Ga direct naar de content

Jrg. 26, editie 1335

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 20 1941

20 AUGUSTUS 1941

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economis,c

h–rStatistische

Be risch, ten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID,FINACIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

26E JAARGANG

WOENSDAG 20 AUGUSTUS 1941

No, 1335

WAARNEMEND HOOFDREDACTEUR:

J. H. M. Meijerink (Schiebroek).

Redactie en Administratie: Pieter de Hoochweg 122,R’dam-W
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.,

Telef oon Nr. 35000. Postrekening 8408 (ten name yan

Economisch-Statistische Berichten”).

Abonnements prijs poor het’ weekblcid, waarin tijdelijk

is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandberi’cht,

franco p. p. in Nederland f 21′. per jaar. Buitenland en

holoniën f 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan en slechts worden beëindigd per uit imo van

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden oan het Nederlandsch Economisch Instituut ontQan gen

het weekblad gratis en genieten een reductie op de Qerdere

publicaties. Adreswijzigih gen op te geven aan de Administratie.

AdQertenties toor pagina 10.50 per regel. Andere pagina’s

10.40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.

INHOUD.

.

BIz.

Enkele aspecten van de conj’unctuurbeweging in de

Vereenigde Staten sedert
1933
door
Prof. Dr. H. M

H. A. oan der Valk ……………………..488

Het ingrijpen van staatswege in oorlogstijd in de

Zweedsche zeevaart door
J. Ph. Qan Ouwe,kerk . . 49

Achter de schermen van Japans economie door

Mr. J. Barents …………………………495

Overheidsmaatregelen

op

econo-

misch

gebied

………………………
496

M a a n d c ii f e r s.

Gecombineerde maandstaat van de vier Nederland-
sche groote banken en van het Nederlandsche be-

drij f van de Nederlandsche Handel-Maatschappij
497

S t a t i s t i e k e n.

Bankdisconto’s – Wisselkoersen —’Bankstaten
497-498

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Uit de in ons vorig overzicht vermelde cijfers van de
mutaties op den weekstaat van De Nederlandsche Bank
per 11 Augustus bleek voor het eerst sedert zeer geruimen tijd een per saldodaling van de som der posten ,,wissels op
het buitenland” en ,,diverse rekeningen”. Een daling, die
overigÈ’l

is voor een belangrijk deel werd, dpgevangen door
een stijging van de heleeningen: Reeds in de voorgaande
week was de stijging van deze beide posten belangrijk
achtergebleven bij het gemiddelde van den laatsten tijd,
zoodat men werkelijk van een veranderde tendens kon
spreken. Op den jongsten weekstaat zijn de mutaties in
dit verband als volgt: papier op het buitenland gestegen
met f 80 millioen, diverse rekeningen gedaald met
f
7
millioen, dus per saldo een stijging met f
23
millioen.
Met belangstelling ziet men thans den invloed van de
verordening betreffende de behandeling van het Joodsche
geldelijke vermogen op de biljettencirculatie tegemoet.
Zooals bekend schrijft deze verôrdening voor, dat con-
tante gelden, behoudens een zeker vrij maximum, moeten
worden gestort bij de firma Lippmann, Rosenthal & Co.
Indien-inderdaad in de betrokken krinen tot omvangrijke
bedragen biljetten zouden zijn gehamsterd, zou deze maat-regel tot een noemenswaarde verruiming van de geldmarkt
kunnen voeren. Op den voorlaatsten weekstaat bereikte
de biljettenomloop een recordhoogte van f
1744
millioen;
de jongste balans toont een cijfer van f
1757
millioen.
De
obligatiemarict
heeft per saldo niet veel wijziging on-
dergaan. Een van de voornaamste kenmerken bleef de dringende vraag naar krtloopend materiaal, als gevolg
waarvan ook in de
4
pCt. Nederland
1941
flinke omzetten
plaats vonden tegen stijgende koersen. In de tweede helft
van de week was de koers meerendeels boven pan, de
hoogst behaalde noteering was 100
3/16;
het slot van de
week was op 100
1/16
gedaan en laten. Ook de gestaffelde
leening sloot de week boven de opening. Maandag was de
noteering meestentijds 92 15/16;.
de week sloot op
93 1/16,
nadat ‘inmiddels hooger was gehandeld. De lichte reactie, die, na een algemeen Vrij vaste stemming in den loop van
de week, op Vrijdag intrad, hield waarschijnlijk verband
met hernieuwde geruchten inzake een komende nieuwe
staatsleening tot een bedrag van een milliard gulden.
Weliswaar zijn de condities, die voor die leening werden
genoemd, minder gunstig dan die van de uitstaande lee-ningen op het huidige koerspeil, maar men kent nu een-
maal uit ervaring den koersdruk, die een nieuwe emissie
met halfgedwongen karakter op de markt uitoefent.
De
aandeelenmarkt
heeft een zeer vaste week achter den
rug, maar vertoonde; evenals de obligatiemarkt, op Vrijdag
een reactie. Ondanks dien terugslag was het koerspeil
bij het slot zeer belangrijk hooger dan bij het begin.
FIet waren geenszins alleen de binnenlandsche industrieele
waarden, die de leiding hadden; de stijging droeg nu een
vrijwel algemeen kardkter. Aandeelen Leverbros b.v. ste-
gen van
132
tot
140,
Koninklijke kwam van
251 op 266
(na zelfs een noteering van
273
te hebben bereikt), H.V.A.’s
haalden
453
na
433.
Slechts enkele zeer hoog genoteerde
aandeelen als b.v. Kon. Zout en Ned. Kabel konden van
de willige stemming niet of weinig profiteeren. De reactie,
die Vrijdag na heursopening (de opening zelve was nog zeer vast) intrad, was weliswaar zeer gematigd, maar er
was toch een kenteritig in .de stemming.

/

488

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1941
ENKELE ASPECTEN VAN DE CONJUNC-
TUURBEWEGING IN DE VEREENIGDE

STATEN SEDERT 1933.

Dat de conjunctuurbeweging in de Vereenigde Staten
sdert 1929 zich in vele opzichten van vroegere cycli
onderscheidt, is een stelling, die in het algemeen weinig
tegenspraak zal ontmoeten. Weliswaar hebben de onder-
zoekingen van de laatste 20 jaren aan het licht gebracht,
dat iedere conjunctuurgolf een individueel en in dezen
vorm slechts eenmaal voorkomend verschijnsel is, maar
niettemin is er alle reden om de Amerikaansche conjunc-tuurbeweging in het vierde decennium van deze eeuw als een uitzondërlijk verschijnsel te beschouwen.
Intusschen blijkt, achteraf beschouwd, dat het cortjunc-
tuurverloop in deze periode toch in sommige opzichten
een grootere overeenstemming met dat van vorige cycli
vertoont, dan men aanvankelijk geneigd zou zijn te
verwachten. Met name degenen, die de ontwikkeling
van het economisch leven in de Vereenigde Staten ge-
durende de laatste 10 15 jaren a.h.w. op den voet hebben
gevolgd, zullen wellicht, evenals het &ns. gegaan is, achter-
af eenigszins verwonderd zijn geweest over het ujterlijk
zoo ,,klassieke” beeld van den jongsten Amerikaanschen
conjunctuurcyclus, zooals dit om, tot uiting komt in de
hieronder afgedrukte curve van de industrieele productie
(grafiek T) gedurende de laatste 20 jaren. Hieruit blijkt
weer eens opnieuw de groote moèilijkheid van een be-
oordeeling der feiten, zoolang men er middenin zit.
Teneinde een nauwkeuriger indruk te geven van de
punten van overeenkomst en verschil tusschen deen en
voorafgaande cycli, hebben wij in grafiek II de maande-
lijksche curve weergegeven van de industrieele bedrijvig-
heid, welke van seizoensschommelingen is bevrijd. Duide-
lijk komt daarin de grillige loop van de conjunctuur
naar voren, die echter – en daarop mag nog wel eens

uitdrukkelijk gewezen worden – op zichzelf niets uit-
zonderiijksbeteekent, omdat dit verschijnsel zich ook in
vroegere cycli heeft voorgedaan. Deze plotselinge ver-
anderingen – die van het najaar van 1933 en 1934 en die
van begin 1940 -, welke niet in de. jaarlijksche indices
tot uiting komen
1),
brengen eiken conjunctuuronder-
zoeker, die de actueele feiten tracht te verklaren, danig
in de war en zeker in de omstandigheden, waaronder de
Vereenigde Staten in de laatste acht jaren verkeerden.
De talrijke uiteenzettingen en prognoses over de Amen-
kaansche conjunctuur in deze periode bewijzen dit vol-
doende!

Wei vertoont daarentegen de duur van depressie en
herstel een uitzonderlijk karakter: dit niet zoozeer wan-
neer men ieder der phasen op zichzelf beschouwt – im-mers de groote depressie van 1929 tot 1933 is, wat den
duur betreft, overtroffen door de langte Amerikaansche
depressie van 1873 tot 1879 en ook de duur van het
herstel van 1933 tot begin 1937 is. geëvenaard doör de
hoogconjunctuur van 1861 tot 1865 en die van 1915 tot
1918 – maar wel wat betreft den dut1r vö44epressie
en van het herstel tezamen genomen, wélke ditmaal
ongeveer tweemaal zoo lang is geweest als de gemiddelde
duur van de Amerikaansche cycli. En uitzonderlijk is
zeker, dat er sedert 1855 in de Vereenigde Staten op een
zoo langdurige depressie nooit den zoo langdurige periode
van opgaande conjunctuur is gevolgd, indien men althans
de uitgebreide onderzoekingen van Wesley Mitchell als
vergelijkingsmateniaal neemt.

Deze opgaande conjunctuur is in 1937 onderbroken
door een sterke reactie, die, wat den duur betreft, het
karakter had van een inzinking (recession), maar die in
haar omvang en intensiteit aan een depressie deed denken.

1)
De inzinking van 1937/38 laten wij buiten beschou-
wing, omdat deze nog afzonderlijk de aandacht zal vragen.

GRAFIEK 1.

Con junctctur-jndices Qan de periode
1920-1940.
(Niet gecorrigeerd van seizoensinvloeden)

80

-:

.
-470

)

,…

160

150

140

,

130

20

110

II
00

90

“.1

80

70
60

50

40
index v/d tulale induntriëcle productie.

1935-39 = 100

– index v/d preductie van duurzame guederen.

1935-39 =
loo

.

30
– . -. – – index v/d productie van_niet duurzame goederen. 1935-39 = 100

20

10

920

1921

1922

1923

1924

1925

1926

1927

1928

1929

1930

1931

1932

1933

1934

1935

1936

1937

1938

1939

194u

101
171
161

146

138
28

118

108

40

30

2Q

‘:–

20 Augustus 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

489

Deze inzinking werd na ongeveer een jaar. gevolgd door een
herstel, dat weer onderbroken werd door een inzinking
in het voorjaar van 1940. Sedertdien beweegt de con junc-
tuur in de Vereenigde Staten zich in een sterk opwaartsche richting, zondur dat belangrijke reacties intreden en zonder
dat daarop, zoolang de oorlog duurt, veel kans bestaat. Immers het economisch leven in de Vereenigde Staten
vertoont in den laatsten tijd het uitgesproken karakter
van een oorlogsconjunctuur.

Kenmerken ç’an het con jurctuurheistel mn
1933 tot
1937.

Het is de vraag, of men de opgaande conjunctuur van
1933 tot 1937 – om ons daartoe eerst te beperken – niet
moet zien als reactie op de langdurige, maar vooral scherpe
daling van de industrieele productie, die in 1932 ongeveer
de helft van die van 1929 bedroeg. Wij kunned hier op
deze en andere vragen – o.a. op de vraag naar den in-
vloed van de daling van het tempo van den bevolkings-
groei op de conjunctuur – niet ingaan. Wij volstaan met er
op te wijzen, dat uit de grafiek duidelijk blijkt, dat het
herstel vaI’de iniaustrieeie productie van 1933 tot 1937
veel sterkêr is geweest dan in de jaren vÔÔr 1929. En des-
ondanks, wat, een verschil in stemming tusschen deze
twee perioden!
3
lmmers, de laatstgenoemde periode stond
in het teeken ‘van den ,,eeuwigen voorspoed”, de andere
periode in het teeken van groote onzekerheid. Waaraan
is dit merkwaardige verschil toe te schrijven?
In de eerste plaats moet op dit hijzondere kenmerk
van de Amerikaansche hoogconjunctuur van 1938/37
worden gewezen, dat zij zich ontwikkelde temidden van
een dalende, maae niettemin nog steeds aanzienlijke werk-
loosheid. Dit verschijnsel, gecompliceerd als’ overal
elders, kan natuurlijk moeilijk een optimistische stemming
in het leven roepen. Maar ook het feit., dat de beurskoersen
bij die van 1929 verre ten achter bleven – de oorzaken hier-
van laten wij buiten beschouwing deed de psychologische

GRAFIEK II.
Indices der indu.strieele productie oan de Vereenide Staten
(1935-39 = 100)
(Gecorrigeerd van seizoensinvloeden)

