AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch
,
-wStatistische
‘
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
32E
JAARGANG
WOENSDAG 9 APRIL 1947
No. 1561
COMMISSIE VAIV REDACTIE:
H. W. Lambers; 1V. J. Polak; J. Tinbergen;
H. M H. A. van iter Valk; F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
INHOUD
–
Blz.
De
artikelen
v ao
de ‘ze
week ……….
283
Uit
buitenlandsqhe
bron
.
…………
283
Arbeidsproductiviteit door
J. van de Kief t
……..
284
De functie van de Jaarbeurs in Nederlands economisch
hersteldoorJ.
A. Coltof ……………………
285
Vrije effectenhandel door
E. F. Philipp
……….
286
De financiering van den wederopbouw van de Neder-
landsche •koopvaardijvloot door
Mr A. M. van
Dusseldorp
…………………………..
289
A a n te e k e nin ge n: Aard en omvang van de komende conjunciureele inzinking
in
de
Vereenigde
Staten
………………………
291
De
financieele
en
economische
betrekkingen
tusschen
Frankrijk en Engeland door
M. van der Mei
…….
.
292
Mededeeling van het Secretariaat, van de Centrale
Commissie voor de Rijnvaart
………………
294
Ontvangen
boeken
en
brochures
…………….
296
Geld-
en
kapitaalmarkt
…………………….
296
Statistieken:
l3ankstaton
………………………………….
297
WerkloosheId
In
Noderlazul
……………………….
298
Maandcijfers
van
de groote banken In Nederland
……..
298
Offieleele
disconto’s
…………………………….
98
Produetie en export van natuurrubber
.
………………
298
Ifaudelsbalans van Nederland met verschillende landen in
1946
……………………………………..
2
99
De
Nederlandsche Invoer
In
1939
en
1946
…………..
299
De
Noderlaudscilo Invoer verdeeld naar landen In 1939
en1946
…………………………………..
299
Specificatie van dcii Invoer In Nederland uit de Veroonigde
Staten
In
1946
………………………………
299
OroothandolSprljzon In dc Vereenigdo Staten
…………
299
DEZER DAGEN
een vlak stik in de steeple chase. Dit geeft de mogelijk-
heid tol; geestelijke voorbereiding’op de sreekwoordelijke
verrassingen van April, de ,,openings”maand der klas-
sieken.
In Nederland bleef de minister van Financien in begin-
sel bereid van de fiscale barrières voor de onderneming
een balkje af te nemen. Naast de hoogte der hindernissen
blijft echter de handicap, waarmede men de race rijdt,
van beslissend belang. Daarover zullen wij wellicht meer
weten als de valutapositie bekend is gemaakt. 1-Jet zou
in het algemeen de kansberekening voor Nederlands eco-
nomisch leven vergemakkelijken, als de motiveering der
officieele handelingen openlijker werd.
In’ Groot Brittannië verwacht men – na de eerste ronde
van het parlementaire debat over den economischen
noodtoestand – nieuwe. ministerieele combines. ,,The
Times” roert de zaak aan door terug te wijzen op den
minister-president Attlee, die,’volgens anderen, als aan-
valsleider wordt overschaduwd door enkele zijner ministers.
Een premier is thans vaak stopper-spil, een deprimeerend
emplooi. Ook in Nederland schijnt het kabinet op een enkele
linie versterking te zoeken; daar echter door het opnemen
van invallers.
Eén ongekende combinatie kwam in Engeland reeds
kortstondig tot stand, die van Regeering en oppositie over
het wetsontwerp op den nationalen dienstplicht. Een deel
der regeeringspartij zag echter in des premiers metgezel
Churchill meer den wolf dan de waker voor het Empire
en keerde zich van den herder af. Door een posthuum
amendement tot diensttijdverkorting tracht de Regeering
thans haar afgedwaalden de exercitieterreinen als graziger
weiden te doen zien. Zonder afwachting van het besluit der
ongeregelde oppositietroepen heeft de beroepsoppositie
daarop onmiddellijk haar vertrouwde stellingen veei be-
trokken.
Tegenspel, men kon ook moeilijk een walk over ver-
wachten, kwam deze week uit Duitschiand. Men besloot
te demonstreeren; de bezettende Engelsche autoriteiten
rieden hunvrouwen aan thuis te blijven om moeilijkheden
te voorkomen. ,,This labour”, om met Tennyson te spreken,
,,by slow prudence to make mild a rugged péople”, schijnt
niet geheel gelukt. Ook niet in Japan, waar een recent
• officieel rapport van het geallieerde hoofdkwartier erkent, dat de bevolking carotte peelt en niet anders heeft gedaan.
De verkiezingsuitslagen van Zondag jI. bevestigen dit.
Luidruchtige demonstraties in Duitschland, stil verzet
in Japan. En, halfweg daartusschen in, Moskou? Luid-ruchtig verzet van elk der partijen zoodra de ander iets
voorstelt. In de luidruchtigheid naar buiten ligt echter
de eenige dekking, waaronder men elkaar in stilte de hand zou kunnen toesteken.
Zoowel de voörlichting der publieke opinie in Rusland
als de stand der publieke opinie in de Vereenigde Staten
maken, dat een openlijk aanvaarden van eens anders
standpunt in eigen land als nederlaag zou worden opgevat.
-In de Ver. Staten gaat het bewust worden der interna-
tionale verplichtingen kennelijk niet zonder fanatisme al
bijproduct. ,,We are stampeding to end stampedes”, zei
Osbert Sitweil reeds van den eersten wereldoorlog.
Worden de Amerikaansche burgers wellicht politiek
wakker, economisch is hun internationale kernpositie hun nog niet duidelijk. Ondergronds ligt het werk in de steen-
koolmijnen stil en bovengronds gaan er geen berichten
langs de telefoondraden. Intusschen volgt van officieele
zijde de eene waarschuwing op de andere, dat de ,,inability
to pay” van den consument hand over hand toeneemt.,
Weerstand, stilstand, onverstand. Zouden wij de ver-
rassingen van April niet goed kunnen gebruiken?
ROTTERDAMSCHE
BANKVEREENIGING
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
CHËOÜE-
EN-
–
BANKGIRO-
VERKEER
Vermogensheffing en
Objectieve
en deskundige
voorlichting aan bedrijven en particulieren die een deel van
hun vermogen moeten vrij
maken voor betaling der ko.
nende heffingen: verstrekt de
Naami. Venn.
Hou
indsche
Belegging- èn
Beheer-Mij.
Anno 1930
–
Heerengracht 320
–
Amsterdam
C
–
.
Commissarissen;
Prof, Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. I. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.
Directie
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groeseseld;
A. C. Leeuwenburgh.
4
R. MEES & ZOONEN
–
A5SURANT!E.MAKELAARS
–
AMSTERDAM
. ROTTERDAM
. S.GRAVENUAGE
DELFT . SC;IIEDAM . VLAARDINGEN
ijispen
1
TI
1
yr
1
IN
1
Iz.Ifl
1
r.II
1
.JlJ
-.
culemborg
amsterdam
rotterdam
N.V. KONINKLIJKE
NEDERLANDS(HE
ZO
IJTINDLJ
ST R IE
Boekelo Hen gtlo
ZOUTZIEDÈRU
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar çhloor
chloorbleekloog
narronloog, causric soda.
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelanis
– Schiedam
4
Zoojuist is verschenen
als 39e Publicatie van het N. E. 1.
Dr H. J. Wfttevëen
Loonshoogte
en werkgelegenheid
Prijs
f 6,-
(prijs voor leden en donateurs van het
N.E,I. f4,50)
Verkrijgbaar in den boekhandel en bij de uitgevers
De Erven F. Bohn N.V. — Haarlem
Vacature,
-.;–
VAN DOORNE’S AANHANGWAGEN-
FABRIEK, Burghstraat -50, Eindhoven,
vraagt
doctorandus in de
economie
voor economisch researchwerk en binnen– -en
buitenlandsch marktonderzoek.
Groot Industriëele Ondernemilig vraagt voor
haar Hoofdkantoor te Amsterdam, voor spoedi-
ge- indiensttrediri,g een ervaren administratieve
krachtals:
– chef hoofdadministratie
Vereischten: Grondige theoretische en practi-
sche kennis van moderne bedrijfsadministratie, goed organisatievermogen en in staat leiding te
geven aan een vrij omvangrijk personeel. Accountants en Doctorandi in de Economie met
– voldoende ervaring in het bedrijfsleven, genieten
de voorkeur.
Leeftijd: pim. 35 jaar.
–
Sollicitanten moeten bereid zijn zich te onder-
wérpen aan een Psychotechnisch onderzoek.
Brieven met uitvoerige inlichtingen omtrent
levensloop en met opgave van verlangd salaris
worden ten spoedigste ingewacht onder no. 878
•bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
Bij het Drentsch Economisch Technologisch
Instituut kunnen geplaatst worden:
–
– een econoom geograaf. of
sociaal geograaf;
een jonge bedrijfseconoom.;
Brieven met volledige inlichtingen aan den Secretaris van het D.E.T.I., Stationsstraat 11,
Assen.
Ook op het gebied van
levensverzekering (waaronder
eveneens collectieve pensioen-
voorzieningen vallen) zijn wij
gespecialiseerd.
–
–
Voor vervolg rubriek ,,Vacatures” zie blz. 300
9 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
283
DE ARTIKELEN
VAN DEZE WEEK.
J.
van dc Kieft,
ArbeidsproductiQiteit.
1-let is niet aan twijfel onderhevig, dat een ruimer
voorziening in de consumptieve behoeften de arbeids-
productiviteit in ons land ten goede zou komen. Dit is
echter niet te verwezenlijken.
Niet alleen wordt de productie belemmerd door een
tekort aan arbeidskrachten, maar bovendien kan van de,
totale productie slechts een gedeelte voor binnenlandsch
verbruik beschikbaar worden gesteld, als gevolg van de
tekorten op onze handelsbalans. Indien geen verdere lee-
ningen in het buitenland kunnen worden afgesloten,
zal het kwantum te .exporteeren goederen nog moeten
worden vergroot.
J. A.
Coltof,
De functie an de Jaarbeurs in Nederlands
economisch herstel.
De Jaarbeurs vergemakkelijkt en stimuleert de tot-
standkoming, van ruiltransacties;. zij vormt een Organi-
satie, die, wanneer 4e marktpartijen er -gebruik van
maken, hun nuttig optreden ter markt vergroot. Immers,
de kosten van het leggen van contacten zijn lager dan
zonder Jaarbeurs het geval zou zijn;• de periodiciteit
der beurzen verschaft de marktpartijen inzicht in de
technische en commercieele ontw’ikkeling; de kring der
relaties kan gemakkelijk worden uitgebreid; en het bezoek
der consumenten stimuleert de toekomstige transacties.
De Jaarbeurs kan een zoo economisch niogelijk gebruik
van de, beschikbare hoeveelheid productieve energie
bevorderen; zij maakt den’ondernemer attent op meer
efficiënte productiemethoden, ook internationaal. De
instelling der Exportdagen kan de opvoering, onzer uit-
voermogelijkheden stimuleeren.
E. F.
Philipp,
Vrije effectenhandel.
Met ingang van 1 April ji. is het effectenverkeer in
ons land, geheel in de vrije sfeer gebracht. Aan dit feit
is een
t
samenstel van beperkende bepalingen vooraf-
gegaan, voortkomend uit de wensch van de Overheid
om vermogensintering te voorkomen, inflatoire tenden-
ties in de koersvorming ter beurze te verhinderen en
rechtsherstel te bevorderen.
De toekomst van de Amsterdamsche Beurs wordt
door tal van factoren bemoeilijkt. Te noemen zijn o.a.
het feit, dat Nederland niet lânger een kapitaal expor-
teerend land is, de gewijzigde belastingdruk, die het
ontstaan va.n groote particuliere vermogens bemoeilijkt,
en de vejgroote beteekenis van de institutioneele beleggers.
De emissiebedrijvigheid is inmiddels’ echter herleefd.
De daarbij ondervonden belangstelling van het publiek
doet verwachten, dat de Beurs nuttige diensten zal kun-
nen bevijzen bij de financiering van den wederopbouw
en de industrialisatie. Een tegemoetkomender houding
tegenover buitenlandsch kapitaal – volledige bewegings-
vrijheid – zou voorts onze valutamoeilijkheden kunnen
verlichten.
Mr
A. M.
van Dusseldorp,
De financiering van den weder-
opbouw van de Nederlandsche koop ‘aardijaloot.
De wederopbouw van onze handelsvloot voltrekt zich
in een snel tempo; momenteel is weer 82 pCt. van den
vooroorlogschen omvang bereikt.
Dit is mede te danken aan een speciale financierings-
regeling, waarvan de voorgeschiedenis in dit artikel-
wordt geschetst. De principes van deze regeling zijn:
vergoeding van de vervangingswaarde (op het tijdstip
van herbouw) van de restwaarde van het verloren schip;
bestedingsplicht: uitkeering uitsluitend in den vorm
van financieele bijdrage in den bouw of aankoop van
vervangende schepen; verplichting van den reeder om hij bouw of aankoop
van vervangende schepen een gedeelte zelf te financieren.
UIT BUITENLANDSCHE BRON.
Dc disposities van Engeland over dc $-lcening bereikten,
volgens ,,The Financial Times” van 31 Maart en 3
April jl., eind December 1946 een hoogte van $ 600 mil-
lioen vgl. ,,E.-S.B.” van 19 Februari jl.). Op 10 Maart ji.
had Engeland reeds gedisponeerd over een bedrag van
$1.100 millioen ( 275 millioen). Thans is dit bedrag reeds
weer gestegen tot $ 1.300 millioen (9 325 millioen). De
totale leening bedraagt, zooals men weet, $ 3.750 millioen
(1937,5 millioen).
Dividenduitkeeringen door Amerikaansche ondernemin-
gen
bedroegen, volgens ,,The Commercial and Financial
Chronicle” van 13 Maai’t jl.,, $ 4.434,7 riiillioen in 1946
tegen $ 3.878,2 millioen in 1945, U. 12 pCt. meer. Deze
cijfers omvatten dè door de publieke N.V”s uitgekeerde
dividenden,’welke ongeveer 60pCt. uitmaken van de in
totaal uitgekeerde dividenden.
De groot- en detailhandel keeden 46 pCt. meer dividend
uit dan in 1945, transportmaatschappijen (behalve spoor-
wegen) 29 pCt., mijnondernemingen 13 pCt., financierings-
maatschappijen 11 pCt., industrieele ondernemingen 11
pCt. met groote variaties tusschen de verschillende indus-
trietakken, bijv. papierindustrie 43 pCt., textiel- en leer-
industrie 37 pCt., chemische industrie 18 pCt., olieraffin-
derijen 13 pCt. In de auto-industrie daarentegen daalden
de dividenden, vergeleken met 1945, met 18 pCt.
De beteekenis van een extra dollar aan’inkomcn voor don
belastingbetaler in Amerika
bij verschillende inkomens is,
volgens de ,,Monthly Letter of The National City Bank of.
New York” van Mart 1947, de volgende:
Voor eèn gehuwd man met twee kinderen:
Als zijn bruto
houdt de belastingbetaler yan elke extra
inkomen is
$ oQer
onder de
in.
Republikeinsch
huidige wet
1936—’39
wetsontwerp
1),
$
2.000
$
1,00
$
1,00
$
1,00
$
4.000
$
0,81
$
0,96f
$ 0,85
$
8.000
$
0,75
$
0,961
$
0,80
$
16.000
$
0,59
$
0,89
$
0,67
$
32.000
$
0,41
$ 0,79 $
0,53
$ 64.000
–
$ 0,29 $
0,65
$
0,43
$
128.000
$
0,151
$ 0,38
$
0,321
$
350.000
$
0,131
$
0,30 $
0,221
1)
Ingediend door’ het Republikeinsche congreslid
Knutson.
Do structuur van de
buitonlandsche handel van Polen
binnen de handelsovereenkomsten zag er in 1946, blijkens
,,Records and Statistics, supplement to The Economist” van
5 April jl., als volgt uit:
import
export
(in millioenen zloty)
Consumptiegoederen
…………
4.500
2.660
Investeeringsgoederen
…………
1.520
480
Industrieele grondstoffen en brand-
stoffen
………………….
4.580
6.790
Totaal
………………
10.600
• 9.930
• De cijfers zijn berekend tegen binnenlandsche prijzen,
maar van officieele zijde wordt beweerd, dat ‘dc relatieve
exportwaarde in het buitenland veel hooger is dan in Polen.
Het eerste handelsvcrdrag van Japan
na den oorlog werd,
aldus de ,,Neue Ziircher Zeitung” van 27 Maart jl., af-‘
gesloten, en wel met de Philippijenen. Japan zal.katoen
en kunstzijde leveren en daarvoor copra en hennep terug-
ontvangen.
284
ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN
9 April 1947
ARBEIDSPRODUCTIVITEIT.
Het is begrijpelijk, dat onder de huidige omstandigheden
de vraag van verhoging der arbeidsproductiviteit aan de
orde is. •SATeIlicht is het niet ondienstig op te merken, dat
daling van de arbeidsproductiviteit een gewoon oorlogs-
verschijnsel is. In het financieel-economisch kwartaal-
overzicht van de Amsterdamse Bank nr. 75 ‘) werd -niet
ten onrechte nog eens een staatje gepubliceerd van de
industriële arbeidsproductiviteit gedurende de jaren na
de oorlog 1918-1914. Eèrst in 1924 werd, in vergelijking
met 1913-1914, weer het indexcijfer 100 bereikt. Ook
dit keer zullen er wel jaren voorbij gaan, er de arbeids-
productiviteit, die thans ongeveer 75 bedraagt, weer tot
100 zal zijn opgelopen: De toestanden in ons land zijn vele
malen slechter dan in 1919 en ook uit dien hoofde zou het
onredelijk zijn eeii vlugger herstel te verwachten.
Wanneer wij ons intussen afvragen, welke factoren op
de arbeidsproductiviteit van invloed zijn, dan hebben wij
niet uitsluitend op materiële factoren het oog. De produc-
tiviteit van den arbeider-wordt ook béïnvloed door de
liefde, die hij voor zijn werk heeft, door de team-spirit in
zijn werkplaats, door zijn verantwoordelijkheidsbesef ten
aanzien van de kwaliteit van het product, dat in zijn
fabriek of werkplaats wordt voortgebracht.
Het valt evenwel •niet te ontkennen, dat de materiële
factoren van overwegende invloed zijn. Hierbij zijn in de
allereerste plaats van belang de omstandigheden, waar-
onder het werk in de fabriek of in de werkplaats moet
geschieden. In het algemeen, zijn de omstandigheden,
die de industriële arbeid thans bepalen, ongunstig. De
grondstoffen, die bewerkt of gebruikt worden, zijn veelal
van slechter kwaliteit dan v66r 1940. De machines zijn
verouderd en/of versleten. Gereedschap is in onvoldoende
mate aanwezig, terwijl de fabrieken vaak door gebrek
âan onderhoud in de laatste jaren aanmerkelijk hebben
geleden. Verbetering kan slechts langzamerhand worden
aangebracht. Het tempo dier verbeteringen hebben wij
niet in de hand. Er zijn grondstoffen, waarvan de produ-‘
ceerende landen slechts geringe hoeveelheden wensen af
te staan, terwijl wij bij import van machines en gereed
schappen niet alleen afhankelijk zijn van de levertijd
der betreffende fabrikanten, doch ook van deviezen, die
beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer men weet,
dat een levertijd van 3 of 4 jaar voor nieuwe machines
thans niets ongewoons is, zal ieder begrijpen, dat de
factôren, die de productie van de arbeiders in de fabrieken
en werkplaatsen beïnvloeden, in de eerstkomeade jaren pas geleidelijk kunnen worden verbeterd.
