1 SEPTEMBEL? 1937
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch-Statistische
Berichten
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEÔEDEELINGEN
VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN
HET
NEDERLANDSCH ECONOMISCH
INSTITUUT
22 JAAROANG
WOENSDAG 1 SEPTEMBER 1937
No. 1131
COMMISSIE VAN REDACTI1iI:
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
P. Lief tinck; N. J. Poluk; J. Tinbergen; F. de Vries en
II. til. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
ttcdactie-aclres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
A angcteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaut weg.
Telefoon Nr. 35000. Pos trekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pugi
na’s f0,40 per regel. -Plaatsing bij aboanement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertënties:
Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
strdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-reken-ing
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnemantsprijs Economisch-Statis
tisch Maandbericht f.5,- per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitflnland en Koloniën resp.. f 18,—,
f 6,— en f23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en hit. Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD.
BIz.
MEPAAL-VLIECÎUIGBOUW IN 11EI)ERLAND
door
Mr. 0.
Leyende/i kers………………………………624
De atroorning van het verkeer door
A. Al. Groot ….6
–
25
Aspecten van liet streven naar nationale zelfgenoeg.
zaainheid door Dr. James !tub,neld ……………. 627
BUTENLANDSONE MEDE WEISKING
Het nieuwe vennootschapsrecht in Zwitserland door
Dr. H. Block ………………. . ………….. 628
AANTEEKENINUEN
Richtlijnen . voor de interne economische politiek
van Zwitserland …………………………
632
?.IAANDOIJFEKS:
Iudexcijfers vuii Nederlandsche aandeelen ……..
633
ONTVANGEN BOEKEN ……………………………
635
Statistieken:
Groothandeisprijzen …. .
……. . …………………….. 636-637
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten ………………635, 638
De gelcimarkt vertoonde in de afgeloopen week
weinig veranderingen, hetgeen hij de exoritante geld-
ruimte trouwens niet was te verwoncieren. De uitimo
ging voorbij zonder cle markt in het minst te heroe-
ren en onder die omstandigheden is het duidelijk, dat op het crediet van de circulatiehank geenerlei beroep
behoefde te worden gedaan. De mutaties op clan week-
staat van De Nederlandsche Bank speelden zich dan
ook vrijwel uitsluitend op de creditzijde af, alwaar
een verschuiving plaats vond van de rekening-cou-
rant-saldi van derden naar de biljetten.
01) de wisselmarkt trekt cle flauwere stemming van
het Pond tegenover een vastere van den Dollar de
aandacht. Zeer waarschijnlijk zal men laatstgenoemde
in verband moeten brengen met het feit, dat Dollar-
verkoopen voor Japansche rekening voor het oogen-
blik een einde schijnen te hebben genomen. Einde
van cle week sloten Dollars te Londen op 4.974 tegen
4.99 de week tevoren.
De feature van de week vormde overigens wel de
verlaging van het disconto van de Federal Reserve
Bank te New-York met een 3 pOt. tot 1 pOt., een
niveau, dat sedert de oprichting van het reserve-sys-
teem niet was waargenomen. In het licht van cle
sedert een ige maanden door de Amerikaansche auto-
riteiten gevoerde geidpolitiek, welke erop gericht was,
door een verscherping der dekkingsbepalingen van
de deposito’s der Memher Banks, een monetaire cre-dietinfiatie te breidelen, doet deze verlaging zonder-
ling aan. Zij bewijst immers, dat, nu door den 1001)
der omstandigheden, eindelijk in grootere mate door
handel en industrie een beroep op de banken wordt
gedaan en deze zich hierdoor genoodzaakt zien gelei-
delijk een gedeelte van haar portefeuille in staats-
obligaties, uiteraard juist die met korten looptijd, te
liquideeren, de autoriteiten door eerstgenoemde he-
perkende bepalingen inzake de dekking der deposito’s
feitelijlc in een impasse zijn geraakt. Hieruit trachten
zij zich te redden door een verlaging van het officieele
disconto. Het staat echter nog te bezien, of deze
maatregel het gewenschte effect zal sorteeren, omdat
ook
hij
een disconto van 1 pOt. het voor de banken
voordeeliger blijft haar kortioopend schatkistpapier,
waarvoor het rendement toch altijd nog lager is, af
te stooten. Hier wreekt zich zeer duidelijk de dualis-tische geldpolitiek, welice de Regeeriug van de Ver
eenigde Staten in de afgeloopen maanden heeft ge.
voerd en die vôôr alles erop was gericht, de markt
voor het staatsj)apier ruim en dus koedkoop te houden.
De Fransche Franc wist zich, dank zij interveniias
van het Egalisatiefonds, betrekkelijk goed te houden.
Het voorstel van Minister Bonnet, om de 10. pOt. hef-
fing op sommige staatsfondsen te doen heöindigen,
heeft in zeker opzicht een gunstig effect gehad, in
zooverre hierdoor een steun aan den koers der rentes
wordt gegeven. Anderzijds realiseert men zich, dat
deze inkomstenderving de precaire positie der schat
kist allesbehalve gelegen komt. Het disagio op Ter-
mijnfrancs ondervindt weinig verandering en blijft
omstreeks 20 cents voor den driemaandstermijn.
624
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 September 1937
METAAL-VLIEGTUIGBOUW IN
NEDERLAND.
Een der industrieën, die nog groote toekomstmoge-
lijkheden hebben is, naar het zich laat aanzien, de
vliegtuigindustrie. Nederland is zoo gelukkig, deze
industrie binnen haar grenzen – zelfs binnen haar
engste strategische grens, binnen de waterlinie –
door meerdere bedrijven vertegenwoordigd te zien.
Nu de vliegtuigbouw schijnbaar een evolutie door-
maakt van den gemengden bouw naar den meta?.l-
bouw, is het van belang te onderzoeken, welken in-vloed dit kan hebben op de toekomst van de Neder-
lanclsche vliegtuigindustrie. Ondeskundigen zijn al spoedig geneigd te constateeren, dat de Nederland-
sche fabrieken thans niet meer up to date zijn en dat
alleen ,,grootbedrjven” in de Vereenigde Staten en
in Duitschland nog toekomst hebben. Deze meening
is echter onjuist, zooals het navolgende nader moge
toelichten.
V66r alles moet er echter op worden gewezen, dat
het nog lang geen uitgemaakte zaak is, of metaal-
bouw boven gerneiigden bouw de voorkeur verdient.
Het is waar, dat de gemengde bouw in zijn ouden
vorm, waarbij de geheele vliegtuigromp is gecon-
strueercl van staalbuizen, met doek bekleed, niet veel
meer wordt toegepast, doch constructies, waarbij hout
een groote rol speelt, komen nog bij de modernste
typen voor. Zoo is bij de bekende nieuwe Fokker-
bommenwerper G-1 het geheele middenstuk van dan
romp met den vleugel van hout, terwijl het achterste
gedeelte geheel van metaal is. Het Fokker-gevechts-
vliegtuig T-5 bestaat uit een metalen neus, houten
vleugel en voor-romp, terwijl het rompgedeelte achter
den vleugel van metalen buizen is, met doek bekleed.
Zooals gezegd, staat het geenszins vast, dat het me-
taal deze constructies zal verdringen. Hout heeft in
elk geval het voordeel, dat het gladder afgewerkt kan
w’orden dan metaal, zelfs als men bij dit laatste ver-
zonken klinkwerk hezigt, waardoor dus geen nagel-
koppen uitsteken. Naarmate men de snelheden op-
voert, wordt deze eigenschap van hout van meer
waarde. Hout is ook gemakkelijker te repareeren,
wat. vooral voor militaire vliegtuigen belangrijk is.
Dit is mogelijk de reden waarom op het oorlogster-
rein in Spanje, naar uit betrouwbare mededeelingen
is gebleken, geen voorkeur aan metalen vliegtuigen
wordt gegeven.
In sterkte doet het hout in het algemeen ook niet
voor metaal onder. Alleen kan men zeggen, datbij
zéér groote vliegtuigen metaal een lichtere construc-
tie mogelijk maakt. Voorstanders van metaalhouv
beweren ook, dat het onderhoud van metalen vlieg-
tuigen geringer is, doch van den anderen kant zijn
er thans nog tallooze niet-metalen Fokkers in be-
drijf, die van 15 jaren her dateeren. Ook dient men
te bedenken, dat geheel metalen vliegtuigen eerst in de laatste jaren zijn opgekomen en dat men dus nog
niet over volledige gegevens voor de heoordeeling op
dit punt beschikt. De mogelijkheid bestaat immers,
dat zich na langeren tijd in het metaal vermoeiings-
verschijnselen gaan voordoen, die de onderhoudskos-
ten ongunstig beïnvloeden.
Bij de snelle ,,carrière”. die de metaalbouw in de
laatste jaren gemaakt heeft, hebben ongetwijfeld ook
andere factoren dan zuivere doelmatigheidsoverwe-gingen een rol gespeeld: in de eerste plaats het stre-
ven der naties om zich ten aanzien van de grondstof-
fen voor deze sleutelindustrie onafhankelijk te ma-
ken van het buitenland. Engeland noch Duitschland
beschikken over groote voorraden spruce (sparren-
hout), dat, naast herken-, linden- en esschenhout,
voor den vliegtuigbouw in de eerste plaats in aan-
merking komt. Daarom bevordert de Engelsche regee-
ring het gebruik van hoogwaardige staalsoorten en
de Duitsche dat van aluminiumlegeeringen. Voorts
is metaal, dat machinaal bewerkt kan worden, een e-
zochte bouwstof in landen, waar geschoolde arbeid
minder gemakkelijk te krijgen is. Wellicht speelt dit
in de Vereenigde Staten een rol: in den tijd toch,
dat A. Fokker vliegtuigen in de Vereenigde Staten
bouwde, liet hij ook reeds de houten vleugels kant en
klaar uit Nederland komen. Deze factoren, waarbij
wellicht ook dle psychologische factor ,,mode” gevoegd
kan worden, verklafen mede het snelle succes der
geheel-metalen vliegtuigen. Of dit succes van blijven-
den aard zal zijn, is echter momenteel nog niet uit
te maken. Dit vooropgesteld, volgen hieronder eenige bijzon-
derheden omtrent de metaalbouwstof, die voor Ne-
derland het meest in aanmerking komt. Nederland
heeft zelf geen aluminiumindustrie en zoo dit al zoo
ware, zou deze voorloopig toch niet in aanmerking komen voor cle zeer speciale legeeringen, die voor
den vliegtuigbouw vereischt zij.n. Daarom zullen wij
voor de grondstof op het buitenland aangewezen blij-
ven en wel in de eerste plaats op Duitschiand, welks
industrie het incest ontwikkeld is
1).
De vraag rijst of vliegtuigbouw met behulp van deze
metalen in de Nederlandsche fabrieken mogelijk is.
Zuiver technisch gesproken is dit ongetwijfeld het
geval. Alle installaties en werktuigen, benoodigd voor
de metaalbewerking, zijn tenminste in één van onze
nationale vliegtuigfahrieken aanwezig. Dit blijkt
trouwens afdoende uit het feit, dat in Nederland
reeds verschillende militaire typen zijn gebouwd,
welke ten dccle van metaal zijn. (Zie de vliegtuigty-
pen, vermeld in den aanvang van dit artikel). Ook
de inzendingen der Nederlandsche fabrieken op de
Avia-tentoonstelling te ‘s-Gravenhage hebben ertoe
kunnen bijdragen, misverstanden als zouden deze be-
drijven niet voor metaalverwerking zijn ingericht, uit
de wereld te helpen.
De moeilijkheden, die aan metaalhouw in Neder-
land i.n den weg staan, zijn echter van financieelen
aard. Aan metaalbouw zijn nI. zeer hooge kosten ver-
1)
De Duitsehe alurniniumlegeeringen worden o.a. ge-
maakt ‘in de Dilrener Metallwenken, en de eerste Patenten
daarvan .dateeren, evenals de naam Duralumin, reeds van
1909. Zij danken hun eigenschappen niet alleen aan hun
samenstelling, maar ook aan de wijze van behandeling:
verh.ittinig, snelle afkoeling, ontiaten dati wel opslag ge-
durende lange ren tijd bij ei o rmale temperatu ren, walsen,
pletten enz. De soorten, welke voor den vliegtuigbouw
het meest van belang zij, zijn de volgende:
0.
I)irralumin,
of
J)ural.
Dit is een legeeriug van aiu-
rninium met 2.5-5.5 pot. koper, 0.2-2.1 pOt. magnesium,
en kleinere percentages niangaan en silicium. Het is van
alle legeeringen het hardst: rekgrens 26-40 kgfmm
2
, trek-
vastheid 40-55 kg/rnm
2
, ]
3rinelihardheid 100-140. Het
wordt geleverd in .drie of vier versch.illeïide legeeriagen en
wel iii bladen en banden (tot 6 rem dikte) in .geperste
profielen, in staven, in getrokken buizen en in pers- en
smeedstukken.
Duralpiat.
Dit is Duraluinin, bedekt met een hu.idje
kopervrij alliage. Dit huidje, waarin zioh sIBehts geringe
percentages ma.gn.esiu m, mangaan en silicium bevinden, is
zeer intens met de kerniegeerinig veibonden cr1 dient om
deze tegen w’eersinvloedcn te beshermen, in het bijzonder
tegen zeewater en reelucht. Terwijl de vastheid en de rek
van onbeschermd clural u lui
Ii
bij i nwerki lig van zeewater
snel verminderen, is duraiplat zeer corrosiebestendig. Het wordt geleverd in bladen en banden. Het kopervrije huid’
je is niet dikker dan 5-7
pct. van •de totaaldikte..
Dirralumiu 11
1
.
i).it is aluminium gelegcerd niet 3.5-4.5
pOt. koper, 1-1.8 pot. niagnesium en 1.8-2.2
pCt.
nikkel.
Ï.[et wordt geleverd iii pers- en snieedstukken en wordt gebruikt voor doelen die aan vei-hitting boven 150 zijn
blootgesteld.
Technische gegevens ontleend aan ,,Ju’tikers Nachrich-
tea”, jrg. 8, Heft 4 en 5. In een nibvoerig artikel in deze
nummers aan het duraluniin gewijd, wordt ook de ,,wir.t.
scihaftspolitisohe” zijde van den nietaalbouw onomwonden
erkend-.,, G1eichzeitig triigt die grundlegende Wan.dlung
des Wi rtshaftlebens Deutschlands .du rch den V ierjahres-plan der Deutscihen Reiehsregierung sehr dazu bei, in ver.
stiirktem Mesze diesen einheinrischen Werkstof 1 – deun
als solher kbnnen Aluminium und die Aluminiumlegie
ru ngen anges:proohen werden – auoh als Austa.usohwe rk
stof f zu varwenden”.
1 Sèptember 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
625
bonden omdat, véérdat men aan den eigenlijken vlieg-
tuigbouw begint, eerst een serie mallen en kalihers
moeten worden gemaakt, hijv. van lood, waarop clan
weer cle metalen onderdeelen van vleugels en romp
worden vervaardigd. Dit brengt hooge kosten met
zich mee, die alleen verantwoord zijn, indien men ze
kan omslaan over een groot aantal te bouwen vlieg-tuigen. Deze vliegtuigen moeten dan bovendien ge-
heel van hetzelfde type zijn, omdat iedere verande-
ring weer den aanmaak van nieuwe mallen en kali-
bers vereischt.
Hoe belangrijk deze vooruit-te-maken kosten zijn,
kan blijken uit het volgende voorbeeld. Toen begin
1936 de ‘regeering Glenn-Martin bommenwerpers voor
het Necl.-Indische leger wilde koopen, is ook een
oogenblik overwogen, deze in licentie in Nederland te
doen bouwen. Een Nederiandsche vliegtuigenfabriek
heeft toen een begrooting gemaakt van de uitgaven,
welke gedaan zouden moeten worden om de benoo-
digde mallen en kalibers te maken. Men kwam tot
175.000 man-uren werk á 70 cent, en daarenboven
$ 32.000 aan materiaal: tezamen circa
f
167.500 zon-
der toeslagen voor ,,overhead” dekking e.d. Daar er toen slechts sprake was van den bouw van 7 machi-
nes, Icon de fabriek den bouw niet in overweging
nemen: de algemeene onkosten zouden te zwaar
drukken op den prijs van iedere machine afzonder-
lijk. (De prijs van één bommenwerper beliep toen
ongeveer 14-2 ton). De bestelling is daarop in de
Vereenigde Staten geplaatst en uiteindelijk besloot
de Regeering, in plaats van .7 stuks er 39 te laten
bouwen. Over dit aantal omgeslagen zouden cle alge-
meene onkosten natuurlijk van veel minder beteeke-
nis geweest zijn en zou ook in Nederland de bouw
rendabel geweest zijn. Toen was het echter te laat.
Uit het bovenstaande blijkt duidelijk, aan welke
voorwaarde metaalbouw gebonden is, nl. aan vlieg-
tuigbouw in serie. Zoodra een opdracht van voldoen-
den omvang gegeven is, kan de Nederlandsche in-
dustrie tot den bouw van metalen vliegtuigen over-
gaan: niet alleen voor militaire doeleinden, maar
evenzeer verkeersvliegtuigen van de klasse der DO-3’s,
ja zelfs nog grootere viermotorige machines met
grooten actieradius, een type dat, naar het zich laat
aanzien; spoedig actueel zal zijn.
De nationale defensie stelt aan ons volk zoo hooge
eischen, dat cle Regeering thans ongetwijfeld in
staat is, opdrachten van den gewenschten omvang
te verstrekken. Het komt ons voor, dat het in het
algemeen belang is, dat zij haar opdrachten ook
inderdaad aan de Nederlandsche vliegtuigindustrie
geeft – dat dit belang zelfs z66 groot is, dat men
van een moreelen plicht mag spreken. Tot natuur-
lijke, gezonde werkverruiming kan een bloeiende
vliegtuigindustrie immers niet weinig bijdragen.
Vliegtuigbouw is een zéér arbeidsintensieve indus-
trie en de arbeiders moeten bovendien geschoolde
vaklieden zijn, die aanspraak kunnen maken op een
betrekkelijk hoog loon, zoodat deze industrie de
ieve.nsbasis kan zijn voor een welvarende groep arbei-
ders van zeer goed sociaal gehalte. Geen enkele instantie kan zich o.i. daartegenover op
het standpunt stellen, dat zij tea aanzien van den
aankoop van vliegtuigen geheel vrij moet zijn. Vol-
strekte vrijheid is nu eenmaal onvereenigbaar met
het begrip samenleving. De gemeenschap, zonder wel-
ke geen overheidsdienst of onderneming kan bestaan,
heeft bepaalde aanspraken en in onzen tijd geldt een
der voornaamste van deze aanspraken de bevordering
van werkverruimning. Dit algemeen belang is zoozeer
gemoeid hij den vliegtuigbouw, dat men het ontwer-
pen van nieuwe typen niet meer een particuliere
aangelegenheid mag noemen van deze of gene fabriek,
doch een zaak waarin alle hij de luchtvaart betrok-
kenen moeten samenwerken.
Tenslotte dient er op gewezen dat, zoolang de
superioriteit van den metaalbouw niet overtuigend
is gebleken, deze den gemengden bouw in de Neder-
landsche fabrieken nimmer geheel en al zal ver-
dringen. Deze laatste toch is voor de Nederlandsche
industrie van bijzonder belang in verband met den
verkoop van licenties. Deze vormt een voorname bron
van inkomsten voor de Neclerlandsche fabrieken.
