19 JUNI 1940
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
conomisch~Statistische
Berichten
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
25E JAARGANG
WOENSDAG 19 JUNI 1940
No. 1274
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. G. Koopmans; P. Lief tinck; N. J. Poiah; J. Tinbergen
en F. de Vries.
Secretaris van de Redactie: M. F. J. Gooi.
Redactie-adres: Pieter de iloochiveg 122, Roiterdam-W
A angeteekende stukken: Bijkantoor R uigeplaata’eg.
Telefoon Ni
,
. 35000. Postrehening 8408.
Abonnernenisprijs voor het iveekbiad, fvaarin tijdelijk
is opgenomen liet Economisch- Statistisch Jllaandbericht,
fianco p. p. in
–
Nederland / 20,— per jaar. Buitenland en
Icoloniën f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-teurs en leden pan liet Nederlancisch Economisch Instituut
ontvan gen het u’eekblad gratis en genieten een reductie
0/)
de verdere publicaties. Adiesivijzigin gen op te ge ven aan
de Redactie.
Advertenties voorpaginaf 0,50 per regel. Andere pagina’s
/ 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
Administratie van advertenties: Nijgh en van Ditmar N. V.,
Uitgevers, Rotterdam, A msterclanz, ‘s-Cravenhage. Post-
chèque- en girorekening Nr. 145192. Tijdelijk adres te
Rotterdam: Beukelsiveg 20b, Tel. Nr. 34243.
BERICHT.
Door het College van Curatoren van het Nederlandsch
Economisch Instituut werden benoemd tot Directeur
van het Instituut en tevens tot lid van de Commissie
van Redactie Prof. Mr. J. G. Koopmans en tot Secretaris
van Directeuren de heer M. F. J. Cool.
INHOUD:
Blz.
liet bankenmoratorium, door
C. A. Klaasse
……
393
Nederlands luchtvaart in oorlogstijd, door
Mr. 0.
Leyendekkers
…………………………..
394.
De werkverruiming in de practijk (II), door
Meyer
de
Vries
………………………………
396
Gemiddeld tinc[uotum
voor
1940
blijft
100 pCt.,
door J.
Willems
…………W…………….
398
Aanteekeningen.
*
Overheidsmaatregelen op economisch gebied ……
400
Ontvangen
boeken,
brochures
en
s t a t i s t i e k e n
……………………….
403
M a a n d c ij f e r s.
hypotheekrente in Nederland
………………
403
Gecombineerde maandstaat van de vier Nederland-
sche
grootbanken
……………………..
403
S t a t
i
s t
i
e k e n.
Geld- en wisselkoersen
–
Bankstaten
……….
404
HET BANKÉNMORATORIUM.
In het kader van de ordeningsmaatregelen op financieel terrein, die, sedert ons land in den oorlog werd betrokken,
zijn genomen en die in de toekomst nog zullen volgen,
neemt het bankenmoratorium slechts een uitermate onder-
geschikte plaats in zonder principieele en zonder blijvende
beteekenis.
Een beschouwing over dit onderwerp heeft dan ook geen
verdere waarde, dan het vastleggen van dit stukje finan-
cieele geschiedenis van de overgangsperiode, die op 10 Mei
j.l. aanving. In dit opzicht is er een duidelijk verschil met
de andere op denzelfden dag afgekondigde verordening
op financieel gebied, t.w. de deviezennoodmaatregel. Ook
hier heeft men te doen met een aantal overgangsbepalingen,
doch hier involveert het tijdelijke karakter niet een voor-
bereiding voor den terugkeer naar normale verhoudingen,
zooals die voor 10 Mei golden; integendeel is de practisch volkomen bevriezing van de deviezenpositie (in den ruim-
sten zin des woords) bedoeld als inleiding voor een
sluitend samenstel van bepalingen, dat het deviezenver-
keer minstens voor den duur van den oorlog aan nauw-
keurige voorschriften zal binden.
Niet aldus bij het bankenmoratorium: de terugkeer
naar een geheel vrij bêtalingsverkeer bleef van den aan-
vang af het doel; de gedeeltelijke blokkade van deposito’s
en creditgelden had slechts tot opzet om te vermijden,
dat oppotten van chartaal geld de liquiditeit van het bank-
wezen in gevaar zou brengen. In overeenstemming met
dien opzet bleef de giraalgeldcirculatie volkomen onbelem-
merd, alleen de opvraging van saldi in den vorm van
chartaal geld werd aan banden gelegd. Doordat eenerzijds
het moratorium niet verplicht was, anderzijds ernaar
werd gestreefd om die opvragingen van saldi, die verband
hielden met het vervallen van betalingen, welke normaal in den vorm van chartaal geld plegen te worden verricht,
zooals b.v. voor bonen, huren, pachten enz., buiten het
moratorium te houden, werd het beoogde doel: alleen
die opvragingen te remmen, die oppotten van geldmiddelen
tot opzet hadden, bereikt.
Mogelijke redenen voor opvraging van chartaal geld.
Onder de geschetste omstandigheden hangt het van de
ratio van den zucht tot oppotten van geldmiddelen af, hoe
lang het moratorium gehandhaafd moet worden. Zijn het
alleen de psychose der eerste oorlogsdagen en de vrees
voor financieele ontreddering en bankensluiting, die de
deposanten ertoe brengen hun saldi op te vragen, dan kan
na zeer korten tijd, zoodra de situatie weer genormaliseerd
is, en men geen aanleiding meer heeft om ontwrichting
van het financieele verkeer te voorzien, verdere opvraging
achterwege blijven, terwijl langzamerhand het opgepotte
geld weer naar de banken terugvloeit. Wanneer daaren-
tegen de opvragingen verband houden met vrees voor
de solvabiliteit der banken, dan is de terugkeer naar nor-
male verhoudingen een proces, dat veel meer tijd in beslag
neemt.
394
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
19 Juni 1910
Bij ons was kennelijk de eerstomschreven overweging
de eenige aanleiding voor de vraag. naar chartaal geld;
zoodra men wist, dat stortingen die na 10 Mei waren gedaan,
buiten het moratorium vielen, nam het terugvloeien van
geldmiddelen een aanvang, liet vertrouwen in het bank-
wezen bleef ongeschokt.
Onder die omstandigheden kon men reeds van den aan-
vang af verwachten, dat de opheffing van het moratorium
een kwestie van betrekkelijk korten tijd zou zijn. inmid-
dels was men trouwens reeds overgegaan tot aanmerkelijke
verzachting van de maatregelen, waardoor de maximum-
opvraging werd verhoogd tot het dubbele van den aanvan-
kelijken maatstaf, die 3 % van het saldo per maand, met
een minimumgrens van t 50.— per week, beliep.
De onwang der circulatic.
Kon men dus naar den aard van het motief der opvra-
gingen reeds een spoedige beëindiging van het moratorium
verwachten, het herstel van de liquiditeit der banken –
voorwaarde voor de -opheffing van den maatregel – werd nog aanmerkelijk versneld door de volgende factoren:
het in omloop brengen vah Reichskreditkassen-
scheine, en
de financiering door de schatkist van haar uitgaven, deels door het rechtstreeks onderbrengen van schat-
kistpapier bij de centrale bank, anderdeels door de
uitgifte van zilverbons.
Met betrekking tot den eerstgenoemden factor kan men
slechts constateeren, dat de omvang van de circulatie
van Reïchskreditkassenscheine hier te lande niet bekend is.
Evenmin is het bekend, hoeveel van dit papier bij De Neder-
landsche Bank berust en welk gedeelte hiervan dus c.q.
reeds indirect – ni. in den vorm van de hiertegenover
uitgegeven bankbiljetten – in den weekstaat tot uiting
komt. De absolute beteekenis van dit element in de geld-
circuiatie onttrekt zich derhalve aan de beoordeeling,
maar, w’el staat vast, dat dit nieuwe circulatiemiddel in
vollen omvang aan de liquiditeitspositie der banke.n is
ten goede gekomen.
Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de middelen,
die aan de markt zijn toegevoerd door de schatkistfinan-
ciering bij de centrale bank en door middel van zilver-
bons. Op
6
Mei had de schatkist een creditsaldo bij
De Nederlandsche Bank van rond 23 millioen; van het rentelooze voorschot was toen natuurlijk geen gebruik
gemaakt, terwijl ook geen schatkistpapier direct bij de
Bank was ondergebracht. Op den weekstaat per 10 Juni
komt een bedrag aan binnenlandsche disconto’s voor, dat
46 miljoen rechtstreeks ondergebracht schatkistpapier
omvat. 1-let rentelooze voorschot (waarop per den week-
staat van 3 Juni nog rond 134′ millioen gedisponeerd was)
was geheel afbetaald, en aan de creditzijde paraisseert de
schatkist alweer met een bedrag van ruim 144- millioen.
Sedert den laatsten weekstaat vôôr 10 Mei heeft de schatkist
derhalve aan de markt toegevoerd een bedrag van 46
millioen, plus 8 milliden (vermindering van het credit-
saldo) of wel 54 millioen. De papiergeldcirculatie – voor
zoover die uit den weekstaat blijkt althans – is sedert
6 Mei gestegen met rond. 77 millioen, zoodat een groot
deel van de daarmee samenhangende financieringsbehoefte
door de schatkist werd gedekt.
1-let bedrag, per saldo dat door de vraag naar chartaal geld
aan de liquiditeit der banken werd onttrokken, is derhalve
uitermate gering, en in feite te verwaarloozen. 1-let gevolg
is dan ook geweest, dat reeds eenigen tijd de schatkist de
mogelijkheid zag om op de open markt papier onder te
brengen tegen zeer redelijke rentecondities en tot zeer be-
vredigende bedragen.
De aflossing van het rentelooze voorschot bij de centrale
bank en de vorming van een bevredigend creditsaldo,
waarvan boven reeds melding werd gemaakt, waren daarvan
het gevolg. Uit dit verloop blijkt, dat de toestand geheel rijp- was voor opheffing van het moratorium, welke dan ook per 11 Juni een feit werd.
Waarmede thans dit stukje financieelè geschiedenis – van, dit zij herhaald, uiterst bescheiden beteekenis – tot
het verleden behoort. 1(1.
NEDERLANDS LUCHTVAART IN OORLOGS-
TIJD.
Onder de bedrijven, die in sterke mate blootstaan aan
den weerslag van internationale gebeurtenissen, neemt het
luchtverkeer een eerste plaats in. In de civiele luchtvaart
hebben dan ook sedert het uitbreken van den oorlog in
Augustus 1939 voortdurend veranderingen plaats gevon-
den. Toen ten slotte Nederland zelf in den oorlog betrokken
werd, kwam het civiele luchtverkeer van en naar ons land
geheel stil te liggen. De omstandigheden zijn thans zoozeer
veranderd, dat men den ,,rnobilisatietijd” als een afgesloten
periode mag beschouwen. In het navolgende zullen wij
trachten een eenigszins geordend beeld te geven van den
gang van zaken gedurende dat tijdvak.
Bedrijfsbelemnzeringen goortspruitend uit den oorlogstoestand
Reeds geruimen tijd vt5ôr de eerste oorlogsverklaringen
waren de moeilijkheden begonnen; zij waren van velerlei
aard. Vooreerst waren reeds in de dagen van spanning
vôör het conflict steeds meer verboden gebieden voor de
luchtvaart ingesteld. Het gevolg hiervan was, dat veelal langs
omwegen gevlogen moest worden, de vliegtijden langer en
het benzineverbruik grooter werden. Zoodra de oorlog
uitbrak, verklaarden de oorlogvoerenden practisch hun
geheele territoir tot verboden gebied
1),
waardoor het
uitvoeren van veel diensten volstrekt onmogelijk werd.
Een groot nadeel was het voorts, dat de oorlogvoerende
landen en vele neutralen de radio-uitzending van weer-
berichten verboden, omdat zij daarmede geen.aanwij zingen
aan vreemde militaire vliegtuigen ^wilden verstrekken.
De regelmatigheid van het luchtverkeer werd daardoor
vooral in de wintermaanden aan een zware proef onder-
worpen. Een anderbezwaar was nog de onzekerheid van
de bedrijfsstoffenvoorziening, daar men kon verwachten,
dat veel landen hun benzinevoorraden voor militaire doel-
einden zouden reserveeren. Op dit gebied zijn de moeilijk-
heden echter nogal meegevallen: in alle landén werd
benzine, zij het gerantsoeneerd, ter beschikking gesteld.