De materiële factoren, die het leven van den arbeider
bepalen en stellig een grote invloed op de arbeidsproductivi-
teit hebben, zouden als volgt kunnen worden samengevat:
le. woonruimte;
2e. voedsel;
3e. kleding. en schoeisel;
4e. huisraad.
De woontoestanden van de arbeidende klasse in ons
land zijn uitermate slecht. Onvoldoende woonruimte en
samenwonen oefenen een zware druk uit op het arbeiders-
bestaan. Wie echter verwachtingen zou wekken, dat
hierin binnen afzienbare tijd verbetering zou komen, zal
slechts-teleurstelling voorbereiden. Het is nu eenmaal een
onloochenbaar feit, dat het particulier initiatief nergens
ter wereld de massa van de arbeidende bevolking een
redelijke woonruimte heeft kunnen verschaffen.
Ook de landen, die weinig materiële schade van de oorlog
hebben ondervonden, zoals de Verenigde Staten en Canada,
lijden onder een schrikwekkend woningtekort. De woon-
toestanden in de landen, die van bombardementen hebben
geledeii, zoals Engeland, Frankrijk, België en Nederland, zijn ellendig. Om dan nog maar te zwijgen van Duitsland,
Italië, Rusland en Miçlden- en Oost-Eur9pa.
) Januari
1947.
Het gevolg hiervan is, dat practish de hele wereld
aan de markt is – voor bouwmateriaal. Bij een groot
tekort aan hout verwacht echter ieder land, dat hem
toch een gedeelte van de beschikbare hoeveelheid zal
worden toegewezen. Duidelijk is echter wel, dat hetgeen
voor ons land aan hout in de eerstvolgende jaren ver-
krijgbaar zal zijn, in een zeer ongunstige verhouding
zal staan tot hetgeen voor woningbouw nodig is. Met
productiecijfers van kalkzandsteen op 34 en voor
cement, dakpannen, metselsteen en straatklinkers op om-
streeks 70 voor December 1946 (1938 = 100), is even-
eens een indruk gegeven van het tekort aan bouw-
materialen, waarin niet al te spoedig kai worden voor-
zien.
Het is mogelijk, dat de wederopbouw in ons land in
een te langzaam tempo heeft plaatsgevonden. Waar-
schijnlijk heeft ook het departement wel fouten gemaakt
en zijn er tekortkomingen aan te wijzen. Niemand zal
echter staande kunnen houden, dat, zelfs bij een uiter-
mate energiek aanpakken van de wederopbouw en een
zo groöt mogelijke efficiency, het aantal nieuwgebouwde
huizen ook maar een redelijk deel had kunnen zijn van de
200.000 huizen, die toch minstens in Nederland moeten
worden gebouwd. Ook met de grootst mogelijke krachts-
inspanning is het euvel van het woningtekort in de eerst-
-volgendejaren niet weg te werken.
In de voedselvoorziening is sinds de bevrijding een zeer
aanmerkelijke verbetering ingetreden en de Regering heeft
door subsidies de prijzen voor hetvoedsel op een redelijk
niveau weten te handhaven. De geschoolde arbeider zal
in het algemeen in staat zijn geweest zijn voedselpakket
aan_te schaffen. Met kleding is het evenwel slecht gesteld.
Er is niet de minste twijfel aan, of een ruimer voorziening
in de consumptieve behoeften zou de arbeidsproductivi-
teit in Nederland ten goede komen. 1-let heeft echtei
weinig zin de wenselijkheid uit te spreken, indien men
niet zou kunnen aantonen, hoe de wens zou kunnen worden
verwezenlijkt. Men mag darbij niet uit het oog verliezen,
dat de productie in Nederland nog wordt beïnvloed
door andere factoren dan hierboven reeds geschetst.
Er wordt namelijk een zeer belangrijk aanfal jonge krach-
tige mannen aan het productieproces onttrokken, aange-
zien circa 125 â 150.000 mannen bij het leger of de marine
dienst doen. Daarbij komt, dat leger en marine aanzien-
lijke leveranties verlangen, vooral van textielgoederen en
schoeisel. Een niet onbelangrijk gedeelte van de textiel-
fabricage in Nederland wordt ter beschikking_gesteld van
defensie en – derhalve aan de distributie voor civiele
behoeften ônttrokken. Dat hierin de eerstvolgende jaren
enige verandering komt, is niet waarschijnlijk.
Naast deze onttrekking van manlijke productiekrachten
aan de voortbrenging, staat het onomstotelijke feit, dat
vrouwelijke arbeidskrachten veel moeilijker te krijgen
zijn dan vèôr 1940. Alle industrieën, die met vrouwen en
meisjes werken, hebben met dit euvel te kampen.
De productie in Nederland wordt dus ook beïnvloed
door een gebrek aan mensen,-waaraan in de naaste toekomst
weinig of niets zal zijn te veranderen.
Vervolgens dient te worden vastgesteld, dat van de
totale- Nederlandse productie slechts een gedeelte voor
binnenlands verbruik ter beschikking kan worden gesteld.
De verwachting is, dat Nederland in 1947 voor circa
f 1 milliard exporteert; tegenover een import van circa
f2,3 milliard is dit een luttel bedrag. Tekorten op de
handelsbalans konden vôôr 1940 worden aangevuld door
opbrengst van scheepvaartgelden, assurantiepremiën of
inkomen uit buitenlandse beleggingen, w.o. de marge op
de handel in koloniale producten.
Al deze bronnen van inkomsten zijn grotendeels op-
gedroogd, zodat tekorten op onze handelsbalans slechts
door het aangaan van leningen kunnen worden gedekt.
Indien het niet lukt tot dat doel verdere leningen af te
11
9 April 1947
.
ECONOMSCH.STATISTISCHE BERICHTEN.
285
sluiten, zal het kwantum van te exporteren goederen
moeten worden vergroot en de consumptie in Nederland
nog moeten worden verlaagd.
Wij zien, onder bijna gelijke omstandigheden, hetzelfde
economische beeld in Engeland. Ook daar moet worden
geëxporteerd, en insteeds groter mate, om het tekort op
de handelsbalans te verminderen en het afsluiten van
nieuwe leningen te voorkomen.
Het is mij niet duidelijk, hoe men onder omstanlig-
heden, zoals ze hierboven in het kort zijn weergegeven,
zich een vergroting van de binnen’landsë consumptie zou
kunnen denken.
Ik kan mij voorstellen, dat er nog ruimte is voor een
mogelijkheid tot prijsverlaging. Bij eeii belangrijk kleinere
omzet drukt het thans veel te grote distributieapparaat
onevenredig op dë prijs; die de consument uiteindelijk
betaalt. Bij een goede en afdoende
regeling
zou hierin
wellicht verbetering zijn te brengen
•
en verlaging van het
prijspeil zijn door te
•
voeren. Dat men echter de arbeids-
productiviteit zou kunnen opvoeren door een verhoging
van het kwantum consumptiegoederen, hetwelk ter be-
schikking van de arbeiders zou kunnen worden gesteld,
is naar mijn wijze van zien uit de eenvoudige feiten niet
af te lezen. Ik ben eerderbevreesd; dat bij mogelijke
weigering tot verdere credietverlening door Amei’ika
onze exporteijfers zullen moeten worden verhoogd en het
levenspeil in Nederland daardoor eerder dalen dan stijgen
zal. –
1-let lijkt mij dan ook onjuist de verwachting te wekken,
als of door een verhoging van het kwantum consumptie-
goederen, dat ter beschikking van den arbeider komt, het
productievermogen in Nederland zou kunnen stijgen.
Dit zou stellig slechts voeren tot een teleurstelling voor
de arbeidende klasse en tot verwachtingen ten aanzien
van de productiviteit, die niet kunnen worden vervuld.
Het schijnt erg moeilijk te zijn, maar het is toch het
enig juiste, om de ogen niet te sluiten voor de feiten en
te erkennen, dat Nederland een doodarm land is geworden.
Die armoede is in het levenspeil nog niet geheel tot uiting
gekomen. Wij zullen ons slechts langzdmerhând met in-
spanning van alle krachten uit deie armoede omhoog
kunnen werken en zullen naar mijn overtuiging voor de
eerstvolgende jaren dankbaar moeten zijn, indien – het’
levenspeil van thans zou kunnen worden gehandhaafd.
BUSUM
J. VAN DE KIEFT.
DE FUNCTIE VAN DE JAARBÉURS IN
NEDERLANDS ECONOMISCH HERSTEL.
De vraag, welke functie de Koninklijke Nederlandsche
Jaarbeurs in dienst van het economisch herstel van ons
land zal kunnen vervullen, valt samen met die, in welke
mate de uitoefening harer normale functies aan dit doel
dienstbaar kan worden gemaakt. De jaarbeurzen hebben
zich als gevolg van de werking der wetten van verbijzonde-
ring gedifferentiëerd als bijzondere organen in dienst
van de nationale en internationale goedeenuitwisseling,
en de redenen, welke van deze differentiatié de oorzaak
vormden, behelzen daarmede tegelijkertijd hair economi-
sche functie, welker uitoefening de volkshuishouding tot
‘oordeel strekt. Tot goed begrip van de mate, waarin de
vèrvulling dezer functie een bijdrage zal kunnen leveren
tot Nederlands economisch herstel, is het derhalve nood-
zakelijk, deze functie- nader te omschrijven. –
Jaarbeurzen zijn instelliigen, welke – naar de termino-
logie van Limperg – moeten worden gerekend te be-
horen tot de ,,technische markten”. Kan men de markt
in het algemeen definiëren als het complex van ruilhande-
lingen, waaruit de vorming van een prijs resulteert;’onder
een technische maikt kan men verstaan een apparaat of
‘organisatie, -tot doel hebbende het voorbereiden en tot-
•
standkomen dezer ruilhandelingen te vergemakkelijken
ei te stimuleren. Dit laatste is uiteraard slechts mogelijk, indien het gebruik maken van de betreffende organisatie
voor het marktpersoneel het nuttig resultaat van zijn op-
tredên ter markt vergroot.
Op jaarbeurzen worden de aan te bieden goederen in
de vorm van monsters door de deelnemers (standhouders)
aangevoerd. Zij vormen een speciaal voor de jaarbe}irs
afgezonderde voorraad met het doel, aldaar te dienen als
assortiments- en expositievoorraad.
*4′
De bovenbedoelde vergroting van het nuttig resultaat
voor partijen aan beide zijden van de markt moet worden toegeschreven aan een aantal factoren, waarvan de voor-
naamste zijn:
le. De voor het gehele aanbod min of meer represen-
tatieve concentratie van het aanbod op een relatief gering
oppervlak, waardoor een overzicht van de gehele koop-
markt in een zeer kort’tijdsbestek kan worden verkregen.
De kosten van het leggen van een contact met de weder-
partij, welke de kpper of verkoper normaliter telkens voor
elke firma afzonderlijk tot stand moet brengen (correspon-
-dentie, reis- en verblijfkosten, afwezigheid uit eigen onder-
neming) behoeven bij deelneming,.resp. bezoek aan een
jaarbeurs slechts één keer te worden gedragen.
2e. De tussenpozen, welke de individuele jaarbeurzen
van elkâar scheiden (een half tot één jaar), zijn meestal
dusdanig, dat zich hierin een voor den insider waarneem-
bare technisch-economische en commerciële ontwikkeling
van het bedrijfsleven kan voltrekken, zodat er in dit op-
zicht telkens een zeker verschil tussen de opeenvolgende
beurzen merkbaar is. De ondernemers aan de vraag- en
aanbodzijde krijgen aldus een beeld van de wijziging der
verhoudingen, welke zij in tal van gevallen wellicht niet
of in minder scherpe vormen zouden hebben ontvangen,
indien zij zich hiervan op andere wijze op de hoogte moesten
stellen. Uiteraard wordt dit voordeel niet bereikt bij
permanente zakelijke exposities; de periodiciteit der jaar-
beurzen vormt hiertoe derhalve een voorwaarde. –
Het gemak, dat het ingevoerd zijn bij een aantal firma’s
met zich brengt, is een voortdurend werkende kracht,
waardoor de contacten in het indiiiduele marktverkeer
zich telkens weer in hoofdzaak tot de bekende groep onder-
nemingen zouden beperken; ter jaarbeurze zal men echter
– met name wanneer nieuwe vindingen e.d. aan de markt
zijn gemakkelijk aanleiding vinden, de kring zner
– relaties uit te breiden tot hen, met wie men in het zaken-
verkeer nog niet in aanraking placht te komen. Het ligt
voor de hand, dat dit voordeel het meest op de voorgrond
treedt t.a.v. kleinere ondernemingen, welker activiteit op
dit gebied aan beperkingen is onderworpen; ook echter
voor grotere bedrijven is het een. factor, waarvan men
naar de ervaring heeft geleerd – de betekenis stellig niet
mag onderschatten
1).
8e. Het feit, dat jaarbeurzen niet uitsluitend worden
bezocht door. producenten en handelaren (adspirant-
kopers) doch eveneens door consumenten (niet-kopers),
betekent, dat de ter beurze aanwezige expositie- resp. assortimentsvoorraad niet alleen de huidige, doch ook
toekomstige transacties stimuleert. Bij de verbruikers, die zich – hier te lande in grotegetale
2)
– ter jaarbeurs
op de hoogte plegen te stellen van het aanbod der voor hen
in aanmerking komende artikelen, wordt aldus een extra
1)
Hiertoe behôort ook, dat de locale handelssfeer in bepaalde
delen van het land wordt doorbroken. Wat voor de grote beurzen
in vroeger eeuwen gold, is thans nog in belangrijke mate van kracht
the great fairs were. – schools in which people learned that
the ‘habits and resources of their own villages, and even their own
counties, representedbut a small part of what vent
0fl
in the –
world”. A. Marshall: ,, Industry and trade”, London 1923, blz. 705.
In zijn werk -,,’Agir” schrijft Ed. Herriot in het bekende hoofdstuk
over ,,La foii-e d’tchantillons de Lyon”: ,,Un pays n’e t organist
êconomiquement que le jour ot chacune de ces rtgions est interesste
tt la grandeur de toutes les autres”. Paris 1917, blz. 458.
‘) VÖÖr de oorlog beliep het gemiddelde aantal bezoekers van de
Jaarbeurs te Utrecht 100 t 150.000; de voorjaarsbeurs 1946 werd
bezocht door 200.000, de najaarsbeurs 1946 door 300.000 personen.
286
ECONOMISCH-STATISTISCHE BËRICHTEN
9 April 1947
bekendheid hiermede in het leven geroepen,- welke met
name voor de merkartikelen van belang is.
De genoemde drie factoren kunnen worden samenge-
vat als het verkrijgôn van een scherper periodiek markt-
overzicht, een doelmatiger benutting van het commerciële
apparaat en een grotere effectiviteit van de expositie- resp.
assortimentsvoorraad door de verschillende individuele
ondernemingen.. Dientengevolge kunnen de bestaande
concurrentiemogelijkheden beter worden uitgebreid en
vindt – ceteris paribus – op jaarbeurzen de ruil onder
bijzonder gunstige verhoudingen plaats. De vraag is thans,
op welke wijze deze voordelen kunnen leiden tot gevolgen,
welke in het huidige tijdsgewricht aan het herstel der
Nederlandse volkshuishouding dienstbaar kunnen worden
gemaakt.
**
*
Een economisch verantwoorde politiek van herstel en
wederopbouw vereist, dat de in Nederland beschikbâre
arbeid en ruilcapaciteit zo doelmatig en zo veel mogelijk
worde bestemd ter aanschaffing van die goederen en dien-
sten, welke voor de opbouw van primair belang zijn en
welker aanwnding derhalve een basis voor verdere op-
bouw kan blijven vormen. Rechtstreeks kan dit geschieden
door het stimuleren van de productiê der benodigde goe-
deren door de inheemse industrie en door de uitbreiding
dezer industrie; indirect door uitbreiding van de voort-
brenging dier goederen, voof welke het buitenland de voor
opbouw benodigde goederen in ruil exporteert.
Het ligt binnen het kader der door de jaarbeurs ge-
schapen mogelijkheden, een zo economisch mogelijk ge-
bruik van de beschikbare hoeveelheid productieve energie
te bevorderen. Zij verschaft den ondernemer in de diverse
bedrijfstakken periodiek een overzicht van alles wat voor
zijn kennis van nieuwe en gemoderniseerde productie-
middelen, van nieuwe grondstoffen en procédé’s, van de
jongste methoden op het gebied der (interne) bedrijfsorga-
nisatie van belang is en vestigt aldus – sneller dan zonder
het houden ener jaarbeurs het geval ware—zijn aandacht
op -meer efficiënte ivegen, welke hij bij de productie zal kunnen inslaan.
Het verschijnen vn buitenlandse hiizen op de Jaar-
beurs, is oorzaak, dat de -bedrijfsman er bovendien kennis
kan nemen van hetgeen andere landen op zijn gebied aan
vernieuwingen reeds hebben toegepast, terwijl zijn bedrijf
buiten de jaarbeurs wellicht minder gemakkelijk verbin-
ding met buitenlandse leveranciers zou aanknopen.
Dank zij het door de jaarbeurs aanmerkelijk geïntensi-
veerde contact, wordt op deze wijze een doelmatig en spaar-
zaam gebruik der productiefactoren in de hand gewerkt.
Het toenemend internationaal karakter der Koninklijke
Nederlandsche Jaarbeurs heeft haar – met name nu de
Leipziger Messe haar betekenis grotendeels heeft ingeboet
– sterk naar voren geschoven als centrum van de West-
Europese goederenuitwisseling. Door het instellen van de
exportdagen, welke bij de Najaarsbeurs een succes werden,
is dit karakter duidelijk geaccentueerd
3
). De buitenlandse
inkopers, die op hun reizen een bezoek brengen aan de
verschillende internationale jaarbeurzen, zullen te Utrecht
de door de Nederlandse industrie aangeboden producten vergelijken met hetgeen zij elders hebben gezien en met
hetgeen doorbuitenlandse firma’s te Utrecht aan de markt
wordt gebracht ..Ofschoon de export van Nederlandse
artikelen uiteraard gebonden blijft aan de richtlijnen, welke
ter opvoering van het deviezenrendement onder de huidige
omstandigheden onontbeerlijk zijn, kan toch op deze
wijze een stimulans worden gevormd tot een opvoering
onzer uitvoermogelijkheden en tot een grotere gevarieerd-
heid van het exportpakket, waardoor ongetwijfeld de basis
voor de exportcapaciteit kan worden verbreed. Als gevolg hiervan zou men zich in meerdere mate kunnen gaan toe-leggen op de export van bepaalde productén, waaraan een
) Zie: ,,Terugblik op de Koninklijke Nederlandsche Jaarbeurs in
het najaar I946′ door J. 1iilius in ,,E.-S.B.” van 27 November 4946.
permanente behoefte bestaat, zodat aldus ‘een duurzame
industriële exportcapaciteit kan worden aangekweekt.
De internationale jaarbeurzen vorrhen een doelmatig
apparaat tit voortdurende economische en commerciële
oriëntering. De industrialisatie, welke thans hier te -lande
in het centrum der belangstelling staat, vereist als nood-
zakelijke aanvulling een krachtige bevordeiing van de ex-
port. Een internationale jaarbeurs als dé Nederlandse kan
hier een bijdrage leveren, waartoe op deze wijze geen ander
instituut in staat is: het doen plaatsvinden •van de ont-
moeting van vraag en aanbod uit verschillende gebieden
onder omstandigheden, welke voor het afsluiten van trans-
acties en voor het daartoe noodzakelijke leggen der eerste,
contacten van grote functionele betekenis moet worden
geacht.