Vooral bij militaire vliegtuigen komt het voor, dat
hier te lande een type ontwikkeld wordt, dat er en-
kele exemplaren van gebouwd worden en dat dan de
licentie aan één of meer vreemde regeeringen ver-
kocht wordt. Deze laten dan in hun eigen land, onder leiding van enkele Nederlandsche technici een aantal
machines van dat type bouwen. Dit aantal is veelal
niet groot en daarom zou metaalbouw voor zulke
cliënten te duur worden. Met het oog op den verkoop
van licenties is het daarom van belang, dat de Ne-
derlandsche industrie zich blijft specialiseeren op ge-
mengden bouw.
Doch daarnaast ligt thans een helangrijk arheids-
veld op het gebied van den metaalbouw. Moge dit
voor haar ontsloten worden door de rationeele samen-
werking van alle bij den vliegtuigbouw betrokken in-
stanties. Mr.
0.
LEYENDEKKECS.
DE AFROOMING VAN HET VERKEER.
De snelle ontwikkeling van het wegverkeer heeft de concurrentieverhoudingen in het verkeerswezen
gedurende de laatste jaren sterk gewijzigd. Speciaal voor vat betreft het goeclerenvervoer geniet het be-
roepsvervoer als ook het werkverkeer hier te lande
nog welhaast onbeperkte vrijheid. De Spoorwegen
ondervinden van deze concurrentie in zeer ernstige
mate den invloed. Sinds jaar en dag heeft het spoor
wegvervoer hier te lande te concurreeren met het
watervervoer, doch die concurrentie beperkte zich
tot de verbindingen tusschen de z.g. natte plaatsen,
de plaatsen dus die aan den waterweg zijn gelegen.
De vervoerssnelheid hij de Spoorwegen was in vroeger
jaren bovendien belangrijk grooter dan bij het ver-voer te water en deze beide factoren leidden ertoe,
dat zich geleidelijk een afscheiding voltrok tusschen
het werkgebied van de spoorwegen en van den water-
weg. De motoriseering van de binnenscheepvaart
heeft de vervoerssnelheid van het waterverkeer ver-
hoogd en de samenwerking tusschen auto en binnen-
schip opende de mogelijkheid om het vervoer tus-
schen droge plaatsen te bewerkstelligen door gedeel-
telijk vervoer per schip en gedeeltelijk vervoer te
land. Van die oorspronkelijke afscheiding van het
werkgebied van de verschillende verkeersmiddelen
is daarom thans niet veel meer te bemerken; de con-currentie strekt zich thans uit tot het geheèle vervoer.
Eén van de grondpijlers van de tariefpolitiek van
de Spoorwegen wordt in dezen concurrentiestrijd be-
dreigd, nl. de classificatie van de vervoertarieven in
verband met de draagkracht der verschillende goe-
deren. In de periode van begrensde concurrentie kon
voor goederen van hooge waarde een relatief hooge
vervoerprjs bedongen worden, terwijl voor het ver-
voer van goedkoope goederen een lage vrachtprijs
werd berekend. De dure goederen leverden een ver-
voerpnijs op, die hooger was dan de gemiddelde kos-
ten van het vervoer; de vervoerprijs der goedkoope goederen was niet voldoende om de kosten van dat
vervoer geheel te dekken, maar zoolang de te hedin-
gen vervoerprjs hooger was dan de variah’ele kosten
van dat vervoer werd de rendabiliteit van de spoor-
wegen ook door dat minder loonende vervoer bevor-
derd. Door deze differentiatie van de tarieven werd
de nationale en internationale arbeidsverdeeling be-
vorderd; goederen, die geen hooge vervoerkosten kon-
den dragen konden hij deze tariefconstellatie toch
vervoerd worden.
Men heeft het dikwijls doen voorkomen, alsof deze
bevordering van de arheidsverdeeling de doelstelling
was van deze tariefpolitiek, alsof de spoorwegen het
offer van vervoer tegen een prijs, die lager was dan
de kostprijs aanvaardden om die arbeidsverdeeling te
verbeteren, daartoe in de gelegenheid gesteld door
626
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 September 1937
het feit, dat andere goederen een hoogere vracht op-
brachten. Dit is een verkeerde voorstelling van feiten.
De spoorwegen brachten geen offer door dit vervoer
tegen lage prijzen; dit vervoer beneden kostprijs ver-
beterde de rendabiliteit van het spoorwegbedrijf, om-
dat het meer opbracht dan de variabele kosten. Zou-
den de spoorwegen dat vervoer hebben afgestooten,
dan zouden de kosten van het bedrijf zijn verminderd
met de variabele kosten aan dat vervoer verbonden,
terwijl daartegenover de geheele opbrengst van dat
vervoer zou zijn uitgevallen. Zoolang de opbrengst dus
hooger was dan die variabele kosten, moest afstooting
van dat vervoer de winst verminderen.
Dat de spoorwegen vele jaren in staat waren deze
tariefpolitiek door te voeren, vifldt zijn verklaring
in het feit, dat in de jaren, waarin zich de concur-
rentie beperkte tot het watervervoer, door de spoor-
wegen een monopoloïde positie werd ingenomcn. Van
een absoluut monopolie kan in het vervoerbedrijf ook in het verleden niet worden gesproken, maar de con-
currentie beperkte zich in die jaren tot de verbin-ding tusschen bepaalde plaatsen en verder tot be-
paalde categorieën van goederen. Bepaalde groepen
van goederen waren practisch aangewezen op spoor-
weg-vervoer, andere groepen van goederen werden na-
genoeg geheel te water vervoerd. Op die trajecten,
waar de concurrentie tusschen beide vervoermiddelen
fel was, werd het principe dan ook in het verleden
reeds veelal doorbroken.
Nu de concurrentieverhoudingen door de ontwik-
keling van het verkeerswezen zich zoo hebben toege-
spitst en nu die concurrentiestrijd over het geheele
land en ten aanzien van welhaast alle categorieën van
goederen wordt gevoerd, blijkt doorvoering van het
principe, waarbij de vrachtprijs afhankelijk gesteld
wordt van den aard van het goed, niet langer door-
voerhaar. Dit is een eenvoudig en direct gevolg van
de uitbreiding van dien concurrentiestrijd. De bak-
ker, die in een welvarende wijk en in een arbeiders-
wijk brood levert, zou in die eerste wijk voor
zijb
brood zeer wel een hoogeren prijs kunnen bedingen
en het is zeker niet onniogelijk, dat het hem voordéel
zou bieden in de arbeiderswijk tegen een lageren
prijs te leveren om zijn omzet te stimuleeren. De
bakker en de arbeiders zouden door die prijspolitiek
waarschijnlijk beiden gebaat zijn, maar de mogelijk-
heid om die prijspolitiek te voeren wordt hem door
de concurrentie ontnomen. Er zou direct een con-
current opstaan, die in de welvarende wijk het brood
tegen lageren prijs zou leveren en de eerste bakker
zou in zijn bedrijf verlies lijden, indien hij zijn ge-
heele omzet zou moeten leveren tegen den lagen prijs,
die hij in de arbeiderswijk zou bedingen.
Geheel hetzelfde geldt ten aanzien van vorenge-
noemde tariefpolitiek in het vervoerwezen, die tarief-politiek kon onmogelijk gehandhaafd blijven, toen de
concurrentie een zoo algemeen karakter kreeg. Men
kan het in het voorbeeld van den bakker betreuren,
dat de arbeiders in dan vervolge een hoogeren prijs
voor hun brood moeten betalen en zoo kan men ook
betreuren, dat, door de nivelleering van de tarieven
0
1) een gemiddeld niveau, de vervoermogelijkheid van
verschillende goederen wordt uitgeschakeld; dit alles
is een gevolg van de vrije concurrentie, die nu een-
maal een drang uitoefent in de richting van één alge-mee.nen m.arktprijs voor gelijkvaardige goederen en
gelijksoortige diensten.
In het verkeerswezen duidt men de concurrentie,
die ten doel heeft het meest waardevolle, dus meest
loonende vervoer te onttrekken aan andere verkeers-
middelen, aan met den naam ,,afrooming van het
verkeer”. Zou men met die uitdrukking het ver-
schijnsel willen typeeren, dan zou daar weinig be-
zwaar tegen bestaan, maar velen gaan verder en zien
in die afrooming van het verkeer een, in economi-
schen zin, ontwrichtende prjsonderbieding. Dit is
echter geheel onjuist; het moge juist zijn, dat door
de voortgaande nivelleering van de tarieven op het
gemiddelde niveau de vervoermogelijkheid van de
laagstgeclasseerde goederen verkleind wordt, maar dat
is niet anders dan een consequentie van het principe
der vrije concurrentie, dat in onze geheele maat-
schappij is doorgevoerd. De verschijnselen treden hier alleen duidelijker aan het licht, omdat wij den
overgang van den ouden toestand in den nieuwen
toestand zelf meemaken.
De prestatie, die door het veivoermiddel geleverd
moet worden, is geheel onafhankelijk van den aard
van het te vervoeren goed; ook de kosten van het
vervoer worden door den aard van het goed niet be-
invloed en het is daarom vanzelfsprekend, dat de ver-
voerder, die de keuze heeft tusschen twee vervoeren van gelijken omvang, het meest loonende zal kiezen
en voor elk van die beide vervoeren eventueel een
gelijke.prijsaanbieding zal doen. Volhardt het andere
vervoerbedrijf in de handhaving van het principe der
tariefdifferentiatie, dan moet dat leiden tot een over-heveling van het meest loonende vervoer, dus tot af-rooming van het verkeer.
De afrooming van het verkeer beperkt zich echter
niet tot de aantrekking van het vervoer van die goe-
deren, die de meest loonende vrachtprjzen opleveren;
daarnaast bestaat een afrooming van het verkeer in
dien zin, dat het concurreerende vervoermiddel zich
werpt op die trajecten, die de grootste verkeersdicht-
heid hebben. In het reizigersvervoer zagen wij daar-
van voor enkele jaren een zeer duidelijk voorbeeld in
de wilde busdiensten en taxidiensten op het traject
Amsterdam—Den Haag, een traject met een bijzonder
intensief reizigersvervoer. Daarnaast treedt hetzelfde
verschijnsel, zij het ook in minder markanten vorm,
op in het goederenvervoer.
Ook de verklaring van dit verschijnsel is tot de-
zelfde oorzaken terug te voeren. De vervoerprestatie
en de vervoerkosten zijn onafhankelijk van het tra-
ject, dat wordt bereden en de concurrentie richt zich
dus in de eerste plaats op de meest loonende trajec-
ten. Men zou ook dit kunnen zien als een consequen-
tie van de vergrooting van het gebied, waarop zich de
concurrentiestrijd afspeelt, doch hierbij is een zeer
bijzondere factor in het geding. Aan de tariefpolitiek
van de Spoorwegen wordt de eisch van uniformiteit gesteld. De Spoorwegen hebben als eenig algemeen
vervoermiddel een vervoerplicht te vervullen, die ook
in de wet is vastgesteld. Men mag die uniformiteit
thans niet meer zoo zien, dat de Spoorwegen verplicht
zouden zijn alle vervoeren tegen denzelfden prijs
per tonkm te verrichten. In de laatste jaren hebben
de Spoorwegen zeer vele speciale overeenkomsten af-
gesloten en van een eenheidsvervoersprijs kan dan
ook zeker niet worden gesproken. Wel ligt echter de
maxiinumvervoerprijs, die bedongen kan worden vast
in de officieele tarieven en die prijs geldt zoowel
voor de verkeersdichte, als voor de verkeersarme ge-
deelten van ons land. Alleen de Spoorwegen hebben
zulk een vervoerplicht voor het geheele land, aan
andere meer locaal werkende vervoermniddelen kan
ook zulk een verplichting niet worden opgelegd, om-
dat die vervoerplicht ondeelbaar is.
Ofschoon dus de uniformiteit in de tarieven in cle
laatste jaren verminderd is, is de begrenzing naar
boven gehandhaafd. Bovendien vervoeren de contrac-
tenten van de Spoorwegen in het algemeen door het
geheele land en het is daarom practisch ondoorvoer-
baar hij de vaststelling van de contractvrachtprjzen rekening te houden met de verkeersdichtheid op de
verschillende trajecten, waarover dat vervoer zal
plaats vinden. Het uniformiteitsprincipe is ook in de
algemeene meening zoo diep ingeworteld, dat het als
een onredeljkheid zou worden aangemerkt, indien in
een vervoercontract voor verschillende baanvakken
verschillende prijzen zouden worden berekend.
Dat bij de vaststelling van den contractprijs reke-
ning wordt gehouden met den omvang, de regelmaat
en den aard van het vervoer vindt men algemeen
redelijk en normaal, maar de verkeërsdichtheid op de
1 September 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
627
baanvakken, waarover het vervoer moet geschieden
beschouwt men niet als een factor, die daarop van
invloed behoort te zijn en dat terwijl die vervoers-
dichtheid één van de belangrijkste factoren is, die
den kostprijs van het vervoer per tonkin beïnvloe-
den. Zoolang geen verband gelegd wordt tusschen den
vervoerprijs en de vervoerdichtheid, moet het alge-
meene vervoerbedrijf in een nadeelige positie verkee-
ren, want de concurreerende vervoermiddelen zullen
zich vanzelfsprekend werpen op het vervoer, dat de
geringste kosten veroorzaakt en dat is het vervoer
over de trajecten met het meest intensieve verkeer.
Zij zullen trachten dat vervoer aan de Spoorwegen te
onttrekken en zich zelfs geen moeite geven, om ook
dat andere vervoer aan zich te trekken. Het gevolg
van een en ander is, dat de Spoorwegen worden aan-
gewezen op het vervoer met de hoogste kosten per
tonkm en in den concurrentiestrijd komen zij daar-
door in een zeer moeilijke positie.
Van de zijde van de Spoorwegen heeft men ge-
tracht deze bezwaren te ondervangen door met groote
verzenders contracten af te sluiten voor het geheele
vervoer. Die verzenders deden daardoor afstand van
het voordeel, dat ligt in een splitsing van het ver-
voer in twee deelen, ni. het vervoer over verkeers-
dichte verbindingen, waarvoor door het particuliere
beroepsvervoer lage prijzen werden aangeboden en
het vervoer in verkeersarme gebieden, dat door de
Spoorwegen moest worden verricht tegen het normale
algemeen geldende tarief. Daartegenover staat dan,
dat de verzenders die zulk een contract afsloten bij-.
zondere rabatten konden bedingen. Deze speciale
contracten geven echter geen volledige oplossing voor
de bovengeschetste bezwaren, welke de Spoorwegen
ondervinden door de onttrekking van de meest loo-
ziende deelen van het vervoer. Zij kunnen alleen wor-
den afgesloten met zeer groote verzenders; de groote
groep van kleinere verzenders, die door het aantal
eveneens van zeer groote beteekenis is, kon niet op
deze wijze gebonden worden.
Indien gesproken wordt van afrooming van het
verkeer, dan doelt men daarmee gewoonlijk uitslui-
tend op de onttrekking van liet vervoer van de
meest waardevolle goederen. Die vervoersonttrekking
wordt verklaard door het feit, dat de Spoorwegen in
de bestaande tariefstelling ongelijke prijzen berekenen
voor het vervoer van verschillende goederen, terwijl de economische kosten van het vervoer van die ver-schillende groepen van goederen gelijk zijn. De ont-
trekking van het verkeer over de verkeersdichte baan-
vakken spruit voort uit een andere oorzaak. De ver-
voerkosten op een baanvak met groote verkeersdicht-
held zijn per tonkm lager dan op een baanvak met
geringe verkeersdichtheid, terwijl de prijzen niet
afhankelijk zijn van de verkeersdichtheid. In het al-
gemeen kan men dus zeggen, dat vorenbedoelde ver-
keersonttrekking voortvloeit uit de omstandigheid,
dat de vervoerprijzen, die door de Spoorwegen wor-
den berekend, niet gebaseerd zijn op de economische
kosten, die aan elk onderdeel van dat vervoer ver-
bonden zijn.
Zij, die de uniformiteit in de tarieven van de
Spoorwegen gehandhaafd willen zien, zullen zich
moeten verzoenen met de gevolgen van deze onttrek-
king van het meest rendabele vervoer; zij zullen daar-
om een verliesbrengeud spoorwegbedrijf moeten aan-
vaarden. Daarmee is geenszins gezegd, dat het ge-
heele huidige spoorwegverlies uit deze oorzaak voort-
spruit, maar zeker schuilt hierin één van de belang-
rijke verliesoorzaken van het bedrijf.
Theoretisch staan nog twee andere wegen open,
maar de practische bezwaren aan de doorvoering
daarvan verbonden zijn ‘zoo groot, dat naar ons oor-
deel het middel ernstiger zou zijn dan de kwaal. Men
zou het uniformiteitsprincipe in de tariefpolitiek van
de Spoorwegen kunnen prijsgeven en in dat geval
dus de spoorwegtarieven geheel moeten aanpassen aan
de economische kosten van het vervoer, waarbij dan
een sterke variatie in de tarieven in verband met de verschillen in de verkeersdichtheid in verschillende
deelen van het land een onvermijdelijke consequentie
zou zijn. Ook zouden bovengenoemde bezwaren te on-
dervangen zijn door een zeer diep ingrijpende ordening
van het verkeerswezen, waarbij de vervoerprijzen zou-
den moeten worden gebaseerd op de gemiddelde kos-
ten van het vervoer. Zulk een regeling zou echter
moeten leiden tot een onduidbare verstarring en prac-
tisch ook ondoorvoerbaar blijken.
A. M. GROOT.
ASPECTEN VAN HET STREVEN NAAR NATIONALE
ZELFGENOEGZ AAMHEID.
Het is in den allerjongsten tijd steeds meer gebrui-
kelijk geworden, het begrip ,,nationale zeifgenoeg-
zaamheid” of autarkie niet langer te verbinden aan
den toestand van een voldoende voorziening in de
levensbehoeften uit
natuurlijke
eigen bronnen, zooals
de grond, mijnen, petroleuinvelden enz. Veeleer denkt
men nu aan zekere geruchtmakende mogelijkheden
van industrieele zelfvoorziening met vitale grondstof-
fen en zelfs zekere levensmiddelen uit bepaalde, in
ruimer mate in het betreffende land aanwezige,
grondstoffen, bijv. door chemische omzetting van
steen- of bruinkool, hout, aardappelen, in de thans
iedereen bekende synthetische producten, zooals stik-
stof, benzine, rubber, kunstzijde of stapelvezel en een
groote reeks andere stoffen.
Het algemeene kenmerk van de minder goed aan-
geschreven ,,Ersatzwirtschaft”, alsmede van het autar-
kische streven naar nationale zelfgenoegzaamheid in
den beteren zin des woords, is als het ware esn cycli-
sche omkeering in het productieproces, daar op deze
manier gepoogd wordt, om uit half of geheel verwerk-
te producten weer grondstoffen te vervaardigen, ter-
wijl daarentegen onder normale omstandigheden
grondstoffen voor de vervaardiging van fabrikaten
gebruikt worden. Het is immers een lange weg van
de delving van steenkool en den verbouw van aard-
appelen tot het verkrijgen van acetyleen, om te zwij-
gen van het maken van chloor uit zout en van an-
dere scheikundige stoffen, waaruit tenslotte de grond-
stof (synthetische rubber) gemaakt wordt.
