Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1551

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 29 1947

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Be

ri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

32E
JAARGANG

WOENSDAG 29 JANUARI 1947

No. 1551

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

H. M. H. A. pan der Valk; F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretari.$).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie: Pieter de’Hoochstraat 5, Rotterdam (W.)

Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408

Alle correspohdentiê betreffende adrertenties te – richten

aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Hagen 141,

Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).

INBOUD:

Blz.

De art.ikelen,.van dezé week ……..83

Uit bitehahdsche bron ………….83

Grootiyinkelbedrijf

en

zêlfstandigé

winkelier

door
Dr.

F.

L.

aan

Muiswinkel

.. … ……………
84

liet stadspian van Rotterdam door Prof. W.

E.
Boerman

……………………………….
85

Practische bedrijfsorganisatie door
A. aan Wijnen

88

De algemeenj vrachtvaart in 1946 door
C. Vermel,
90

Aan te eke n in ge
liet

plân

Monnat
.
…. …..
………..
…………….

.
92

Internationale

notities:
SteeiikÖol

……………………………………
93
1)uitsehland

………………………………….
94
1)0
daling van hot prijsniveau In Frankrijk

………….
94
Saneoring van do italiaansehe staatsfinnnclön

……….
95
liet Engelscho witboek over de productio

…………..
95
Welvaart

In

Canada
……………………….
…. ..’
95

Geld-

en

kapitaalmarkt …………………. . …..
95

Statistieken:

Verkeer en vervoer in Nederland

……………………
96
Batikstaton

………………………………….
97
Oroothandelsprljzeu in do Vereestigde Staten

…………
98
Ooiidproductle

………………………………..
98
Stand vân ‘sitijka Kas

……………………………
99

DEZER DAGEN

wordt men wijzer. In Frankrijk vondei de politieke par.
tijen elkaar in een coalitiekabinet, dat, gewapend met het
plan Monnet, een definitièf begjn gaat maken met het
economisch herstel. Samenwerking ôp breederasis ken-
merkt eveneens het nieuwe Grieksche kabinet, onder
Maximos – clie echter voor het opstellen aadn,rngea=,,.
ringsverklring eenigen bedenktijd vroeg -, terwijl 2ok
de Gasperi, opnieuw formateur in Italië, een coalitie na-
streft. –

,,We must all hang together, or assuredly we shail all

hang separately”. Deze woorden van Benjamin Franklin
kunnen de Amerikanen er toe hebben geïnspireerd, voor

de contrôle op de atoomenergie een nieuw plan op te stel-

lèn dat thans aannemelijk ’66fRusland lieet te zijn.
Breedheid van visie kenmerkt ook recente uitlatingen van

Amerikaansche politici: Generaal Marshall verklaarde

niets voor binnenlandsche politieke verwikkelingen te
voelen – zal het hem gelukken, er vrij van te blijven? terwijl John Foster-Dulles, adviseur van de Republikein-
sche partij voor.buitenlandsche aangelegenheden, een plan
voor industrieele ontwikkeling en economische eenwording

van Europp, met politieke decentralisatie van Duitsch-
land, heeft ontvouwd.

Engeland verdiept zich, nu een dreigende verkoeling
in de verhouding met Rusland door enkele wijze telegram-

men van Stalin en Bevin is bezworen, in binnenlandsche
economische problemen; het toont daarbij behoefte aan
breede fundeering voor de ,,tough economic struggle”, die
Sir Stafford Cripps voor de komende twee â drie jaren
heeft aangekondigd. Op het witboek betreffende de nood-
zaak tot opvoering van de productie volgt thans een
witboek, dat een nationaal bouwplan voor 1947 bevat.

Ook ons Jand aat niet over één nacht ijs. Aan de com-
missie-generaal werd, al dan niet als lid of adviseur, een
economisch deskundige toegevoegd. Er zijn echter – on-
danks de te Batavia bereikte militaire overeenstemming
– nog enkele wakken; zoo bestaat er nog geen eenstem-
migheid över de vraag, of de commissie-generaal nu is of
wordt uitgebreid, terwijl nu ook over het aftreden van den
luitenant-gouverneur-generaal afwijkende inzichten blij-

ken te bestaan. Op ander gebied evenwel keert men terug tot
degelijke voorbereiding. Zoo is bij de Groote Vier te Londen

een aanvullend memorandum ingediend, waarinde Neder-
landsche eischen ten opzichte van Duitschland nogmaals
in den breede worden toegelicht. Vn de onderhandelingen
te Den Flaag met vertegenwoordigers van de Engeisch-
Amerikaansche zône van Duitschland is ons land inmiddels

wel wijzer, maar niet beter geworden; zij hadden een on-
bevredigend verloop. A wiser but a sadder man.:..
Grondigheid kenmerkt voorts de plannen tot publiekrech-

telijke organisatie van het bedrijfsleven: een door den
minister, van Economische Zaken ingestelde commissie
uit de Stichting van den Arbeid zal th3ns een voorontwerp

moeten uitwerken. Dat Nedeilandsche gedegenheid in den
vreemde wordt gewaardeerd, bewijs% Mexico’s verzoek
aan ons land om hulp bij een mond- en klituwzeerepidemie.

De redactie van ,,Ecnomiscl-tatistische Berichten”
wil het hare bijdragen tot dit proces van nationale en inter-
nationale verruiming van inzicht. Met ingang van deze

week heeftzij daarom, balve een. kort p.verzicht van den
inhoud der artikelen, een tweetal internationale rubrieken

irLhatlevengeroepen. Zij .vertrouwt, dat aldus de schaarsch-
te aan valuta, die den import van voorlichting ijit het
buitenland bemoeilijkt, door haar lezers minder nijpend•

-.

-S

gispen

culemborg
amsterdam
rotterdam

Koninklijke

Nederiandsche

Boekdrukkerij

H. 11 M. ltoelants

Schied6ln

Vermogensheffi n gen.

Objectieve

en deskundije
voorlichting aan bedrijven en particulieren die een deel van
hun vermogen moeten vrij
maken voor betaling der ko-
mende heffingen, verstrekt de

Naami. Venn.

Hollandsche

Belegging- •en

Beheer-Mij.

Annn 1930

Heeren gracht 320

Amsterdam
C
1

Commissarissem
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J.
H.
Gispen;
Mr. 1. o. Scholtens.
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Pb, Groeneveld;
A. C. Leeuwenbrgh.

ROTTERDAMSCHE

BANKVEREENIGING

210 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND

SPECrALE

AFDEELNGEN

VOOR

PARTIC ULI EREN

Tk

Oost West, Thuis Best!

a.
Oro &
ZO

011en

nho .1720

ankier &

urantteJHaktIaar

1otterbam

‘.ratitnljae,
arift,
Ocbiebanl, S7taarbintn

intcrbam (aLlttn

%urantie)

TINRESTRICTIE
EN
TINPRIJS

door M.J.SCHUT

31ste Publicatie van het Nederlandsch Economisch Instituut

PRIJS f
1.55*

(Prijs voor donateurs en leden van het N.E.I. fl.10. Verkrijg- baar i.d. boekhandel; voor donateurs en leden bij het N.E.I.)

Uitgave: De Erven F. Bohn N.V. – Haarlem

Ons land beschikt over een perfect werkend Vrij

verzekeringsbedrijf. Het beheert o. a.
2’/2
millioen

levensverzekeringen en millioenen begrafenisverzeke-

ringen. Waarom zouden wij, naar buitenlandsch voor-

beeld, dit bedrijf thans uitschakelen en ons volk

brengen onder een verplichte verzekering bij staai of

bedrij fs organ isatie ! Her yrije verzekeringsbedrijf werkt

vlotter, coulanter èn.
.
,goedkooper
/

* Wilt U meer weten over het vrije verzekeringsbedrjjJ vraag dan
• gra:ii brochure aan le Studiecommisjie uit het Verzekeringsbedrijf,
Sporilaan 90 Den Haag.

Een vrij verzekeringsbedrjf voor een vrij volk 1

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N DS(H E

ZOLJTINDUSTRIE

Boekelo Hen glo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

cbloorbleekloog

natronloog, causric coda.

29 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

83

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Dr. F. L. van
i%Iuiswinkel,
Grootwinkelbedrijf en zelf stan-

dige winkelier.

Gedurende den oorlog
veerkreeg.
het middenstandsbe-

drijf, wat de omzetten betreft, een voorsprong op het groot-

winkelbedrijf. Deze berustte in hoofdzaak op factoren van –

tijdelijken aard, zooals de relatief te groote voorraden in

1939, de gemakkelijker bevoorrading en de invloed van den

oorlog op de koopgewoonten van het publiek.
Daarnaast zijn echter factoren van permanenten aard

werkzaam, dank zij de toegenomen financieele en orga-

nisatorische kracht van het kleinbedrijf, die een meer

duurzame verbetering beloven. –

Prof. W. E. Boerman,
Het stadspian. Qan Rotterdam.
Alvorens met begrip en kennis van zaken uiteindelijke
vorm aan het stadsbeeld kan worden gegeven, dient de
doelmatige bestemming daarvan te worden vastgelegd

door een economisch deskundige of een studiegroep van

deskundigen. Slechts op deze wijze kan een ,,basisplan”

tot stand komen. Het plan-1940 vormde, door de haast, waarmede het
moest worden samengesteld, teveel een ,,correctie-plan”.

1-let tijdens den oorlog gerijpte inzicht in de verschillende
‘problemen — o.a. het vraagstuk van de beteekenis van
de binnenstad voor het bedrijfsleven — is in het plan-1946

verwerkt. Schr. concludeert, dat dit plan, hoewel onvol-
komenheden niet kunnen worden vermeden, een goed

uitgangspunt voor den wederopbouw van Rotterdam vormt.

A. van
Wijnen,
Practische bedrijf sorganisatie.

Het algemeen belang wordt niet gediend door vrije
concurrentie. Regeling van het bedrijfsleven door de Over-

‘heid, eventueele nationalisatie daarvan, plaatst de Over-
heid voor een zware verantwoordelijkheid. Autonome

bedrijfsorganisatie zonder of mt geringe inmenging van de
Overheid beteekent evenmin een harmonie tusschen eigen

en gemeenschapsbelang.
Een synthese is te vinden bij bedrijfsorganisatie met

sterken regeeringsinvioed. De – bedrijfsorganisatie moet

verticaal zijn. Het komt aan op een goed bestuur en den

invloed van de. Overheid.

C. Verincy,
De algemeene QrachtQaart in
1946.

Het jaar 1946 heeft voor de trampreederijen gunstige
resultaten afgeworpen. Zoolang het huidige tekprt aan

scheepsruimte blijft bestaan – en dat zal ongetwijfeld in
1947 nog het geval zijn – zijn verdere gunstige bedrijfs-

resultaten te verwachten.
In een overzicht van het vrachtenpeil gedurende 1946

wordt o.a. de invloed van de Amerikaansche stakingen

op de vrachtprijzen besprokeh.
De vooruitzichten op langeren termijn zijn onzeker.
Als speciale moeilijkheden worden genoemd het wegvallen
van de uitgaande kolenladingen, de stijging van de kolen-
en oliebunkerprijzen, het vraagstuk van de Amerikaan-
sche surpluscapaciteit en het streven van vroeger niet
zeevarende landen om thans een eigen vloot op te bouwen.

UIT BUITENLANDSCHE BRON.

De zwarte markt in Nederland beweegt zich volgens de
,,Neue Zürcher Zeitung” van 21 Januari in dalende lijn.

Bijv.:
Sigaretten van f 5 per 20 stuks -tot f 3

f 3,50.

Boter

van f18 per kg

tot f15.

Suiker.

van 1 6 per pond

. tot f 4,50.
Gouden tientjes van f 95 per stuk tot f 80.
Dollarbiljetten van f 7,25.per döllar tot f6,50.

De rijsttoewijzing van Nedcrlandsch-Indiö
door de

,,Emergency Food Council” te Washington bedraagt voor
het eerste semestervan 1947 100.000 ton. ,,l’Economie”

van 23 Januari meldt verder, dat de toewijzingen, over
het algemeen iets minder dan de helft bedragen ‘van de

behoeften van de importeerende landen. Enkele cijfers:

aan Britsch-Indië 410.000 ton (vooroorlogsche consumptie

40 millioen ton), aan China 245.000 ton (vooroorlogsche

consumptie 48 millioen
,
ton).

Belastingverlaging, vooral van de directe belasting,

wordt, naar ,,The Times” van 20 Janukri meldt, bepleit

door de federatie van Britsche industrieën, zelfs wanneer

zulks ten koste moet gaan van een niet sluitende begroo-
ting. Motief: stimuleering der productie, die nu gebukt

gaat onder te hooge belastingen.
De ,,small savings” in Engeland zijn volgens de laatste

gegevens tussehen 14 en 20 Januari van £ 10 millioen op
£ 20 millioen gekomen. liet geprojecteerde bedrag van

£ 10 millioen per week werd tot dusver steeds gehaald.

Gelijk bekend, heeft de Engelsche Regeering de goedkoop-

geldpolitiek ook doorgevoerd ten aanzien van deze ,,small

savings”.

Het hoogste Engelsche geboortecijfer
.
sinds 1921, werd,

volgens ,,The Times” van 25 Januari genoteerd voor het

jaar 1946, nl. 820.268 levend geborenen. Dit komt neer
op 19,1 per 1.000 inwoners, of 3 pro mille. hooger dan in
1945 en het hoogste percentage sinds 1923.

Het consumptief crediet
lfl (10 Verccnigde Staten bereikte
volgens ,,The Commercial and Financial Chronicle” van
2 Januari een’ hoogtepunt in 1929. FIet daalde gedurende
den oorlog, doch steeg weer in 1944. Men verwacht het

voorooi’logsche maximum van
S
10 milliard te overtreffen
in het begin van 1947 en medio van het jaar te komen op,

‘S 12 milliard. ‘

Het nationaal inkomen in Sovjet-Rusland is
i
volgens de

berekeningen van Prof. A: Petrov, gepubliceerd in ,,Soviet
News” van 25 Januari ji., gedurende 27 jaar, tebeginnen
met 1913, met het zesvoudige toegenomen. De cijfers,
berekend op basis van de prijzen van 1926/’27 zijn als volgt:

1913
……………. . …….

ca

20 milliard roebel

1928 (begin le vijfjarenplan)
……
25

1932′ (einde le

) ……
45

1937 (eindé 2e

•) …….
96

1940 (3e jaar 3e

,,

) ……
12
8

Russische belangstelling voor rubber uit Malakka wordt
in kringen te Singapore geconcludeerd uit de aankomst
aldar van P. 1. Sfzov, den Russischen-handeisvertegenwoor-
diger in China. Volgens ,,The Tidies Weekly” van 22
Januari sprak Sizov de vermoedens tegen; hij zou gekomen zijn om de mogelijkheden van den handel tusschenRusland

en Malakka te onderzoeken.

Een nieuw Noorseli-Russisch handels- en betalings-
accoord is, naar de ,,Neue Zürcher Zeituig” van 24 Januari
mededeelt, tot stand gekomen op den 26en December 1946.
Duur: 2 jaar met automatische verle’nging van 1 jaar, in-
dien 3 maanden voor de verstrijking van den geidigheids-
termijn geen opzegging plaatsvindt. Bijzonderheden: be-
taling in Noorsche kronen. Dit jaar zullen o.a. door. Noor.:
wegen worden geleverd: 10.000 ton walvischvet, 1.500 tdn
levertraan, 12.500 ton gezouten haring, aluminium e.a.;
door Sovjet-Rusland: 20.000 ton rogge, haver en gerst,
100.000 ton steenkolen en briketten, 15.000 ton chroom-erts, 10.000 ton mangaanerts, hout, zout enz. Bedrag der
leveringen: ca. 60 millioen kronen.

De vermindering van de
maïsproduetie in Roemenië, zoo
meldt de ,,Neue Zürcher Zeitung” van 17 Januari, jeroor-
zaakt aldaar een economische crisis. De produdtie’ in een
goed jaar bedraagt 500.000 ivagons, de binienlandsche
consumptie 200.000 wagons. Op het oogenblik wordt een import van 100.000 wagons noodzakelijk geacht

r
84

TTT7

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Januari 1947

GROOTWINKELBEDRIJF EN
ZELFSTÂNDIGÈ WINKELIER.

Merkaaardige verschuivingen in den omzet sedert 1940.

In de jaren vôôr 1940 werd er allerwege veel aandacht

besteed aan den strijd tusschen groot- en kleinbedrijf op

het terrein van den detailhandel. Velen waren van meening,

dat de zelfstandige winkelier in sommige branches het veld

zou moeten ruimen voor het opdringende grootwinkel-

bedrijf. Met name duchtte men deze ontwikkeling in den

detailhandel in kruideniers- en textielwaren. 1-let groot-

bedrijf scheen een steeds sterker greep te krijgen op de

consumenten; die zich meer en meer van den middenstan-

der afwendden. Een en ander ging gepaard met gerucht-

makende ,,anti-poliep”-acties en een intense politieke

agitatie.

In de oorlogsjaren is dit rumoer verstomd en ook na de

bevrijding in Mei 1945 schijnt het eens zoo urgent geachte

probleem veel van zijn beteekenis te hebben verloren. 1-let

merkwaardige verschijnsel heeft zich namelijk voorge-

daan, dat in alle branches, waarin het grootwinkelbedrijf

naast de zelfstandige winkeliers optreedt, de omzetten
van laatstgenoemden zich, sedert 1940guntiger hebben
ontwikkeld dan die van de grootbedrijven.