*
Het is niet mogelijk, deze kvalitatief belangrijke functie
der jaarbeurzen aan de hand van exact cijfermateriaal
voor Nederland te illustreren. De omvang van de affaire,
welke ter Jaarbeurs met de verschillende sectoren van het
binnenlandse bedrijfsleven, resp. met buitenlandse firma’s
plaatsvindt, is uiteraard niet bekend. Een indirecte aan-
wijzing ligt opgesloten in de resultaten van een enquête,
welke onder de deelnemers van de 47ste Koninklijke Ne-
derlandsche Jaarbeurs werd ingesteld. Daaruit bleek, dat
met 59 landen orders zijn afgesloten, terwijl met 53 landen
nieuwe relaties werden aangeknoopt. Kan dus het belang
van de functie der Jaarbeurs niet aan de hand ener kwan-
titatieve maatstaf worden afgemeten, haar bétekenis is
er niet minder groot om. In het belang der Nederlandse
volkshuishouding is het gewenst, dat haar optreden als
instituut toL bevordering van de export zich nog verder dan thans reeds het geval is zal kunnen uitbreiden.
DIs J. A. COLTOF.
VRIJE EFFECTENHANDEL.
Aan de bevrijdiÇ van den effectenhandel is met zoo
groote behoedzaamheid gewerkt, dat zelfs een summier
chronologisch overzicht van alle maatregelen, die daartoe sedert het ein’de van den oorlog hebben bijgedragen, vele
kolommen van dit blad zou vullen. Toch loont het de moei-
te in vogelvlucht de revue te laten passeeren, hetgeen in
de drie en twintig maanden sinds de bevrijding op dit
gebied heeft plaats gevonden, nu met ingang van 1 April
te langen leste het effectenverkeer weer geheel in de
vrije geldsfeer is gebracht. In dit artikel zal niet wor-
den gepoogd – een volledig geschiedkundig overzicht te
geven, doch wij zullen ons beperken tot de vermelding
van enkele der meest belangrijke maatregelen en gebeur-
tenissen en ons veroorloven daarbij enkele kantteekenin-
gen te plaatsen.
Allereerst môeten wij dan vaststellen, dat de Nederland-
sche regeling van het effectenverkeer na den oorlog een
unicum vormt. De beurs van Parijs en de beurzen in België,
in welk laatste land
–
ook een geldzuivering heeft plaats
gevonden, bleven slechts luttele dagen gesloten. Al spoedig
na de capitulatie vonden zelfs weer transacties plaats op
de beurzen te Frankfurt a/Main en te München, o.a. in
stukken, die wellicht uit Nederland afkomstig waren. In ons land werd echter iedere handel in of overdracht van effecten op 7 Mei 1945 aanstonds verboden en eerst op 7 Januari 1946 werd de beurs ,,op een kier” geopend,
door de hervatting van den handel met speciale vergunning
in Nederlandsche- obligaties, uitsluitend tegen geblok-
keerd geld. –
Sedertdien waren de belangrijkste data in het proces
der geleidelijke ontdooiing de volgende:
Eind Januari 1946:
aankoop van effecten ook met vrij geld toegestaan, waarmede de bevoordeeling van liet ge-
blokkeerde geld voor dit doel werd opgeheven.
I,
-r’-
-n
9 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
287
Februari: uitlotingen weder toegestaan, alsmede her-
belegging van het provenu der uitgelote obligaties.
10 Mei 1946:
heropening van den handel in bank- en
industrieele aandeelen. Tevens werd bepaald, dat voor
den ‘verkoop van effecten voortaan geen speciale vergun-
ning meer was vereischt, terwijl het provenu bij verkoop
voor de helft in vrij geld en voor de andere helft in geblok-
keerd geld moest worden afgerekend (ten aanzien van Ame-
rikaansche effecten voor 40 pCt. in geblokkeerd en voor
60 pCt. in vrij geld). Ruiltransacties werden toegestaan,
doch koop en verkoop moesten dan op denzelfden dag
plaats vinden. Aankoop yan effecten moest geheel in 1,rij
geld geschieden. Zoogenaamd , ,jongbezit”, d.w.z. stukken
na 9 Mei 1946 verkregen, konden bij verkoop geheel in
vrij geld wôrden afgerekend. Tot 1 Februari 1947 heeft
de handel volgehs deze richtlijnen plaatsgevonden, doch
in den tusschentijd werd geleidelijk ook de handel in fond-
sen behoorende tot de andere rubrieken toegestaan.
3 Juni 1946:
voorschriften voor transacties voor reke-
ning van niet-ingezetenen.
18 September 1946:
nadat in Aptil 1946 met de Amen-
kaansche autoriteiten overeenstemming was bereikt ten
aanzien van de certificatie van Amerikaansche fondsen in
Nederlandsch bezit door de Nederlandsch Bank, wordt
S maanden later, drie weken na de ,,slump” in Wall Street,
het ryeeren van certificaten van Amerikaansche effecten
en de mogelijkheid tot • het aanvragen van certificatie
daarvan in beginsel open gesteld.
10 October 1946: ééndagsstaking van de Amsterdamsche
effectenbeurs, in hoofdzaak wegens ontevredenheid over het nog steeds uitblijven van de heropening van den han-
del ter beurze in certificaten van Amerikaansche aandeelen.
Deze werd tenslotte op
10 Maart 1947
in éénrichtingver-
keer toegestaan, met dien verstande, dat ter beurze van
Amsterdam alleen kan worden verkocht aan leden, die zich
verplichten de stukken in Amerika déér te verkoopen.
Intusschen was op
1
Februari 1947
de termijn, binnen welke ruiltransac-
ties mogen worden uitgevoerd, verlengd tot zeven dagen.
Ook werd op dien datum bepaald, dat de storting op uit inschrijving verkregen effecten voor 50 pCt. mocht ge-
schiedenuit geblokkeerd tegoed, mits ontstaan uit hoog-
stens zeven dagen te voren verkochte stukken. De geblok-keerde bedragen, ontstaan uit den verkoop van effecten in Februari en Maart, konden worden geboekt op een zooge-
naamde ,,overgangsrekening”, die op 1 April jl. in vrij
geld kon worden omgezet.
De achtergrond van deze maatregelen.
Zoekt men naar een verklaring voor de hierboven ge-
schetste vertragingen en belemmeringen van het effecten-
verkeer, dan vindt men die in hoofdstuk XII van het
witboek betreffende de maatregelen tot zuivering van het
geldwezen in Nederland. De Minister achtte blijkens dit
witboek waarborgen noodzakelijk, dat niet in belangrijke
mate tot vermogensintering zou worden overgegaan.
Daar evenwel ook steeds een even goöt’ bedrag aan vrij
geld door de koopers der effecten zou moeten worden vast-
gelegd, was uit dezen hoofde in werkelijkheid weinig of
niets te duchten. Verder wenschte de Minister waarborgen,
dat zich in de koersvorming ter beurze geen inflatoire
tendenties zouden baanbreken. Om dit te verhinderen
werd bepaald, dat de koop van effecten ten volle met vrij
geld moest geschieden, doch dat de opbrengst bij verkoop,
behalve van ,,jong bezit”, voor de helft zou worden ge-
blokkeerd. FIet gevolg hiexvan was, dat als het ware
steeds nieuwe middelen in de geldblokkade werden betrok-
ken. Nadat de verkoop van effecten in den eersten tijd ge-
heel verboden was geweest, werd deze thans aldus dienst-
baar gemaakt aan monetaire doeleinden. De effecten-
bezitten werd hiérdoor echter benadeeld ten opzichte van
de bezitters van andere vermogenswaarden, en aan het
vertrouwen van het publiek in het effect als te allen tijde
gereedelijk verhandelbaar beleggingsobject werd zoo een
gevoelige slag toegebracht. Aan deze discriminatie tegen
het effect als zoodanig zal nu dus op 1 April een einde wor-
den gemaakt.
Een andere oorzaak voor de belemmering van het effec-
tenverkeer was het op zichzelf loffelijke streven naar een
volledig rechtsherstel en naar het achterhalen van op on-
oirbare wijze verkregen of vijandelijke vermogens. De
vraag moet echter worden gesteld, of het streven naar
perfectie op dit gebied ons niet van de wal in de sloot heeft
geholpen. Ook het tempo der effectenregistraie is nI.
opvallend langzaam geweest. De étappes op deze moei-
zame reis waren de volgende:
24 October
1945: verplichting tot inlevering van cou-
pon- ‘en dividendbladen bij inleve-
ringskantoren;
17 December 1945: instelling van het Centraal Bureau
voor de èffectenregistratie;
18 Februari
1946: officieele afkondiging der registratie;
28 Juni
1946: begin van de aanmêlding ter regi-
stratie;
28 November 1946: aanmeldingstermijn verlengd tot half
Januari 1947;
14 Januari
1947: verlenging van den termijn tot
1
–
.
Februari.
Nu, bijna 2 jaar na de bevrijding, de aanmelding achter
den fug is, kan het eigenlijke werk van het Centraal Bu-
reau eerst goed beginnen.
Inmiddels mag het thans reeds bekend worden geacht,
dat voor slechts één op elke veertig stukken een claim tot
rechtsherstel is ingediend. Algemeen bekend was reeds
aanstonds, dat de ontvreemde stukken grootendeels langs
bekende kanalen gedurende den oorlog weer in het beurs-
verkeer waren gebracht. Nadat deze fondsen opnieuw
in omloop waren gebracht, waren zij voor len beurshandel
niët meer te onderscheiden van goede stukken. Na lang-
durig overleg tusschen de betrokken instanties werd dan
ook ten behoeve van rechtsherstel tenslotte de formule
aanvaard, dat effecten ,,verkregen in geregeld beursver-
keer” in beginsel als goede stukken zouden worden aange-
merkt. Ofschoon tot heden ten dagé nog steeds geen uit-
sluitsel kon worden verkregen, wat de Raad voor het
Rechtsherstel nu precies verstaat onder effecten ,,in ge-
regeld beursvörkeer verkregen”, kan toch worden ver-
moed, dat het overgroote deel der ontvreenide stukken,
die uiteindelijk in bona fide handen terecht kwamen,
hierdoor feitelijk gekuischt zullen blijken te zijn, zoodat
tenslotte naar de oorspronkelijle eigenaars wellicht alleen
het betjekkelijk geringe aantal gestolen stukken zal
terugkeeren, welke door de tegenwoordige houders direct zijn verkregen van een commissionnair, die deze met een
speciale uitkeering uit besmette bron heeft verkregen en
dus mocht worden geacht te weten, dat hij in gestolen
stukken .handelde.
Intusschen wachten de oorspronkelijke houders nog op
rechtsherstel en is nog geheel onbeslist, op welke wijze dit
zal worden verleend.
Als men denkt aan het monnikenwerk, aan het ontelbare
aantal man-uren, dat aan de effectenregistratie moest
worden besteed door de banken, de commissionnairs en
het personeel van den Raad voor het Rechtsherstel, om
madr te zwijgen van de berg papier, die hierdoor is verslon-
den, dan moet worden gevreesd, dat hiertegenover slechts
een poover resultaat zal staan in den vorm van werkelijk
rechtsherstel en fiscaal voordeel.
Des te meer betreurenswaardig wordt dit, als men be
denkt, dat juist in de eerste maanden na de bevrijding
zonder twijfel groote hoeveelheden effecten ons land langs
sluikwegen hebben verlaten en zich thans in handen zullen
bevinden, die krachtig genoeg zijn om hun rechten tegen-over Nederland te verdedigen.
Strenge, doch met de menschelijke natuur rekening
houdende voorwaarden- voor een fiscale amnestie, gepaard
288
ECONOMISCH-STATISTfSCHE BERICHTEN
9 April 1947
aan spoedige deponeering van alle zich in Nederland
bevindende effecten en vooral ook van de zich bij de be-
vrijding in het buitenland bevindende Nederlandsche
effecten door tusschenkomst van onze consulaten, zou o.i.
goedkooper en sneller tot meer afdoende resultaten’hebben
kunnen leiden. –
Nog een enkel woord omtrent de aan de effectenregistra-
tie verbonden lasten, voordat wij van dit weinig opwekken-
de hoofdstuk onzer financieele geschiedenis afstappen.
De kosten der effectenregistratie, ofschoon ongetwijfeld
door de Regeering als een landsbelang beschouwd, zijn voor
het grootste deel verhaald op de, voor 97J pCt. te goeder
trouw gebleken, effectenbezitters. De kosten van het
voor de toekomst in het uitzicht gestelde rechtsherstel
worden opgelegd aan alle verkoopers va’n alle effecten, die
hiervoor een cijns van j pCt. der opbrengst moeten storten
in het Waarborgfonds Rechtsherstel. Ook dit wordt als
een onbillijkheid gevoeld. Het summum op dit gebied
wordt echter wel bereikt door het feit, dat dit pCt. ook
verschuldigd is bij verkoop van effecten, die eerst nh de
bevrijding zijn uitgegeven en waarmede dus nooit geknoeid
kan zijn geweest.
Toeko inst aspecten.
In het licht der’ talrijke belemmeringen, waaronder het
effectenverkeer gebukt ging, is het bijna verwonderlijk
en hoopgevend, dat in 1946 blijkens de opbrengst van het
beurszegel de omzetten ongeveer een kwart hebben be-
dragen van het gemiddelde der jaren 1936/38. Men heeft
echter niet ‘eel fantasie noodig om te bevroeden, wat dit
voor de leden van de bedrijfsgroep effectenhandel aan
inkomstenderving heeft beteekend in een tijd, waarin
de onkosten in verhouding tot vÔÔr den oorlog sterk ge-
stegen zijn, al heef’de inschrijvingsprovisie op Grootboek
1946 en op de conversieleening 1947 tot de dekking
daarvan bijgedragen.
Maar bestaat er dan nu, na 1 April, tenminste kans,
dat de beurs zijn ouden luister zal herwinnen? Natuurlijk
niet. Te veel structureele factoren van ongunstigen aard
zullen zich ook verder doèn gelden. Voorop het feit, dat
Nederland niet langer een kapitaal exporteerend land is
en dat Amsterdam dientengevolge, althans als actief
internationaal centrum, voorloopig heeft afgedaan, ter-
wijl bnvendien door het keurslijf der devizenvoorschniften
de belangstelling van buitenlandsche zijde voor Neder-
landsche fondsen in de kiem wordt gesmoord. Andere
structureele factoren, die zich terdege doen gevoelen, zijn
de gewijzigde belastingdruk, die het ontstaan van groote
particuliere vermogens vrijwel uitsluit, de grootere relatieve
beteekenis van de besparingen door bemiddëling’van in-
stituten, die in het algemeen hun vraag richten op vaste
rente dragende waarden, en het verbod van prolongatie.
transacties, waarop een goed deel van den vôoroorlogschen
handel dreef, hetgeen door de verruiming der markten,
welke hierdoor werd bereikt, ook voor de bona fide
beleggers van voordeel was. Door de opheffing van het
bankgeheim is een verdere categorie van vermogens-
bezitters van de ‘beurs afgeschrikt. De door de Duitschers
ingevoerde dividendtop en de eveneens ‘door de Duit-
schers uitgevaardigde speculatiewinstbelasting zijn verdere
factoren, die het nemen vaii initiatief en risico’s hebben
ontmoedigd en zoo ook aan de belangstelling voor de beurs
afbreuk hebben gedaan. Door voortdurende bevordering
van directe stortjngen van institutioneele spaargelden bij
‘s Rijks kas, wordt, ondanks te dien opzichte van het be-
stuur gedane beloften, een deel der vroeger op de beurs
belegging zoekende gelden afgetapt. Hetzelfde effect heeft
het handhaven der fiscale benadeeling van openbare obli-
gatieleeningen in ‘vergelijking tot de onderhandsche
schuldbekentenis. Ook de stijging der kosten van beurs-
transacties door de heffing van j pCt. Waarborgfonds
Rechtsherstel bij verkoop en door de verplichte berekeninS
eener behandelingsprovisie van 1/8 pCt., zoodat bij
ruiltransacties koop en verkoop in totaal ca. 1 pCt.
kosten tegen vroeger 1 pCt., werkt eenigszins remmend.
op de omzetten ter beurze. Eeh doorn in het oog van vele
beursleden is ten slotte het feit, dat tot dusver de op het
,,Führerprinzip” berustendé Duitsche statuten van de
Verèeniging voor den Effectenhandel gehandhaafd bleven,
ofschoon deze Vereeniging in het verleden toch heeft be-
wezen, zich zelf te kunnen regeeren op democratische wijze
en tot volle tevredenheid van de Overheid en van alle bij
het effectenverkeer betrokkenen.
Zoo blijft er ook na 1 April nog wel een en ander -op
het verlanglijstje var den effectenhandel staan. Verlangend
wordt bijv. ook uitgezien naar den datum, waarop handel
in inschrijvingen Grootboek 1946 zal worden toegestaan
en waarop geblokkeerd geld, dat niet voor belastingbe-
taling door den houder benoodigd is, voor belegging ter
beurze zal mogen worden besteed. Ongetwijfeld beteekent
de overgang van den handel naar de vrije geldsfeer echter
een belangrijke stap in de richting van het herstel van de
effectenbeurs, het beIanrijkste orgaan van het vermogens-verkeer hier te lande.
Voor de uitvoering zonder al te groote schokken van
de vet op de Vermogensaanwasbelasting en van het wets-
voorstel Vermogensheffing kan een vlot functionneerende
beurs niet worden gemist, en de per 1 April verleende
grootere bewegingsvrijheid zal waarschijnlijk aan het besef
van dit feit te danken zijn.
Een treffend bewijs voor de vitaliteit der beurs is het,
dat zelfs gedurende de ‘ontdooiïngsperiode de emissiebe-
drijvigheid zoowel van schuldbrieven als vanaandeelen
allengs is herleefd. Weliswaar werd tot dusverre behalve
f 100 rnillioen aandeelen Herstelbank nog slechts voor
ongeveer f 84 millioen aan aandeelen en ongeveer
f 25 millioen aan obligaties aangeboden, doch het publiek
toonde in het algemeen goede belangstelling voor het
aangeboden materiaal en verwacht mag dan ook worden,
dat de beurs in de naaste toekomst veel nuttige diensten
aan de gemeenschap zal kunnen bewijzen in het kader
van de financiering van het herstel, den wederopbouw
en de industrialisatie. Voorzoover particuliere kapitaal-
verschaffing langs dezen weg mogelijk blijkt op een wijze,
aan de critiek van de openbare markt getoetst, verdient
zij o.i. de voorkeur boven financiering via de Herstelbank,
die haar bestaansrecht veeleer heeft als ,,stand-by-capa-
city” voor gevallen, in welke het kapitaal voor projecten,
die van het algemeen belang worden geacht, niet langs
normalen weg kan wor4en aangetrokken.
Is het te veel gehoopt, dat de beurs in een iets verder
verwijderde toekomst ook weer haar bijdrage zal kunnen
leveren voor het welvaartsherstel van de Aziatische ge-
bieden des Koninkrijks? Dit zou intusschen slechts moge-
lijk zijn, als men ten opzichte van het buitenlandsche
kapitaal, dat bereid nocht worden gevonden zich in Ne-
derland en in de Oost te interesseeren, een tegemoet-
komender houding aanneemt, in dier voege, dat aan nieuw
toevloeiend kapitaal in beginsel volledige bewegings-
vrijheid vorde toegestaan. Voor Nederland als geheel be-
chouwd en ‘voor de Amsterdamsche ‘effectenbeurs in het
bijzonder is dat van het allergrootste gewicht en een
wijziging van denkoers in dit opzicht blijkt te meer ge-
wettigd, daar elke invloed van buitenlandsch kapitaal,
welke hierdoor zou ontstaan, als additioneel kan worden
beschouwd en derhalve de deviezenpositie des lands zou
helpen verlichten.