Een moeilijkheid van geheel anderen aard was echter,
dat de meeste verkeersvliegers onder de wapenen werden
geroepen. In Nederland moest een regeling om althans een
aantalhunner van mobilisatie-opkomst vrijgesteld te krij-
gen geïmproviseerd *orden. Voor de K.L.M. was het onder
die omstandighe’den gelukkig, dat zij beschikte over een
vijftal Amer’ikaansche vliegtuigbestuurders. Dit voordeel
was echter slechts van korten duur, want weldra verbood de
regeering van de Vereenigde Staten aan haar staatsburgers,
zich in de oorlogszône (w.o. de Noordzee) te begeven; op
d& Indië-lijn konden de Amerikaansche vliegers intusschen
nog steeds dienst doen Een en ander is oorzaak geweest,
dat de burgerluchtvaart, ondanks het sterk ingekrompen
luchtnet, vrijwel voortdurend – althans wat het vliegend
personeel-betreft – met personeelsgebrek te kampen heeft
gehad.
i) Volgens art. 38 van het Luchtvaartverdrag van Parijs
zijn in geval van oorlog de staten, ook, indien zi.j neutraal blijven, niet meer aan dit verdrag gebonden. T-let verdrag
blijft. ,,slapen”, totdat de vrede hersteld is.
19 Juni 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
395
Deze moeilijkheden ten spijt hebben de luchtverkeers-maatschappijen der néutrale landen van den eersten oor-
logsdag al het uiterste gedaan om zooveel mogelijk van de
internationale verbindingen in stand te houden. haar regee-
ringen hebben deze pogingen in het algemeen krachtig
ondersteund.
Ofschoon de K.L.M. haar diensten op Midden-Europa
moest sluiten, kon ±ij de verbinding met Scandinavië in
stand houden, al moest een flinke omweg gevlogen worden
om de Duitsche bocht te vermijden. Reeds op 15 October
werd van het Britsche gouvernement toestemming ver
–
kregen om een dienst op Shoreham te heropenen, die 9
November verdubbeld werd. Pogingen om ook in Frank-
rijk een luchthaven aan de kust voor het luchtvërkeer
vrij te krijgen hadden echter geen succes. Wel werd op
20 September in samenwerking met de SABENA een
dienst op Brussel geopend.
Hei bedrijf op heç ingekrompen luchtnet
De gang van ziken op het ingekrompen luchtnet was
voorshands niet ongunstig. De scheepvaart werd doop het
mijnengevaar zeer belemmerd en het reizen per trein gaf
aan de grensstations groot oponthoud, zoodat (Ie belangstel-
ling voor de vervoersmogelijkheid door de lucht zeer groot
was. De bezetting der vliegtuigen .was beter dan ooit;
het vervoer omvatte geheel nieuwe categorieën passagiers en vracht (bv. veel Scandinavische zeelieden naar en 4jan
schepen, die, te Duins werden opgehouden, vrijwilligers
en ambulanOes naâr en vluchtelingen uit Finland). Buiten
de vluchten volgens dienstregeling konden nog veelvuldig
chartervluchten worden afgeslpten. –
In totaal werd van 1Sept. 1939 tot 31 Maart 1940 een
vervoerscapaciteit van bijna 22.000.000′ passagiers/km
geproduceerd, tegen ruim 62.000.000 in de overeenkpm-
stige periode 1938/39, maar van’dit aanbod” werd thans.
62 pCt. ,,afgenomen”, tegen slechts 48 pCt. véér den ooflog.
Dat in absolute cijfers het vervoer intusschen toch sterk
gedaald was, blijkt wel uit het volgende staatje:
1)0011 DE K. L. M.
TE1j
OI4RDE
PASSAGIERS.
–
Algemeen
– In Europa.
1939
1938
Stijging.
1939
1938
Stijging.
jan-Aug.: 119.403 111.272. + 7,3% 88.532 74.153 + 19,4%
” -Dec.: 17.400
52.448 – 66,7% 11.346 36.930 – 69,3%
De Indië-lijn, het commercieel belangrijkste deel van
het KIM-bedrijf, had vooral zwaar onder -den ‘oorlog
te lijden. De eerste helft van 1939 had voor het
vervoer op dèze lijn een ongekende ontplooiing te’ zien
gegeven zoodat reeds maatregelen overwogen werden om
de veroerscapaciteit uit te breiden: De oorlog veranderde
het geheele aspect en: bracht terstond een inkrimping
van de vervderscapaciteit, en wel op tweeërlei manier.
Daar duitschladd noch Frankrijk het overvliegen van hun
gebied toestonden
2
), werd het Europeesche eindpunt van
Amsterdam naar Napels verplaatst; passagiers en beman-
ningen moesten uit West-Europa per trein daarheen reizen.
Tevens werd dé dienst van een van 3 x per week tot een
van-2
x
per vek teruggebracht. Door een en ander ver-minderde de vervoerscapaciteit in ton/km met + 40 pCt.
De daling van het werkelijk vervoer in de eerte vier
oorlogsinaanden beantwoordde daaraan geheel: dit liep
terug met ± 48 pCt. (post, pasagïers engoederen.samen)
ten aanzien van de overeenkomstige periode van 1938.
In 1940 herstelde het vervoer zich weer eenigszins, maar
het bleef toch nog aanmerkelijk ten achter bij het begin van•
1939. De bezettingsgraad was in het eerste kwartaal 1940
ruim 67 pCt., hetgeen iets, maar niet veel, beneden het
voor-oorlogsche peil is. Te vermelden valt nog, dat het
passagirsvervoer in Westw’aartsche richting, dus naar
2)
Frankrijk staat tot dusver alleen aan Britsche ver-
keersvligtuigen toe, over zijn gebied te vliegen, zoodat
de BriHche luchtlijn naar Indië in stand is kunnen blijven.
het onrustige Europa toe, veel sterker verminderde dan
het vervoer naar het Oosten.
]l’To gelijke nieuwe oerbindingen. –
Daar West- en Noord-Europa overigens maar beperkte
mogelijkheden boden, zocht de directie der K.L.M. reeds
terstond na het uitbreken van aen oorlog een nieuw steun-
punt in Zuid-Europa om daar haar personeel en materiaal
nog zooveel mogelijk productief te maken. De keus viel
op Lissabon. Deze plaats belooft een zeer belangrijk
knooppunt in-liet luchtverkeer te worden: de Amerikaan-
sche clipperdienst over den Oceaan heeft daar zijn eind-station. Bovendien heft Portugal een krachtige en voort-
varende regeering, maar uiog geen eigen civiele luchtvaart,
zoodat men mocht hopen het land te kunnen helpen met
den opbouw van een eigen luchtverkeers-organisatie en
daardoor blijvend goede relaties te vestigen.
Het resultaat van de hemoeiingen was, dat de KLM.,
zoodra de winter voorbij was, op 2 April een dienst
Amsterdarn—Oporto—Lissabon kon openen, die vooral
belangrijk was, omdat hij aansluiting gaf naar en van
West-, Noord- en Middel-Europa op de lijn New-York-
Azoren—Lissabon van – de Pan American Airways
(American Clipper).
De dienst op Lissabon was ‘ intusschen slechts een
eerste étappe voor een grootere onderneming, t.w. de
exploitatie van een dienst over den Atlantischen Oceaan
naar West-Indië. Ook op dit gebied verhoogde de K.L.M. haar activiteit, naarmate zij die op het Europeesche lucht-
net minder kon ontplooien. 1-let vliegen .op het lange
Oceaan-traject stelt echter zooveel bijzondere eischen aan
personeel en materieel, dat een zeer intensieve voorbe-
reiding noodzakelijk was. Aan de eerste proefvluchten voor
een postdierist naar Paramaribo is men dan ook niet meer
toe gekomen.
Nadat in begin April een Jelangrijk deel van
Scandinavië tot oorlogsterrein geworden was, ver-
den de diensten naar het Noorden met één slag stil
gelegd. Wegens het gemis aan doorverbinding daalde
het passagiersvervoer op de andere lijnen ook aanmerkelijk,
zoodat de lijn Amsterdam–Brussel zelfs gesloten moest
worden. Zoodra de situatie in het Noorden zich eenigs-
zins geconsolideerd had, werden onderhandelingen geopend
over het herstel van de verbinding met Zweden, maar
daar deze lijn over het bezette Denemarken zou loopen,
zOu vervoer van Britsche passagiers en goederen daarop
toch niet mogelijk zijn geweest.
11
De opleiding tol oerkeersolieger.
1-let is hier de plaats om te wijzen op een gevaar/dat op den duur aan de Nederlandsche . verkeersluchtvaart
méér schade kan berokknen dan de tijdelijke moeilijk-
heden van het oogenblik: de stagnatie in de vorming van
verkeersvliegers. Het is stèeds een der grootste zorgen van
de KLM-directie geweest, de personeelsvoorzièning voor
de toekomst veilig te stellen; meer dan eens is een tekort
aan vliegend personeel de beperkende factor geweest, die
de uitbreiding van het luchtnet tegenhield. Dit detail
eischt vooral daarom zooveel zorg, omdat de opleiding
tot bestuuçder van moderne verkeersvliegtuigen eeii zaak
van jaren
Is
(tot nu toe ,bereikte een leerling, wiens op-
leiding varç het begin af aan op het verkeersvliegen gericht
was, eerst na 4, jaar het stadium, waarin hij op de korte
binnenlandsche trajecten het eenvoudigste moderne 2-
motorige materiaal mocht vliegen):
Slechts drie leden van het vliegercorps der K.L.M. zijn
in den oprlog gevallen. Maar de geschiktheid van hen,
die thans hun beroep niet kunnen uitoefenen, gaat onge-
twijfeld achteruit, zoodat later een herscholings-periode
noodig zal zijn om hen weer geheel voor hun beroep ge-schikt te maken. Bovendien staat de opleiding van jonge
verkeersvliegers, die vroeger, voor wat het practisch
396
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
19 Juni 1940
vliegen betreft, op het vliegveld Schiphol plaats vond,
thans stil.
Dit alles is des te ernstiger, omdat het te verwachten is,
dat zich na den oorlog ongekende perspectieven voor de
luchtvaart zullen openen. De vliegtuigindustrie, die thans
haar capaciteit nog uitbreidt om aan de orders voor mil-
taire vliegtuigen te kunnen voldoen, zal dan naar andere
objecten moeten omzien om haar bedrijf op gang te hou-
den: zij zal zich moeten concentreeren op den bouw van
verkeersvliegtuigen. Maar om deze vliegtuigen in groote
series te kunnen aanmaken, zal het noodig zijn, dat het
luchtverkeer nog enorm in omvang toeneemt. Het valt
daarom te verwachten, dat de fabrieken al haar kunnen
er op zullen richten vliegtuigtypen te fabriceeren, die zoo
gunstig in de exploitatie zijn, dat de luchtverkeersmaat-
schappijen haar tarieven sterk kunnen verlagen
2
),het verkeer
dus enorm zal stijgen en deze vliegtuigen dientengevolge
groote hoeveelheden zullen kunnen worden afgenomen.
Er is dan ook reden om te vreezen, dat na het herstel
der internationale betrekkingen de personeelsvoorziening
van onze nationale luchtvaart de uitbreiding van de
luchtverkeersmogelijkheden niet zal kunnen bijhouden.
Nederland zou daardoor niet ten volle profijt kunnen trek-
ken uit den te verwachten technischen vooruitgang, en wel-
licht ten achter raken bij andere landen in den wedloop
om de verdeeling van het wereldverkeer na den oorlog.
Het zou daarom ten zeerste in het belang van de Ne-
derlandsche luchtvaart zijn, indien thans, in dezen tijd
zonder luchtverkeer, de middelen konden worden gevonden
om tôch de opleiding van verkeersvliegers te doen door-
gaan. Bijna onoverkomelijke moeilijkheden staan daar-
aan in den weg; wij kunnen dan ook niet beoordeelen of het vel mogelijk is. Ons doel is slechts, de opleiding van
verkeersvliegers als een Nederlandsch luchtvaartbelang van
de eerste orde te signaleeren.
9
Juni
1940.
Mr.
0. LEYENDEKKERS.
3)
De ontwikkeling naar lagere tarieven door meer
vervoer is in de V.S. reeds verder gevorderd dan in Europa.
Een reis New-York—Chicago (± 1200 km) kost thans
$ 45, d.i. 66 pCt. van den prijs véôr den oorlog, van een
reis van gelijke lengte Amsterdam—Boedapest.
DE WERKVERRUIMING IN DE PRACTIJK
1).
11.
Elke provincie heeft sedert het midden van 1939 haar eigen inspectie voor de werkverruirning, onderdeel van
den Rijksdienst voor de Werkverruiming. Mede door deze
Organisatie is het mogelijk een inzicht te krijgen in hetgeen
de vele duizenden tewerkgestelden verrichten.
Teneinde een beeld te geven van wat op dit terrein in
de verschillende provincies is verricht, volgen hieronder
de gegevens over 1939 van Utrecht en Noord-Brabant.
Allereerst iets uit een kleine provincie, n.l. Utrecht en
wel over 1939- De volgende staat geeft daarin eenig
inzicht.