De productie van synthetische benzine of stikstof
bijv. vereischt een moeilijke en kostbare ontleding
van gewone kool in zeer kapitaal-intensieve be-
drijven, voordat de elementen voor de synthese benoo-
digd, verkregen zijn. En precies hetzelfde is het geval
t.o.v. een lange reeks surrogaten, zooals kunstmatige
vetten, houtsuiker enz. Over het geheel beschouwd
kan men hierbij slechts een omzetting van aanwezige
in niet aanwezige nationale grondstoffen voor be-
paalde behoeften vaststellen. Toch is het momenteel
ook den scherpzinnigsten econoom onmogelijk om de
eigenlijke grenzen tusschen z.g. surrogaten (Ersatz)
en levensvatbare synthetische productie mif te bake-
nen, gezien het feit, dat vele uit den nood des tijds
geboren nieuwe producten vaak later tot geweldige
bronnen van verzorging uitgroeien konden. Men
denke hierbij slechts aan de beginperiode van de biet-
suikerindustrie en haar ontwikkeling onder den druk van de continentale blokkade door Napoleon, of aan
de fundamenteele verdringing van de Indische indigo
door de synthetische verfstoffen, voorts aan de be-
reiding van stikstof uit de lucht, aan de kunstzijde
uit cellulose, kunsthars uit steenkool, aluminium uit
bauxiet, om slechts eenige alledaagsche voorbeelden
te noemen van de groote ontwikkeling van indus-
trieën, die uit noodtoestanden zijn geboren.
Uit het oogpunt der wereldhuishouding lijkt
OP
het eerste gezicht het streven naar zelfvoorziening in
tal van landen uit te loopen op een geleidelijke en
tenslotte mogelijk ook noodiottige ontwrichting van het stelsel van internationaal ruilverkeer.
Zelfs meenen sommigen onder de pessimisten, dat
na korter of langer tijd, door de hand over hand toe-
nemende autarkische ontwikkelingen in een steeds
623
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 September 1937
grooter aantal naar industrialisatie strevende landen, aan (leze noodiottige ondermijning van het interna-
tionale handeisverkeer niet meer te ontkomen zal zijn.
De redeneering is daarbij meestal aldus, dat juist
onder den vrijwel algerneenen druk van oorlogsvrees, de pogingen om door zeifvoorziening het economisch
zelfbehoud te consolideeren, veel omvattender pro-
porties gaat aannemen dan in vroeger tijden, zoodat
een atomiseering van de wereidhuishouding er op zijn
minst sterk door wordt versneld. Weliswaar kunnen
de geweldige kapitalen, vereischt voor het in exploi-
tatie brengen van de kapitaalintensieve synthetische
bedrijven in normale tijden stellig niet gemakkelijk
verkregen worden; tenzij door opname van leeniugen
bij financiers, die zich te voren van de rentabiliteit van
de productie verzekeren. Maar in het tegenwoordige
tijclsgewricht worden door de Overheid geweldige be-
cragen, welke evenzeer als ,,verzekeringsprernie”, voor
het nationaal zelfbehoud in geval van oorlog of bij
–
zonder sterk nijpend deviezengebrek worden be-
schouwd, als de uitgaven voor de bewapening zelf,
zonder meer opgebracht en makkelijk afgeschreven.
Deze omstandigheid is het juist, welke het
voortstuwen van een aanvankelijk zeer riskante en
oneconomische productie op den weg naar massafa-
brikatie in hooge mate bevordert. Zulks te meer, ivan-
neer het ,,nationale” voortbrengsel, gewonnen uit
,,nationale” grondstoffen (lucht, zout, kool, enz.), en
uitgevonden door ,,nationale hersens”, met behulp van propaganda een breede of althans voorbereide
markt kan vinden, waardoor het inburgeren daarvan
in de hand gewerkt wordt en deeling der kosten door massaleri afzet het gevolg is. Aan de ,,potentialities”
(zooals de Engelschen zouden zeggen) van de autar-kische ontwikkelingstendensen lijkt derhalve het ge-
vaar van een grondige verstoring van het interna-
tionale handelsverkeer verbonden.
Bestaat dit gevaar werkelijk? Ik geloof, dat dit
laatste overschat wordt. In de eerste plaats bedenke
men, dat tengevolge van de uitbreiding van de syn-
thetische productie weliswaar grondstoffen, welke in
een bepaald land dreigen te ontbreken, op grooter
schaal ter beschikking gesteld kunnen worden, toch
dat dan ook het oorspronkelijke idee van een ,,na-
tionaal” product vervalscht wordt. Want een op
scheikundige en natuurkundige wijze tot stand ge-
bracht product verliest zijn karakter als zuiver na-
tionaal product). Zoo heeft bijv. de uitbreiding van
de synthetische reukstoffen in Frankrijk zelf aan de
inheemsche cultuur en verwerking van reukplanteu
in de vermaarde omgeving van Grasse, alsmede aan
den uitvoer daarvan, nadeel berokkend. Er zijn tal-
rijke voorbeelden van, dat het scheppen van een
synthetische productie in een bepaald land er meestal
toe leidt, dat een aanverwante en als typeerend na-
tionaal doorgaande tak van bedrijf kwijnt of sterk in
gedrang raakt. Veronderstellen wij bijv., dat de nu
opkomende vervaardiging van ]enzen uit kunsthars
overal uitbreiding zal vinden, zoo zou het zeker met dé voor typisch nationaal doorgaande productie van
optische artikelen te Jena in Duitschland al spoedig
gedaan zijn.
Uiteraard kunnen wij hier deze gevolgen slechts
terloops vermelden en er nogmaals de aandacht op
vestigen, dat een vermeerderde synthetische produc-
tie in een bepaald land de neiging vertoont, om de
nationale productie te internationaliseeren; want
technische procédé’s kunnen onmogelijk eeuwig een
geheim voor concurreerende andere landen blijven.
De ervaring leert, dat een bepaald procédé andere
procédé’s uitlokt. Men denke bijv. aan het A.K.U.-
procédé voor de winning van vezel uit ondermelk e.n
het z.g. lanital-procédé uit caseïne van Ferretti bij
de Italiaansche kunstzijdefabriek Snia Viscosa. Er
1)
Hetwelk daarin bestaat, dat bijaonder nationale grond-
stof f en, ccii typisch handwerksigewijzc productie of spe-
ciale indusbriecle procédi’s bij de vervaardiging toege-
past 7ijfl.
zijn, om willekeurig andere voorbeelden op te noe-
men, verscheiden procédé’s voor het verkrijgen van
stikstof uit lucht en kooi, van kunstzijde uit cellu-
lose van verschillende herkomst en aard, kunstharsen
uit talrijke derivaten enz. Een synthetisch product
is in wezen een internationaal product, juist zooals
een synthetisch vervaardigde diamant (saphir, robijn)
té zuiver en té regelmatig is, in vergelijking met de
natuurlijke diamant, welke vaak niet regelmatig kris-
talliseert of zelfs onzuiverheden bevat. De natuur-
lijke diamant heeft evenwel vooralsnog de reputatie
van afkomst uit de vermaarde diamantmijnen te
Kimberley, Britsch-Indië enz.
Wij zien dus, dat er grenzen zijn voor een uit-
breiding van de zeifgenoegzaamheid door middel van
de synthese, want deze draag-t ertoe hij, dat de abso-
luut noodzakelijke uitvoer van ,,nationale” voort-
breugselen met het doel om huitenlandsche betalings-
middelen te verkrijgen, vermindert naarmate het bui-
tenland ook deze producten gaat vervaardigen.
Toch zit er nog een ander fundamenteel nadeel
vast aan een te sterke opdrijving van de synthese,
t.w. de nijpende noodzakelijkheid, om niet alleen
nieuwe hulpbronnen voor de winning van het eind-
product te ontsluiten, zooals mijnputten voor de voort-
brenging van een bepaalde soort kool, voor een be-
paalde chemische verwerking henoodigd, maar tevens over te gaan tot op groote schaal kappen van hoomen,
voor de winning van een bepaald soort cellulose. M.a.w.
tegenover de betere voorziening aan den eenen kant,
staat een verarming aan den anderen kant, terwijl met het oog op de kapitaalintensiteit der synthetische pro-ductie, het probleem van de werkloosheid er geen op-
lossing door vindt. In dit opzicht was onlangs om. een
discussie in het Engelsch Iloogerhuis zeer leerzaam,
waaraan o.a. de president-commissaris van de Indus-
trial Chemical Industrie Ltd. deelnam, toen het
vraagstuk der uitbreiding van de synthetische ben-
zineproductie in Groot-Brittannië besproken werd.
Ook in de meest hevoegde kringen in Engeland staat
men voorloopig nog zeer sceptisch tegenover het pro-
bleem van de rentabiliteit van dezen bedrijfstak, al-
hoewel het reusachtige beuzinebedrjf van Biliingham
aldaar sedert lang onder betrekkelijk gunstige voor-
waarden en beschermd door protectionistische maat-
regelen werkzaam is.
Onze conclusie kan dus alleen luiden, dat ,,de hoo-
men van de autarkie niet tot in den hemel groeien”,
d.w.z. dat het gevaar voor een ineenstorting van de
wereldhuishoudiug of zelfs maar van het stelsel der
internationale goederenruil, schromelijk overdreven
wordt. Integendeel voorzien wij juist op grond van
te ver gedreven zelfvoorziening een verruiming van
het internationale ruilverkeer, dus de voorbereiding
voor een nieuwen cyclischen ommekeer in de economi-
sche tendenzen. Dr.
JAMES RUBINFEID.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
HET NIEUWE VENNOOTSCHAPSRECHT IN
ZWITSERLAND.
Dr. H. Block te Bern schrijft ons:
De laatste tien jaren zullen in de geschiedenis van
het vennootschapsrecht als een periode van hervor-
mingen worden béschouwd. Vele landen hebben in
deze periode hun wetgeving op de vennootschappen
vernieuwd. Hiervoor kunnen drie oorzaken worden
aangevoerd.
In de eerste plaats moesten de verouderde wetten
aan de economische ontwikkeling worde:n aangepast.
De tot dat tijdstip geldende bepalingen waren vaak
reeds tientallen jaren geleden afgekondigd. Toestan-
den, waarvoor destijds normen waren vastgesteld, be-
staan niet meer, nieuwe economische verschijnselen zijn op den voorgrond getreden, waarmede de recht-
spraak zich noodzakelijkerwijze moest bezighouden,
1 September 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
029
doch welke door den wetgever nog niet waren ge-
regeld. Dit verzuim wordt nu ingehaald.
In de tweede plaats waren er gedurende.de
laatste
twee crises groote misstanden aaia het licht gekomen.
Vele directies maakten van haar volmachten een zoo
danig gebruik, dat zij haar maatschappijen leeg-
plunderden; de organen, met het toezicht belast,
hebben hun taak niet naar hehooren vervuld, hadden
vergrijpen en verliezen over het hoofd gezien of zelfs
verzwegen. Hierdoor ontstond voor den wetgever een
tweede taak, nauelijk dergelijke verderfelijke ver-
schijnselen in de toekomst te voorkomen, de veilig-.
heid te vergrooten en de sancties te verscherpen.
n
Tenslotte deden in den loop va cle decennianieuwe
ideeën tav. het vennootschapsrecht haar intrede, die ntar verwezenlijking streefden. Men wilde de werk-
nemers in het bestuur of toch tenminste in de winst
van de ondernemingen doen deelen, dan wel men
meende een metaphysisch verschijnsel de ,,onderne-
ming an sich” tegen de hebzucht en de kortzichtig-
heid van de vrije aandeelhouders te moeten bescher-
men, hetgeen uitliep op een hevoorrechting van de.
bestuurskringen, terwijl het overbrengen van het lei-
dersbeginsel uit de politiek naar het vennootschaps-
gebied hetzelfde doel heeft.
Het is thans van belang te constateeren, dat de
twQede en derde bron van de vernieuwing van het
vennootschapsrecht op de herziening van het Zwitser-
sche verbintenissenrecht geen invloed hebben gehad.
Stellig hadden de ineenstortingen gedurende de moei-
lijke en langdurigé crisis ook in Zwitserland hier en daar misstanden aan het licht gebracht, doch er ont-
stonden geen groote schandalen, zooals die, welke ver-
bonden zijn aan de namen Kreuger, Lahusen, Hatry,
Oustric of Gualino, terwijl de algemeene zakenmoraal
niet in die mate verwilderde als in andere landen. En
daar ook in het politieke leven van Zwitserland de
democratische traditie gehandhaafd werd en van het
experiment eener omvorming van de maatschappij
werd afgezien, sluiten de nieuwe wettelijke bepalin-
gen, welke op 1 Juli van dit jaar van kracht werden,
nauw aan bij het bestaande recht.
Ten deele volstaan zij met het vastleggen van de
door de rechtspraak opgestelde nornien, maar ook daar,
waar veranderingen moesten worden aangebracht heeft
cle wetgever in den geest van het oude recht gewerkt
en elk radicalisme vermeden. Het ging in wezen in
het geheel niet om een hervorming of om een revo-,
lutionnaire wijziging, zooals bijv. in Duitschland
heeft plaats gehad, doch om een herziening, een alge-
heele aanpassing van de wet aan de behoeften van,
het bedrijfsleven, welke niet door gebeurtenissen van
den jongsten tijd was afgedwongen, doch tientallen
jaren geleden reeds in overweging werd genomen en
reeds langen tijd was voorbereid. Toen namelijk
krachtens de grondwetsvijziging van 13 Nov. 1898
aan den Bond de wetgeving op het gebied van het
burgerlijk recht werd toegewezen en de codificatie
van het Zwitsersch privaatrecht ter hand werd geno-
men, besloot men het verbintenissenrecht van 14 Juni 1881 ten deele ongewijzigd in het burgerlijk wetboek
over te nemen, opdat het nieuwe recht niet later dan
in 1912 in werking zou treden.
Reeds in 1911 echter verleende het Departement
van Justitie den schepper van het burgerlijk wetboek,
Prof. Eugen Huher, opdracht, met de bewerking te
beginnen van het vennootschapsrecht, dat evenals het
wissel- en chèquerecht niet herzien was. De groote jurist ontwierp na zorgvuldige beraadslagingen een
wetsontwerp, dat hij in 1920 aan de regeering voor-
legde; ziekte en dood maakten aan zijn verdere mede-
werking eèn einde. Daardoor werd het vroegere lid
van den Bondsraad Arthur Hoffmann met de voort-
zetting van de herziening belast, en nadat de puhliek
opinie haar standpunt had bepaald en talrijke denk-
‘beelden had geopperd, ontstod’ in 1923 een wetsont-
werp-Hoffmann. Wij wijzen op twee belangrijke ver-
anderingen: de door Huber toegevoegde gelegenheids-
vennootschap werd weder afgeschaft, in haar plaats
kwam de besloten N.V. (G.m.h.H.), welke in het
Zwitsersche recht tot dusver niet had bestaan en
waarvan Huber een tegenstander was. In 1925 werd
het ontwerp door een uitgebreide commissie van des-
kundigen onderzocht en op 21 Febr. 1928 diende de
Bondsraad bij het Parlement het definitieve ontwerp
in. De Nationale Raad en de Stendenraad beraad-
slaagden hierover en tenslotte kwam dus de wet van
18 Dec. 1936 tot, stand, welke op 1 Juli van dit jaar
in werking trad, dus bijna een kwarteeuw, nadat met de herzieningswerkzaamheden een aanvang was ge-
maakt.
Scheiding tusschen de naarnloote vennootschap en
de coöperatieve vereeni ging.
Het nieuwe verbintenissenrecht ‘) regelt het recht
van de ,,collectieve vennootschap” (d.i. de Zwitsersche
benaming voor de firma), de commanditaire vennoot-
schap, de naamlooze vennootschap, de commanditaire
vennootschap op aandeelen, de besloten naamlooze
vennootschap en de niet tot de handelsondernernin-
gen hehoorende coöperatieve vereenig-ingen. Een vol-
gend hoofdstuk vermeldt de bepalingen omtrent het
handelsregister, de formaliteiten, waaramn bij eik der
onderneiningsvormen moet zijn voldaan en de regels
betreffende de commercieele boekhouding, terwijl een
derde hoofdstuk de papieren van waarde behandelt,
en wel in hoofdzaak den wissel en de chèque, waarbij naar aanpassing aan de in 1930/’31 door twee Geneef-sche conferenties opgestelde internationale wissel- en
chèqueregeling gestreefd werd.
Wij beperken ons hier tot een beschouwing over het vennootschapsrecht en tot eenige opmerkingen
t.a.v. het herziene recht op de coöperatieve vereeni-ging en het nieuwe recht op cle besloten naamlooze
vennootschappen. Het hierbij behandelen van de
coöperatieve vereeniging is daarom gerechtvaardigd,
omdat onder het oude recht ondernemingen als coöpe-
raties werden gesticht, die zuiver kapitalistische doel-
einden nastreefden, dus niet, zooals thans volgens de
wettelijke definitie van de coöperatieve vereeniging
,,in hoofdzaak de bevordering of veiligstelling van be-paalde economische belangen harer leden door onder-
linge hulp ten doel heeft” (art. 828). Dit was moge-
lijk, doordat de samensteller van het coöperatieve vereenigingsrecht, zooals dit tot dusverre gold, de
Züricher hoogleeraar voor privaatrecht, Bluntschli,
er bewust genoegen mede had genomen, een algemeen
kader te scheppen, om de coöperatie, die destijds
aan het begin van haar ontwikkeling stond, vrije
baan te laten. De terughoudendheid van den wet-
gever is over het algemeen steekhouclend gebleken,
ook wanneer men rekening houdt met de opkomst’
van pseudo-coöperaties.
Teneinde te verhinderen, dat ondernemingen de
strengere voorschriften van het vennootschapsrecht
zouden ontwijken, had de Bondsraad reeds in 1919 bij
verordening bepaald, dat coöperatieve vereenigingen geen vast stamkapitaal mogen hebben en dat aandee-
len in coöperatieve vereenigingen niet aan toonder
mogen worden afgegeven. De nieuwe wet bevestigt
deze beginsele, want de coöperatie is toch een orga-
nisatorische eenheid van een onbepaald aantal per-
sonen (of vennootschappen), evenals de vereeni-
ging, en alhoewel het minimum aantal leden zeven
moet bedragen (daalt het beneden dat getal, dan kan
de rechter op wensch van een lid der vereenigingof
van een schuldeischer tot ontbinding besluiten), naar
boven is dit getal onbegrensd. Art. 839 bepaalt uit-
drukkelijk, dat de statuten ,,de toetreding niet in bij-
zondere mate mogen bemoeilijken”. Met het schom-
melende aantal leden is een gefixeerd stamkapitaal
1)
Sdhwe’i’zerisehes Obligationenreeh’t met voorwoord, aainteekeiiingeri en zakenregister door Dr. W. Stauffacher,
advocaat ‘te Ziiiiiah. (Zürioh z.j.; Oreil Füssli Verlag. Prijs
Fr. 4.80).
630
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 September 1937
niet in overeenstemming. Daar het toetreden echter
in elk geval afhankelijk is van de goedkeuring van
het bestuur, is het ook uitgesloten aan de aandeelen
van de coöperatie het karakter van toonderstuk-
ken te verleenen, waarvan het bezit zooals hij het
aandeel, automatisch het lidmaatschap insluit.
De wet maakt voorts bepalingen omtrent de
netto-winst, waarvan de verdeeling bij de pseudo-
coöperaties overeenkwam met uitkeering van divi-
dend; teneinde handelsonderuemingen niet den vorm
van coöperaties te doen aannemen, wordt bepaald,
dat de leden principieel geen aanspraak op een aan-
deel in de netto-winst hebben, doch dat de geheele
opbrengst, wanneer de statuten niet anders bepa-
len, wordt toegevoegd aan het vermogen van de coöpe-
ratie. Is er echter in een verdeeling voorzien, dan
moet deze, indien de statuten wederom niets anders
bepalen, plaats hebben naar gelang de individueele
leden gebruik maken van de instellingen van de coöperatie, niet, zooais bij het aandeel, naar ge-
lang van den omvang van het gestorte kapitaal. In-dien er bewijzen van aandeel bestaan, dan mag het
daarop vallende aandeel in de netto-winst niet hooger
zijn dan de in het land gebruikelijke rentevoet voor leeningen op langen termijn zonder speciale zeker-
heid (art. 859). Overeenkomstig de grondgedachte
van de coöperatie heeft elk lid, onverschillig den
omvang van zijn deelneming in het kapitaal, slechts
1 stem, terwijl hij niet meer dan één ander lid van
de coöperatie mag vertegenwoordigen, ook dit in
tegenstelling tot de naamlooze vennootschap.