De indexcijfers van de geldomzetten vertoonen namelijk
het volgende beeld:

TABEL A.
(
1
/
12
jaaromzet 1938 = 100)

Detailhandel in kruideniers- Detailhandel in
wanen
tex tielwaren

Jaar,
Groot-

1
Zeifstan-

Grook
1

Zeifstan-
winkel-
coo
:
a
_
dige win-
winkel-
dige win-
bedrijf

keliers
bedrijf
J

keliers

1939
108 103
108 116 115
1940
111
104
126′
128 152
1941
102
106
137 118 153
1942
103

101
146
101
125
1943
96
89
145
97
122
194′
90
81
146
45 75
1945
61
69
137
38
72 1046
Jan.
101
102
197 105
101
Juni
123
121
218
160
215

Bij het bestudeeren van deze indexcijfers komen als

vanzelf een tweetal vragen naar voren, te weten: aan
welke factoren moet deze ontwikkeling worden toege-
schreven en: zal het grootwinkelbedrijf dé ontstane
achterstand in de toekomst weer inhalen? 1-let zoeken naar
een antwoord op deze vragen moet om tal van redenen

(economische, politieke en sociale) helangwekkend worden

genoemd.
Aangezien de eerste door. ons gestelde vraag zich met
de
oorzaken
van dé omzetverschuivingen bezig houdt, zal
het van meet af aan duidelijk zijn, dat het antwoord tevens
van beteekenis moet zijn voor het oplossen van de in de
tweede vraag aaneroerdp kwestie. Nagegaan zal môeten
worden, of deze oorzaken van permanenten, dan wel van
tijdelijken aard zijn.
• Belanghebbenden houden zich, zoowel binnenskamers
als in het publiek, intensief met deze aangelegenheid bezig.
Onmiddellijk kan hieraan worden toegevoegd, dat een
afdoende en bevredigende verklaring tot dusver niet werd

gegeven.
De neiging bestaat om eên en ander louter als een gevolg
van de schaarschte aan goederen te beschouwen. Voorts
doet in sommige kringen het argument opgeld, dat de zelf-
standige winkeliers het wat minder nauw met de rantsoe-

neerings- en prijsbeheerschingsmaatregelen zouden hebben
genomen. Dit laatste argument moet o.i. als onbruikbaar
worden verworpen. Tu5chen leiders van grootbedrijven;
filiaalchefs en zellstandie winkeliers bestond in dit op-

zicht practisch geen verschil, terwijl in het algemeen mag
worden aangenomen, dat het gevestigde detailhandels-
apparaat over de geheele linie bona-fide was en is.

Het feit van de goederenschaarschte speelt o.i. echter

een rol van beteekenis, en wel in dezen zin, dat het pous-

seeren der artikelen in de oorlogsjaren volkomen verdween

als belangwekkende factor bij den verkoop. Wetenschap-
,pelijke en efficiënte verkoopmethoden waren niet meer
noodig. Alleen de aanwezigheid van voorraden besliste

over de grootte van den te bereiken omzet.

Het zal geèn breed betoog behoeven, dat speciaal het

grootwinkelbedrijf als gevolg van deze omstandigheden

werd gehandicapt. De kracht van dezeû bedrijfsvorm
berustte in het verleden toch in aanzienlijke mate op de

gevolgde
reclametactiek.
De voorsprong, die het groot-

winkelbedrijf op dit punt bezat, ging door de goederen-

schaarschte volkomen teniet. Ook zonder reclame vlogen
de artikelen weg. Verkoopreclame zou, indien toegepast,

slechts ontevreden klanten hebben gemaakt, omdat toch

niet bij benadering aan de vraag zou kunnen zijn
voldaan.

Een der meest kenmerkende fouten van den zelfstan-

digen winkelier uit het verleden, te weten zijn
relatief te

grooten voorraad, verandei’de in de oorlogsjaren in een deugd.
Aanvankelijk verkreeg de zelfstandige winkelier aldus

een voorsprbng op het grootwinkelbedrijf, dat zijn voor-
raden sinds jaar en dag zoo klein mogelijk hield in ver-

houding tot zijn verkoop. Uit den aard der zaak was deze

factor slechts van tijdelijken aard.

Op een ander punt, de aanvulling van den voorraad,.
verkreeg het middenstandsbedrijf in de oorlogsjaren even-

wel een vrijwel permanenten voorsprong. Vele fabrikanten

namen jegens den zelfstandigen winkelier namelijk een

uiterst welwillende houding aan. Terwijl men op de
uiteraard groote aanvragen van het grootwinkelbedrijf
beknibbelde, was men in vele gevallen bereid om op de
naar verhouding geringe aankoopen ‘van den midden-

standswinkelier een minder vèrgaande bepërking toe te

passen. In het bijzonder heeft deze factor, naar het schijnt,

een rol gespeeld bij de bevoorrading der detaillisten in

de textielbranche.

‘Nauw verwant met de tot dusver genoemde factoren

was in de oorlogsjaren het
verkeerseraagstuk.
1-Jet groot-

winkelbedrijf ondervond een en andermaal groote trans-
portmoeilijkheden bij de bevoorrading der filialen van het
centrale magazijn uit. Bij de zelfstandige winkeliers deed

zich deze moeilijkheid in geringere mate gevoelen. In
samenwerking met grossiers en particuliere vervoerders

kwamen de zelfstandigen vele moeilijkheden op dit ge-
bied vlotter te boven dan de grootbedrijven.

Ook op de koopgewoonten van het publiek had het
verkeersvraagstuk een rechtstreekschen invloed. Tengevol-
ge van het gebrekkige schoeisel, het verdwijnen der rij-

wielen, het opheffen van bus- en tramverbindingen gingen
de consumenten er noodgedwongen toe over om hun in-
koopen in de naaste omgeving te verrichten. Uit den aard
der zaak ondervond het grootwinkelbedrijf; met zijn in
het algemeen meer centraal gelegen verkoopplaatsen,
van deze ontwikkeling de grootste nadeelen, temeer waar de bezorging practisch was vervallen.
Tenslotte mag bij dit alles niet uit het oog worden
verloren, dat het kleinbedrijf veelal gemakkelijker een sfeer
van vertrouwen en gemoedelijkheid weet te scheppen dan het grootwinkelbedrijf. Gedurende de drukkendé en ener-
veerende oorlogsomstandigheden bleek ook deze toestand in het voordeel van de middenstanders te werken.
Vatten wij het tot dusver opgesomde complex van oor-
zaken samen, dan mag de conclusie worden getrokken, dat
de voorsprong door het kleinbedrijf, in de oorlogsjaren

verkregen, veelal op factoren van tijdelijken aard berustte. De omzetontwikkeling werd grootendeels beheerscht door
de voorraadpositie der detaillisten, die zich om de genoemde
redenen gunstiger ontwikkelde voor het kleinbedrijf dan
voor het grootbedrijf.
Er waren intusschen ook oorzaken van meer permanent
karakterwerkzaam. Alvorens deze oorzaken nader uiteen

29 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

85

te zetten, moge eerst nog aandacht worden geschonken
aan de ontwikkeling der omzetten sedert de bevrijding.

Uit de in de voorafgaande tabel A gegeven indexcijfers

blijkt namelijk, dat het grootwinkelbedrijf reeds een deel

van den achterstand heeft ingehaald. Uit een vergelijking
van den gemiddelden maandomzet in het jaar 1945 en

den gemiddelden omzet in het eerste halfjaar 1946 blijkt

namelijk het volgende:

TABEL B.

• Detailhandel in

Detailhandel in
kruidenierswaren

I

textielwaren

Groot-

1
Zelf-
1′

Zelf-
winkel-
Coöpe-
1
standigel

I

standige
winke-
raties 1 winke- 1
bedrijf

i

liers

bedrijf

liers

Indexcijfer
1945

01

69

‘137

38

72
Indexcijîer Jan.-
Juni
1946

116

110

216

140

197
Vooruitgang in
punten
…….. .s

79

102

125
Vooruitgang in
%

90%

68

58%

268%

114

lIet grootwinkelbedrijf stelt derhalve met succes po-

gingen in het werk om het verloren debiet te herwinnen.
Naar de mate, waarin de goederenschaarschte afneemt,

zullen deze pogingen waarschijnlijk meer resultaat afwer-
pen. –

Intusschen bedenke men, dat er sedert het jaar 1940
nog andere verschuivingen zijn opgetreden in de verhou-

ding tusschen grootwinkelbedrijf en zelfstandige winke-
liers; verschuivingen, die hun ontstaan danken aan de
inmiddels toegenomen financieele en organisatorische
kracht van het middenstandsbedrijf. Met uitzondering
van het jaar 1945 was de rentabiliteit van het kleinbedrijf ‘aanzienlijk gunstiger dan in het verleden ooit het geval is
geweest. De permanente druk, waaronder vele midden-
standers in de jaren vôÔr .1940 leefden, werd in de oorlogs-

jaren weggenomen; een en ander schonk aan hen de gele-genheid om zich meer dan vroeger met bepaalde bedrijfs-
organisatorische vraagstukken te bemoeien en zich meer
dan voorheen te bezinnen op de problemen, die met de
verhooging van de efficiëncy van het distributie-apparaat
verband houden. Zoo maakten bijv. op het terrein van de
kruideniershranche de zoogenaamde ,,vrijwillige filiaal-
bedrijven” een merkwaardig groeiproces door, waarvan ook
in de toekomst een opvallende versteviging van de positie
van betrokkenen het gevolg zal zijn. Bovendien houdt men
zich in vele branches van den detailhandel intensief bezig
met het tot stand brengen van contact tusschen zelfstan-
dige fabrikanten, grossiers en zelfstandige detaillisten.
Het schijnt dan ook niet uitgesloten, dat tal van privaat-
rechtelijke overeenkomsten aan den middenstand een lang
ontbeerden ruggesteun zullen verschaffen.
Ongetwijfeld begint ook het middenstandsonderwijs
met betrekking tot de algemeene handelskennis en de vak-
bekwaamheid vruchten af te werpen. De belangstelling
voor en de kennis van bedrijfseconomische problemen is
gedurende de laatste jaren allerwege sterk toegenomen.
In dit opzicht is de achterstand van het kleinbedrijf ten
opzichte van het grootwinkelbedrijf belangrijk verkleind. Hierbij komt nog, dat het ovei-bezettingsprobleem van
het distributie-apparaat sedert het in werking treden van
de Vestigingswet Kleinbedrijf zeer veel van zijn scherpte
heeft verloren. Vermoedelijk is het aantal verkooppiaatsen
thans, ondanks de bevolkingsvermeerdering, aanzienlijk
lager dan op het tijdstip van de bedrijfstelling per 31 De-
cembei- 1930. De rentabiliteitsvooruitzichten van het
kleinbedrijf in den detailhandel kunnen met het oog op de
gestegen geldomzetten dan ook niet ongunstig’ worden
genoemd. Er dreigen bij het aanvullen van de voorraden
weliwaar bepaalde financieringsmoeilijkheden, doch deze
zijn o.i. niet zoo benauwend, dat daarvan een ernstige terugslag zal moeten worden verwacht. Het aanvullen
der voorraden tot het vôôroorlogsche peil is toch slechts
denkbaar bij een opgaande conjunctuur. Voeg daarbij de

verbeterde rentabiliteitsmogelijkheden en de gunstige

resultaten van de oorlogsjaren en het zal duidelijk worden,
dat de positie van het kleinbedrijf ook uit dezen hoofde

aanmerkelijk is verbeterd. De fiscale maatregelen, en met

name de vermogensaanwasbelasting, zullen weliswaar een

remmenden invloed uitoefenen, doch de vrijstelling tot
een maximum van f15.000 aanwas is voor den zelfstandi-

gen winkelier van zoo groote beteekenis, dat men zich

hierover geen al te groote

zorgen behoeft te maken.

Conclusie.

Op grénd van onze voorafgaande beschouwingen komen
wij dan ook tot de gevolgtrekking, dat het grootwinkel-
bedrijf gedurende het ‘tijdvak 1940-1945 tijdelijk is ver-
zwakt, terwijl de zelfstandige winkelier zijn positie in het

algemeen genomen belangrijk heeft weten te versterken.
Naast oorzaken van tijdelijken aard zijn er tal van factoren
van permanenten aard aan te wijzen, die het vermoeden

wettigen, dat de tegenstelling tusschen grootwinkelbedrijf

en kleinbedrijf in de toekomst minder scherp zal zijn dan

in het verlden het geval was. Het komt ons voor, dat

deze ontwikkeling om tal van redenen moet worden toege-
juicht. De efficiëncy van het distributie-apparaat kan er

slechts wel bij varen, wanneer de verschillende bedrijfs-
vormen in den detailhandel zich zonder al te groote
krachtsverschillen met elkander meten. Mede hierom zullen
de distributieproblemen in de toekomst in een gezonder
sfeer kunnen worden behandeld dan in het verleden vaak
het geval was.

Dr.
T. L.
VAN
MUISWINKEL.

HET STADSPLAN VAN ROTTERDAM.

Gebruikskunst – d .w.z. de kunstzinnige, aesthetische

uitwerking bij de vormgeving van gebruiksvoorwerpen – heeft zich in de eerste plaats in de vormgeving te richten
naar de doelmatigheid van het te scheppen object, in de
tweede plaats te zorgen voor de juiste technische uitwer-

king, waarbij zoowel de deugdelijkheid als de kosten een
rol spelen; in de dei-de plaats – maar daarom niet minder
te waardeeren – komt pas de aesthetische, de kunst-
zinnige uitwerking van deze doelmatige en technisch
verantwoorde vormgeving. 1-let spreekt vanzelf, dat dit
niet als drie phasen, los van elkaar, moet worden opgevat.
Overleg en groeiend inzicht zijn noodig en blijven noodig
gedurende het ontwikkelingsproces. Zoo is ook stedebouw (planologie) te definieeren als de
wetenschap, de techniek en de kunst van doelmatige,
technisch verantwoolde en aesthetische vormgeving
van de stad in het bijzonder en van woon- en werkgelegen-
heid van ‘den mensch in het algemeen.
Wat de doelmatigheid van een stadsplan aangaat, deze
houdt in, dat ook met een verder verwijderde toekomst,
met, zich wijzigende omstandigheden en gebruikseischen
zooveel mogelijk rekening is gehouden.. De eisch van doel-
matigheid houdt dus in een met de grootste soepelheid
toegepaste functioneele indeeling, een behoorlijke elastici-
teit. Een levende stad regenereert zich voortdurend en
zou dit nog veel .sterker doen, als de mensch wat gemakke-
lijker zich van het oude, van het vertrouwd en dierbaar
gewordene zou kunnen losmaken en als de kosten van
periodieke algeheele vernieuwingen zouden kunnen worden
gefinancierd.
Daarom blijft de stedebouw in verreweg de ineeste ge-
vallen beperkt tot in- en aanpassingsplannen, hetgeen zijn
dienende functie slechts te scherper in het licht stelt. De
stedebouwer heeft niet te bevelen of voor te schrijven;
hij heeft met begrip en kennis van zaken uiteindelijken vorm te geven aan de stad of het stadsdeel, waarvan de
doelmatige bestemming tevoren op grond van deskundig
vooronderzoek is vastgesteld en/of door dringende omstan-
digheden reeds vastligt.

86 ,

EÈONOMISCHJSTATÏSTISCI-IE BERICHTEN

29 Januari 1947
Daarvoor moeten alle facetten van het stadsieven, en

wel voor het geheele stadsgebied, zorgvuldig worden be-

studeerd, bij voorkeur door daartpe competente personen

en/of commissies. De functioneele geleding van de’geheele

stad moet sch

erp worden belicht, ontwikkelingskansen

worden benaderd en gewogen, de behoeften eii wenschen

van de diverse sociale en economische groepen worden

gekend. Er moet wederzijds begrip en vertrouwen zijn.

Het bedrijfsleven moet in den stedebouwer oora1 niet zijn

natuurlijken tegenstander zien; de stedebouwer mag zich

niet van het bedrijfsleven distantieeren. Evenzeer als

tusschen den industrieel als bouwheer en den architect,

die een fabrieksgebouw te ontwerpen. krijgt! De architect

begint pas aan het ontwerp na zich volkomen tot in details

te hebben op de hoogte gesteld van ook zelfs de (schijn-

baar) kleinste eischen en wenschen van den bouwheer,

van het bedrijf, dat behuizing vraagt.
Volkomen analoog bij stedebouw. In de plaats van of

als verbinding met den veelhoofdigen bouwheer dient dan

een economisch deskundige te treden (of een studiegroep

van deskundigen), die op grond van uit eigen onderzoek

en uit ilauw contact met het economisch leven verkregen

inzicht in structuur en ontwikkelingstendenties de richt-

lijnen aangeeft voor h’et eerste ontwerp van den stede-

bouwer. Kan dit tenslotte de instemming van partijen
verwerven, dan is dit bestemmingsplan het richtplan

geworden voor verdere uitwerking in zijn onderdeelen.

In het Rotterdamsche geval is dit dus het zgn. ,,basisplan”.
Dat het plan-1940 reeds trekken van basisplan in zich
droeg, moge o.a. blijken uit het reeds daarin opgenomen

centraalstation. Dit plan was trouwens ook in hoo’Tdzaak

een wegenschema. Dat het niettemin nog te veel correctie-
plan was, vloeide voort uit de haast, waarmede de ont-

werper aan het werk toog om Duitsche bemoeienis te ver-

ijdelen. Maar daartoe kon ook te weinig worden gevaren
– op. het kompas van het economisch leven. Het apparaat,
dat de noodzakelijke richtlijnen moest verschaffen, was

niet of niet voldoende ingeschakeld geworden.
Het moet ongetwijfeld eenvoudiger zijn een nieuwe

stad te ontwerpen dan in een levend stadslichaam correc-

ties aan te brengen, of verwoeste vitale stadsdeelen op-

nieuw in juist verband met het geheel te herscheppen en

tegelijkertijd aan modernere doelmatigbeidseischen te
doen beantwoorden.
• Hoe moeilijk partieele correcties zijn, bewees destijds het
– Hofpleinvraagstuk, aan de oplossing waarvan Berlage en

anderen hun krachten hebben gegeven, maar dat schier
onoplosbaar was, wanneer niet tevens op grootscheepsche
(en kostbare) wijze het probleem van de hoofdverkeers-
wegen naar dit nieuwe stadscentrüm werd aangepakt en
opgelost. En wij denken verder aan het plan van de Spoor-
wegen – vlak voor den laatsten wereldoorlog – om door
doortrekken van de lijn van het Maasstation via het
‘Haringvliet naar Station Beurs de noodzakelijke samen-

voering van het treinverkeer op één centraal (D.P.-)-
station te bereiken.

• Weliswaar heeft het vandaleiiwerk der Duitschers op
14 Mei 1940 de ruimte en de vrijheid gebracht om voor
vele problemen een oplossing te zoeken. Maar tenslotte
blijft de stedebouwer ook thans nog gebonden aan het
geble.vene en…. tot zekere hoogte nog aan dé historische
herinneringen. Slechts met moeite kan men zich van het
verleden losmaken; er is tijd noodig om zich voldoende
te kunnen distantieeren.
Zoo moest dan ook het door Ir. Witteveen opgestelde
,,Plan-1940″ voor den wederopbouw van de Rotterdam-sche binnenstad iioodzakelijkerwijze een ,,reconstructie-
plan”, tevens een ,,correctie op het verleden” zijn; schreven
Burgemeester en Wethouders van Rotterdam op 29
Maart 1946 aan den tijdelijken Gemeenteraad.
Het ingediende en door den Raad aanvaarde nieuwe
plan 1946 vao Ir. Van Traa wordt door B. en W. gekwali-

ficeerd als te zoeken naar ,,een zoo goed mogelijken

grondslag voor de toekomst”. Het is een ,,basisplan”.

