,3
3.918,0 1.184,7
7 Mei
1947
1
5.030,3
1
144,9 69,7
i
52,3
3.857,7
1.228,8
14 Mei
1947
5.035,5
[141,5
65,1
52,3
3.817,6
1.263,0
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
Vorderingen
7Mei 1947
30April1947
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Nederlandsche Bank
t
784.537.699,14
t
774.109.747,79
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten ……
2.016.354,72
,,
7.770.034,49
Kasvorderingen wegens kre-
dietverstrekking
aan
het
–
–
Daggeldiening
tegen
onder-
…..
–
–
Saldo der postrekeningen van
,
408.494.737,41
399.858.659,64
Voorschotten op
uit. Maart
Ri.jkscomptabelen
………..
1947
aan
de
gemeenten
-.
wegens
aan
haar
uit te
buitenland
…………………
84.140.613,85 ,,
84.140.613,85
pand
…………………….
Vordering in rek.-courant
Op:
Nederlandsch-Indi0
……
669.452.666,92
,,
667.593.689,51
Suriname
…………..
37.263:197,52.
,,
36.683.723,82
keren belastingen
…………..
,,
7.098.855,64
6.948.855,64
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
…..
sioenfonds
………….
–
–
Curaçao
………………
Het
staatsbedrijf der P., T.
……
enT
…………………………
Andere staatsbedrijven en in-
–
stellingen
………………
563.549.056,31
,,
559.46.312,31
Verplichting(
‘
n,j
–
Voorschot
door
De
Neder-
landsche Bank verstrekt
–
–
Voorschot
door
De Neder-
landsche Bank in rekening- courant verstrekt
……..
–
–
Schuld
aan
de
Bank voor
Nederlandsctie Gemeenten
– –
Schatkistbiljetten in
omloop
1
672.222.600,-
1
651.722.600,-
Schatklstpromessen bij De Ne-
derlandsche Bank Ingevolge
–
overeenkomst van 26 Fe-
–
bruarl
1947
…………
2100.000.000,- ,,2100.000.000,-
Schatkistpromessen
in
om-
loop
(rechtstreeks
bi)
De
Nederlandsche Bank is ge-
plaatst nihil)
…………….
6256.900.000.-
,,6294.900.000,-
Muntbiljetten in.omloop ….
.
–
.
147.277.709,-
–
,, 1(6.90 1.520,-
Schuld
op
ultimo
Maart
1947
aan
de
gemeenten
wegens
aan
baar
uit
te
keren belastingen
–
–
Schuld
in
rek.-courant
aan: …
Nederlandscia-IndiO
–
–
–
-,
Daggeldleningen
…………….
Curaç
Suriname
…..
–
–
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
21.569.490,67
21.283,883,23
Het
staatsbedrijf der P., T.
………………….
ao
……………………
en
T.
………………
417.307.662,79
399.350.315,29
sioenfonds
……………….
Andere staatsbedrijven
….
Schuld aan diverse instellingen
….
3.536.355,13
3.538.820,70
in
rekening met
‘s
Rijks
……
Schatkist
……………..
3222.949.14
–
4,18
,,3210.585.044.,18
7
..W4
i.onaon s .tconomic
(1
cene
SO
TIJMULTUOUS
and lapid are the events of
world atid British economy that the morning’s
• news marks changes of concern to everyone
• who owns capital investments, and to men of
affairs thro.ighout the world.
The financial scene in London, and in other
countries as viewed from London, is faithfully
presented and subjected to expert comment in
THE FINANCIAL TIMES
day by day.
London’s only financial daily newspaper is
despatched by air to Holland every morning.
Order it from your usual newsagent who cnn
obtain all the copies he needs from one of our
Wholesale Agents listed below :-
M. Van Gelderen & Zn.,
Damrak, 35, Amsterdam.
V/H Van Ditmar,
• . , Saftievenstraat, 40b, Rotterdam.
THE
-,FINANCIAL TIMES
Incorporating
THE
FINANCIAL NEWS
By Air from London every morning
FE1)EItAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste oosten in millioenen dollars)
Metaalvoorraad
Data
1
Other
–
U.S.
Govt.