Tenslotte is de opzet van de organisatie der coöpera-
tieve vereeniging, waarorntrent tot dusverre slechts
weinig bepalingen bestonden, weliswaar analoog aan
dien van de naamlooze vennootschap, echter toch zoo-
danig, dat er duidelijke verschillen bestaan, waardoor
liandelszaken niet gauw den coöperatieven vorm zul-
len kiezen.
Afscha.ffing van de miniatuur naamlooze vennoot-
schappen.
De wetgever heeft hiermede een zuivere scheiding
tusschen de coöperatie en de handelsvennootschappen
teweeggebracht en zonder de vrijheid van de coöpe-
raties in de regeling van haar zaken te beperken, -.
,,hij onthoudt zich”, zooals de verslaggever van den
Stendenraad, Dr. Thalmann terecht uiteenzette, ,,over-
eenkomstig het Zwitsersch karakter van te veel ge-
reglementeer” – noopt hij handelsondernemingen,
den vorm van een handelsvennootschap te kiezen.
Volgens de overgangsbepalingen zullen in den loop
van de eerstkomende vijf jaren talrijke coöperaties in handelsvennootschappen moeten worden omge-
zet, hetgeen waarschijnlijk zonder liquidatie kan
geschieden.
Echter ook vele naamlooze vennootschappen zul-
len een anderen rechtsvorm moeten kiezen. Daar
er tot dusverre geen minimum kapitaal voor naam-
boze vennootschappen was voorgeschreven, en de
besloten naamlooze vennootschap nog niet bestond
(hetgeen evenwel niet uitsloot, dat buitenlandsche
besloten N.V.’s met filialen in Zwitserland in het
handelsregister werden ingeschreven), werden er
naaamlooze vennootschappen opgericht met een stam-
kapitaal van enkele duizenden of zelfs slechts hon-
derden Francs. Er is nu voor de besloten vennoot-
schappen in het belang van de schuldeischers een
minimum-kapitaal van Fr. 20.000 voorgeschreven,
zoodat er een overeenkomstige regeling voor de naam-
boze vennootschap moest worden gemaakt, daar an-ders dwergondernemingen den vorm van naamlooze
vennootschappen zouden aannemen. Art. 621 stelt het
minimum-kapitaal voor de naamlooze vennootschap op
Fr. 50.000 vast. Ondernemingen, waarvan het kapi-
taal kleiner is, moeten dus, hetzij dit verhoogen of
een onderneming met onbeperkte aansprakelijkheid
van de eigenaars worden, dan wel den vorm van een
besloten naam] ooze vennootschap (G.m.b.H.) kiezen.
liet aantal firma’s, dat hierdoor wordt getroffen,
blijkt uit een opstelling van het ,,Eidgenossenschaft-
liche” Bureau voor de Statistiek. In de tien jaar van
einde 1926 tot einde 1936 is het aantal naamlooze ven-nootschappen bijna verdubbeld; het steeg van 9.914 tot 19.071, en wel onafhankelijk van de conjunctuur. Deze
sterke groei moet aan de toeneming van kleine en heel
kleine maatschappijen worden toegeschreven (vaak
maatschappijen voor onroerende goederen). Einde 1936
kwam er namelijk op rekening van de firma’s, wier
kapitaal minder bedroeg dan Fr. 10.000 – 6.853 in
getal – ruim 36 pOt. van alle firma’s, op de firma’s
met een kapitaal tot Fr. 50.000 – in totaal 12.471
– niet minder dan 65 pCt. Deze 65 pCt. komen
overeen met nog geen 3 pOt. (Fr. 209.340 mill.) van
het totale aandeelenkapitaal, dat Fr. 7.906 milliard
bedraagt.
De omzetting, waartoe dus een groot aantal maat-
schappijen moet overgaan, zal echter zeer voor-
zichtig en geleidelijk plaats hebben. De aanpassing
aan de nieuwe bepalingen kan in den loop van vijf
jaren geschieden, en ook daarna zullen ondernemingen
van Fr. 20-50.000 blijven bestaan, want het is vol-
doende, wanneer in de toekomst een vijfde van de
nominale waarde van de aandeelen, tenminste echter
Fr. 20.000, wordt gestort. Het spreekt vanzelf, dat
de niet volgestorte aandeelen, aandeelen op naam zijn.
Bijgevolg blijft het aandeel in Zwitserland dus een
financieringsinstrument ook voor de middelgroote
onderneming, terwijl het in Duitschland, dat op
1 October een nieuw vennootschapsreeht invoert, voor
het grootbedrijf gereserveerd blijft, daar voor nieuw
te stichten firma’s een minimum-kapitaal van R.M.
500.000, voor bestaande maatschappijen een van
R.M. 100.000 is voorgeschreven.
Wettigverklaring van de aandeelen met meervoudig
stemrecht.
Door het thema van het minimum-kapitaal komen
wij op de beschermende bepalingen van het aandeelen-
recht, de beschermende bepalingen ten gunste van de
schuldeischers, in het belang van de aandeelhouders,
de directie, de werkneniers en ten gunste van bepaalde
publieke belangen. Het afwegen van de verschillende belangen vormt de kern van elke nieuwe redactie van
het aandeelenrecht, en de verdeeling van de rechten beslist over het karakter van de wet. Wij lichten en-
kele belangrijke bepalingen van het Zwitsersche recht
eruit; een volledig commentaar toch kunnen wij bij
de vereischte kortheid niet leveren. De wilsvorming
komt in de naambooze vennootschap tot stand door
besluit bij meerderheid van stemmen, doch ter be-
scherming van de minderheid hebben de individueele
aandeelhouders speciale rechten verkregen ,,welver-
diende rechten”, zooals het Zwitsersche recht deze
noemt. Dit zijn rechten, welke aan den individueelen
aandeelhouder zonder zijn toestemming, ook door be-
sluit van de meerderheid, niet kunnen worden ont-
nomen. Daartoe behooren volgens art. 646 en 697 in-
zonderheid het lidmaatschap, het stemrecht, het recht
om inlichtingen te vragen, het recht van toezicht, het
recht van verzet, het recht op dividend en op aandeel
in het saldo bij liquidatie. Deze algemeen geformu-
leerde rechten sluiten weliswaar inbreuk daarop in
afzonderlijke gevallen niet uit.
Wij willen dan eerst het vraagstuk van het stem-
recht onderzoeken. In principe oefenen de aandeel-
houders hun stemrecht uit in verhouding tot de totale
nominale waarde van hun aandeelen (art. 692), er be-
staat echter een afwijking naar beneden en naar boven. Het recht, zooals dit tot dusverre gold, had ter bescher-
ming van de vrije aandeelhouders tegenover den
grooten aandeelhouder voorgeschreven, dat geen aan-
deelhouder meer dan een vijfde van alle stemmen in
de algemeene vergadering op zich kon vereenigen.
Deze beperking van het stemrecht, welke al te gemak-
kelijk kon worden omzeild, is uit de nieuwe wet ver-
dwenen, maar
zij
laat in ieder geval toe, ,,het aantal
1 September 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
631
stemmen van den bezitter van meerdere aandeelen”
door de statuten te beperken. Van meer belang is de afwijking in de andere richting, namelijk door
het meervoudig stemrecht. Het Zwitsersche recht
kent het openlijke meervoudig stemrecht niet,
d.w.z.
aan één enkel aandeel kunnen meerdere stemmen niet
worden gegeven. Zij staat echter wel het gemaskeerde
meervoudig stemrecht toe, doordat het stemrecht
krachtens de statuten ook onafhankelijk van de nomi-
nale waarde naar gelang van het aantal aandeelen
van eIken aandeelhouder kan worden vastgesteld.
Deze eigenschap van aandeel met meervoudig stem-
recht kon tot dusver slechts door interpretatie wor-
den gerechtvaardigd, thans wordt zij (door art. 693) gelegaliseerd. Er bestaat echter, in zooverre een be-
perking, dat tot invoering van aandeelen met meer-
voudig stemrecht (evenals tot wijzigingen in het doel
van de onderneming) slechts kan worden besloten met
een meerderheid van twee derden; ook is het rneervou-
dig stemrecht in bepaalde gevallen niet van kracht;
bijv. bij de keuze van het contrôle-orgaan of bij de
beslissing over het indienen van een aanklacht over
de aansprakelijkheid. Er valt over te twisten, of het
toelaten van aandeelen met meervoudig stemrecht ge-
niotiveerd is, en er is ook genoeg over gestreden; ten
gunste van het aandeel met meervoudig stemrecht
werd daarbij aangevoerd, dat hiervan in Zwitserland
tot dusverre over het algemeen geen misbruik werd
gemaakt; daarbij wilde men het overgaan van Zwit-
sersche ondernemingen in buitenlandsche handen ver-
hinderen, een gezichtspunt, waarvan, zooals wij hier
willen opinerken, ook bij de samenstelling van den
raad van beheer rekenschap moet worden gegeven.
Reeds het besluit van den Bondsraad van 1919 had
bepaald, dat, wanneer een enkele persoon met de
directie wordt belast, deze in Zwitserland moet wonen
en het Zwitsersch burgerrecht moet bezitten; bestaat de directie uit meer personen, dan moet de meerder
heid aan deze voorwaarden voldoen en ten minste één
moet bevoegd zijn, de maatschappij te vertegenwoor-
digea. In de practijk werd dit voorschrift op groote
schaal ontdoken, in hoofdzaak door stroomannen, die
hetzij spoedig na de oprichting van de maatschappij
weder verdwenen, of, zonder werkelijken invloed te
bezitten, op het exploitatie-budget drukten. Het uit-
treden van de ,,aanpassings-Zwitsers” wordt nu door een sanctie verhinderd, welke tot dusver ontbrak. De
ambtenaar van het handelsregister moet een vennoot-
schap, welke aan de voorwaarden omtrent nationali-
teit en woonplaats niet voldoet, ontbonden verklaren.
DezeLfde voorschriften gelden voor de commanditaire
vennootschap op aandeelen en voor de coöperatieve
vereenigingen, terwijl voor de besloten naamlooze
vennootschappen slechts werd bepaald, dat één van
de directeuren in Zwitserland moet wonen. Het
spreekt vanzelf, dat dit geheele vraagstuk een veel
omstreden kwestie was, de Bondsraad zelf deelde in zijn boodschap van 21 Febr. 1928 mede: ,,Men staat
voor een systematisch gevormd stroomannendom, met
het gevolg, dat men nu ook hij Zwitsersche maatschap-
pijen buitenlandsche belangen meent te bespeuren,
waar zij niet bestaan en dat dergelijke maatschappijau
onschuldig in discrediet geraken.’ Overigens kunnen
holdiugmaatschappijen met een buitealandsche meer-
derheid van de eischen van art. 711 worden vrijge-
steld.
Het toezicht op het Bestuur.
Wij bepaleln ons thans tot het recht op dividend,
d.w.z. de onschendhare aanspraak op een proportio-
neel aandeel in de netto-winst, voor zoover deze kracli-
tens de wet en de statuten tot verdeeling onder de
aandeelhouders is bestemd (art. 660). Over het
begrip netto-winst valt veel te twisten, en daarmede
komen wij tot de grondslagen voor de balans, welke
tot dusverre ontoereikend waren geregeld. De balans
moet volgens de principes van waarheid en dui
deljkheid worden opgemaakt, er bestaat echter een
veelomstreden uitzondering: de stille reserves. Zij zijn
volgens art. 663 uitdrukkelijk toegestaan, echter niet
de toevoeging, ,,voor zoover het rekening houden
met den voortdurenden groei van de onderneming of
met de uitkeering van een zoo mogelijk gelijkmatig
dividend dergelijke maatregelen rechtvaardigt”.
Deze voorwaarden stellen den aandeelhouder in
staat, steunende op zijn recht, een rechterljk onder-
zoek naar de dividend-politiek door verzet tegen de
balans uit te lokken. Daarbij rust op de directie de
bewijslast, dat aan deze beide voorwaarden voldaan is,
want de aandeelhouder kan over de stille reserves
slechts vermoedens uiten. Gegevens omtrent de vor-
ming en het gebruik van stille reservës behoeft de
directie slechts aan de contrôle-instantie te verstrek-
ken, d.w.z. den accountant of den accountants, die
door de algemeene vergadering worden gekozen, en
die haar over het resultaat van hun onderzoek ver-
slag moeten uitbrengen. Wij komen zoo op een belangrijke instelling ter be-
scherming van den aandeelhouder en ook van den
schuldeischer. liet Zwitsersche recht kent evenmin als
het Augelsaksische of Romeinsche de scheiding van
directie en van commissarissen; het bestuur wordt
door de algemeene vergadering uit de aandeelhouders
gekozen, zijn leden moeten een door de statuten voor-
geschreven aantal aandeelen deponeeren, welke voor
de overige aandeelhouders als pand tot zekerstelling
van hun aanspraken uit hoofde van de verantwoorde-
lijkheid der bestuursleden dienen; dit sluit niet
uit, dat ,,derden, die geen aandeelhouders behoeven
te zijn (directeireu)” niet bestuursbevoegdheden kun-
nen worden belast. Met het toezicht op het bestuur
is een contrôle-instantie belast, welke echter noch uit
onafhankelijke personen noch uit deskundigen op
boekhoudkundig gebied mag bestaan, waardoor zij
aan heteekenis inhoet. Uitsluitend naamlooze ven-
nootschappen met een kapitaal van Fr. 5 mill. en
meer (slechts 198 firma’s op een totaal van 19.071!)
of ondernemingen, ,,welke obligatieleeningen hebben
uitstaan, of zich openlijk voor het L deposito nemen
van vreemde gelden aanbevelen” zijn verplicht haar
halansen door onafhankelijke deskundigen op boek-
houdkundig gebied te doen onderzoeken (de crediet-
instellingen zijn reeds .ingevolge de bankwet aan een
scherpe contrôle onderworpen). Men heeft er terecht
op gewezen, dat deze wijze van verplicht onderzoek
tot een te kleinen kring beperkt werd, waarbij men
op verdergaande wetten van andere staten de aandacht
kon vestigen. Hetzelfde geldt voor de puhliciteits-
voorschriften. In 1919 werd bepaald, dat naamlooze
vennootschappen met een kapitaal van meer dan
Fr. 1 mill. of die, welke obligaties aan toonder uit-
geven, haar balans in het officieele blad van het
Departement van Handel moeten publiceeren. Zelfs
dit zachte voorschrif t werd thans afgeschaft, omdat
naar men zegt, ,,de concurrentie in staat is uit de
balansen gevolgtrekkingen te maken, welke schade
zouden kunnen herokkenen aan hem, die de balans
publiceert” – een dikwijls weerlegd standpunt -,
en voortaan bestaan de bepalingen uitsluitend hier-
uit, dat de maatschappijen haar balansen door bemid-
deling van het bureau van het handelsregister ter
inzage moeten geven aan schuldeischers, die zulks
wenschen.
De wet verscherpt stellig de verantwoordelijkheid
van de directie, bijv. door uitbreiding van de aan-
sprakelijkheid, ook tot schaden, welke niet alleen met
opzet, doch ook door nalatigheid zijn veroorzaakt.
Wij meenen echter, dat de critici gelijk hebben, die
bovendien een uitbreiding van de publiciteitsvoor-
schriften en ook een uitbreiding van het recht tot
het verstrekken van inlichtingen aan de aandeelhou-
ders hebben geëischt.
Alqemeene belangen.
Tjj
willen tenslotte overgaan, tot de bepalingen,
welke ter bescherming van het algemeen belang wer-
632
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 September 1937
den uitgevaardigd. De wetgever was juist in dit op-
zicht terecht zeer terughoudend, daar het hier de
taak niet van het verhintenissenrecht, doch van het
publiek recht geldt. Over één bepaling hebben wij reeds
gesproken, namelijk over de voorwaarden van de
nationaliteit en van de woonplaats, welke het over-gaan in vreemde handen van Zwitsersche onderne-
mingen wil voorkomen. Een tweede wetsvoorschrift van algemeen economisch-politieken aard betreft de
reserves voor crisisbestrijding. Daarmede is het zoo
gesteld.
Het recht, zooals het tot dusverre gold, had
niets bepaald omtrent de reservefondsen; het stond
elke maatschappij vrij te reserveeren, eveneens in
welke mate. Art. 671 van de nieuwe redactie schrijft
daarentegen voor, dat uit de netto-winst ,,jaarlijks
een bedrag van één twintigste in een algemeen reser-
vefonds moet worden gestort, tot dit fonds een omvang
van een vijfde van het gestorte stamkapitaal heeft
bereikt”. Daaraan moet voorts worden toegevoegd één
tiende van de netto-winst na uitkeering van ccii
dividend van 5 pCt., evenals een eventueel agio bij
emissie. Grootere reserves op grond van de statuten
zijn toegestaan.
Nu had de Nationale Raad de invoering van een
z.g. crisisfonds hij de naamlooze vennootschappen
met een kapitaal van minstens Fr. 500.000 voor-
gesteld, met behulp waarvan in tijden van slechte
conjunctuur het ontslag van arbeiders verhinderd of
de gevolgen daarvan verzacht zouden worden. De
Stendenraad heeft dit voorstel van de hand ge-
wezen. Hij stelde zich op het juiste standpunt ,,dat
het Zwitsersche verbintenissenrecht burgerlijk recht
en geen sociale voorzorg is….Voor zoover het
de sociale verzorging van arbeiders en dergelij-
ken betreft, hehooren bepalingen principieel niet
in het vennootschapsrecht, doch in een arbeidsrecht,
dat alle ondernemers en niet alleen de naamlooze ven-
nootschappen betreft. . . . Wij kunnen er ons niet
mede vereenigen, dat men, met schending van deze
principes, bepaalde factoren in het aandeelenrecht
wil voegen, omdat bepaalde menschen een roman-
tische antiiathie hebben tegen de naamlooze vennoot-
schap.”
Om deze en andere overwegingen werd het crisis-
fonds van de hand gewezen, maar op grond van een
compromis werd de bepaling opgenomen, het alge-
meene reservefonds mag ,,voor zoover het niet meer
bedraagt dan de helft van het stamkapitaal, alleen
tot dekking van verliezen of voor maatregelen
worden gebruikt, welke geschikt zijn, om in tijden
van een slechten gang van zaken de onderneming in
stand te houden, de werkloosheid tegen te gaan en
de gevolgen daarvan te verzachten”.
Het is niet mogelijk de vele details van de wet,
welke ook in het buitenland aandacht verdienen, in
hun geheel te behandelen; het leek ons slechts van
belang, den specialen aard van de nieuwe wet en
haar beteekenis voor het Zwitsersche
bedrijfsleven
te
schetsen. Zij regelt en dicteert met terughoudendheid
en elasticiteit, want zooals de boodschap van dec
Bondsraad bij de motiveering van de besloten naam-
boze vennootschap uiteenzet: ,,Tenslotte achten wij het
een taak van den wetgever, aan de zoo buitengewoon uiteenboopende behoeften van het bedrijfsleven zoo-
veel mogelijk rechtsvormen ter beschikking te stellen
en vergaande vrijheid te laten heerschen.”
AANTEEKENINGEN.
Richtlijnen voor de interne economische poli-
tiek van Zwitserland.
In aansluiting op de beschouwingen over de richt-
lijnen voor de
01)
het buitenJand georiënteerde econo-
niische politiek en voor de financieele politiek van Zwitserland ), zullen wij ditmaal de aanbevelingen van de subcommissie voor de interne economische
politiek nader beschouwen.