E. F. PHILIPP.
9 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
289
DE FINANCIERING VAN
DEN WEDER-
OPBOUW VAN DE NEDERLANDSCHE
KOOPVAARDIJ VLOOT.
Flet is algemeen bekend, dat de wederopbouw van onze
handelsvloot zich in een snel tempo voltrekt. Van onze
2.800.000 BRT vôôroorlogsche scheepsruimte
–
resteerde
na de capitulatie van Japan nog slechts 1.600.000 BRT,
terwijl thans de omvang weer 2.300.000 BRT, of wel 82pCt.
van de vôôroorlogsche sterkte, bedraagt.
Deze snelle reconstructie is mede mogelijk gemaakt
door een speciale financieringsregeling, waaraan in dit
artikel eenige beschouwingen zullen worden gewijd. Deze financieringsregeling wijkt in belangrijke mate af van die,
welke ten aanzien van de oorlogsschade in de andere
sectoren van het bedrijfsleven gelden. Dit vindt echter in
hoofdzaak zijn oorzaak hierin, dat de Staat der Neder-
landen ten aanzien van de scheepvaart bepaalde juridische
verplichtingen heeft, welke voortvloeien uit de Zee- en
Luchtvaartverzekeringswet 1939 en Zeeschepenbesluit
1942.
Deze vrplichtingen vormen, dan ook de basis voor
bovengenoemde regeling. Alvorens deze regeling nader te
beschouwen, zal derhalve eerst nagegaan worden, op welke
wijze deze verplichtingen zijn ontstaan en waartoe zij
den Staat verbinden.
De vooroorlogsche regeling.
De sedert begin 1938 steeds toenemende spanningen
in de internationale verhoudingen veroorzaakten geleide-
lijk een sterke stijging der molestpremies ioowel voor zee-
schepen als voor de door deze schepen te vervoeren lading.
Weliswaar vertoonde ook het vrachtenpeil een stijging
doch niei voldoende om de hoogere kosten als gevolg van de opgeloopen premies geheel te dekken. Het gevolg was,
dat de meeste reederijen slechts bij uitzondering tot ver-
zekering bij particuliere verzekeringmaatschappijen tegen
molest overgingen, zoolang de toestand niet direct ver-
ontrustend kon worden genoemd. Een bezwaar trouwens
van de molestverzekering bij particulieren was, dat het
risico grootendeels op de Engelsche markt moest worden ge-
dekt, waartegenover geen voldoende zekerheid bestond, dat in tijd van oorlog. de eventueel te vorderen bedragen
werkelijk konden worden geïncasseerd. Deze omstandig-
heden, alsmede het feit, dat in verschillende andere landen,
o.a. Engeland, de mogelijkheid tot een ‘staatsmolest-
verzekering werd geopend, deden de wenschelijkheid naar
voren komen ook in ons land soortgelijke maatregelen te
treffen. Toen in April 1939 de spanning wederom toenam,
werd van de zijde der reederijen en den handel aan de
Regeering verzocht een dadelijk ingaande molestverzeke-ring mogelijk te maken. Dit kon geschieden door de reeds
bestaande ,,Oorlogs-, Zee- en Luchtvaartverzekerings-
wet 1938″ in werking te doen treden, hetgeen bij Konink-
lijk Besijiit van 19 April 1939 geschiedde. De genoemde wet was ddn der wetten, welke in September 1938 onder
den druk van het dreigend oorlogsgevaar met grooten
spoed tot stand waren gekomen. Krachtens de bepalingen
van deze wet konden in gevallen, waarin de instandhou-
ding van eenige scheeps- of luchtverbinding of van h&t
vervoer van bepaalde goederen noodzakelijk is, zeeschepen
en luchtvaartuigen bij den Staat tegen gevaar van molest
dan wel tegen de gewone transportgevaren verzekerd
worden, hetzij door herverzekering, hetzij rechtstreeks.
De’ verzekering geschiedde per reis of voor beperkten
tijd, terwijl de minister van Economische Zaken zich
de bevoegdheid voorbehield de verzekering tusschen-
tijds te beëindigen, indien de politieke omstandigheden
hem hiertoe aanleiding gaven.
In Juli 1939 werd de ,,Oorlogs-, Zee- en Luchtvaart-
verzekeringswet” vervangen door de ,,Zee- en Luchtvaart-
verzekeringswet 1939″, welke wet tegemoetkwam aan de
inmiddels in de praktijk gebleken bezwaren van de
,Oorlogs-, Zee- en Luchtvaartverzekeringswet .1938″.
Een belangrijk verschil met de wet van 1938 was, dat
krachtens deze wet de minister van Economische Zaken
de bevoegdheid kreeg om in geval van oorlog, oorlogs
gevaar of andere buitengewone omstandigheden, indien
naar zijn oordeel het algemeen belang zulks vorderde,
ten opzicht6 van zeeschepen voor den Staat der Necler-
landen als verzekeraar verzekeringsovereenkomsten aan
te gaan tegen gevaIr van molest dan wel tegen- gewone
transportgevaren, op voorwaarden en tegen premies als
door hem te bepalen. Voorts gold als voorwaarde, dat
tegen een redelijke premie op de Vrije markt niet-voldoende
dekking tegen het gevaar van molest dan wel tegen de gewone transportgevaren kon worden gevonden. Zee-
schepen, ingevolge wettelijk voorschrift gevorderd in
omstandigheden als in deze wet bedoeld, zouden steeds
door den Minister worden verzekerd.
• Voorts machtigde deze wet de Regeering voor’denStaat
met Nederlandsche verzekeraars heiverzekeringsovereen-
komsten aan te gaan tegen het gevaar van molest, als-
mede tegen ‘de-gewone transportgevaren. In. de praktijk
echter is alleen ten aanzien van goederen gebruik gemaakt
van de herverzekering.
ij de wet van 12 Augustus 1939 kwam een wijziging
tot stand, waardoor ook Nederlandsch-I’ndische, Surinaam-sche en Curacaosche zeeschepen onder de staatsverzekering
konden worden gedekt.
11
Terstond na het inwerking treden werden de eerste ta-
rieven, waarin de premiën en voorwaarden werden gere-
geld, bekend gemaakt. Met de practische uitvoering werden
belast de firma’s Jan ter Meulen & Co. te Amsterdam en R. Mees & Zoonen te Rotterdam. De administratie werd
opgedragen aan de Coöperatieve Vereeniging ,,Centraal
Beheer”. Tevens werd een Commissie van Advies ingesteld,
waarin vertegenwoordigers zoowel van de Overheid als
uit scheepvaart-, handels- en assurantiekringen zitting
namen.
De oorlogsperiode.
De tiende Mei 1940 bracht een radicale wijziging in den
bestaanden toestand.
Voor de schepen, welke in Nederland, in Duitschland
of in de door dit land bezette gebieden waren achter-
gebleven, bleef de staatsmolestverzekering gehandhaafd.
Aan de nadere regelingen echter, zooals deze in de tarieven
waren vastgelegd, bleken al spoedig verschillende bezwa-ren te kleven. Vooral het gemis aan uniformiteit deed zich
sterk gelden. Het aantal regelingen werd steeds grooter
en het geheel in hooge mate onoverzichtelijk, mede door-
dat zich steeds nieuwe omstandigheden voordeden, die
tevoren niet waren voorzien.
Deze gang van zaken gaf aanleiding tot een overleg tus-
schen de reeders en de Regeering. Uit de Commissie van
Advies werd een subcommissie gevormd,, welke een nieuw tarief ontwierp. Na nog verschillende wijzigingen te hebben
ondergaan werd dit nieuwe tarief bij beschikking van 21
Februari 1942 definitief vastgesteld en trad tenslotte als
tarief A (molest) op 1 Maart 1942 in werking. Op 27 Maart
d.a.v. trad tevens in werking een nieuw tarief
1
(vrij
van molest).
Krachtens deze nieuwe tarieven konden Nederlandsche
zeeschepen, die aanwezig waren in Nederland dan wel in een land, met hetwelk van Nederland uit verkeer overzee
toen mogelijk was, door den Staat worden gedekt tegen betaling van een premie, welke een bepaald percentdge
van de verzekerde waarde bedroeg. De verzekerde waarde
werd vastgesteld door een daartoe ingestelde commissie
(de Taxatie Commissie) en in verband met de prijsfluctuatie
ieder kwartaal herzien. In geval van totaal verlies van het
verzekerde schip -verbonden de genoemde tarieven aan de
schade-uitkeering een bestedingsplicht, in dier voege, dat
de uitgekeerde gelden aangewend denden te worden voor
nieuwbouw of aankoop van schepen. .
290
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTËN
9 April 1947
De precaire financieele situatie, waarin vele reederijen
in den ioop der bezettingsjaren hier te lande waren ge-
raakt – inkomsten waren er practisch niet, terwijl de
maatschappijen wel hadden te zorgen voor de zoo goed
mogelijke instandhouding harer bedrijven en voor den fi-
nancieelen steun aan de familie der aan Geallieerde zijde
varende bemanningen —deed spoedig blijken, dat de
meeste reederijen niet in staat waren de premies voor deze
verzekeringen te betalen. Nadat opnieuw onderhande-
lingen met de Regeering waren begonnen, ging de Secre-
tarisGeneraal van het Departement van 1-landel en
Nijverheid over tôt invoering van premievrije tarieven B
(molt) en II (vrij van molest).
Naast de premie-vrijdom was het belangrijkste verschil
met de tarieven A en 1 wel hierin gelegen, dat in geval
‘van totaal verlis van schepen, welke onder deze tarieven
waren gedekt, door den Staat zou w’orden vergoed de waarde
welke het schip, indien het niet verloren ware gegaan,
zou hebben gehad Zp een door den Secretaris-Generaal
van het Departement van handel, Nijverheid en Scheep-
vaart te bepalen tijdstip, waarop naar diens oordeel koop
of bouw in het algemeen technisch en financieel redelijker-
wijze mogelijk zou zijn (dus de ,,vervangingswaarde”).
Ook hieraan werd de bepaling verbonden, dat de uit te
keeren sommen wederom moesten worden besteed voor
nieuwbouw of aankoop van schepen.
Voor de schepen, .welke na de overweldiging van ons
land
buitengaats
vertoefden, werd ‘de staatsverzekering
niet voortgezet. Een uitzondering hierop vormden echter
de schepen, welke ten behoeve van Nederlandsch-Indië
werden aangewend. De staatsverzekeringbleef voor deze
schepen van kracht. Ter uitvoering van de staatsverzeke-
ring werd, nu de .verbinding met Nederland verbroken
was, op 16 Mei 1940 door de Nederlandsch-Iridische Regee-
ring in het leven geroepen de ,,Stichting tot Voorziening
in de Zee- en Luchtvaartverzekering 1939″ (,,ZELUVA’).
Tengevolge van het ontbreken van het contact met het
moederland stémden de tarie’ven van de ZELUVA uiter-
aard niet overeen met de na de bezetting in Nederland
geldende. De verzekering geschiedde ‘tegen een bepaald
percentage van de verzekerde waarde, terwijl aan de
uitkeering geen bestedingsplicht was verbonden, zooals bij
de tarieven B en II. –
De overige schepen aan Geallieerde zijde werden niet
meer onder de Zee- en Luchtvaartverzekeringswet gedekt.
De terstond na de capitulatie van Nederland te Londen
opgerichte Nederladsche Scheepvaart- en Handels-
commissie was door de inmiddels overgeplaatste Regeering
gemachtigd als ,,custodian” op te treden voor de Neder-
landsche schepen, zoodat deze’ Commissievoor de afslui-
ting der verzekering onder ,,blankét cover” op de Engel-
sche markt zorg kon dragen, terwijl tevens met het
,,British Ministry of War Transport” bevrachtingsovereen-
komsten werden afgesloten. Na verloop van tijd gingen
een aantal reederijen er toe over den zetel van haar ven-
nootsohap over te plaatsen naar Batavia, Willemstad of
Curaçao, zoodat het ,,custodianship” van de Scheepvaart-
en Handelscommissie zich nog slechts uitstrekte over de
schepen der reederijen, wier zetel niet van Nederland naar
het buitenland was verplaatst.
Tot medio 1942 werd de. geheele Nederlandsche vloot
buitengaats door de particuliere reederijen voor eigen
rekening geëxploiteerd.
Na den val van Nederlandsch-Indië echtet’ leidden ver-
schillende overwegingen tot het besluit, de geheele toen nog
aan Geallieerde zijde in de vaart zijnde Nederlandsche
koopvaardijvloot in bezit te vorderen. Bij K.B. van 5
Maart 1942 (Zeeschepenbesluït) werd bepaald, dat ge-
durende den tijd, dat de oorlogstoestand van het Konink-
rijk der Nederlanden voortduurde, en gedurende een tijd-
vak van zes maanden na het einde daarvan,,,de minister
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart bevoegd was, den
eigendom dan wel het bezit of het gebruik van bepaalde
of alle schepen onder Nederlandsche vlag te vorderen.
Bij zijn Beschikking van 5 Juni 1942 maakt de Minister
van de door het Zeeschepenbesluit geschapen mogelijk-
heid gebruik door het bezit yan de geheele koopvaardij-
vloot te vorderen. De Regeering was krachtens de bepa-
lingen van het Besluit gebonden na het einde van boven-
genoemde periode de schepen wederom aan de eigenaren
terug te leveren in den toestand, waarin zij zich bevonden
op het tijdstip van den aanvang der vordering, behoudens
een redelijke achteruitgang.’ Bij verlies van het s chip
gedurende de vordering kon de eigenaar aanspraak maken
op vergoeding tot een bedrag ten minste gelijk aan de
waarde van het schip ten tijde van zijn vergaan. Slechts
in enkele gevallen heeft de Regeering van het recht, haar
in het Zeeschepenbesluit toegekend, toL vordering van den
eigendom
der schepen gebruik gemaakt, o.a. voor eenige
schepen, welke bij de invasie in Normaidië als ,,block
ship” werden gebruikt.
De verplichtingen van de Regeering tot schadevergoeding.
De op de Regeering na het einde van den oorlog rustende
wettelijke verplichtingen tôt schadevergoeding ten aanzien
van de verloren gegane schepen kunnen dus in de volgende
categorieën worden samengevat:
verliezen, gedekt onder de tarieven A en T en de
daaraan voorafgaande tarieven van de Zee- en Luchtvaart-
verzekeringswet (uitkeering verzekerde waarde);
verliezen, gedekt onder de tarieven van de ZELUVA
(uitkeering verzekerde waarde);
–
verliezen, gedekt onder de tarieven B en II (uit-
keering vervangingswaarde);
verliezen, waarvoor de reeders een vordering hebben
op de Nedei’landsche Regeering uit hoofde van het Zee-
schepenbesluit (uitkeering vervangingswaarde).
Wij bepalen ons thans tot de categorieën genoemd onder
3 en 4. De Regeering heeft tei aanzien van de verliezen
onder deze beide categorieën de juridische verplichting
tot vergoeding op basis der vervangingswaarde. Voor de
verliezen, gedekt onder de tarieven B en II, is dit de ‘ver-
vangingswaarde op een nader te bepalen datum na den
oorlog, voor de verliezen gedurende de periode der bezits-
vordering de vervangingswaarde op het tijdstip van verlies.
Het lag voor de hand de afwikkeling van’ deze verplich-
tingen onder één regeling samen te vatten, welke regeling
in verband met de aan de uitkeering verbonden bestedings-
plicht zich dan tevens op het terrein der reconstructie
van de vloot zou begeven. De op deze basis door het
Directorat-Generaal van Scheepvaart opgestelde ,,Rege-
ling Vlootreconstructie Groote Vaart 1946″ régelt in den vorm van een overeenkomst tusschen het Koninkrijk der
Nederlanden en de reeders de wijze, waarop de verliezen
der schepen, welke door den Staat waren gerequireerd,
of welke waren gedekt op polissen onder de tarieven B en
II, zullen worden gereconstrueerd. Daar de verplichtingen
voor den Staat ten dezvoortvloeien uit bestaande wetten
(respectievelijk besluiten met kracht van wet) moet deze
Regeling w’orden gezien als een nadere uitwerking hier-
van.
De reconstructieregeling.
Het algemeen uitgangspunt van de Regeling Vloot-
reconstructie is, dat het in het belang van ‘s lands economi-
sche positie noodzakelijk geacht moet worden, zon spoedig
mbgelijk te komen tot volledige ieconstructie der scheeps-
verliezen, waarbij de Staat bijdraagt op basis van haar
bestaande verplichtingen. 1-her rees aanstonds een moeilijk-
heid. Het zal duidelijk zijn, dat de volledige reconstructie
der verliezen niet wordt bereikt, indien de Regeering
zou volstaan met de vervangingswaarde der verloren
schepen uit te keeren en aan deze uitkeering bestedings-
plicht voor vervangende schepen te verbinden. Uitgekeerd toch wordt de vervangingswaarde van het
schip, zooals dit verloren ging, zoodat rekening wordt
9 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29’l
gehouden met het reeds tot het tijdstip van verlies afge-
schreven bedrag. Hieruit volgt, dat het uit te keeren
bedrag, ook
aJ
vertegenwoordigt dit de vervangingswaarde
van het verloren schip, niet toereikend is om een soort-
gelijk schip thans nieuw te bouven zonder dat de reeder
aan dezen bouw uit eigen middele’ bijdraagt. Indien de
reeders tot deze bijdrage niet bereid zouden zijn, zou dit
tot gevolg hebben, dat slechts een gedeelte van het aantal
der verloren gegane schepen werd herbouwd. 1-let bleek
dus wel noodzakelijk, de Regeling zoodanig te ontwerpen,
dat bij nieuwbouwwaarde een gedeelte van de financiering
voor rekening van de reeders geschiedt.
De Regeling Vlootreconstructie gaat dan ook uit van
de volgende principes:
vergoeding van de vervangingswaarde (op het tijd-
stip van herbouw) van de
restwaarde
van het verloren
schip;
bestedingsplicht: uitkeering uitsluitend in den vorm
van financieele bijdrage in den bouw of aankoop van
vervangende schepen; –
verplichting van den reede om bij den bouw of
aankoop van vervangende schepen een gedeelte zelf te
financieren.
Van de verloren schepen, waarop deze Regeling van toe-
passing is, bepaalt de Taxatie Commissie de zgn. nieuw-
bouwwaarde op prijsbasis 1939, d.w.z. de bouwkosten
van een soortgelijk schip in genoemd jaar. Op deze nieuw-
bouwwaarde wordt een afschrijving volgens een vast-
gesteld percentage toegepast van het bouwjaar af tot het
tijdstip van ve.rgaan.
Gaat nu een reeder, die een schip verloren heeft, een ver-vangend schip l5ouwen, dan draagt de Regeering aan dezen
bouw bij tot een bedrag gelijk aan de restwaarde van het
verloren schip, vermeerderd – teneinde ‘de vervangings-
waarde te bereiken – met een toeslag wegens hoogere
bouwkosten thans.
Deze toeslag wordt:uitgedrukt in een percentage van de
restwaarde en is aan een .i? de Regeling vastgesteld maxi-
mum gehouden. Door de bouwkosten van het vervangende
schip te vergelijken met zijn nieuwbouwwaarde op pfijs-
basis 1939, kan dit prijsstijgingspercentage gemakkelijk
worden gevonden.
Indien de reederij meer dan één schip heeft verloren
– hetgeen uiteraard meestal het geval is – wordt de
berekening aanzienlijk gecompliceerder. De Regeling houdt
nl. niet vast aan het principe, dat voor elk verloren schip
een soortgelijk vervangend schip moet worden gebouwd,
doch de reeder is geheel vrij in het bepalen van type en
grootte van de vervangende schepen. Zoo is het bijv. denk-
baar, dat een reederij in verband met de ontwikkeling van
het luchtvaartverkeer niet opnieuw tot aanschaffing van
een passagiersschip wil overgaan doch hiervoor liever
eenige snelle vrachtlijnschepen met beperkte passagiers-
accommodatie in de plaats wil stellen. Rekening houdend
met deze omstandigheid is het systeem der Regeling Vloot-
reconstructie nu als volgt opgezet.