J4’er/werru.iming in de pro Qincie Utrecht in het jaar
1939.
Verdeeling aantal arbeiders
Aantal
In pro-
naar den werkgever
manwekeh centen
Gemeentelijke werken
15.448
14
Rij kswerken:
Defensie
……………7.405
7
Staatsboschbeheer
9.940
9
Rijkswaterstaat
10.174
9
41.915
38
Provinciale werken
………..
3
Waterschappen
………….2.987
Stichtingen en Vereenigingen
.
.
1.119
10
Particulieren
11.043
10
Totaal
………..
110.031
100
In totaal is in 1939 in de provincie Utrecht verbond
/1.610.000.— over 110.000 manweken. De gemiddelde
verdienste van ben tewerkgestelde bedroeg, vermeerderd
met de imitbetaalde toeslagen – waarvoor in 1939 boven
genoemd loonhedrag rond / 110.000 werd betaald—, /15.60 per manweek.
IYoord-Brabant.
Noord-Brabant geeft over het tijdvak 1 Juli 1938-1
Juli 1939 een aantal gegevens, welke ons in de gelegenheid stellen een oordeel te vormen over de beteekenis der werk-
verruiming in dit gewest.
Het waren in deze provincie vooral de z.g. centrale
objecten, welke van belang waren voor het op peil houden
der werkgelegenheid. In het verslagjaar 1939 werden in
totaal 366.645 manweken verbond, waarvan 160.660
voor rekening kwamen van de centrale werkverschaffingen.
Zooals uit onderstaande tabel blijkt, werd ruim 44 %
van het totaal loonbedrag uitbetaald aa9 arbeiders, werk-
zaam op centrale objecten. In tçtaal is il. aan loon (hier-
onder te verstaan zuiver loon + regenverlet + kinder-
toéslag + eientueele procentische toeslag) betaald
/ 5.100.344, terwijl de centrale objecten hiervan / 2.329.804
voor hun rekening namen. De, centrale objecten staan aan
de spits, wat den omvang betreft. Daarna volgen de
gemeentelijke, met eèn loonbedrag van / 1.939.403, ter-
wijl de particuliere objecten op de derde plaats komen,
met / 831.137.
Beschouwt men echter het aantal objecte, dan is de
volgorde juist omgekeerd. In het verslagjaar toch werd
gewerkt aan 473 particuliere, 238 gemeentelijke en 93
centrale werkobjecten.
De centrale objecten blijken ook wat het aantal te-
werkgestelden betreft, de belangrijkste plaats in te nemen
bij de verschillende categorieën werkverruimingsobjecten.
‘OQerzicht can het aanta tererh gestalde a,beiders bij
le diQerse (verkeerscha//ingsobjecten, telkens in de
eerste week ran de maand.
Eerste week
van
Gemeen-
telijke
werkvcr-
schaffitig
Particu-
liere
werkver-
schaffing
Centrale
werkver-
schatting
‘rotaal
aantal
gestelclen.
Totaal a,tntal
ge-
,
1938
Augustus
6604
6$78
September
6851
10489
October
3258
1359 2993
7610
”
10450
November
3714
1249
3588
8551
9421
December
3977
1308
4128
9413
11508
1939′
t
Januari
132
–
19
151
22667
Februaii
4078
1505 3587
9170
13531
Maart
4251
1709
4148
10108
12743
April
4098
1534
4792 10424
11291 Mei
3963
1404
5116
10483
9459
Juni
8407
1409
4617
9433
1
8068
Juli
.
2760
1513
4491
8764
6448
Augustus
2417 1429
5103
8949
4804
September
2600 1374
4912
8886
4464
October
2421
1142
5128
8691
4150
November
2122
1076
6088
9286
i
3454
December
2353 975
6038
9366
1
5587
Bij nadere beschouwing der gemeentelijke objecten
blijkt, dat een groot gedeelte van het werk bestaat uit de
1)
Het eerste gedeelte van dit artikel verscheen in
Economisch-Statistische Berichten van 5 Jun 1940,
blz. 364.
T1
19 Juni 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
397
verbetering van zandwegen. In totaal werden ruim 769
km zandwegen aangelegd of verbeterd. Per km weg is
aan loon (waarbij inbegrepen regeriverlet en kindertoeslag)
f
705.02 besteed. Daarbij komt dan
f
132.71 aan toeslagen
(nl. feestdagvergoeding, gehoortevergoeding, begrafenis-vergoeding, laarzenvergoeding, brandstoffentoeslag, trai-
ningstoeslag, licht- en loopverlet, enz.) en sociale voorzie-
ningen, waaronder ‘te verstaan rentezegels en het aandeel
in de ziektepremie. Dat de verbetering van de zandwegen een loonintensief
object is, blijkt duidelijk uit het geringe bedrag der bij-
komende kosten, waaronder te rekenen zijn de uitgaven
voor toezicht, administratie en materiaal en waarin geen
subsidie wordt verleend. Dit bedrag i’s n.l. nog geen vijfde
gedeelte van het bedrag, dat besteed wordt aan loon met
toeslagen en sociale voorzieningen. In aanmerking genomen
de toestand dei’ zandwegen in verschillende gemeenten,
kan gezegd worden, dat de verbetering ervan voor de om-
geving een groot economisch belang is. Vele zandwegen
toch waren in natte tideri in modderpoelen veranderd,
doordat ei’ harde, niet doorlatende lagen in voorkwamen
en de bermslooten vrijwel geheel dichtgegroeid waren met
grassen en struikgewas. liet was dan ook voor de in den
omtrek wonende landbouwers vrijwel ondoenlijk om met zware vrachten hun boerderij te bereiken. De verbetering
heeft in den regel bestaan uit het spitten van den weg op
zoodanige wijze, dat de harde lagen gebroken werden en
het doorlatnde zand boven kwam. Was er geen geschikt
zand in den ondergrond aanwezig, dan werd dit uit in
de omgeving gelegen hooge perceelen gegraven. Van de geboden gelegenheid werd in verschillende gevallen ge-
bruik gemaakt om bochten af te snijden en den weg op
een behoorlijke breedte te brengen.
Ook elders, b.v. in Gelderland, is de verbetering van
zandwegeri een dankbaar object voor werkverruiming.
Allerwegen heerscht de overtuiging, dat de economische
toestand ten plattelande met deze werken zeer gebâat is.
,
Naast de zandwegen komen, niet alleen in Noord-Bra-
bant, doch in alle streken waar dit mogelijk is, als ge-
meentelijke objecten de ontginningen van woeste gronden
tot bouw- cmi weiland voor. Deze w’oeste gronden zijn veelal
heidegronden, doch ook wel veen- en hroekgronden, waar- van de opbrengst nihil was, voor tot ontginning wei’d over-
gegaan. In totaal werden in Noor&i3rabant door do werk-
verruiming in het vorig jaar bijna 320 ha ontgonnen.
men het bedrag aan loon, dat hiervoor bepoodigd
‘lan blijkt het per ha
f
633.19 te zijn geweest. Wordt
het loon vermeerderd met de toeslagen, de sociale voor-
zieningen en de bijkomende kosten, dan is er per ha in
totaal / 799.55 uitgegeven.
Aangezien ei in verschillende streken van Noord-Bra-
‘hant groot gebrek is aan cultuurgrond, speciaal voor jonge
boeren, die zelf een bedrijfje willen stichten, terwijl ook
de bestaande bedrijven er dikwijls prijs op stellen hun
oppervlakte te vergrooten niet ontgonnen grond, is het
toe te juichen, dat, door het op ruime schaal beschikbaar
stellen van subsidies, de oppervlakte cultuurgrond is ver-‘
meerderd. Naast bovengenoemde voordeelen staat dan nog het voordeel van de blijvende werkverruiming, die
door deze oppervlaktevermeerdering is tot stand gekomen.
Immers, bij allerlei oogstwerkzaamheden zijn landarbei-ders noodig, die dan het aantal arbeiders, dat in de werk-
loozenzorg is opgenomen, doen dalen. Terwijl er ongeveer
320 ha gemeentegronden werden ontgonnen tot bouw- en
weiland, werd tevens bijna 245 ha bosch aangelegd. Hier-voor werden hoog gelegen gronden gebruikt, die tevens in
verschillende gevallen achteraf lagen, waardoor ze als bouw-
land niet rendabel zouden zijn te maken.
Ook gingen de gemeentebesturen er toe over ruim 138
ha bestaand
bouw-
en weiland te ves’beteren, hetgeen in
den regel geschiedde door het z.g. diepspitten, waardoor
harde lagen werden gebroken en door egaliseeren. Van het
boschhezit der gemeenten werd ruim 500 ha verbeterd
dooi’ het plaggen en spitten vri beplantingen en liet aan-
leggen van brandsingels.
Beschouwen wij de particuliere objecten, dan blijkt hij
deze werkverruiming de ontginning van woeste gronden
tot bouw- en weiland aan de spits te staan. De totale oppervlakte daarvan bedroeg in het verslagjaar ruim
716 ha. Hieraan werd in totaal 37.863 manweken gewerkt,
terwijl een bedrag van
1
547.654.31 aan loon werd besteed,
of
f
766.— per ha. Termeerdert men het loon met de toe-
slagen en de kosten van de sociale voorzieningen, dan was
voor de ontginning van 1 ha woesten grond tot bouw- e’h
weiland noodig een bedrag van / 887.—. De Overheid
nam hiervan voor haar rekening gemiddeld / 726.—, zoo-
dat de kosten voor den eigenaar bedroegen / 161.— per
ha, waarbij dan nog voor dezen komen de z.g. andere
kosten, dit zijn de uitgaven voor de sociale voorzieningen, toezicht, administratie, huur van spoor- en ander materiaal
enz. Bovendien draagt de eigenaar volledig alle kosten
voor den bouw van boerderijen en dergelijke.
Werden ei ruim 715 ha voor particulieren ontgonnen
tot bouw- en weiland, daarnaast werden bijna 220 ha
O l”ItZICllT VAN DE TOTALE UITGAVEN INZAKE WERKVERSCIIAFFING IN DE PROVINCIE NOORD-
BRABANT IN i’IET VERSLAGJAAR 1939.
Loon, waarbij
Toeslagen,
Sociale
Bijkomende
inbegrepen
‘
(feestdag-,
voorzieningen
kosten
Aard der werk-
event. procen-
rijwiel-,
,
(rentezegels
(waarin geen
Totaal
verschaffing
tische
toeslag,
laarzen-,
en
liet
subsidie
regenverlet brandstof-,
aandeel in de
wordt
en kinder-
‘
training-,
ziektepremie)
verleend)
toesla
enz.)
Geiiieenteiijke
iverkver-
/
1.939.403
f
158.458
/
114.402
/
522.472
/
2.734.735
Particuliere objecten
831.137
72.019
,
55.153
–
958.309
schaffing……………
Centrale werkverschaf-
fing
……………
,, 2.329.804
‘
221.756
,,
136.154
,,
388.989
,, 3.076.703
Totaal
/
5.100.344
/
452.233
/
305.709
/
911.461
/
6.769.747
cijfers voor grond- aankoop, bouw
van boerderijen
ed., deze zijn niet
bekend
en
wer- den
daarom
niet
vermeld.
398
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
19 Juni 1940
woesten grond ontgonnen tot bosch. Sommige eigenaren
konden overtuigd worden van het nut van herontginning
van eertijds slecht ontgonnen bouw- en weiland, zoodat ruim 79 ha van dergelijke gronden in liet verslagjaar op
deskundige wijze werden verbeterd.
rrevens
werden ruim
58 ha bestaand bosch verbeterd. 1-let aanleggen en het
verbeteren van wegen en ivaterlossingen spelen uit den
aard der zaak bij particuliere objecten slechts een onder-
geschikte rol.
Ten besluite van het provinciaal werk in Noord-Brahant
op dit gebied, is onderaan blz. 397 een staat opgenomen,
welke in cijfers weergeef t, wat besteed. is.
April 1940.
MEYER DE VRI:ES
GEMIDDELD TINQUOTUM VOOR 1940
BLIJFT 100 pCt.
De niaktpo1i1ie1c oan hei Tincornité.
In zijn op 27 April 1940 te Londen gehouden bijeen-
komst, heeft het Tincomité besloten het uitvoer-restrictie-
percentage, dat voor het loopende kwartaal 20 pCt. be-
droeg, gedurende het derde kwartaal van dit jaar te doen
vervallen. Zoodoende mag gedurende dit tijdperk door de
bij het contrôle-schema aangesloten landen het geheele
vastgestelde basisquotum worden uitgevoerd. Daar over
het eerste kwartaal 1940 bovendien een hoeveelheid van
20 pCt. hoven het standaardquantum mocht worden uit-gevoerd, is er dus tot nog toe gemiddeld over 1940 voor
de bij de restrictie aangesloten tinproducenten geen uit-
voerheperking beneden het standaardquantum. Dit is
niet alleen in theorie, als rekenkundig gemiddelde, maar
ook practisch het geval, daar de export aan het eind
van het eerste kwartaal, toen het uitvoerpercentage 120
edroeg, nog zoo aanzienlijk bij het exportquotum was
achtergebleven, dat ondanks een vastgesteld uitvoerper-
centage van 80 pCt. voor het tweede kwartaal de uit-
voeren gedurende dit kwartaal zeker op het totaal van
100 pCt. zullen komen.