Algemeene pr’incpes.
De subcommissie is van nieening, dat – al erkent
zij ten volle den economischen en socialen vooruitgang,
die onder het stelsel van economische vrijheid bereikt
is – met het oog op den grooten omvang, dien de
staatsinterventie in het buitenland heeft aangeno-
men, de onafgebroken veranderingen in de maat-
schappij, de toenemende gecompliceerdheid van het
economisch leven en de daaruit voortkomende sociale
gevolgen en met het oog op bepaalde defecten
der vrije concurrentie, in afzienbaren tijd een ver
meerderde drang tot eigen werkzaainheid in bepaalde
bedrijfstakken en een sterkere staatsinterventie in
het economisch leven noodzakelijk zijn dan véér den
oorlog het geval is. Daarmede is echter niet gezegd,
dat de bestaande beperkingen in haar huidigen vorm
en omvang gehandhaafd moeten worden.
Deze heroriënteering beteekent niet het prijsgeven
van het principe van de economische vrijheid, maar
het herstel van het principe naar prestatie ën van
de persoonlijke verantwoordelijkheid aangepast aan
de veranderde omstandigheden.
Ordening komt slechts in zooverre in aanmerking
als door misbruiken van de economische
vrijheid
aan-
zienlijke en nationale belangen bedreigd worden. Het
voornaamste middel tot bescherming van de bedreigde
lagen van neringdoenden ziet de subcommissie in een
versterking van de betreffende bedrijven van binnen
uit o.a. door een verhooging van de efficiency van
het bedrijf. Daarentegen beschouwt cle commissie de beperking
van het grootbedrijf door politievoorschriften, het
vestigings- en uitbreidingsverbod, de hehoefteclausule
evenals de invoering van productiebeperkingen met
staatsdwang op den duur niet een geschikt middel
voor de economische politiek.
Zonder in twijfel te trekken, dat in tijden van
nood of in buitengewone gevallen dergelijke maat-
regelen tijdelijk gerechtvaardigd kunnen zijn, is de
subcommissie van meening, dat deze middelen niet
een algemeene toepassing mogen vinden. Er werd op
gewezen, dat de Staat op den duur niet over de doel-
matigheid van verschillende hedrjfsvormen kan oor-
deden, dat het verbod tot uitbreiding van bedrijven
ontdoken kan worden, dat het nl. bovendien de tech-
nische ontwikkeling remt en vooral een ongunstigen
terugslag op het bouwbedrijf heeft. Dat de toepassing
van de hehoefteclausule monopoloïde verhoudingen
voor de bestaande bedrijven schept en de opkomst
van bekwame ondernemers belemmert. Bovendien
werd gevreesd, dat de gepriviligeercie bedrijven zoo
duur betaald zullen worden, dat de geheele poging
na korten tijd illusoir zou worden.
Met betrekking, tot de warenhuisbesluiten liepen
de meeningen uiteen. Een deel was tegen vernieu-
w’ing van de besluiten van den Bond, een ander deel
was er voor, terwijl weer anderen dit vraagstuk aan
een volksstemming wilden onderwerpen.
T
7
er b’incl end
v
erki aren van ondernemersov er een-
komst en.
De subcommissie meent, dat de misbruiken op het
gebied van de vrije prijsvorming in de eerste plaats
door vrije overeenkomsten tusschen de betrokkenen,
eventueel onder medewerking van den Staat, bestre-
den moeten worden.
) Zie E.-S.B. van 25 Augustus ji.
1 September 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
633
Ingeval cle vrije overeenstemming niet verkregen
wordt, moet cle juridische mogelijkheid geschapen
worden, overeenkomsten en besluiten voor de betref-
fende groep algemeen verbinciend te verklaren, voor
zoover het bestaan van deze groepen, die onder nor-
male economische omstandigheden levensvatbaar en
in het algemeen belang Van heteekenis zijn, zichtbaar
in gevaar schijnt. Daar met het funetionneeren van
deze organisatie, noch in het buitenland, noch in
Zwitserland, voldoende ondervincli ng is opgedaan,
moet dit systeem organisch groeien en niet als een
gesloten systeem schernatisch worden ingevoerd.
Opdat alle belangen voldoende tot hun recht
komen, moet voor een onderzoek naar een door de
heclrijfsvereenigingen ingediend verzoek om ve.rbin-
dend verklaring, door den Staat een college in het
leven worden geroepen, bestaande uit
3-5
experts,
dat onafhankelijk is van economische en politieke
belangengroepen. Zonder de toestemming van de
meerderheid van dit college mag de Bondsraad de
algemeen verhindendverklaring niet uitspréken.
De subcommissie legt er den nadruk
01),
dat door
dit systeem verhinderd moet worden, dat het func-
tionneereu van het prijs- en marktniechanisme zonder
noodzaak verstoord wordt. In het algemeen moet het
gebied van de prijs- e.n productieregeling niet tot
voorwerp van de algemeen verbindendverkiaring ge-
maakt worden.
Waar de verbindendverklariug tot een materieele
bescherming leidt, moet gezorgd worden, dat niet het
slechtste bedrijf als norm wordt aanvaard. Om te ver-
hinderen, dat door de verhindend verklaring onrecht-
vaardige monopoliewinsten worden gemaakt, is een
vergroote publicatieplicht, inzonderheid over de op-
brengsten, noodzakelijk.
Deze voorstellen heteekenen volgens de subcommis-
sie niet het prijsgeven van het principe van de econo-
mische vrijheid. Integendeel zij beschouwt een op
loyale basis berustende concurrentie, noodzakljk om
ee.n verstarring en monopoliseering van de volkshuis-
houding te verhinderen en om den technischen voor-
uitgang niet in gevaar te brengen.
Middenstandspolitie/c.
De versterking van den middenstand moet geschie-
den door verbeteiing van de kwaliteit en opvoering
van het prestatievermogen. De stroom van ongeschik-
MAANDCIJFERS.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.
te elementen naar het kleinbedrijf en den detailhandel
moet echter verhinderd worden. De subcommissie
acht het daaroni gevenscht een brevet van bekwaam-
heid tot het zelfstandig uitoefenen van een beroep
verplicht te stellen.
Agrarische politiek.
Ook hier acht de subcommissie, hoewel bescherming
noodzakelijk is, de zelfwerkzaamheid van den Land-
bouw van groot belang. De depreciatie heeft slechts
op bepaalde gebieden en in beperkte mate een zekere
verlichting tot stand gebracht. Toch acht de sub-
commissie een herziening van de overheidsmaatrege-
len tot steun van de prijzen geweuscht, al zal de
steun nog niet gemist kunnen worden.
De voornaamste oorzaak van den slechten econo-
mischen toestand van vele boerenbedrijven ligt in
een te hooge waardeering van den grond, waardoor
vele bedrijven diep in de schuld steken. Ook al zullen
de inkomsten van dan Landbouw stijgen, dan blijft
een saneering noodzakelijk. Om in de toekomst een
dergelijke ongunstige situatie te verhinderen, stelt
de subconimissie de vaststelling van een grens voor
het aangaan van schulden voor.
Sociale politiek.
01) dit gebied openbaren zich enkele tegenstellin-
gen in de subcommissie, zooals o.a. hij den arbeid op
Zondag, bij den arbeidstijd in handel en bedrijf en
hij de verkorting van de arbeidsweek. Wat de invoe-
ring van betaalde vacanties betreft, verklaren de
werkgevers er voor in te staan, dat het bedrijfsleven
alles zal doen om de vroegere practijk, die in de
crisis gedeeltelijk werd ingetrokken, weer in te voe-
ren en, voor zoover dat mogelijk is, te veralgemeenen.
De vertegenwoordigers van de werknemers wenschen
een wettelijke regeling.
Ook bij de kwestie van den leeftijd, waarop jonge. ren in het bedrijfsleven toegelaten worden, doen zich
tegenstellingen voor. Van werknemerszijde wordt een verhooging van den minimum leeftijd tot
15
jaren ver-
langd, niet alleen met het oog op het feit, dat daar-
door de arbeidsmarkt met 3000-4000 personen ont-
last kan worden, maar ook omdat tengevolge van de
rationalisatie de vraag naar jongere krachten is toe-
genomen en door verhooging van den minimum leef-
tijd beter aan deze eischen kan worden voldaan.
De subcommissie is verder, met uitzondering van
Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs. Basis
2
Januari
1929 = 100.
De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
1 Totaië
Banken
Kunst-
Electri- Handels-
Industrie
citeit
ondern. Mijnbouw
Olie
Rubber Scheep- Suiker
Tabak
Thee
beurs-
i
zijde
vaart
1
waarde
Gem.
’29
101.9
73.1
119.-
114.4
95.6
88.6
99.1
100.2
95._
99.9 87.3
92.7
103.2
’30
94.2
34.1
90.1
100.4
71.6 63.9
93.1 52.1
71.-
76.2 65.5
74.5 84.3 ’31 73.6 22.7
60.7
83.-
52.2
45.9
52.3
48.2
47.1
46.3
45.5 46.3
55.1
’32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4
34.1
17.6 29.3
27._
25.8
30.8
37._
’33
51.5
10.7
48.7 80.7
41.- 40.-
41.-.
26.7
28.2
27.4
25.4
39.5
40.5
’34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6 22.2 23.2 26.2 50.2
39.4
’35
50._
14.1
52.1
69.9
39.7
49.4
43.8
43.2
23.7
24.4 29.3
47.1
42._
’36
56.8
13.9
57.6
78.2
50.2
58.2
73.1
58.7
34.8
37.1
44.8
51.5 55.2
Jan.
’37
72.2 20.5 77.5
95.-
71.4 77.2
102.2 103.9
61.5 60.9
60.2
70.5
77.2
Febr. ,,
77.1
26.4
79.5
105.4
78.5 80.3
107.6
110.8
64.3 62.2 64.9
80.5
81.3
Mrt.
,,
76.5
31.-
79.8
103.5
81.4
87.4
106.1
129.3
73._
65.9
65.5 86.3
82.7
April,,
75.-
30.1
77.8
101.4
78.4 81.7
102.4
117.5
77.6
62.4
61.8 83.8
80.-.
Mei
72.6
28.4
76.9
101.6
77.6
76.8
102.1 110.1
74.4
61.3
60.-
76.8
78.6
Juni
72.8
27.6
77.~ 106.3
79.8
78._
103.8
1048
73.5 63.5
59.2 74.4
79.1
Juli
74.4
28.9
78.8
115.1
83.3 80.5
102.3 106.3
7R.S
64.5 60.9
78.4
80.2
Aug.
77.4 30.9
82.9 120.7 87.4
82.9
105….
110.5
87.9
67.7
03.5 82.4 83.8
Indexcijfer
der totale beurswaarde
4
Januari
1937
f
4.278.942
=
100.
4
Jan. 100._
3
Feb.
104.3
3
Mrt.
108.1
7
Apr. 105.9
5
Mei
102.8
2
Juni
103.2
7
Juli
102.9
4
Aug.
107.3
6
100.2
10
,,
105.7
10
,,
107.8
14
,,
104.6 12
,,
101.-.
9
,,
103.3
14
,,
103.8
II
108.9
,,
13
,,
100.6
17
,,
106.4
1
17 ,,
I08.4
21
,,
104.2 19
,,
101.2
16
,,
102.1
21
,,
104.1
18
109.2
,,
20
99.7 24
,,
106.424
,,
105.9
28
,,
100.8 26
,,
102.823
,,
102.-
28
,,
105.5
25
109.2
,,
22
101.1
31
,,
106.8
30
,,
102.6
Nadruk
verboden.
634
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
September 1937
één lid, van ineening, dat een permanent verplichte
arbitrage in loonconf lieten ongewenscht is. Zij heeft
groote bezwaren tegen loonvaststellingen van over-
heidswege en wijst erop, dat de ondervindingen in
het buitenland met dit systeem g.roote gevaren van
staatkundigen aard toonen.
Uitvoering van openbare werken.
Daar het niet waarschijnlijk is, dat de huidige
boven het gemiddelde liggende werkloosheid, vooral
in het bouwbedrijf, binnenkort geheel zal verdwijnen,
is de subcommissie van meening, dat een zekere mate
van werkverschaffing als overgangsmaatregel ge-
weuscht is onder de volgende voorwaarden:
lo. het moeten economisch nuttige objecten of he-
wapeningswerken betreffen;
2o.
de plannen moeten nauwkeurig voorbereid zijn, tijdig in uitvoering worden genomen en overeenkom-
stig den stand van de werkloosheid verwezenlijkt
worden;
3o. de vereischte bedragen moeten financieel te
dragen zijn en niet tot verdere belasting van het be-
drijfsleven aanleiding geven. Een zekere afwijking
van het principe van een sluitende begrooting is toe-
laatbaar, indien voor een strenge amortisatie wordt
gezorgd.
De werkverschaffing dient in de eerste plaats voor
een verzachting van de conjunctureelv werkloosheid.
Daarnaast is door andere maatregelen (herscholing,
enz.) ook de structureele en seizoenswerkloosheid te
bestrijden.
Andere maatregelen ter bevordering van de pro-
ductie.
Met nadruk wordt er op gewezen, dat geen produc-
ten moeten worden voortgebracht, die zich slechts
door groote protectie kunnen handhaven. Uitgezon-
derd zijn die bedrijven, welke voor de verdediging
noodzakelijk zijn, of voor de verwerking van binnen-landsche grondstoffen of natuurkrachten dienen. Wat
dit laatste betreft, deed zich nog een verschil van
meening in de subcommissie voor.
Algemeen werd echter erkend, dat de Staat op het
gebied van wetenschappelijk onderzoek een belangrij-
ke taak toekomt, omdat de kleinere productie een ge-
ringere belasting met kosten voor onderzoek ver-
draagt dan in de meeste andere landen het geval is,
waar bovendien die landen uit hewapeningsoverwe-
gingen groote bedragen voor onderzoek ter beschik-
king stellen. De subcommissie is van meening, dat
de Staat deze taak op zich nemen kan en moet. Voor-
waarde voor verwezenlijking is de samenwerking van
producenten en een nauw contact tusschen practijk
en Tloogeschooi. De vraag werd gesteld, of niet de
AANVOER VAN GRAN]
Alicante
1
1
er kg.l) ‘estland
DRUIVEN IKOMMERS
Black
Ie soort
p. 100 st.
2
)
Berke l/
Rodenrijs
TOMATEN
A
p. 100 kg.S)
Westiand
APPELEN
p. lOO kg.4)
Oroote-
broek
–
r
–
r
–
r
1928
80
111,1
7,49
98,0
20,-
111,1
4,93
122,0
1929
64
88,9
7,79
102,0
16,-
88,9
3,15
78,0
1930
62
86,1
5,24
68,6
20,-
111,1
4,12
102,0
1931
49
68,1
3,62 ‘47,4
14,50
80,6
495
122,5
1932
41
56,9
5,71
74,7
11,50
63,9
1,69
41,8
1933
31
43,1
5,57
72,9
8,21
45,6
0,85 21,0
1934
27
37,5 5,43
71,1
5,53 30,7
3,23 80,0
1935
29
40,3 2,30
30,1
6,64 36,9
3,14
77,7
1936
35
48,6
2.49 32,6
7,31
40,6
2,41
59,7
Juli
1936
– –
2,49 32,6
7,47
41,5
2,06 51,0
Aug.
,,
48
66,7
–
–
4,23
23,5
2,75
68,1
Sept.
,,
25
34,7
–
–
3,45
19,2
– –
Oct.
,,
31
43,1
–
–
14,10
78,3
– –
Juli
1937
—
–
2,58 33,8
11,76
65,3
3,46 85,6
1-8
Juli
,,
–
–
3,60
47,1
26,30
146,1
3,32
82,2
8-15
,,
,,
– –
1,92 25,1
15,28
84,9
3,33 82,4
15-22
,,
– –
2,53
33,1
6,98 38,8
3,78
93,6 22-31
,,
,,
–
42
58,3
225
29,5 4,35
6,45
24,2
3,42
35,8
3,53 84,7
87,4
Aug.,,
1-7
7-15
,,
50
69,4
– – –
–
6,30 35,0
3,44
85,1
15-23
,,
,,
46
63,9
–
–
4,02 22,3
3,03
75,0
1)
De
jaargemiddelden
zijn
berekend
over
de
maanden Augustus,
September en October.
2)
De jaargemiddelden
zijn
berekend over
de
maand
Juli.
3)
De
jaargemiddelden
zijn berekend
over de maanden
Juli,
Augustus, September
en
October. 4)
De
jaargemiddelden
zijn
be-
rekend over de maanden
Juli
en Aug.
N.
(In tons van 1000 kg.)
nieuwe hewapeningscredieten de mogelijkheid geven,
middelen voor belangrijke onderzoekingen ter beschik-
king te stellen.
Hiermede zijn de voornaamste aanbevelingen van
de betreffende subcommissie vermeld. Verschillende
onderwerpen, die behandeld worden, zijn ook voor
ons land van actueele beteekenis. Dit wil niet zeggen,
dat de oplossing in denzelfden zin moet worden ge-
zocht, omdat de verhoudingen in ons land vaak an-
ders liggen (men denke aan den Landbouw, waarin de
productiekosten in Zwitserland veel hooger liggen
dan in ons land). Belangrijk is echter,.dat in Zwit
serland de economische politiek een heroriënteering,
ean aanpassing aan de veranderde omstandigheden,
schijnt te zullen ondergaan. Want men mag wel aan-
nemen, dat de aanbevelingen van de commissie geheel
of gedeeltelijk door de Regeering zullen worden over-
genomen.
– v. d. V.
De ontpotting van het goud.
II
e c t i f i c a t i e. In- de aanteekening over, boven-
genoemd onderwerp in ons nummer van 25 Augustus
zijn de beide grafieken op pag. 618 verwisseld; de
opschriften stonden evenwel op de juiste plaats.
GROOTHANDELSPRIJZEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1928-1929 = 100).
TUINBOUWARTIKELEN
(‘s-Gravenhage)
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
22-28
Aug.
Sedert
Overeenk.
22-28
Aug.
Sedert
Overeenk.
1937
1936
1937
1Jan.1937
tijdvak
1936
1937
1Jan.1937
tijdvak
1936
20.074
1.083.523
639.765
–
17.735 8.311
1.101.258
648.076
‘rarve
……………..
9.135 166.005 154.458
–
2.875
1.976
168.970 156.434
Rogge
………………
Boekweit
–
11.184 19.349
–
–
350
11.184 19.699
……………….
Maïs ………………
720.783
500.725
1.849
113.868 104.852
834.651
605.577
9.635
187.214
200.724
–
6.689 12.994 193.903
213.718
–
94.571
63.030
–
3.180
680
97.751
63.710
Lijuzaad
…………..
33.2
.01
134.224 162.522
6.781
156.258
143.031
290.482
305.553
Gerst
………………
Haver
…………………
1.280
50.026
34.967
–
–
175
50.026
35.142
Lijukoek ……………
13.6
.49
930
25.330 24.310
500
4.414 6.366
29.744 30.676
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten …,
714
25.208 21.346
–
2.753
1.076
27.961
22.422
Noot bij
groothandelsprijzen.
1)
Tarwe:
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2; van Jan. 1031 tot 26 Sept. 1932 79 kg La Plata; van 26 Sept. 1932
tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6 Juli 1935 80 kg La Plata; van 6 Juli 1936 tot 30 Nov.