Totaal
t
Goudcer- cash
securities
1
tificaten
19 Mrt 1947
1
19.161 333
24.247
26 Mrt 1947
t
19.182
1
329
22.810
2April1947
1
19.250
L
18.370
5
302
21.938
9April1947
19.258
8
283
22.276
–
F.R.-bil- Deposito’s
Memer-
Data
jetten in
circulatie Totaal
Govt.
–
banks
19 Mrt 1947
24.303
1
18.448 1.429 15.867
26 Mrt 1947
24.143
1
18.317
1.600 15.658
2April 1947
24.185
1
17.580
946
15.540
9April1947
24.170
[
17.720
753
15.934
zwEEpsE ItIJKSBANK-.
/
t
(Voornaamste posten in millioenen kronen).
Metaal
Staatsfondsen
–
–cd
Data
.
0.0
‘0
‘
0′
,
cdcd’5
a0
0
‘b
‘,d0
Oio
,
•
g,,,,cd
ij
•
cd
15 April 1947
1
53 5
339
1.693
379 203
94
182
23 April 1947
t
503
319
1.707
377
200
94
182
30 April 1947
1
478
303
1.812
308 205
94
182
7 Mei
1947 445
282 1.876
292
248 94
182
Deposito’s
–
n
cz
Direct opvraagbar
0C
Data
‘
0
–
,
1
cd
cd
‘0
•’
cd
Q)
15 April 1947
F2.489 729
1
–
108
206
497
1
23 April 1947
12.427
759
1
566
121
204
475
3
30 April 4947
2.608
663
1
526
66
196
167.
3
7 Mei
1947.
12.514
793
577
147
196
172
3
/
418
.
ECONOMISCH-STATI$
DE
KOLENPOSITIE
VAN NEDERLAND
‘).
–
..-
(in 1.000 kg).
Verzonden
51 aa
Limburgse
mijnen
voor
binnenlandse
nvoer
behoefte
Totaal
1946
8.13.827
6.387.903
2.666.502
Gem. p. mnd.
692.819
532.325
222.209
Jan.
4947
833.027
628.209
223.709
Febr.
1947
802.805 581.347 225.008
Maart 1947
885.307
707.011
379.319
April
1947
652.459 ‘) 649.462 ‘)
354.331
2
)
1)
Brôn: ,,Statistisch
Bulletin
van het C. B. S.”.
‘) Voorlopige
gegevens.
OFFICIËLE NVISSELKOERSEN v. d. NEDERLANDSE BANK.
Land
Guldens per
Datum
Aankoop
Verkoop
/
Telegraflseho en schriftelijke overmaking.
België/Luxemb.
100 francs
1 Apr.’47
f
6,038
f
6,068
Denemarken
100 kronen
1 Apr.’47
(55,13
f55,43 Frankrijk
100 francs
1 Apr.’67
f
2,22
f
2,231
Gr.-Brittannië
en N.-Ierland
pond sterling
1 Apr.’47
f10,68 (10,70
Noorwegen 100 kronen
1 Apr.’47
f53,30
f53,60 Portugal
100 escudos
1 Apr.’47
r
10,64
f10,74
Tsj.-Slowakije
100 kronen
1 Apr.’47
t
5,29
f
5,32
Ver. Staten
dollar
1 Apr.’47
t
2,64*TT
t
2.66TT
T
2,64zicht
f
2,66zicht
Zweden 100 kronen
1 Apr/47 f73,58
(73,99
–
Zwitserland
100.trancs 1 Apr.’47
t 61,50
f61,75
Bankpapier.
Valuta
Belgische trancs
100 francs
1 Apr.’47
t 6,-
f
6,10
Canad. dollars
dollar
t Apr.’47
f
2,62*
t
2,67k
Deense kr.
100 kronen
1 Apr.’47
f 54,73
t 55,83
Franse trancs
100 francs
1 Apr.’47
f
2,20
t
2,25
Ponden sterling
pond sterling
1 Apr.’47
f10,64
f 10,74
Noorse kr.
400 kronen 1 Apr.’47
f52,92
t 53,98
Oostenr. schil.
100 sChilI.