Op het Directoraat-Generaal van Scheepvaart is met elk
der reederijen, welke onder deze Regeling vallen, een
rekening-courant geopend. Aan de creditzijde van elke
rekening-courant worden geboekt de restwaarden der ver-
loren schepeil van de betrokken reederij, op prijsbasis
1939.
Uit het totaal der restw’aarden en het totaal der nieuw-
bouwwaarden der verloren schepen van een reederij is thans
gemakkelijk te berekenen het gemiddelde restwaarde-
percentage dier schepen. Bedraagt dit gemiddelde rest-
waardepercentage bijv. 60 en gaat de rdederij een nieuw
schip bduwen, dan draagtde Regeering 60 pCt. van den
bouwprijs van dit nieuwe schip bij. Dit bedrag moet debet
worden geboe)ct in de rekening-courant, doch aangezien
de creditposten op prijsbasis 1939 zijn geboekt, moeten
ook de debetposten eerst hiertoe worden herleid. In feite
beteekent dit dus, dat van het bedrag der staatsbijdrage,
hetwelk immers op de vervangingswaarde is gebaseerd, eerst de toeslag wegëns prijsstijging wordt afgetrokken.
1-lierboven zagen we reeds, hoe het percentage der prijs-
stijging voor het vervangende schip wordt herékend. Is
dit eenmaal bekend, dan is het bedrag der staatsbijdrge
gemakkelijk te herleiden tot zijn waarde op prijsbasis 1939;
dit bedrag wordt dan in het debet van de rekeningcourant
geboekt. Telkens wanneer een vervangend schip wordt
gebouwd, wordt aldus een debetpost geboekt, tot geen
creditsaldo meer aanwezig is. De reederij is dan ,,gere-
construeerd”. –
Zooals men ziet, dient bij de reconstructie der’ verloren
scheepsruimte dus niet de bruto-inhoud doch de getaxeerde
nieuwbouwwaarde, steeds volgens dezelfde maatstaven en
op dezelfde prijsbasis, als vergelijkingsmaatstaf.
Gecompliceerder Wordt de situatie, indien de reeder
reeds bestaande schepen aankoopt als vervangende
scheepsruimte, doch ook met deze mogelijkheid is in de
Regeling Vlootreconstructie rekening gehouden.
Zooals blijkt moet ook de reeder steeds een gedeelte
van den bouw- of koopprijs financieren.’ liertoe kunnen
hém echter van staatswege credieten worden verstrekt, gedeeltelijk als gewoon crediet en gedeeltelijk als ,,bij-zonder crediet”. Bij het laatste hangen rentevoet eri af-
lossing af van. de bedrijfsresuJtaten.
Mr A. M. VAN DUSSELDORi.
AANTEEKENINGEN.
AARI) EN OMVANO VAN DE KOMENDE CÖNJUNCTTJREELE
INZINKING IN DE VEREN1GI)E SI’ATEN.
De voorspellingen over le vooruitzichten van de Amen-
kaansche conjunètiur zijn tot dusverre niet zeer gelukkig
geweest. In vele kringen, zoowel in ht buitenland als in
de Vereenigde Staten zelf, heeft men de omslag reeds in
het midden van 1946 of nog eerder verwacht. Al deze
voorspellingen ten spijt, beweegt de Amerikaansche con-
junctuur’ zich op het oogenhlik nog op een zeer hoog
niveau. En de nieuwe voorspellingen, die aan het einde
van het vorigé en het begin van dit jaar gedaan zijn, be-
wegen zich tusschen een milde inzinking (recession) en
een hevige depressie. De vraag rijst, wie gelij’klieeft.
Er zijn in het algemeentwee soorten van voorspellingen,
nl. de oppervlakkige eA de wetenschappelijke. De opper-vlakkige voörspellingen baseeren zich op een soort analo-
giemethode.’ Na dan eersten wereldoorlog is er een de-
pressie geweest, dus zal er nu ook een komen. De betee-
kenis van éen juiste analogiemethode is, niet te onder-
schatten, maar zij moet dan iets méer inhouden dan een
oppervlakkige vergelijking. De wetenschappelijke voor-
spellers weten, dat prognose een kunst is, de kunst om
conclusies te trekken uit onvoldoende gegevens. Een der-
gelijke methode is toegepast door de’n heer F. D. Newbury,
vice-president van het welbekende Amerikaanscke con
cern ‘Westinghouse Electric Corporation
1),
waaraan wij
het volgende ontleenen.
De schrijver begint zijn beschouwingen met eernitiek
op de voorspellingen, die, wat het tijdstip van den omslag
betreft, reeds onjuist zijn gebleken. Dezé hebben nI. hun
aandacht te veel geconcentreerd op de situatie in den
landbouw en in de industrieën van gehruiksgoederen. Het
is wellicht juist, dat de agrarische prijzen en het agrarische
inkomen zullen dalen; het Depariment of Agriculture heeft
schattingen gemaakt van een da]ing van 10-15 pCt.
2).
1-let agrariscle inkomen beweegt zich echter op zoo’n
hoog niveau, dat een daling nog geen depressie of inzin-
‘)
In een artikel in de lcnte-af1evcring van 1-larvarcl Business
Review.
‘) Deze schattingen dateeren natuurlijk van voor de recente
prijsstijgingen 01) de Amerikaansche graanmarkten. De vraag rijst,
of de stijgende prijzen voor voedsel niet dc vraag naar ‘andere goe-
deren zullen verminderen. Dit probleem roert de schrijver nit aan.
292
ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN
9 April 1947
king teweegbrengt. Deze voorspellers onderschatten echter
de beteekehis van de industrie van duurzame consumenten-
goederen (huizen, meubelen, auto’s, electrische apparaten)
en van kapitaalgoederen.
De overgang van de oorlogs- naar de vredesproductie
is vlot verloopen, maar er bestaat nog altijd een gebrek
aan grondstoffen (staal, koper, lood, enz.). Dit tekort
zal nog tot in de tweede helft van dit jaar blijven bestaan.
Het uitbetaalde inkomen bewoog zich het vorige jaar
op een recordniveau en zal ook dit jaar nog hoog zijn.
Er is daarom een verschuiving te verwachten van de,
vraag voor gebruiksgoederen •naar die voor duurzaii’ie
goederen. –
Uit de tabel blijkt, dat de besparingen in den oorlog,
tengevolge van een hoog nationaal inkomen, rantsoenee-
ringen, gebrek aan goederen en spaarcampagnes, hoog
waren, maar in 1946 weer tot ongeveer het niveau van 1940
(11 pCt. tegen 9,5 pCt.) zijn gedaald:
Inkomens
Uitgaven
Belastingen
Besparingen
Jaar
uitbetaald
van con-
(van de Fed.
van par-
aan par-
sumenten
Reg en van
ticulieren
ticulieren
,
de Staten)
in miljarden
dollars
1939
. . .
70,8
61,7
3,1
6,0
1940
76,2
65,7
3,3
7,3
1941
‘
.
92,7
74,6
4,0
14,2
1942
.
117,3
82,0
6,7 28,6
1943 143,1
91
2
3
18,6
33,3
1944
….
156,8
98
2
5
19,4 38,9 1945
160,7
104
2
9
21,0
34,9
1946
‘)
.
,
164,0 124,7
19,2
20,3
1)
voorloopig.
Over de prijssituatie is de schrijver optimistisch. Het
is weinig waarschijnlijk, dat .de prijzen van duurzame
goederen in 1947 zullendalen, zeker niet, zoolang de pro-
ductiekosten blijven stijgen. Deze uitspraak is juist, zoo-
lang de bedrijvighèid op een hoog niveau blijft. Zij lijkt
echter op een cirkelredeneering. In een dalende conjunc-
tuur bewegen de prijzen zich vaak onder de productie-
kosten.
Ook van de zijde van de credietsituatie vreest de schrij-
ver geen gevaren. Weliswaar zijn de geldcirculatie en de
banktegoeden gestegen tot ht astronomische cijfer van
$ 125 milliard (in 1929 $ 25 milliard, in 1940
S
40 milliard),
maar de omloopsnelheid van dit geld is zeer laag, hoewel
zij sedert het begin van 1946 stijgende is. In deze stijgihg
ligt een gevaar, maar dâar staat weer tegenover, dat de
hoeveelheid geproduceerde goederen stijgt en z6odoende
een druk op de prijzen uitoefent. Per saldo zal er uit dezen
hoofde een dalende prijsbeweging zijn, maar een geleide-
lijke daling, zoolang het vertrouwen blijft gehandhaafd.
Het laatste is een zeer belangrijke voorwaaide waarvan
juist zeer veel afhangt. De schrijver is zich bewust, dat er
een terugslag moet volgen. Dit is ook theoretisch te be-
redeneeren op grond van de verzwakking van de vraag
naar gôederen, die dienen voor vervanging, en het einde
van de abnormale vraag naar goederen. De schrijver ver-
wacht dan ook, dat deze ,,boom” -niet langer meer dan-een
jaar zal duren. Het tijdstip is iets later dan dat van vele
andere voorspellingen, die de terugslag in de tweede helft
van dit jaar verwachten.
De omslag zal echter anders zijn dan in 1920, d.w.z.
geleidelijker en niet zoo heftig als in genoemd jaar. Er
zijn drie redenen voor deze veronderstel1ing nl. de crediet-
situatie, de gunstige export en de toestand in de bouw-
nijverheid.
Na den eersten wereldoorlog werd de oorlogsinflatie ge-
broken door monetaire maatregelen. Het bankdisconto
steeg in 1920 tot 7 pCt. , de rente op 4-6 maands prima
handelswissels tot 8,13 pCt. en cailgeld tot zelfs 25 pCt:
In dit opzicht zijn de verschillen tusschen 1920 en nu
wel zeer groot.
De voorwaarden voor den export zijn thans ook anders.
De uitvoer daalde van een twaalfmaandsmaximum in
1919/20 van $ 8,4 milliard tot een-twaalfmaandsminimum
in 1921/22 van $ 8,5 milliard. Er is nu weinig
–
gevaar
voor een zoo drastische daling. De leeningen, die Amerika
na den eersten wereldoorlog aan de Europeesche geallieer-
den verleende, namen in het midden van 1919 een eind
en de export begone
n
en jaar later te dalen. Een zelfde daling vond plaats in1920 binnen een jaar a het einde
van de leenin,gen van particulieren. Nu is de situatie
anders. Engeland heeft nog slechts een deel van de Amen–kaansche leening opgenomen en de Wereldbank heeft nog
geen enkele leening verstrekt. De schrijver verwacht dit
jaar en de volgende jaren een exportniveau van omstreeks
$10 milliard (in 1946 $ 7,7 milliard).
De’ derde factor is de bouwnijverheid. Na den eersten
wereldoorlog was er weinig activiteit op dit gebied. D,at
begofl eerst in 1922. Daarentegen was de bouwactiviteit
in 1946 Vrij aanzienlijk en een verdere stijging wordt
voor dit jaar verwacht. De schrijver houdt hierbij echter
geen rekening met den invloed van de stijgende bouw-
kosten. Onlangs is uit een enquête gebleken, dat op vrij
groote schaal bouwcontracten wordèn geannuleerd ten-
gevolge van de sterk gestegen kosten. De belangrijkste conclusies van den schrijver zijn.:
le. Er is geen reden voor eeii cyclische ,,recessie” in 1947.
Integendeel, hij verwacht stabiele grootMndelsprij-
zen, stabiele of stijgende werkgelegenheid, productie
en-nationaal inkomen in 1947.
2e. Een verschuiving in productie en afzet van de indus-
trieën van gebruiksgoederen en van die van duurzame
consumptiegoederen en kapitaalgoederen; ‘de eerst-
genoemde zal dalen, de laatstgenoemde stijgen. En
de duurzame goederen zijn de belangrijkste ,,leiders”
in de cyclische bewegingen.
8e. In den loop v4n dit jaar zullen nieuwe order,s voor
duurzame goederen dalen beneden de productie.
4e. Deze natuurlijke en te verwachten ontwikkeling in de
–
industrieën van duurzame goederen zal een, milde
,,recessie” veroorzaken, die mogelijk tot in 1949 kan
duren.
DE FINANCIEELE EN ECONOMISCHE BETREKKINGEN
TUSSCIIEN FEANKRIJK EN ENGELAND.
Naast de politieke samenwerking tusschen Frankrijk
en ‘Engeland trekken ook de pogingen, om te geraken
toteen vernauwing van de financieele en de economische
betrekkingen tusschen deze beide landen, in den laatsten
tijd de aandacht. Voor een juiste beoordeeling van de huidige situatie
is het van belang, kennis te nemen van de wijze, waarop
deze betrekkingen zich sedert den tweeden wereldoorlog
hebben ontwikkeld
1)
.
–
Financieele o9ereenkornst oan 27 Maart 1945.
De eerste overeenkomst met een algemeene strekking,
die tot stand kwam, was het financieele accoord van 27
Maart 1945.
Deze overeenkomst bracht.in
de eerste plaats een rege-
ling voor de over en weer bestaande oorlogsverplichtingen.
Verschillende groote schulden werden door beide partijen kwijtgescholden’. Overeengekomen werd, dat, ‘wat Enge-
land betreft, slechts werd rekening gehouden met de
verplichtingen uit hoofde van het gebruik van Fransche
schepen tijdens den oorlog en met de kostew, veröorzaakt
door de Engelsche troepen in Frankrijk. Als Fransche
schulden werden slechts in aanmerking genomen de voor-
schotten, die te Londen waren verstrekt aan het ,,Cömité-
National Français”.
In de twèede plaats kwamen bij dè overeenkomst een
aantal voorzieningen tot stand met het oog op de onder-
•linge handelsbetrekkingen tijdens de komende maanden (tot 28 Februari 1946).
‘) Men zie ook: ,,CahiersFrançais d’Information-” van 15 Novem-
ber
1946,
blz. 3-6.
‘.-r–,– –,v—•
9 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
299
Bepaald werd, dat de landen elkaar een crediet toe-
stonden tot een gelijk bedrag. De Britsche Regeering verstrekte een crediet van £ 100 millioen bij de Bank
of Engian’d, de Fransche regeering stelde fr. 20 milliard
beschikbaar bij de Banque de France (toenmalige wis-
selkoers £ 1 = Fr.fr. 200). De wederzijdsche credieten
hadden niet slechts betrekking op den handel tusschen beide
landen, maar op dien tusschen ,,sterling area” eenerzijds
en ,,franc area” anderzijds.
Bepaald werd voorts, dat het saldo van beide rekeningen
zou worden vastgesteld op 28 Februari 1946. De debiteur
zou dan dit saldo moeten voldoen in goud tot een derde
van het bedrag der betalingen, die inmiddels zouden zijn
verricht door de ,,debiteurenzône” aan de ,,crediteuren-
zone
In de practijk was deze betalingsclausule uitsluitend op
Frankrijk van toepassing, daar zijn handelsbalans ten
opzichte van Engeland een zeer groot passief saldo ver-
toonde. Gedeeltelijk
,
was deze ontwikkeling voorzien;
echter niet in die mate, waarin zij zich in feite voordeed.
Reeds in October 1945 hadden de Franschen hun geheele
crediet verbruikt. Er werden toen aanvullende credieten
toegestaan, eerst van £ 10 millioen, – daarna van £ 40
millioen De Engelsche aankoopen in de ,,franc area”
beliepen hiertegenover slechts een fractie van het door de
Franschen gevoteerde crediet.
Het scheef trekken van de Engelsch-Fransche handels-
balans was te wijten aan de volgende omstandigheden.
Frankrijk verkeerde in de noodzakelijkheid, belangrijke
aankoopen in Engeland t.e verrichten ten behoeve van zijn
economisch herstel. Het was echter slechts in zeer beperkte
mate in staat, te voorzien in de Engelsche behoeften. Het
verarmde Frankrijk was voorshands nog niet tot groote exporten in staat. Bovendien weerde Engeland met het
oog op-de tekorten op zijn eigen betalingsbalans den im-
port van Fransche fabrikaten en in het bijzonder van
luxeproducten, waarvan het vôôr den oorlog de traditio-
neele kooper was geweest.
Het ontstaan van de schuld van Frankrijk aan Enge-
land had ook nog een andere oorzaak. Bij de Overeen-
komst van 27 Maart 1945 was er van uitgegaan, dat
Frankrijk tot een bedrag van £ 40 millioen zou mogen
betalen met oude vorderingen van Franschen op Engel-
schen. In werkelijkheid kwam hiervan evenwel vrijwel
niets terecht, zoowel door de langzame deblokkeering dei
vorderingen in Engeland als door de trage inning van
Fransche zijde;
1-let resultaat van een en ander was, dat Frankrijk op
28 Februari 1946 niet minder dan £ 150 millioen schuldig
was. Overeenkomstig het bij de overeenkomst bepaalde,
moest Frankrijk een deel van zijn verplichtingen, voldoen
in goud. Daarnaast resteerde nog een schuld van circa
£ 105 millioen.
Nieuwe credieten stond Engeland niet toe. In de practijk
beteekende dit, dat Frankrijk zijn aankoopen voorloopig
slechts kon financieren door bet afstaan van goud of uit
exportprovenuen. De Fransche impGrt werd hierdoor
zeer bemoeilijkt.
Aanoullende oç’ereenkom.st can 29 April 1946
Een regeling voor de resteerende £ 105 millioen werd getroffen bij de aanvullende overeenkomst van 29 April
1946.
Volgens deze overeenkomst zou dit restant door Frank-rijk worden terugbetaald door het liquideeren van Eransch
particulier bezit aan sterlingwaarden als vo1gt £ 50
millioen vÔÔr 31 Maart 1947, £ 25 milliöen in 1947-1948
en £ 30 millioen in 1948-1949.
Teneinde het loopende handeisverkeer tusschen beide
landen – waarbij, zooals reeds werd opgemerkt,
•
e
Fransche import inmiddels groote moeilijkheden onder-
vond – gaande te houden, werd het volgende overeen-
gekomen.
‘
S
–
De betaling van een derde van de aankoopen in goud
bleef gehandhaafd. –
Frankrijk mocht voorts tot het verrichten van aan-
koopen aanwenden een speciale oude vordering ter grootte
van £ 10 millioen.
Voor het overige mocht Frankrijk het restant van zijn
nationale sterlingbezit gebruiken (circa £ 30 millioen).
Deze bepalingen voor de financiering van het handels-
verkeer waren van kracht tot 31 December 1946.
Al met al was deze aanvullende overeenkdmst voor
Frankrijk hoogst onbevredigend. Engeland had in feite
nieuwe cred eten geweigerd. Frankrijk moest gedeeltelijk
blijven betalen in goud en was bovendien’in zijn aankoop-
mogelijkheden gebonden aan een maximum, dat – in-
clusief den te verwachten export van Frankrijk naar
Engeland – belangrijk beneden het voor 1945 toegestane
peil bleef. Van Engelsche zijde werd geen enkele faciliteit
verleend om de onderlinge handelsbalans meer in even-wicht te brengen. Zeer ongunstig was ook, dat Frankrijk
aldus al zijn reserves dreigde te verbruiken.
Principieele oQereenkomst çan 16 Sefrteniber 1946.