1936 Mmenitoha; van 30 Nov. 1936-2 Aug. 1937 Bahia Blanca; vnu 2 Aug.-16 Aug. 1937 La Plata
;
van 16-
23 Aug. 1937 13ah’ia Blanca.
Rogge:
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1.928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2; van
16 1)ec. 1029 tot 26 Mei 1930 74/5 kg 1[ongaarsehe; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 kg Zuid-Russische; van
23 Mei 1932 -tot 2 Oct. 1933 No. 2 Oanada.
Gerst: Tot
Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 Arnerican
No. 2; van 9 Febr. 1931. tt 23 Mei 1932 64/5 kg Zuid-Russisohe; van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3; van 19 Sept.
1932 tot 24 Juli 1933 62/63 kg Zu’Ld-Russisdlhe; van 24 Juli 1933-7 Oct. 1935 64/65 kg La Pla,ta; van 7 Oct. 1935-
18 Mei 1936 62/63 kg Zuid.Russisehc; van 18 Mi 1936-23 Aug. 1937 64/65 kg La Plata.
Cement:
In bepaalde
gevallen woiden hierop rabatten verleend.
1 September
1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
635
ONTVANGEN BOEKEN
Capital and employment
door R. G. Hawtrey. (Lon-
den
1937;
Longrnans, Green and
Co.
Prijs
15/-).
Het voornaamste doel van dit boek is aan te toonen,
hoe enplicatie.s van economische depressies en werkloos-
heid, welke nu algemeen worden aangenomen, door eeniige
verkeerde opvattingen met betrekking tot de ve nhoud iig
crediet-regulatie : kapitaalmarkt zijn vertroebeld.
Het tweede deel van het boek is gewijd aan een reeks
van or,i’ticken op recente economische werken (.I(enes’. Ge-
neral Theory of Fimployment. Interest and Money. Hayck’s
Piiices and IProduction, Pigou’s Pheory of Unemployment
en Harrod’s Phe Trade Cycle), terwijl ook een, hoofdstuk
aan het sociale crediet wordt gewijd.
In verschillende gedeelten is, zij het niet overheerschend, van de mathomatische methode gebruik gemaakt. Het werk geeft schrijvers persoonlijke ideeën, zonder met zijn positie
bij •de schatkist iets te maken te hebben.
Geld en Goud.
Hun beteekenis en hun vraagstukken
door F. Schoepp. Tweede druk. (Den
1
–
laag
1937;
H. P. Leopold’s Uitg. Mij. N.V. Prijs ing.
f
1.90,
geb.
f 2.50).
Schrijver, financieel redacteur van de Haagsche Post,
heeft bij deanri tweeden .driïk den oorspronkelijkeri opzet ge-
handhaafd, doch velerlei veranderingen aangebracht, welke
door de belangrijke gebeurtenissen
te
1936 noodzakelijk
waren geworden. Hij behandelt om, het geld als ruilniid-
del, de •geldbehoeften in den omloop, het wezen van de circulatiebank, de productie ‘van goud en nilver, wissel-
koersen, de waarde van het goud, inflatie, deflatie, deva-
luatie, crisis, den toestand in ‘Nederland, ens.
De spoorwegtekorten
door A. M. Groot. (Rotterdam
1936;
Nijgh & Van Ditmar N.V. Prijs
fl.90).
In deze bedrijfseconomische analyse van het spoorweg-
bedrijf in Nederland worden de resultaten van het spoor-
w’egbedrijf over de jaren 1914-1934 aan een gedetailleerde
besohouwing onderworpen, waarbij gebruik is gemaakt
van het omvangrijke cijfermateriaal, dat in de jaarversla-
gen der spoorwegen is opgenomen. Waar de cijfers van het
verslag niet voldoende gedetailleerd waren,. heeft de schrij-
ver zich op gemotiveerde schattingen gebaseerd en zulks
steeds uitdrukkelijk in den tekst aangegeven, onder ver-
melding, hoe hij tot die schatting is gekomen.
Wetsonti. erp reorganisatie spoorwegbed’ri,jf. Opmer-
kingen over de Memorie van Toelichting
door
W. B. K. Verster. (Rotterdam
1936;
Nijgh &
Van Ditmar N.V. Prijs
f
0.35)
La protection de l’épargne dans les sociétés anonymes
door Georges J. Kramata. (Parijs
1936;
Librairie
du Recueil Sirey. Prijs Frs.
25.-).
Schrijver ‘heeft aic’h ten doel gesteld de bescherming van
de besparingen te bestudeeren in de Fransohe wetgevi’ng
betreffende de naamlooze vennootschappen, zoowel voor als
na de decreetwetten van 1935. In een inleidend woord
wordt o.m. gewezen
01)
het groote sociale belang van dit
onderwerp voor een land als Frankrijk, waar de ,,bas de
la.ine” ondanks alle tegen deze oppotting gerichte aanval-
len een rol van •beteekenis blijft spelen, als ook op de actu-
aliteit, gezien de vele recente financieele schandalen. Sohr.
behandelt de regeling en het optreden van de vennoot-
schappen en analyseert daarbij de genoemde decreetwetten,
w’aarbij hij in ‘het laatste gedeelte mede eenige suggesties
naar voren brengt, welke tot een volledige ‘hervorming
van de wetgeving op dit punt kunnen bijdragen.
Die Kapitalfehlleitung in der Unternehmung
door
Dr. Werner Schmidt. (Bühl-Baden
1935;
Verlag
Konkordia A.G. Prijs R.M. 10.-).
1leze studie, als band Ii ‘verschenen in de bedrijfsecono-
niishe serie ,,Wfrtsohaftswissenscihaft, Wirtschaftspraxis”,
bestaat uit een theoretisch en uit een praotisoh gedeelte.
II Eet eerste behandelt om. ‘de oorzaken van de ,, Kapita,lfohl-
leitung”, waarbij onderscheiden wordt tussohen objectieve,
onvermijdelijke oorzaken en Persoonlijke oorzaken. Het
practische deel geeFt voorbeelden uit het Duitsohe bedrijfs-
leven van de in ‘het theoretische gedeelte genoemde geval-len, welke zeer uitvoerig worden behandeld. De aanwijzin-
gen, hoe ,,Fehlleitun.gen” te voorkomen, gaan uit van de
grondgedachte, .dat de autoritaire staat onafhankelijk bo-
ven het bedrijfsleven staat en zich bij zijil beslissingen laat
leiden door ‘het beginsel ,,algemeen belang boven eigen-
belang”. Het ‘boek geeft vele tabellen, enkele schema’s en
bala.nsen.
STATISTIEKEN.
nA>. 11)lSi
t1
tU’.
Lissabon
. . .
.411 Aug.’37
NPd1Vrsch.inR.C.
DisC.Wissels. 2
3Dec.’36
Bkel.BnE
24
3Dec.’36
Londen ……
2
30 Juni’32
24
3Dec.’36
Madrid ……
5
9Juli’35
Athene ……….
.
4 Jan.’37 N.-YorkF.R.B.l
26 Avg. 37
Batavia
……..
3
14Jan. ’37
Oslo
……..
4
7Dec.’36
Belgrado ……..
5
1Febr.’35
Parijs
……
4
3Aug.’37
Berlijn ……….
4
22Bept.’32
Praag
……
3
1Jan.’36
Boekarest ……..
44 15Dec.’34
Pretoria
.. .34
15 31ei’33
Brussel ……….
2
16llfei’35
Rome ……..
44 18Mei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
. .24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio
3.285
7Apr.’36
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Weenen ……
34
10Juli’35
Helsingfors ……
4
3,Dec.’34
Warschau
….5
26Oct.’33
Kopenhagen
4
19Nov.’36
Zwits. Nat
Bk.11
25Nov.’36
OPEN MARKT.
1931
28
23/28
16121
91
1
4
Aug.
Aug.
Aug.
Aug.
1936
24129
Aug.
1935
2
613
1
Aug.
1914
20124
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
11
4
11
4
21
4
114
1
1
14_
5
126
5 3)
3118-3116
Prolong.
–
12
11
4
-1
1/
4
2)
1
411
3
.53)
2
1
14
3
j4
Londen
Daggeld .
1
12.1
1
12.
1
1
12-1
112_1
2
13-1
1
13_1
1314-2
Partic. disc.
171
32
-11
i6
171
33
_91
J5
171_91
17
132-
1
116
17/32_9118
116-18
4114_314
Berlijn
Daggeld
31/_11
271-3
3
18
25!s-3118
2
3
18-
7
18) 2’14-3/8
2
3
14-5
3
18
–
MaandeId
212/8
2
1
12
7
18
2
1
1-
7
8
2
1
11_7/5
2)
2314-7,S
23/
4
.31/
4
–
Part, disc.
2
7
18
2
7
/8
2718
2
7
(8
2
)
2
7
/-3
3
21/81/
2
Warenw. -.
4.11,
4.11
4
4_L1
4
4_11
4
2)
4
1
14
4.’!,
–
New York
Daggeld
1)
1
1 1 1
1
11
4
13/4.2
2
12
Partic.disc.
112
1
/2
1
/2
1
/2
1/4
/16
3)
1
–
‘ Koere van 27 Aug. en daaraan voorafgaande weken t(m. Vr jdag.
2) 9-13 Aug.
3)
30 Aug.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs.
Brussel
Batavla
York)
)
)
)
*)
1)
24 Aug. 1937
1.81% 9.03%
72.88
680%
3054
100%
25
,,
1937
1.81%, 9.03%
72.85
6.80%
30.54
100%
26
,,
1937
1.81%,
9.03% 72.86 6.79%
30.534
100%
27
1937
1.81%
9.02%
72.88 6.79
30.55
100%
28
1937
1.81%
9.01%
72.90
6.78%
30.554
100%
30
1937
1.81K,
9.00%
72.90
6.78% 30.564
100%
Laagste d.w1)
1.81
9.-
72.774
6.77%
30.49
100
Hoogste d.w1)
1.81%
9.04
72.95
6.81
3059
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
srland
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid
24 Aug. 1937
41.63%
–
6.324
–
–
–
25
1937
41.62%
–
6.33
.-
–
–
26
1937
41.62%
–
6.324
–
–
–
27
,,
1937
41.62
–
6.325
–
– –
28
1937
41.63%
–
6.33
–
–
–
30
,,
1937
41.64
–
6.34
–
–
–
Laagste d.w1)
41.57%
34.25
6.30
–
–
–
Hoogste d.w1)
41.67%
34.30 6.374
1.50
9.60
–
Muntpariteit
48.003
35.007
7.3711
1.488
13.094
48.52
D t
a a
Stoek-
holm
)
Kopen-
hagen*)
*
slo
)
Hel-
fsn5)
Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)
24 Aug. 1937
46.60
40.35
45.40
4.-
548/,
1.81%
25
,,
1937
46.574
40.324
45.40
4-
54% 1.81% 26
,,
1937
46.574 40.325
45.40
4.-
54%
1.81%
27
,,
1937
46.524 40.274
45.35
4.-
54%
1.81%
28
,,
1937
46.45
40.225
45.274
4.-
54%
1.81% 30
,,
1937
46.424
40.224 45.374
4.
55%
1.81K8
Laagste d.w1)
46.374 40.174
45.20 3.974
54%
1.80%
Hoogste d.w1)
46.65
40.40
45.45
4.024
55%
1.81%
Muatpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
*) Noteering te Amsterdam. ) Not. te Rotterdam. 1) Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van ieder maand komt een overzIcht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN FE NEW YORK. (Cable).
Da a
Londen
($ per £)
Parijs
($
p. IOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($
p. 100 gld4
24 Aug.
1937
4,98%
3,75w
6
40,23 55,19
25
1937
4,98
3,75% 40,20
55,18
26
1937
4,98%,
3,74%
40,21 55,18
27
,,
1937
4,97% 3,74%,
40,20
55,14
28
1937
4,96%
3,73′,
40,1934
55,13
30
1937
4,97%,
3,74k
40,17
55,15%
31 Aug.
1936
5
,
035
/32
6,58%
40,22%
67.92
Muntpariteit..
4,86
3,90% 23.81%
40%,
CROOTHANDELSPRTJZVN VAN RF.I.ANr.RT.TKF. VflVfl1N(S- VN (FNflT
GERST
65/6 kg
MAIS
Rotterdam per 2000 kg.
ROGGE
74kg Bahia TARWE
Rotterdam per 100 kg.
BURMA RIJST
Loonzein
BOTER per kg.
KAAS
Edammer EIEREN
Gein, not.
Leeuwar-
der Comni.
Heffing
Crisis
1)
Zie blz.634
Russische
1)
loco
3lanca’) 1oct
Rotterdam
per cwt. f.o.b.
Rangoon/Bassein
Alkmaar
Fabr.kaas
Eiermijn
Roermond
Termijn-
La Plata
Termijn-
1
La Platal)
van dit
nummer
Rotterdam
per 2000 kg.
noteer. op
1 of 2 mud.
Locoprijs
per 100 kg.
noteer. op
1 of 2 rund.
1
Locoprijs
_____
Herl.Ned.Ct.I
Not.
No
iisg
Zuivel-
Cenlr.
gang exp.
per 50kg.
100 st.
%
_7_
%
f
%
f
%
/
1
%
7
%
f
%
_7_
_7_
%
1927
237,-
110,2 171,50
89,3
176,-
87,1
12,475 102,5 13,82
5
110,1
14,75 1109,3
6,83
104,5 11131
2,03 98,4
–
43,30
95,0 7,96 99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9
13,15.
108,1
12,575
100,1
13,4751
99,9
6,43
98,4
I0J7’/4•
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,6
1929 179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0 10,87
5
89,4
11,275
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
106
2,05 99,4
–
45,40 99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,22
5
51,2
8,27
5
65,9
9,67
5
71,7
5,09 77,9
85
1,66
80,5
–
38,45 84,4 6,72 83,8
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50 41,8
4,55 37,4 4,65
37,0 5,55
41,1
3,09
47,3
56
1,34
64,9
–
31,30 68,7
5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2 4,62
5
38,0 4,70 37,4 5,22
5
38,7
2,59
39,6
5111 li
0,94
45,6
–
22,70 49,8
4,14 51,6
1933
70,-
32,5 60,75
31,6
68,50
33,9
3,55 29,3 3,75
29,9
5,02
5
37,2
1,84
28,2
4!512
0,61
29,6 0,96 20,20 44,3
3,71
46,3
1934
75,75 35,2
64,75
33,7 70,75 35,0 3,32
5
27,3 3,25
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
4(73)4
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,0
1935
68,-
31,6
56,-
29,2 61,25 30,3
3,07
5
25,3 3,87
5
30,9
4,12
5
30,6
2,07 31,7
5/812
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,9
1936
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6 4,275
35,1
5,75 45,8 6,275 46,5 2,19 33,5
5171
0,58
28,1
0,88
5
17,55
38,5 3,50
43,6
kan.
1936
2
63,50
29,5
54,-
28,1
56,-
27,7
3,52
5
29,0
5,10
40,6
5,45 40,4
1,81
21,7
411
l/2
0,57
27,6
0,95
16,80
36,9 4,04 50,4
i-ebr.
,,
64,50
30,0
52,-
27,1
55,25
27,4 3,40 27,9
4,925
39,2 5,22
5
38,7
1,89
28,9
512
1
14
0,61
29,6 0,92
5
17,375
38,1
3,375
42,1
Maart
,,.
69,75
32,4
56,-
29,2 59,50 29,5 3,50 28,8
4,925
39,2
5,22
5
38,7
2,03
31,1
517
0,46
22,3
1,04 17,70
38,8 2,69 33,5
April
,,
–
70,-
32,5
30,2
64,-
31,7 3,45 28,4 4,85
38,6
5,175
38,4
2,10
32,1
519114
0,44 21,3
1,02
5
16,82
5
36,9 2,49 31,0
Mei
»
0
72,25 33,6
30,7
63,75
31,6
3,175
26,1
4,65
37,0
5,125
38,0
2,11
32,3
5154/4
0,47
22,8
0,99
18,75
41,1
2,52 31,4
juni
Z
71,50
33,2
60,75
31,6
66,-
32,7 3,45 28,4 4,62
5
36,8 5,05
37,4
2,12 32,4
5/8
1
1
0,57
27,6
0,89
20,20
44,3
2,69
33,5
Juli
74,75 34,8
65,75
34,2
71,75
35,5
3,65 30,0
5,15
41,0
5,625
41,7
2,06
31,5
5(7
0,60
29,1
0,815
19,35
42,5
2,91
36,3
Aug.
88,-
40,9
79,75
41,5
84,-
41,6
4,02
5
33,1
5,95 47,4 6,35
47,1
2,17 33,2
5(10
1
)
2
0,62
30,0
0,80
17,875
39,2
3,315
41,3
Sept.
88,-
40,9
79,-
411
85,-
42,1
4,40 36,2
6,-
47,8
6,50 48,2 2,22 34,0
5111
1
2
0,58
28,1
0,79
16,25
35,6 3,63
45,3
,
120,50
56,0
94,75
493
97,50
48,3 6,02
5
49,5
7,775
61,9 8,80 65,2 2,57
39,3
517 12
0,63
30,5
0,77
5
17,55
38,5 4,85
60,5
Nov.
CI
121,50
56,5
89,75
46,7
89,50
44,3 5,72
5
47,1
7,27
57,9
8,55
63,4
2,46
37,7
515
1
14
0,70
33,9
0,78
16,07
5
35,3 5,15
64,2
Dec.
129,-
60,0
95,25
49,6
97,-
48,0 6,97
5
57,3
7,87
5
62,7 8,17
5
60,6
2,71
41,5
61/
0,65 31,5 0,82
5
15,75
34,6 4,36
5
54,4
Jan.
1937
61,4
99,75
52,0
97,50
48,3
7,975
65,5 8,07
5
64,3
8,40
62,3
2,74
41,9
6/1
1
i
0,66
32,0 0,85
17,075
37,5 3,45
43,0
Febr
,,
0
129,-
60,0
102,-
53,1
100,50
49,8 8,72
5
71,7
7,92
5
63,1
8,25
61,1
2,62
40,1
51101
4
0,69 33,4
0,80
18,75
41,1
3,81
47,5
Maart
,,
61,8
104,25
54,3
106,-
52,5 9,02
5
74,2
8,72
5
69,5
9.15 67,8
2,57
39,3
5(9(4
0,68
33,0
0,80
18,825
41,3
3,86
48,1
April
149,75
69,6
110,75
57,7
115,-
56,9
10,-
82,2
9,40 74,9
10,175
75,4
2,72
41,6
61-
3
14
0,69
33,4
0,80
16,45
36,1
3,05
38,0
Mei
144,40
67,1
107,-
55,7
110,-
54,5
10,–
82,2 8,92
5
71,1
9,725
72,1
2,64
40,4
5110
1
1
0,71
34,5
0,725
17,325
38,0
2,89
36,0
Juni
148,75
69,2
99,-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4 7,52
5
59,9
8,95
66,3
2,63 40,3
5(10ij4
0,74
35,9
0,70
19,825
43,5 2,98
37,2
Juli
–
149,25
69,4
108,25
56,4
III,-
55,0
9,85
81,0
8,57
5
68,3
9,975
73,9
2,68 41,0
5/1111
4
0,77 37,4
0,68 20,15
44,2 3,74 46,6
.elJuIi3Aug.
145,50
67,6
107,50
56,0
110,50
54,7
9,52
5
78,3 8,42
5
67,1
8,75 64,9
2,71
41,5
61-
0,80 38,8 0,65
21,-
46.1
3,80 47,4
3-10 Aug.1937
144,50
67,2
107,25
55,9
112,50
55,7 9,27
5
76,2 7,85 62,5 9,75
72,3
2,80 42,9
6)21(
4
0,80
38,8
0,65
22,50
49,4 3,70
46 1
10.17
142,50
66,3
109,-t
56,8
114,56
56,7
9,27
5
76,2 7,82
5
62,3 9,65 71,5 2,94
45,0
6/6
0,78
37,9
0,65
21,-
46,1
3,65
45
7-24
125,50
58,4
102,50
53,4
109,50
54,2 9,27
5
76,2
7,50 59,7
9,10
67,5
2,94
45,0
66
0,75 36,4
0,70 21,25
46,6
3,95 49,3
14-31
124,-
57,7
l06,50
55,5
112,50
55,7 9,22
5
75,8
7,475
59,5
8,90 66,0
2,93
44,9
6/6
0,80 38,8
0,55 21,25
46,6
4,10
51,1
JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
First Marks”
iii olie gekarnd; loco Bradford per 1h.