De eerste herziening van 4 December 1941 gaf aan het

plan een min of meer definitief karakter. Naarmate. het

echter duidelijker, werd, dat de oorlog lang zou duren,

werden verschillende elemeilten van het plan opnieuw

bezien, w.ô. als voornaamste kunnen worden vermeld het

verkeerswegensysteem en het schema der bestemniin-

gen….

,Naarmate men vrijer kwam te staan van de herinne-

ring aan het beeld, dat verloren ging, kwam evenwel

gaandeweg de overtuiging op, dat ook de richting, waarin

de vorm voor de nieuwe stad zou moeten worden gezocht,
een andere zou moeten zijn. De mogelijkheid om het plan

naderhand in dezen zin te vijzigen is intusschen aan-

merkelijk beperkt door vele elementen, welke inmiddels

reeds op de basis van het aanvankelijke ontwerp tot uit-

voering waren gekomen en welke zooveel mogelijk gehand-

haafd dienden te worden”.

Alles overheerschend moest dus zijn voor tie vormgeving

een zoo jimist mogelijk inzicht in de beteekenis van de

binnenstad voor het bedrijfsleven, het cultureele leven en
het vermaaksleven van Rotterdam als geheel, en de daar-

voor noodzakelijke ruimte- en plaatsbepaling. Daarbij moest,

zooals vanzelf spreekt, rekening worden gehouden met de

woongelegenheid ,,als secundaire functie” voor de binnen-
stad, nI. voor diegenen, die er als neringdoenden belang bij

hebben bij hun zaak te wonen, en voor dat deel van het

personeel, dat noodzakelijkerwijs nabij de bedrijven moet
wonen.

Hier komen wij tot ‘het zwakke punt in de – tot op
zekere hoogte door de omstandigheden (o.a. de onmoge-
lijkheid van openlijk overleg) onvermijdelijke – werk-

wijze. Nog te snel – zonder voldoende breed sociaal-

economisch en economisch-geografisch vooronderzoek en
daardoor te weinig gedocumenteerd en geinformeerd –
was ht eerste plan opgesteld. Zoo wilde het plan-1940

aanvankelijk iedere woonbevolking, de ,,slapers”, uit de

binnenstad houden; pas later kwam men tot de conclusie,
dat een zeker aantal gezinshoofden en alleenwonenden

toch steedsuit hoofde van hun bedrijf of beroep permanen-

te bewoners van de binnenstad blijven. Een béperkte
woonfunctie is heusch niet zoo secundair.
Aan de klaarblijkelijke neiging van bepaalde bedrijven,
om zich in elkaars nabijheid te vestigen, kan worden tege-
moet gekomen door het plaats maken en reserveeren voor

een grossierscentrum, een bodecentrum, een beurtvaart-
centrum, een industriewijk.
Reeds véôr den oorlog was het vraagstuk aan de orde,
hoe bepaalde kleine tot middelgroote industrieele bedrijven,
die om een of andere reden een ligging in of nabij de city
behoeven, door de stichting van collectieve bedrijfsge-
bouwen met verhuurbare afdeelingen of verdiepingen
aan Rotterdam konden worden gebonden. Er bestond toen
een neiging bij zulke bedrijven om onze stad den rug toe

te keeren. Voor de verwezenlijking van deze industriege-
bouwen was echter door de onwennigheid, waarmede men er
tegenover stond, geen kapitaal te vinden. De noodop-
lossingen na het bombardement van 1940 bewezen echter
de levensvatbaarheid ervan; o.a. de Industriestichting nam
het initiatief voor den bouw vai permanente, doelmatige
industriegebouwen. Moesten nu alle kleine industrieele
bedrijven uitsluitend op deze wijze onderdak vinden?
Er waren in het verbrande stadsgedeelte nog enkele
bedrijven, die ook zonder de verwoesting t.z.t. bij goede
terreinkeuze aan den stadsrand zeker eigener beweging
reeds daarheen zouden zijn gemigreerd. Er waren er echter
ook, die zich aan de binnenstad gebonden voelden, doch die
op eenigerlei wijze môeilijkheden of hinder veroorzaakten.
Wellicht konden deze bezwaren worden weggenomen met
hulp van de techniek…..,maar men kan verwachten,
dat de belemmering van het verkeer eer zou toe- dan af-

29 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

87

nemen. De eenige oplossing bestond derhalve in het ver-

wijderen van alle bedrijven (behalve zulke, die naar hun

aard in liet centrum van de stad onmisbaar zijn) uit het
centrum en herbouw in een bepaaldelijk hiertoe aange-

wezen gebied”, zoo zegt de toelichting tot het plan. En op

een andere plaats lezen wij: Het algemeen plan opent de
mogelijkheid om deze elementen uil het stadshart te eli-

mineeren
met name (‘Wij cursiveeren! Waarom niet: o.a.?)
door het ontworpen industrieterrein in den Spaanschen

Polder”.

,,Als plaats van vestiging voor de hedrijvn, afkomstig

uit het centrum, werd, gelijk reeds werd opgemerkt,

aangewezen dd Spaansche Polder; waarop reeds lang véér
den oorlog het oog was geslagen als vestigingsplaats voor
industrieën en waar aansluiting aan de netten der water-

wegen, der spoorwegen en der interlocale verkeerswegen

verzekerd is. . .
Wij hebben bezwaren tegen deze zinsneden.
In de eerste plaats wordt niet of onvoldoende gedacht

aan industrieele bedrijven, waarvoor ,,naar hun aard” een

ligging in of nabij het centrum een primaire eisch zou zijn.
Verder is de sprong centrum—Spaansche Polder voor

bepaalde bedrijven te groot. Er behoort een ruimere
vestigingsplaatskeuze mogelijk te zijn dan alleen in den
Spaanschen Polder! (bijv. ook in Zuid!). En tenslotte: de
Spaansclae Polder was toch aanvankelijk bedoeld als attrac-
tie voor
nieuwe
industrieën.

Een gelukkige oplossing van moeilijkheden van voor-
heen geeft het ,,beurtvaartcentrum” in de doelmatig uit-
gebreide Leuvehaven. Wij kunnen moeilijk aannemen,
dat dit beurtvaartbedrijf zal kunnen floreeren, als zich
niet in de onmiddellijke nabijheid diverse industrieën en
handelsbedrijven zouden bevinden, welke ook hunnerzijds
meer of minder van het beurtvaartbedrijf kunnen profi-

teeren.

Er was een tijd, toen men in Rotterdam een nieuwe
wijk projecteerde, welke ,,droog” moest worden: geen
café’s! Alsof niet in iedere wijk een aantal kleinbehuisden en alleenwonenden ‘s avonds of ‘s Zondags een oogenblik
al of niet met vrienden en kennissen een ezel1ig zitje zoekt
in een café of op een terras, waarvoor een kleine wandeling
voldoende is. ..
Thans is alles omgeslagen en viert de ,,wijkgedachte”
hoogtij. Nu moet het groote stadslichaam worden geleed
,,in onzelfstandige eenheden (7), welke ondergeschikt
blijven aan het stadsgeheel met zijn eigen hoofdcentrum”.

De toelichting tot het stadsplan. 1946 spreekt van de-
centralisatie van de binnenstadsfuncties. Ik betwijfel of
deze decentralisatie ,,systematischer en doelbewuster
moet worden bevorderd” bij het omvangrijker worden der
stad. liet ware beter te spreken van de vorming van se-
cundaire centra en van de wenschelijkheid de meer of
minder spontane vorming daarvan stedebouwkundig
tijdig en doelmatig op te vangen. Wie moet uitmaken, of
verschillende elementen, die ,,vele en ernstige moeilijk-heden voor een goed functionneeren van de binnenstad”
veroorzaken, daar al of niet ,,strikt ter plaatse thuisbe-
hooren”? En of zij zullen moeten worden verwijderd, dan
wel of voor de moeilijkheden een technische oplossing moet
worden gezocht?

De binnenstad met haar centrale functie – zoowel
overdag als bij avond – zal in alle opzichten de daaruit
voortvloeiende verkeersconcentratie moeten kunnen op-
vangen en verwerken.
liet is de verdienste van het plan 1946, dat hieraan

bijzondere aandacht en zorg is besteed: ruime toegangs-
vegen, doelmatige groote verkeerspleinen, parkeerruimten,
expeditieruimten, winkelruimten, enz.
Uiteraard brengt de havenstad met haar waterfront en
de bruggen hierbij weer bijzondere moeilijkheden om op te

lossen. En deze zijn des te grooter, omdat tegelijkertijd

de waterkeering ook haar bijzondere zorg vraagt. Zoo

moet het binnenhavenstelsel een open verbinding met de
rivier behouden en toch met zijn kaden tegen storm- en

springvloedoverstrooming kunnen worden beschermd.

Daarvoor een hooge dijk langs het rivierfront met vloed-
deuren, welke bij abnormaal hooge waterstanden kunnen

worden gesloten! Dit brengt mede, dat de naar het Oosten
te verleggen Koninginnebrug en Willemsbrug, in het ver-

lengde van de Oranjeboomstraat, hooger’ komen te liggen

en de afrit naar de binnenstad door een verkeersplein op

twee niveaux moet worden opgelost. Het is alleen jammer,
dat dit behalve naar het Oostplein enhet nieuwe Van
Floogendorpplein geen directe verbinding geeft over den
Admiraal de Ruyterweg (thans Mariniersweg!) naar het

FIofplein, zoodat thans moet worden gevreesd voor een on-

noodige (over)belasting van den Coolsingel.
Uitnemend is de samenkoppeling van Hofplein en. Sta-
tionsplein door de ruime stationsboulevard. Deze zal on-

getwijfeld ook de ontwikkeling van de stad ten goede
komen en onnoodige spanningen wegnemen. Wel zal er

rekening mede moeten worden gehouden, dat het Centraal
Station aan de Noordzijde toegankelijk blijft, hetzij door

een eigen ingang, hetzij – en dit zou beter zijn – door

een tunnel onder het station door naar de stationszijde. Een toekomstige doorbraak yan den stationsboulevard
naar de Westkruiskade is rationeel. Doch de vraag doet
zich voor, of het kruispunt bij den ‘s-Gravendijkwal

dan het verkeer zal kunnen verwerken. Het maken van een
vrije kruising van den grooten doorgangsweg Maastunnel-
Beukelsdijktunnel ook op dit punt zal dan zeker aan het
werk moeten voorafgaan. Het opvangen van intercommunale autobussen in auto-
busstations nabij het Centraal Station kan slechts worden
toegejuicht. Het parkeervraagstuk voor auto’s heeft bij
de ontwarpers de noodige aandacht gehad. Wij vreezen
echter, dat het stadscentrum rondom de Beurs in dit op-
zicht nog wel nadere uitwerking van dit probleem zal op-
eischen, bijv. door een of meer torengarages.

De ontwerpers zeggen, in verband met de onzekere
toekomst, te hebben moeten ,,uitgaan van een plan tot
stelselmatige afronding van de bestaande stad tot eeb
agglomeratie, welke plaats biedt yoor 700.000 inwoners.

Mocht de bevolkingsaanwas boven dit aantal uitgaan, dan
zal de verdere uitbreiding moeten worden ondergebracht
in een of meer ,,satellietsteden”, gelegen in de nabijheid van Rotterdam, met zeer goede verkeerscontacten daar-
mede”. –
Reeds voorzag het in 1938 uitgebrachte rapport van de
,,Streekplancommissie IJsselmonde” in de vorming van
zulk een satellietstad tusschen Rhoon en Pobrtugaal.
Maar verder mag worden aangenomen, dat in zekeren zin
Vlaardingen, Maassluis, Delft, Gouda en Dordrecht ieder
min of meer zullen medewerken aan het opvangen van een
deel der Rotterdamsche •bedrijfsbevolking.
Wij moeten niet té veel vergelijkingen maken met buiten-
landsche voorbeelden, welker afmetingen zoo geheel van
de onze afwijken en waar niet zooals bij ons op zoo korten
afstand van elkaar reeds vroeg zelfstandige steden zijn
ontstaan en zich de eeuwen door hebben gehandhaafd.
Thans vormen zij secundaire centra rondom de groote
havenstad.

De redactie van , ,E.-S.B.” verzocht mij over het stadspian
1946 te willen schrijven. Uiteraard is het moeilijk dit in
een tijdschriftartikel op bevredigende wijze te doen.
liet is niet mogelijk aan alle facetten recht te doen weder-
varen. Zoo moest ik mij dan beperken tot meer algemeene
beschouwingen over dit plan, dat ongetwijfeld bewondering
en waardeering afdwingt, ook al kan ik mij dan op enkele
punten niet met de zienswijze van de ontwerpers ver-
eenigen.

88

ECONOMISCH-STATISTISCHE BEICHTEN

29 Januari 1947
In ieder geval hebben wij aan dit richtplan of ,,basis-

plan” een houvast en kan de herbouw van onze stad

in dit kader een aanvang nemen. Moge de algemeene

economische toestand een snelle wederopbouw gedoogen en
stimuleeren. Wij zijn er zeker van, dat men zal inzien,

dat het noodig is met groote soepelheid aan de wenschen

en de behoeften van de gegadigden voor de nieuwe binnen-

stad tegemoet te komen. Er zullen altijd ,,fouten” worden
gemaakt. Maar geven niet juist kleine onvolkomenheden

veelal een groote aantrekkelijkheid aan iedere schepping?

W. E. BOERMAN.

PRACTISCHE BEDRIJFSORGANISATIE.

Te oordeelen naar de luidruchtigheid, waarmede van

alle kanten de wensch tot dienen van het algemeen belang
wordt uitgedragen, speciaal daar waar Overheid of leiden-

de personen toehoorders zijn, zou men kunnen gaan aan-
nemen, dat er op dit punt geen problemen meer zijn. Een

zoo algemeen dienen van het algemeen belang zou alle
vraagstukken van en om de bedrijfsorganisatie met één
slag doen verdwijnen. Maar het feit, dat deze vraagstukken

nog zeer actueel blijven, wijst er wel op, dat aan die wil

tot dienen van het algemeen belang nogal het een en ander

mankeert. In wat volgt moge een bijdrage worden gezien
tot die nuchterheid en die practische zin, die bij de be-

oordeeling dezer materie, het optrekken van het gebouw

der bedrijfsorganisatie voor de toekomst, noodig zijn.
Wanneer men hoort van het willen dienen van het alge-

meen belang, dan is in dezen blooten wensch een zekere eenheid, die echter helaas niet verder reikt dan de aether
de woorden wegdraagt. Deze woorden krijgen pas inhoud
en beteekenis, wanneer de practische toejassing begint.

•Dan blijken dé meeningen direct uiteen te loopen en dan
komen deze zelfs lijnrecht tegenover elkaar te staan.
Er zijn drie hoofdgroepen van meeningen te onder-

scheiden. Zij zijn:
het algemeen belang wordt het best gèdiend in het ergens

vinden yan evenwicht tusschen individueele krachten,
die in viije concurrentie tegenover elkaar staan; door

uitwisseling, botsing en aanpassing dezer vrije krach-

ten;
individueele en groepsbelangen vallen samen met het
algemeen ‘belang. Gaat het ‘t bedrijfsleven goed, dan

gaat het ook de gemeenschap goed. De Overheid geeft
het bedrijfsleven vele en goedekansen; laat het zooveel

mogelijk zelf doen en dan zijn er in feite geen tegen-

stellingen;
het is louter toeval, dat algemeen belang en individueel
of groepsbelang samenvallen. Het zijn belangen’ van gansch verschillenden aard: gemeenschapsbelang en

eigenbelang zijn in wezen tegendeelen.
Voortvloeiende uit dit verschil van inzicht en uitgangs-
punt zijn de aanbevolen middelen eveneens zeer uiteen-.
loopend. In dezelfde volgorde is het levenselixer voor een

gezoilde maatschappij:
geen inmenging van de Overheid in het spel der vrije

krachten; autonome bedrijfsorganisatie met
geen
of zoo min mo-
gelijk inmenging van de Regeering;
regelen van het ‘bedrijfsleven langs door de Overheid
getrokken lijnen met achter de hand nationalisatie,

waar daartoe aanleiding is.
Wanneer mén nu deze drie standpunten toetst aan de
hand van de vele ervaringen der practijk, dan kan men zich
vaak alleen verwonderen over de dernagogie, die ligt in
het verdedigen van inzichten en verlangens. Het wordt

dan moeilijk, volkomen goede trouw te blijven aannemen,
wanneer men zoo over de werkelijkheden heen marcheert
bij het verdedigen van hobby’s, die voor den betrokkene
soms meer zijn dan dat. Over meeningen, opvattingen,
inzichten valt zwaar te discussieeren, met daarbij de volle

overtuiging gelijk te hebben; *anneer de werkelijkheden,

de feiten zoo uit het dagelijksch gebeuren zijn af te leiden

en op te halen, dan kan men alleen constateeren, dat er
veel onnoodig wordt gediscusieerd of dat achter veel

praterij andere motieven worden verborgen. Ontdaan

van franje, kan men tot het volgende oordeel over de drie

houdingen komen.

a. Individuen – personen en bedrijven -, midden

in volle concurrentie, staan in een strijdhouding tegenover

elkaar. Daf behoeft volstrekt niet altijd een persoonlijke

strijdhouding te zijn en kan zich tot een zakelijke beperken

(iets wat helaas zelfs lang niet altijd het geval is), hef is

• in ieder geval een strijdhouding. En het is een strijd-

houding, waarbij sterk den buurman ontzien bijna zeker

eindigt met zelf het loodje te leggen. Op het terrein van
productie, inkoop, verwerking en handel zijn zekere kwan-

tums te verwerken en bepaalde resultaten te bereiken.

Hierop wordt men met zijn allen losgelaten en de knapste

zal het grootste deel naar zich.toe halen, steeds ten koste
van anderen, die in den wedloop misgrepen. Is hier filan-

tropie, elkaar ontzien, in het algemeen mogelijk? Zeer

zeker, er zijn branches, waar aantal en sterke gevestigdheid
het concurrentie-element vervagen. Ze zijn uitzonderingen.

Is het dan niet wat dwaas, in een maatschappelijk bestel,

waar ellebogen gebruiken noodzaak is om bestaansmogelijk-

heid te hebben, te verwachten, ja, zelfs te verlangen, dat men onder die roezemoes der dingen volledig begrip zal

hebben voor het algemeen belang en dit dan ook bij be-

drïjfshandelingen zal uitleven, een uitleven, dat, als de

buurman-concurrent het niet doet, waarschijnlijk het

eigen bestaan aantast? Laat ons nuchter blijven. In het
algemeen gesproken is het dwaasheid, dit te veronderstel-
len, en demagogie, het te verkondigen. Dit open te erkennen

houdt volstrekt geen schande in. Het is de harde realiteit

der dingen met klare oogen aanzien, niets meer, niets
minder.