Pogingen om een betere regeling te verkrijgen, leidden na kortstondige onderhandelingen op 16 September 1946
tot een nieuwe principieele overeenkomst. Pe afbetaling
van de schuld van £ 105 millioen werd hierbij voor Frank-
rijk gunstiger geregeld. Zij kon plaatsvinden -door de
omzetting in een 15-jarige leening
6L
j pCt. rente, te amorti-
seeen tusschen 1950. en 1961. VÔÔr 1950 behoefde dus niets te worden afbetaald, hetgeen van groote beteekenis
was, daar tegelijkertijd aan de Franschen werd toegestaan,
hun sterlingreserve aan te wenden tot het dekken van
de loopende behoeften. Bij de besprekingen van September kwam men boven-
dien overeen, voortaan met tusschenpoozen van maximaal –
drie maanden overleg te plegen, teneinde zoo mogelijk te
geraken tot een vermindering van de onevenwichtigheid
in het onderlinge handelsverkeer, alsmede ter coördinatie
van de herstelplannen.
Het eerste overleg van dezen âard vond einde October
en begin November plaats. Het diende in de eerste plaats
tot het uitwerken van de principieele overeenkomst van
September. Bovendien werd van gedachten gewisseld
omtrent de wij ze, waarop de handelsbetrekkingen tusschen
beide landen verder zouden kunnen worden ontwikkeld,
zonder dat nochtans sprake zou zijn van een gewone
handelsovereenkomst.
Ontwikkeling in 1947.
Omtrent de ontwikkeling in de jongst. maanden zijn
slechts weinig nadere .bijzonderheden bekend -geworden.
Op 13 Januari 1947 is Blum plotseling op uitnoodiging
van de Britsche Regeering naar Londen gereisd tot het
houden van besprekingen, onder andere van economischen
aard. Omtrent het resultaat van de besprekingen op
economisch gebied is, afgezien van eenige algemeenheden,
niets gepubliceerd. Wel hebben deze besprekingen geleid
tot de politieke samenwerking tusschen Engeland en
Frankrijk, belichaamd in de ,,Entente Cordiale”, die on-langs te Duinkerken werd onderteekend.
De periodieke besprekingen der commissie vonden in
het nieuwe jaar voortgang. Bij een recente interpellatie ‘in het Britsche parlement werd medegedeeld, dat reeds
van gedachten was gewisseld over het plan-Monnet en
dat deze gedachtenwisseling zou worden voortgezet na
de parlementaire behandeling van het Engelsche witboek
over den economischen toestand. Tevens lag het in de
bedoeling, bij de komende besprekingen een programma
op te stellen voor de Fransche exporten naar Engeland
in 1947.
Conclusies.
Indien men de in het voorgaande weergegeven ontwikke-
294
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 April 1947
ling overziet, 11ijkt, dat van een samenwerking tuschen
Engeland en Frankrijk op den voet van economische
gelijkwaardigheid in de naaste toekomst nog geen sprake
zal kunnen zijn. Frankrijk verkeert ten opzichte van
Engeland op grond van zijn sterk pQssieve
5
handelsbalans
in een zwakke positie. –
De pogingen om door een nauwere samenwerking tot
een meer evenwichtigen toestand te geraken, hebben
nog slechts wéinig tastbare resultaten opgeleverd. Men
zal goed doen, ookzijn verwachtingen in dit opzicht niet
te hoog te spannen. De moeilijkheid zal blijven, dat
Frankrijk goederen produceert, die Engeland onder de
huidige omstandigheden niet in belangrijke mate wenscht
te importeeren: Weliswaar is men voornenens aan deze
moeilijkheid tegemoet te komen door een partieele aan-
passing der Fransche productie aan de Engelsche behoef-
ten, doch stellig zijn de mogelijkheden in dit opzicht slechts
beperkt. Dit beteekent, dat, indiefi men een verdere uit-
putting der Fransche deviezenreserves wenscht tegen te
gaan en Engeland niet bereid is tot nieuwe belangrijke
concessies, het evenwichtsherstel bij den Engelsch-
Franschen handel vQorloopig overwegend zal moeten
plaatsvinden door het verminderen van den Engelschen
uitvoer naar Frankrijk.
Drs M. VAN DER
HEL
MEDEDEELING VAN HET SECRETARIAAT VAN
DE CENTRALE COMMISSIE VOOR
DE RIJNVAART.
VERSLAO OVER DE WERKZAAMHEDEN DER CENTRALE
COMMiSSIE ‘OOR DE RIJNAAItT IN 1946.
ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN.
Samenstelling der Cerdratc Commissie.
Sedert de tweede zitting van het jaar vervult de Brigadier
A. E. M. Walter van het ,,Control Team’ van het vervoer per
binnenwateren der Britsche bezettingszÔne in Duitschiand de
functie van plaatsvervangend gedelegeerde van Groot-brittanni6.
De samenstelling van de Centri.le Commissie was aan het einde
van 1946 de volgende:
Voorzitter: Adrien Thier.ry;
Belgie:
Gedelegeerden: Mufils, Charbonnier;
Vereenigde Staten:
Gedelegeerde: Merdhant, Plaatsvervangend gedelegeerde: McClure;
Frankrijk:
Gedelegeerden: Chargueraud, Peltier, Graff, Plaatsvervangend
gedelegeerde: Bonet-Maury;
–
Gros t-Brittannie:
Gedelegeerde: Sir Osborne Mance, Plaatsvervangend gedelegeerde:
Brigadier Walter;
Nede
r
land:
S
Gedelegeerden: Kiewiet de Jonge, Schaepman, Koomans;
Zwitserland:
Gedelegeerden: Hohl, Schaller.
Het Secretariaat was op hetzelfde tijdstip samengesteld als volgt:
Secretaris-Generaal: Wal thei’ (Zwitser).
Hoofdingenieur: Verhey (Nederlander);
Adjunct Secretaris-Generaal Berryer (Belg).
In Zwitserland, Frankrijk en Nederlaiid waren de Inspecteurs
van de Scheepvaart de volgende: Voor den Zwitserschen sector: Schaub, Cantonaal ingenieur te
Bazel;
Voor den sector JA: van de Zwitsersche grens tot de monding
van de Lauter: Poitrat, ingenieur der ,,Ponts et Chaussôes” te
Straatsburg;
Voor den sector IV: Nederlandsche wateren: J. F. Schönîeld,
Hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat te Arnhem.
BIJEENKOMSTEN VAN DE CENTRALE COMMiSSIE EN DE
COMITE’S.
De Centrale Commissie heeft vier zittingen gehouden: in Januari
te Brussel, in April te Straatsburg, in Juli aan boord van de
,,Flandria” tijdens een studiereis op den Rijn, en in October
te Straatsburg.
Van den Isten tot den 7den Juli maakte zij een studiereis van
Bazel naar Rotterdam en Antwerpen en bezocht dc haven van
Amsterdam. –
Naar aanleiding van een uitnoodiging, gericht aan de E.C.I:T.O.
namen de heeren Hontlelinek, Generaal-Directeur, en Baule, Adjunct-
Directeur, deel aan de zitting te Brussel. Verder nam de heer Baule
deel aan de andere zittingen der Centrale Commissie, in de hoedanig-
heid van ,,observateur”.
S
•
S-
Evenals het voorgaande jaar namen de autoriteiten der bezettings-
zônes in Duitschland deel aan de werkzaamheden der Commissie
door zich te doen vertegenwoordigen op de zittingen, t.w. de Amen-
kaansche zône• door Lt. IColonel Clemens, vervolgens door Kolonel Neff; de Fransche zône door de Commandanten de Geoffroy, Seguin
en Broyet; de Bnitsche zône was vertegenwoordigd door Brigadier
Walter, plaatsvervangend gedelegeerde van Groot-Brittannië.
De technische permanente commissie hield zeven bijeenkomsten,
n Januari te Brussel, in Maart te EItville, in April te Straatsburg,
In Junite Mehlem, in Juli tijdens een studiereis op den Rijn, in
October te Straatsburg en in December te Kohlenz.
Het Comité voor het jaarverslag is bijeengekomen in de maand
Mei te Bazel en in de maand October te Straatsbung; het Comité
voor proviandeening der schepen en voedselvoorziening der schip-
pers in Januari en Februari te Brussel; het Comité voor het politie-
reglement in April te Straatsburg, evenals het Comité, dat zich
bezighoudt met de Wederopnichting der scheepvaartrechtbanken in
Duitschland.
Overeen1eonst van Mannheim en geldende reglementen.
–
Er is geen verandering’ gebracht in de conventi van ittannheim
van 17 October 1868, noch in de bijzondere maatregelen van sta-
tutairen aard, tijdelijk, van kracht in 1945.
Jaarverslag.
Het Comité voor het jaarverslag is overgeghan tot voorbereidend
onderzoek inzake het in druk doen verschijnen van het jaarverslag
voor het jaar 1946.
Bovendien werd besloten – indien de gegevens, welke
–
mogelijk
zouden zijn te verzamelen, het rechtvaardigen – eveneens een
rapport betreffende de jaren 1939 tot 1945 te ontwerpen, ten einde
zoo mogelijk een statistische ononderbroken documenteening
samen te stellen.
..Belrekkin gen met andere internationale organisaties of instellingen
ter coordinatie der Rijnscheepvaart.
– Nadat in principe tot uitv’isseling van waarnemers met de
E.C.J.T.O. besloten was, nam de Secretaris-Generaal, in zijn hoe-
danigheid van waarnemer deel aan de zittingen van den raad
van de E.C.I.T.O., welke gehouden werden te Londen op 30 Januari
en te Parijs op 29 Augustus en 18 December, alsook aan de ver
–
gadering voor de telling van.varend materieel, gehouden te Londen
op 15 en 16 Mei. –
Ten einde een nauw en geregeld contact te doen ontstaan met
de coôrdineei’ende organisaties van vérkeer en werken betreffende
den Rijn in Duitschland, droeg de Centrale Commissie op uitnoodi-
ging der Britsche autoriteiten haar Adjunct Secretaris-Generaal op,
de verbinding met het ,,Rhine Interim Working Committee” te
Duisburg te verzekeren; haar Hoofdingenieur, wiens standplaats
Eitville is, kreeg dezelfde opdracht met betrekking tot het ,,Tni-
partite Engineering Cornmittee” te Eitville. Zij woonden duS de
periodieke bijeenkomsten dezer beide Comités bij.
De Centrale Commissie werd eveneens uitgenoodigd tot deel-
neming aan liet Internationale Scheepvaart Congres, hetwelk
gehouden werd te Bazel
op
10 en 11 October; zij gaf hieraan gevolg.
Coordinatie der Rijnadmirtistraties in Duitschland.
De Centrale Commissie behandelde gedurende haar Januari-
zitting een voorstel, ingediend door het ,,Executive Comité” van de
E.C.I.T.O., hetwelk het omzetten beoogde van het ,,Rhine Interim
Working Corn mittee” van Duisburg in een organisme, voorzien van
een formeel internationaal statuut. Daar zekere delegaties niet in staat waren liet voorstel aân te nemen, besloot de Centrale Com-
missie dit niet oven te nbinen. Hetzelfde deed zich voor in den.
raad van de E.C.I.T.O.
Later werd de Centrale Commissie op de hoogte gesteld van het
feit, dat de Amenikaansche, Fransche en Britsche Regeeringen
langs diplomatieken weg aan de Belgische, Nederlandsche en
Zwitsersclie Regeeningen hadden voorgesteld de bevoegdheden hunner agenten bij het R.I.W.C. uit te breiden, ten einde het aan
dit laatste mogelijk te maken zijn taak op meer doeltreffende
wijze te vervullen; tegelijkertijd werden ook zijn bevoegdheden
precies omschreven. Dit voorstel werd gunstig. ontvangen.
Paspoorten voor Rijnschip pers.
De reeds verleden jaar begonnen studies, aangaande practische
maatregelen om te geraken tot vermindering der formaliteiten,
waaraan de verplaatsingen van personen in Duitschland zijn onder-worpen, leidde, in overeenstemming met de autoriteiten der diverse
zônes, tot het instellen van een paspoort voor schippers, opgesteld
in vier talen en geldig voor het geheele stroonigehied van den Rijn. Het dient afgegeven
–
te worden door de nationale autoriteiten aan
de onder hen ressorteerende schippers.
Eveneens werd aanbevolen, dat alle faciliteiten zouden worden
gegeven aan agentén der, scheepvaartondernemingen, welke in het
belang dezer ondernemingen op den Rijn in Duitschland moeten
reizen.
Proviandeering der schepen.
De proviandeening der schippers met vaste of
–
vloeibare
brandstof, olie en vet vormde, in verband met de van kracht zijnde
deviezenregeling, een moeilijk ‘probleem, dat een praktische en
dringende oplossing dichte.
Na een grondige studie der bestaande toestanden werden de
volgende maatregelen overeengekomen:
De vloeil)are brandstoffen en de henoodigde hulpstoffen worden
in voldoende hoeveelheden verschaft in de havens van vertrek,
opdat ôe schepen hun bestemmingshavens kunnen bereiken. –
De schepen, welke het Rulirgebied aandoen, nemen in principe
aldaar kolen in, maan iedere oeverautoriteit verschaft aan stoom-
booten kolen, olie en vetten, benoodigd voor werkzaamheden in
zijn gebied of voor de reizen tot de Ruhr of de plaats van bestem-
ming, indien bergingsruiinten zulks toelaten.
Teneinde te voorkomen, dat- deze leveringen drukken op de contingenten van de Staten der proviandeeringsbavens, zijn de
delegaties overeengekomen om te vragen, dat de Organisatie der
internationale verdeeling van Ruhrkolen (de E.C.O. te Londen),
aan deze Staten contingenten toewijst, uitdrukkelijk gespeciali-
seerd voor den Rijnscheepvaart. Aan dit voorstel werd geen gevolg
gegeven.
S
9 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
295
In België, Frankrijk, Nederland en Zwitserland geschiedt de
betaling in valuta van het land, waar cle brandstof is geleverd;
in Duitschland door een bonnensysteem voor de Olie, en door
kwitanties voor de kolen, waarvan de afrekening, alsook de regeling
der eventueele saldi, periodiek geschiedt tusscilen de betrokken
landen.
Voor de regeling dezer leveringen werd in een lietalingsaccoord
tussehen dc zônes eb de oeverstaten van den Rijn voorzien.
Levensmiddetesvoorziening
voor de bemanningen. Tav. dc voecleelvoorziening der bemanningen (voedselproducten,
gewone dranken, alsook zeep en petroleum voor lichtvoorziening)
werd besloten, (lat deze verstrekt zou worden in de havens van vertrek, in de aanloophavens en-in de havens van bestemming,
gerekend van den dag van vertrek (inbegrepen) tot den (lag van
aankomst in de volgende haven, waar voedsel enz. zou worden
ingenomen.. –
De rantsoenen zijn in principe dezelfde als die der, betreffende
inwoners van dezelfde categorie, behalve in Duitschiand, waar de
schippers rantsoenen ontvangën als overeengekomen: met de auto-
riteiten der in aanmerking komende zône. Deniet gerantsoeneerde producten zijn vrij verkrijgbaar.
De afrekening geschiedt onder dezelfde condities als voor de
* kolen.
Om de contrôle te vergemakkelijken en misbruik te voorkomen,
werd een internationale conirôlekaart voor de voedselvoorziening
der schippers in omloop gebracht, en wel dooriBelgische, Fransche,
Nederlandsche en Zwitsersche autoriteiten. Deze kaart treedt in
werking in liet begin van 1947.
Statistische telling van de Rijnvloot.
De aan den oever gevestigde Administraties werden verzocht
in November 1945 zoo spoedig mogelijk over te gaan tot een telling
der Rijnschepen. De Centrale Commissie nam kennis van de op-
stellingen, welke hatr werden verschaft door de Belgische, Fransche,
Nederlandsche en Zwitsersche delegaties, alsook door het ,.Rhine
Interim Working Committec” voor Duitschland. Een algeheel
overzicht daarvan werd door het Secretariaat opgesteld en o.a. door de publicatie-organen aan de belanghebbenden ter kennis
gebracht.
Pubticatie-organen.
De Centrale Commissie besloot, zooals zij het voor den oorlog
had gedaan, weer van (le diensten van periodieken gebruik te
maken als publicatie-organen in de diverse landen.
Deze ‘) zijn
vooF België: Le Lloyd Anversois;
voor Frankrijk: La Navigation du Rhin;
voor Zwitserland: Strom und -See.
1
TECHNISCHE AANOELEOI1NHEDEN.
inlichtingen
betreffende
de condities der waterw’egin.
Een dienst tot verbreiding der berichten betreffende de mogelijk-
heden van cle scl.ieepvaart, zonals inlichtingen over
,
den staat
der bruggen, diepten der rivier,
,
werd georganiseerd. De berich-.
ten werden gecentraliseerd en vervolgens verbreid door den
Hoofdingenieur, in samenwerking, wat de Duitsche afdeeling
betreft, met het ,,Tripartite Engineering Committee” te Eltville.
Op deze wijze werden overzichten’ uitgereikt. beschrijvende
op den Isten Maart, Isten Augustus en Isten December den staat
van de bevaarbare passages der bruggen en van de rivier, samen
m
v
et kaarten, welke door de publicatie-organen ter kennis an be-
langhebbenden werden gebracht.
Een belangrijke verbetering der, telefoon en postverhinding
langs den Rijn werd verkregen, In het belang der gebruikers van
den waterweg. –
Getijhwaardige
waterstanden.
Daar het nulpunt van eenige peilschalen sedert 1939 Is veranderd,
werden de gelijkwaardige waterstanden van 1932, ten einde de gelijk-
waardigheid met de noteeringen, voortspruitende uit de nieuwe nul-
punten, te herstellen, t.o.v. debedoelde scualen als volgt verbeterd:
Brisach
………………….180
0111
Worifis
……………………114 cm
?mÏainz
…………………….183 cm
1
Rees
……………………..191 cm
Rekening houdende met de veranderingen, ontstaan in het
rivierbed, acht. dc Centrale Commissie een nieuwe vaststelling van
de gelij kwaardiga waterstanden noodzakelijk. ‘ Dientengevolge
zijn de betrokken admninistraties verzocht de noodige voorbereidende
maatregelen tot dat doel te treffen.
Semi-permanente
bruggen.
In de huidige omstandigheden is het dikwijls -onmogelijk, on-
middellijk nieuwe dOfinilieve bruggen te bouwen, door het ont-
breken van materiaal en tijd. Deze uitzonderingstoes,tanden wettigen,
dat aan bruggen, welke slechts provisorisch zijn, minder groote
eischen gesteld worden clan aan definitieve werken, terwijl
desondanks met de belangen der scl.ieepvaart toch rekening wordt
gehouden. Daarvan uitgaande heeft de Centrale Commissie de
volgende definitie gegeven van de bruggen, welke als semi-per-
manent worden beschouwd: het zijn die bruggen, welke op het
tijdstip van den bouw bestemd zijn om door een definitieve brug
te worden vervangen, zoodra de vervanging noodig zal blijken of vereischt door de technische of economische situatie van de
scheepvaart of door andere omstandigheden, of bestemd zijn te
vervallen, na voorzien te hebben in een tijdelijke behoefte.
Dc geëiséhte karakteristieken der semi-permanente bruggen
zijn: 2 doorvaartsopeningen; waarvan de breedte van ieder mini-
maal 53 in bedraagt met een doorvaarthoogtc van 9,10 in stroom-aîwaarts van Straatsburg eis bij deze stad, alsook stroomopwaarts
van
7
m, boven de hoogste bevaarbare wateren. Deze karakteristie-
ken gelden- niet voor den bouw van definitieve bruggen.
De Centrale Comrfmissie behoudt’ zich het recht voor in speciale
‘) Voor Nederland ‘werden intusschen de ,,EconomischStatisti-
sche Berichten” en ,,De Nederlandsche Transportcourant” met deze
taak belast. –
gevallen af te wijken van deze, voorschriften en ieder oogenblik,
indien zulks haar gewenscht yoo
r
komnt, de opheffing of het ver-
.
vangen binnen een redelijk tijdsbestek der semi-permanente door
definitieve bruggen te verlangen.