Eenigen tijd geleden rekende men nog vrij algemeen
op handhaving van het percentage van 80 pCt.. en zoo-
doende is deze verhooging van het uitvoerpercentage min
of meer verrasend geweest.
rloch
is dit besluit van het
comité zeer zeker te rnotiveeren en is er weinig reden hierin
een verzwakking van de huidige positie van de tinmarkt
en de tinrestrictie te zien.
De tot nu toe geQoigde politiek.
In het kort kan men de door het Tincomité, sinds het
uitbreken van den oorlog in September 1939, gevolgde politiek als volgt weergeven.
Na een serie sterke en snel op elkaar volgende ver-
hoogingen van het uitvoerpercentage, dat in het eerste
halfjaar 1939 gemiddeld
37*
pCt.
1)
bedroeg, tot een ge-
middelde van 110 pCt. voor de tweede helft van 1939
en tot 120 pCt. voor het eerste kwartaal 1940, teneinde
aan de plotseling geheel gewijzigde situatie het hoofd te
bieden, streeft men er thans naar de productie op een hoog
niveau min of meer te sLQiliseeren.
De aanpassing aan de plotseling sterk gestegn vraag
op de tinrnarkt heeft de leiding van het contrôf,e-schema
behoorlijk w’eten te regelen
2).
De verlaging van het quantum voor het tweede kw’ar-
taal tot 80 pCt. w’ijst dan ook m.i. in het geheel niet op
een ongunstige situatie op de tinmarkt, maar in verband met de voorafgaande hooge uitvoerpercentages vormen
deze 80 pCt. ongeveer het maximum, dat de bij de contrôle
Exclusief 10 pCt. in het eerste kwartaal 1939 voor de
huffer-stock.
Zie E.-S. B. d.d. 13 Maart 1940; blz. 200.
aangesloten producenten ook werkelijk zullen kunnen uit-voeren. Nadat de voorraden bij de producenten waren uit-
geput om aan de eerste vraag te kunnen voldoen, bleek
namelijk een toeneming van de produotie in de meeste
gevallen een langeren tijd te vereischen, dan men uit de
snelle wisseling der uitvoerpercentages geneigd zou zijn
te concludeeren.
Thans, nu men in het algemeen de productie heeft in-
gesteld op een peil ongeveer overeenkomend met het stand-
daardquantum, is een uitvoerpercentage van 100 pCt.
slechts de weergave van den bestaanden toestand.
Ziet men nu de politiek van het Tincomité als een ge-leidelijke overschakeling van de slechts met geringe be-
zetting werkende Tinproductie tot een toestand, die in
het algemeen overeenkoint met een maximumproductie,
dan blijft nog slechts de vraag, of de vaststelling van de
hoogte van dit productiepeil juist is geweest.
Men kan een overzicht van de statistische positie geven
en aan de hand hiervan bovenstaande vraag beantwoorden.
De gegevens komen echter slechts in beperkte mate be-
schikbaar en berusten voor een groot deel op schattingen
en daar het Tincomité zijn beslissingen in hoofdzaak op grond van verwachtingen aangaande de ontwikkeling in
de naaste toekomst neemt, kan men beter pogen in het
algemeen eenïge factoren weer te geven, die zeker van in-
vloed zijn geweest op de besluiten van het comité.
Doai ik hierover reeds in voorgaande artikelen gesproken
heb
3),
moge ik thans volstaan met eenige korte opmer-
kingen dienaangaande.
D vraag naar tin is onder invloed van den oorlog
plotseling sterk toegenomen en wel veel meer dan men ooit
verwacht had. Thans, nu de oorlogvoering in een veel
heviger stadium is gekomen en dus waarschijnlijk ook het
materiaalverbruik opnieuw is toegenomen, blijft onder
die oorwaarden deze groote vraag vrij zeker bestaan.
1
–
let Engelsche en liet Fransche Imperium zijn zoowel consument als producent van tin en Voorts als afnemers
van de industrie in de Vereenigde Staten, in nauwe mate
betrokken bij de verwerking van de grondstof. Uit deze
situatie vloeien twee tegenstrijdige belangen voort. Id
de eerste plaats is er natuurlijk de wensch om van
deze zoo belangrijke grondstof zooveel mogelijk en
tegen zoo laag mogelijkeri prijs ter beschikking te hebben.
Aan den anderen kant zijn voor deze landen de productie
en de export naar overige verbruikslanden een be-
langrijke bron van deviezen-opbrengsten en is men er bij
geïnteresseerd, dat de opbrengst, d.w.z. voornamelijk de
prijs (de vraag naar tin is zeer onelastisch), van het product
zoo hoog mogelijk is.
Door het feit, dat, de vraag naar tin, hetzij voor directe verwerking, hetzij voor het vergrooten en aanleggeit van
voorraden door particulieren en overheid, aanhoudend
op een höog peil bleef, heeft de Tincontrôle tslechts de keus
gehad om de productie zoo veel mogelijk uit te bieiden.
Het streven naar handhaving van de internationale
samenwerking op dit gebied, brengt mede, dat men geneigd
is tot een zoo mild mogelijke toepassing van productie- en
uitvoerbeperkene maatregelen en daarbij eerder de’ gren-
zen aan den ruiiien kant neemt, dan het risico te loopen,
dat door.een conservatieve restrictie-politiek liet schema
zou ophouden te bestaan.
In hoeverre deze politiek gebaseerd is op, of achteraf
gerechtvaardigd wordt door, het reëele verloop van de
tinmarkt, môge hli.iken uit een overzicht van de statisti-
sche positie en de prijsontwikkeling aan de hand van de
nog beschikbare gegevens.
Statistische /iosttie.
Jndien het geheele standaardquantum mag worden uit-
gevoerd, beteekent dit een
productie
en uitvoer der aan-
gesloten landen van bijna 209.000 long tons per jaar.
Zie E.-S. B. van 20 Dec. 1939 en 13 Maart 1940.
19 Juni 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
399
Daarbij komt dan nog de productie der outsiders, waarvan
China, Austra]ië, Burma, Japan en Cornwall de voornaam-
ste zijn, te schatten op ± 30.000 ton per jaar. Dit komt
dus neer op een beschikbaar komen van ongeveer 240.000
ton tin per jaar. In totaal verder vanaf September 1939
t/m Maart 1940 ongeveer 149.000 ton voortgebracht,
hetgeen dus overeenkomt met een productie van ongeveer
255.000 ton per jaar; hierin zijn echter ook begrepen de
reeds aanwezige voorraden bij de mijnen, die vrijwel geheel
zijn uitgevoerd om aan de vraag te kunnen yoldoen.
Over het eerste kwartaal van 1940 is er in totaal ± 52.600
ton uitgevoerd
4),
waarvan 46.500 ton door de restrictie-
landen (toegestaan uitvoerpercentage 120, dat is ± 63.1.00
ton).
Het
Qerbrui/c
over de periode Sept. 1939/Maart 1940
wordt geraamd op ± 126.500 ton. Voor het eerste kwartaal
1940 komt in het April-nummer van het Statistical Bulletin
of the International Tin Research and Development
Council een raming van het verbruik voor van 62.400 ton,
dat zou dus, indien ongeveer gelijkblijvend, een jaarcon-
sumptie van ± 250.000 ton beteekenen; hiervan zou dan ± 100.000 ton voor rekening van de Vereenigde Staten,
de voornaamste ti nverbruikers, komen. Bovendien wil men in dat land, daar tin vrijwel het eenige belangrijke
metaal is, ten aanzien waarvan men geheel op toevoer
van buiten is aangewezen, van overheidswege tot het
opslaan van groote voorraden overgaan. Voor dat doel zijn
dan ook reeds groote credieten aangevraagd en voor een
deel toegestaan. Volgens sommige berichten zou men een
reserve-voorraad van ongeveer 50.000 ton w’illen opslaan,
dat is dus bijna het standaardquantum der aangesloten
landen over een periode van drie maanden. –
In het algemeen bestaat
de
tendens, ook bi,j particu-
lieren, om onder de huidige omstandigheden de
000rraden
te vergrooten. De visible supply plus carry-over in de Straits en bij de
voornaamste Europeeschê smelterijen bedi-oeg eind Au-
gustus 1939 bijna 25.000 ton en steeg tot bijna 38.000
ton per ultimo December. Nadien zijn de voorraden echter
weer geleidelijk verminderd tot 31.300 ton per 30 April
1940, daar de vraag van de tinverwerkende industieën
nog niet door de aanvoeren kon worden gedekt. Vooral
de voorraden der Vereenigde Staten zijn nog steeds vrij
klein, terwijl het grootste deel hiervan zeilende is, het-
geen toch altijd meerdere risico met zich brengt. Per ultimo
April w’as de samenstelling van de voorraden dër Vereenig-
de Staten als volgt: Zeilend 14.800 ton, in de havens
2.100 ton,, in de pakhuizen opgeslagen 900 ton; totaal
17.800 ton, -d.i. nog niet voldoende-voor twee maanden
verbruik. De voorraden in Engeland bedroegen op dien
datum slechts 1.700 ton, tegen resp. 9.400 en 12.500 ton
per eind Augustus en April 1939, het.geen bij het huidige
peil der consumptie in dat land overeenkomt met een
verbruik van ongeveer drie weken.
Overziet men bovenstaande cijfers, die weliswaar ge-
deeltelijk geschat zijn, dan krijgt men sterk den indruk,
dat bij het monienteele verbruik en gezien de vodrraad-
positie een uitvoerpercentage van 100 pCt. zeker verant-
woord is. 1-let zou mi. zelfs mogelijk zijn, dat, mede ondei-
invloed van het aanleggen van oorlogsvoorraden -het hui-
dige productie-peil nog te laag zou blijken te zijn om aan
de vraag te voldoen en dat men tot een hooger uitvoer-
percentage in de toekomst zou moeten besluiten.
Er zou dan, indien men abstraheert van alle factoren
van contrôle- en deviezenpolitiek, het volgende probleem kunnen ontstaan: De producenten, die bij het huidige peil
der productie ook inderdaad hun maximum-capaciteit
benutten kunnen er slechts hij gebaat zijn, indien bij een
nog toenemende vraag ook de prijzen verder stijgen, het-
4)
In verband met het Chineesch Nieuwjaar is de tin-
uitvoer over het eerste kwartaal steeds lager dan gewoon-
lijk.
geen vrij w’aarschijnlijk niet in een dergelijke mate het geval zal zijn, als het Tincomité aan de stijgende vraag
tegemoet komt en de toegestane uitvoeren dienovei–
eenkomstig verhoogt. Andere bij de contrôle aangesloten
liroducenten, die hun productie-capaciteit nog kunnen
opvoeren, zullen er echter op aandringen, dat liet comité
zooveel mogelijk aan een toenemende vraag tegemoet komt.
Tot nog toe is deze situatie, waarbij dit belangenconflict
binnen het kartel zou kunnen ontstaan, nog niet opgetre-
den. Tenslotte zouden, indien dit geval zich zou voor-
doen en afgezien van andere economisch-politieke factoren,
de producenten, die thans op hun maximum-capaciteit
werken, toch aan het kortste eind trekken. Immers, geeft
men aan hun wenschen toe, dan is het, hij een blijvend groote vraag en stijgende prijzen, vrijwel zeker, dat de
overige producenten zich uit de overeenkomst zouden
losmaken. In verband met een dan ongetwijfeld sterk toe-
nemenden aanvoer zal de prijs weer spoedig dalen met
het resultaat, dat de producenten met beperkte productie-
capaciteit er tenslotte niets op zijn vooruitgegaan en in de
toekomst er vrij zeker op achteruit zullen gaan. Boven-
dien staat bij de huidige politieke constellatie, de
wensch om voor alles de contrôle te handhaven op den voor-
grond en zijn de verhoudingen zoodanig, dat men dit
streven gemakkelijk kan verw’ezenlij ken.
De prijsoniwikkeling.
De belangrijkste prijsnoteering is momenteel die te
New-York. Na een abnormale prijsstijging’in October en
November 1939 onder invloed van een locale tinschaarschte
liep de prijs aldaar w’eer eenigszins terug en bedroeg deze over de maanden Januari t/m April gemiddeld 46,6 dollar-
cents per 1h. (Straits-cash), hetgeen nog iets lager is dan het
prijspeil kort voor het uitbreken van den oorlog (gem.