Even punt b. overslaande, geeft de houding van hen,
die het standpunt c. huldigen, aanleiding tot de volgende
opmerkingen.

Hierin komt tot uiting de volle aanvaarding van wat
hierboven onder a. is betoogd. Een gelijk liggen van be-
langen van Overheid en bedrijfsleven bestaat niet. Aange-

zien de Regeering het algemeen belang primair moet stel-
len, moet de Overheid ingrijpen en daarbij den zekeren weg

met een zeker radicalisme bewandelen en baas blijven, en,
waar ze niet baas is, baas wôrden in het groote geheel van
het economisch en sociaal leven. Waar men in deze groep
de tegenstelling van belangen, nl. gemeenschapsbelang
en eigenbelang, zoo sterk voelt, dat een synthese da’aruit niet is samen te stellen, komt zij tot het dirigeeren, in het
uiterste geval nationaliseeren, van het bedrijfsleven.
1-Jet is niet waarschijnlijk, dat men aan deze zijde de
bezwaren, hieraan verbonden, niet zou zien. Men neemt deze echter, omdat men de bezwaren van het heden zoo
‘sterk aanvoelt, in het nieuwe op den koop toe.
Hierachter zit naast het zuiver zakelijke ook een ideëele

achtergrond. Immers, de felle coiicurrentie, de laatste 100
jaar sterk gesteund door de mogelijkheden, die de techniek
aan de financieel sterken geeft, heeft een geestesgesteld-
•heid, op eigen belang ingesteld, doen ontstaan, welke als
een zuurdeesem het geheele samenleven van menschen
doortrekt. Ieder voor zich en God voor ons allen, waarbij
de nadruk op het eerste komt. Hebzucht, wangunst,
heerschzucht, eerzucht, zijn eigenschappen, die uit zoo’n
leerschool voortvloeien. Rechtvaardigheid, saamhoorigheid,.
vertrouwen ‘hebben slechte ,,kansen”. De vaste over-
tuiging is bij hen, die in dezen gang der dingen het noodlot
onzer samenleving zien, dat het veranderen van de zake-lijke basis in onze’ samenleving stimuleerend zal werken
op het geestelijk bezit, de geestelijke instelling en houding.
In feite berust op deze verwachting alle hoop, men-
schelijkheid en cultuur te kunnen opbouwen resp.
behouden.

29 Januari 1947

ECONOM!SCH-STATISTISCHE BERICHTEN

89

De bezwaren van het stelsel zijn niet gering. De omvang

van de taak der Overheid wordt enorm groot en de
verantwoordelijkheid stijgt daarmede evenredig. Zal zij
er de krachten voor kunnen vinden en de hoogstaande figu-

ren, boven aanvallen en verleiding verheven? Een- open

vraag.
En omdat zulks een vraag is, gaan de gedachten naar

punt b. In’ een samenwerking van Overheid en bedrijfs-
leven. In en synthese van het dienen van het primaire

algemeen belang met de terreinkennis en uitvoeringskracht

van het bedrijfsleven moet het hoogst bereikbare zijn te

verkrijgen.
Maar wil hier kans van slagen zijn, dan zal toch de
analyse scherp en zuiver moeten worden gesteld en de

uitvoering streng aan deze analyse moeten worden aangepast.

Deze analyse is niet, zooals deze algemeen wordt gesteld

in het hedrijfsievenen zooals zij hiervoor ook is geformu-
leerd, nl., dat algemeen en individuel of groepsbelang
samenvallen, wanneer men het bedrijfsleven maar goede

kansen geeft, het’ zooveel mogelijk zelf te laten doen. Dit is
een zoodanig verdoezelen van werkelijkheden, die hiervoor
reeds zijn aangegeven, dat niet veel inzicht noodig is om

het gevaarlijke hiervan voôr de gemeenschap te begrijpen.
Zou langs deze lijnen het gebouw van de bedrijfsorganisa-
tie worden opgetrokken, dan komt de Overheid in de
grootste moeilijkheden. De factor eigenbelang, die men in

een maatschappij, opgebouwd als de onze, nog niet kan
en mag veronachtzarnen, omdat ze een realiteit is,wordt

samengeklonterd in groepen. Het privé-eigenbelang wordt
groepseigenbelang, en waar het privé, het individueele
bedrijfseigenbelang een ontlading vindt in den trijd tegen

den individueelen concurrent, zal het groepseigenbelang
– zeer zeker – ook zich weleens keeren tegen concurree-
rend groepsbelang, maar in hoofdzaak zal zij haar ontla-
ding vinden in strijd met de Overheid om de grootste
portie’ van het totaal, dat de gemeenschap voor haar
samenstellende deelen kan beschikbaar stellen. En dit

gecombineerde eigenbelang in groepsverband kan een

levensgevaar voor de Overheid worden.
Zoo dus zeker niet. De eenige weg, die aldus overblijft,
is: rekening houden met werkelijkheden en- geen stap

verder gaan. –

Deze werkelijklieden zijn:
dat het algemeen belang, het welzijn der geheele samen-

leving, primair is;
dat het bedrijfsleven daaraan tegenstrijdige elementen

bevat.
Dit aanvaardende, vallen allerlei zijpaden weg, waarop
men, luisterende naar fraaie redeneeringen, ‘kan komen,
en blijft slechts over de bedrijfsorganisatie met sterken

regeeringsinvloed er boven resp. er
in en er achter. Zal
ook dit niet lukken door kortzichtigheid en weerstand
uit eigenbelang, dan zal het experiment van c. slechts
overblijven, misschien dfn met strengheid en vèrgaande

vrijheidsbeperking toegepast. De wereld laat zich niet
meer terugdraaien naar de vrijheden in het bedrijfsleven
in liet verleden, gezien hoe deze gesteund door de geweldige
vorderingen der techniek huis hebben gehouden in de
materieele verhoudingen en het geestelijke peil der ‘men-
schen. Een wereld, aan den rand van beschaving en onder-

gang is er het sprekend beeld van.
De taken van de verticale bedrijfschappen, de eenige

vorm voor dit doel, zijn vele, ook dan nog, eerder juist
dn, wanneer het dienen van het individueel eigenbelang

van de bedrijfsgenootn sterk wordt afgeremd en de in-
stelling veel meer het karakter krijgt van het dienen van
het algemeèn belang, waarvan het dienen van het bedrijfs-
belang een onderdeel is en zeker geen gering onderdeel. Dân
wordt de taak van de verticale bedrijfschappen de redelijk-
heid en rechtvaardigheid te betrachten tusschen bedrijfs-
genooten onderling en tusschen bedrijfsleven en Overheid.
Dan is hun groote opgave het plaatsbepalen van het be-
drijfsleven in het maatschappelijk geheel, hiermede wer-

kende aan het scheppen van een zekere harmönie in deze
uiteengeslagen wereld. De bedrijfschappen mogen niet

worden een orgaan van geven en nemen tusschen Overheid
en bedrijfsleven; leiders van een kat-en-muis-spel met’

als gevolg kritiek van beide zijden.
De bedrijfschappen moeten niet werken in een eeuwige

onzekerheid over bestaan, doel en wegen, waarbij elke actie

allerlei reactie wekt. Duidelijke taak- en doelstelling is

noodig.
De bedrijfschappen mogen niet blijven hangen tusschen’

onmisbaarheid en overbodigheid .— dit geldt voor de be-
drijfschappen, die in de voedingsector reeds werken –
met het resultaat: mikpunt van kritiek. Projecten van
milde bejegening, wanneer zij veel over hun kant laten

gaan, en van felle aanvallen, wanneer men zijn zin niet

krijgt.
Dit is negatief. En nu ook positief: de bedrijfschappen
moeten, speciaal in alle branches, waarin een meer of

minder groote verscheidenheid van belangen aanwezig is, zooals reeds gezegd, verticaal zijn. Het zoo lastige eigen-

belang, waarmede men in de wereld zooveel te kampen

heeft, kan hier als krachtige hulp worden binnengehaald.

Bij de behandeling in de onderste horizontale laag van het
gebouw spelen deskundigheid en eigenbelang samen wel-,
eens een spelletje, maar de pro’s en contra’s worden daar-
door’ scherp gesteld. In de stijgende laag, waar reeds
samenvoeging’plaats heeft, gaat de groote schaaf van het
op elkaar schurend eigenbelang werken en het onderhavig
project bewerken. Het komt dan al tamelijk gepolijst
aan het eindpunt, het bestuur, waar.het, omgeven met de
argumentaties voor en tegen, een geheel vormt; dit opent
aan een ‘goed bestuur de mogelijkheid – en het is de eenig

goede mogelijkheid – beslissingen te nemen, en aan de
Overheid om al of niet het fiat er aan te geven.
Een goed bestuur, daarop komt alles aan. De rege-
ringsinvloed vorenbedoeld kan den wagen niet in het spoor
houden, als het bestuur derailleerend stuurt. De samen-
stelling daarvan in een verticale organisatie met haar vele

belangengroepen baart steeds zorgen. Het mag niet wor-
den de resultante, de gemeene deeler, van veel gekrakeel, ge-
duw, gekonkel, ellebogen- en vuistenwerk. Zoodra het dien.
kant op gaat, is dit een demonstratie van toekomstige
onmacht tot heturen. Dit heterogeen gezelschap zal pracht-
vrk kunnen ‘leveren, wanneer het .personen zijn met
ruimen blik en den wil de argumenten van voor en tegen-
standers uit de belangenwereld eerst te wegen op hun
zwaarte en dan te laten wegen bij hun oordeel.
En hier moet als volkomen onmisbaar de Overheid
krachtig en uiteindelijk domineerend staan, dié haar be-

langen bewaakt en toeziet, dat niet hier of daar het addertje
van eigenbelang uit het doosje sprihgt. Dat beesf laat zich nu eenmaal niet zoo gemakkelijk opbergen!
De Overheid dient haast te .maken met dit deel van
haar beleid. Met een bedoeling wordt hier gesproken over
eèn ,,deel” van haar beleid en niet het gewone woord
,,onderdeel” gebruikt. 1-let organiseeren.vân, het eenigszins

leiding geven âân, het samenwerken mét het bedrijfsleven,
is een groote taak, die goede vruchten kan afwerpen,
maar eveneens ongelukken maken. Niets doen is ook iets
doen in deze op ‘dit punt bijzonder dynamische wereld.

Dân lossen zich de dingen anders
op. Wil men deze samen-

werking een goeden kans geven,, dan stake men het r’ede-
neeren er over; men stopt het aldoor rommelend geluid,
dat men van achter de schermen over deze materie hoort,

efi doet een daad. Er wacht veel op.

A. VAN WIJNEN.

90

ECONOMISCHLSTATISTISCHE BERICHTEN

29 Januari 1947

DE ALGEMEENE VRACHTVAART IN 1946,

Algemeen operzicht.

Het jaar, dat achter ons ligt, was ongetwijfeld een

gunstig jaar voor die reederijen, welke de algemeene vracht-

vaart uitoefenden, zelfs indien men in aaimerking neemt,

dat in de verschillende zeevarende landen slechts een deel

dër ‘beschikbare tonnage kon worden bevracht op de

open markt, waar, zooals vanzelf spreekt, de. hoogste

vrachten konden worden bedongen. Ook wanneer ,,direc-

ted voyages” moesten worden uitgevoerd, waren de vrach-

ten toch steeds zoodanig, dat de reizen redelijke over-
schotten lieten. In dit verband moge er aan worden her-

innerd, dat de U.M.A. (United Maritime Authority) op

2 Maart jl. definitief werd geliquideerd. In de plaats der

internationale contrôle op vrijwel alle ‘vrachten kwam
toen de contrôle, welke de verschillende landen zelf op

het vrachtenpeil uitoefenden; veelal werden de dobr de
U.M.A. vastgestelde vrachtcijfers als maxirna aangehou-
den. Het ware nochtans onjuist uit de bevredigende

resultaten te concludeeren, dat de trampreeder zich niet

voor problemen zag geplaatst. De exploitatiekosten zijn
in vergelijking met 1939 zeer aanzienlijk gestegen en be-

wegen zich thans, ruw geschat, op een niveau, dat 200

pCt. boven dat van v66r den oorlog ligt. Dit avans wordt

weliswaar opgevangen door de stijging der vrachten,
maar zooals men in de kringen der Engelsche ,,tramp”

reeders terecht opmerkt: ,,it is obvious this cannot con-

tinue and our headache today is to gauge how far these two all important items will fall”. Dat de vrachten zich

niet duurzaam op’ het huidige peil kunnen handhaven is
duidelijk. Er bestaat alleen geen enkele zekerheid omtrent
het tijdstip, waarop de neerwaartsche beweging zal in-

en doorzetten. Men mag o.i., zonder zich aan misplaatst,

optimisme schuldig te maken, aannemen, dat ook 1947
een voor de algêmeene vrachtvaart bevredigend jaar zal
zijn. Er is nog steeds een tekort aan scheepsruimte. De

aderlating, welke de handelsvloot in verschillende landen
– wij komen nog nader terug op de tijdens den oorlog in

Amerika gebouwde schepen – door oorlogshandelingen
heeft ondergaan, is nog allerminst door nieuwe tonnage
gecompenseerd, zij het, dat in de verschillende van ouds-

her zeevarende landen krachtige pogingen in het werk
worden gesteld om hun vloot wederom op peil te brengen. Aanzienlijk langer oponthoud in talvan laad- en loshavens,
waar de ,,despatch” belangrijk achter blijft bij dien van
vÔdr den oorlog, stakingen e.d., verlengen den reisduur.

Uitgestelde reparaties en ,,surveys”, die op hun beurt
als regel veel meer tijd vorderen dan weleer, zijn oorzaak,
dat een niet onbelangrijke tonnenmaat uit de vaart is.

Het ver’oer van kolen van Amerika naar Europa legt
bij ‘voortduring op een groot aantal schepen beslag. 1-let
zijn deze factoren, die een optimistische beoordeeling dei
vooruitzichten voor de naaste toekomst wettigen. Vltanneer
echter de thans in aanbouw zijnde tonnage ,geleidelijk in
de vaart kornt en de bovengenoemde omstandigheden
voor meer normale plaats maken, zullen de vraag naar en het

aanbod van scheepsruimte meer in evenwicht komen en
zal de omvang van den wereidhandel beslissend zijn voor
de ontwikkeling der vrachtenmarkt.

Vrachtenpeil.

De vraag naar ruimte voor het vervoer van kolen van
de Vereenigde Staten naar Europa en Zuid-Amerika was
bij voortduring levendig. Naar Europeesche bestemmingen
lagen de vrachten gemiddeld 10 pCt., beneden de door de
,,War Shipping Administration” vastgestelde cijfers. V66r
de mijnwerkersstaking werd ca. $ 10 van Noord-Ame-

rika naar Rotterdam resp. Antwerpen betaald; tijdens
de laatste kolenstaking bedroeg de vracht voor, anthraciet
van Noord-Amerika naar deze bestemmingen slechts
$ 8. Eenzelfde verloo hadden de kolenvrachten van
Noord-Amerika naar Scandinavië. Globâal lagen deze

10 pCt. beneden de W.S.A.-vracht, t.w. op ca. $ 11,16,

maar de groote vraag naar ruimte voor Europeesche be-

stemmingen deed de vracht na het einde der kolenstaking

geleidelijk tot ca. $ 13 voor December/Januari aflading

oploopen. Na’ het einde der U.M.A.-periode werd op
,,netform”-basis – vrij laden enlossen etc. – van Noord-

Amerika naar Frankrijk/België/Holland ca. 22/23 dollar-

cents per kubieke voet ,,bale space” betaald, ofschoon

enkele schepen in gunstige positie 25 cents konden be-

dingen. Thans bewegen deze vrachten zich ôp het. vrij

stabiel niveau van ca. 22 cents. Voor U.N.R,R.A.-ladingen
werden af en toe, wanneer voor bepaalde posities dringend
scheepsruimte’ noodig en het aanbod gering was, zeer

aantrekkelijke vrachten betaald. Als voorbeeld diene de be-
vrachting van enkele schepen van ca. 250.000 kubieke voet

,,bale capacity” van Noord-Amerika naar West-Italië op

basis eener ,,lump um” van $ 140.000. 1-let effect der

Amerikaansche stakingen op de vrachtenmarkt blijkt uit
de daling der ,,net charter”-vracht van Noord-Amerika

naar Portugal tot ca. 25 dollarcents tegen 30 dollarcents
véôr de eerste mijnwerkersstaking. Het beeld, dat de

La Plata markt toonde, was vrij stabiel. Een der eerste
bevrachtingen na de opheffing van de U.M.A. werd ge-

effectueerd op basis van $ 18 van niet boven San Lorenzo

naar Antwerpen of Rotterdam, terwijl een vrij recente
bevrachting – het schip werd in verband met de mijn-

werkersstaking in ballast van Noord- naar Zuid-Amerika

gedirigeerd -. op basis van $ 17 tot stand kwam.

Gedurende de eerste Amerikaansche mijnwerkersstaking
was het •aanbod

van tonnage overigens gering. Voor
ladingen naar Italië en Griekenland moest de U.N.R.R.A.
niet slechts de volle U.M.A.-vracht, maar bovendien nog
S 1.000 per dag voor de uitgaande ballastreis betalen,

teneinde reeders van motorschepen resp. oliestokers te
animeeren. Denemarken betaalde voor Amerikaansche
tonnage $ 18/19. Zweden bevrachtte verschillende
,,Liberty” schepen op •basis van $ 22, terwijl Noorwegen

eveneens voor Amerikaansche schepen $ 20,50 van de

La Plata-rivier betaalde. De Pacificmarkt was eveneens
het geheele jaar vast gestemd. Van den Noord-Pacific

bedroeg de *acht ‘op basis van vrij laden en lossen naar het
Vereenigd Koninkrijk c 100/-. Onlangs werden enkele

schepen voor het vervo&r van graan van Vancouver naar
Rotterdam op basis van $ 20 met vrij lossen bevracht.
Met vrij laden en lossen werd $ 20,50 van den Nooid-Pacific
naar Holland betaald. Chili betaalde ca. 100/- voor sal-
peter naar Nederland, 103/- naar het Vereenigd Koninkrijk/

Frankrijk, terwijl ca. Kr. 100 naar Denemarken werd betaald. Van de Philippijnen werd o.a. een ,,Liberty”
schip naar Antwerpen op basis van $ 171.000 vrij laden
en lossen bévracht. Afdoeningen van , Britsch-Indië en

Australië waren gering in aantal. Groote bedrijvigheid
heerschte daarentegen op de Zuid-Afrikaansche kolen-
markt. Vrijwel gedurende het geheele jaar was er een ge-

stage uitwisseling van maïs etc. van en kolen naar Zuid-
Amerika. De vrachten voor maïs naar Zuid-Afrika —’waar
de oogst zeer teleurstellend was en ontoereikend om in de
eigen behoeften te voorzien – varieerden van 80/- tot
100/-. Als typisch voorbeeld van een ,,old timer”, die ook
in figuurlijken zin den wind mee had, moge de bevrachting
van een in 1866 gebouwd barkschip worden gereleveerd,

dat meer dan 80/- wist te bedingen voor de reis van Buenos Ayres naar Zuid-Afrika en 57/- secureerde voor een retour-
lading kolen. Een alleszins profijtelijke rondreis! Ook naar
andere bestemmingen, t.w. West-Ltalië, Suez, Port Said
enz. kwamen veelvuldig afdoeningen tot alleszins redelijke
vrachten tot stand. Vermelding verdienen voorts de vrach-
ten, welke voor ,,general cargoes” van Brazilië naar het
Continent werden betaald, t.w. $ 17/18 vrij laden en
lossen.