1 Ap4,’47
f26,-
(27,-
Escudos
,100 escudos
1 Apr.’47
f10,58
f10,80
Dollars
.
dollar
1 Apr.’47
t
2,62*
–
t, 2;67
Zuidsl. dinars
100 dinars 1 Apr.’47
t
5,20
t
5,36
Zweedse kr.
100 kronen
,
1 Apr.’47
f73,17
f,74,45
Zwitserse fr.
100 francs
1 Apr.’47
f61,-
f62,25
NIET OFFICIËLE WISSELKOERSEN. TE AMSTERDAM.
–
t
1
‘
•-r
IT
Land
•
Guldens per
Datum
Aankoop
Verkoop
Brits-Indië
100 rupees
1 Apr.’47
t 79,78
f80,58
Canada
dollar
1 Apr.’47
t
2,645TT
-f
2,66
TT
–
f
2,64zicht
t
2,66zicht Curaçao
gulden
1 Apr.’47
T
1,40
T
1,41*
Italië
100lires
1 Apr.’47
f
1,18
f
1,20
Ned.-Indië
gulden
.
1 Apr.’47
f
0,991
f
1,00+
Suriname gulden
1 Apr.’47
f
1,40
f
1,41*
Unie van Zuid- Afrika
pond
1 Apr.’471
f 10,62*
t 10,70
1
%VISELKOERSEN VOOR BINNENLANDSE VERREKENINGEN
1
Land
Guldens’per
Datum
Koers
België
en
Luxemburg 100 francs
1 Apr. 47
f
6,05327
Brits-Indiê
100 rupees
1 Apr. 47
f
80,1825
Canada
dollar
1 Apr. ’47
t
2,653
Curaçao
100 gulden
1 Apr. ’47
f
140,67
Denemarken
100 krônen
1 Apr. ’47
t
55,28
Finland
100 mark
1 Apr. ’47
t
1,96
Frankrijk
100 francs 1 Apr. ’47
f
2,227
Gr.-Bittannië
I
–
en N.-Ierland
pond sterlï,ng
1 Apr. ’47
f
10,691
Italië
100 lires
Apr. ’47
_1
f
1,19
Ned.-Indië
100 gulden
4 Apr. ’47
f100,-
Noorwegen
,
100 kronen
–
1 Apr. ’47
f
53,451
Oostenrijk
100 schillingen
.
1 Apr. ’47
T
26,53
Polen
.
100 Zloty 1 Apr. ’47
t
2,62*
Portugal
100 escudos
1 Apr. 47
t
10,691
Spanje
100 pesetas
1 Apr. 47
t
24,29*
Suriname
100 gulden
1 Apr. ’47
t 140,67. Tsjecho-
Slowakije
100 kronen
1 Apr. 47
f
5,30*
Unie van
Z.-Afrika
Z.-Afr. pond
j
1 Apr. ’47
f
10,66+
Ver. Staten
dollar
/
1 Apr. ’47
‘
t
2,653 Zuid-SlaviO
100 dinars
f
1 Apr. ’47
f
5,30*
zweden 100 kronen
1 Apr. ’47
t
73,81
Zwitserland
100 francs
1 Apr. ’47
f
61,62e
Annonces, waaran de
tekst ‘s
Maandags in ons bezit is,
kûnnen, plaatsruimte voorbehgiden, in het nummer van
dezelfde week worden opgenomen.
.7
TISCFIE BERICHTEN
21 Mei 1947
OVERIGE UIT BUITENLANDSE NOTERINGEN AFGÉLEIDE
WISSELKOERSEN.
Land
Guldens per
Datum
‘
Koers
Europa:
Bulgarije
100 leva
1 Apr. ’47
t
0,93
Ierland
pond
1 Apr. ’47
t
10,69
Gibraltar
pond
1 Apr. ’47
t
10,69
Griekenland
10.000
1 Apr. ’47
t
5,34*
drachmen
Hongarije
forint
1 Apr. ’47
t
0,22*
Roemenië 10.000 lei
1 Apr. ’47
t
0,88*
Rusland
roebel
1 Apr. ’47
t
0,50
Amerika:
–
Argentinië
peso
1 Apr. ’47
t
0,66
Bolivia
100 bolivianos
1 Apr. ’47
T
6,3
Brazilië
100 cruzeiros
1 Apr. ’47
t
-14,25
Chili
100 pesos
1 Apr. 47
t
8,50
v. prioriteits-
goederen
10,60
Mexico
dollar
1 Apr. ’47
t
0,55
Peru
Per. pond
1 Apr. ’47
f
4,08
Uruguay
–
peso
1 Apr. ’47
t
1,491
Azië en overige
werelddelen:
Ceylon ,
rupee
1 Apr. ’47
t
0,80*
China
1000
dollar
1 Apr. ’47
t
0,22
Palestina
pond
1 Apr. ’47
t
10,69
Philippijnen
peso
1 Apr. ’47 t
1,32*
Siam
.