Jan./Apr. ’39 ± 46,3 $ cts/lb, Mei/Aug. ’39 48,8 $cts (N.).
In de tweede helft van Mei steeg de prijs van tin te New-
York, hetgeen verband hield met het plotseling sterk toe-
genomen tempo der oorlogvoering in Europa, waardoor
zoowel de vraag voor directe verwerking als die voor
voorraadvorming toenamen. Bovendien werd de stemming
op de tinmarkt sterk beïnvloed door de reeds vermelde
plannen van de overheid in de Vereenigde Staten tot het
aanleggen van strategische voorraden van dit metaal.
De prijs liep zelfs nog op na het bekend w’orden van de
beslissing van het Tincomité FIij beweegt zich den laatsten
tijd tusschen 57 en 58 dollarcents pel’ pound. Een prijs,
die aanzienlijk boven het voor-oorlogsche peil ligt en
het gemiddelde van 1937, een bij uitstek gunstig jaar
voor de tin-industrie, overtreft (54,2 $cts/lb). Ondanks
het vrij groote quantum tin, dat thans aan de markt
wordt gebracht of in de naaste toekomst te verwachten is,
beweegt de tinprijs zich momenteel dan ook op een voor
de producenten gunstig niveau.
Slolbeschowiing.
1-let tincontrôle schema is nog steeds werkzaam, al is
er over het geheel genomen in feite geen uitvoerbeperking
beneden de standaardquanta meer. Men kan nog slechts
spreken van een productie-beperking ten aanzien van
eenige gebieden, die hun productie-capaciteit, zonder bui-
tensporige kosten en op korten termijn, nog boven het
standaardqwantum zouden kunnen opvoeren. Bij een
momenteel gunstige positie van de -tinmarkt zou bij die
producenten wellicht de neiging kunnen ontstaan om daar-
van zoovoel mogelijk te profiteeren en zich uit het schema
terug te trekken. Toch zal mi. het besef van de abnormale
voorwaarden van dezen opbloei en de wetenschap, dat
een eenmaal verbroken, tot nog toe vruchtbare, interna-
tionale samenwerking niet zoo licht meer hersteld wordt,
een dergelijk besluit in sterke mate vermogen tegen te
houden.
J. WILLE1S.
400
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
19 Juni 1940
AANTEEKENINGEN.
Overheidsmaatregeleii op economisch gebied
I{M’1)EL EN NIJVERhEID.
Benzinevaten. Verplichting tot inlevering van ledige
transportvaten, welke regelmatig gebruikt worden als
verzendmateriaal. F1 ieronder vallen niet petroleum stand-
en ligvaten, die per tankwagen geviild worden, echtei wel
smeerolievaten en gasolievaten. Evenmin van toepassing
op vaten in gebruik bij overheidsbedrijven, waaronder bijv.
de Ned. Spoorwegen). 1-Jet in te leveren materiaal moet zich
in zoodanigen staat bevinden, dat het voor direct ver-
voer van benzine bruikbaar is. (E.V. 7/6/’40, pag. 766.)
&arens. Kunstzijde. De bestaande adviescommissie in-
zake invoerbeperking ena. van kunstzijden garens is op-
geheven. (E.V. 14/6/’40, pag. 782; St. ct. No. 190).
Herstel normaal bedrijfsleven. Er wordt gewezen
01)
de
noodzakelijkheid, dat iedere ondernemer zijn zaken,
voorzoover mogelijk,
01)
normale wijze blijft drijven en
niet met een beroep op de buitengewone omstandigheden
maatregelen treft, welke indruischen tegen het algemeen
belang bij een zooveel mogelijk ongestoorde productie
en distributie. (E.V. 31/5/’40, pag. 745.) –
In- en uitreizeii. Bij verordening d.d. 6 Juni van den
Rijkscommissaris is het binnenreizen in en het uitreizen uit
het bezette Nederlandsche gebied, zonder bijzondere toe-
stemming, verleend door den Rijkscommissaris, ver-
boden. (E.V. 14/6/’40, pag. 782).
Oetrooibedragen. Verschillende verplichtingen en rech-
ten, voortvloeiende uit de Octrooiwet, blijven gehand-
haafd of worden verlengd. Door den voorzitter van den
Octrooiraad kunnen de noodige beslissingen worden
genomen, in alle gevallen, waarin door de buitengewone
omstandigheden een behoorlijke functïonneering van het
Recht van den Industrieelen Eigendom wordt verhinderd.
(E.V. 31/5/’40, pag. 746, St.bl. No. 801.)
Oorlogsscliade. Commissie-oorlogsschade heeft aan no-
tarissen, hypotheekhanken, pensioenfondsen, levensver-
zekeringmaatschappijen en andere instellingen opgaven
verzocht ter registratie van de geleden schade.
Eigenaren, wier bebouwde eigendommen door oorlogs-
schade zijn getroffen, dienen zich, indien zij hypotheek
op deze eigendommen hebben, voor 2 Juni te wenden
tot den notaris of instelling van wie zij de hypotheek
gekregen hebben; indien de eigendommen onhezwaard
zijn tot den burgemeester hunner gemeente. (E.V. 7/6/’40,
pag. 765.)
Specerijen, cnz. Ten behoeve van een voorgenomen
inventarisatie en een doelmatige heschikbaarstelling van aanwezige vooiraden, is sinds 9 Juni een afleveringsver-
bod voor specerijen enz. ingesteld. De Groenten- en Fruit-
centrale kan van dit verbod dispensatie verleenen.
liet verbod geldt niet voor detailverkoop aan den con-sument. (E.V. 14/6/’40, pag. 782).
Voikstelling. Uitstel. De volkstelling en ook de beroeps-
en hedrijfstelling, welke dit jaar zouden plaatsvinden, zijn
uitgesteld. (BV. 14/6/’40, pag. 782; St.bl. No. 0303).
RANTSOENEERING EN i)ISTRIBUTIE.
Benzine. Pomphouders mogen tot nader order maxi-maal 5 liter benzine op eenmaal afleveren, voorzoover
het personenwagens betreft, waarvoor aaukoop van
ruotorbrandstof is toegestaan. (E.V. 7/6/’40, pag. 776.)
Blik. Algemeen handels- en verwerkingsverbod voor
vertind blik met gedeeltelijke intrekking van de alge-
meene dispensatie voor non-ferro-metalen (zie ook onder
metalen). Vergunning tot bovengenoe
,
mde handelingen
voorshands uitsluitend voor melk- en conserveerindustrie
kan tegen bepaalde voorwaarden bij het Rijksbureau
voor non-ferro-metalen worden aangevraagd. (E.V. 7/6/ ’40,
pag. 777.)
Donkere olie. Beperking van de aflevering voor de ver-schillende doeleinden. In het algemeen zal moeten komen
vast te staan, dat vervanging van donkere olie door
andere brandstof niet mogelijk is. Bij aflevering voor
vervoer van goederen spelen de aard van het vervoer
en de noodzaak daarvan een belangrijke rol bij de toe-
kenning van de vergunning tot aflevering.
Regeling van verbruik of beschikbaarstelling van aan-
wezige voorraden. (BV. 6/7/’40, pag. 774.)
Hout. Aanvullende voorschriften ,’oor distributie van
hout. Ook kurkplaten vallen thans onder de regeling.
(E.V. 7/6/’40, pag. 773.) Koffie en thee. lnwerkingtreden der distributieregeling
öp 6 Juni 1940. Toewijzing aan hotels, café’s en restau-
rants 90 pCt. van hun normale omzetten. Zonder ver-
gunning van de Meelcentrale is verboden: Branden van
koffie, vervoeren en afleveren van ruwe koffie, verpakken
van thee in eenheden kleiner dan 10 K.G., vervoeren van
thee in verpakkingseenheden van .10 K.G. of meer, het
bereiden van koffie-extract en/of producten, waarin
koffie is verwerkt. (BV. 7/6/’40, pag. 771; St.ct. No. 101)
Looistoffen. Vervoerverbod voor ongeschild inlandsch
eikenhout, hetwelk ter plaatse van den kap van de
schors moet worden ontdaan. De eikenschors wordt be-
schouwd als looistof in den zin van de Looistoffenbeschik-
king 1939 No. 1 en valt onder. de bepalingen hiervan. Ook
bast van wilgenschilteen en -schilhout wordt als looistof
beschouwd. Onder het vervoer-, verwerkingsverhod voor
looistoffen vallen dus ook bovengenoemde producten.
(E.V. 14/6/’40, pag. 788).
Metalen. Non-ferro. De algemeene dispensatie voor het
hatmdelen, in, of bewerken van deze metalen (zie E.-S. B.,
pag. 389) is ingetrokken. Voor al deze handelingen moet
vergunning worden aangevraagd bij het Rijksbureau
voor non-ferro-metalen. (BV. 7/6/’40, pag. 776.)
Metalen. Yalsproducten. Instelling van sectie van
Rijksbureau voor IJzer en Staal, die zich hiermede bezig
houdt. Enquête naar aanwezige voorraden bij de liande-
laren, teneinde een grondslag voor een in te voeren distri
–
hutieregelin te verkrijgen. (DV. 7/6/’40, pag. 776.)
Motorrjtuigen. Uitbreiding van vervoervergunning tot personenvervoer, ten behoeve van autoriteiten, die, naar
het oordeel der burgemeesters, daartoe in aanmerking
komen. Bovengenoemde voorloopige vergunning is slechts
een week geldig en een definitieve vergunning moet,
behoorlijk gemotiveerd, worden aangevraagd hij het
Rij ksbureau voor aardolieproducten. (E.V. 31/5/’40,
pag. 753.)
iliarniaceutisehe artikelcii. Verbod van aflevering voor
eenig product vallende onder de Opiumwet aan alle ver-
lofhouders volgens deze wet, behoudens, voor apotheken
in dringende gevallen, met vergunning van den phar-
maceutischen inspecteur van de volksgezondheid. Deze
regeling geldt ook voor kinabast. Kininezouten vallen
onder de distributieregeling van het Rijkshureau voor
genees- en verbandmiddelen. (E.V. 7/6/’40, pag. 777.)
Petroleum. Instelling van nieuwe distrihutieregeling
per 5 Juni, waarbij voorop wordt gesteld, dat de beschik-
bare hoeveelheid petroleum zeer gering is. Petroleum voor
verlichtings- of verwarmingsdoeleinden te verbruiken is
verbodën. Voor bedrijfsdoeleinden kan men onder zekere
voorwaarde vergunning van den plaatselij ken distri-
butie-dienst krijgen om petroleum te betrekken. Aan-
vragen voor bedrijfsdoeleinden op gebied van land-,
tuinbouw en veeteelt dienen te worden ingediend bij den
provincialen voedselcommissaris door bemiddeling van de
plaatselijke bureauhouders. (E.V. 7/6/’40, pag. 775;
St.ct. No. 107.)
Rubber. Ingevolge art. 12 eerste lid Ruhberhechikking
1939 No. 2, is het verboden rubber zonder schriftelijke vergunning van den directeur van het Rijksbureau voor
rubber, af te leveren. Loopende termijn-contracten zullen
zonder deze vergunning niet kunnen worden afgewikkeld.
Afsluiten van nieuwe termijntransacties verboden. Maat-
19 Juni 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
401
regelen worden overwogen tot verrekening van de loo-
pende contracten. (E.V. 7/6/’40, pag. 773.)
Intrekking van alle gewone en extra-vergunningen
voor het be- of verwerken van rubber met ingang van
10 Juni. Tegen bepaalde voorwaarden, welke per circu-
laite aan de ingrschreven be- of verwerkers van rubber
worden bekend gemaakt, kan de Directeur van het Rijks-
bureau voor Rubber deze vergunningen weder verleenen.
Samenstellingsvoorschriften voor bepaalde rubberartike-
len.
(E.V.
14/6/’40, pag. 786).
Schoenen. Leerloos schoeisel en z.g. zomerschoeisel
vallen tot wederopzegging niet onder de detaildistributie-
regeling.
(E.V.
7/6/’40, pag. 773.)
Spiritus. Met ingang van 5 Juni 1940 beperkte verkoop
en aflevering van brandspiritus; tot nader order per 14
dagen de hoeveelheid, die in de eerste helft van 1939
gemiddeld per week werd afgeleverd. Verplichte weke-lijksche opgave van deze afleveringen aan de sectie Spi-
ritus van het Rijksbureau voor chemische producten.
(E.V. 7/6/’40, pag. 776,)
Tabak en tabaksprodueten. Dispensatie van verbod
tot aflevering van onbewerkte tabak aan binnenland-
sche industrie, voorzoover de verkoop vôôr 15 Mei heeft
plaats gehad; verplichte opgave van deze afleveringen.