Een groot aantal bevrachtingen kwam op ,,time charter”
basis tot stand. Aanvankelijk bevrachtte de Fransche
Regeering 7.000/8.000 tonners op basis van Ga. 18/6 per

29 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

91

ton draagvermogen per maand, betaling gedeèltelijk in

sterling en gedeeltelijk in dollars, voor een tweejarig

charter en op basi van ca. 22/3 voor schepen van 3.000/
4.000 ton draagvermogen, maar als spoedig bleken

reeders berdid deze vrachten ook voor slechts 12 maanden
te accepteeren.

Uiteindelijk betaalde de Fransche Regeering – vooral
rieksche schepen werden bevracht – 17/41 tot 17/101

voor 7.000/9.000 tonners en voor een duur van 11/13

maanden. Voorts werden voor Engelsche rekening een

aantal schepen op ,,bare boat”-basis, waarbij dus alle

exploitatiekosten voor rekening der bevrachters zijn en
deze dus uitsluitend het schip te hunner beschikking
krijgen, bevracht. De laagste ,,huur” bedroeg 2/- per ton

draagvermogen voor 10.000/15.000 tonners met een

snelheid van 10/11 mïjlen resp. 1/6 voor een duur van 5
jaren..

Onderstaande tabel geeft een overzicht van hoogste,
laagste, en huidige vrachten van enkele der voornaamste
verschepingscentra. –

en dat deze schepen in 1933, d.w.z. tijdens het dieptepunt

der crisis, slechts £ 10.000 opbrachten!

– 1-let wegvallen der uitgaande kolenladingeii, weleer – ik
heb hierop reeds eerder gewezen
1)
– de
basis voor een

rondreis, vormt één der vele problemen. Daarnaast zijn

zoowel de kolen- als oliebunkei’prijzen allerwegen gestegen,
terwijl- de kwaliteit niet ‘steeds reden tot tevredenheid

geeft. Tei’ illustratie van de huidige bunkerprijzen – onder-

staande tabel geeft enkele cijfers – releveer ik die, welke

te Rotterdam voor Westfaalsche kolen gelden, t.w. 54/6
indien uitgaande kolen worden geladen en 78/- in alle

andere gevallen.
Ook de oliebunkerprijzen en in het bijzonder de stook-olieprijzen zijn niet onbelangrijk gestegen, terwijl in ver-band met de mogelijkheden, die de nieuwste catalytische

kraakmethoden bieden om ,,Bunker C” stokolie in ben-
zine etc. om
te zetten, het aanbod van stookolie eerder zal
af- dan toefiemen, hetgeen een verder aantrekken van de

prijzen voor stookolie waarschijnlijk maakt.

1-let probleem der Amerikaansche handelsvloot is voorts

Van
Naar

Lading Vrachtbasis
.
110S0

.

Laa5te
Tegenwooi-

1
La

Plata

…………….. . …
.Vereenigd

Ko-
tarwe/mais
per ton

van
811—

81/-
Koninkrijk
20
cwt.
La

Plata

…..

……….
…..
.Nederland/België
tarwe/ipais
per ton

van
$
19
78/—
$
17
20
cwt.
Noord-Amerika

…….. .. ….
.Nederland/België
graan

per quarter van
13/10+

9/7+
9
/
7
+
480
lbs.
Noord-Amerika

……………
Nederland/België
kolen
1.016

kilo’s
$
12,65
$8
8.10,55
Vereenigd
tarwe
per quarter van
12/9.
9/9

Koninkrijk
480
lbs.
Canada

…………………

Casablanca

…. …… . ……..

Nederland
phosphaat
per ton

van
29/6
27/—

281—
.
20
cwt.
Westkust van Noord-Amerika
Vereenigd
Koninkrijk
Antwerpen
tarwe
per ton van
$
20
92/6
$
20
Rotterdam
.
20
cwt.
.
Illiddell.

Zee,
copra ete.
per
60 kub. voet

Phllippijnen

……………..
Vereen.

Kon.
vrij

laden

en
Continent
lossen
107/6
69/6

Van

1

Uitgaande kolenvi-achten.
N

1

aar

j . Hoogste vracht

Laagste vracht

Tegenwoordigç vracht

Rotterdam …………

Vest-Italië

25/—

17/6

1
1716
per ton van
20
cvt.

Vooruitzichten.

Indien men het oor te luisteren legt in de kringen der
ervaren Engelsche ,,tramp”-reeders, w’ordt men getroffen dooi’, cle terughoudendheid, de groote reserve, waarmede
d& toekomstperspectieven worden beoordeeld, en door
de geringe bereidheid om op eenigszins groote schaal tot
het plaatsen van bestellingen voor nieuwbouw over te

gaan. Om alle misverstand te vermijden zij e1 nog eens
met nadruk op gewezen, dat hier geen sprake is van lijn-
maar van zgn.. ,,wilde vaart”-reeclei’ijen. Dit is niet een
simpele kwestie van optimisme of pessimisme; men is
noch optimist noch pessimist, maar eenvoudig geresér-
veerd en voorzichtig geworden door de harde lessen van
het verleden. In tegenstelling met de lijn-reederijen,
die, willen zij haar ,goodwil” handhaven,
verplicht
zijn de
verloren gegane tonnage, ongeacht de hooge bouwkosten,
zoo snel mogelijk te vervangen, kunnen zij zich de’vrijheid

permitteéren een afwachtende houding aan te nemen.
Zooals een Engelsche trampreeder het uitdrukte: ,,On the.
whole our fraternity has preferred to refrain from ordering
ships at present high prices with delivery one to two

years hence. But don’t you believe we have gone out of
business! We are just waiting for a drop in prices and
better delivery. As sooii as all the liners and specialists
have had theii’ fili and it is possible once more to bargain
which one cannot to-day, we shall come into the market
and shali doubtless find some little change to the good
fiom our viewpoint”. Men is nog niet vergeten, dat in
1920 twee jaar Qude schepen van rond 8.200 ton draag-
vermogen grif voor £ 280.000 van eigenaar verwisselden

nog allerminst opgelost. Los van de activiteit op ,,lijn”

gebied, is er – de Rotterdamsche havenbeweging, om dicht
hij huis te blijven, toont dit.duidelijk – een veel grootere
deelneming van Amerikaansche zijde ‘aan het vervoer van
kolen- en graanladingen. Indien men de ,,fixture lists”

Prijzen der bun/cer/colen.

Prijzen der bunkerkolen.

Haven

Prijs per ton
1

Prijs per ton
01) 1
Ean.
1940

op 1
Jan.
-1947

Rotterdam
t 12,50
78/-
87/—
Algiers

……………..47/—

. .
22

87/6
Oran

………………..46/—
Port

Said

…………
ca.
120/—
Bombay

………………
.58/6
R.
39,12
27
R.
70 Newport News $

5,15
$

8,03
New Orleans
$
5,35
$
10,24
Buenos Ayres ………
61/—
148/9

Karachi ………………R.

56/6
96/-
56/6
96/-
Dakar

……………..
Las

Palmas

………….
Frernantle …………….
31/3
61/1
Sydney

N.S.W……….
31/4
40/3

volgt, ziet men dit duidelijk. St. John/1-lalifax or Northens-
Middle East, gram (Amerikaansch schip) Northerns/Ceuta, coal (Amerikaansch schip) Cagliari/New Orleans, zincfore

(Amerikaansch schip) North Pacific/U. K.Cont.grain
(Amerikaansch schip) etc. De vraag, wat er uiteindelijk met de oveFtollige ruimte, waarover Amerika beschikt,
zal geschieden – de kwestie van subsidieering der Amen-

‘) Vgl.: ,,De vrachtenmarkt” in ,,E.-S.B.” van
13
Nbvember
1946,
blz.
748.

92

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Januari 1947-

kaansche tampvaart is nog niet.definitiëf van de baan –

houdt trampreeders bij voortduring bezig. Men is er zeker.

niet met de bewering, dat de Amerikaansche handels:
vloot grosso modo ondeugdelijk en dat de Amerikaansche
belastingbetaler niet bereid is de subsidies te financieren.

Los van het Amerikaansche probleem zijn daar landen als

Zuid-Afrika, Australië, . Britsch-Indië en de Latijnsch-

Amerikaansche landen, die alle een eigen vloot ambieeren

en gedeeltelijk reeds een begin van uitvoering aan hun

plannen hél?ben gegeven.
– Men ziet: problemen zoowel op kort als langer zicht te

over!
Nederland, van oudsher zeevarend land ,,par excellence”,

kan bogen op oude tradities en groote ervaring. Onze

reederijen zijn bij uitstek deslundig en voortvarend. De

wederopbouwonzer zoozeer geteisterde vloot is met voort-

varendheid ter hand geromen
2).
Indien men zich reken-
schap geeft van het aandeel der Nederlandsche reederijen

v65r den oorlog in de dekking van het negatief saido der
betalingsbalan, t.w. 50 pCt. of rond f. 170 millioen, zijnde

een achtste deel van de waarde van onzen uitvoer voor

den oorlog, dan behoeft het geen betoog, dat ons land ten

nauwste betrokken is bij het wel en wee der wereldscheep-

vaart. -.
Indien de verwachtingen voor de scheepvaart tea aan-

zien van 1947 in vervulling gaan, dan hebben wij zeker

geen reden tot klagen.

C. VERMEY.

‘) Vgl.: ,,De Nederlandsche koopvaarclij in
1946″
door Mr. J. J.
Oyevaar in
,,E.-S.B.”
van
1
Januari
1947.

AANTEEKENING.

HET PLAN MONNET
1)

In Frankrijk is onder voorzitterschap van Jean Monnet door een -,,Commissariat général du plan de modernisa-
tion et d’équipement” een programma opgesteld, dat tot

richtsnoer moet dienen bij het economisch herstel van

Frankrijk.
Dit plan Monnet beoogt:
het productiepeil van 1938 te herstellen aan het

eind van 1946;

-.
het peil van 1929, dat 25 pCt. hooger ligt dan dat

van 1938, te bereiken tegen het midden van 1948;
in 1950 een peil te halen, dat 25 pCt. hooger is dan

in 1929.
Zes productietakken v.00ral worden noodzakelijk geacht
ter bereiking van de gestelde doeleinden, t.w. steenkolen,

electriciteit, staal, cement, landbouwmachines en transport-
middelen. Alle beschikbare middelen moeten eerst worden

aangewend voor deze sleutelindustrieën. Daarna komen

achtereenvolgens:
de agrarische productie, met het oog op de verbete-
ring van den voedseltoestand en ter verlichting van de

betalingsbalans; de woningbouw;


de export, vooral van machines en textiel;
de industrie van machines, werktuigen e.d.
Gedetailleerde programma’s vopr de jaren, die door het

plan wdrden bestreken,
al.
1947-1950, zijn opgemaakt,

met dien verstande, dat zij imperatief zijn voorzoover zij
betrekking hebben op de zes sleutelindustrieën en indicatief

voor de andere takken van productie. 1-let programma
voor de sleutelindustrieën ziet er als volgt uit (zie vol-
gende kolom bovenaan). –
In het plan zijn berékeningen gemaakt van verschil-
lende hulpmiddelen, noodig,voor de uitvoering van de
ontworpen productieschema’s. –

Energie.
De behoefte aan steenkolen voor dë industrieën,

‘) De volledige tekst van het plan Monnet
is
gepubliceerd in:
,,Bulletin mensuel cl’information économique” van Dec.
1946
en
Jan.
1947.
Jesumé’S zijn o.a. opgenomen in ,,The Econonlist”
van
14
Dec.
1946
en de ,,Neue Zürcher Zeitung” van
18
Jan.
1947.

lOenheid
1929

t9381947!
19481
1949
1

1950

Steenkölen

. .


mln, ton
55
47,6
55,5
-59
62
65
Electriciteil
mid. kwh
14,4
20,7
26 30
33 37
waarvan hyclro-
electrisch

. . –
niJd. kwh
6,5
11,6
14
16
19
20,5
iJzer en staal:
staal

………
mln, ton
9,7
6,2
7
9
10
II
gietijzer


mln. tn

1,8 0,7
1,2 2
2,5
2,7
Cement
mln, ton
5
3
3
3,8
6
8
11,5
13,5
Landbouw-
machines

. . . .
1.000 ton

2,7
18,3


16

‘)
Transport:
spoorwegen
. .
rn1n. ton
224
133
160
190
220
240
waterwegen

.
mln. ton
50,2
45 28
40
54
58
andere ‘)

. . . .
capaciteit
in
1.000
ton

1.100
1.060
1.220
1.340
1.4H

‘) Partieel cijfer (tractoren nog niet vastgesteld).
‘) Voertuigen van
2
ton capaciteit en meer.

‘Voor de net-agrarische industrieën en den landbouw

zijn de volgende indicaties gegeven:

Eenheid

1

1929

1

1938

1

1947

1

1950

Motorolie (in Frank- rijk geraffineerd)
mln. ton
2,8
6
4,9
8,1
1.000
ton

15
38
46
1.000
ton
-253
224
197,7
475
Bouwmaterialen:

Werktuigen

……..

mln, ton
2,3
1,5
1,5
1

Auto’s

…………

pleister
0,7
1,5
2,2
baksteenen en
pannen

……

4,7 6,6 8,7

kalk

………..

5
1,3
75
14
zand

en

grint

..,,,,
9,5
15
20
42
Textiel:
1.000

ton
246
220 220
280

25
28′
42

steen

………………..

wol

……….

fl7
100
120 140

katoen …………


25 36 46
linnen

…………………….


)

,,
25
72
zijde

…………………….
stapelvezel …………………

)


43

.
76
rayon

…………………..
Gebouwen en
pu-
blieke werken

. .
mid. francs
380
220
275
i
550

Eenheid

Productie

Gemiddelde
1950
1934-1938

i.000quintalen
81.500
82.000′
,,
456
40.000
Andere granen

. . . .
.

,,
27.620 38.000

Tarwe

………….
Haver

………….,,

Aardappelen Suikerbieten
,,

,,
158.000 86.940
168.500
105.000
Beetwortelen voor
veevoer
,,

,,
397.532 466.000
Oliezaden
,,

,,
60

800
Gedroogde groenten
,,

,,
2.550
30.680 3.240
52.000
Versche groenten
Voeder …………
,,

,,
mln, eenheden
19.730
27.100
1.000

bi.
62.770
50.000
1.000Ciuintalefl
8.500
12.000
Vee:
kudde

.

.

8.717
9.000

Druiven

………..
Fruit

…………..

andere
,,
6.983
7.500
koeien

………..

Schapen
,,
9.760
7.000
,,
7.080
7.400
Varkens

………..
Paardeni
,,
2.770
2.000

die in het plan zijn opgenomen,. voor andere industrieën
en voor huisbrand zal in 1947 73,6 millioen ton bedragen

en 87 millioen ton in 1950 (5 pCt. lager dan in 1929).
1-let programma voor de steenkolenindustrie beoogt de
opvoering van de productie tot 55,5 millioen ton in 1947
en 65 millioen ton in 1950.
Import zal derhalve noodzakelijk ‘zijn en wel uit het Ruhrgebied tot 10 d 15 millioen ton per jaar, vooral in

den vorm van cokes. –
Aan electriciteit zal er een tekort zijn van 1,3 milliard

kWh in 1947 en 1 milliard in 1950. Invoer uit Duitschland
en Oostenrijk is ook hier onvermijdelijk.

Staal.
Vormden steenkolen tot het midden van

1946

een belangrijke ,,bottle neck”, op het oogenblik behoort
staal tot de schaarsche grondstoffen. De benoodigde
hoêveelheden bedragen 7,5 millioen ton in 1947 en 11 mii-

lioeritn in 1950: Hiervoor moet de productie worden
uitgebreid en de invoer van ijzerhoudende metalen

worden gestimuleerd.
Vreemde
valuta.
Voor de financiering van den’ import zijn vreemde valuta’s noodig, die uif den export moeten

29 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

worden verkregen. Voor 1947 is een export geprojecteerd
van 150 milliard francs, die in 1950 een hoogte moet be-
reiken van 265 milliard. Ook dan blijft echter een tekort

bestaan van 163 milliard voor de jaren 1946-1949. Voor

een deel hoopt men dit tekort aan te vullen door eenleening

bij de Internationale Bank, bij welke een aanvraag in

behandeling is tot een bedrag van 60 milliard. Men ver-

wacht, dat de ongunstige betalingsbalans geen hinderpaal

zal vormen voor de uitvoering van het plan. Hieronder

volgt een schatting van de betalingsbalans in de periode

1946-1950.

1946

1

1947
1

1948
1

1949
Totaal
Ih milliarden francs

Loo pende rekening:
Import

…………..
.
7
27
312
299
271
1.159
Vrachten

…………
35,5
17,5
9 7
69
Diversen

………..
33
31
37
38
139
360,5
345
316
1.367
147
192 240
659
18
33 36
-90

Totaal

……………
345,5

.
7,5
5 6
31

Export

……………80
Tourisme

………….3

Totaal

…………..
172,5 230
280

.
780
Diversen

………….14,5
.
7,5

268

188
115
—36
587
Saldo

……………….
Kapitaatrekening:
Saldo loopende rekening
248

..

188
115
36
587
Financiecic rekening ‘)

.
38



38
188
155
36
625
Vreemde valuta’). ….
120
60

,
48 12
240
Leening Ver. Staten
1.22,5
54
12

1885

Totaal

……………
286

Leening Canada
24
– –

24
Diversen

. …………
9,5

..

– – –
9,5
..
114
60
12
462
Totaal

.
…………..276
Saldo betalingsbalans

. . .

10
—74

55
—24

163

‘) Bijdrage aan liet kapitaal van het InLernaLionaal Fonds en
de Internationale Bank en terugbetaling van een Engelsche leening.
‘) Mobiliseering van overheids- en particulier bezit aan vreemde
valu La.