180

80

hO

70

leo

60

160

50

140

40

130

130

120

20

110

110

100

00
90
80
70
60

totale industri0ele productie

30
ijzer- en staalpreductie
20

10

1932

1933

1934

1935

1936

1937

1938

1939

1940

1941

stemming zoo sterk verschillen van die van vôôr de groote
beurscrisis van 1929.
Een ander kenmerk van de Amerikaansche conjunctuur
van 1938 tot 1987. was het feit, dat de productie van ka-pitaalgoederen zich niet zoo sterk heeft uitgebreid als ‘dit
in een normalen conjunctuuropgang het geval is. Immers,
hoe verschillend van karakter de afzonderlijke conjune-
tuurgolven ook mogen zijn, zij hebben alle dit gemeen-schappelijk, dat de voortbrenging van kapitaalgoederen
in een depressie veel sterker daalt, in een hausse daaren-
tegen veel sterker stijgt dan die van consumptiegoederen.
In de Amerikaansche conjunctuurbeweging komt dit ook
sterk tot uiting. De bijgaande grafiek is niet geheel ge-schikt om dit verschijnsel te illustreeren, omdat hierin,
naast den algemeenen index van de industrieele bedrijvig-
heid, de indices van de productie van duurzame en niet
duurzame goederen ‘ziji opgenomen
2),
welke onderschei-
ding niet geheel met die in productiemiddelen en con-
sumptiegoederen samenvalt. De index van de productie
van duurzame goederen bevat namelijk ook de productie
van duurzame consumptiegoederen (o.a. auto’s).
Toch kan men deze indices voor ons doel wel gebruiken.
1-let blijkt dan, dat in 1937 de algemeene index van de
industrieele bedrijvigheid het record van 1929 heeft over-
schreden
3).
Dit was uitsluitend toe te schrijven aan de
voortbrenging van niet-duurzame consumptiegoederen,
die in 1935 reeds w6der op het niveau van 1929 stond en in 1937 dat niveau aanzienlijk overschreed. Daarentegen
bleef de voortbrenging van duurzame goederen hij het niveau van 1929 ten achter. Eerst in 1940, d.w.z. ruim
10 jaren later, werd het vorige record-niveau overschreden.
Dit is uitsluitend het gevolg van de langdurige stagnatie
in de productie van kapitaalgoederen; hierdoor wordt –
de aard van de Amerikaansche conjunctuur in het vierde
decennim van deze eeuw duidelijk geïllustreerd.-
Een ander kenmerk van de opgaande conjunctuur tot
1937 is de veranderde positie van het particuliere
,
bank-
wezen. Terwijl vroegere Amerikaansche conj unctuurcycli
op direct6 of indirecte wijze door het bankwezen gestimu-
leerd werden, is hiervan na 1933 geen sprake meer geweest.
Het bankwezen is tot op zekere hoogte een passief in-
strument in de conjunctuurbeweging geworden. De
credietverleening geschiedt door den Staat rechtstreeks
of door de credietinstellingen, die de Staat heeft opgericht;
het particuliere bankwezen is op deze wijze voor een deel een beleggingsinstituut voor staatsfondsen geworden. (De
gevolgen van deze veranderingen voor de kapitaalmarkt
zullen nog nader worden belicht.) In nauw verband met
deze veranderingen staat ook het feit, dat de openbare
schuld in de hoogconjunctuur tot 1937 aanzienlijk is toe-
genomen, terwijl deze in vroegere hausses verminderde.
De genoemde kenmerken zijn voor een belangrijk deel
uit een gemeenschappelijke oorzaak te verklaren. Hoewel
de opgaande conjunctuur van 1933-1937 en de huidige
phase van de Amerikaansche conjunctuur in verschillende
opzichten een overeenkomstig beeld vertoonen, zijn er
toch groote verschillen te constateeren. Want de con- –
junctuur in de Vereenigde Staten in de laatste twintig
jaren kan niet grondig bestudeerd worden zonder haar te’
projecteeren tegen de belangrijke verschuivingen, welke
zich in die periode in de maatschappelijk leven van dat
land hebben voltrokken.
De conjunctuurbeweging in de Vereenigde Staten speelde
zich tot 1933 at in een Vrije ruilverkeersmaatschappij,

Deze indices zijn die van de Federal Reserve Board.
Dit feit is eerst naar voren gekomen bij een her-
zienireg van den duden index van de Federal Reserve
Board in 1940. In den nieuwen index heeft men een grooter
gewicht toegekend. aan de nieuwe industrieën. Zie Kier-
voor hét artikel ,,New Federal Reserve Index of n-
dustrial production” i.p het Federal Reserve Bulletin van
Augustus 1940.

490

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1941

van 1933 tot 1940 in een matschappij met sterke staats-
interventie, die het economische systeem een haifslachtig
karakter gaf, en in den laatsten tijd in een maatschappij,
waarin de Staat op allerlei gebieden verder heeft inge-
grepen ten behoeve van een snelle bewapening.

De snelle Perbetering Qan de conjuncueur in
1936
en begin
1937.

Deze periode valt midden in de uitvoering van de
New Deal-politiek, die o.a. het op gang brengen van het
economisch leven door middel van groote staatsuitgaveii
beoogde. 1-let kan niet ontkend worden, dat het economisch
leven door deze uitgaven werd gestimuleerd; de achter-stand, die door de langdurige depressie was in te halen,
schiep betrekkelijk gunstige voorwaarden voor een herstel
van de industrieele bedrijvigheid, welke vooral in den loop
van 1936 zeer bélangrijke afmetingen aannam, zoo zelfs,
dat aan het einde van dat jaar en in het begin van 1937
van een ,,boom”, het zeer gevorderde stadium van een
hoogconjunctuur, gesproken kon worden. In dit opzicht was dus, naar het scheen, een van de doeleinden van de
nieuwe economische politiek bereikt en kon de Staat zich
op dit gebied gaan terugtrekken. Inderdaad werd dan ook
in 1936 besloten tot verlaging van de staatsuitgaven, een maatregel, die echter eerst in 1937 effectief zou worden.
De verhooging van de koopkracht van de bevolking,
waarop deze hoogconjunctuur steunde, was toe te schrijven
aan de stijging van de totale loonsom (als gevolg van de
wettelijk en vrijwillig doorgevoerde loonsverhoogingen en
van de vermindering van de werkloosheid), aan dé ver-
groote aankoopen op afbetaling—een verschijnsel, dat zich
in gunstige tijden altijd voordoet – en tenslotte aan de
groote winsten, welke in die periode in de industrie werden
gemaakt. Dit waren de gewone verschijnselen van een
opgaande conjunctuur. Maar het proces werd in 1936
nog versterkt door twee incidenteele factoren, nl. door de
uitkeering van den veteranenbonus en door de extra-
winstuitkeeringen van ondernemingen als gevolg van de
aangekonçligde belasting op de onverdeelde winsten.
De sterke verhooging der consumptieve koopkracht
•had onder normale omstandigheden aanleiding kunnen
geven tot een verdere verbetering van de conjunctuui.
Eind 1936 en begin

1937 was de situatie zoo, dat zich
hier en daar zgn. ,,bottle-necks” voordeden, d.w.z.
dat de productiecapaciteit op verschillende gebieden
niet voldoende was om aan de toenemende vraag te vol-
doen. De toestand was, van dezen kant beschouwd, dus
gunstig voor het in werking treden van het ,,versnellings-
principe”, dat hierop berust, dat bij een volledige be-
zetting van het productieapparaat een verdere kleine uit-

breiding van de vraag naar consurnptiegoederen tot eèn
sterke vergrooting van de vraag naar kapitaalgoederen
zal leiden. Want juist op het gebied van de productie
van kapitaalgoederen (o.a. bij de Spoorwegen, public uti-
lities en in den woningbouw) was een groote achterstand
in te halen.

Het versnellingsprincipe werkte echter niet in voldoende
mate, en dientengevolge trad de toestand in, dat de op-
gaande conjunctuur afbrak, terwijl er voldoende investee-
ringsmogelijkheden waren en ervan een tekort aan kapitaal
in de Vereenigde Staten zelf geen sprake was. Het zijn
Vooral twee oorzaken, welke tot dezen toestand hebben
geleid, nl. het wantrouwen bij de ondernemers en het ont-
breken van een elastisch aanbod van crediet. Over beide
een enkele opmerking.

Beteekenis oan de New Deal poor de A,nerikaansche con-
jurctuur.

De New Deal-politiek is niet,als een geslaagd experiment
te beschouwen. In haar doelstelling beteekende zij een
principieele breuk met het Amerikaansche individualisme
op economisch en sociaal gebied. Daardoor wikkelde Roo-
sevelt zich in een strijd met het bedrijfsleven, die feitelijk
onbeslist is gebleven. Wel werden een groot aantal her-

vormingen op industrieel, agrarisch, fiscaal en mônetair
gebied ingevoerd, maar het kan moeilijk erkend worden,
dat de economische orde in de’ Vereenigde Staten in 1940
geheel overeenkwam met hetgeen de New Dealers zich daarvan hadden voorgesteld.
– Maar juist het compromis, dat telkens gesloten werd,
leidde er toe, dat de ondernemers, die uiteindelijk de
dragers van het economisch herstel zouden zijn – dat
impliceerde o.a. de budgetpolitiek – wantrouwend bleven
en niet tot investeeringen op groote schaal overgingen.
Of dit wantrouwen nu een gevolg was van de sterke
stijging van de bonen, of welvan andere factoren, doet hier
weinig ter zake. Een feit is het, dat op deze wijze niet
een brug kon worden geslagen tusschen de openbare
uitgaven en de particuliere investeeringen. Daardoor
moest het herstel, dat door de openbare uitgaven (waarvan
slechts een betrekkelijk gering deel rechtstreeks tot
nvesteeringen leidde) op gang was gebracht, instorten,
toen de staatsuitgaven in 1937 verminderden:

1-loewel wij aan dezen factor de voornaamste beteekenis
zouden willen toekennen, hebben ook andere factoren
tot de conjunctureele inzinking van 1937/38 bijgedragen.
Een daarvan, het ontbreken van een elastisch crediet-
aanbod, verdient nog speciale aandacht.
De opgaande conjunctuur van 1936/37 was, zooals
reeds opgemerkt, voornamelijk in het leven -geroepen
door een sterke stijging van de consumptieve uitgaven der bevolking. De grafiek laat duidelijk zien, hoe sterk
de productie van niet-duurzame goederen is toegenomen.
Ondanks dit feit kon van een
tekort
aan kapitaal in de
Vereenigde Staten niet worden gesproken. En toch was
er een situatie aanwezig, dat de opgaande conjunctuur
afbrak, mede als gevolg van een te gering
kapitaalaanbod,
een factor, waarop zoowel de voorstanders van de mone-
taire als die van, de niet-monetaire overinvesteerings-
theorie wijzen. –

De groote goudstroom naar de Vereenigde Staten had
tot een groote liquiditeit van het bankwezen geleid. Toen de conjunctuur zoo sterk verbeterde, waren de monetaire
autoriteiten bevreesd voor een inflatorische ontwikkeling
van het economisch leven; zij namen daarop een aantal
maatregelen
4)
– belemmering van de effectenspeculatie, sterilisatie van den goudïnvoer, verhooging van de ver-
plichte kas voorraden van de member banks” – waardoor
de liquiditeit der banken sterk verminderde en deze zelfs
overgingen tot het verkoopen van staatsobligaties-. In
het land, overvloeiende van kapitaal, werd het aanbod
kunstmatig beperkt op een moment, dat de kapitaalmarkt
willig had moeten zijn om de particuliere investeeringen
direct of indirect te helpen financieren. Daarbij komt nog,
dat het uitgeven van emissies bemoeilijkt werd door allerlei
bepalingen. De wet op het emissiebedrijf, de bankwetten
van 1933 en 1935 en de fiscale maatregelen, alle uitingen
van de New Deal, vormden een ernstige belemmering
voor een soepel aanbod van kapitaal. De weg, die het
juiste midden hield, werd ook
01)
dit gebied niet bewandeld.
Na het voorafgaande is het betrekkelijk gemakkelijk
in te zien, dat de hoogconjunctuur van 1936/37 moest
afbreken. Er trad een vrij ernstige inzinking van het
economisch leven van de Vereenigde Staten in, welke
ongeveer een jaar duurde. Tot het daarop volgende herstel
droegen vooral de aanzienlijke overheidsuitgaven bij,
waartoe in 1938 opnieuw werd besloten.

De huidige bewapen ingscorjunctuur.

Toor de tweede maal 4 edert 1929 bevindt het econo-
misch leven van de Vereenigde Staten zich thans in een
toestand van groote activiteit. Vanzelf rijst de vraag,
of de huidige conjunctuuropgang te vergelijken is met
dien van 1936/37. Naast overeenstemming zijn er een
groot aantal verschilpunten te constateeren.

•4)
Op de beteekenis van deze maatregelen hopen wij
elders uitvoeriger terug te komen.

46

20 Augustus 1941

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

491

Het eerste groote verschilpunt is, dat. de overheids-
uitgaven thans in stijgende mate toenemen, terwijl in
1936/37 juist een geleidelijke vermindering intrad. Hieruit
is een tweede verschil af te leiden. Uitgaven ten behoeve
van bewapening beteekenen in dezen oorlog, waar de
technièk zoo’n groote rol speelt, de omschakeling van de
productie van consumptiegoederen op die van productie-
middelen. De overheidsuitgaven worden dan ook voor een
belangrijk deel gebruikt voor investeeringen, terwijl de
overheidsuitgaven van 1933 tot 1937 slechts voor een naar
verhouding gering gedeelte tot investeeringen leidden.
Zoowel de vorenstaande grafiek als de hieronder volgende
indices van de productie van duurzame goederen – yalke
cijfers betrekking hebben op twee perioden van groote
activiteit in het economisch leven van de Vereenigde
Staten – laten dit verschijnsel duidelijk tot uiting komen.

Amerikaansche productie-indices
5)
(1935-1939 = 100).