13114 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super Fine
c.
p
•
c.i.f. Londen
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
1
Heri.Ned.Ct.1
Oomra
Liverpool per Ib. wit Gr. D. te
New York per 1h. Smoked Sheets
loco Londen p. lb Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
.
,
Merino
S
v.
Heri.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.)
Not. Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
HerI.Ned.Ct.
1
Not.
Hen Ned.Ct.
Not.
H
Not.
1927
/
442,38
%
103,4
£
36.101-
ets.
43,8
% 93,1
$cts.
17,60
ets.
36,7
%
102,1
pence
7,27
cts.
133,8
%
96,8
pence
26,50
cts.
244,9
%
104,8
pence
48,50
/
13,55
%
105,8
$
5,44
cts.
93
%
140,2
pence
18,50
1928
445,89
104,2 36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
1111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75 1929
<
3
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,25 1930
1931
Z
w
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7 26,75
8,50
66,4
3,42
30
45,2 5,87
5
192,15
44,9
17.117
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0
109,0
46,6
23,25
5,97 46,6 2,40
15
22,6
3,12
5
1932
t
146,86
34,3 16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,375
1933
128,63
30,1 15.1212 17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9 41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,25
1934 1935
115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37 51,4
37,2
16,50
95,8 41,0
30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6
6,25
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2 30,5
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
6,-
1936
c
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60 54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
lan.
1937
Z
166,88
39,0
18.1216
23,7 50,4
13,-
22,0 61,2
5,88 88,2 63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92
30,6
2,14
5
38 57,3
10,37
5
Febr.
Maart
169,23
39,5
18.1812
‘ 24,0
51,0
13,15
21,8
60,7
5,85 85,6
61,9
23,-
133,6
57,2
35,75 3,53 27,6
1,93
40
60,3
10,50
April
174,86 189,96
40,9
19.911
26,6 56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4
37,25
3,59
28,0
1,96
44
66,3
12,
44,4
21.313
26,0 55,2
14,35
23,!
64,3 6,16 96,5 69,8
25,75
144,9
62,0
38,75 3,56 27,8
1,95
44
66,3
11,625
Mei
L
U.
201,20
47,0
22.7(6
24,3
51,6
13,35
22,7 63,2
6,04 97,4
70,4
26,-
142,9
61,1
38,25 3,25
25,4
1,785
38
57,3
10,25
Juni
186,90
43,7 20.1617
22,9
48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0
37,50
3,28 25,6
1,80
5
36
54,3 9,62
5
Juli
»
-.
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5 59,8
5,71
95,8 69,3
25,50
142,2
60,8
37,75
3,42
26,7
1,88
5
34
51,3 9,125
27 Juii-3 Aug.
3’IOAug.1937
(D
189,63
194,74
44,3
21.-(-
19,9
42,3
10,96
20,3 56,5
5,40
97,8 70,7
26,-
143,9
61,6 38,25
3,31
25,8
1,83
33
49,7
8,75
45,5
21.11(3
19,6
41,6
10,82
19,9
55,4 5,28
97,8
70,7
26,-
143,9
61,6 38,25 3,26 25,4
1,80
34
51,3
9,125
10-17
o
188,20
44,0
20.16/3
19,2
40,8
10,57
19,7
54,8
5,22
98,9
71,5
26,25
145,1
62,1
38,50
3,25
25,4
1,795
33
49,7
8,75
17-24
24-31
186,58
43,6
20.12,6
17,9
38,0
9,86
19,7
54,8
5,23
98,9
71,5
26,25
145,1
62,1
38,50
3,39
26,5
1,87
33
49,7
8,75
,,
185,17
43,3
20.101-
17,3
36,7
9,52
18,9
52,6
5,01
98,8
71,4 26,25
144,9
62,0
38,50
3,32 25,9
1,83
33
49,7
8,87
5
–
KOPER
LOOD
IJZER
GIETERIJ-IJZER
ZINK
ZILVER
Standaard
gem. prompt en
TIN
L o
J
d
Cleveland No. 3
(Lux III)
gem. prompt en
cash Londen
Loco Londen
1ev. 3 maanden
1Heri.Ned.Ct.1″N’t
0
e
per
ng.
0fl
franco Middlesb.
per Eng, ton
1ev. 3 maandemi
per Standard
per Eng. ton
Londen per Eng.ton
per Eng. ton
f.o.h. Antwerpen
Londen p. Eng, ton
Ounce
He’rl.Ned.Ct,/
ÎÏt
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Henl.Ned.Ct.I
Not.
I’îti’4eT’i.
1
NÏ
/
%
£
/
%
£
/
%
£
/
%
ah.
/
%
Sh.
/
%
£
ets.
%
pence
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5 24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10 98,9
6416
345,40
108,8
289111
132
101,5
26
1
11
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90 95,9
6218
305,75 96,4
25.515
135
103,8
26314
1929
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4/11 2465,65
84,8
203.18.
1
10
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80 94,8
24.1718
123
94,6
2471
1930
661,10
84,1
54.1317
218,70 78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17.
1
/j
1931
0
431,85
54,9 38.719
146,60
52,8 13.-17
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,90
73,1 5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
14
5)8
1932
1933
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40 60,3
5816
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
15
/.
268,40
34,1
32.11(4
97,25
35,0
11.16/1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62
1
–
21,-
53,1
51
1
–
129,80
40,9 15.14
1
11
62
47,7
18
1
18
1934
226,80
28,8
30.615
82,65 29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25 51,2
54
11
103,05
32,5 13.15
1
6
66
50,8
211
1
4
1935
230,95
29,4
31.18
1
1
103,40
37,2 14.5
1
8
1634,25
56,2
225.14
1
5
24,70 58,6
68
1
2
20,25 51,2
56
1
–
102,65
32,3
14.3/6
87
66,9
285
1
1936
298,75 38,0
38.8/1
137,15
49,4
17.12/7
1592,-
54,8
204.12/8
28,40
67,4
73/-
22,40
56,7
57/7
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20
1
,
Jan.
1936
Febr.
(
–
3
52
253,
–
32,2
34.14111
112,50
40,5
15.8111
1528,35
52,6
209.1819
25,50 60,5
701-
20,10
50,9
5512
106,30
33,5
14.12(1
61
46,9
20
1
1ie
»
Maart
257,35
32,7
35.71
–
117,05
42,2
16.118
1508,85
51,9
207.512
25,50 60,5
701-
20,10
50,9
55/2
111,10
35,0
15.512
60
46,2
197
8
262,25
33,4 36.116
121,30
43,7
16.1319
1551,15
53,4
213.713
25,45 60,4
701-
20,10 50,9
5513
116,95
36,9
16.119
60
46,2
15
4
14
April
,,
t
269,45
34,3
37.-13
117,70
42,4
16.314
1524,80
52,5
209.9/1
25,50
60,5
701-
20,10 50,9
5512
111,10
35,0
15.512
61
46,9
20/16
Mei
”
269,95
34,3
36.1416
114,45
41,2
15.1114
1489,20
51,2
202.12/2
25,75
61,1
701-
20,20
51,1
54111
107,75
34,0
14.13/2
62
47,7
20
3
18
Juni
1-.
269,80 34,3
36.7
1
2
112,90
40,7
15.4
1
3
1360,45
46,8 183.6
1
11
25,95 61,6
70
1
–
20,20
51,1
54(5
103,95
32,8
14.-/2
61
46,9
19
3
,4
Juli
Z
274,90 35,0
37.511
116,95
42,1
15.1711
1374,30
47,3
186.415
27,70
65,7
75/-
20,05
50,7
54(4
100,20
31,6
13.1117
60 46,2
19
5
18
Aug.
»
283,40 36,0
38.5
1
11
124,10
44,7 16.15
1
5
1360,70
46,8 183.17
1
8
27,75
65,9
75/-
20,05 50,7
54/2
100,10
31,5 13.10
1
7
60 46,2
1955
Sept.
»
z
290,20
36,9
38.191-
134,15
48,3
18.-/2
1451,85
50,0
194.1717
27,95
66,3
75/-
20,20
51,1
54/3
103,65
32,7
13.1812
61
46,9
1951
Oct.
365,90 46,5
40.2
1
4
168,25
60,6
18.8
1
11
1836,45
63,2
201.7
1
3
34,20 81,2
75/-
27,45 69,5
60
1
2
132,70
41,8
14.11
1
1
75
57,7
19
1
3
/16
Nov.
397,95
50,6
43.1916
196,60
70,8
21.1416
2091,-
71,9
231.-/11
33,95
80,6
75/-
29,35
74,3
64110
147,75
46,6
16.616
79
60,8
21
Dec.
»
413,45
52,6
45.1919
229,80
82,8
25.1112
2087,95
71,8
232.5/1
36,40 86,4
81/-
32,75 82,9
72110
161,45
50,9
17.1912
80 61,5
211(
4
.
Jan,
1937
461,70 58,7
51.1018
244,05
87,9
27.4110 2060,25
70,9
229.1819
36,30 86,2
811-
34,20
86,5
7614
188,60
59,4
21.-/11
78
60,0
20
7
/8
17
ebr.
Maart
0
522,10
66,4
58.712
248,
–
89,3
27.1414
2080,65
71,6 232.1113
36,25
86,0
81/-
34,75
‘87,9
7716
219,45 69,2
24.1018
75 57,7
20
1
18
,,
638,40
81,2
71.9/6
292,95
105,5
32.16/-
2498,25 86,0
279.14/-
36,15
85,8
81f-
48,20
122,0
108/!
289,65 91,3
32.8
1
8
77
59,2
2Ohij
April
559,70
71,2 62.716
235,50
84,8
26.4110
2404,95
82,8
268.-(-
36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65 75,2
26.615
78 60,0
2015116
Mei
»
Z
545,95
69,4 60.151-
214,95
77,4
23.1815
2256,45
77,6
251.21-
36,40
86,4
811-
59,65
150,9
13219
209,35
66,0
23.5111
76
58,5
20
5
11
Juni
499,70
63,6
55.1315
205,40
74,0
22.1718
2245,10
77,3
250.2/6
36,35
86,3
811-
60,60
153;3
1351-
194,55
61,3
21.1315
75
57,7
20
Juli
•
510,10
64,9
56.1113
213,70
77,0
23.13111
2365,20
81,4
262.5;-
45,55
108,1
101
–
59,60
150,8
1326
205,75
64,8
22.1316 75
57,7
20
27 Juli-3 Aug.
522,05
66,4
57.16
1
3.
206,30
74,3
22.16
1
1
1
2370,40
81,6
262.10
1
–
45,55
108,1
101/-
51,90
131,3
1
15/
211,40 66,6
23.8
1
2
75
57,7
20
3-10 Aug.1937
544,95
69,3
60.5/-
218,20
78,6
24.2,6
2446,65
84,2
270.10/-
45,70
108,5
101/-
50,90
128,8
112/6
217,65 68,6
24.1/3
75
57,7
20
10-17
,,
516,75
65,7
57.3/9
205,55
74,0
22,15f-
2396,85
82,5
265.5(-
45,65
108,3
1011-
49,70
125,8
110
1
–
221,10
69,7
24.9(4
1
75
57,7
20
17 24
510,35
64,9
56.819
201,50
72,6
22.5/8
2387,25
82,1
264.-f-
45,65
108,3
101/-
45,55
115,3
1076
218,15
68,7
24.2/6
75
57,7
1915/16
24-31
,,
»
493,65
62,8
54.1613
1
194,75
1
70,1
1
21.12/6
2341,65
80,6
260.-!-
1
45,501
108,0
1011- 145,05
1114,0
1
1001
–
1208,
–
1
65,5
23.1111
1
73
1
56,2 1
19(8
HDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).
GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARO. RUND- CACAO G.F. KOFFIE
Loco R’damlAdam
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind thee-
_
T
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelmaat No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
c.i.f. Nederland
per
I2
kg.
suiker loco Rotterdam!
veiling A’darn
Gem.Java- en
Robusta
oer 100 kg
oer 100kg
Londen per cwt.
Londen per 8 Ibs.
Amsterdam
Sumatrathee
HerI.
Ned.0 t.I
Not.
Hen.
Ned.Ct.I
Not.
Hen.
Ned.Ct. Not.
kotterdam
Iotterdam
Sait
OS
per 100 kg.
per
1
12
kg.
–
Ï
-_._.
%
%
–
7
—-
T
—
;j;:
—
T
–
TSIL
%
sh.
1927
–
–
– –
65,15
97,8
10716
2,73 92,2
416
4121
119,4
681-
46,87
5
95,5
54,10
91,4
19,12
5
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2 77,50 90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
5f-
34,64
100,4
5713
49,62
5
101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2 67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3 69,25
91,4 94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34111
32
65,2
3810
64,4
9,60 60,0 60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
3572
53,6
6316
2,44 82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0 42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
574
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9 30,04
50,8
6,32
5
39,6 28,25
37,3 43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
3074
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6
5,32
5
34,5 32,75
43,2
31,0
1934
61,50
64,9
46,65
54,7 32,94
49,5
8811
1,42
42,0
319
1
12
8,15
23,6
21110
1
6:80 34,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5
40
52,8 34,9
1935
48,125
50,8
51,625
60,5
32,-
48,1 8815
1,19
40,2
313112
8,15 23,6
2216
14,10
28,7
15,21
257
3,85
24,1
34,50 45,5 32,5
1936
53,42
5
56,4 48,60
57,0
36,37 54,6
9316 1,48
50,0
319/2
12,05
349
3014
13,625
27,8
16,87
5
285
4,02
5
25,2
40
52,8 39,2
Jan.
1936
44,.-
46,5 50,87
5
59,6
32,09 48,2
8812
1,41
47,6
3f10/2
8,49
24,6
2314
13
26,5
15
25,4 4,325 27,0 39,50
52,1
35,4
Febr.
»
43,775
46,2
48,25
56,6
33,85
50
1
8
931-
1,27
42,9 315314
8,62 25,0
218
13
26,5
15,50
26,2
4,12
25,8
38,50
50,8
34,0
Maart
45,75
48,3 46,57
5
54,6
34,35
51,6
9416 1,23
41,6
314
1
1
8,48 24,6
2314
13
26,5
1550
26,2
3,92
5
24,5
37,25
49,2 33,8
April
48,50
51,2
45,375
53,2
33,85 50,8
931-
1,30
43,9
317
8,67
25,1
23110
13
26,5
15,50
26,2
3,975
24,9
36,50 48,2
33,0
Mei
51,60 54,5
44,30
51,9
33,38
50,1
90110
1,33
44,9
3/7
1
/z
9,25
26,8
2512
13
26,5
15,50
26,2 3,65
22$
37
48,8
33,9
luni
54,15
57,2
46,25
54,2
34,13
51,3
921-
1,51
51,0 41_314
10,42
30,2
2811
13
26,5
15,50
26,2 3,85
24,1
36,50
48,2
35.7
juli
57,35
60,6 47,75 56,0 34,53
51,9
9317 1,52
51,4
411
1
17
10,33
29,9
28/-
13,12
5
26,7
15,50
26,2 3,70
23,1
36,25
47,9 36,5
Aug.
60,40 63,8
50,20
58,8
37,-
55,6
1001-
1,54
52,0
412
10,92
31,6
29/6
13
26,5
15,50
26,2 3,55
22,2
36,75
48,5
39,8
Sept.
61,05 64,5 51,875
60,8
37,25
55,9
1001-
1,51
51,0
41_
1
1
12,20
35,3
32/9
13
26,5
17,50
29,6
3,475
21,7 37,50
.
49,5 39,2
Oct.
58,85
62,1
52,30
61,3
44,15
66,3
96110
1,65
55,7
3/711
17,21
49,9
37/9
14,87
5
30,3
19,50
33,0
4,475
28,0 46,50 61,4
48,4
Nov.
56
1
–
59,1
49,87
5
58,5
40,73
61,2
901-
1,69
57,1
3/8/4
17,42
50,5
38/6
15,25
31,1
20,50 34,7
4,575
28,6
48,50 64,0
48,0
Dec.
59,80
63,1
49,70
58,3
41,35
62,1
92/-
1,80
60,8
4/-
22,48
65,1
50/-
16,25
33,1
21,50 36,3
4,72
5
29,5 48
63,4
50,4
Jan.
1937
64,60
68,2
52,75 61,8
41,22
61,9
921-
1,81
61,1
41-
11
24,50 71,0
5418
16,75
34,1
22,12
5
37,4 5,575 34,9 50,50
66,7
52,0
Febr.,
64,17
5
67,8 53,32
5
62,5 38,49
57,8
86/-
1,80
60,8
41-14
21,09
61,1
4712
18,25
37,2
24
40,6 5,72
5
35,8 53,50
70,6
52,4
Maart
66,15
69,9 54,82
5
€4,3 39,83
59,8
89/-
1,67
56,4
3/8/4
23,-
66,7
51,6
18
36,7
23,80
40,2
6,10
38,1
55
72,6 53,7
April
,,
71,-
75,0
56,25 65,9
42,32
63,6
9413
1,72
58,1
3110
20,83 60,3
4615
17,87
5
36,4 23,37
5
39,5 6,12
5
38,3
54,25
,71,6
54,4
Mei
,,
73,32
5
77,4
56,75 €6,5
42,71
64,1
951-
1,90
64,2
4/2
3
/4
17,30
50,1
3816
17,50
35,7
23
38,9 6,07
5
38,0
55
72,6 53,6
Juni
,,
80,25
84,7
55,75 65,3
39,87
59,9
88110
2,04
68,9
4/6
1
/2
15,66
45,4
34(11
17,50
35,7
23
38,9
6,52
5
40,8
50,50
66,7 52,7
Juli
78,45 82,8 60,85
71,3 42,63
64,0
9416
1,97
66,6
4(4
1
/
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5
41,1
55
72,6
55,1
27Ju1i-3 Ag.
79,70 84,2
77,4
45,12
67,8
1001-
2,11
71,3
418
16,91
49,0
3716
17,50
35,7
23
38,9
6,62
5
41,4 55,75 73,6 55,8
3-10 Aug.’37
78,80
83,2
69,-
80,9 45,19
67,9
1001-
2,03 68,6
46
17,16
49,7
38/-
17
34,6
23
38,9
6,62
5
41,4 54,75 72,3 55,3
0-17
,,
78,70
83,1
67,50
79,1
47,45 71,3
105/-
2,26
76,4 ‘5/-
17,98
52,1
39/9
17
34,6
23
38,9
6,62
5
41,4
54,75
72,3
50,0
7-24
,,
,,
78,70
83,1
78,5
47,48
71,3
1051-
2,19 74,0
4110
18,02
52,2
39/l0
17
34,6
23
38,9
6,50
40,6 54,75
72,3
55,0
24-31
,,
,,
75,30
79,5
79,7 45,17
67,8
1001-
2,03
68,6 1416
17,28
1
50,1
38/3
17
34,6
23
.38,9
6,12
5
38,3 54,75
1
72,3
54,4
GRENENHOUT
Zweedsch ongesor-
VUREN-
HOUT
KOE-
HUIDEN
COPRA
Ned.-Ind.
GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
LIJNZAAD
La Plata
GOUD
cash Londen
,
c
,1
teerd 2
1
1
X
7
per standaard
basis 7″ t.o.b.