Arbeidskracht.
Voordat de arbeidsproductiviteït tot een

behoorlijke
,
hoogte komt, is het- noodzakelijk, dat het
anta1 arbeiders wordt vermeerderd. De .schattingen
dienaangaande zijn: 480.000 arbeiders voor het einde van 1947, 220.000 eind 1950 plus 500.000 ter vervanging van
krijgsgevangenen. De demobilisatie alleen zal niet vol-
doende zijn om hieraan tegemoet te komen. Import van

vreemden arbeid is noodig en verder het tevi’erkstellen
van vrouwen. Al deze berekeningen zijn gebaseerd op de
veronderstelling, dat een 48-uiige arbeidsweek in acht
wordt genomen. Indien men zou uitgaan van een werk-
week van 44′ uren, zouden nog eens 500.000 arbeiders
noodig zijn. – –
De volgende schattingen zijn gemaakt van het aantal
arbeiders in de verschillende belangrijke industrieën:

1938

1

1950 ‘)

Werk- Acti-

.

Produc’

Aantal uren

viteit Aantal tiviteit

nl.005 per

1938 = in 1.000 1938=

week
I
100

1
100

Steenkolen

…………
..
2.60

41,7

137

312.

113
Staal

………………
160

39,5

188

170

146
Auto’s

……………..121

60

200

128

157
Bouwmaterialen ………69

89

270

110

137
Textiel
……………..
720

35

150

665

120
Woningbouw en publieke

werken
……………..
970

31,5

250

1.2.40

140
Landbouw

………….
7.140

III

6.250.’

127

‘) Werkweek van 48 uren. –

De financiering oan het plan.

De uitvoering van een productieschema als in het plan
neergelegd, brengt uiteraard financieringsproblemen met

zich.
Een bedrag van frs. 3.000 milliard – aldus de raming –
moet in dë 4 jaren tusschen 1947-1950 worden geïnves-
teei’d, d.i. gemiddeld frs. 750 milliard per jaar. In dit bedrag
zijn noch de militaire uitgaven noch de overzeesche be-

leggingen begrepen.
FIet nationale inkomen in Frankrijk wordt voor het

jaar 1947 op frs. 3.000 milliard geschat en in 1950 op
frs. 3.700 milliard.

Uit een en ander volgt, dat ongeveer een kwart van het

nationale inkömen jaarlijks aan kapitaalsuitgaven moet wor-

den besteed. Dit beteekent, dat Frankrijk voor de uitvoering’

van het plan Monnet in belangrijke mate tot sparen zal

moeten overgaan. Wel heeft men gedacht uit de volgende

bronnen ook middelen te kunnen putten:

De besparingen van de boeren, voorzoover het gaat

om uitgaven ten behoeve van de agrarische mechanisatie.

Een gi’oot deel van de industrieele uitgaven moet

door de beti’okken bedrijfstakken zelf worden gedragen.
Een deel van de kapitaalsuitgaven van den Staat

moet vorden gefinancierd met buitnlandsche leeningen

en Fransche buitenlandsche investeerfngen.
Een lage-r.entepolitiek – vooropgesteld dat het prijs-

niveau betrekkelijk stabiel blijft – zal de staatsuitgaven
in belangrijke mate verlichten.

Bankcredieten hoeven niet inflatiônistisch te zijn,
indien zij uitsluitend worden aangewend voor den aan-

schaf van kapitaalgoederen.
Uiteindelijk echter zullen de middelen moeten komen

van de besparingen op het nationale inkomen. En de mate,
waarin gespaard zal worden, is weer afhankelijl van de
begrooting. Zoolang deze niet sluitend is, zal zij een
ongunstigen invloed hebben op het sparen. Vandaar, dat een sluitende begrooting door het plan als eendringende
noodzaak wordt aangemerkt.

Slot.

Het plan is opgesteld door het ,,Commissariat génêral”,
in nauwe samenwerking met 18 commissies, die gevormd
zijn uit ambtenaren, industrieelen, vertegenSvoordigers

uit den landbouw en de vakbeweging en tenslotte enkele.
deskundigen.
Bij de uitvoering van het plan wenscht men op dezelfde
wijze voort te gaan.

De Regeering zal instructies moeten geven aan alle
departementen en genationaliseerde industrieën, ‘dîet in-
begrip van spoorwegen, kolenmijnen en electriciteits-
bedrijven. Periodiek moeten rapporten worden ingediend
over de behaalde resultaten.
Particuliere industrieën van grooten omvang moeten
verbintenissen met den Staat aangaan, met het doel, dat
zij zich houden aan de schema’s en richtlijnen van het
plan. Landbouw en woningbouw dienen onder regionale
contrôle te worden gebraôht.
Aldus hoopt men door samenwerking tusschen verschil-lende sectoren van het economisch leven het gestelde doel
te bereiken.In dit verband spreekt het plan liever van
,,économie concertée” dan van ,,économie dirigée”.
Met dat al acht men contrôle noodzakelijk van alle
schaarsche grondstoffen, vooral steenkolen en staal, den
bouw van woningen, fabrieken en dergelijke, wdrkgelegefi-
held, wisselkoersen, de credietverleening, rantsoeneerings
schema’s en tenslotte het prijsniveau.
Overigens zijn de opstellers van het plan van meening,
dat even belangrijk als de mobilisatie en coördinatie van
alle materieele hulpmiddelen de gesteldheid van den geest
is, waarmee door alle betrokkenen het, herstelwerk wordt
aangevangen en voortgezet. ,,La modernisation n’est pas

un état de choses, c’est un état d’esprit”.

INTERNATIONALE NOTITIES.

STEENKOOL.

1-Jet gebrek aan steenkool doet zich overal in ht ge-
teisterde na-oorlogsche Europa gevoelen.
Allereerst in Duitschland, waar. de productie nog niet
‘zoodanig is, dat aan de behoeften van nijverheid en huis-

r

94

ECOr’fOMISCH- STÂTISTISCHE BERICHTEN

29 Januari 1947

brand kan worden voldaan. De landen, die aanspraak

maken op de leverantie van Duitsche steenkool, zooals
Nederland, België, Frankrijk, ondervinden daarvan uiter-

aard den invloed. Wat Nederland betreft, brengt het
handelsaccoord met Polen, dat o.a. de levering van kolèn
op zich heeft genomen, eenige verlichting, maar afdoend

is de zaak nog niet opgelost, ondanks de behoorlijke productie der eigen mijnen. In België heeft men een

commissie ingesteld teneinde het probleem van de brand-

stoffenbesparing in studie te nemen. Volgens mededee-

lingen van Minister de Groote beteekent het nutteloos

laten branden van een lamp van 60 Watt gedurende één

uur een verkwisting van 100 gram kolen. Met elke ton
gespaarde kolen kan men
I
ton staal, of 3j ton bak-

steenen of cement, of 300 m
2
glas of 1 ton meststoffen
produceeren. Eén ton steenkolen beteekent ook het er-
bruik van een gezin gédurende één jaar.

Frankrijk hoopt nog altijd op een definitieve regeling ten

aanzien van het Ruhrgebied. Ht door Frankrijk beheerde

Saargebied heeft de vooroorlogsche productie op een vierde

na bereikt, maar Frankrijk moet deze steenkolen in

een gemeenschappelijke pot brengen en het vreest, dat het
mettertijd meer zal inbrengen dan het eruit krijgt. Ook

het door Blum met zooveel voortvarendheid met Engeland

bereikte accoord schijnt op dit punt nog geen definitieve
regeling te hebben gebracht. En Frankrijk heeft met het

oog op de uitvoering van het plan Monnet de steenkolen

hard noodig.

In deplorabelen toestand verkeert Oostenrijk, vooral

in Steiermarken. Menige tak van industrie is daar verlamd.

Ook in Engeland is de toestand ernstig. De komende
6 weken worden er als critiek beschouwd. De voorraden
bij de industrie zijn gering, zoodat de verlaging van de

rantsoenen zich onmiddellijk doet ge’oelen.
Italië, dat altijd gebrek had aan kolen, ziet zich thans
bijzonder gehandicapt. Zoo zou het o.a. aan Nederland

meer industrieele artikelen, zooals textiel en schoenen,

kunnen leveren bij een betere koleni5ositie.
Alom hoopt men op het einde van den winter, op toe-

neming van de productie èn op grooter leveranties uit de
Vereenigde Staten, die van plan zijn hun door, de stakingen

van de mijnwerkers veroorzaakten achterstand in den
export in te halen.

DTJITSCIILAND.

Nu men te Londen bezig is met voorloopige besprekin-
gen te vberen over het Duitsche probleem, zijn verschil-

lende landen uitgenöodigd hun wenschen kenbaar te
maken. Nederland heeft dit gedaan in een tweetal memo-
randa. Enkele desiderata zijn: de invoer van Neder-

landsche landbouwproducten in Duitschland, de stimu-
leering van den Duitschen boschbouw, het plaatsen van
de Duitsche handelspolitiek in een Europeesch kader.
Een belangrijk punt voor Rotterdam is het weder inscha-
kelen van het transitoverkeer via deze haven. Dit houdt in: verbod . van subsidies aan spoorwegen in het Ruhr-
gebied, verbod van kunstmatig lage. tarieven, in één woord
het tegengaan van het onnatuurlijke verkeer van het

Roergebied naar de Noordzee, in plaats van langs
Rotterdam. Verder de exploitatie van enkele kolenmijnen.

Ook België heeft thans nota’s overhandigd. De Belgi-
sche economische wenschen zijn o.a.: de leverantie van
6,6 millioen ton steenkolen per jaar, electrische centrales
overeenkomend met een stroomlevering van 750 millioen

kWu per jaar, circa 1 millioen bruinkoolbriketten, 500.000

m
3
hout, 100.000 ton kalizouten, 27.000 ton bariumsulfaat,
het geheel gedurende een periode van 40 jaar. Ook eischt
België een beperking van de Duitsche Rijnvloot. Hangen-
de de definitieve regeling van het Duitsche probleem,
heeft men voorloopige verbeteringen trachten te bren-
gen in den bestaanden toestand. Zoo vergaderde
een Britsch-Amerikaansche delegatie in Den Haag
metNederlandsche vertegenwoordigers. Het ging om het

zenden en doen verwerken van Nederlandschegrondstoffen

in Duitschland, den inyoer van landbouwproductën, het

vereenvoudigen van de procedure van den handel tusschen

Nederland en de Britsch-Amerikaansche zône en
.
natiiurlijk
ook het gebruik van Nederlandsche havens voor het tran-
sitoverkeer naar Duitschland. Deze beprekingen hadden

een téleurstellend verloop. –

Met de Fransche zône heeft Nederland reeds overeen-

stemming bereikt. Op’ den 20sten Januari trad de gesloten

handelsovereenkomst in werking.

Tusschen de verschillende zônes onderling is men ook
tot nauwere samenwerking kunnen komen. Zoo zal eer-

lang een vrijer verkeer tot stand komen tusschen de Russi-

sche zône eenerzijds en de Britsch-Amerikaansche ander-

zijds. De Engelschen en Amerikanen zullen de Russische zône voorzien van ijzer, staal, kleurstoffen, pharmaceuti-

sche en chemische producten; omgekeerd zullen zij van de

Russen ontvangen bruinkoolbriketten, tarwe, aardappe-

len, buna, suiker, vensterglas en dergelijke.

Ook tusschen de Fransche en Britsch-Amerikaansche
zôné is het tot samenwerking gekomen. Gedurende het

eerste kwartaal van 1947 zullen goederen ter ‘vaarde van
66 millioen mark over en weer worden uitgewisseld op

basis van de in 1938 geldende prijzen.

Wanneer zal het contact volgen tusschen de Russen

en Franschen?

DE DALING VAN
lIET
.PJUJSNIVEAU IN FRANKRIJK.

De ,,Neue Zürcher Zeitung” van 22 Januari jl. bevat

een overzicht van den ommekeer in de Fransche economi-

sohe politiek, ingeleid door Blum’s actie tot prijsverlaging.
1-loewel nog vele moeilijkheden moeten worden over-
wonnen, valt het niet te ontkennen, dat de maatregelen
van Blum in eerste instantie succes hebben gehad, daar

de inflatiepsychose geheel is verdwenen.
De door de Regeering beoogde verlaging van de prijzen
met 5 pCt. is een feit geworden, althans in de steden.
Van het platteland wordt zelfs een daling van de prijzen

voor vee, gevogelte en eieren met 20
a
25 pCt. gemeld.

Vele boeren weigeren echter hun producten te verkoopen,
zoodat o.a. de vleeschvoorziening te Parijs is vastgeloopen.
In het algemeen kan momenteel worden gesiroken van

een heftigen prijsstrijd tusschen consumenten en produ-
centen.
Op de zwarte goud- en valutamarkt kwam evneens een dalende tendentie tot uiting. De ,,nhpoléon” (een
gouden muntstuk van 20 frcs.)
noteei:de
einde December
1946 nog 4.700 frcs, op 17 Januari jl. 3.725 frcs; dollar-
bankbiljetten einde December 1946 350 frcs, op 17 Januari
jl. gedaald tot 295 frcs. Bij de veilingen van de stedelijke

bank van leening te Parijs (Mont-de-Piété) zijn de prijzen
voor gouden sieraden van 500 520 frcs tot 420 & 430 frcs

per gram gedaald.
Op. de Parijsche effectenbeurs bereikten de koersen
einde December 1946 een maximum; sindsdien is het
koerspeil met gemiddeld 10 â 15 pCt. gedaald. Vooral de
heroriënteering van de Fransche credietpolitiek trekt op
de beurs belangstelling. Terwijl aan de verhooging van den
discontovoet weinig beteekenis wordt gehecht, daar deze

slechts gering is geweest, bestaat in
beursiringen
de over-

tuiging, dat de politiek van credietdiscriminatie, die de
Regeering thans voorstaat, teneinde die credieten, die het
aanhouden van ongerechtvaardigde voorraden mogelijk maken, te beperken, een algemeene credietrestrictie zal
veroorzaken. Aan de credietbeperking zijn echter, zoo zégt
de ,,N.Z.Z.”, grenzen gesteld, daar rekening moet werden.
gehouden met de financiering van den wederopbouw en
de behoeften van den Staat. Bovendien is de huidige
credietpolitiek erop gericht, de liquidatie van achterge-
houden voorraden te bespoedigen. .

Andere symptomen voor het einde van de haussebewe-
ging zijn de daling van de verzekeringspremies en de ver-
laging vaii de courtages op de effectenbeurs.

29 Januari 1947

ECONOMISCH-TATISTICHE BERICHTEN

95

SANEERINO VAN 1)E ITALIAANSCHE STAATSFINANCIËN

Kort geleden heeft de Italiaansche minister van Finan-

ciën, ‘Scoccimarro, een nieuw driejarenplan aangekondigd

voor de saneering van de Italiaansche staatsfinanciënen

de financiering van dén nationalen wederopbouw.
De begrooting voor het gewone budget 1947/’48 is reeds

opgesteld; de inlomsten zijn geraamd op ongeveer 400

milliard lires. Aangezien de voorwaarden voor het even-

wichtsherstel- van het gewone staatsbudget volgens den
Minister aanwezig zijn, moet het door hem ontworpen plan

dienen ter saneering van het buitengewone budget. Het

plan beoogt vnl., aldus dë ,,Neue Zürcher Zeitung” van
19 Januari 1947, opvoering van de directe progressieve
belastingontvangstén, achterhaling van de , ,regime”-,
oorlogs- en conjunctuurwinsten, de uitgifte van nieuwe
staatsleeningen.

In het kader van het driejarenplan overweegt men ook
om de staatsuitgaven te financieren in den vorm van een
aan de heffing van de buitengewone progressieve vermo-

gensbelasting te verbinden obligatieleening. Mocht het

éxperiment gelukken en zou’ de Staat het verwachte be-
drag van minstens 300 milliard lires binnenkrijgen, dan

zou de financiering van den wederopbouw sneller kunnen
plaatsvinden.

De minister van Financiën hecht groote waarde aan het
onderscheid tusschen het gewone en het buitengewone
budget. De poging om de buitengewone kosten van den
wederopbouw te dekken met gewone inkomsten, moet
men zijns inziens in de toekomst consequent bestrijden,
daar het

ondemocratisch en niet rechtvaardig is .het
grootste deel van deze kosten te leggen op de schouders
van de minderbemidclelde klassen.

Volgens Scoccimarro zijn de opgestelde plannen zeker
voor verwezenlijking vatbaar; hij zal dan ook, na goed-
keuring, zoo spoedig mogelijk tot uitvoering overgaan.
Bij een juiste economische politiek, die zich richt op ver-

hooging van de’ industrieele productiviteit, is het mogelijk
het nationale inkomen van 2.000 op 2.500 milliard lires
te brengen. Al vloeit van het nationale inkomen ook een
derde naar den Staat, toch zullen er genoeg middelen
overblijven om het particüliere iiitiatief te financieren.

Het offer, dat men van de belastingplichtigen zal vragen,
schijnt dus, aldus de Minister, niet te groot; integendeel,
deze plannen zullen ertoe bijdragen om liet economisch
en financieel ontredderde land weer gezond te maken.

HET ENOELSCHE WITBOEK OVER DE PRODUCTIE.

Onder den titel ,,Statement on the economie Conside-
rations affecting relations between Employers and Workers”
publiceerde de Engelsche Regeering de vorige week een
witboek, dat in feite neerkomt op een analyse van den
geheelen economischen toestand in Engeland. Deze toe-
stand wordt als ,,extremely serious” aangemerkt. Zoowel
,,The Economist” als de
,,New
Statesman and Nation”
hebben in hun ndmmers van 25 Januari jl. dan ook een
hoofdartikel aan dit Witboek gewijd.
Tengevolge van den oorlog is het Engelsche economische
leven gedesorganiseerd. VëIe kapitaalgoederen zijn ver-
nietigd, minstens de helft van de Engelsche bui tenlandsche
beleggingen is geliquideerd, Engeland heeft schulden
moeten aangaan en ,,is stili running into debt abroad”.
De betalingsbalans is nog steeds ongunstig. 1-Jet wordt een

gebiedende eisch, dat de Engelsche productie wordt opge-
voerd. Dit’ is een gemeenschppelijke taak van Regeering, producenten en arbeiders.
Zoolang de Engelsche productie nog niet belangrijk is
toegenomen, blijft de vrees bestaan, dat de stabiliteit van
het prijsniveau moeilijk is’ te handhaven. Illustratief is de
mededeeling, dat tegenover een inkomen (na aftrek van
inkomstehbelasting) van ruim £ 7 milliard slechts een be-‘

drag van £ 6 milliard aan goederen en diensten staat.
Verhooging van de productie, zoowel voor den export
als voor de binnenlandsche markt, is derhalve noodzakelijk.