Staal-

Machine- Scheeps- Vliegtuigen-

1937
industrie industrie
bouw
.
industrie

Januari


139
119
98 101

Februari
141
125
101
108

Maart
148 130 117 116

le kwartaal
143
125
105 108

1941
Januari
170
168 280
672

Februari
172
177
307
728

Maart
181
186
332
751

le kwartaal

174

177

306

727
r1
er
ijl de hoogeonjunctuur van 1936/37 voor een be-
langrijk deel gestimuleerd werd door de productie van
consumptiegoederen, springt het overwicht van de pro-
ductie van kapitaalgoederen thans sterk naar voren.
Dit neemt niet weg, dat ook ae productie van consumptie-
goederen zeer belangrijk stijgt. En hier ligt een van de.

huidige moeilijkheden voor de Amerikaansche volkshuis-
houding en inzonderheid voor het Amerikaansche pro-

ductie-apparaat.
1-let schijnt, dat in de laatste maanden een interessante
strijd gevoerd wordt over de productie van consumptie-
goederen. En wel in tweeërlei richting. In de eerste plaats
over de vraag,
01
er beperkende maatregelen ten aanzien

van de consumptie genomen dienen te worden. Zoolang
er nog onbenutte productiecapaciteit en werkloosheid
zijn, schijnt de regeering niet tot een beperking van de
consumptie te willen overgaan. Uit de enorme stijging van de industrieele productie is echter af te leiden, dat
een toestand van volledige benutting van het productie-
apparaat niet ver meer af kan zijn. En zeker is dat op
bepaalde gebieden reeds het geval. In deze richting wijst
o. a. de strijd tusschen 1-lenderson en de leiders van de
staalindustrie over de uitbreiding van dezen bedrijfstak.
Daaruit blijkt, dat men thans ook reeds met de na-ôorlogsche
problemen rekening houdt. Want in tegenstelling tot de

leiders van de staalindustrie, is FIenderon van meening,
dat een vergrooting van de staalcapaciteit ook na den
oorlog noodig zal zijn in verband met de dan te ver-
wachten grootere civiele behoeften.
Een ding staat echter vast. De economische structuur
van de Vereenigde Staten laat een groote opvoering van de productie en daarmede een stijging van het nationale
inkomen toe. Daaruit kunnen voor een min of meer
belangrijk deel de middelen voor de oorlogsfinanciering
worden opgebracht. In hoeverre dit zal geschieden, hangt
af van de mate, waarin het de regeering gelukt om de
gestegeu koopkracht voor de toenemende oorlogsuitgaven aan te wenden. Dit is niet in de eerste plaats een financieel

5)
Bron: Federal Reserve Bulletin van Augustus 1940

en Mei 1941.

vraagstuk, maar een vraag, die de goederenzijde zeer
nauw raakt. Want de Amerikaanche conjunctuur vertoont nu voor
een deel de klassieke kenmerken van een ,,boom”-periode,
ni. stijgende loonsommen, waarvan eenbelangrijk deel voor
consumptieve doeleinden wordt besteed. Dit leidttot
een verhooging van de productie van consumptiegoederen
en daarmede ditmaal tevens tot een stimuleering van de
particuliere investeeringen. In tegenstelling tot de hoog-
conjunctuur van 1936/37 is thans, indien daartegen geen
maatregelen worden genomen, een groote activiteit op
het gebied van de particuliere investeeringen te ver-
wachten. Dit versterkt de opgaande conjunctuurbeweging.

Zoolang daarom de Vereenigde

Staten het noodig oordeelen
de oorlogsuitgaven voort te zetten, is met èen zeer groote
industrieele activiteit te rekenen. Terwijl echter in
.1936/37 de hoogconjunctuur zich had kunnen handhaven,
indien de particuliere investeeringen de plaats van de
overheidsuitgaven hadden . ingenomen, is het vraagstuk
thans van geheel tegengestelden aard. Thans
is
het groote
probleem om de particuliere investeeringen tot een zoo-
danig peil terug te dringen, dat daardoor schaarschte aan goederen wordt vermeden en het gevaar van een inflato-

rische prijsstijging wordt voorkomen. Dit vraagstuk ver-
dient echter een afzonderlijke bespreking.

v.d.V.

HET INGRIJPEN VAN STAATSWEGE IN

OORLOGSTIJD IN DE ZWEEDSCHE

ZEE VAART.

In een voorgaand artikel
1)
gaven wij een overzicht van
de ontwikkeling der Zweedsche zeevaart sinds het uit-
breken van den huidigen oorlog. Deze ontwikkeling stond
onder tal van invloeden, waai,van de belangrijkste ge-
vormd werd door de oorlogvoering zelf.
Daarnaast is echter in Zweden een aantal maatregelen
genomen om de zeevaart zoo goed mogelijk te onderhouden
vanwege het groote landsbelang, dat hiermede verbonden
is. Tot dit doel is een aantal commissies in het leven ge-

roepen.

Regeling oan de buitenlandsche zeeQaart.

A. Commissie voor de Zeevaart. (Statens Sjöfartsnbmnd).

De Rijksdag en de regeering hadden reeds v66r het
uitbreken van den oorlog besloten, dat in geval van oorlog
of oorlogsgevaar de Zweedsche zeevaart van overheids-wege zou worden geregeld, om de belangen van het land
zoo goed mogelijk te behartigen. Zoodra de oorlog uitbrak,
werd de behandeling van deze zaken opgedragen aan een

zeevaartcommissie.
In deze commissie zaten Landshövding Jacobsson als voorzitter en een handelsraad als vice-voorzitter, terwijl verder in de commissie zitting namen, twee reeders, een
vertegenwoordiger der importeurs, een vertegenwoor-
diger van Kooperativa FÉirbundet
2),
een vertgenwoor-

diger der scheepsbemanning, een vertegenwoordiger yan
de vakvereniging der bevelhebbers en een vertegenwo.or-
diger der houtwarenexporteurs.
In de eerste plaats had de regeling der zeevaart betrek-
king op een verbod om zonder speciale toestemming

De ontwikkeling van het Zweedsche zeescheepvaart-
verkeer sinds het uitbreken van den oorlog, E.S.B. van 13
Augustus 1941, No. 1334, blz. 481.
K.F. is de coöperatie der consumentencoöperaties.
Zij omvat ongeveer
1/3
van het aantal huisgezinnen en

bezit een margarinefabriek, twee – meelfabrieken, een schoenfabriek, een uitgeverij, enz. K.F. is dus zeer bij
den import geïneresseerd.

.

492

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1941
Zweedsche vaartuigen in handen van buitenlanders te doen
overgaan, of Zweedsche vaartuigen in tijdsbevrachting
aan buitenlanders te verhuren. In de enkele gevallen,
waarin toch vaartuigen aan buitenlanders verkocht zijn,
betrof dit eenige verouderde visschersschepen en een
aantal voor buitenlandsche rekening op Zweedsche
werven gebouwde schepen, voor welke een licentie was
gegeven.
In een tweede wet werd bepaald, dat het verboden was
met 2eedsche schepen grooter dan 200 brt. goederen te
vervoeren tusschen buitenlandsche havens, of tusshen
een buitenlandsche en een Zweedsche haven, zonder toe-
stemming van den Koning, of van een door dezen daartoe
aangewezen instantie. Hierdoor is de zeevaartcommissie
in staat, om door middel van licenties het vervoer ter
zee te regelen, zoodat de noodzakelijkste importgoederen
kunnen worden ingevoerd en de meest gewenschte export-
goederen uitgevoerd. Van de bevoegdheid tot het naar
huis dirigeeren van vaartuigen is vooral gebruik gemaakt
met betrekking tot de trampvaart, daar de lijnvaart haar
oude diensten nog zooveel mogelijk uitvoerde.
In het begin heeft men de licentieregeling beperkt tot
het buitenlandsche verkeer. Daar echter verschillende
vaartuigen overgingen van de buitenlandsche vaart op
de binnenlandsche, werd bij de wet van 21 Maart 1940,
in overleg met de transportcommissie (zie onder B), een
licentieregeling ingevoerd voor het verkeer tusschen
Zweed.sche havens voor schepen grooter dan 350 brt. De
kort daarop plaatsvindende versperring van het Skagerak
heeft meegebracht, dat alle vaartuigen, welke ingeschakeld
konden worden in de kustvrachtvaart, een licentie krach-tens deze regeling hebben verkregen.

Regeling der orachttarie pen.

De bedoeling van de oprichting van de zeevaartcom-missie was tevens om door een regeling van de vracht-
tarieven de prijsvorming in het land in bedwang te kunnen
houden. Deze taak was zeer moeilijk. De bedrijfskosten
van de vrachtvaart op het buitenland begonnen onmiddel-
lijk te stijgen door de oorlogsverzekering; de oorlogsloon-
toeslag, de oorlogsschade-verzekering en door den langeren
reisduur. Vooral dit laatste was een zeer variabel element,
dat bij een regeling en vaststelling der vrachttarieven
groote moeilijkheden meebracht. Bovendien moest nog
een redelijke winst behaald kunnen worden. De commissie was van meening, dat een bedrag van 15 pCt. der vroegere
cascowaarde boven de genoemde kostenelementen vol-
doende was om de afschrijvingen, belastingen en rentelas-
ten te dekken.
Men begon met een regeling van de tarieven voor het
kolen- en cokesvervoer. Op 25 October 1939 werden maxi-
miimvrachten vastgesteld voor reizen op Zweden van uit
Britsche, Nederlandsche of Belgische havens. In December
kwamen er klachten van den kant der reeders, daar de
kosten voortdurend waren opgeloopen, o.a. door de
in het vorige artikel gememoreerde moeilijkheden bij
Falsterbo. Op 8 Januari kwam dan oôk een nieuwe rege-
ling tot stand met terugwerkende kracht ‘voor contracten, afgesloten na 7 December.
Door de moeilijkheden tengevolge van de ijsblokkade
moesten opnieuw nieuwe tarieven ingevoerd worden, het-
geen geschiedde op 29 Januari 1940.
Op 20 Juni, toen dus de Zweedsch-Duitsche handels- en
zeevaartovereenkomst gesloten was, kwam een nieuwe
regeling tot stand, waarvan de bepalingen golden voor
alle vrachtcontracten, die afgesloten waren na 14 Juni
1940. In deze regeling heeft sindsdien nog een aantal
veranderingen plaats gevonden in verband met het weer
openen van de vaart op Rotterdam en Amsterdam eener-
zijds en met den zwaren ijsgang en het dichtvriezen van
de vaarwateren gedurende den winter anderzijds. Deze wijzigingen werden echter sinds 15 Augustus 1940 niet
meer uitgevoerd door de zeevaartcommiSsie, maar door de

verkeerscommissie, daar inmiddels bij de wet van 1 Augus-
tus 1940 was bepaald, dat de werkzaamheden van de
zeevaartcommissie en van de onder B. te behandelen
transportcommissie van 15 Augustus 1940 af verricht
zouden worden door de Statens trafikkommission (Ver-
keerscommissie).

De tarievenregeling van
29
Mei
1941.

Laatstgenoemde commissie vaardigde op 39 Mei 1941
wederom een nieuwe regeling uit, welke aanmerkelijk
gedetailleerder was dan de regeling van 29 Juni 1940.
Teneinde een indruk te geven van de gedetailleerde wijze,
waarop deze aangelegenheid thans is geregeld, laten wij
den tekst hier in extenso volgen. (Overgenomen uit
Svensk Flagg van 10 Juni).

,,Statens trafikkommission heeft den 29en Mei 1941 be-
sloten, dat in het vervolg licenties zullen worden verleend
voor reizen van Zweedsche vaartuigen naar Zweden met
kolen en/of cokes e.d. van havens aan de Oost- of Noord-
zee onder de hieronder vermelde voorwaarden.

§ 1.
Berekening van de lading.

Lid 1: Een lading of deel daarvan, bestaande uit eier-
briketten, cokesgruis,, kolen- of bruinkoolbriketten en/of
cokes, zal ter berekening der vracht omgerekend worden
in een gelijkwaardige kolenlading door vermenigvuldi-
ging met het hieronder aangegeven getal.
Eierbriketten
………………
1,05
Cokesgruis
………………..
1,10
Kolen- en bruinkooibriketten . . . . 1,15
Coles

…………………….
1,25
De in de tabellen aangegeven basisvrachten en vracht-
toeslagen, evenals de vergoedingen voor het overliggen,
gelden eveneens voor de aldus in gelijkwaardige kolen-
ladingen omgerekende ladingen.

Lid 2. Onder een ton wordt ‘verstahn een metrieke ton
van 1.000 kilogram cognosementsgewicht.

2.
Bas isorachten.

Basisvrachten worden berekend volgens de tabel. Deze
basisvrachten gelden vanaf Hiilsingborg tot en met Kalmar.

§ 3.
Vrachuoeslagen.

Lid 1. Ligt de haven van bestemming ten Noorden van
Htilsingborg of ten Noorden van Kalmar, dan wordt de
bestemmingstoeslag volgens de tabel toegevoegd.

Lid 2. Voor vaartuigen, welke een licentie hebben ver-
kregen om in ballast van Zweden naar een büitenlandsche
haven te varen om kolen en/of cokes e.d. te laden, wordt een ballastvergoeding toegevoegd volgens de tabel.

Lid 3. Gaat de ladings- respectievelijk lossingstijd de
in S 4 aangegeven normale tijden te boven, dan wordt een
overligvergoeding toegevoegd volgens de tabel. Bij toe-
passing van genoemde tabel wordt als de dag 24 uren
beschouwd. Duurt de laadtijd korter dan de normale laad-
tijd, dan zal dit geen aanleiding geven tot een verminde-
ring of een wegvallen van de overligvergoeding, die even-
tueel voor het lossen is betaald. Deze bepaling geldt ook
omgekeerd.

§ 4.
iVorinale laad- en lostijden.

Lid 1. De normae laadtijd wordt voor iedere lading beschouwd te zijn 60 uren + 20 uren per 1000 ton (of
naar evenredigheid voor een deel daarvan). Het aantal
tonnen heeft betrekking op de gelijkwaardige kolenlading.
De laadtijd wordt berekend per dag van 24 uren.

Lid 2. De normale lostijd wordt voor iedere lading be-
schouwd te zijn 2 dagen + 0,8 dag per 1.000 ton (of
naar evenredigheid voor een deel daarvan). Het aantal
tonnen heeft hier betrekking op de gelijkwaardige kolenla-
ding. Met een dag wordt hier bedoeld de gewone arbeidsd ag.

20 Augustus 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

493

Vrachten en Qrachttoesla gen.