Zoolang de resultaten der inventarisatie nog niet bekend
zijn, wordt slechts dispensatie verleend van het verbod
tot aflevering van onbewerkte tabak, indien bij gebreke
bedrijfsstagnatie zou intreden. (E.V. 7/6/’40, pag. 772.) Instelling van Rijksbureau voor deze artikelen. Alle ta-
baksbedrijven, met uitzondering van die, welke tabak in het
klein verkoopen, mogen slechts handelen met schriftelijke
vergunning van dit bureau. Onder bepaalde voorwaarden
wordt hiervan voorloopig algeheele dispensatie verleend.
Verplichte opgave van voorraden en omzetten. 1-leffing
van consentgeld bij het verstrekken der vergunningen
door Rijksbureau ten bedrage van max. pCt. van de
netto-waarde der betrokken goederen met een minimum
van f 0.25. (E.V. 31/5’40, pag. 751.)
Teer.
Afleveringsverbod voor dit product en aanver-
wan te artikelen behalve voor: motor-benzol (regeling
aardolieprodocten) mastiek, asfaltpapier, daklak,’ naph-
taline, vruchtboomcarbolineum, creoline en cresolpro-
ducten (wo. lysol) en behoudens aflevering voor be-
paalde doeleindeii (BV. 31/5/’40, pag.
755.)
Terpentijn, harsen, enz. Afleveringsverhod voor ge-
noemde en aanverwante artikelen met uitzondering van
bepaalde hoeveelheden dooi’ detaillisten aan schilder-
patroons, welke op een bon geregistreerd moeten worden.
(E.v: 31/5/’40, pag. 753.)
Tcxtielproducten. Verkoop slechts toegestaan op ver-
toon van distrihiitie-stainkaart in beperkte hoeveelheden;
registratie op een bon in duplo. In bijzondere gevallen
kunnen de toegestane hoeveelheden w’orden overschreden.
Aankoopen ten behoeve van Duitsche of Nederlandsche
militaire autoriteiten en dooi’ Duitsche militairen vallen
hierbuiten. (BV. 31/5/’40, pag. 752.)
Onder de voorschriften ter beperking van de aflevering van textielproducten vallen in het algemeen alle weefsels
en andere afgewerkte textielproducten, w’elke noodzakelijk zijn voor kleeding, dekking en verzorging van den mensch.
(E.V. 14/6/’40, pag. 787).
Vezels. Plantaardige. Instelling van sectie van Rijks-Textielbureau voor deze artikelen (alle harde en zachte
plantaardige vezels voorzoover deze spinbaar zijn, zooals:
hennep, sisal, manilla, cocos, ramie e. d.; (katoen, jute en vlas vallen reeds onder een afzonderlijke regeling);
verplichte inschrijving van handelaren in genoemde
grondatoffen bij deze sectie (met uitzondering van die
handelaren, die uitsluitend voor direct verbruik aan den
uiteindelijken consument leveren. ) (E.V. 7/6/’40, pag. 772.)
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZ1ENPG.
Aardappelen. De Akkerbouw-Centrale zal zonder’ uit-
zondering alle aangekochte aardappelen afnemen en den
vollen aankoopprijs, met de wekelijksche verhoogingen,
uitbetalen. Zij, die aardappelen, welke reeds aan de Cen-
trale waren verkocht, aan anderen verkoopen, stellen
zich aan gerechtelijke vervolging bloot. (E.V. 7/6/’40,
pag. 761.)
Crisisproducten. Van 19 Mei af algeheele ontheffing
verleend van het verbod van he- en verwerken. mcl. slachten, van rundvee, paarden, varkens en schapen.
(St.ct. No. 105). (Zie ook E.-S.B. 1272, pag. 372).
Ontheffing van verbod van be en verwerken voor alle,
ciisisproducten, behalve suikerbieten, tarwe, rogge, koffie
en thee. (St.ct. No. 106.) (E.V. 7/6140, pag. 769.)
Granen, zaden en veevoeder. Inventarisatie per 8 Juni
bij Handel en Industrie. Per 10 Juni invoering van
nieuwe bestelbonnen en geleidebiljetten ter vervanging
van de blauwe bonnen en biljetten, welke per 8 Juni
vervallen zijn. (E.V. 7/6/’40, pag. 768.)
Groenten en fruit. Voorschriften betreffende het telen,
verhandelen en verwerken blijven onverzwakt van kracht.
(E.V. 7/6/’40, pag. 769.)
Hooi en
stroo. Verbod tot vervoeren en afleveren van
hooi en graanstroo ingetrokken. Ook opheffing verbod
van be- en verwerken van haverstroo en zomergerststroo.
Bestaande prijsvoorschriften voor graanstroo buiten
werking gesteld; de maximumprijzen voor hooi blijven
evenwel gelden. (BV. 7/6/’40, pag. 769.)
Houtopstand. Aanvulling van art. 7 der Bodemproduc-
tie-Beschikking 1939: Indien krachtens vergunning een bosch- of andere houtopstand geheel of gedeeltelijk ge-
veld of gerooid is, de gebruiksgerechtigde van den grond
verplicht een gelijke oppervlakte als werd ontbloot, te be-
bosschen overeenkomstig aanwijzingen van den productie-commissaris voor den boschhouw. Verboden aan bosschen
en andere houtopstanden handelingen te verrichten, w’elke
ten gevolge kunnen hebben, dat hout op stam wordt ge-dood. (E.V. 14/6/’40, pag. 785; St.ct. No. 110).
Kippcneieren. Uitvoer van kippeneieren naar Duitsch-
land, tegen een exportprijs d.d. 9 Mei 1940, blijft op de
gebruikelijke wijze doorgaan. Er is een regeling getroffen,
waardoor directe uitbetaling aan de exporteurs kan
volgen.
Ook bepaalde hoeveelheden eendeneieren kunnen naar
Duitschland worden uitgevoerd tegen een voorloopigen
exportprijs van f 3.30 per 100 stuks. Eendeneieren, welke
niet in verschen toestand in de consumptie kunnen wor-
den gebracht, kunnen worden ingekalkt en later als zoo-
danig worden uitgevoerd. (E.V. 31/5/’40, pag. 746.)
Landbouw-inventarisatie. Uitgestelde j .arlij ksclie in-
ventarisatie thans van 3 t/m 15 Juni. (E.V. 7/6/’40,
pag. 767; St.ct. No. 98 en 106.)
Mengvoeders. Nieuwe voorschiiften ten aanzien van
samenstelling van mengvoeders sinds 29 Mei (SteL. No
109).
Voorschriften voor samenstelling van inineralenmeng-
sels blijven ongewijzigd. (St.ct. No. 43, d.d. 23/2/’40).
Wijziging van Mengvoederbeschikking in dien
zin,
dat
alleen aflevering is toegestaan aari den afnemer, die ge-
organiseerd is hij de Meelcentrale. 1-letzeifde geldt voor het
vervoer van mengvoeders, behalve wanneer het een uit-
eindelijken afnemer of een winkelier betreft, die dit be-
trekt op een bestelhon van de sectie Bijzondere Diergroe-
pen te Beekbergen. (E.V. 14/6/’40, pag. 784).
Oliën na vetten. Alle bepalingen betreffende banderolles
en geleidebiljetten zijn onverkort van kracht gebleven.
Opgave van nog aanwezige voorraden vetten, die door de
bijzondere omstandigheden ongebanderolleerd bleven,
aan de zuivelcentrale. (BV. 7/6/’40, pag. 768.)
Pluinivee. Opruiming van oudere dieren thans pen paar maanden vroeger dan gewoonlijk. Vaststellen van prijzen
voor geslachte kippen; eventueele steun van Centrale
voor Eieren en Pluimvee, die in vriesinrichtingen geplaats-
te geslachte kippen op bepaalde voorwaarden koopen.
In verband hiermede zijn de voedertoewijzingen voor leg-
t
402
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
19 Juni 1940
kippen verminderd; de regeling van de voedertoewijzing
voor het in 1940 geboren pluimvee is dezelfde gebleven.
(BV. 7/6/’40, pag. 770.)
Tarwemcel en -bloem.
Onthèffing van verbod van ver-
voeren en afleveren op grond van het Besluit van 28 Au-gustus 1939 (St.bl. 679 J), indien daartoe onder bepaalde voorwaarden vergunning is gegeven door of vanwege de
Meelcentrale. Vaststelling van prijzen voor tarwemeel en bloem op resp. f 12.75 en t 15.— per 100 kg netto, franco
w’al, naastbijgelegen depôt of afleveringsplaats van den
hereider. Ontheffing van het vervoer- en afieveringsver-
bod naar en aan den uiteindelijken verbruiker blijft,
met inachtnerning van de Prijsopdrijvings- en Hamster-
wet 1939, bestaan. (E.V. 14/6/’40, pag. 783; St.ct. No. 108).
Varkens. Gelegenheid tot levering van varkens aan de
Veehouderijcentrale sedert 31 Mei, tegen bepaalde voor-
waarden en prijzen. (BV. 7/6/’40, pag. 770.)
Vee. Voortzetting en zoo mogelijk uitbreiding van den
arbeid van de Provinciale gezond heiddiensten voor vee.
(BV. 14/6/’40, pag. 785).
Vee. Geëvacueerd.
heffing van weidegeld voor z.g.n.
evacuatie-vee van de getroffen veehouders is verboden.
Indien dit geschied is, wordt schriftelijk opgave aan
Bureau Ontruiming, Lange Voorhout 3, ‘s-Gravenhage,
verzocht. (E.V. 14/6/’40, pag. 785).
Veevoeder.
Tot 1 Februari 1941 zal geen krachtvoeder
voor het rundvee worden toegewezen. Winning van hoog
–
waardig ruwvoeder en indien mogelijk verschuiven van
den kalÎtijd is zeer gewenscht. ‘l’oewijzing van niaïs-
zaaizaad voor veevoederdoeleinden tegen bepaalde voor-
waarden aan landhouwens. (BV. 7/6/’40, pag. 769.)
Vecvoeler-veivoer. Ten behoeve van een zoo economisch
mogelijk vervoer kan op de witte veehouders-bonnen, een
week vôôrdat de daarop vermelde geldigheidsduur intreedt,
reeds hij den handel voeder worden betrokken. Zoodoencle
kunnen veehouders voeder voor 14 dagen gelijktijdig be-trekken. (BV. 14/6/’40, pag. 785).
Weidegras, lucerne en roodklaver.
Vaststelling van maxi-
mumprijzen, gebaseerd op de vermoedelijke hooiopbrengst
en de kwaliteit daarvan, welke door deskundigen, aange-
wezen door den provincialen voedselcommissaris, zal worden
vastgesteld. (E.V. 14/6!’40, pag. 784).
Zaden. Landbouw.
Verplichte opgave aan den voedsel-
commissaris van voorraden, niet bestemd voor uitzaai
op eigen bedrijf van: suikerbietenzaad, voeder- en mangel-
wortelzaad; alle gras- en kiaverzaden; alle wikkezaden,
lupinezaad, spurriezaad, knolzaad; alle wortelzaden voor
landbouwdoeleinden; serradellazaad, boterzaad, merg-
koolzaad en zaden van andere voederkoolsoorten, kool-
raapzaad. Afleveren, vervoeren en doen vervoeren van
deze zaden is verboden; ontheffing hiervan onder be-
paalde voorwaarden namens den provincialen voedsel-
commissaris voor zaaidoeleinden in bepaalde hoeveel-
heden. Het vervoederen van deze zaden is, behoudens
ontheffing, onder bepaalde voorwaarden, verboden. (BV.
7/6/’40, pag. 767.)
GELD-, CR.Ei)IET- EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN.
Aangiften voor liet belastingjaar 1940—’41. Alle
aangiften moeten onveranderd worden gedaan naar
den toestand per 1 Mei; echter is
het
mbgelijk ge-
maakt, dat hij de toepassing van de belastingwetten
bij het op te brengen bedrag met den gewijzigden finan-
cieelen toestand van den belastingplichtige wordt reke-
ning gehouden.
(E.T.
7/6/’40, pag. 777.)
Clearingplichtigc schulden.
Voldoening geschiedt op
normale wijze door storting in de clearing; omrekenings-
koers voor verplichtingen in Reichsmarken, tot nader
bericht: R.M. 100 = f 75,63. (BV. 24/5/’40, pag. 739).
Niet alleen t. a. v. Duitschiand, maar ook voor
Bulgarije, Chili, Italië, Roemenië en Turkije dient
men ter voldoening van clearingplichtige schulden weer
op normale wijze te storten. Ook de autonome maat-
regelen nopens het betalingsverkeer met Spanje, Dene-
marken en Noorwegen blijven voorloopig onveranderd
van kracht. (BV. 7/6/’40, pag. 779.)
i)cvieze.nbescherining. Overgangsmaatregelen.