Het moeilijkste probleem hierbij is het algemeen tekort

aan arbeidskrachten. Einde November 1946 bedroeg het

totaal aantal arbeiders circa 20.324.000 of 570.000 meer
dan medio 1939. Dit beteekent echter allerminst, dat er

voldoende arbeiders beschikbaar zijn voor de huidige be-

hoeften. Immers, de gewapende macht, regeeringsbureaux,

brandweer, politie e.d. vereischten medio 1939 4.170.000

man tegen bijna 5 millioen in November 1946. Uiteindelijk

krijgt men een totaal aantal arbeiders van circa 15,5 mil-

lioen in 1939 en 15,3 millioen in November 1946 of een

vermindering van bijna een kwart millioen. Voor de ko-
mende jaren zullen door de demobilisatie meer arbeiders
beschikbaar komen, maar dit zal nog niet toereikend zijn.
Er zijn bovendien 2 nadeelige fâctoren: de verhooging van
den schoolgaanden leeftijd van 12 tot 15 jaar, in 1947, en

het effect van de lage geboortecijfers in de 30-er jaren,
dat zich in 1948 zal beginnen te doen gevoelen.

Bovendien is het tekort niet gelijkelijk verdeeld. Eenige vitale industrieën zijn meer onderbezet dan de industrie in
haar geheel.’
Toch zal dit probleem moeten worden opgelost. Meer
arbeid is noodig, waarbij verhooging van bonen alleen
mogelijk zal zijn bij stijging der arbeidsprestaties.

Slaagt Engeland er met in zijn productie op te voeren,
dan zal het tevreden moeten zijn met een lageren levens-
standaard.

WELVAART IN CANADA.

Tegen den toestand in vele Europeesche landen teekent
zich het economisch gebeuren .in Canada gunstig af. De minister van Financiën, Douglas Abbott, kondigde
aan, dat het fiscale jaar zal eindigen (op 31 Maart) met

een sluitende rekening. Aan het eind van de eerste acht
maanden is er een surplus van
S
200 mihioen in plaats
van het verwachte tekort van een gelijk bedrag.

Een bescheiden belastingverlaging wordt dan ook tege-
moet gezien.

Het prijsniveau heeft zich kunnen handhaven. Het is
gedurende 18 maanden met slechts 6 pCt. gestegen.
Kleinhandelsomzetten bereiktn in 1946 een record –
dank zij Kerstmisinkoopen – van meer dan $ 5 milliard,
het nationaal inkomen bedroeg $ 9,4 milhiard, de Cana-
deesche export liep op tot $ 2,3 milliard, de import tot
S 1,9 milhiard. De groote handelspartners waren de Ver-
eenigde Staten, die bovendien 20 millioen toeristen naar
Canada stuurden. Zij verteerden er $ 200 mihioen.

De vooruitzichten voor 1947 schijnen zelfs nog beter. De
Canadeesche papierfabrieken hebben 7 millioen ton papier
voortgebracht met een waarde van $ 700 millioen en nog
vraagt de wereld naar meer. Zoo ook ten aanzien van
auto’s, trucks, graan, visch, vleesch en andere.
Natuurlijk zijn er nog enkele ongeriefelijkheden. Vleesch
is nog gerantsoeneerd, er zijn nog niet genoeg koelkasten,
waschmachines en huizen. Met recht echter kon ,Time”
van 13 Januari ji., waaraandeze gegevens zijn ontleend,
schrijven: ,,Canada looked in the mirror
….
and hiked
the ruddy cheeks it sâw”.

RECTIFICATIE.

In het artikel van Dr. E. L. Kramer over: ,,De betee-
kenis van de industrie voor den Nederlandschen export”

in het nummer van vorige week werd in de eerste iegel
van de vôorlaatste alinea vermeld, dat het Centraal Plan-
bureau i.o. als taakstelling voor onzen industrieelen export
in 1947 een bedrag van f 900 millioen had geraamd. Dit
moet zijn f 600 millioen. Red.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Aan het einde der week overheerschte min f meer het
aanbod van schatkistpapier, zoodat met name de disconto’s
voor de korte termijnen iets opliepen. Maartpapier kon

96

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29
Januari
1947

worden verhandeld tegen
17/16
pCt., driemaadsprdmessen J
,
wegens de zeer gèringe omzetten. De indruk bestond, dat

tegen
11/16
pCt., en halfjaarspapier tegen
1/8
pCt.Voorde

de banken over het algemeen een iets grootere liquiditeit


langere termijnen was de noteering ongeveer
1/8
pCt. tot

nastreefden

i.v.m.

de

te

verwachten

stortingen

der

1
11
/
16

Ct.
Deze noteeringen zijn echter veelszins nominaal

leveiisverzekeringmaatschappijen

op

de

3
1
/
2
pCt. schat-

.

.

STATISTIEKEN.

.

.

VERKEER
EN
VERVOER IN NEDERLAND.

.

.

.

Omschrijving
Eenheid
1946
u
g.
19
46
Se~t.
1946
Oct.
1946
j
Nov.
.

1946.
*
maandgcm.
.
Indcxcijfcr vervoer wilde binnenvaart

1938
=
100
148
132 •
149 155
.

156
1.000 t
1.355
1.212 1.364
1.424 1.430
waarvan

brandstoffen

…………………………
,,
531
502
497 369 414
Wilde

binnenvaart,

prestatie …………………….
miii.

t/kin.,
102
182
207
227 206
maandgem.
.

Vervoer

wijde

binnenvaart

………………………….
…..

1938
=
100
89
90
93
127
.

1.000

t.

.

534
540
558 764


t/km.
40
43
45
.

49
in aandgem.

Indexeijfer eigen

vervoer

to

water ………………….
Eigen

vervoer

te

water

………………………..

1938
=
100
31
32
26
31
31
Binnengekomen

schepen

……………………….

Aantal
1.770
1.841 1.681
1.819 1.883

Idem,

prestatie

……………………………….miii.

1.000 t
..
918
864

804
861
939

Indexcijfer internationale binnenvaart (laadverm.) …….

.

Lading

……………………….
……………

vaaÎvan

onder:

Iederlandsche

vlag

. ……………
S
499
399
53
324
410 303

459
353
.

423
319

Laadvermogen

………………………………..

,,

,,

Belgische

vlag

……………….

94
123
102
101
.

97
Aantal
1.694
1.999

1.695.. 1.874
1.997
Laadvermogen

………………………………
S

joo
R.T.
911
982
840
890
978
430


.

377
.
376 400

393
,,

.
297
265

251

1
.288
270
Belgische

vlag

………………..
.
111
92
93 98
112

Vertrokken

schepen

…………………………….

Aantal
863
914
671
916
854 1.000 R.T.
614
662
492
675
631
,,

.
338
352
253
307
246

Schepenin

doorvaart

……………………….
….

,,
99
93
58

79
73
,,
186
207
141
163
.

126

Lading

……………………………………………..
waarvan onder:

Nederlandsche vlag

………………

.-


maandgem.
1938
=
100

31
32
29 29
27•
Aantal
636
646
598
.

637
616
1.000 R.T.
1.274
1.437
1.315
1.241
1.183
,,
1.150
1.306 1.207 1.113
1.097

Laadvermogen

………………………………..
Lading

………………………………………

Iiidexcijfer

zeevaart

(luhoud)

…………………….
Binnengekomen zeeschepen

………………………..

,,
332
543 565
497
538

waarvan onder:

Nederlandsche

vlag

……………….
Belgische

vlag

…………………..

Bruto

inhoud

……………………………….
Idem, alleen geladen schepen

……………………….

Aantal
662
610 555
620
601
1.000 R.T.
1.505
1.404
1.278 1.323
1.212
,,
729
685 727 829
767

waarvan

in lijnvaart

………………………………

,,
438
476
495
536
557

Vertrokken

zeeschepen

……………………………
Bruto

inhoud

………………………………..

Goederenverkeer ter Zee:
Idem,

alleen

geladen

schepen

………………………..
waarvan

in

lijnvaart

……………………………….

1.000

t.
656
907
800
762
616
Gelost

bij

invoer

…………………………..
doorvoer

…………

,,
215
146
99
131
.

56
Geladen

bij

uitvoer

………………………..
,,

7$
86 87
110 150
doorvoer

……………………….
,,
155
156 137
102 102
maandgem.
1938
=
100
90
81
87
106′
109′
Iudexcijfer goederonvervoer Ned. Spoorwegen

………..
1.000 t. 1.084
.981 1.047
1.283′ 1.315′
Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal

…………..
waarvan

grensoverschrijdend

……………………
,,
188
160
.

149
202′
242′
1 millioen 528 701
526
460 443

1 millioen
51,9
54,6
50,6
51,2
49,3′
Interloc. autobuscliensten; vervoerde reizigers
,,
11,5
13,4
11,9
.12,3
Localë autobuscliensten; vervoerde reizigers
,,
5,2
5,9 5,8 6,6

maandgem.
IndoxciJfcr
verkeer op
de rijkswegen

……………….
1938
=
100
129
138-
138
136 134


Slachtoffers verkeersongevallen:

..

Reizigerskilometers Ned.

Spoorwegen

………………

Aantal


109 126
99
108
88

Tramwegen. vervoerde reizigers

……………………

,,
615 624 644 599
493
Licht

gewond

………….
.
…………………

579
564
572
508
451
maandgem.

Overleden

………………………………….
Ernstig

gewond

………………………………..

Indcxcljtors:
.
1938
=
100

,,

168-
194
152
166
135
Overleden …………………………………….
167

.
170
175
163 134
Ernstig gewond

…………………………………
Licht gewond

._ …………………………
,,
63
61
62
55 49

*
Voorloopig cijfer

de reis zullen worden of zijn aange1oopn. Voor de
gegevens van de
reizen, waarbij geen Nederlandsche haven wordt aangedaan,

is

DE NEDERLANDSCHÈ ZEEVAAIIT BUITEN NEDERLAND.

De maandelijks door het C
.
B
.
S. gepubliceerde zeevaartstatisiieken

in diverse havens, speciaal ten behoeve van belangstellenden hij de
hebben tot nog toe uitsluitend betrekking gehad op de vaart van

vrachtenmarkt.-Deze berichten bevatten vele aanwijzingen omtrent
en naar Nederland. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar vlag-

de beweging van de Nederlandsche koopvaardijvloot buiten Neder-
gen, soort schepen (stoom, motor ed.), wijze van bedrijfsvoering

land, aangezien de schepen er steeds met name in worden genoemd.
(lijn- of trampvaart), Neclerlandsche havens van aankomst en ver-

Met behulp van dçze bronnen, speciaal van de opgaven, voor- trek, huitenlandsche havengebieden van herkomst resp. bestem-

komende in het Dagblad scheepvaart en in Lloyds List, welke
ming. Aan
cle
hand van deze statistiek kan dus oa. worden nage-

voor dit doel het meest doelmatig bleken, is het C
.
B
.
S. in staat
gaan, in welke mate de Nederlandsche koopvaardijvloot aan de

overzichten samen te stellen van de geheele beweging van alle
zeevaart op het eigen land deelneemt. Het verkeer, dat door deze

in de vaart zijnde Nederlandsche zeeschepen.

Deze overzichten
vloot echter wordt verricht,

zonder daarbij een Nederlandsche

zullen

voortaan regelmatig worden gepubliceerd

in

de

Maand-
haven aan te doen, dus bijv. een reis van een Nederlandsche tramp-

statistiek van Verkeer en Vervoer in den vorm -van een relatie-
vaarder van New York naar Kaapstad, viel tot dusverre buiten

statistiek, waarbij de havens der wereld worden ingedeeld in hier-
de statistische waarneming.

voor ontworpen havengebieden
-.
Voor ons land, dat zoo napw met de zee is verbonden en dat in

Ter. illustratie volgen nog eenige cijfers van het resultaat der
de internationale zeevaart steeds een min of meer belangrijke positie

bewerking over October 1946. In totaal werden door Nederlandsche
heeft ingenomen, zou een systematisch inzicht in cle totale activiteit

schepen 1.123 reizen gemaakt, waarbij 1.598.847 R.T. bruto inhoud
van de eigen vloot, vooral onder de huidige na-oorlogeche omstan-

werd gebruikt. 1-liervan werd op 472 -reizen met 621.487 R.T. bruto
digheden, waarin onze zeevloot nog zeer-gehavend is en allerwege

geen Nederlandsdhe.haven aangedaan. In Oost-AfrikaanSche havens
de, neiging tot uitbreiding der nationale vloten waarneembaar is,

r
vingen 12 Nederlandsche schepen (92.277 R.T. bruto) een reis aan,
van groote waarde zijn.

,

waarvan

2 (16.419

R.T.)

met bestemming Nederland,

2(15.195
Flet

zijn

deze

overwegingen,

welke liet

C
.
B
.
S.

ertoe

hebben

R.T.) naar Britsch-Indië, 1 (7.178 R.T.) naar Atlantische havens


geleid, te streven naar een uitbreiding van de Nederlandsche zee-

van Afrika en

7

(53.485

R.T.)

naar andere

Oost-Afrikaansche
vaartstatistiek. Het eerste doel hierbij was te komen tot een vol-

havens. Van de Atlantische havens van Canada en de Vereenigde
ledig overzicht’van de verkeersverrichtingen van de Neder]andsche

Staten uit vertrokken 13 Nederlandsche schepen (61.792 R.T. bruto)
vloot in regionaal verband,

met andere eindbestemming dan Nederland, terwijl er in deze havens
Het verkrijgen van de gegevens

an de zeereizen, welke in Necler-

10 schepen (48.646 R.T. bruto) aankwamen op een reis, welke niet
v
land aanvangen of dâar eindigen, levert geen bijzondere moeilijk-

in Nederland was begonnen.
heden op, aangezien aan de douane, belast met de uit- resp. inkl cring
der schepen, o.a

alle havens moeten worden opgegeven, welke op

Bron:
Centraal Bureau voor de Statistiek.

29 Januari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

97

IM

kistbiljetten niet vijfjarigen looptijd per 1 Februari a.s.

Gepubliceerd zijn thans de voorloopige koersen voor
effecten welke voor de aangifte der V.A.B. zullen gelden.

Voor binnenlandsche obligaties zijn deze gelijk aan het
koerspeil van 1 October ji., terwijl voor binnenlandsche aan-

deden een reductie van ongeveer 20 pCt. op dit koefspeil

is toegepast. Voor Amerikaansche fondsen zijn koersen

vastgesteld, welke ongeveer 10 pCt. benedn het niveau

van 31 December 1945 liggen. De nadruk moet hierbij
liggen
01)
het voor)oopig karakter van deze regeling, welke

wel bedoeld zal zijn om voorloopige aanslagen op korten
termijn te kunnen opleggen. Daar echter het koerspeil van

hinnenlandsche aandeelen het niveau van, 1 October jl.

reeds weer ten naaste bij heeft bereikt, moet een wijziging
niet uitgesloten worden géacht. Een belangrijk element
van onzekerheid uit dezen hoofde blijft dus nog boven de beurs hangen.

In de Vereenigde Staten zijn in de afgeloopen week .de
,,margin requirements” voor het aankoopen van effOcten
yan 100 pCt. op 75 pCt. gebracht, zoodat
1/4
van de aan
koopen thans met bankcrediet kan geschieden. Wellicht
vreezen de monetaire autoriteiten daar te lande een ver-

dere daling van het koerspeil op grond van de ontwikkeling
der algemeene conjunctuur, welke op haar beurt deze

algemeene conjunctuur weer in ongunstigen zin zou be-
invloeden. Deze maatregel, welke ongetwijfeld de tendens heeft het koerspeil te steunen, komt voor Nederland i.v.m.
een eventueelen verkoop van Amerikaansch bezit’niet op
een ongelegen moment.

Het koerspeil ter beurze yan Amsterdam vertoonde in

de afgeloopen week slechts weinig schommelingen; alleen
op den laatsten beursdag viel een zwkke tendens waar te

nemen, met name bij de Indische fondsen.

17 Jan.

24 Jan.
1947

1947
A.K.TJ.

……….. . ……….

145

140
v. Berkel’s Patent
…………..
125G.B.


Kon. Ned. 1-loogovens
……….
131

140
Lever Bros Unilever C. v. A
…..
240

239
Philips G. b. v. A

…………..
323

322
Koninklijke Olie
…………….
357

353
H.A.L.

. . . . ………………..156

152k
N.S.0 .

……………………

142

143G.L.
1-I.V.A. ……………………

202k

201
Deli Mij. C. v. A.

…………..

130k

129
Amsterdam Rubber

1441

– 138

STATISTIEKEN.
DE NEDEItLANDSCIIE BANK.
(Toorivalnste posten in duizenden enidens)


E..

c.n.’n
4′
to

‘4
o
too

4)4)4,
..’
.9
;
2
.0.01
0

9Dec. ’46
760.841
4.430.806
1

81.770
6
153.819
6

,.

’46
700.863
.4.430.806
88.615
6
152.574
23

,,

’46 700.875
4.434.786
84.103
5
155.552
30

,,

’46 700.876
4.434.786
1

100.816
5
153.109
6 lan. ’47
700.879
4.434.786
1

125.126
5
152.235
13

’47
700.880
4.434.786
1

174.970
5
154.095
20

,,

“17
700.875
4.459.991
1

147.657
5
163.178
27

,,

’47
700.909
4.459.991
j

14 0. 115
5
153.178

Saldi

in

rekening-courant

.)4
0

Cd
Pq

9 Deb. ’46
2.655.096
1.216.671
89.883
43.798
518.023
16

,,

’46
2.646.081
1.188.320
105.593
44.449
569.540
13

,,

’46
2.711.418
1.099.241
127.053
43.165
585.156
30

,,

’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
590.158
6 Jan. ’47
2.736.834 1.071.526
‘115.467
46.490
623.790
13

,,

1
47
2.701.167
1.305.562
84.475 45.950
633.673
20

’47
2.674.196
1.244.821
61.829 46.598 643.788
17

’47
2.681.281 1.276.605 55.488
50.103 598.065

DENEDERLANDSCJIE DANK.

Verkorte balans op 27 Januari 1.947.

Activa.
Wissels, pro-
messen en

$
lloofdbank

f


schuldbrieven
Bijbank

in disconto
Agentsch.

5.000,-
5.000,- ‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldhrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937

art. 4 van het Koninklijk
besluit van

1
October 1945, Staatsblad No.
F204)

…………………………..

Beleeningen:

t
Hoofdbank

t

143.467.475,80
1)

(mci.
voor-
schotten in re-
Bijbank

738.787.73
kening_courant)
.
op onderpand)
Agentsch

,,

7.493.497,82

151.699.761,35
Op

effecten,

enz.