Basisvrachten, resp. vrachttoeslagen
in
kronen
per metrieke ton voor

de eerste
de volgende
gedeelte boven
250
ton
750 ton
de
1000
ton

van
een en dezelfde lading

Haven van vertrek:
basisvracht

16
50
11
:
25
7
:
25 24
: –
14
:
50
9

Oostzeehavens

…………………………………..

30
: –
17
: –
10
:
50

Rendsburg

……………………………………….
Duitsche Noordzeehavens inclusief Deifziji

……………..
31
:
50
19
:

12
: –
Andere Nederl.

havens dan

Deifziji

…………………..
Antwerpen
33
: –
19
: –
12

Haven van bestemming:
bestemmingstoeslag.

2
:
75
1
:
50
1
In

Bohuslan

ten

N.

van

Göteborg

……………………
ton N. van I-Ialsingborg

t.e.m.

Göteborg

……………..
1
:
75
1
: –
0
:
75
ten N.

van

Kalmar t.e.m.

Norrtalje

…………………
1
: –
0 :—
0
: –
2
:
25
0
: –
0 2
:
25
1 :
25
1
tenN.

van

Sundsvall

…………………………….
3:75
2:—
1:50

ten

N.

van

Norrt5lje

t.e.m.

Gavle

…………………..

Havens aan Malaren excl. Stockholm
1)
2
:
25
1
:
25
1

ten

N.

van

Gâvle

t.e.m.

Sundsvall ……………………

3

..

:
75
2
: –
1
:
50
ten

N.

van

Göteborg t.e.m.

Göta

…………………….
tenN.vanGöta

t.e.m.

Vargön

…………………….

.

5:25 3:—
2:-
Havens aan het Vanernmeer
2)
.6
:
75
3
:
75
2
:
75

Havens van vertrek bij de thuisreis:
ballasttoeslag

2
:
75
1
:
75
0
:
75
Oostzeehavens

……………………………………
5
: –
3
:
25
1
:
25
Rendsburg

……………………………………….
Duitsche Noordzeehavens inlusief Delfzijl
7
: –
4
:
25
1
:
75

Havens waarvoor overligvergoeding wordt gegeven:
overligvergoeding per dag,
voor het begrip dag zie §
S
lid
3

0
:
95
0
:
50
0
:
15
1
:
05
0
:
60
0
:
20
Zweedsche

havens

…………………………………
Duitsche

Oostzeehavens

……………………………
Duitsche en Nederl. Noordzeehavens (mcl. Rendsburg) evenals
Antwerpen

…………………………………….
1
:
35
0
:
90
0
:
35

Het lossen voor rekening van den ontvanger kanaalgelden op vaartuig en lading voor rekening van
Het lossen voor rekening van het vaartuig J het vaartuig.

§ 5.
Speciale bepalingen.

De commissie voor de brandstoffen vergoedt de door
de reederij gemaakte kosten voor de oorlogsverzekering
van het vaartuig voor zijn reis onder deze bepalingen.
Voor het verkrijgen van een dergelijke vergoeding moet
de reeder bij de brandstoffencommissie de grootte der
betrokken premiekosten bewijzen. De reederij moet de
verzekering onderbrengen bij de oorlogsverzekerings-
commissie, bij welke om practische redenen deverzekering
zoowol voor de heen. als voor de terugreis geteekend zal
worden. De bevrachting moet geschieden door een Zweed-
schen makelaar, bij voorkeur door een beëedigd scheeps-
makelaar. Bij aanvrage van de reislicentie zal zijn naam
opgegeven worden.
Bovenstaande vrachten zijn gebaseerd, op een bevrach-
tingscommissie van 4 pCt,, waarvan 2 pCt. voor den
Zweedschen makelaar, voor vaartuigen met lading van
maximaal 500 ton, voor grootere vaartuigen 2j pCt., waar-
van 11 pCt. voor den Zweedschen makelaar. Een hoogere
commissie dan de hier genoemde mag niet in rekening
worden gebracht, evenmin eenige retourcommissie of een
vergoeding in anderen vorm voor den bevrachter of den
losser. De bevrachting zal geschieden op basis van het
,,Deut-kohle” vrachtcontract of, bij kleinere vaartuigen,
een overeenkomstig formulier, ook in het geval van vracht-
betaling achteraf. De door de verkeerscommissie vastge-
stelde ijsclausule zal van kracht zijn.
Het vrachtcontract moet de bepaling inhouden, dat de
ligtijd in de laadhaven berekend zal worden als één geheel
zonder eenigen aftrek voor den wachttijd of het afbreken
der lading op grond van oorlogsomstandigheden of andere
oorzaken. Als ligtijd, waarvan hier sprake is, wordt even-

eetis beschouwd het oponthoud tengevolge van een afvaart-
verbod of een geëindigd laden, beide op bevel van de
autoriteiten.
Zou het Kielerkanaal door een andere oorzaak dan
ijs versperd worden en daardoor aanleiding geven tot een
oponthoud voor het vaartuig van meer dan 168 uur, dan
zal de vergoeding voor een dergelijk oponthoud berekend
worden als voor den overligtijd volgens de voor de Noord-
zeehavens geldende bepalingen, waarbij echter cle vergoe-
ding, die de reeder eventueel van den verzekeraar voor
een dergelijk oponthoud zou kunnen krijgen, zal worden
afgetrokken. Yergoeding voor eventueelen overligtijd op de
ladingsplaats wordt in Zweden door de commissie voor de
brandstoffen geregeld en betaald. De reeder of de bevel-
hebber van het vaartuig is verplicht, een verhoorlijken
tijd voor de berekende aankomst bij de verkeerscommissie
inlichtingen te vragen omtrent de lossingshaven en dit
bevel op te volgen, ook indien het een afwijking mee zou
brengen van de licentie of het vrachtcontract. Bij zulk een
afwijking zal de vracht worden berekend volgens het
voor de werkelijke losplaats gedende tarief.” Het nieuwe van deze regeling was, dat de commissie
voor de brandstoffen het risico heeft overgenomen door
de betaling der premie aan de oorlogsverzekeringscommis-
sie. Dit was voordeelig voor de moderne tonnage vanwege
de hooge premie, die vooi’ de moderne tonnage moet
worden betaald.

Naast deze regeling voor kolen- en/of cokesvrachten
kwam in Juni van het vorige jaar een regeling voor erts-
lasten tot stand en in den nazomer een regeling voorde
houtvrachten in overeenstemming met de Duitsche vak-
groep reeders.

494

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1941

Inmiddels is ook in deze tarieven van deze regelingen
een aantal veranderingen aangebracht. Deze regelingen
grijpen zeer diep in. De prijzen, welke de reederijen in
rekening kunnen brengen voor het vervoer, zijn volkomen
vastgesteld. Dat tengevolge van den langen reisduur
hieruit wel groote verliezen voor de scheepvaart zijn
voortgevloeid, spreekt vanzelf; vooral voor de kleine
reederijen was deze regeling vaak funest. Dit neemt echter
niet weg, dat er alle aanleiding bestaat te vermoeden,
dat het geheele land nog meer verliezen zou hebben gele-
den, indien deze regeling had ontbroken.
Wat het verkeer over den Oceaan betrof, kon meestal worden volstaan met het goedkeuren der door de reede-
rijen vastgestelde tarieven. Slechts voor graan, sojaboo-nen, oliekoeken, meel, ruw ijzer, schroot, suiker, zwavel
en asphalt zijn van overheidswege vrachttarieven vast-
gesteld. Ook hij de uitgaande ladingen kon men zich meestal beperken tot een goedkeuring der betrokken
overeenkomsten.

Regeli’ yan het bnnenlzndsche fr.
voer.

B. De transportcommissie. Statens transportkommis-

sion).
Naast de sub A besproken commissie, welke dus tot taak
had de buitenlandsche zeevaart te regelen, stond de trans-
portcommissie, die the totale binnenlandsche vervoer
moest regelen, met inbegrip van de binnenlandsche zee-vaart. Volgens de instructies voor deze commissie heeft
zij o.a. met betrekking tot de zeevaart twee uiterst be-
langrijke taken:

1. het voorbereiden en uitvoeren van plannen betref-
fende een zoo rationeel mogelijk gebruik der voorhanden zijnde tonnage; en

H. het voorbereiden en geven van voorschriften omtrent
het gebruik van havens en los- en ladingsinstallaties.
Deze taak is zeker niet gering. De opstoppingen in het
vervoer in September 1939 ten gevolge van de olierantsoe-
neering en in November/December tengevolge van de
moeilijkheden bij Falsterbo en de verdeeling der schepen
over het geringe aantal havens, dat nog open was tijdens
de ijsblokkade, waren alle problemen, die om een zoo spel
mogelijke oplossing vroegen. Een bevredigende oplossing
werd in samenwerking met de zeevaartcommissie ver-
kregen door de instelling van een ijsclausule en een
dirigeeringsclausule.
De
ijsclausule heeft betrekking op reizen met kolen en/of
cokes naar Zweden. De reederij heeft het recht het vracht-
contract op te zeggen, wanneer het vaartuig door ijsgang
wordt verhinderd de haven van lading binnen te loopen,
of het gevaar bestaat, dat het schip in deze haven vast zal
vriezen. Is de bëvelhebber bevreesd voor vastvriezen,
dan kan hij vertrekken zonder lading ingenomen te heb-
ben, resp. met het reeds ingenomen deel der lading. Wat de
haven van lossing betreft kan, indien het vaartuig daar
niet aan kan loopen, de bevelhebber of de reederij bij de
verkeerscommissie een andere haven aanvragen. De bevel-
hebber mag, indien hij vastvriezen vreest, de haven ver-laten met het nog niet geloste deel der lading en dit deel
in een andere aangewezen haven lo en. Nooit bestaat de
verplichting, om met het vaartuig het ijs te forceeren.

De
dirigeeringsclausule
bepaalt, dat elk schip, dat een
licentie heeft verkregen, zich v.erplicht, om bij het binnen-
loopen naar een door de commissie aangewezen haven te
varen. Natuurlijk bracht dit voor de reederijen extra
kosten mee, maar het voorkwam een chaos, aangezien
anders de mogelijkheid bestond vail opeenhoopingen in
een enkele haven.
Na de ijsblokkade van den winter van 1940 werden
plannen uitgewerkt tot een rationeel gebruik van de
kustvaart, teneinde zooveel mogelijk schepen vrij te krijgen
voor de buitenlandsche vaart. Na den inval in Noorwegen
werd di.t echter geheel overbodig. Toen moest evenwel
getracht worden, de kustvaart zoo goed mogelijk te doen

plaats vinden in verband met het olie gebrek. In April
1940 bedroeg de olie-toewijzing 60 pCt. van het normale
verbruik voor een zeilschip met hulpmotor, waarvan er
een duizend in de vaart op de Oostzee in gebruik waren.
Op 19 Juni 1940 werd dit rantsoen gebracht op 30 pCt.
Gedurende Maart en April 1941 was, volgens mededeeling
van de inmiddels in de verkeerscommissie opgenomen
transportcommissie, slechts 200 m
3
vloeibare brandstof
ter beschikking gesteld. Tevens werd medegedeeld, dat
de mogelijkheid bestond, dat na April geen toewijzingen
meer zouden kunnen plaatsvinden (mededeeling van de
verkeerscommissie van 17 Maart 1941). In verband hier-
mede is met ingang van 1 Januari 1941 een fonds in het
leven geroepen, waaruit leeningen verstrekt worden voor
het aanschaffen van gasgeneratoren.
Voor de kolenstokers in de binnenlandsche vaart zag
het er evenmin gunstig uit. Vooral tijdens de ijsblokkade
leverde de beperkte toevoer van kolen moeilijkheden op.
Men was dan ook genoodzaakt gedurende de maand Fe.
bruari een aantal licenties te weigeren. Nadien werd mede-
gedeeld, dat de schepen hun stookvoorraad met hout
zouden moeten aanvullen.
Naarmate
het brandstoffen-
gebrek nijpendei’ wordt, wordt de taak der commissie
moeilijker. Man zel genoodzaakt worden, een deel van het
vervoer te doen geschieden met electrische treinen i
plaats van met schepen. In hoeverre dit overigens moge-
lijk zal zijn, hangt ook weer af van de militaire omstandig

heden. Zonder veel verbeeldingskracht kunnen wij wel
voorspellen, dat de taak van deze commissie ook in de
komende tijden zeer zwaar zal zijn.