Zweden/FinI.
Gaaf,open kop
57-61 pond
t. m.s.
100 kg
per
per longton
ci.!. Londen
loco
Rotterdam
per ounce fine
per standaard
van 4.672 M.
Veiling te
Amsterdam
Amsterdam
per 1960 kg.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
ifl’4eî.
iï’
FIer!. Ned. Cl.
Not,
i
T-
T
T
sh.
–
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4
21.18111
362,50
95,0 51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-!-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,875
104,1
254,10
101,6
21.-/-
363,-
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2 94.6
1929 229,71
99,9
19.-/-
146,-
95.6
32,25 80,5
27,37
5
89,4
230,16
92,0 19.-19 419,25
109,9
51,40
99,9
851-
92,1 95,4 84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5
73,9
175,55
70,2
14.1014
356,-
93,3
51,40
99,9
851-
69,6
75,3 60,0
1931
187,88
81,7 16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7 12.2/11
187,-
49,0
52,-
101,1
9215
47,6
54,2 44,1
1932
136,14
59,2
15.1314
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2 15.-14
137,-
35,9 51,25
99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
148,-
38,8
5135
99,8
12417
33,1
39,2
34,5
1934 134,02
58,3 17.18/4
76,50
50,1
12,07
30,1
6,00 22,5
71,90
28,7
9.12/3
142,50
37,3 51,50 95,4
13718
31,6
37,4
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.8/-
131,75
34,5 51,50 95,4
14212
32,2 37,3 34,8
1936 139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
166,50
43,6
54,60
106,1
14014
39,0 42,3 40,7
lan.
1937
181
–
78,7
20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,62
5
67,3
145,04
58,0
16.319
201,50
52,8 63,45
123,3
14118
55,1
1
56,3 58,5
llebr.
18795
81,7
21.-!-
125,-
81,9 22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
194,50
51,0 63,60
123,6
14211
54,1
57,1
59,5
Maart
201,84 87,8
22.121-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.811
209,25
54,8
63,60
.123,6
14214
57,5 61,6
64,8
April
208,79
90,8
23.5/-
135,-
88,4 28,50
71,1
16,87
5
55,1
138,95
55,6
15.918
224,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3 60,5
63,6
Mei
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41-
220,50 57,8
63,15
122,7
14018
56,7 60,3
58,2
Juni
211,01
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25 60,5
14,32
5
46,8
130,85
52,3
14.1117
216,50
56,7
63,10
122,6
140174
54,8
59,1
56,1
luii
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5
25,-
€2,4
14,525
47,4
137,65
55,0
15.514
221,75
58,1
63,15
122,7 1401-
55,2 60,3
56,3
27Juli-3 Aue.
212,06
92,2
23.10/-
135,-
88,4
24,-
59,9
14,37
5
46,9
133,09
53,2 14.151-
224,50
58,8
63,05
122,5
139174
54,0
59,7 55,7
3-10 Aug. ’37
212,38
92,4
23.101-
135,-
88,4
24,-
59,9
14,50
47,3
132,28
52,9
14.1216
227,-
59,5
63,-
122,4
1394
54,2 59,8
56,6
10-17
,,
,,
212,38
92,4
23.101-
135,-
88,4
.59,9
14,37
5
46,9
126,51
50,6
14.-!-
226,-
59,2
63,05
122,5
13917
53,6 59,6
55,6
17-24
212,53
92,4
23.101-
135,-
88,4
62.4
13,50
44,1
122,64
490
1
13.1113
225,50
59,1
63,-
122,4
13914
53,2 58,7
55,1
24-31
,,
,,
212,29
92,3
23.101-
135,-
88,4
25,-
62,4
13,-
42,4
118,77
47,5
13.319
224,-
58,7
63,10
122,6
14013
52,6 58,0 54,4
fÊ1
KOLEN
Westf./Holl.
bun erk.ongez.
dansf
PETROLEUM Mid. Contin. Crude
33 t m.
3390
Bé s. g.
teN-York p.barrel
1Herl.Ned.Ct.1
BENZINE
Gulf Exp. 64/66° per
U.S. galhon
KALK-
SALPETER
franco schip
Ned.perlookg
ZWAVELZURE
AMM NIAK
CEMENT
levering bij groote part
,fnc0
ST E EN E N
af fabriek
.
0
E
.
binn,nuurIbuitensuur
–
1000 kg.
Herl.Ned.Ct.I Not.
Not.
r
0
per
1000 stuks
per
1000 stuks
– =
,
__
t
%
f
%
S
cts.
%
$cts.
t
%
f
%
/
%
t
%
/
%
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
3,28
37
128,0
14,86
11,48
102,6 31,44
102,5
18,-
99,1
14,50
107,4
18,50
95,3
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85 85,9
9,98
11,48 102,6
31,08
99,3
18,-
99,1
12,-
88,9
18,50
95,3 96,5 99,0
1929
11,40
104,4
3,(6
99,4
1,23
24,90
86
,1
hO
10,60
94,8
10,96
98,2
18,50
101,8
14,-
103,7
21,25
109,4
98,4
95,8
1930
11,35
104,0
2,76 89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
19,50
1.07,3
12,50
92,6
20,75
106,9
83,7
77,3
1931
10,05
92,1 1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73 69,3
14,-
77,1
10,25
75,9
20,25
104,3
60,7
54,7
1932
8,-
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15 55,0
4,20
37,6
12,-
66,1
9,25
68,5
15,-
77,3
49,6
43,0
1933
7,-
.
64,1
1,14
37,0 0,57
9,24
32,0
4,63
6,18
55,2
4,63 41,5
12,-
66,1
10,-
74,1
12,75
65,7
46,8
40,6
1934
6,20 56,8
1,40
45,5 0,94
7,18
24,8
4,84
6,31
54,6
4,70
42,1
12,-
66,1
8,50
63,0
10,50
54,1
45,2
39,0
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94
7,65
26,5 5,18
5,89
52,7
4,81 43,1
12,50
68,8
7,25
53,7
8,75
45,1 47,1
40,3
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65
5,70
51,0 4,82 43,2
II,-
60,5
7,50
55,6
9,50 48,9
48,7
44,3
Jan.
1936
6,15 56,3
3,48
48,1
1,01
8,51
29,4
5,80
5,80
51,8
4,85
43,5
II,-
60,5
8,25
61,1
51,5
45,5
40,8
Febr.
,,
6,15
56,3
1,51
49,0
1,04
8,57 29,6
5,88
5,85
52,3
4,90 43,9
II,
60,5
8,
–
59,3
9,50
48,9
45,9
40,9
Maart
6,15
56,3
1,52
49,4
1,04
8,60
29,7
5,88 5,90
52,7
4,95
44,4
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
48,5
41,1
April
6,20
56,8
1,53
49,7
1,04
8,55 29,6 5,80 5,95
53,2
5,_
44,8
II,
60,5
8,
–
59,3
10,25
52,8 46,4 41,0
Mci
6,25
57,3
1,54
50,0
1,04
8,41
29,1
5,69
6,-
.
53,6
5,05 45,3
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,3
40,8
Juni
6,30
57,7
1,54
50,0
1,04
8,32
28,8
5,63
6,
–
53,6
5,05 45,3
1I,
60,5
7,75
57,4
10,
51,5
45,1
40,6
Juli
,,
6,25
57,3
1,53
49,7
1,04
8,08
27,9
5,50
6,
–
53,6
5,05
45,3
II,-
60,5
7,_
51,9
9,25
47,6 45,6 41,2
Aug.
6,30
57,7
1,53
49,7
1,04
8,10
28,0
5,50 5,25
46,9 4,45
39,9
II,-
60,5
6,50
48,1
9,
46,4
44,9 41,2
Sept.
,,
6,35 58,2
1,53
49,7
1,04
8,10
28,0
5,49
5,35
47,8
4,55
40,8
II,-
60,5
7,-
51,9
9,-
46,4
45,9
42,0
Oct..
7,80
71,4
1,94
63,0
1,04
10,16
35,1
5,46
5,40 48,3
4,60 41,2
II,-
60,5
7,25
53,7
9,-
46,4
54,9 51,2
Nov.
,,
7,70
70,5
1,93
62,7
1,04
10,28
35,6
5,55
5,45 48,7
4,65
41,7
11,-
60,5
7,25
53,7 9,25
47,6 57,9
53,9
Dec.
,,
7,85
71,9
1,91
62,0
1,04
30,32
35,7
5,63
5,55
49,6 4,75
42,6
60,5
7,50
55,6
9,-
46,4
60,4 57,2
Jan.
1937
8,05
73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
36,7
5,81
5,65
50,5
4,85
43,5
II,-
60,5
7,50
55,6
9,-
46,4 62,5
59,1
Febr.
8,25
75,6 2,12
68,8
1,16
10,95
37,9 5,99 5,70 51,0
4,90
43,9
11,85
65,2
7,50
55,6
9,-
46,4
65,0
60,1
Maart
8,30
76,0
2,12
68,8
1,16
11,16
38,6
6,10 5,75 51,4
4,95
44,4
11,85
65,2
59,3 9,25
47,6
74,1
66,8
April
,,
8,55
78,3
2,12
68,8
1,16
11,30
39,1
6,18
5,80
51,8
5,-
44,8
13,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
68,6
.64,4
Mei
,,
82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6
6,30 5,85
52,3
5,05 45,3
11,85
65,2 8,25
61,1
9,50
48,9
71,1
64,5
Juni
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,48
39,7
6,31
5,85
52,3
5,05 45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
70,1 63,1
Juli
,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,58
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80 43,0
11,85
65,2 8,50
63,0
9,75 50,2
.70,5
63,5
27Juli-3 Aus.
9,-
82,4
2,30
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70 51,0 4,90
43,9
11,85
65,2
8.50
63,0 9,75
50,2
69,0
62,2
3-10 Aug. ’37
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70
51,0 4,90
43,9
11,85
€5,2
8,50
€3,0 9,75 50,2 69,8
62,7
10-17
,,
,,
9,-
82,4 2,30 €8,0
1,16
11,58
40,0
6,38
5,70
51,0
4,fO
43,9
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75 50,2
68,8
01,9
17-24
,,
,,
9,-
82,4
2,30
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70
51,0 4,90
43,9
11,85
65,2
8,50
63,0
9,75
50,2
67,7
61,1
24-31
,,
9,-
82,4
2,10
68,0
3,16
11,57
40,0
6,38
5,70 51,0 4,90
43,9
11,85
65,2
8,50
63,0
9,75
50,2
66,0
60,3
638
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 September 1937
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen
en
.
1Noteerings-1
Landen
eenheden
14Aug.
1937
21Aug.
1937
23128
Aug.1937
LangstelHoogstel
28Aug.
1937
Alexandrië..
Piast.
p.
974
97%
97%
97% 97%
Athene
Dr. p.
547h
547%
540 555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10%
1110%
1110%
1/10%
1/10%
Budapest’)..
Pen. p.
£
253.4
25%
24% 25%
25%
BuenosAires’
p. p
eSo
p.£
16.481
16.521
16.40
16.58
16.45
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
1/6%
11611
6
1
16
3
132
116
5
1
33
118%
Istanbul
..
Piast.p.0
620
621 621 621
621
Hongkong ..
Sh. p.
$
112%
1121%
6
112i%
9
3%
1/2
29
1
33
Sh. p. yen
112
112
1,1
31
/
32
11211
33
112
Lissabon….
Escu. p. £
110%
1109.(
110
110%
110%
Kobe
…….
Mexico
….
$perC
18
18
17% 18%
18
Montevideo
3)
d.perC
28% 28%
27%
28%
28
Montreal
..
$
per
£
4.98%
4.98%
4.96%
4.99%
496H
Rio d.Janeir.
4
d. per Mii.
3
11
1
33.
31132
33.
33/
Shanghai
..
Sh. p.
$
112%6
1/2y
6
1/2
1/2%
112%
Singapore ..
id. p.
$
2
14
5
1
32
214
6
1
39
2/4%
214%
2/4
5
/
35
Valparaiso
6).
$
per
£
128
130 130 130 130
Warschau
..
–
ZI. p.
26% 26%
26%
26%
26%
.,J-,.4.
-,
”
………..s.
,
..
…….
imp. hebben te betalen 10 Dec. 16.12.
3)
Offic. not.
12 Aug. 39
13
116; 17
Aug.
397/8;
18
Aug. 39
0
116; 25 Aug.
397/8;
26Aug. 39
13
116.
4
)
Id.
II
Mrt. 1935
4114.5) 90 dg. Vanat 28 Aug. laatste
•
export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen’)
N Yortz)
Londen
24 Aug. 1937..
19%
44%
24 Aug. 1937….
139,41
25
,,
1937..
1919.
44%
25
,,
1937….
13916
26
,,
1937..
19%
44%
20
,,
1937….
13917
27
,,
1937..
19;
44%
27
,,
1937….
13918
28
,,
1937..
19%
–
28
,,
1937….
139111
30
,,
1937..
19%
44%
30
,,
1937….
14011
31 Aug. 1936..
19y1
44%
31 Aug. 1936….
13813
27 Juli
1914.. 24u/
59
27
Juli
1914….
84110%
5)
in pence p.oz. stand.
2)
Foreign sllver in $c. p. os. fine.
3)
in
5h.
p. oz. fine
STAND_VAN_’_RIJKS_KAS.
Vorderingen.
1
14Aug.1937
1
23Aug. 1937
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bil De Ne
f
87.758.455,27
/
85.389.549,78
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
45.807,90
250.767,78
Voorschotten
op
ultimo
Juli
1937
derlandsche Bank ……………….
a/d. gemeent. veratr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndië … . …..
14824.663,55
,,
11.559.740,31
,,
11.706.569.94
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buitenl
, 106.097.739,66 ,, 106.293.954,43
Idem aan
Suriname……………….
Daggeldieeningen tegen onderpand Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen
..20.228366,86
–
34.572.220,90
–
.
46.331.406,35
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
–
–
Vord. op andere Staatsbedrijven’)
,,
4.425.982,81
,
4.785.98281
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
–
–
V e r pil cli t i n g e n
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16 van
haar octrooI verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in omloop ………
f275.089.000.-
f274.981.000.-
,,
3.200.000,-
•
3.200.000.-
Zilverbons in omloop
.
…………….
,,
1.107.886,50
1.107.237,-
Schuld op
ultimo Juli
1937 aan
de
.
Schatklstpromessen in omloop …….
gem.weg.a.h.uitte keeren hoofds.d.
..
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel, en op de vermogensbelastlng
..
,
7.125.840.18
,,
7.125.840,18
Schuld aan Curaçao’) ……. . ……..
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.
1)
,,
1.913.048,05
14.083.524,81
,,
1.901.312,19 11.283.110,05
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.
1)
…
,,
159.825.401,42
158436 585,78
Id. aan andere Staatsbedrijven 1)
.
15.000.000,-
,,
15.650.000,-
Id. aan diverse instellingen’) ………..
…
118.138.132,29
,, 118.785.280,56
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks SchatkIst.
NEDERLANDSCH• INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
21 Aug. 1937
1
28 Aug. 1937
Vorderingen: 1)
–
–
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
/
250.000,-
/
300.000,-
Saldo Javasche Bank
…………………
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijksinstell
Schatkisipromessen in omloop …….
10.092.000,-
15.824.000,-
•
7.000.000,-
7.000.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.
–
–
1.914.000,-
1.914.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
..
1.227.000,-
,,
725.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..
500.000,-
,,
500.000,-
Voorschot van de Javasche Bank …
..
811.000,-
2.665.000,-
i)
Beta,lniiddelen in ‘5
Lands Kas
/
28.228.000,-.
SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste oosten in
duizenden guldens.
Data
Metaal
Circu-
zatte
Andere opeischb.
schulden
Discont.
31
Juli
1937..
609
1
1.240
444 630
1.411
24
1937..
629
1
1.082 453 635 1.373
17
,,
1937..
628
1.095
462 634
1.401
10
1937..
626 1.152
532
834
1.416
3
1937..
625 1.212 493
838
1.422
1
Juli
1914..
645
1.100
1
560
735 396
NEDERLANDSCI-IE BANK.
Verkorte Balans
op
30 Aug.
1937.
Activa.
Binnenl.
Wis-
(Hfdbk.
f
12.008.601,20
sels,Prom..
Bijbnk.
,,
437.155,94
enz.indisc.Ag.sch.
,,
498.717,32
f
12.944.474,46
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto
……
,,
–
Idem eigen portef.
f
2.526.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
–
2.526.000,-
Beleeningen’Illfdbk.
nc1. vrsch.
f
144.230.068,681)
l.Bijbnk.
in rek.crt.IAg.sch.
,
3.509.927,45
op
onderp.J
,
32.019.369,03
f
179.759.365,16
Op
Effecten……
f
178.313.628,36
1
)
Op
Goederen en Spec.
,,
1.445.736,80
179.759.365,161) Voorschotten a. h. Rijk
…………..
,,
dunt, Goud
……
f
113.607.470,-
Muntmat., Goud
..
,,1.152.275.487,23
1.265.882.957,23
Munt, Zilver, euz.
18.766.922,50
Muntmat., Zilver
. .
–
,,
1.284.649.879,735;
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………
,,
41.911.809,81
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………
,,
9.815.105,40
Staat d. Nederl. (Wetv. 27,5,’32,
S.
No. 221)
,,
10.193.915,19
Passiva
f
1.546.400.549,75
________________________
Kapitaal
……………………….
f
20.000.000,-. Reservefonds
……………………
4.338.707,82
Bijzondere
reserve
………………
,,
6.600.000,-
Pensioenfonds
………………….
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
11.128.960,57
,,
852.384.415,-
Bankassignatiën in omloop
……….
,,
720.909,13
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f
78.312.149,81
saldo’s:
Anderen,,571.081.246,73
649.393.396,54
Diverse rekeningen
………………
,,1.854.160,69
f
1.546.400.549,75
Beschikbaar metaalsaldo
………….
f
683.585.191,41
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is
,,
1.708.962.980,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..
,,
–
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15Maart1933, Staatsbiad No. 99)
………..
/
65.883.125,-
Waarvan in het buitenland ………………………
–
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
1
Andere 1 Beschikb. 1 Dek-
Data
1 Circuiatiel opeischb.I Metaal-
Ikings
Munt Muntmat.
1
1 schuldenl saldo 1 verc.
30 Aug. ’37 113607 1.152.275 852 364650.114 683.585 85
23
,, ’37 113607 1.152.275 821.968 678.100 685.495 84.4
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437
6.198 43.521 54
Data
1
prornessen
rechtstreeks1
Belee-
nin
g
en
‘””
op
het reke-
1
disconto’s
buiteni.
ningen’
30 Aug. 1937J
12944
1
–
1179.759
2.526
9.815
23
,,
19371
12.908
–
1177.458
2.526
8.767
25 Juli
1914
67.947
1
–
61.686
20.188
509
1)
Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo
28 Aug.’37
1
)
iio
198.700 73.190
23.754
21
,,
’37$)
132.510 198.640
72.040 24.238
31
Juli
1937
116.574I17.09&
195.197
72.428
26.620
24
,,
1937
116.574
16.795
194.739
72.943
28.296
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842
Data
Wissels,
buiten
Dis-
Belee-
Diverse
relce-
.
Dek-
kin gs-
N.-Ind.
contos
ningen
ningen’)
percen-
betaaib.
lage
28Aug.’37
2
)
4.740
80380
67.670
49
21
,,
1
37
5
)
4.480
78.790
08.310
49
31 Juli 1937
5.449
63.628
50
11.568 1
56.043′
24
,,
1937
5.362
11.412
1
54.360
64.781 50
25 Juli 1914
6.395 7.259
75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.
‘) Diuiip. uer acLiva.