………….

150.981.660,71 ‘)
Op goederen en ceelen

718.100,64

Toorscliotten aan het Rijk (art. 16 van dc Bank-
51.699.761,35 ‘)

wet

1937)

…………………………
. –
Munt en muntmateriaal:
Gouden

munt

en

gouden
muntrnateriaai

f

699.760.324,80
Zilveren munt,

en7 ………

.1.148.431,75
700.908.756,55
Papier op het buitenland

t 4.459.990.630,03
Tegoed hij correspondenten in
het

buitenland

………….

.124.446.413,79
Buitenlandsche

betaaimid-
delen

………………..

..
15.668.144,45
4.600.1 05.188,27
Belegging van

kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

……………………………..
70.709.547,40 Gebouwen

en

inventaris

………………….
3.000.000,-
.
Diverse

rekeningen

……………………29.556.477,36

5.555.984.730,93

Passiva.
Kapitaal

…………………………….t
20.000.000,-
Reservefonds

…………………………..
12.377.412,28
Bijzondere reserve (winst herwaardeering goud-
voorraad

per

2

Juli

1945)

………. . …..

..
209.277.096,67
Andere

bijzondere reserves

…………….

..
76.798.079,95
Pensioçnfonds
15
.
498
.
861,64

.

…………………………
Bankbiljetten inomloop (oude uitgifte)

……..
236.855.870,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

……2.681.281.490,-
Bankassignaties

in

omloop

………………..
243.460,14
Rekening-courant saldo’s:
‘S
Rijks Schatkist:

……t

1.276.604.834.37
‘s Rijks Schatkist
speciale rekening


……
110.564.000,-
Geblokkeerde

saldo’s

van
banken………………..

55.488.472,50
Geblokkeerde

saldo’s

van
anderen

…………

..
50.103.188,95
Vrije saldo’s

…………598.065.398,19
2.090.825.894,01
Diverse

rekeningen

.
…………………….,
2I2826.566,4

f5.555.984.730,39

‘) Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks

door de

Bank
in disconto ge-
•.,
nomen

………………………….f
..
‘)
Waarvan aan Nederlandsch-Indiê
(Tet
van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99) ,,
42.165.200,-
cmrculatie dër door de Bank namens den Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten

……
152.929.714,-

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).

4

.2-
‘4
3
”’,
.
.04)

.

o

1
Jan.

’47
0,2
1.449,1
1.450
1.421,6
28,7
8 Jan. ’47
0,2
1.449,1
1.450
1.402,0
48,2
15 Jan.

’47
.

0,2
1.449,3
.

1.450
1.385,6
64,7
22 Jan. ’47
0,2
1.449,2
1.450
1.371,5
78,7

Otbersecurities
Deposits

‘4
4)
ii
,
V.
‘4
’44)


c
0 0
cd
.-
-.
.)4
cd
.,

.

t
Jan. ’47
1,3
344,7
13,9
19,1
389,5

8,9

8 Jan. ’47
1,1
321,2
17,7
18,1

,
388,2
13,9
314,5
15 Jan. ’47
1,0
297,2
18,4
18,0
381,1
25,2
298,7
22 Jan. ’47
1,0
261,7
23,4
17,8
364,3
17,5
288,5

i.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 Januari 1947

NATIONALE BANK VAN BELOI1.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
Data
I
d
9

‘t
t,
t)
ct

•CVte
te

et)O

12 Dec.

1946
31.969 4.974 4.851
223
790
49.797
19

1946
,,
31.980
5.199
4.823
206
71.9
49.597
26

,,

1946
32.226
5.648
4.953
214
698
49.158
2 Jan.

1947 32.241 5.633
5.559
213
795
49.888
1947
32.256
6.320
5.303
177
861
46.138
16

,,

1947
32.047 6.708 5.406
209
903
48.473
23

,,

1947
31.677
7.542
4.561
211
777
48.318

Rekening-

courant
saldi
-‘
e
Data
.O’n
.
o:p•

,
t,

cls

te
n
te
0.0
,

Pq

12 Dec.

946 641
158.663
72.052
2
4.111 623
191946
,,
641
158.617
71.769
3
4.374
616
26

,,

1946
637
159.377
72.165
1
4.482
614
2 Jan.

1947 637
161.002
73.891,
4
5.979 613
9

1947
,,
637
160.412 73.858
2
5.374
611
16

,,

1947
637
160.144
73.480
5
5.443
608
23

4947
637
159.543 73.077
3
5.219
604

‘) Waarvan 10.493 millioen fres. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den goudvoorraad (Besluitwet
noi
5 van
1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbescliikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.

BANK
VAN
FRANIEIJK.
(Voornaamste pèsten in millioenen francs).

Voorschotten
aan
den Staat
te

t)
4.t

Data
ce

zz=
0
‘t
.
t.,
P
.

)
.0

26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.449
67.900 426.000
2 Jan.
1947
94.817
1117.324
59.449
72.100
426.000
-9

Jan.
1947
94.817
1124.613
59.449 63.100
426.000
16 Jan.
1947
96.817
[118.897
59.449
62.400 426.000

Bankbil-

]
.
Deposito’s
Data
jettenin
circulatie
Totaal

Staat
Diversen

26 Dec.
1946
721.865
J
63.458
765
62.693
2 Jan.
1947
733.797 60.027
765
59.262
9 Jan.
1947
732.057
59.922
766
59.156
16

Jan.
1947
724.866

j
59.895
.
1

864
59.03

LA

ZWEEDSCHE JUJKSEANK.
(Voornaamste oosten in millioenen kronen).

Metaal
Staatsfondsen
t-
t
t)
0

Data
0

0
co 0
bO
Cc)5
0-
C
d

oo
as
,.,
,-
net,,,

31

Dec. 1946
839
532
1.544
504
284
94 182.
7 Jan. 1947
839 532
.j.549
509
261
94
182
15 Jan. 1947
806
511
1.438
504 177
94
182
23 Jan. 1947
.773
490
1.445 502
276
94
182


Deposito’s

Diredt ovraagbaar
__________.
Dltta

.
.t.c

,3
t,.
t)
as
te-
enC
.cot.t4
-,
.–
..

-te
,Ccd
bOt,
0
co
te

t-

31

Dec. 1946
2.877
875
706
84
230
174
7
57 Jan. 194V
2.750
934
679
-l’3
230
171 5.
15

Jan. 1947
2.642
929
654
189
230
170
4
23 Jan. 1947
2.556
916
643
190
230
177
,
4

‘) De rekening ,,Regularisatierekeningen goud en diversen” is
gesplitst in: ,,Overwaarde goud’ .ep,,,Regularisatierekeoiig’….._

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen franCS).

itt,
t

te
.lte

T
00
te
Data
ttio
-Q
t,
73

t-
,

31

Dec. 1946
4.949,9
158,0

238,7
52,7
4.090,7
1.163,7
7 Jan. 1947
4.938,8
158,7

150,5 52,7
3.964,7
1.156,4
15 Jan.

9947
4.931,1
155,9

i

119,1
52,7
3.834,7 1.246,9
23 Jan. 1947
4.932,2
158,8

102,3
52,7
3.801,2
1.255,4

EIROOTHANDELSPRIJZEN
LN
DE VEREENIGDE STATEN
1).

1013-1946.

Producten
Prijseenheid

Metalen:
ijzer (ruw)
$
per gross ton
16,35
37,00 20,50
30,00
lood (ruw)
$cts per

Ib. 4,35 8,75 4,85
12,55
tin
$cts.

,,

1h.
50,45 63,00
46,50
70,00
zulk
$cts.

,,

1h.
7,10 9,10
4,50
10,50
koper (electro-
lytisch)
$cts.,,

1h.
17,00
19,25 11,13
19,38
8
)
Petroleum
(ruwe)
$cts.

,,

bbl.
2,05
5,00
1,68
3,55
Diorlijke pro-
ducten:
runderen
$
per 100 Ib.
7,85
14,05
10,50
23,50
varkens
8

,,

100

1h.
7,40 14,70
7,35 22,30
huiden(runder-)
Sets. per ib.
18,75
40;00 11,50
27,00
wol
$

,,

Ib.
0,72
2,30
0,73
1,17
Plantaardlge
producten:
.tarwe


$
per bushel
0,89
2,93
0,76 2,17
mais
$

,,

bushel
0,50
1,49
0,52
1,41
suiker
$cts. per ib.
3,48
13,04 2,75
5,94
1
1

rubber
(plantage-)
$
per 1h.
1,42
0,55
0,16 0,23
katoen
$cts. per 1h.
12,50
40,25
8,62
31,50
koffie
$cts.,,

1h.
15,50
25,50
7,50
26,00

) Bfon: ,,Guaranty Survey” van de ,,Guaranty Trust Company”
December 1946, blz. 18.
‘) Nominaal.


‘) Door de Regeering vastgestelde maximumprijs.
) Voor de Novembercijfers zie ,,E.-S.B.” van 1 Januari 1947,
blz. 18.

000DPRODUOTIE ‘).
(in 1.000 dollars van circa $ 35 per ounce fijn).

Jaar
Zuid-
Afrika
Vereen.
Staten’)
Canada
‘)
kust-ra-
‘1i6
‘)

Totaal ge-
.

1939
448.753
196.391
178.303
56.182
1.020.297
1940
491.628
210.109 185.890
55.878
1.094.264
1941

.
504.268 209.175
187.081
51.039
1.089.395
4942
494.439
130.963
169.446
42.525
966.132
1943
448.153
48.808
127.796
28.560
760.527
1944


429.787 35.778
102.302
16.310
682.061
1945
427.862
32.511
92.794
16.450 645.323
1946 Jan.
35.892
3.984
8.346
1.470
55.758
Febr.
32.971
3.283
8.013
1.330
50.981
Maart
30.871
3.639 8.677 1.400
50.656
Aptil
34.793
3.226
8.338
1.435
53.900
Mei
36.740
3.158
8.412
4.610
55.857
Juni
35.732
3.416 8.203 1.540 54.749
Juli
36.657
3.993
8.384
1.785
Aug.
35.553
8.310
8.092
3.080
Sept.
34.509
6.798
8.047
1.925

‘) Ontleend aan: ,,Federal Reserve Bulletin” van December 1946.
‘) Exclusief Sovjet Rusland.
1
1 Inclusief Philippijnen. Jaarcijfers: ,.U.S. Mint”. De jaarcijfers
zijn schattingen van de ,,U.S. Mint’; de
maandcijfers
schattingen
van het ,,American Bureau of Metal Statistics”. Voor 1945 is het
totaal van de maandcijfers van het ,,American Bureau of Metal
Statistics” gelijk gemaakt aan het jaarcijfer van de ,,U.S. Mint”.
‘) Te beginnen met 1945 zijn de Can. cijfers onderhevig aan
eventueele officieele revisie.
t) Te beginnen met Dec. 1941 werden de gegeens verschaft
door het ,,American Bureau 01′ Metal Statistics”. Voor cle periode-
Dec. 1941-Dec. 1943 hebben de cijfers betrekking op Australi6;
van Jan. 194 af alleen op West-AustraliO.

Oèk voor Beschikbaie Krachten is een annonce in

,,Economisch-Statistische . Berichten” de aangewezen

weg. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags In ons

bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden,
In
het

nummer .van dezelfde
week worden opgenomen.,

7

Egalisatiefondsen en

monetaire politiek

in Engeland, Nederland
en de Vereenigde

Staten

door

Dr. H. M. A. VAN

DER VALK

PRIJS

f2._*
Publicatie No. 30
van
het N.E.I.
(Prijs voor donateurs en leden van
het Nederlandsch Economisch In-
stituut fl.50, te bestellen bij het
N.E.I.) Van
dit
boek zijn nog
eenige exemplaren
van
den eersten
en tweeden druk beschikbaar

UITGAVE:

De Erven F. BOHN N.V.

HAARLEM

29
Januari
1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

[$lt]

STAND VAN ‘sRIJKS KAS.

MAAKT GEBRUIK van de rubriek ,,Vacatures” voor het

oproe pen van sollicitanten voor leidende functies.

Vorderingen

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Nederlandsche Bank
Saldo van
‘S
Rijks Schatkist
bij de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten ……
Kasvorderingen wegens ere-
dietverstrekking aan het
buitenland …………..
Daggeldieening tegen onder-
p~and.
………………

Sader postrekeningen van Rijkscomptabelen ……..
Voorschotten op uit. Dec. ’46
resp. Nov. ’46 aan de ge-
meenten wegens aan haar
uit te keeren belastingen
Vordering in rek-courant
Op:
Nederlandsch-Indi0 …….
Suriname
Curaçao

…………….
lIet Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds ………….
Het staatsbedrijf der P., T.
en
T……………….
Andere staatsbedrijven en in-
stellingen

Verplichtingen

Voorschot door De Neder-
landsche Bank verstrekt
Voorschot door De Neder-
landsche Bank
,
in rekening-
courant verstrekt ……..
Schuld aan de Bank voor
Nederlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten in omloop
Schatkistpromessen
1fl
01fl-
loop (rechtstreeks hij De
Nederlandsche Bank is ge-
plaatst nihil) …………
Daggeldieeningen ……….
Muntbiljetten in omloop
.
Schuld op uit. Dec. ’46 resp.
Nov. ’46 aan de gemeenten
wegens aan haar uit te
keeren belastingen
Schuld in rek-courant aan: Nederlandsch-Indi0 ……
Suriname
Cucaçao

…………….
Het Algemeen Burgerlijk Pen- sioenfonds

…………..
Het staatsbedrijf der P., T.
en
T……………….
Andere staatsbedrijven

Schuld aan diverse instellingen
in rekening met ‘s Rijks
Schatkist

Verantwoordelijke

zelfstandige werkkring

gezocht

door jong commercieël directeur van

grote landelijke organisatie, die zijn

ruime praktische

ervaring en theoretische

kennis meer productief wil maken!

• Stuwende organisatorische kracht

• Overtuigd spreker

• Uitstekend stylist

• Allround salespromotor

Brieven onder nummer 812, aan het bureau van

dit blad, pastbus 42, Schiedam!

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags
in ons bezit Is,

kunnen, plaatsruimte voorbehouden,
in het nummer van
dezelfde week worden opgenomen.

Ir.
H. Vos

Enige kwantitatieve onderzoekingen over de

betrekkingen tussen overheidsfinanciën

en volkshuishouding

38e publicatie van het Nederlandsch Economisch Instituut

Prijs
f
9,_*,

(Prijs voor leden n, donateurs van het N. E. 1. f 6.75)

Verkrijgbaar in den boekhandel en bij de uitgevers

DE ERVEN F. BOHN N
.
V.

HAARLEM

7 Jan. 1947

fl219.373.750,21 fl138.070.686,97

774 .820, 68
11

17.274,80

16.012.028,-

16.012.028,-

379.025.682,75

285.918.988,88

568.939.595,19

567.856.534,49

4.830.154,19

4.828.116,69

7.410.419,47

7.410.419,47

651.478.267,92

458.615.432,24

51Lt7800,-

1f
511.174.800,-

„5605.400.
000,-

554 5.800. 000,-

153.319.453,50

154.535.103,-

14.859.053,78
,,

9.363.602,08

21.796.418,20
,,
24.564.187,22

457.956.31 3,09
,,
341.294.922,51

3.412.004,86
,,

3.534.821,95

,,3179.01 3.983,75
1
,,3160.627.445,57

NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCRAPPIJ N.V.

Hoofdkantoor: Amsterdam.

76 Kantoren in Nederland

GEBLOKKEERDE TEGOEDEN

kunnen onder bepaalde omstandigheden

dienstbaar

worden

gemaakt

aan

de

FINANCIERING VAN UW BEDRIJF

Wij

verstrekken- gaarne

inlichtingen

Voor
rubriek ,,Vacatures” zie blz. 100

N.V. LEvENSVERZEKERING-MIJ.

IRNIIEM

REDERLÂNDS ECONOMISCH HERSTEL

samengesteld onder leiding van M. Weisgias. Met een

voorwoord van Dr. G. W. M. Huysmans, Minister

van Economische Zaken.

De namen van de 15 medewerkers, welke het boek tot

den besten bundel van de huidige Nederlandsche herstel-
periode maken, zijn borg, dat dit boek het beste semi-

officieele geschrift is na de bevrijding. Het is een zake-

lijke behandeling van het herstel, vermeldende de meest
recente cijfers, derhalve geen beschouwing over de al of
niet noodzakelijkheid van ordening. Een uitvoerig pro-

spectus wordt U gaarne door Elsevier, Spuistraat 1 18a-b te Amsterdam of Uw boekhandelaar toegezonden.

Verkrijgb. bij den erkenden boekhandel
â
f
6,90 gebonden

NV. DE BATAAFSCHE PETROLEUM MAAT-
CHAPPIJ, Carel van Ilylandtlaan 30; ‘s-Uravenhagc
vraegt cenige

ACCOUNTANTS

in het bezit vah volledige bevoegdheid (VAGA, NIVA of N Br.v A.), Leeftijd tot 35 jaar. Sollicitaties, uitslui-
tend schriftelijk, te richten aan de Afd. Personeel van
bovengenoemde ‘Maatschappij.

PREIJER & DE HAAN

Accountants

vragen ter.
. uitbreiding van hun

Economische Afdeeling

– eenige

.

Doctorandi Economie

en eenige vergevörderde

assistent-accountants.

Z’p, die uit ervaring bekend zijn met

admin. organisatorische vraagstukken
en

het wetenschappelijk economische research-

werk, genieten de voorkeur.

*

BItiIVIN
met volledige
inlichtingen in te

zenden aan: Freijer, & de Haan, Econo-

mische Afdeeling,
Emmastraat 36;Adâm-Z.

Annonces voor het volgend nummer,

dienen uiterlijk Moandg 3 Fetruari cii. in hèt bezit

te zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedarn

,,HOLLAN DIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

N.V. Louis Dobbelmann

Waddinxveén

KOFFIE

THEE

N.V. LANKHORST

TO UWFABR1EKEN

SNEEC TEL. 3041 -3042

SPINNERIJ—TOUW SLAGERIJ SEDERT 1803

1. B. M.
electrische administratie-machines
(}{ollerith Systeem)

ELECTROMATIC
volledig electrische schrijfmbchine

INTERNATIONAL
registrerende werk- en personeel-
contrôle-appâraten

International Business Machines Corporation, New York

In Holland vertegenwoordigd door de:

Internationale Bedrijfsmuchine Mij H.V.

Frederiksplein 34, Amsterdam..C., Tel. nrs. 33406, 33656, 31556

Alle correspondentie betreffende advertenties, elievc U te richten aan Koninklijke Nederla’idsche Boekdruklcerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 tocstcl 6)

Druk Roelants, Sehiedam

Auteur