C. De Oorlogsverzekeringscommissie. (Statens krigs-

förscikringsnamnd).
In de spannende Septemberdagen van 1938 bleek, dat
de Zweedsche zeeverze keringsmaatschappijen niet kapitaal-
krachtig genoeg waren voor het ter hand nemen van de
oorlogsverzekering. Om in deze behoefte te voorzien,’
werd op 21 October 1938 de oorlogsverzekeringscommissie
in het leven geroepen, waarin vertegenwoordigers van het
bedrijfsleven, het verzekeringswezen en het zeewezen
zitting namen. Op 10 Mei 1939 kwam de wet op de oorlogs-
verzekering tot stand. De eerste taak der commissie was
het instellen van een verzekering voor het geval van een
onverwacht uitbreken van den oorlog. Men hield nl. reke-
ning met de mogelijkheid, dat de oorlog ingezet zou wor-
den met een hevig bombardement op de voornaamste
steden, waarvan ook de neutrale tonnage het slachtoffer
zou kunnen worden. Voor dit doel werd. de ,,Svenska
Krigsförstikeringspool” opgericht, waarin de verschillende
zeeverzekeringsmaatschappijen deelnamen. Voor casco behoefde men pas de premie te betalen bij het uitbreken
van den oorlog; voor de lading werd een zeer lage
premie vooraf betaald. Zoodoende waren schip en lading
hij voorbaat tegen de oorlogsrisico’s verzekerd.
In September 1939 kwam hierin verandering en kreeg
men de eigenlijke oorlogsverzekering. Hierbij werd de
commissie opdracht gegeven zich te beperken tot de ver-
zekering of herverzekering van die schepen en ladingen,
welke van wezenlijk nut waren voor het land. In principe
worden alleen Zweedsche vaartuigen .verzekerd; alleen
in die gevallen, waarin de verzekering van een buitenlandsch
schip met een belangrijke lading niet elders kan worden
ondergebracht, wordt de verzekering bij de commissie
toegestaan. Het doel is niet het behalen van winst,
maar wel werd er in de richtlijnen voor de commissie op
gewezen, dat gepoogd moest worden, verliezen te voor-
komen. Hier moest dus gedacht worden bij de premie-
heffing, waar echter weer tegenover stond, dat zooveel
mogelijk een prijsstijging voorkomen diende te worden.
Bovendien werd de premieberekening vooral bemoeilijkt
door het ontbreken van een statistische regelmaat. In zeer
belangrijke en bijzondere gevallen was de staat bereid, het
risico over te nemen en kon men dus een zeer lage premie
heffen. Daar de grootste gevarenzone uit de Noordzee en de

20 Augustus 1941

ECONOMISCH
1
-STATISTISCHE BERICHTEN

495

overige wateren rond Groot-Brittannië bestond, vond een
uitbalanceering der premies op dé verschillende trajecten
plaats, daar de meeste routes door deze wateren loopen.
Als verzekerde. waarde werd, in verband met de waarde-
stijging der tonnage, welke altijd optreedt bij hët uitbreken
van een oorlog, 125 pCt. der vooroorlogsche ‘verzekerde
waarde aangenomen, of in. het geval ‘van een bonafiden
koop .de aanschafwaarde. Het 1ezwaar van dezen maatstaf was, dat twee gelijkwaardige schepen voor een sterk afwij-
kend bedrag verzekerd zouden kunnen zijn. Toen de com-
missie hierin verandering wilde brengen, werd echter een Ko-
ninklijke Propositie door den Rijksdag aangenomen, waarbij
bepaald werd, dat de verzekerde waarde in. principe .125
pCt. der ‘vooroorlogsche verzekerde waarde zou.’liedragen.
Dit had tevens ten doel.om
prijsstijgingen tegen te gaan en
om de speculatie in de Zweedsche ztonnage te beperken.
Bij Koninklijk Besluit ‘van 1 Maart-1940 kwam er
wederom een wijziging. Iedere scheepseigenaar kon casco
en lading verzekeren tot een bedrag van 125 pCt. Wilde
men echter een hooger bedrag, dan was dit ook mogelijk.
In dit geval kreeg men een zoogenaamde ,,slip”, hetgeen wil zeggen, dat
j
indien het schip door daden ‘van oorlog
ten onder gaat, men 125 pCt. terstond in handen krijgt,
terwijl het resteerende bedrag wordt uitbetaald, indien
binnen een belioorlijken tijd een behoorlijke vervanging
van het verloren gegane schip plaatsvindt.
Later werd aan het bovenstaande, nog het principè toe-
gevoegd, dat geen ‘verzekering werd gegeven voor een
reis, waarvân men bij voorbaat kon weten, dat deze niet
uitvoerbaar was.
Tevens bestaat er een speciale havenverzekering, daar de andere ophoudt, zoodra het schip gelost is.
Oorspronkelijk gold dit alles niet ‘voor het geval, dat
Zweden zelf in oorlog zou komen, op grond van het feit, ‘dat niets in het land tegen oorlogsschade verzekerd was.
Ook ‘hierin: is echter ‘verandering gekomen, zoodat Zweed-
sche schepen thans verzekerd zijn tot 30 dagen na ‘het
eventuecle uitbreken ‘van een, oorlog. Wat nadien zal ge-
beuren, hangt geheel af van de omstandigheden.

S. Ph. VAN O’UWERKERK.

ACHTER DE SCHERMEN VAN JAPANS

ECONOMIE,

De in ons ‘vorige artikel
i)
geschetste economische ver-
schijnselen gaven reeds den indruk, dat het er in Japan
in economisch opzicht niet rooskleurig uitziet. Twee uit-
latingen slechts om dit te bevestigen: in Augustus 1940 waarschuwde de president van de ,,Bank
of
Japan” de
nieuw opgetreden regeering in een rede, dat de bevolking zich steeds onbehaaglijker ging voelen bij het voortduren
van het conflict met China. En in een vergadering van
gouverneuis der provinciën in Oôtober gaf de Minister
van Financiën te kennen, dat zij in hun gebieden er-
voor moesten waken, dat de menschen niet onder den
invloed kwamen van ‘verkeerde, alarmeerende geruchten.
Beide uitlatingen, voorloopers van de tamelijk sombere
verklaring, waarmede prins Konoye de vorige maand
met zijn derde kabinet optrad, teekenen den toestand.

De financiën.

Vooral in financieel opzicht moet’ d& situatie zorgelijk
genoemd’ worden. Bij een conferentie met gouverneur
der provinciën in October van het vorige jaar ‘verklaarde
de Minister van Financiën, dat ‘er bij het begin van het
toen loopende belasting,jaar 12 milliard Yen bespaard moest
worden, waarvan in het eerste kwartaal reeds 3.3 mil-
hard bespaard
(vas.
Geen onaardig resultaat, zou men
zeggen. Maar wij gaan pas beseffen, welke financieele op-
‘ofleringen de oorlog in China van het land vraagt, als wij lezen, dat er sinds het begin van dien oorlog (nu dus vier,

)
Oorlog
en distributie in Japan, E.-S.B. van 16
Juli 1941.

toen drie jaar geleden) omstreeks 15 milliard Yen aan
staatsleeningen was uitgegeven, en daarbij bedenken, dat
de staatsschuld in 1924 nog maar 4 milliard Yen bedroeg, en wel langzaam .tot 5 (1925). en 8 (1928) nilhiard ‘steeg,
maar in 1933, na het’ Mantsjoekw’o-incident, toch nog
lechts 7.5 milliard bedroeg. De staatsschuld is thans
tot 30 millioen Yen gestegen.
De druk der belastingen is daardoor in enkele jaren sterk
toegenomen. In het vorige jaar bedroegen zij niet minder
dan 3.164 milhioen Yen, tegen 960 millioen in het jaar
v66r het uitbreken van den Chineeschen oorlog (1936’37)
2
).

Van deze toeneming krijgen we ook een beeld, als we,de
bedragen naast elkaar plaats.en, welke de laatste jaren
de
nieuwe
belastingen bedroegen; zij waren

voör 1937—’38

…………..70 millioen Yen

1938_:’39

…………..’. 300

1939—’40

……………200
en vooi het loopende jaar

……..450

Geen w’ondei’ dan ook, dat men drastische bozuinigingen
op de begrootingsuitgaven wil aanhregen. lIet Departe-
ment van Financiën zette het snoeimesin de uitgaven en
de Ministerraad keurde de beperkingen (die vooral staats-
omipissies – welke dus blijkbaar niet alleen een West-
Europeesch euvel zijn – en subsidies betreffen) goed. Tee-
kenend is echter wel een uitlating van de ,,Asahi Shim-boen”, die erkende, dat de voorgenomen bezuinigingen ingrijpend waren, als men ze vergeleek met die van het
vorige helastingjaar (638 d,uizend Yen tegenoer 215
duizend); maar het blad voegde da,araan toe: ach, wat
beteekent dat eigenlijk nog tegenover het enorme bedrag,
dat wij moeten opbrengen om ons financieel te hand-
haven en’ inflatie te voorkomen?
Inflatie, het spook, dat in moeilijke economische en
l’inancieele omstandigheden den menschen spoedig voor
oogen komt. 1-Toe” kan het ook anders?. De omstandig-heden zijn er misschien nog niet tea volle rijp voor, maar ze wijzen toch wel in die richting.
rral
van artikelen zijn
schaarsch geworden, en daardoor veelbegeerd. Voor-
zoover de rantsoeneering gemaakt heeft, dat aan die vraag
niet kan worden voldaan, zijn vervangingsartikelen weer
zeer in de algemeene waardeering en daardoor in prijs ge-
stegen, en ce prijsregeling heeft het niet altijd zoover kun-
nen brengen, dat de prijzen in het geheel niet hooger komen
dan in 1939; integendeel,
in
ons vorige artikel werd reeds vermeld, dat voor verscheidene artikelen aanzienlijke prijs-
tijgiiigen optraden.

Loonstopordonnancie.

Ook de bonen bleken een neiging in opwaartsche richting
te vertoonen, getuige het feit, dat de oveiheid in den
nazomer van 1939 reeds maatregelen wenschelijk achtte, om die tegen te gaan. Op 20 October trad een ,,loonstop-
ordonnantie” in werking, die loonsverhoogingen verbood.
De gang van zaken was verder gehijksoortig aan dien
bij de prijzen, hij geleek ook op de ontwikkeling, die
vij te onzent hebben kunnen waarnefrien. De loonstop-
‘ordonnantie van Otobei’ 1939 verbood’ alle loonver-
‘hoogingen, en een jaar later, toen men dezen maatregel,
al dan niet gewijzigd, moest verlengen, bealoot men de
bonen voortaan te gaan
controleeren
en
leiden
in de door
de overheid gewenschte richting. FIet Departement ,Yan
Sociale Zaken wilde nu standaardloonen gaan vaststel-len, die natuurlijk gedifferentieerd zouden moeten wor-den. Met inachtneming van de gevolgen, die verschil in
den aard van het werk, verschil in leeftijd, in ervaring,
enz.,voor de hoogte van het loon moeten hebben, worden
nu bedrijfsgewijze standaardloonen vastgesteld, die ei toe
moeten bijdragen, de beruchte inflatiespiiaal te vermijden,
zonder de bonen te doen dalen beneden het peil, dat
noodig is om te leven.

2)
960 millioen is althans ,het cijfer, dat de
Japan
T’Vee/cly Chronicle
noemt. In de E.-S.B. van 9 Sept. 1936
sprak de heer E. ,D. van Walree al van 1444 milhioen Yen.

1.

496

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.20 Augustus 1941

Bijzonder hoog is dat peil niet, zooals men begrijpt.
De Japansche arbeider heeft er altoos voor bekend ge-
staan, dat hij van een gering nominaal bedrag in naar
verhouding goeden welstand kon leven. Thans echter is
niet alleen het absolute loonpeil’laag, maar ook de wel-
vaart, bezien naar den maatstaf van het Japansche
milieu. Distributie en bepalingen tegen de weeld.e doen
hun werk en 9ok op andere punten is het lang geen
botertje-tot-çlen-boom. Noemen wij slechts het woning-
vraagstuk.

Hei won ingprobleni.

Hoe ook in dit opzicht het prijsprobleem nijpt, komt dui-
delijk aan het licht in een controverse, die het vorig najaar
ontstond tusschen de politie-autoriteiten (in dezen belast
met het bewaren van den ,,economischen vrede”) en het
Departement van Sociale Zaken.
Het Departement wilde de huren gaan vaststellen op het
bedrag, dat men verkrijgt door 1.2 pCt. per jaar van de
bouwkosten te nemen en dat te vermeerderen met de huur
van den grond en de verzekeringspremie. FIet was een
formule, op grond van een uitgebreid economisch onder-
zoek vastgesteld, en die rekening hield met de huidige
kosten van het bouwen, welke door schaarschte van ma-
terialen en arbeidskrachten niet gering zijn.
De politie deed echter opmerken, dat de aldus vast-
gestelde huren tweemaal zoo hoog zouden zijn als die,
welke in feite berekend worden, hetgeen ons niet kan
verwonderen, als we weten, dat deze op het peil van
Augustus 1938 (toen alle kosten veel lager waren) waren
gefixeerd. Zij achtte het niet gerechtvaardigd, alleen
terwille van de huiseigenaren de huren zoo belangrijk te
verhoogen, zeker niet in een tijd van prijsbeheersching
en huizennood. –

Die huizennood is zoo groot geworden, dat de Re-
geering zich genoopt ziet in te grijpen. Voor het belasting-
jaar 1940—’41 werd een plan gemaakt,.om 120.000 wo-ningen van staatswege te bouwen als althans in 1940 de
70 â 80.000, die men zich voor het toen loopende be-
lastingjaar voorstelde, klaar zouden koitien, wat met het
oog op den reeds genoemden-nood aan materialen en
arbeidskrachten verre van zeker was.
In het najaar van 1940 werd de Regeering ook aan-
bevolen, een geheel plan voor den huizenbouw op te stellen; de beschikbare bouwmaterialen zouden door
speditde bureaux zoo goed mogelijk verdeeld moeten
worden, men zou werklieden voor de bouwvakken moê-
ten opleiden, de prijzen van grond en bouwmaterialen
moeten vaststellen, en, als ook deze maatregelen tezamen
niet voldoende mochten baten, zelfs villa’s en clubhuizen
moeten vorderen om deze tot woonhuizen in te richten.
Een duidelijk teeken, hoe hoog de huizennood gestegen is!

De grond en de landbouw.

Dat de grondprijzen zeer hoog zijn geworden, leert
niet alleen het bouwbedrijf, maar ook de landbouw.
Ook de boeren zagen de prijzen van hun rijstvelden van
1937 tot 1940 met omstreeks de helft stijgen, waarvan
als oorzaken onder andere worden genoemd de poging
om de landbouwproductie nôg intensiever op te voeren,
en het bouwprogramma,, dat grond aan de boeren ont-
trekt, die anders voor de agrarische productie gebruikt
had kunnen worden. Ook werd nog aangevoerd, dat veel
geld tegen lage rente beschikbaar is, waarvan de eigenaars
blijkbaar géacht worden tegen elkaar op te bieden in een
strijd om beleggingsobjecten. Ook de pachtprijzen zijn
gestegen, als is het niet in die mate als de
gro4prijzen
zelf; werden bij deze laatste over de genoemde peripde stijgingen
van 46 en 52 pCt. genoteerd, bij de pachten varieerden zij
van 0.9 pCt. tot 27.7 pCt. In de jaren sinds 1939 echter,
nu de voorwaarden voor de landbouwproductei ongunstiger
zijn geworden – aangezien er een ernstig tekort heerscht
aan materitden (in het bijzonder aan kunstmest) en ar-
beidskrachten, en de prijzen, ook van landbouwproducten,

in bedwang worden gehouden – is db’stijging tot staan
gekomen en heeft zij zich zelfs hier endaar in een daling
omgezet.