Bij ver-
ordening van den Rijkscommissaris berust de uitvoering
van de bepalingen van het K.B. betreffende deviezen-
noodmaatregelen d.d. 10 Mei 1940 (St.bl. No. 484, St.ct.
No. 91) behalve hij de Nederlandsche ambtenaren, ook bij
ambtenaren van het. Duitsche Deviezenbeschermi ngs-
commando. (BV. 14/6/’40, pag. 781).
Goederen. Vernietigde of verloren.
Gegevens worden ver-
zameld omtrent alcoholhoudende dranken en acci.jnsgoed,
die op last van militaire of burgerlijke autoriteiten zijn
vernietigd, alsmede omtrent accijnsgoed en belastingzegels,
die tengevolge van het oorlogsgeweldverloren zijn gegaan.
Belanghebbenden kuinen zich, voor wat betreft accijnzen,
tahakszegels, ornzethe!astingzegels en statistiekzegels,
schriftelijk wenden tot den Inspecteur der Invoerrechten
en Accijnzen,. en voor vat betreft zegels, uitgegeven inge-
volge de Zegelwet 1917 of de Wet op de Couponbelasting,
tot den Inspecteur der Registratie en Domeinen. Er be-
staat geen uitzicht, dat voor bedragen van f 25 of minder
aan accijns of zegels teruggaaf of afschrijving zal worden
verleend. (RV. 14/6/’40, pag. 789).
Motorrijtuigenbelasting. In verband met het beperken
van het verbruik van motorbrandstof, kan bij aanbieding
ter intrekking teruggave worden verleend over de op 31
Mei 1940 nog geldige maanden van de belastingkaart,
bedoeld in art. 4, eerste en derde lid, der Motorrijtuigen-
belastingwet. Ten aanzien van belastingkaarten, afgegeven
op voet van art. 4, vierde lid, van genoemde wet, wordt
teruggave verleend over de op het tijdstip van inlevering
nog openstaande vakken van de helastingkaart. In deze teruggaven is begrepen een evenredig gedeelte van het
bedrag, dat gevormd wordt door de in de Motorrijtuigen-
belastingwet voorgeschreven heffing van 3 pCt.
(E.T.
24/5/’40, pag. 739).
Tegemoetkomende regeling voor houders van motor-
ri.jtuign, die daarvan slechts
01)
beperkte schaal mogen
gebruik maken. (BV. 7/6/’40, pag. 778.)
Reichsmarknoten.
Onverwijlde inlevering van deze betaal-
rnicldelèn geboden voor 31 Mei 19401), de3 middags om 12 u.
Dit besluit is niet van toepassing
01)
Rentenbankscheine
in de coupures van 1, 2 en 5 Reichsmark. Ook inruil
tegen Reichskreditkassenscheine is voor hen, die né
10 Mei 1940 te goeder trouw ,,Reichsmarknoten”, in
betaling hebben aangenomen, mogelijk. Zie ook Deviezen-
noodmaatregel; aanteekening E.-S. B. (1273) pag. 384.
(BV. 31/5/’40, pag. 755).
Zilverbons. Nieuwe zilverbons van f 1.— en f250,
gedagteekend 1 October 1938, zijn in omloop gebracht.
(Voor omschrijving zie St.ct. No. 103:) Voorts zijn nog
in omloop zilverbons van f 2.50 van het type 1918, ge-
dagteekend 1 Juli 1918 of later, en van Ii.— van het
type 1920, gedagteekend 1 Februari 1920 of later. (BV.
716/’40, pag. 778; St.ct, No. 103.)
VERKEE1.
Autobusdiensten.
In tijdelijke afwijking van de Wet
Autovervoer Personen zijn op korten termijn systemati-
sche wijzigingen en beperkingen aangebracht in het auto-bussenverkeer, waarbij zooveel mogelijk w’ordt gestreefd
naar samenwerking tusschen de autobusdiensten dnder-
ling en aansluiting op de spoor- en tramwegverbindingen,
die tot stand konden w’orden gebracht. De regelingen
worden ontworpen door de Commissie Vergunning
Personenvervoer. (BV. 14/6/’40, pag. 790).
Binnenvaart.
Comité opgericht door de drie landelijke
centrales der vereenigitig van particuliere reeders, schip-
peus en sleepbooteigenaars, hetwelk in overleg en s.men-
werking met bestaande instellingen op dit gebied, hulp en
steun wil bieden aan door oorlogsschade getroffen eige-
naars van iinnenvaartuigen.. (BV. 14/6/’40, pag. 791).
‘) Later verlengd tot 8 Juni ’40.
19 Juni 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
403
ONTVANGEN BOEKEN, BROCHURES EN
STATISTIEKEN,’
BOE KEN.
Public and private property in Great Britain,
door H. Cam-
pion, niet een inleiding van Prof. J. Jewkes. (Londen
1940, Oxford ‘University Press. Prijs 8/6).
Savings in Great Britain
1922-1935. An analysis of the
causes of variations irt savings, door E. A. Radice.
(Londen 1940; Oxford University Press. Prijs 8/6).
Theorij of the just price.
A historical and critical study of
the prohiem of economie value, door Rudolf Kaulla.
(Londen 1940; Georg Allen & Unwin. Prijs 7/6).
De economische Crisis van het jaar
1720, door Dr. F. Ph.
Groeneveld (Groningen-Batavia 1940; P. Noordhoff
N
.
V.
Prijs
t
4.90).
Essays in lnoneta,i/ theory,
door D. H. Robertson. (Londen
1940; P. S. King & Son Ltd. Prijs 11/6).
Budgettering en budgeicontrôle,
door J. E. Spinosa Cattela.
No. 1 der Bedrijfseconomische Monographien onder
redactie van Dr. J. G. Stridiron. (Leiden 1940; H. E. Stenfert Kroese’s Uitg. Mij. N.V. Prijs ingen.
t
5.50,
geb.
t
6.90).
Jaarboekje
1939
van den Amsterdainschen kring van econo-
men.
(Amsterdam 1940).
BROCHURES.
Tnintig jaar Ilooge Raad van Arbeid,
door mr. Tr.A. W.
Quint. (Haarlem 1940; H. D. Tjeenk Willink & Zoon,
N.V. Prijs
t 1.-).
Rapport uitgebracht door de commissie inzake samenrverking
van overheidsbedrijven en installateurs.
Jrg. 1940 No. 1 der Verslagen en Mededeelingen van de Directie van
Handel en Nijverheid van het Departement van
Economische Zaken. (‘s-Gravenhage 1940; Algemeene
Landsdrukkerij. Prijs / 0.50).
JÏ’instbelasting
1940. Leidraad bij het samenstellen van de
overgangsbalans en tekst van het definitieve Wets-
ontwerp, door P. Nassetto en F. Klomp. (Uitgave van
De Belastinggids. Amsterdam 1940. Prijs / 1.50).
De Scheepsbourvriijverheid in èn om Rotterdam,
door Ir.
J. W. Bonebakker. (Lezing voor de Industriecommis-
sie Rotterdam). Uitgave van de Stichting ,,Flaven-
belangen.” Mededeeling no. 3. (Rotterdam 1940).
STATISTIEKEN.
Distributiekosten-statistiek van de grossierderij in chocolade,
suikerrver/cen en aanvervante artikelen
1939. Uitgave
van het Centraal Bureau voor de Statistiek. (‘s-Gra-venhage 1940; Rijksuitgeverij. Prijs
t
0.50).
D istrib utiekosten-statistiek van de, grossierderij in koloniale
ivaren en aanvera’antc artikelen
1938. Uitgave van
het Centraal Bureau voor de Statistiek. (‘s-Graven-
hage 1940; Rijksuitgeverij. Prijs
t
0.50).
Java Sugar statislics
1939/1940. Samengesteld door Gijsel-
man & Steup. (Soerabaia-Batavia 1940).
Annuaire statistiqu.e du royaume de Bulgarie
1939. Uit-
gave van de Direction Générale de la Statistique.
(Sofia 1989).
Onderzoek naar de kosten van het levensonderhoud van
arbeiders- en ambtenaarsgezinnen te ‘s-Gravenhage in
het jaar April
1937
t/m Maart
1938. Publicatie van
het Statistisch Bureau der Gemeente ‘s-Gravenhage.
(‘s-Gravenhage 1940. Prijs /0.50).
Statistiek der inkomens en vermogens in Neaerland
1938/1939.
Publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
(‘s-Gravenhage 1940; N.V. Drukkerij Albani. Prijs
t
0.80).
Justitieele Statistiek en ‘ Faillissementsstatistiek over het
jaar
1938. Uitgave van het Centraal Bureau voor de
Statistiek.
(‘s-Gravenhage
1989; (Rij ksuitgeerij.
Prijs / 1.-).
Statistiek der Gemeentetinanciën
1939. Uitgave van het
Centraal Bureau voor de Statistiek. (‘s-Gravenhage
1940; N.V. Drukkerij Albani. Prijs / 2.40. Voor ge-
rneentebesturen, voor eigen gebruik bestemd, / 1.50).
MAANDCIJFERS.
JLYPOTI{EI4KRËNTI4 IN N171)EREAND.
ster
Den 1-laag
Erf-
Rot-
ter-
Zwolle
1933
. . – –
4.67
4.98
4.93
5.01
4.98
4.70
4.89
1934
– – – –
4.49 4.65 4.69 4.95
4.89
4.52
4.65
‘1935
–
–
–
–
4.54
4.54
5.58
4.80 4.50
4.40
4.44
1936
. – – .
4.58
4.69
4.63
4.87′
4.50
4.47
4.51
1937
.
–
–
–
4.-
4.-
4.04
4.34
4.-
4.13
4.03
1938
‘
– . – .
3.74
3.77
3.72
3.91
3.81
3.79
.3.59
1939
–
–
–
–
3.76
3.80
3.82
4.08
3.83 3.93
3.63
lan.
‘1939
3.50
34
3.75
4.-
4-34
‘)
3.35
34
Febr..,
3.50
34-4
3.75
–
4-34
‘)
3.57
31
–
9
Maart
3.50
34
3.75
4.-
4-35
‘)
4.-
34
April
3.50
34
3.75
–
4-35
‘)
3.70
34 Mei
3.50
35
3.75
4.-
4-34
‘)
3.74
31,5
Juni
3.50
38-4
3.75
4.25
4-35
‘)
4.-
34
Juli
3.50
39-4
3.75
4.-
4-34
‘)
3.82
31-4
Aug.
4.-
4
3.50
–
4-35
2
)
–
35
Sept.,,
4.25
39
4.-
–
4-35
3)
–
4
Oct.,,
4.06
–
4.-
4.25
4
4.35
35-4
Nov.,,
3.75
4-5
– –
4
4.32
4
Dec.
4.50
4-4
4.25
–
4-44
1
)
4.42
4
;lan.
1940
4.50
41-
4.50
4.75
4-44
1
)
4.50
4-
Febr.,,
‘
4.50
–
4.50
–
44
–
4-4
Maart.
4.12′
–
437
5
–
45
.
4.23
4-5
April
,,
4.25
–
4.50
–
45
4.31
4.17
Mei
‘)
4.-
44
4.37′
–
44
4.47 4.2
‘) Op gebouwen deels 4 pOt., deels 34 pCt.;
01)
landerijen 34 pet.;.
‘)
Op gebouwen 4 pet.; op landerijen 35 pot.
3)
Op gebouwen 4 pCt.;
op landerijen deels 34 pOt.; deels 4 pOt.
‘)
Op landerijen 4 pOt.;
op andere objecten 44 pCt.
‘)
De cijfers voor Mei hebben betrek-
king op de eerste negen dagen.
0EOOMJII.NEI4LU)E MAANDS’I’AAT VAN DE VIER
NEI)ERLANDSCIII4 OROOTJ3ANKEN.’)
(In
millioenen guldens)
29
Feb.13
1 Mrt.130Apr.13
1 Mei
Activa:
ICas, kassiers en daggcldleeningen
102
58 54
67
Neci. en Ned.-Ind. schatkistpapier
206
189
165
147
308 247
219 214
Ander overheidspapier
25 23 25
19
Wissels
‘
……………………26
25 24
29
Bankiers in binnen- en buitenland
57 55
62
63
Prolong. en voorsch. op effecten
–
-100
108
107
100
208
211
218
211
Effecten en syndicalen
280
34
293
.33
298
33
286
32
Deelnemingen
(mcl.
voorschotten)
12
’12 ’12 ’12
326 338 343 330
Gebouwen
Debiteuren
…………………
Diverse reken. (mcl. overl. posten)
IS
–
15
,
–
15
–
15
–
Effecten leendepot
…………..
2
2
2
2
’15
15
15
l
78,
874
828 812
Pasiva:
545 498
482
467
Visels
–
eigen accept
’14
14
13
12
1
1
1
–
IS
15
14
12
Belegde bestemnhingsreserve
…..