tical
1 Apr. ’47
t
0,26*
Straits
Settlements
dollar
1 Apr. ’47
t
4,25
Turkije
pond
1 Apr. ’47
t
0,94
Belg. Congo
100
francs
1 Apr. ’47
t
6,053
Egypte
pond
1 Apr. ’47
t
10,97
8)
Australië pond
1 Apr. 47
t 1 8,55*
Nw.-Zeelancë
pond
1 Apr. ’47
1
8,80
8)
Ver.koopkoers
E1IISSIES IN 1047.
•
(Reële bedragen in duizenden guldens).
Aan-
Waarvan
Nieuw
Maand
Obligaties
delen
Totaal
conver-
–
geld
sies
Januari
2.742.702
750
1
2.743.452
2.742.452f
1.00
Februari
1
3.4631
600
4.063
2.458j
1.605
Maart
1
11.862f
–
41.862
4.712J
10.150
April
1
42.1791
7.133
1
19.8121.
10.125,
9.687
SPECIFICATIE DER EMISSIES IN
APRIL 1947 ‘).
(Eedraeen in duizenden guldens; koersen en rentevoeten in pCt.).
Naam
(n1)
rs
Bedrag
Rente-_____
Obligaties.
Overheid.
Gem., Alkmaar
2.509
100
2.509
3
25
8)
(conversie ‘))
Gem.
Meppel
940
100
940
3
24
8)
(conversie)
Gem.
Leiden
4.120
100
4.120
3
20 ‘)
(conversie)
–
Gem.
Enschede
2.600
100-
2.600
3
20
1)
•
(conversie)
Pariicuheren.
)
J. P. Wyers’ In-
dustrie-
en
Handelsonder-
Amsterdam
. .
2.fOO ‘)
neming
N.V.,
400* 2.040
3*
20
•)
Aandelen.
N.V.
Ned.
Fa-
briek
van
Bronswerken
/
v.h. Becht en
Dyserinck,
Amsterdam
.
200
135
270
Willem Smit en
Cos
Trans-
tormatorenfa-
briek
N.V.,
T
–
Nijmegen
625
150
938
N.V. Koninklijke
Ned.
Grof-
–
smederij, Lel-
den
500
115
575
Werkspoor N.V.,
S
Amsterdam
(Serie A.
)
.
…
4.500
430
5.850
1)
Aansluitend op de emissiestatistiek in ,,E.-S. B.” van-7 Mei
1947, blz. 379.
) Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing vanaf zekere datum toegestaan.
8)
Conversiebedrag f2.465.000; nieuw geld f44.000.
1
4)
Waarvan reeds geplaatst op Inschrijvingsvoorwaarden t 500.000.
-Al
21 Mei 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
419
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES
BOEKEN.
De ontwikkeling van de textielindustrie, de confectie-industrie
en den textielhandel, alsmede de textielvoorziening van
Nederland gedurende den bezettingstijd
1940-1945
door Dr C. N. F. Swarttouw. Uitgeverij H. J. Paris,
Amsterdam 1947, 576 blz., ingenaaid f 18, gebon-
den f 20.
Beginselen der publiekrechtelijke. Bedrijfsorganisatie
door
Prof. Dr J. A. Veraart. Uitg. Paul Brand, Bussum
1947, 222 blz., geb. £7,75.
Des mouvements économiques généraux.
Tome 1 door
Prof. Leon H. Dupriez. Institut deo recherches éco-nomiques et sociales, Louvain 1947, 552 blz., geb –
850 francs, ing. 250 francs.
Des mouvements économiques généraux.