Dat de grondprijzen echter voor den landbouwenden
stand bezwaarlijk hoog geworden zijn, komt wel tot uiting
in een plan, dat nationalisatie van landbouwgrond vraagt
en vervolgens verdeeling van het aldus beschikbaar ge-
komen land onder de boeren, waarbij b.v. iedere man 2
lan
(of wel 0.2 ha) en iedere vrouw 2/3 daarvan zou krijgen.
Het plan
is
de herleving van een maatregel uit de zevende
eeuw, bekend als het ,,handen-stelsel”, en zou in den
huidigen tijd allicht niet in precies denzelfden vorm kun-
nen herleven. Er
is
ook sprake van, dat de grootte van de
hoeven in Japan door emigratie van Japansche boeren
naar het vasteland – wij lezen van 2 millioen (!) gezinnen
in 20 jaar – zou worden bevorderd. Ook wil men trachten,
de boeren zooveel mogelijk zèlf eigenaar en Vrij van schul-
den te maken. Het is alles nog toekomstmuziek, maar het
teekent wederom den toestand.

Conclusie.

Iat dôet ook de mobilisatie van honderdduizend fa-
brieks- en mijnarbeiders voor een ,,00gsthulp”, welke
maatregel een zoojuist genoemde oorzaak van veel moei-
lijkheden: het gebrek aan arbeidskrachten, opnieuw be-
licht. Er is bij den landbouw niët anders te concludeeren
dan op de andere terreinen van het economisch leven,
die wij noemden; de conclusie kan slechts luiden, dat
de toestand moeilijk is en door de oorlogsomstandigheden
steeds ernstiger wordt.

Op schier alle gebieden zien wij moeilijkheden. De
oorlog in China nabij, die in Europa op grooteren afstand,
zijn

katalysatoren van de ontwikkeling in ongewenschte
richting. Moeilijkheden in de voorziening met de nood-
zakelijke waren drukken op de gansche bevolking. Boven
het hoofd van het bedrijfsleven hangt als een zwaard
van Damocles de bedreiging, die een embargo van
Amerika en van de gebieden van het Engelsche imperium
– denken wij slechts aan Malakka met zijn tin, rubber
en ijzererts – voorde grondstoffnvoorziening kan be-
teekenen.
Een remedie is voor deze kwalen niet licht te geven.
De Regeering roept op tot uiterste krachtsinspanning
en doet dat – daarvoor staat de opotferende vaderlands-
liefde der Japanners borg – niet tevergeefs. Maar er zijn
physieke grenzen aan- de draagkracht van een bevolking.
Vast Staat aan den anderen kant, dat de inspanning,
die de huidige oorlogstoestand vraagt, steeds grooter
wordt. Al kunnen wij dus uit de verschijnselen, die wij
in Japans economisch leven waarnemen, geen zekere
conclusie trekken omtrent de mate en het tempo, waarin
de moeilijkheden toenemen, dât zij groeien ,,in tal en last” is wel buiten kijf.
Mr.
J. EARENTS.

OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
HANDEL EN NIJVERHEID.

Grafische
Industrie. Dispensatie is verleend van het ver-
bod van verkoop en afleveren van kantoorvouwmachines,
voorzoover dit aan afnemers geschiedt, welke die machineS
uitsluitend gebruiken voor het verzorgen van eigen vouw-
werk. (E.V. 25/7/’41, pag. 1090; Stct. No. 140).
Margarine en vetzuren. Voorschriften inzake het ver-
werken en verpakken en afleveren van margarine en vet-
zureni. (E.V. 25/7/’41, pag. 1090).
Metalen. Nieuwe regeling met betrekking tot de ijzer-
en staalvoorziening voor de Nederlandsche behoefte.
Aanvulling op toepassingsverboden inzake non-ferro-
metalen. (E.V. 25/7/’41, pag. 1088; 1/8/’41, pag. 1122).
Prijsregelingen. Nadere vaststelling van prijzen inzake
pootaardappelen, inmaakglazen, citroenen, wal- en hazel-
noten. (E.V. 25/7/’41, pag. 1087; 1/8/’41, pag. 1121;
Stct. No. 144).

20
Augustus
1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

497

Rubber.
Voorschriften inzake het verwerken van tand-
rubber.
(E.V. 25/7/’41,
pag.
1090).
Turf.
Producenten van fabrieksturf moeten de door hen
in
1941
geproduceerde turf bij het Verkoopkantoor Fa-brieksturf N.V. te Assen inleveren.
(E.V. 25/7/’41,
pag.
1091;
Stct: No.
136).
Vijandelijk vermogen..
De Unie van Socialistische
Sovjet-Republieken is aangewezen als vijandelijke staat
in den zin van de verordening betreffende de behandeling
vart vijandelijke vermogens.
(E. V. 1/8/’41,
pag.
1127;
V.B.
No. 31).

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Aardappelen. Thans is geen enkele handelaar meer ge-
rechtigd consümptie-, poot- of voederaardappelen van
telers te koopen.
(E.V. 25/7/’41,
pag.
1090).
Bindtouw. Regeling betreffende het beschikbaar stellen
van zgn. ,,bindert*ine”. Voor het binden van stroo achter
de dorschmachines is uitsluitend papier-bindtouw beschik-baar.
(E.V. 18/7/’41,
pag.
1058).
Cacao. Door de Meelcentrale kan aan degenen, dlie cacao-
producten voorhanden of in voorraad hebben, de verplich-
ting worden opgelegd deze producten tegen een bepaalde
vergoeding bij haar in te leveren.
(BV. 18/7/’41,
pag.
1054;
Stct.
No. 134).
Gierkelders. Maatregelen ter stimuleering van den bouw
van gierkelders. In bepaalde gevallen kan hiertoe van over-
heidswege subsidie worden îerleend.
(E.V. 25/7/’41,
pag.
1090).
Hooi
en stroo. Verwerkers van stroo zijn verplicht zich
als georganiseerde bij de N.I.C.A. aan te sluiten.
(E.V.
25/7/’41,
pag.
1090).
Melkpoeder. Magere melkpoeder is aangewezen als distri-
butiegoed.
(E.V. 18/7/’41,
pag.
1058;
V.B. No.
29).
Paarden. Voorschriften inzake het verhandelen van paar-
den.
(E.V. 25/7/’41,
pag.
1091;
Stct. No.
138).
Slachtvee. Door de Nederlandsche Veehouderij centrale
zijn condities vastgesteld voor het slachten van voor
invriezing bestemde runderen.
(E.V. 18/7/’41,
pag.
1054
t/m.
1057).

Nadere regeling inzake de slachtcondities voor run-
deren en zgn. contractvarkens.
(E.V.25/7/’41, pag.
1091).
Zaden. Handelaren in zaaizaden van den oogst
1940
en van ouderen oogst kunnen thans verplicht worden de
voorraden daarvan bij de P.I.C.A. in te leveren tegen çen
bepaalde vergoeding.
Het vôôrkoopen van zaaizaden van den oogst
1941
zal
niet worden toegestaan.
(E.V. 18/7/’41,
pag.
1058;
Stct.
No.
134).

GELD-, CREDIET- EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN.

Loonbelasting. Nadere regeling inzake het verschuldigd
zijn van loonbelasting door binnenschippers.
(E. V. 1/8/’41,
pag.
1128;
Stct. No.
144).
Omzetbelasting. Nadere voorSchriften inzake de heffing
van de omzetbelasting met betrekking tot het inslaan van
goederen door hap.jelaren. de positie van het Duitsche
Rijk en de Duitsche Weermacht, ruwe tabak, boter, oude
materialen en afvalstoffen, de diensten van scheepsclassi-
ficatie-bureaux, zemelen en zemel-grint, en aannemers
van werken in onroerenden staat.
(E.V. 25/7/’41,
pag.
1088; 8/8/’41,
pag.
1167).
VERKEER.

Binnenscheepvaart. Besluit betreffende de laad- en los-
tijden in de binnenscheepvaart.
(E.V. 25/7/’41,
pag.
1092;
Stct. No.
140).
Goederenverkeer met
het buitenland. Het geheele goede-
renvervoer naar en via
Spanje,
behoudens een enkele uit-
zondering, is gestremd. Ook het goederenverkeer naar
.lVoor
wegen
en
Zweden
is grootendeels gestremd.
(BV. 18/7/.’41, pag.
1053; 25/7/’41,
pag.
1092).
Postverkeer. Beperking van het postverkeer met
Roe-
nienië (E. V. 1/8/’41,
pag.
1128).

MAANDCIJFERS.

ICOMBINEE1tDE MAANDSTAAT VAN
DE VIER NEDER-
LANDSCHE GROOTE BANKEN EN VAN HET NEDER-
LANDSCHE BEDRIJF VAN DE NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ.

Nederi.

(In mllioenen

lens)

Handel-Mij.

Nederi.

Banken Banken

en Ned.

30

3130

31
Juni

Juli

Juni
I
Juli

1941
1
1941

1941

1941

Aetiva:
Kas, kassiers en daggeldieenlngen

44

39

53

45
Ned. scbatkistpapier ………….709

739
1
841

875

Ander overbeidspapier

21

18

21

18
Wissels …………………….1

1

2

2
Bankiers In binnen- en buitenland

65

65

88

88
Proloog, en voorscb. op effecten .

68

59

87

77

170
168
214
210
Effecten en syndicaten
30
29
41
39
Deelnemingen (mcl. voorschotten)
11
11
23 23

Debiteuren

…………………..

211
208
278
272

15
15 19
19
Gebouwen ……………………
Dlyerse reken. (mci. oven, posten)
Belegde bestemmingsreserven
Effecten leendepôt

…………..

1
2
13

1
2 13

1
2
13

1
2
13

1150
1160
1404
1412
Passiva:
813
815
992 992
Wissels

……………………



60
60 80
.
80

Crediteuren

………………….

Kassiers en genom. daggeldleening en

3

3
24
29
28
33
2

..

2 2
2

Deposito’s op termijn …………..

13
13
13
13

Diverse rekeningen

…………..
Bestemmingsreserven …………..
Effecten leendepôt

…………..

912 922
1115
1123

170
170
210
210
Aandeelen kapitaal

…………
Reserve

…………………..
68
68
79 79

1150 11160 1 1404 11412
STATISTIEKEN.

BANKDICONTO ‘S.

N
d
Disc. Wlss.
2*28
Juni ’41
Lissabon

….
4 11

Aug. ’37
Bk

Bel.Bl.Eff.
3*
28 Aug. ’39
Londen ……..
2

26 Oct. ’39
Vrsch.InRC
3*28
Aug. ’39
Madrid

……
4

28 Nov.’38
Athene

…… 5

21

Juli ’41
N.-York F.R.B.
4

27 Aug. ’37
Batavia

……3

14 Jan. ’37
Oslo

……….
4*21 Sept39
Belgrado

……5

1 Febr. ’35
Parijs

……..
1117 Iifrt.

’41
Bèrlijn

……..3*

9 Apr. ’40
Praag ……….
3

1 Jan. ’36
Boekarest

. . . .
3 12 Sept.’40
Pretorla ……..
3

15 Mei

’33
Brussel

……2′) 25 Jan. 40
Rome ……….
4*
18 Mei

’36
Boedapest

. . . .
3

22 Oct. ’40
Stockholm ……
3* 47 Mei

40
Calcutta

……3

28 Nov. ’35
Tokio

……..
3.5 21 Juli ’41
Helsingfors

…. 4

3 Dec. ’34
Warschau ……
4* 18 Dec. ’37
Kopenhagen

.. 4

45 Oct. ’40
Zwlts. Nat. Bk.
1* 25 Nov.’36
1)
3% voor wissels, promessen
en

leeningen met een looptijd
van meer dan 120 dagen.

ZILVERPRIJS

OOUDPRIJS
Londen ‘)


N. York’)

Â’dam’)
Londen’)
12 Aug. 1941..

23
1
1,

12 Aug. 1941.. 2125
168/-
13

,,

1941..

23’/,,,
-.

13

,,

1941..

2125
1681—
14

,,

1941..

23’/,,

14

1941.. 2125
168/—
15

,,

1944..

23
1
/,

15

,,

1941..

2125
168/-
16-
,,

1941..



16

1941..

2125
168/—
18

,,

1941..

23
7
/,

18

1944.. 2125
168/—
19 Aug.1940..

23
7
/,,
34
1
/
4
19 Aug. 4940.. 2105
168/-
3 Aug. 1939..

18’/,
37
1
/

23 Aug. 1939..

2110
14816
1
!,
‘) In pence p. oz. stand. ‘) Forelgn silver In $c. p. oz. fine. ‘) In guldens per kg 400011000. ‘) In sh. p. oz. flne.

KOERSEN VASTGESTELD DOOR HET
NIIDERLANDSCRE CLEARINGINSTITJJT,JT.
(met data van vaststelling)
Belga’s

30.14

7 Aug.

40
Turksche
Zw. Franes

43.56 11 Oct.

’40
Ponden

.1.451’29 Dec.

’39
Fr. Francs….3.77

6 Mrt.

’41
Lewa(Bulgarije)2.30 25 Nov.

’40
Lires

……

.9.91

3

Juli

’41
Pengoe (Hongarije)
Deensche Kr.36.37 17 Febr.

’41
(oude schuld) 36.52 20 Dec.

’40
Noorsche Kr.42.82 21 Dec.