Vastgesteld ‘hebbende, dat de doorvaarthoogte der semi-perma-
nente bruggen, gebouwd te Mannheimn (verkeersbrug op kin 424,6
en te Mainz (spoorbrug op kam 496,3 en verkeersbrugop kin 499,1
belangriji’ lager is,dan de hierbove
ij
verlangde hoogte en dat daarom
deze bruggen de scheepvaart ernstig belemmeren, vooral hij hoog water, verzocht-de Centrale Commissie den competenten Amen-
kaanschen autoriteiten de noodige maatregelen te nemen om de
doonaarthoogte op 9,10 m boven de hoogste bevaarbare wateren
te brengen.
Goedkeuring
der ontwerpen voor bruggertbouw.
In haar ‘April-zitting heeft de Centrale Commissie, gezien de
huidige omstaodigheden, alsook in het belang van een vlugge be-handeling der ontwerpen van nieuwe dringende Rijnwcrken, haar
goedkeuring voor deze ontwerpen overgedragen aan haar technisch
permanent Comité, met de opdracht voor iedere zitting een rapport –
uit te brengen over de gegeven goedkeuringen sedei’t de vorige
zitting.
Dientengevolge heeft de Centrale Commissie in den loop van het
jaar aan de ontwerpen van den bouw der volgende semi-permanente
of definitieve bruggen haar goedkeuring gegeven of nota genomen
der gegeven goedkeuring door haar permanent technisch Comité,
onder voorbehoud van eventueele voorwaarden:
Semi-permanente brug te Neuf-l3risach
……….kin
225,5′
Semi-permanente brug (verkeer) te- Straatsburg—
,,
293,6
Kehl…………………………………..
Semi-permanente brug (verkeer) te Maxau
……….’
362,0
Permanente brug (verkeer) te Mannheiin
……….
424,6
Semi-pernianénte brug (verkeer en spoor) te Worms
,,
445,422
Permanente
brug (spoor)
te Mainz
………………
496,4
Permanente brug (verkeer) te Mainr
…………..
498,5
Permanente brug (spoor) te Horchheimn
…………
588,5
‘Semi-permanente brug te Coblenz-Pfaffendorî
……
590,8
Semi-permanente brug (spoor) te FIamitz-Engers
..
602,1
Permanente brug (verkeer), te Keulen-Deutz
– –
..
687,93
Plaatsing van kabels
onder
water.
Nota verd genomen van de goedkeuring, gegeven door het per-
manent
–
technisch Comité aan de ontwerpen voor plaatsing
van twee lelefoonkabels hij Düsseldorf, kin 738,552 en 745,125 en
van een kabel bij Duisburg, km 774,674. ‘
Peitin gen.
–
Hoofdzakelijk tengevolge van de vernieling der Rijubruggen
en de versperringen, veroorzaakt door het -onder water staan der
brugvloeren en het puin in het rivierbed, zijn belangrijke veramide-
ringen ontstaan in het verloop en in de diepte der vaargeul. Er
werd besloten, nieuwe peilingen uit te voeren. 1-let permanent
technisch Comité en de Hoofdingenieur zijn bezig met be-
studeaning der middelen’ om dit werk uit te voeren; dit is zeer
ingewikkeld door gebrek aan geschikte technische middelen.
Hydrologische dienst.
De Centrale Commissie acht het noodzakelijk, weer een hydrolo-
gisehen
–
dienst voor den Rijn, op Duitsch grondgebied, in te stellen,
met als taak alle hydrologische inlichtingen betreffende den Rijn
te verzamelen en ieder jaar een rapport te doen publiceeren, zooals vôÔr den oorlog geschiedde in het jaarbericht van den waterdienst in Duitschland.
De betrokken, autoriteiten der oeverstaten en der zônes werden
verzocht, deskundigen aan te wijzen ons de bijeenkomsten hij te
wonen, welke de Hoofdingenieur diende te organiseeren,ten einde
de coördinatie der werkzaamheden van de hydrologische
–
Rijndien-
sten te verzekeren.
Een eerste bijeenkomst had plaats op den 19en December te
Eitville, waaraan werd deelgenomen door deskundigen uit Zwitser-
land, 33’rankrijk, de drie bezettingszônes in Duitschland (met hun
Duitsche deskundigen) en Nederland.
NAUTISCHE AANGELECENHEDEN.
Potitiereglement voor de Rijnscheepvaart.
Aan het Comité van het politiereglement werd opgedragen de
aanpassing der bijzondere beschikkingen betreffende. zekere secties
van den Rijn (samengevat in het tweede deel van het reglement)
aan de tegenwoordige omstandigheden te bestudeeren.
Ten einde de gelijkvormigheid 4erregletnentaire voorschriften
te verzekeren, completeerde de Centrale Commissie de bepalingen betreffendle de signaleering der bevaarbare passages der vernielde
bruggen; – deze beschikkingen waren in December 1945 .vastgesteld
en blijven van kracht door de volgende voorschriften, toe te passen
door de competente autoriteiten, in den zin van artikel 101 van het
reglement van politie hij passeeren der bruggen, waar de smalte
der openingen het noodig zou maken:
De schepen mogen noch passeeren, noch naderen, bruggen .waar wordt getoond:
een roode vlag of schild met een horizontale’witte streep
of twee sterke roode lichten, het eene boven’ het andere
geplaatst.
Het passeeren is toegestaan van bruggen, waar wordt ge-
toond:
een groene vlag of schild met een horizontale witte streep
of twee sterke groene lichten, het eene boven het andere
geplaatst.
De vlaggen, schildert of lichten zullen zijn geplaatst:
hetzij op de brug of op de overblijfselen, der bm’ug aan één
der beide zijden van de doorvaartopening, hetzij, hij voor-
keur, op den oever, stroomnopvaarts en -afwaarts van de
brug op een afstand van 1.000 m.
Schaal der doorvaarthoogte van de bruggen.
Er werd beslist, dat omgekeerde schalen zullen wordlen geplaatst
aan da bevaarbare passages der bruggen, en wel aan iedere zijde
dezer bruggen, om de beschikbare doorvaarthoogte aan te geven.
296
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
–
9 April 1947
Overwinteringshavens.
De autoriteiten der oeverstaten werden uitgenoocligd aan dei
Hoofdingenieur zoo spoedig mogelijk alle inlichtingen te ver
schaffen over den staat, waarin thans da overwinteringshaveu
van den Rijn, alsook die der bijrivieren, voorzoover deze belani
voor de Rijnschecpvaart hebben, zich bevinden. De Commissi
vestigt de aandacht van bedoelde autoriteiten op de noodzakelijk held te voorzien in den verkoop van levensmiddelen en brandsto:
aan de bemanning der schepen en hun familie gedurende hun ge
dwongen verblijf in deze havens.
Reglement voor het onderzoek der Rijnschepen.
Er werd en Comité benoemd belast met de herziening van d
regleinentatie betreffende het onderzoek der Rijnschepen.
GERECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN.
Herstel der scheepvaartrechtbanken in Duitschland.
Het comité, opgericht om het herstel der scheepvaartrechtbanken
in Duitschland te bestudeeren, kwam in April met de vertegenwoor-
digers van het Amerikaansche, Fransche en Engelsche militaire
bestuur in Duitschland bijeen en bepaalde de maatregelen, welke
noodig werden geacht ten einde opnieuw en zoo spoedig mogelijk
rechtbanken, met de functie van scheepvaartrechtbanken, ter
beschikking van geinteresseerden in den Rijn te stellen, overeen-komstig de artikelen 33 en de daarop volgende der Conventie van
Mannheim.
Deze rechtbanken zullen toegankelijk zijn voor rechtbehoevenden
aller nationaliteiten, met de mogelijkheid tegen vonnissen eerster
instantie, zoowel civiel- als strafrechtelijk, in tweede en laatste
intstantie appèl aan te teekenen bij de Centrale Commissie.
Volgens mededeelingen op de zitting van October zou begin
5947
gerekend kunnen worden op de wederinstelling van scheepvaart-
rechtbanken in Duitschland
Aangelegenheden in verband met de uitoefèning der scheepvaart.
De Centrale Commissie heeft nota genomen van het rapport
van het Secretariaat over zekere, thans bestaande, toestanden der
scheepvaart en over de belemmeringen, welke nog bestaan, en
belastte een Comité met de voorbereidende studie der zich voor-
doende problemen, ter voorlichting der Centrale Commissie en gebaseerd op de door het Secretariaat in samenwerking met het
,,Rhine Interim Wol-king Committee” te Duisburg verzameldè
documentatie.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES
BOEK.
Hoofdstukken uit het bedrijfsrecht
door Mr W. L. Haardt.
De moderne onderneming; Bedrijfseconomische vak-
studies. Deel IV.
Serie-uitgaaf
o:Lv. Drs M. J. van der
Ploeg. N. Samsom N.V., Alphen aan den Rijn 1947,
153 blz., f5 (voor inteekenaren),.f 5,75 of f5 (bij aan-
koop van 20 of meer exemplaren).
BROCHURES.
.1? apport inzake opsporing, inpentarisaf ie en toepassing van
opperQlakte-delfstoffen in Nederland.
Mèdedeelingen
van de Geologische Stichting, Nieuwe Serie, no. 1. Cen-
traal Instituut voor Industrieontwikkeling. Algemeene
Landsdrukkerij, ‘s-Gravenhage 1946: 148 blz. + bij-
lagen.
Ontwikkelingstendenzen in het arbeidsrecht
door, Mr B. C.
Slotemaker. Inaugureele rede, J: M. Meulenhoff,
Amsterdam 1946, 27 blz., ingen. f 1.t
Economische publicaties.
Nederlandsche Middenstands-
bank N.V. Nummer 14, Januari 1947, 24 blz. f 1.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Nadat de geldmarkt in het begin der week nog zeer
krap was, hetgeen mede veroorzaakt werd door ultimo-
behoeften en deviezenaankoopen, trad reeds direct op
1 April een matige ontspanning in. De callgeldrentè,
welke vooral door markttechnische omstandigheden tot
IJ pCt. was opgeloopen, zooals in het vorige’overzicht
uiteengezet, daalde tot 11 pCt. De disconto’s voor schat-
kistpapier vertoonden in zooverre een geringe daling,
dat driemaandspromessen tegen
19/16
pCt. werden ver-
handeld, en vier- t/m achtmaandspapier tegen 1/ pCt.
De indruk bestaat, dat de banken nog steeds in belang-
rijke mate voortgaan, met voor vervallend papier jaar-
promessen van den Agent af te nemen, ondanks het feit,
dat de marktdisconto’s voor korter loopend papier hiertoe
slechts geringe aanleiding geven. Blijkbaar vreest men,
dat de Agent de afgifte van papier binnen afzienbaren
tijd zal staken. Hiervoor zijn echter vrijwel geen objectieve
redenen aan te wijzen. Weliswaar bestaat de kans op
staking van de afgifte, wanneer de opbrengst der bijzon-
dere heffingen in de Schatkist zal vloeien, maar dit valt
dan samen met het tijdstip, waarop de .banken schatkist-
papier in betaling aan het Rijk zullen moeten overdragen,
zoodat deze staking voor hen dan geen moeilijkheden
oplevert. Bovendien werd enkele weken geleden réeds gewezen op het eventueele gevaar, dat voor de banken
in deze situatie dan kan ontstaan.
Overigens blijft de vraag, waarom de Agent nog steeds
papier afgeeft, ondanks het vrij hooge rentelooze saldo
van het RijVbij De Nederlandsche Bank, nog altijd on-
opgelost. In feite komt deze politiek neer op een verkapte
subsidie aan de banken, welke zij, gezien de zeer bevre-
digende ‘winstcijfers der groote banken over 1946, stellig’
niet voor 100 pCt. noodig hebben. Voor levensverzekering-
maatschappijen, pensioenfondsen en ‘spaarbanken werd
een afzonderlijke regeling getroffen, welke deze, in ver-
band met de rente, die zij aan hun cliënten al dan niet
contractueel vergoeden, waarschijnlijk wel noodîg hadden.
Voor de banken blijkt deze noodzaak echter niet zonder
meei’ te bestaan.
Het is duidelijk, dat bij de huidige verhoudingen op’de
geldmarkt voor kasgeldleeningen aan publiekrechtelijke
lichamen weinig belangstelling blijkt te bestaan. Zooals
bekend is de maximumrente pCt. hooger gesteld dan
de officieele tarieven, voor afgifte van schatkistpapier
van overeenkomstige termijnen. De ‘huidige markt-
disconto’s verhinderen door htin hoogte uit den aard der
zaak” het verstrekken van kasgeldleeningen voor .be-
trekkelijk korte termijnen. –
De aandeelenmarkt ‘gaf in cle afgeloopen week blijk
van een ware hausse-stemming, waarin vrijwel alle ca-
tegorieën van fondsen deelden, behalve de Indische
fondsen, welke in de voorafgaande week reeds een b-
hoorlijke stijging hadden ondergaan. Vooral de interna-tionale fondsen en scheepvaartaandeelen boekten op 31
Maart jI. groote koerswinsten, al trad in de twee volgende
dagen een lichte reactie in, welke vnl. door, winstnemingen
werd veroorzaakt. Op 3 April jI. was de. geheele markt
echter weer vast gestemd. Met de koersstijging gingen
vergroote ômzetten gepaard, waardoor in deze week
het maximum sedert de heropening van de Beurs werd
bereikt. Ook de Amerikaansche fondsen gaven grootere omzetten te zien.
I-Ioeel het altijd moeilijk blijft een koersstijging te –
verklaren, schijnen bij deze hausse vnl. gewerkt te hebben
de herbeleggingsvraag voor de verkochte Amerikaansche
fondsen, het vrijkomeb van de overgangsrekening op
1 April jl. en de sombere berichten omtrent onze deviezen-
positie. Vooral de laatste factor schijnt in overwegend
sterke mate te hebben gewerkt. Waarom echter berichten
omtrent de slechte deviezenpositie voor de Beurs plot-
seling een reden geven tot sterke koersstijging, is niet
direct duidelijk. Men zou eerder het tegendeel verwachten,
daar onze binnenlandsche- bedrijvigheid er stellig door
wordt belemmerd. Of het moest zijn, dat men verwacht,
dat de moeilijke deviezenpositie de Regeering zou nopen
tot het laten glippen van de contrôle op het economisch
leven, ‘waardoor een vèrgaande inflatie zou ontstaan.
Belangrijke redenen voor deze ‘veronderstelling zijn
echter’ niet aanwijsbaar. Merkwaardig is bovendien, dat
de Beurs nu pas reageert op de moeilijke’ deviezenpositie,
terwijl het volstrekt niet geheim was, dat deze reeds
maandenlang van dag tot dag zorgelijker werd, al dient
hieraan aanstonds te worden toegevoegd, dat onze liquide
reserves aan ,,hard currency” waarschijnlijk nog niet
lijn uitgeput en de mogelijkheid voor een snelle liquidatie
van ons .Amerikaansch bezit, nog altijd open staat. In
ieder geval maakt het koersverloop van de afgeloopen
week, indien dit moet worden gezien in het licht van nze
leviezenpositie, de beteekenis van de Beurs als voor-
9 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
297
speller van de toekomst op economisch gebied, wel eeniger
mate problematisch
De groote belangstelling voor de aandeelenmarkt
drukte het koerseil op de obligatiemarkt, vooral door
ruilingen. De 3-3k pCt. 1947 daalde. in de afgeloopen
week van 99
1
/
16
pCt. tot 99 pCt. Deze stijging van den
rentestand zou wel eens tot gevolg kunnen hebben, dat
de 3 pCt. emissies van gemeenteleeningen, welke thans
worden aangeboden, niet zoo gemakkelijk zullen slagen.
:
28 Maart 3 April
1947
1947
A.K.0
……………………
150k
158k
v. Berkel’s Patent
…………….
124
131
Levér Bros. Unilever C. v. A. ……
2441/s
261
Philips G. b. v. A
……………..
334
360
Kon. Petroleum
…………….
387
406
H.A.L .
……………………..
174
179
N,S.0.
……………………..
155.
isq
H.V.A.
…………………….
220
219
Deli Mij. C. v. A
……………..
148
139
Amsterdam Rubber
…………..
149k
146e
STATISTIEKEN.
DE NEDERLANDSCIIE BANK.
Verkorte balans op 31 Maart 1947.
Activa.
Wissels, pro-
Hoofdbank
t
–
schuldbrieven
messen
Bijbank
,,
–
Agentsch.,,
900
900 ‘>
Wissels, schatkistpapier en scbuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, te lid, sub 3 van de
Bankwet 1937
j
art. 4 van het Koninklijk
besluit.van
1
October 1945,
Staatsblacl No.
F204)
………..
…………………
–
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
den Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van
26
Februari 1947
…………….
2.100.000.000,-
Beleeningen:
Hoofdbank
t
(mci.
voor-
159.606.384,88 ‘)
schotten in re-
Bijbank
,,
2.542.581,32
–
kening-courant
oponderpand)
k
Agentsch.
,,
11.836.980,24
t
173.985.954,44
Op
effecten,
enz.
…………
173.646.254,28′)
Op goederen en ceelen
339,700,16
173.985.954,44 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet
1937)
…………………………
–
Boekvordering op den
Staat der Nederlanden
Ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947,,
1.500.000.000,- Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
t
520.379.864,63
Zilveren munt, enz …….
..1.549.170,04
521,929.034,67
Papier op het buitenlandt
56.645.300,-
Tegoed bij correspondenten in
het
buitenland
………..48.178.616,-
Buitenlandsche
betaalm
.
.
id-
delen
…………………4.331.662,39
109.155.578,39
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
……………………………….
71.222.976,15 Gebouwen
en
inventaris
…………………
..
3.000.000,–
Diverse
rekeningen
……………………..
34.780.290,57
–
.f 4.514,074.734,22
Passiva.
Kapitaal
……………………………..t
20.000.000,-
Reservefonds
…………………… . …….
12.377.412,28
Bijzondere
reserves
.
……………………..
23.774.634,92
15.567.484,01
Pensioenfonds
.
…………………………
….
Bankbiljetten in omloop (oude Uitgiften) ……..
137.200.295,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe Uitgiften) ……
2.765. 890.625,- Bankassignaties in
omloop
………………..
69.860,18
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist.
…… t
680.418.318,84
Geblokkeerde
saldo’s
van
banken………………31.739.140,83
Geblokkeerde
saldo’s
van
anderen
…………..41.843.882,30
Vrije saldo’s
…………688.648.635,39
–
.,,
1.442.649.977,36
Diverse rekeningen
…………………… ..
96.544.445,47
4.514.074.734,22
‘) Waarvan schatkisipapier
rechtstreeks door de Bank in
disconto ge-
nomen
…………………………..f
–
‘)
Waarvan aan Nederlandsch-Indie
(Wet
van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99) ,, 42.165.200,-
Circulatie der door de Bank namens den Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten
……
151.568.866,50
J)E NEDERLANDSOJIE BANK.
(Toornaarnste posten in duizenden guldens).
bi
‘3
3)
3,
,
–
ii
,,.
21
,.,
b,
‘3
,,
10Febr.’47
347.738
4.470.574
83.450
5
164.879
17
’47
647.916
4.462.320
65.753
5
156.047
24
,,
’47
647,938 4.462.931 61.837
–
151.317
3 Mrt. ’47
467.548
4.468.251
101.264
1
155.150
10
’47
,.
‘
521.753
39.953
69.072
1
152.200
17
,,
’47
521.794 41.339
87.494
1
462.388
24
’47
521.847
.45.126 79.671
1
170.433
,,
31
,,
’47
521.929 56.645
52.510
0.9
173.986
0
‘
Saldi
in
rekening-courant
…
0
cd
:
a0
Id
:
..