Tome II door
Prof. Leon H. Dupriez. Institut de recherces écono-
miques et sociales, Louvain 1947, 648 blz., geb.
850 francs, ing. 250 francs.
Les caractères contemporains da salaire.
Publications de
l’lnstitut de Science économique appliqués. Presses.
Universitaires de France, Paris 1946, 160 blz.
Salaire et rendement.
Publications de l’Institut de Science
économique appliquée. Presses Universitaire des
France, Paris 1946, 232 blz.
The marginal utility theory in the United States of America
door E. F. Schröder, Ph. D. Centrale Drukkerij N.V.,
Nijmegen, 1947,,121 blz
Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-
mdie.
Uitgëgeven door het Koninklijk instituut
voor d@ taal-, land- en volkenkunde van Neder-
landsch-Indië, Deel 103, derde en vierde aflevering.
Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage 1946, van blz. 340-
606, met bijlage.
Discussie over de Vermogensheffing ineens.
Een poging
tot het vinden van’een betere oplossing als uitweg
uit den financieelen chaos. Overdruk van enige be-
schouwingen in het dagblad ,,Trouw”. N.V. Dag-
blad ,,Trouw”, 1947, 23 blz.
Monetaire problemen in de hedendaage wereld.
Uitgave
van de Nederlandsche Organisatie voor
,
de Interna-
– tionale Kamer van Koophandel, 8 blz.
De grondslagen der looiztechniek
door Dr Ir C. L. M. Kerk-
hoven. Deel V in de serie: De moderne onderneming,
Bedrijfseconomische vakstudies, o. 1. v. Drs M. J.
van de Ploeg. Uitg. N. Samson N.V., AJphen a. d.
Rijn 1947, 165 blz., voor intekenaren f 7,75, afz, be-stellingen f 8,75.
BROCHURES.
Productie-verhoging en Tarief.
Rapport betreffende het
tariefvraagstuk, samengesteld door het Sociaal Eco-nomisch Bureau van de Eenheidsvakcentraie. Uitg.:
Hoofdbestuur van de Landelijke Bedrijfsgroep Me-taalnijverheid van de E.V.C., Amsterdam, 140 blz.,
f1,50.
Weer groente-vernietiging
in ‘t Westiand!
Is dit werkelijk onvermijdelijk?
Neem kennis van de uitwegen, die Ir J. M.
Riemens. Rijkstuinbouwconsulent en Directeur
van de Proeftuin te Naaldwijk wijst in zijn
gedocumenteerd geschrift
,,Waarheen met onze groenten?”
Prijs f 2,40. Vraag het Uw boekhandelaar
of zend anders postwissel van f 2,50 aan de
uitgever: H. A. M. Roelants – Schiedam
RIJKSIJITGÉVERIJ
–
‘s-GRAVENHAGE
Telefoon 112072.
Postrekening 425300.
Nog enkele ex. voorradig van:
WITBOEK
BETREFFENDE DE MAATREGELEN TOT
ZUIVERING VAN HET GELDWEZEN
IN NEDEJLAND
In “dit witboek’ legt de Minister van Finan-
Clëfl
Openbare verantwoording af omtrent de
door hem getroffen geldzuiveringsmaatrege-
len. Het boekwerk is niet alleen een welkome
bijdrage tot het verkrijgen van een goed
overzicht van de gebeurtenissen rond de
geldsanering, maar tevehs als een samen-
vatting van de voorschriften en maatregelen,
een handige uitgave voor hét naslaan van
gegevens.
Het witboek is afgesloten per 15 Mei 1946.
Octavo, 252 bIz.
Prijs
f
3.50 *)
*) Bij
voorkeur bestelle men door overschrij-
ving der kosten op postrekening 425300.
DE N.V. HOLLANDSCHE KUNSTZTJDE
INDUSTRIE te BREDA
vraagt
jong scheikundige
(dr, drs of ir)
met belangstelling voor textielzak’. Schrif
–
telijke sollicitaties met uitvoeige inlichtin-
gen, o.m. vermeldend: levensloop, opleiding,
werkkring, godsdienst en leeftijd en onder
bijvoeging van pasfoto, te richten aan boven-
staand adres, afd. Sociale Dienst.