’40
Pengoe
ZweedscheKr 44.85 13 Aug.

’40
(nwe. schuld) 45.89 20 Dec.

’40
Finsche Mark 3.82

2 Jul!

’41
Zloty (Polen)
Dinar (Joego-Slavie) (qude Schuld) 35.00 28 Jan.

’41
(oude

schuld) 3.43 16 Aug.

’40
(nwe. schuld) 37.68 14 Febr. ’41
Dinar
Lei

1.28 24 April

’41
(nwe.

schuld) 3.77

1 Juli

’41
Slow. Kr.

6.48 10 Juni

’39_

498

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1941
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCHE BANK.
Vsliih”s (sehrlîltdiik .n ttt
N.-York

I
Brussel
Zürlch
I Stockh.
I Helsiilkl 12Aug. 1941
1.88’/,
30.14 43.67
44.851
3.81+
13

,,

1941
1 .88’/,
30.14
43.67
44.85+
3.81 *
14

,,

1941
1.88’/
30.14 43.67
44.85+
3.81+
15

,,

1941
1.88’/,
30,
1
4
43.67
44.85+
3.81+
16

1941
1.88’/,
30.14 43.67
44.85+
3.81+
18

,,

1941
1.88/
30.14 43.67
44.85+
3.81+
Laagste -d.w.
1 .88°/
30.11
43.63
44.81
3.81
Hoogste d.w.
1.88’/
30.17
43.71
44.90
3.82
Muntpariteit
1.469
24.906 48.003
66.671
6.266
Kt)ERS1tN ‘IE LONI)EN.
Plaatsen en
landen
Not.
eenh.
1

1-16
Aug.’41
Laagste

Hoogste
16Aug.
t
94-1
4-9
Aug.
’41
Laagste
1
Hoogste
9
Ag
1941

Officieel:
New York
$
p.
£
4.02*
4.03+
4.03
4.02* 4.03*
4.03
Parijs
Fr.p.3
– –




Stockholm
Kr.pS
16.85
16.95
16.90 16.85
16.95
16.90
Montreal
$
p.
£
4.43 4.47
4.45
4.43 4.47
4.45
Buenos Aires
Pes.pt
16.951 17.13
17.04* 16.953
17.13
17.04*
Niet .Officieel:
Alexandriê
P. p. £
97.50
97.50
97.50
97.50
97.56 97.50
Athene
Dr.p.t

– – –

Bangkok
Sh.
p.tical





Bombay
d. p. r.
17.96 17.96
17.96 17.96 17.96 17.96
Budapest
d. P.
£

Hongkong
P.p. $
15.-
15.-
15.-
15.-
15.-
IS.-
Istanbul
Ttp.I

– – –


Kobe
d. p. yen

Lissabon
Escu.
P.
£
99.80
100.20
lOO.-
99.80 100.20
lOO.-
Madrid
Pt.p. £
40.50
40 .50
40.50
40.50
40.50
40.50
Montevideo d.p: P.


– –


Rio de Janeiro
d.
P.

mii.



– –

SJanghai
d. p. $
2.84
2.93
2.84
3.03
3.12 3.03
Singapore
d. p. $
28.16 28.16 28.16
28.16
28.16
28.16

KOERSEN TE NEW-YORK.
(CahIe).
Data

Londen

Parijs
Berlijn
Amsterdam
(S per
t)

($
per 100 Ir.)

(5 p.
100
Mli.) (5 p.
1100)
12Aug. 1941

4.03’/

2.33
40.05

13

1941

4.03’/,

2.32
40.05

14

1941

4.03’/,

2.29 40.05

15

1941

4.03
1
f

2.29
40.05

16

1941

4.03’/,

2.29
40.05

18

1941

4.031/.

2.29
40.05

19 Aug. 1940

4.01/


39.95

Muntpariteit

4.86

3.90’/
23.811/
401/

STAND VAN ‘s
RIJKS KAS.
Vorderingen

1

31

Juli1941

1
7Aug.1941
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
.
hij de Nederlandsche Bank


Saldo b. d. Bank voor Ncd.
Gemeenten

…………..
536.645,38
f
187.157,07
Voorschotten op ultimo Juni
1941

aan

de

gemeenten
,,
8.972.079,99
,,
8.972.079,99
verstrekt

op

aan

haar

…1′

uit te keeren hoofdsom der
pers. bel., aand. in de hoofd.
som der grondbel.

en

der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
vermogensbelasting

……
voorscHotten aan

ecu.-inoie
145.123.941,98
,,

142.510.811,98
Idem voor Suriname
1
)……..
7.193.870,24
,,

7.193.870,24
Idem

aan

Curaçao

‘)

………
Kasvord.

wegens credietver-
,,

319.788,71
,,

265.902,28
strekking a. h. buitenland
,,

67.166.999,64
,,

66.807.580,71
Daggeldleeningen tegen onder-
pand……………….


Saldo der postrek. van Rijks
,,

80.058.090,40
Vordering op het Alg. Burg.

…….

comptabelen

………….73.689.258,76

Pensioenfonds

1)
Vordering op andere Staats-
…….

bedr.

en

instellingen

t)

..
16.404.466,70
,,

14.993.853,88
Verplichtingen
1
voorscuoL uoor oe iNea. jianic
ingevolge art. 16 van haar
t

8.212.505,53
t

2.252.365,27
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt ..
114.832,17

Schuld

aan

de

Bank voor

octrooi

verstrekt

………

Ned. Gemeenten

Schatkistbiljetten

in

omloop
,, 131.204.000,-
135.077.000,-
Schatkistpromessen in omloop
,,14839O0.000,.’)
,, 1506.500.000,-‘)
Daggeldleeningen


Zilverbons In omloop

……
89.741281,50-
….
91.371.629,-
Schuld

op

ultimo Juni 1941
aan

de

gemeenten

weg.
a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. grondb. e. d. gem. fondsb. d.
alsm. opc. op dle bel, en op

de vermog3nsbelastlng
Schuld

aan

het Alg.

Burg.
Pensioenfonds

‘)

……..
27.423.742,99
,,

23.571.713,66
Id. aan het Staatsbedr. der P.

..

T.

en

T.

‘)

…………..
171.161.877,80
175.158.769,34
Id. aan andere Staatsbedrij-

…..

ven

‘)

………………….
…34.314.436,11
34.311.872,42
Id. aan div. Instellingen
t)

..,,
267.948.071,86
277.229.914,81
t)
In rekg. ert. met ‘s
Rijks

Schatkist

‘) Rechtstreeks
bij De
Nederlandsche

Bank

1 35.000.000,-
‘)

Idem
t
57.000.000,-.

DE NEDERLANDSCJIE BANK.
Verkorte balans op 18 Augustus 1941.
Aetiva.

Blnnenl. Wissels,1, Hfdbank. t

76.500.000
Promessen, enz.

Bijbank.,,

50.875

Agentsch. ,,

70.000

t

76.620.875

Papier op het Buitenland.. .

t
435.809.208
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen .


435.809.208

Beleeningen mcl. ( Flfdbank.
t

140.968.786
‘)
voorschotten In

Bijbank.

2.838.429
rekening-courant( Agentsch. ,,

28.883.4-17
op onderpand

Op Effecten enz.

……..

T

172.550.993
‘)
Op Goederen en Ceelen ……139.638
172.690.632
t)
Voorschotten

aan het Rijk

………………
15.000.000
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en goudefi
muntmateriaal ………
t

1.023.033.428
Zilveren munt, enz……..

10.234.342

.

.
,. 1.033.267.771
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,

53.605.241
Gebouwen en meubelen der Bank

…………..
4.000.000
Diverserekeningen

………………………..
196.332.107
t

1.987.325.834

Passlva.
Kapitaal

……………………………..
f

20.000.000
Reservefonds

……………………………
5.368.354
Bijzondere

reserves ……………………….
16.583.835
Pensioenfonds

……………………………..
11.742.074
Bankbiljetten

In

omloop

………………….
1.757.201.530
Bankassignatlën

In

omloop

………………..
13.255
Rek.-Courant, Van het Rijk

T .


saldo’s

Van anderen

,,

173.311.722
11

173:311.723

‘.
Div.ers8

rekeningen

……………………..
3.105.063


fl987.325.834
Beschikbaar

metaalsaldo –

……
‘. ………….
T-

264.277.656
Minder bedrag aan bankbiljetten In omlonp dan
waartoe de bank gerechtigd

Is…………..
660.694.142
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de- bank onder-

gebracht

………………………………
70.000.000
‘)

Waarvan

aan- Nederlandsch-Indi6
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99)1
55.341.825

Voornaamsto posten In duIzenden guldens.

i

Gouden
Circu-
Andere
Beschikb.
1 Dek-
Data
1
munt en’)
lalie
opeischb.
Metaal-
1
kings-

Imuntmater.
.

.
schulden saldo
1
perc.
18 Aug. ‘411
1.023.033
1

1.757.202
i

173.325
264.278
53-
11

,,

‘411
1.022.904
1

1.744.005
1

172.878
270.884
53.4%
4

,,

‘411
1.022.565
1

1.739.298
i

171.542
273.96
54
6 Mei

40
1.160.28′
1

1.158.613

1

255.183
607.042
83

Totaal Schatkist-
1
Belee-
Papier
Div.
Dala
bedrag
prom.
n1′,t
op
het
reken. disconto’s
rechtstr.
nge

buiteni.
(act.)
18
AugTî?i

76.621
70.000
1

172.691

i
435.809
11

‘411
68.621
62.000

1
188.776

1
405.967 202.963
4

,,

‘411
70.621
64.000

1
175.693

1
403393

1196.332
221.533
6 Mei

‘401
9.853

1
217.756

1
750
20648
‘)
Per 1 April 1940 herwaardeering van den goucivoorraad op basis
van een depreciatle-percentage van 18 pCt.

DUITSCILE IUJKSBANIC.

Goud
Renten-
Andere wissels,
i•
Bel ee-
Data
en
deviezen
bank-
scheine

I

chèques en
schatkistpapier
1
ningen

9 Aug, 1941
77,4
296,9
16.625,8
i

19,6
31

Juli

1941
77,7
289,2
16.754,3
1

27,2
23

,,

1941
77,8
362,1
15.700,5
1

15,7
15

1941
77,6
329,3
15.705,8
1

21,0
23 Aug.

1939
77,0
27,2
8.140,0
22,2

Data


Eii
Dverse
1

Circu-
1

Rekg.-

1
Diverse
ten
Activa
latie
Cr1.
Passiva
9 Aug. ’41
12,6
1.694,8
1

15.8-19,5
1

2.162,0

i
423,2
31

Juli ’41
12,2
1.877,3
1

16.030,6
1

2.242,8

1
439,3
23

’41
16,1
1.575,4
1

14.933,8
1

2114,2

1
405,2
15

,,

’41
26,9
1.836,1
1

15.156,3
1

2.132,1

1
406,9
23 .Aug.

’39
982,6

1.380,5
1

8.709,8
1.195,4

1
454,8

GEZAMENLIJKE STATEN
VAN
DE NATIONALE BANK
VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in miii frsnio

5,
at-Qu
I
ocu
.
.2
p
bD-

cd
NO)
mc’
i

ecu

0155)
0

1
1

5,0

r.S
0,n
0
44
1
u
7 Aug. ’41
ÏO
“ïï
T’
3.524

1
2.253
31

Juli ’41
29.653
573
15.457 1.876 41.484
3.530
1.9-17
24

1
41
29.343.
583
15.331
1.846
40.985
3.507

11.984
16

,,

’41
29.073
1
561
15.777 1.685
40.773
3.495
2.198
10

,,

’41
28.992
548
15.239 1.690
40.745
3.500

11.597
8 Mei ’40
23.606
5.394

695
1.480
29.806

1

909

/

Alfa betische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied

(Zie voo1′ den alfabetischen index Overheidsmaatregelen In 1940 het Jaarregister 1940, laatste bladzijde.)