1OFebr.’47
2:693.389
1.250.121
41.323
43.717
586.765.
17
47
2.684.435
1.193.260
37.270
41.115
615.360
,, 24
’47
2.694.844
1.159.861
54.194
41.191
618.475
3 Mrt ’47
2.740.095 903.639
60.012
,
46.052 697.858
10
’47
2.722.424
708.454
47.085
43.147
680.047
17
’47 ,,
2.708.881 741.917
31.027
42.705 697.306
24
’47
2.705.391
754.162
31.613
43.820
686.750
31
,,
’47 2.765.891 680.418
31.739
61.844 688.649
NATIONALE BANK VAN BELOIE.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
0
3)
Data
0)3
.53
‘°.2
3)
3
,E
‘3
cd
10
0
20 Febr.
1947-
30.518 8.266 4.383
272
611
49.228
27
,,
1947
30.281
‘8.470
4.165
318
650
49.533
6 Maart 1947
27.721
8.486
4.570
353 694
50.808
13
1947
27.686 0.299
4.131
327 689
‘52.932
20
,,
1947
27.702
10.010
3.923
332
725
52.607
27
,,
1947
27.722
19.787
‘
3.543
285
775
53.582
2 April 1947
27.727
9.879
4.258
363
772
53.452
ïkeiii1ig-
courant
saldi
)4
,i
°
o
3,
Data
—
E
’30)
Id
E
i, 0
.
°
‘3.0
0
0
‘3
Pq
P. C) 1/)
‘
3
Pq
20 Febr. 1947
637
160,397
73.876
2
4.945
599
27
,,
1947
637
161.630
74.452
5
5.508
595
6 Maart 1947
637
163.351
75.348
2
6.270
590
13
1947
637
163.215
75.142
3
6.406
588
20
1947
637
162.396
74.733
3
6.011
587
27
,,
1947
637
162.738
74.690
1
6.357
585
2 April 1947
637
163.492
75.823
1
3
6.019
584
‘) Waarvan 10.493 millioen frcs. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van
1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
3) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikhare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.
FEDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).
Metaalvoorraad
Data
Other U.S.
Govt.
Totaal
Goudcer- cash
securities
tificaten
5 Febr. 1947
18.575
‘17.779
359
23.412
12 Febr. 1947
18.573 17.779 332
23.803
19 Febr. 1947
18.596
17 803
338
23.918
27 Febr. 1947
19.085
18.290
338
24.044
Deposito’s
F.R.-bil-
1
Siember-
Data
jetten in
circulatie
Totaal
Goyt.
banks
5 Febr. 1947
24.383
‘
18.120
1.162
16.095
12 Febr. 1947
24.405
18.642
1.711
15.994
18 Febr, 1947
24.332
18.777
2.358 15.770
27 Febr. 1947
24.310
19.372
2.372
15.781
298
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9
April 1947
DANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste oosten in millioenen oondenl.
.,
.2
cd
Q).B
G)
12 Mrt
’47
0,2
1.449,3
1.450 64,8
19 Mrt
’47
0,2
1.449,4
1.450
63,4
26 Mrt
’47
0,2
1.449,3
1.450
L
1.3
59,5
2April’47
0,2 1.449,3
1.450
50,3
Othersecurities
Deposits
<.c
–
1fl
111
1
P,
12 Mrt
’47
0,8
314,4
12,4 19,7
393,7
9,7
289,4
19 Met
’47
0,7
333,5
U,4
18,7
409,3
10,2
307,7
26 Mrt
’47
0,6
322,0
11,1
16,8
391.4
10,6
286,4
2April’47
0,7
330,2
17,3
17,9
397,9
12,0
284,8
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste oosten in miltioenen francs).
Voorschotten
den Staat
aan
cd
0)
2
*a
.,
to
1
Data
0
ot
55
Pq
6 Maart 1947
.
82.817
132.430
59.449
67 500 426.000
13 Maart 1947
82.817
134.030
59.449
70.600
426.000
20 Maart 1947
82.817
131.009
59.449
69.700 626.000
27 Maart 1947
82.817
132.910
59.449
79.500
1
426.000
Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie
6’llaart 1<147 747.922
58.315
780
56.860
13 Maart 1947
745.728
60.153
778
58.417
20 Maart 1947
740.635
58.534
779
56.611
27 Maart 1947
746.266
64.647
767
62.976
ZWEEDSCHE RLJKSBANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen),
Metaal
Staatsfondsen
Data
‘
E
o
Cb
ss
0)
0)
CO
‘
-o.
,0)
U2
28 Febr. 1947
1
715
1
453
1.693
1
406
174
94
182
7 Mrt
1947
1
643
1
408
1.699
1
233
1
94
182
15Mrt
1947
1
610!
386
1.676
1
381
259
1
94
182
22 Alrt
1947
610
386
1.605
]
381
225
J
94
182
•
Deposito’s
0
1
n
.2
Direct opvraagbaar 0)
0
te
Data
.
ed
td
,
-,5
.
0
U2
28 Febr. 1947
2.678 822
506
260 230
179
1
2
7Mrt’
1947
2.615
840
521
264
230
‘184
1
15 Mrt
1947.12.514
905
733
110
230
188
1
22Mrt
1947
12.476
697.
.607
‘
33
230
1921
2
WERKLOOSREID IN NEDERLAND
).
Maand
.
Werkloozen kvachtgelders)
1
(raming)
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioaien francs).
‘
5
a
‘.i2
5,a
te
Data
o’
o
0)0
’10
9
.0
42
H
.h
•Q)
7 Mrt
1947
4.966,8
160.1
75,9 52.8
3.837,4
1.229,4
15 Met
1947
4.984.8
163,0
70,1
52,8
3794.6
1.294,3
22 Mrt
1947
4.972,2
159,7
72,4
52,8
3.794,8 1.269,3
31 Mrt
1947
4.959,9
158,0
77,0
52,4
3.932,4
1.190,2
MAANDCIJFERS.
GECOMBINEERDE MAANDSTAAT VAN DE ‘VIER NEDER-.
LANDSCHE GROOTE BANKEN
EN
VAN HET NEI)ER.
LANDSCHII BEDRIJF VAN DE NF.DE1ILANDSCH€’
IIANDIIL.MAATSCHAPPIJ.
Nederl. Nederi. Banken
Banken
en Ned.
Handel-Mij.
(In millioenen guldens)
31
31
31
31
Dec.
Jan.
Dec.
Jan.
1946
1947
1946 1947
A’tiva:
Kas, kassiers en daggeldiceningen
‘
94
2158
54
2185
124
2560
86
2617
2i39
2684
2703
Ned. schatkistpapiei’
…………
2252
Ander overheidspapier
Wissels
……………………
19
4
24
4
36
6
49
6
Bankiers in binnen- en buitenland
121
109
195
184
Prolong. en yoorsch. tegen effecten
46
45
59
57
190
1d2
295
.296
351
425
427
11
10
16.
15
Deelnemingen (mcl. voorschotten)
30
30
39
42
Debiteuren
…………………341
484
3i2
391
‘480
Effecten en syndicaten …………
11
12
15 16
Diverse rekeningen
…………
–
–
–
–
Gebouwen
………………….
Belegde bestemmingsreeerven ….
1
..
1
t
1
2836
2825
3476
.500
Passlva:
2438
2360
2972
2917
Crediteuren
………………..
Vissels
……………………2
2
2
2
11
.
8
120
142
144
Kassiers
en genom.
daggeldleen
–
29
9
85
–
59
9
127
Bestemmingsreserven
t
1
1
1
Deposito’s op termijn
…………
Diverse rekeningen
…………..
2583
2577
3176
3200
170
170 210
210
Aandeelenkapitaal
………….
Reserve
…………………..
78
78
90
90
2836 1
2825 1
3476 13500
OFFICIEELE DISCONTO’S.
Land
Percentage
Geldend sedert
Nederland
2
1
/2
27 Juni 1941
België
3
19 December 1946
Fngeland
2
26 October 1939
Vereenigde
Staten
1 ‘
25 April 1946
Frankrijk
……,
1/
en 2
1
1,
1
)
10
Januari
1947
Zweden
2
1
/0
9 Februari 1945
witser1and
. . .
IV,
26 November 1936
‘)
Op 10 Januari 1947 werd dc rentevoet gesplitst in 1’/
pCt
voor schatkiatpapier en Icoriloopende
handelswisls en 2
1
/
pCV
voor ander handelspapier.
PRODUCTIE EN EXPORT VAN NATUURRUBffER
‘).
Productie natuurruliber
Export natuurrubber
In 1.000
long tons
Indo-
Ma-
r,
+
0 aa
Indo-
Ma-
Totaal
nesid
lakka
nesië
lakka
30 Juni
112:622
201.400
29 Juni
1946
……………….
7.800
30 Sept.
1946
………………..
38743
‘
6.000
31
Oct. 37.578
5.200
30 Nov.
1945
……………….
..45.953
39.041
4.800
31 Dec.
1946
……………….
47.000
)
7.600
31
Jan.
1946
.’ …….
………..
1946
……………….
19,47
………………
51.500′)
7.100
28 Febr.
1947
………………..
55.700
)
,
6.200
‘)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het CBS.”.
) Gegevens van de arbeidsbureaux.
) Bovendien 105.000 vorstwerkloozen
uit het vrije
bedrijf.
‘) Bovendien 12i.000 vorstwerkloozen uit liet Vrije bedrijf.
) Bovendien 161.000 vorstwerkloozen uit liet Vrije bedrijf.
1941
650
600
1.600
636
575
1.510
1942
.
.
.
150
255,8
50
55
290
1943
.
.
.
50
278,3′
.
..
t
.
.
203,2
1944
.
.
.
25
280
.
.
.
.
.
.
203,8
1945
.
.
.
8,6
240
4,3
51,6
250 1946
175
405 850
212,5
367.9
940 1947
Januari
27,5
52,8
.
27,5
40,7
Februari
27,5
27,5 41,8
‘) Bron: ,,Rubber statistical bulletin”
van December 1946 en Fe-
bruari
1947.
De cijfers zijn
schattingen.
beteekent: niet beschikbaar,
9 April 1947.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
299
1IANI)1iLSBATANS
VAN
NIII)ERLANI MET VERSGUILLENI)E LANI)EN IN 1940
‘) .
0
Invoer
1
Uitvoer
Saldo
Landen
Gewicht
in
tonnen
Waarde
in duizenden
guldens
Gewicht
in
tonnen
Waarde
in duizenden
guldens
Waarde
in duizenden
guldens
2.838.872
534.542 27.487
37.971
–
496.571
559.202 347.552
229.237
.
87.917
–
259.635
Vereenig(le Staten
…………………
2.197.168
.
301.393
2.217.566
168.049
–
133.044
562.320
.1 36.1 61
248.087 62.166
–
73.995
323.548
96.445
243.02
55.615
–
40.830
(iroot-BrittanniO
…………………..
;ilelgio
en
Luxemburg
……………..
16.809
61.794
197.770
53.205
–
8.589
–
Zweden
………………………….
Frankrijk………………………….
1.009.6f0
55.684
327.458
52.309
–
3.375
Zwitserland
………………………..
Duitschland
…………………….
Tsjechoslowakije …………………
54.788 35.065
40.773 23.296
–
11.769
Overige
landcn …………………..
….
3.3
.
01.451
576.418
387.702
244.016
–
332.402
Totaal
…………………
1 1.763.768
1
2:14.054
3.919.092
784.44
–
1.360.210
‘) Bewerkt
naar
gegevens
uit
Onze :l3uitenlandsclie Handel’,
bijlage hij de Maandsiatistick,
Deceiiber
1946 van het
CBS.”.
1)
Exclusief gouden en zilveren munt en inuntrnateriaal, pakketpost en diamant.
:1)1:
NEI)EIILANDSCIII4 -INVOER
IS 1939 EN 11140.
Gwicht.
Waarde
x
1
inillioen
x
1
millioen
ton
gulden
–
24,3
.
1.516,5
193
…………..
1946
11,8
2.305,7
DE
NliI)EBLtNI)St’Uli
INVOER VI2RI)I4ELI)
NAAR LANI)EN
1939. en 1946.
1939
SI’IICE(‘ICA’I’IE
VAN
i)EN
INVOER
IN
NItI)I4HI.ANI)
Bil’
13E
‘EI1
1414N1(31),lï
S’I’.ATEN IN
1946.
Waarde
x
f t
rnillioen.
Productiernidclelen en
grondstoffen
,voor industrie.
II zei’, staal es.
netalen en werken
daarvan
.
……
44
Werktuigen,
machines,
apparaten
…………….
32
•
.
.
76
(.;rond- en
hulpsho//en
voor landbouw en veeteelt.
•
Zaden
,
…………………………………..
5
Veevoer………………………………….
7
](unstinesi
………………………………….
12
–
24
Diverse grond- en huipstoffen.
Kolen
.
…………………………………
…..
31
Chemische
prod uCtedi
.
………………………..
17
hout…………………………………….
20
–
68
Verkeer.
–
Vliegtuigen
…………………………………
13
Schepen………………………………….
3
Auto’s
…………………………………….
r.
.
37
Banden,
rubbe
……………………………
13
Benzine
en
petroleum
……………………..
35
Consumptie.
Tam-we,
meel
e………………………………….
78
Vleesch,
vetten,
kaas,
visChi
………………….
40
‘tabak
…………………………………….
18
Schoenen,
Ieder
…………………………….
37
Katoen,
garens,
kleeding……………………..
60
–
233
Niet
ingedeeld.
…………………………….
33
Totaal
Bron:
Bewerkt uit (le Olaandsiatistieken van den
in-,
uit- en
doorvoer
in
Nedlem’lancl,
C. IS.
Vaarcic
In
Invoer uit:
x
f 1
pro-
centen
.358 23,6
2
–
20
14,5
Vereenigde Staten van Amerika
146
9,6
Ijuitschland
……………………..
:IIelgin
en
Luxemburg
……………….
118
7,8
(:;l.00t_ilrittallnid
……………………
6,8
Neclerlandsch-Inclië
……………….91
Overige
landen
……………………
584
38,5
Totaal
………………………
1.517
1
100
19:1(1
Waarde
In
Invoer uit:
x
f 1
pro-
nln.
centen
535
249
Vereenig(le Staten van Amerika
………
H
348
16,2
Grooi-rittanni0
……………………..
301
1/1,1
136
6,3
:llelgiö
en
Luxemburg
………………
Zweden
……………………………
96
4,5
Frankrijk
………………………….
Overige
landen
……………………
729
34,0
2.145
100
Totaal
…………………….
Nog
niet
gespecificeerd
‘)
…………….
.
–
160
1
2.305
1
‘) Grootendeels afkomstig uit de Vereenigcle Staten.
UJIOOTHANDELSPRIJZEN IN DE VEREEMODE STATEN
1).
Me1alen:
ijzer (ruw)
$
per gross ton
37,00 20,50 30,00 30,00
lood (ruw)
Sets per
Ib.
8,75
4,85 13,00 13,00
tin
$ets.,,
Ib.
63,00
46,50 70,00 70,00
zink
–
Sets.
Ib.
9,10 4,50
10,50 10,50
koper (electro-
lytisch)
Sets.
Ib.
19,25
11,13
19,38
1
)
19,38
2
)
PotToleufli
(ruwe) Sets.
bbl.
5,00
1,68
3,55 3,65
Dierlljke pro-
ducten:
runderen
$
per 100 Ib.
14,05
10,50
22,50
22,50
varkens
$
,,
100
ib.
14,70
7,35 22,60 24,45
huiden(runder-)
Sets. per ib.
40,00
11,50-
22,00
25,00
wol
$
,,
lb.
2,30 0,73
1,18
1,20
Plantaar(Ugo
producten:
tarwe
$
per bushel
2,93 0,76 2,13
2,23
mais
.
S
,,
bushel
1,49
0,52
1,36
1,42
suiker
$ets. per Ib.
13,04 2,75
5,94
3
)
6,13′)
rubber
(plantage-)
$
per ib.
0,55 0,16 0,23
0,26
katoen
sets. per Ib.
40,25
8,62
29,75
31,45
koffie
Sets.,,
ib.
25,50
7,50
27,00 27,00
‘) Bron: ;,Guarant
Survey” van dé ,,GuarantyTrustCornpany”,
Februari 1947, blz.
18.
‘)
Nominaal.
‘)
Door de Regeering vastgestelde rnaxiinumprijs.
–
Ir. H. Vos
–
Enige kwantitatieve onderzöekingen over de
betrekkingen tussen overheidsfinanciën
en volkshuishouding
38e publicatie van het Nederlandsch Economisch Instituut
Prijs
f 9._*
(Prijs voor leden en donateurs van het
N.
E.
1. f 6.75)
Verkrijgbaar in den boekhandel en bij de uitgevers
DE ERVEN F. BOHN N.V.
–
HAARLEM
Ook voor Beschikbaie Krachten is een annonce in
,,Economisch-Statistische Berichten’ de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons
b’ezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.
NEDERLANDSCH-INDISCHE ESCOMPTO
MAATSCHAPPIJ N.V. zoekt voor haar
Hoofdkantoor te Batavia een
hoofdboekhouder
bij voorkeur in het bezit van, acte M.O. Boek-
houden en met bankervaring.
Brieven met uitvoerige gegevens en pasfotö
worden ingewacht door het kantoor te Am-
sterdam, Postbus 24.
1
Ondernemingen, die het beste leidende personeel zoeked,
speciaal met economische scholing, roepen sollicitanten op
door
middel van een annonce in do rubriek„Vacatures”.
Het aantal reacties, die deze annoncos tengovolgo hebben,
is doorgaans uitermate bevredigend:
begrijpelijk,
omdat er
bijna geen groote Instelling is, die dit blad niet regelmatig
ontvangt en waar het niet circuleert. Opdrachten voor het
volgend nummer dienen 14 April a.s. in ons bezit te
zijn.
De invloed van de Braziliaansche koffie-
verdedigingspolitiek op de koffie-importen der
hoofdconsumptielanden
door Mej. Dr. Rosa Philips
Publicatie No. 9 van het Ned. Econ. Instituut
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden van het Nederlandsch
Economisch Instituut fl.50; te bestellen bij het N.E.I.)
Uitgave: De Erven F. Bohn N.V. – Haarlem
Abonneert U op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie van Prof. P. Hennip-
man, Prof. P. B. Kreukniet, Th Ligthart, Prof.
N. J. Polak, Prof. J. Tinbergen, Prof.
H. M.
H.
A. van der Valk, Prof. C. A. Verrjn Stuart, Prof.
G. M. Verrijn Stuart, Prof. Mr. F. de Vries.
Abonnementsprijs
f
22,50; franco p. post
1
23,30;.
voor studenten
f
19.—; franco per post 119.80.
Abonnementen worden aangenomen door den
boekhandel en door de uitgevers
DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM
Annonces voor het volgend nummer
dienen uiterlijk Maandag 14 April a.s. In het bezit
te zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedam
S
.
Indien Uw
AANSLAGBILJET
in de ‘BELASTINGEN
U voor de vraag stelt of en zoci ja welke
effecten moeten worden
gerealiseerd,
laat
U
dan
deskundig voorlichten
door
de
NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ, N.V.
UW RAADSMAN en BANKIER
(.:RNHEM
–
LEVENSVERZEKERING-.
M A A T S C H A P PIJ
PERSONEELSV ERZEKERINGEN
N.V. Louis Dobbelmann
Waddinxveen
KOFFIE
–
THEE
N.V. LANKHORST
TÖUWFABR1EKEN
SNEEK TEL. 3041 -3042
SPINNERIJ—TOUWSLAGERIJ SEDERT 1803
Alle correspondentie
betreffende
advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Tel, 69300 toestel 6)
Druk Roelants, Schiedam