43 43
41
39
Crediteuren
…………………
Kassiers engenom. daggeldleeningen
–
–
2
3
18
19
•O
13
-derden
……………
2
15
2
15,
2
15
2
15
Deposito’s op termijn …………..
Diverse rekeningen
…………..
Bestenimingsreserve
…………..
638 592
576
551
Effecten leendepot
…………..
236 236 236 236
Werkzaam kapitaal
…………..
Aandeelen
kapitaal
…………..
170
6
170
66
‘170
66
170
66
Reserve
……………………..
236 236 236 236
‘)
In verband met cle verbreking van dc postverbmnding met
Indië en omdat samenstelling van Nederlancische en Nederlandsch-
Indische cijfers onder de huidige omstandigheden geen beteekenis
heeft, is deze staat alleen uit de cijfers der Nederlandsclie groot-
banken samengesteld.
404
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
19 Juni 1940
STATISTIEKEN.
STAI’D VAN ‘s
EIJICS RAS.
Vorcl eringen
t
7
Juni
llliO
1
ai
iviei
1a’v
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlandsche Bank
f
4.994.052,39
–
Saldo b. d. Bank voor Ned.
25.816,16
f
139.178,96
Voorschotten
op
ultimo
April
1940
a/d.
gemeent.
verstr. op a. haar uit te kee-
ren hoofds.
der pers.
bel.,
Gemeenten
………………….
aand.
in
de
hoofds.
der
grondbel. en der gein. foflds-
bel., alsmede opc. op die be-
lastingen en op cle vermo-
–
–
Voorschotten aan Ned.-Indi0′)
,,
54.545.277,88
,,
52.127.305,23
gensbelasting
……………….
Idem aan Suriname ‘)
……
12.862.209,22
,,
12.862.181,87
Kasvord.
weg.
credietverst. a/h.
buitenl.
…………
82.44O.018,81
,,
82.742.201,95
Daggeldieeningen tegen onder-
pand
………………
–
…
–
Saldo der postrek. v.
Rijks-
…62.442.026,95
,,
61.484.841,25
Vord. op liet Alg. Burg. Pen-
…….
comptabelen
……………
sioenforids
1)
–
–
Vord. op andere Staatsbedr.
…….
en instellingen
‘)
56.260.272,83
,,
49.290.824,05
Verplichtingen
Voorschot door de Ned. Bank
ingev. art. 16 van haar oc-
trooi verstrekt
–
6
10.770.745,41
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
Schatkistbiljetten
in
omloop
t
84.167.000,-
,,
89.254.000,-
Schatkistpromessen in omloop
,, 349.400.000,-
1
)
,,
336.400.000,-‘)
Daggeldieeningen
……….
–
–
Zilverbons in omloop
……
20.018.233,50
,,
19.440.890,-
Schuld
op
ultimo
April
1940 a/d. gcm. weg. ah, uit
te
keeren
hoofds.
d.
pers.
bel.,
aand.
i.
0.
hoofds.
d.
grondb. e. d. geni. fondsb.
…….
alsm. opc. op die bel, en op
…
de
vermogensbelasting ….
6.208.434,14
,,
6.208.434,14
733.567,25
,,
733.567,25
Schuld
akn
het Alg.
Burg.
844.531,11
,,
354.839,33
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T.
…..
Schuld aan Curaçao ‘)
………….
Pensioenfonds
‘)
…………….
en T.
1)
206.471.872,89
,,
182.235.996,38
Id.
aan
andere Staatsbedrij-
ven
1)
…
22.500.000,-
,,
22.500.000,-
Id. aan dlv. instellingen ‘)
..,,
….
148.848.232,76
,,
148.940.732,76
‘) In rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist.
2)
Rechtstreeks
hij
de
Nederlandsche Bank f 46.000.000,-
2)
Idem t 29.000.000,–
NEDE1tLANDS,CIIE BANK.
Verkorte balans op 17 Juni 1940.
Activa.
Binnenl. Wissels,
Ç
Hfdbank.
t
33.292.181
Promessen, enz.
Bijbank.,,
714.609
in disconto
( Agentsch.
,,
4.400.653
38.407.443
Papier op het Buitenland .
.
t
300.000
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopçn
–
300.000
Beleeningen
mcl.
Ç
Hfdbank.
t
152.813.233 ‘)
voorschotten in
Bijbank.,,
7.512.567
rckcning-courant( Agentsch.,,
68.294.652
op ondcrpancl
228.620.452
Op Effecten
cnz.
……..
f
227.000.275 ‘)
Op
Goederen en Ceelen ….
..1.620.177
228.620.452 ‘)
Voorschotten
aan
het
Rijk
…………….
..
–
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……….t 1.115.544.475
Zilveren munt, enz.
……
..9.567.469
1,125.111.944
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,
46.022.969
Gebouwen en meubelen der Bank
…………..
4.500.000
Diverserekeningen
……………………….
29.169.014
61.472.131.824
Passlva.
Kapitaal
…………………………….6
20.000.000
iteservetonds
…………………….
……..
4,454.252
Bijzondere
reserve
……………………….
13.494.513
Pensioenfonds
…………………………..
10.938.656
Bankbiljetten
in
omloop
………………….
1.222.246.075
Bankassignatiën
in
omloop
………………..
37.297
Rek.-Courant, Van het Rijk
t
12.900.858
saldo’s
Van anderen
,,
185.475.190 198.376.048
Diverse
rekeningen
…………………….
1.584.988
–
t’
1,472.131.824
Beschikbaar metaalsaldo
…………………
556.4 69.163
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de Bank gerechtigd
is
…………..
1.391.172.908
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank onder-
gebracht
…………………………….
16.000.000
‘) Waarvan
aan
Nederlandsch-Indiê
(!jÎet
van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) t
60.612.475
Vanvnnnn, ta nntari In liiizont1ofl
o’iildpns.
Gouden
.
Andere
Beschikb.
Dele-
Dala
munt en ‘)
C1iU
opeischb.
Metaal-
leings-
snuntmaler. 1 schulden
saldo perc.
17
.l’uni ‘601
1.115.544
1.223.246
1
198.413
556.469
78
10
‘401
1.115.544
1.235.450
208.917
546.337
±78
3
,,
’40
1.115.373
1.257.671
205.727
538.201
77
21 Aug. ‘391
1,129,424
1.011.582
1
401.626
1
590.049
80
Totaal Schatkist-
1
Bel
ee-
Papier
Div.
Data
bedrag
prom.
op liet
reken.
ctisconlo’S
rechtstr.
nengen
i
buitent.
(act.)
17 juni
‘401
38.407
16.000 228.620
300
29.169
10
,,
‘401
69.568
46.000
226.342
300
24.157
3
,,
‘401
70.244
46.000
236.596
300
26.634
21 Aug. ’39
21.297
–
214.812
1.575
11.581
‘) Per 1 April 1940 herwaardeering van (ten goudvoorraau op nasis
van een depreciatie-percentage van 18 pCt.
flTTf’I’C(1Iilr itTJ1SHANIC.
Goud
1
Renlen-
1
Andere Wissels
1Belee-
Data
n
1
-devl
ezen
1
bank-
en
chèques
1
fin
gen
1
scheinen
1 schalkistpa pier
7
Juni
1940.
1
77,6
1
276,5
t
12.359,7
1
25,7
31
Mei
1940.
77,3
1
260,8
12.568,5
1
30,9
23
,,
19
1
0.
77,1
268,0
11.595,9
22,6
23Aug.
1939.
1
77,0
t
27,2
8.140,0
22,2
Data
Effec
–
Diverse
Cis’cu-
Rekg.-
Diverse
ten
1Activa
latie
1
Cr1.
1
I’assiva
7
Juni
’40
138,9 1.387,5
12.353,6
1
1.432,0
1
484,9
31 Mei
’40
191,9
t
1.43/,4
12.594,2
1.470,0
1
4577
23
,,
’40
143,7
1
1.813,3 11.757,1
1.637,9
1
567,7
23 Aug. ’39
982,6
1
1.380,5
8.709,8
1
1.195,4
1
454,8
11ANIC VAN r.NClli’LANi).
l3anhbilj.
Bankbilj
Other Securitses
Disc, and
1
Secte-
Data
Melaal
in
in Bank.
circutalie Deparlm.
Advances
.4
ritjes
12
Juni
’40
.750
578.370
51.870
3.890 22.990
5
.,
’40 .660
569.260
10.970
2.890
22.810
29
Mci
’40
.650
556.860
23.370
2.880
22.730
22
’40
,,
.610
540.500
33.740
2.990
23.700
23 Aug. ‘9
247.263
508.064
38.353
5.711
–
24.334
Other Deposits
D
–
Data
Cao. Sec.
Public
Depos.
Reserve
1
hsngs-
Lerc.
Bankers
–
Other
Acc.
1)
12
Juni ’40
123.980
34.890
103.160
48.360
53.310
28,6
5
,,
’40
161.730
13.610
118.790
49.610
12.390
6,8
29 Mei
’40
148.900
36.120 94.910 50.480
24.780
13,7
22
,,
’40
137.880
32.780
103.050
46.080
35.110
19,3
23 Aug. ’39
99.666
22.371
92.132 36.229
39.199 26.0
‘) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
1
tanden
7
Mei
1
1940
318
Jaai
’40
18
Laagste 1
Hoogstel
Jani 1
10115
1940
1
Laagsge
Juni
’40
1
Hoogstel
IS
Juni
1940
Officieel:
–
New York
4.03
4.028 4.034
4.03
4.028
11.031
4.03
Parijs
176.628
176.50
176.75
176.628
176.50
176.75
176.628
Stockholm
16.90
16.85 16.95
16.90
16.85 16.95
16.90
Montreal
415 443 447
445
443
447
445
Buenos Aires
17.175
17.05
17.30
17.178
17.-.
17.30
17.068
Niet .Off
ieiëeh:
Alexaudrië
97.50 97.50 97.50 97.50
97.50
97.50
97.50
Athene
535 525
525
525 525 525
525
Bangkok
22.18
22.18
22.18 22.18
22.18
22.18 22.18
Bombay
18.-
18.- 18.-
13.-
18.-
18.-
18.-
Budapest
18.50.
17.50
20.87 20.87
19.18
20.37
19.87
Hongkong
14.88 16.96
14.96 14.96
14.96
14.96
14.96
Istanbul
510 515
515
515 515
515
515
Kobe
16.56 16.75
17.75 16.75
15.93
17.-
16.18
Lissabon
102.128 97.75
99.-
99.-
99.-
100.50
99.50
Madi’id
36.25
36.25 36.25
36.25 36.25
40.-
40.-
Montevideo
27.25
24.-
28.-
24.-
24.-
26.-
24.50
Rio cle Janeiro
3.66 3.25
3.87 3.25
3.37
3.56
3.37
Shanghai
3.31
3.84
3.98
3.87
3.84
3.90
3.84
Singapore
28.18 28.18
28.18
28.18 28.18 28.18
28.18
KOERSEN Til NEW-YORK. (Cable).
Data
L(nden
Parijs
Berlijn
Amsterdam
(8
per
£)
(8
per
100
fr.)($
p.
100
Mle.)
(8
p.
/100)
11
Juni 1940
3.75
2.13
40.102) 12
,,
1940
3.75
2.18
40.10
1
)
–
13
,,
1940
3.70
1
/.
2.18
40.101)
–
14
1940
3.67
2.68
40.10
1
)
–
15
,,
1940
3.65
3
/
2.18
40.10
1
)
–
17
,,
1940
3.6611,
–
40.10
1
)
–
19
Juni 1939
4.68
1
/,.
2.65
40.1111.
53.14
Muntpariteit
4.86
3.90
5
1,
23.81
1
1,
40
1
1,
1)
Nominaal.
ZILVEJIPRIJS OOUDPRIJS
Londen
1)
N. York’)
A’dam
2)
Londen
‘)
11
Juni
1940..
23 35
11
Juni 1940..
–
1681-
12
,,
1940..
23’1,
35
12
1960..
–
1681-
13
,,
1940..
23’1,
35
13
,,
1940..
–
1681-
14
1940..
23
7
1
1
,
35
14
,,
1940..
–
1681-
15
,,
1940..
– –
15
,
1940..
–
1681-
17
,,
1940..
23
3451. 17,,
1940..
–
1681-
19
Juni
1939..
19
1
1
42’1
19
Juni 1939..
2120
14816
23 Aug. 1939..
20’/,.
37
1
1
23 Aug. 1939..
2110
14816
1
1, 2)
In pence
p. or.
stand.
‘)
Foreign silver in 8e.
p.
oz. fine.
‘)
In guldens per Kg.
100011000.
‘)
In sh.
p. oz.
fine.