Aardappelen (1304) 57, (’14) 216, (’19) 287,
(’20) 299, (’23) 345, (’28) 411, (’30) 436,
(’35) 497
Aardolieproducten (zie ook Brandstoffen,
Motor)…. (1302) 31, (’09) 147, (’14) 215,
(’16) 249 (’19) 287, (’20) 299, (’22) 328,
(’23) 345
Afval . . . . (1311) 174, (’13) 205, (’14) 215,
(’16) 248, (’19) 287, (’21) 311, (’23) 345,
(’27) 398, (’32) 461
Alcoholhoudende dranken (1308)128, (’12)191,
(’19) 287
Appelen

…………………(1311) 174
Arbeidsdienstplicht

……….(1313) 205
Arbeidsvoorwaarden… (1303) 46, (’06) 92,
(’08) 128, (’09) 147, (’11) 173, (’13) 205,
(’16) 248, (’25) 372, (’29) 423, (’30) 436
Autobevrachtingsdienst ……..(1306) 93
Bakkerijproclucten …………(1328) 410
Batterijen ………………..(1303) 46
Belasting (1304) 57, (’05) 75/76, (’07) 108/09,
(’12) 191, (’14) 216, (’17) 263, (’25) 372,
(’28) 411
Benzine …………(1302) 31, (’07) 107
Betalingsverkeer m. h. buitenland (1304) 57,
(’05)75, (’07) 108, (’16) 249, (’17) 263, (’30) 436,
485
Bier ……(1308) 128, (’12) 191, (’28) 411
Bindtouw. . (1314) 216, (’23) 345, (’35) 497
Binnenvaart (1316) 249, (’18) 273.,, (’25) 373,
497
Bloembollencultuur . . . . (1302) 31, (’03) 46,
(’19) 287
Bloemkweekerij ……(1306) 92, (’11) 174
Boschbouw ………..(1311) 174, (’24) 357
Boomkweekerij (1305) 75, (’15) 233, (’24) 357
Boter , . . . (1303) 46, (’04) 57, (’06) 92/93,
(’14) 216, (’16) 249, (’18) 273, (’30) 436
)3ouwniaterialen(1303) 46, (’05) 74, (’07) 107,
(’12) 189, (’14) 215, (’16) 249, (’24) 357
Brandstoffen, Motor- . . (1302) 31, (’03) 46,
(’05) 74/75, (’07) 107, (’08) 127, (’09) 147,
(’16) 249, (’25) 372
Brandstoffen, Vaste . . (1304) 56, (’12) 191,
(’13) 205
Brood ……………………….(1314) 216
Buitenlandsche handel (1302) 31, (’11) 173,
(’12) 189, (’14) 215, (15) 233, (’22) 328,
(’34) 485
Cacao ……(1314) 216, (’17) 262, (’35) 497
Carbohlneum …………….(1311) 174
Carton…………..(1321) 311, (’34) 485
Chemische producten. .(1307) 107, (’24) 357,
(’25) 372, (’28) 410
Cichorel ………………..(1306) 94
Commissarissen-belasting…….. 325) 373
Conserven ………………….(1323) 345
Crisisinvoerwet …………..(1305) 74
Crlslsp.roducten (1302) 30, (’03) 46, (’04) 57,
(’05) 74
Cycloslyle …………………(1334) 485
Devlezenverkeer, Regeling (1304) 57, (’07) 109,
(’12) 191, (’14) 216, (’16) 249, (’17) 263,
(’18) 273, (’25) 372, (’28) 411, (’30) 436
Diamant ………………..(1328) 410
Distributiebeschelden ……….(1306) 93
Dividencibelasting ………….. (1330) 436
Doelcorporaties …………..(1311) 173
Economische rechtspraak……(1324) 357
Effecten… (1312) 191, (’28) 411, (’30) 436
Eieren (1306) 92, (’08) 129, (’14) 216, (’19) 287,
(’28) 411
Electriclteit ……..(1304) 57, (’08) 129
Electrotecbnlsch bedrijf (1 312) 189, (’13) 205,
(’14) 215, (’18) 273
Fotografisch bedrijf ……….(1311) 173
Fruit ……………………(1332)461
Gas …………….(1304) 57, (’08) 129
Gasgeneratoren (1303) 46, (’05) 74, (’08) 127,
(’09) 147, (’11)173, (’16)249, (’19)287, (’25)372
Gevogelte ………………..(1304) 57
Goederen voor de Duitsche weer-
macht (1302) 31, (’06) 93, (’07) 109, (’08)129,
(’14) 216
Goederenbeurzen …………. (1311) 173
Goederenverkeer mb. buitenland (1302) 31,
(’07) 109, (’19) 287, (’22) 328, (’23) 345,
(’28) 411, (’34) 485, (’35) 497
Goud ……………………(1334) 485
GrafIsche Industrie . . . . (1303) 46, (’05) 74,
(’13) 205, (’35) 496
Granen……………………(1319) 287
Grit ……………………(1316) 248
Groenten ………………..(1330) 436
Grondbelasting
.
……………(1304) 57
Harsen e.d. ……………… (1325) 372
Hooi ……(1307) 107, (’14) 216, (’30) 436,
(’35) 497
Hotels, restaurants enz. (1308) 128, (’16) 248
Hout(1304) 56, (’11) 173, (’14) 215, (’19) 287,
(’24) 357, (’28) 410
Houtteelt ………………..(1311) 174
Huurprijzen ……….(1303) 46, (’21) 311

Cijfers tusschen haakjes verwijzen naar nummer E.-S.B., tweede cijfers naar de
bladzijde, waar het bericht voorkomt,

Hypotheekwezen …………..(1304) 57
Inkomstenbelasting ……….(1327) 398
Invoerrechten (1304) 56,(’05) 74/75,
(
1
08) 128
IJkwet ……………………..(1314) 215
Ijzer en staal (1304) 56, (’07) 107, (’08) 128,
(’09) 147, (’13) 205, (’18) 273, (’22) 328. (’23) 345, (’24) 357, (’28) 411, (’32) 461,
(’35) 496
Jachtwezen ………………(1324) 357
Jute …………….(1305) 74, (’11) 173
Kaas ……(1305) 75, (’06) 93. (’12) 191
Keramische Industrie (1307) 107, (’13) 205
Klompen ………………..(1312) 189
Koffie(1306) 92, (’08) 129, (’14) 216, (’15) 233
Kunstmest (1312) 18919 1, (’18) 273, (’28) 411
Kunstzijde ………………(1311) 173
Kurk ………….. (1324) .357, (’28) 410
Landbouw . . . . (1302) 31, (’04) 57, (’05) 75, (’06) 92/93, (’07) 107/08, (’11) 175, (’12) 189
216, (’17) 262, (’18) 273, (’19) 287,
(’20) 299, (’22) 328, (’23) 345, (’24)357,
(’25) 372, (’28) 411, (’30) 436, (’32) 461,
(’35) 496/497
Landbouwgrond(1 302) 31, (’09) 147, (’22) 328,
(’28) 411
LandbouwinventarIsati (1304) 57, (’25) 372
Lederindustrie ……..(1314) 215, (’22) 328 Linoleumindustrie .. (1303) 46, (’14) 215,
(’16) 248
Lompen, enz . …… (1304) 56, (’06) 92
Looistoffen ………………..(1319) 287
Loonbelasting (1304) 57, (’07) 108, (’12) 191,
(’35) 497
Luchtpostverkeer …………..(1305) 75
Margarine .. (1306) 92, (’14) 216, (’30) 436,
(’35) 496
Meel en -producten …………(1307) 108
Melk en -producten (1306) 57, (’07) 107108,
(’12) 190, (’14) 216, (’17) 262, (’18) 273,
(’19) 287,
(
1
23) 345, (’35) 497
Metalen (non-ferro) . . (1304) 56, (’09) 147,
(’11) 173, (’12) 189, (’18) 273, (’19) 287, (’25) 372, (’28) 410, (’29) 423, (’30) 436,
(
1
32) 461, (’35) 496 Motorrijtuigenbelasting (1304) 57, (’16) 249
Muntwezen ……..(1324) 357, (’25) 372
Oli8n en vetten (1304) 56, (’05) 75, (’06) 93,
(’09) 147, (’14) 215/16, (’16) 249, (’19) 287,
(’23) 345, (’30) 436, (’32) 461, (’35) 496
Omzetbelasting (1305) 75, (’12) 191, (’14) 216,
(’16) 249, (’18) 273, (’20) 299, (’22) 328, (’24) 357, (’25) 373, (’28) 411, (’30) 437,
(’34) 485, (’35) 496
Ondernemingen…………….(1315) 233
Ondernemersovereenkomsten … . (1302) 31
Oorlogsschade ……(1302) 31, (’08) 128,
(‘II) 173/74, (’19) 287
Openbare nutsbedrijven ……(1316) 249
Organisatie
bedrijfsleven
(1305) 74, (’14) 215
Paarden . . . . (1302) 31, (’06) 93, (’11) 175,
(’14) 216, (’21) 311, (’35) .497
Pachten ……(1314) 216. (’17) 262, (’25) 372
Papler(1302)31, (’16)249, (’21) 311, (’25) 372,
(’27) 398, (’34) 485
Paplerwol ………………(1313) 205
Pelterijen ………………..(1318) 273
Pensionbcdrijf …………….(1329) 423
Petroleum ………………..(1302) 31
Pluimveehouderij ….(1312) 190, (’17) 262,
(’28) 411
Prijsregehing (1302) 31, (’03) 46, (’04) 56/57,
(’05) 75, (’06) 92, (’07) 107/08, (’08) 128,
(’11) 173!74/75, (’12) 189, (’13) 205,
(’14)215/16, (’16) 248/49, (’18)273, (’19) 287,
(’20) 299, (’21) 311, (’23) 345, (’25) 372, (’28) 410, (’30) 436, (’32) 461, (’35) 496
Radiohandel ………………(1305) 74
Rantsoeneering materialen……..(1325) 372
Rubbr ………………….(1335) 496
Rundvee …………(1304) 57, (’06) 93
Rijwielbanden ….(1312) 190/91, (’16) 249
Schapen . . . . (1306) 93, (’11) 175, (’16) 249
Scheepvaart . . . . (1311) 173, (’14) 215/16,
(’16) 249, (’19) 287
Sohoenindustrie ……(1308) 128, (’16) 249,
(’20) 299
Schauld.brieven aan toonder ……. (1314) 216
Schulcienaren, Bescherming .. . . (1306) 92
Slachtgevogelte ……(1316) 249, (’19) 287
Slachtvee (1304) 56, (’07) 108, (’11) 174/75,
(’12) 190, (’14) 216, (’22) 328, (’23) 345, (’25) 372, (’30) 436, (’32) 461, (35) 497
Sleepvaart ………………… (1314) 215
Specerijen …. (1304) 56, (’06) 92, (’12) 189,
(’16) 249
Spertijden ………………(1316) 249
Steengroeven ……..(1311) 173, (’24) 357
Stroo (1307) 107, (’14) 216, (’30) 436, (’32) 461,
(’35) 497
Suikerindustrie …………….(1322) 328
Surrogaten .. (1306) 92, (’14) 216, (’15) 233,
(’30) 436 Tabaksproducten(1304)56, (’14)216, (’16) 249,
(’17) 262, (’19) 287, (’25) 372, (’32) 461
Textleldlstributie (1304) 56, (’06) 93, (‘1 2)1 89,
205, (’14) 215/16

Textielindustrie …………..(1320) 299
Thee …………..(1308) 128, (’14) 216
Tuinbouw (1302) 30/31, (’05) 75, (’06) 92,
(’11) 175, (’12) 189/90, (’14) 216, (’16) 249,
(’18) 273, (’19) 287, (’20) 299, (’23) 345,
(’30) 436
Turf ……(1311) 174, (’16) 249, (’35) 496
Varkens . . . . (1304) 57, (’06) 93, (’12) 190,
(’16) 249, (’23) 345, (’25) 372
Vaten ……………………(1307)107
Veeboekje ………………(1306) 96
Veevoeder . .(1304) 53, (’17) 262, (’21) 311,
(’24) 357
Vereffeningscertificaten ……(1305) 77
Verf (1312) 184, (’19) 287, (’21) 311, (’23) 345,
(’28) 410
Vermogensbelasting ……….(1314) 219
Vervoerswezen (1305) 75, (’06) 93, (’07) 109,
(’09) 147, (’11) 173, (’19) 287. (’20) 299,
(’25) 373, (’28) 411, (’30) 436/37 Verwarmingsbedrijf (Centraal).. (1329) 423
Verwerkende Industrieên (1303) 46, (’07) 107,
(’13) 205, (’14) 215, (’16) 248/49, (’28) 410
Verzekering ……..(1304) 57, (’25) 372
Vetsmelters

………………(1304) 57
Vezels

………………….(1311) 173
Vijandelijk vermogen ……….(1335) 497
Visscherij (1316) 249, (’18) 273, (’20) 299,
(’23) 345, (’30) 436
Vlas ……(1311) 175, (’12) 190, (’13) 205.
Vheesch (1304) 57,
(
1
05) 75, (’07) 108, (’08) 128,
(’12) 190, (’14) 216
Voedselvoorziening . . . . (1305) 75, (
1
12) 190
(’14) 211, (’17) 262, (’24) 357
Vogelzaad ………………..(1330) 436
Vordering …………………(1315) 233
Waardevermeerderingsbelasting. . (1304) 57,
(’05) 76 Wederopbouw (1305) 74, (’07) 107, (’11) 174,
(’16) 249, (’19) 287
Wijnbelastlng …………….(1307) 109
Wild …………….(1304) 57, (’05) 74
Winstbelasting …………….(1304) 58
Vol ……………. (1322) 328, (’30) 436
Zaden . . . (1314) 216, (’17) 262, (’18) 273,
(’19) 287, (’22) 328, (’35) 497
Zakken . . . . (1304) 56, (’05) 74, (’09) 147,
(’11) 174
Zeep (1305) 75, (’07) 108, (’08) 129, (’34) 485
Zetelverplaatslng ………….. (1324) 357
Zilver……………………(1334) 485
Zoutindustrie ………. (1302) 31, (’17) 263
Zuidvruchten ……..(1330) 436, (’35) 496
Zuivelindustrie (1304) 75, (’05) 75, (’06) 92, (’07) 108, (’14) 216, (’25) 372, (’30) 436

500

20 AUGUSTUS 1941

DE T

GEVESTIGD riu AMSTERDAM

Maandstaat op
31Juli
1941

Kas, Kassiers en DaggIdleeningen

……………………………f

7.438.437,84

Nederlandsch Schatkistpapier ………………………………….,, 226.742.931,46

Ander Overheidspapier

…………………………………………,,

7.409.597,77

Wissels ……………………………………………….. …..

,,

37.876,86

Bankiers in Binnen- en Buitenland …………………………….. ,,

11.789.611,20

Effecten en Syndicaten

……………………………………..,,

4.834.222,65

Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten …………………….,, 17.561.244,48

Debiteuren ………………………………………………..,,

39.227.390,40

Deelnemingen – (
mci.
Voorschotten) ……………………………,,

1.553.692,99

Gebouwen

………………………………………..
…………

4.000.000,-

Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen ………………………

1.646.848,95

Effecten van Aandeelhouders in Leendepot ………………………,, 13.034.950,-

f 335.276.804,60

Kapitaal ……………………………………………………f

40.000.000,-

Reserve…………………………………………………… ,,

10.750.000,-

Deposito’s op Termijn

………………………………………..,,

31.635.569,48

Crediteuren

………………………………………………..,, 231.534.630,66

Overloopende Saldi en Andere Rekeningen ……………………….
,,

6.674.805,51

Reserve voor Verleende Pensioenen ……………………………,,

1.646.848,95

Aandeelhouders voor Effecten in Leendepot ………………………,, 13.034.950,-

f 335.276.804,60

DRUK H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM

Auteur