Bij de Secretarie der Gemeente Rotterdam, old.
Sociale Zaken en Volksgezondheid kon een
Hoofdcommies
worden geplaatst. Salorisgrenzen (mci. tijd. toel.), –
gehuwd 1 3678,75 – 1 5437.50, ongehuwd t 3453,59 –
1 5161.58. Vereisten, jurist of econoom kennis van
gemeente administratie, belangstelling voor sociale
oangeIeenheden, vlotte stijl. Bij gebleken be.
kwaamheld en geschiktheid is bevordering tot
relerendaris niet uitgesloten. Salartsgrenzen (mcl.
tijd ioel.) gehuwd t $096,23 – t 6277,50, ongeh.
t 4830,56 – 1 5976,8.
Soflicitoties op zegel ie richten aan B. en W. von R’dam, en in te
zenden aan Bui Personeelvoorziening, kamer 331. Raadhuis bin-
nen 8 dagen na het verschijnen von deze oproep, onder no 228.
Voor vervolg rubriek ,,Vacaturés” zie blz. 420
0
Ondernemingen, die het
beste leidende personeel
zoeken, speciaal met eco-
nomische scholing, roepen
sollicitanten op door mid-
del van een annonce in de
rubriek ,,Vacatures”. Het
aantal reacties, die deze
annonces tengevolge heb-
ben,is doorgaans uitermate
bevredigend: begrijpelijk,
omdat er bijna geen grote
Instelling is, die dit blad
niet regelmatig ontvangt
en waar het niet circuleert.
Opdrachten voor het vol-
gend nummer dienen 26
Mei a.s. in ons bezit te zijn
U
R’
e1
e
f’
o
nee
,
ALLE
PTT
KANTOREN.
VERSTREKKEN
U GAARNE
INLICHTINGEN
Commercicd mcrnciger
Age 35-45 with broad experience of bu-
siness-management, including sales organisa-
tion, machine-tools and mechanical enginee-
ring background, for weil-established factory
in Holland. Only applicants witb executive
experience should apply in own handwriting
in English, giving brief résumé of career.
Nr. E.S.B. 908, P.O.B. 42, Schiedam.
De ,,Stichting Nederlandsche Textiel-Jaar-
beurs Utrecht” zoekt
secretaris
Leeftijd 30-40 jaar. Goed administrateur en
organisator. Ruime kennis van de moderne
talen. Bekendheid met de textielbranche
strekt tot aanbeveling. Sollicitaties uitslui-
tend schriftelijk aan het Secretariaat, Vel-
perweg 62, Arnhem.
,,HOLLANDIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDINGEN
Voor belangrijke nieuwe instelling, werkzaam
op het gebied van de bouwnijverheid, wordt
gevraagd
eersté cornmercieel-orgcmisatorische
medewerker der directie
Uitsluitend prima krachten met grote werk-
lust gelieven te sôlliciteren. Brieven onder no.
E.S.B. 909 aan het bureau van dit blad,
postbus 42, Schiedam.
Het Econ. Techn. Instituut voor Gelderland
vraagt een
bedrijfseconoom
Salaris nader overeen te komen. Rijkspen-
sioen. Sollicitanten gelieven zich met uitvoe-
rige inlichtingen en opgave van referenties te
wenden tot de Directeur: Huize Angeren-
stem, Arnhem.
RNHEM
–
LEVENSVERZEKERING-
M A A T S C HAP P Ii
PER S 0 N EE L S V ER Z E K ER 1 N G EN
N.V. Louis Dobbelmann
Waddinxveçn
KOFFIE
THEE
[
_- Bvschikbare krachten
4.
Doctorandus economie
bedrijfseconomische richting, 25 jaar, met ruime er-
varing op organisatorisch en administratief terrein en
grondige kennis der moderne talen, zo
1
ekt interessante werkkring in het bedrijfsleven of bij bedrijfsorganisa-
tie. Br. no. 1898 Adv. Bur. ter Horst, Heerenstraat
124, Voorburg.
N.V. LANKHORST
TOUWFABRIEKEN
SNEEK TEL. 3041 -3042
SPINNERIJ—TOUWSLAGERIJ, SEDERT
.
1803
Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)
truk Rociants, Schiedam