ftcr do I1oiwcg 122
4i
t
/ JUJiJ 1J51
AUTISU
ki VUllEN.
Isch
–
–
–
r
Economi
*
sch
~
St
2
e
0 ~
_1
,-
>
1)
1
. .
te
Derlcnn
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR
DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE
VOOR
DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
22E JAARGANG
WOENSDAG 7 JULI 1937
No. 1123
COMMISSIE
VAI’J
REDACTIE:
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
t’.
Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries
en
Op de wisselmarkt stond natuurlijk de Franc in het
R.
Al. H. A. van der Valk (Redacteur-iSecretaris).
centrum vian de belangstelling. De pessimistisohe verwach-
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatwag.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Abonnementsprijs voor het weèkblad franco p. p. in
Nederland
f
16,—. Abonnernentsprijs Economisch.-Statis-
tisch Maandbericht
f
5,— per jaar. Beide organen samen
f
20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.
f
18,—,
f
6,— en
f
23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en liet Maandbericht gratis es
genieten een reductie op de verdere publicaties.
BERICHT.
In afwijking van cle tot dusverre gevolgde regeling
zal voor het weekblad slechts eenmaal per jaar een
register vorden samengesteld, waardoor ook de ban den over een halfjaar komen te vervallen. Het eerst-
volgend register (jaarregister) wordt dienovereen-
komstig begin Januari 1938 gepubliceerd; dan zullen
ôok de banden voor het geheele jaar verkrijgbaar zijn.
INHOUD.
BIz.
DOELsTELLING EN UiTVOERING V
AN
DE INTERNATIONALE
T1NOVEREENKOMST
door
Ir. P. Bövig …………..
500
Richtlijnen voor de economische en financiële po1itiel
van Ned.-Indië gedurende liet komendc vierjarige
tijdperk door G.
Gonggrijp
II………………….502
De 23ste Internationale Arbeidsconferentie door
Mej.
Mr. G. J. Stemberg …………………………
504
Het 17e Internationaal Landbouwcongres door
Ir. T.
P. Huisman
………………………………
507
Kapitaalontlasting der spoorwegen? door
J. P. B. Tissot
vanPatot ………………………………..
510
BUITENLAND5ORE MEDEWERKING:
Het nieuwe
Fransche
financieele en economische
programma door
Dr.
H.
Weichmann …………
511
1AANDOIJFERS:
Indexcijfers
van
Nederlanclsche aandeelen ……..
512
INGEZONDEN STUKKEN:
De Staat-schuldeischer en de
Staat
–
schuldenaar in
rekening-courant uit hoofde
van
den Postchèque-
en Girodienst door Dr. P. D. Pestman
met Naschrift
door Prof. Mr. M. H. Bregstein
……………..
513
O
NTVANGEN BOEKEN…………………………..
514
Statistieken:
Groothandelsprijzen ………………………………..516-5I7
Geldkoersen-Wisseikoersen-Bankstaten
…………514, 515,
518
tiagen, zooals
die spraken uit de termijnkoersen in de
laatste week
vflÔr
de nicuwe monetaire maatregelen zijn
door de feiten
nog
overtroffen.
Onmiddellijk nadat dc
nieuwe
ivettcn
waren aanvaard, waardoor
het
minimum
vor
dn
goudin’houd bij stabilisatie is komen te vcrvallen,
daalde de koers voor contante Franos tot het peil waarop
tevoren te’rniijnfranes genoteerd stonden. En ook
die no-
teeriug
was
nog
alleen
mogelijk doordat vcrsohillende po-
sities geforceerd gedekt
moesten wonden.
Enkele dagen
nog was er ccii
zeer groot verschil
in koers tusschcn t.t.,
dôndagfrancs en normale levering. De sluiting van de
beurs te Parijs juist op de ultimo en de opsohorting van
de liquidatie voor beur.saffairns noopte velen, die fondsen
hadden verkocht en daartegen dc valuta hadden afgege-
ven per
den
iicu’idiutiedag tot indekken, omdat de Fran-
sohe banken niet
iii
‘voorschot konden treden. Pas na de
heropening van dc Fransche beurzen kreeg de contante
koers den vollen druk van de toekomatverwachtingen te dra-
gen.
De
noteering liep ‘terug tot rond
f
7, waarop het
idgalisatiefonds den koers ongeveer heeft gehandhaafd. De
aanvankelijke
,
‘verwachting, dat nien de speculatie zou
dwars zitten door eerst de noteering nog hoog te houden,
of althans de •dekkingsvraag ,,natuurlijke bevrediging” te
doen zoeken niet eventueel s’tijgenden Francenkoers is niet
bewaarheid. Het Fransohe lDga.lisatiefonds heeft integen-
deel de delokingavraag naar Francs grif gebruikt om dcvie.
zon
op te nemen.
De
groote finctuaties, zooals die
iii de
eerste dagen ‘voorkwamen, behoorcn dan ook al weer tot
het verleden. Het terrnijndisagio is natuurlijk na den val
van den contanten koers sterk verminderd. Maar hot ver-
trouwen in de handhaving van het huidige koorspeil is
toch nog niet van dien aard, dat het disagio geheel
ver-
dwenen is. Voor ntaaudsfrancs beloopt het circa. 1 pCt.,
voor di-iemaa.ndsfrancs rond 3 pCt. en voor ‘elke maand
meer ongeveer
1
pOt. extra. De toekomst van debudge’
taire politiek ‘is nog te onzeker om het vertrouwen geheel
te he’i-nteUen. Het ingrijpen van het Egalisatiefouds is
trouwens ook wat erg snel gekomen om te kunnen zeggen
dat men de valuta haai’ ,,natuui-lijk niveau” heeft laten
zoeken.
Een oogenblik is ook de Gulden wat flauwer geweest,
waardoor Dollars konden monteet-en tot 1.82
3
/
>;
, maa,r heel
spoedig keerde de mai’kt weer terug op het tradlitioneele
peil van 1.81/. Het Pond was vast, wellicht mede omdat
het Fransohe Egalisatiefonds geen Ponden meer afgaf
om
clan Franc te steunen.
Van de geidmatikt kan
iii
het geheel geen nieuws worden
bericht. De beleggingsmarkt blijft vast gestemd, alle nieu-
we uitgiften ten spijt, die overigens vrijwel geen nieuw kapitaal absorbeeren. Binnenkort zal de markt voor het
eerst na langen tijd weer een buitenlandsc’he uitgifte
aanschouwen. Zooais bekend, heeft De Nederlandsohe Bank
meegedeeld, dat ihet embargo op nieuwe leeningen, dat reeds wat soepeler werd toegepast, wederom, en nu be-
langrijk, woi-dt verzwakt, in dier voege, dat tegen nieuwe
uitgiften van debiteuren die reeds vroeger onze kapitaal-
mankt ,,frequenteerden”, geen bezwaar meer zal worden
gemaakt. Het is de vraag of va.0 de geboden gelegenheid
een ruim gebrnik zal worden gemaakt, nu een zeer groot
aantal vroegere dabiteuren niet ,,emissierijp” zijn. Ander-
zijds zal de enorme kapitaalruiinte en daarhiee gepaard
gaande dalende tendens in dan rentevoat een prikkel voor
hooger rentende uitgiften vormen.
:
500
ECONOMISCH-STATISTJSCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
DOELSTELLING EN UITVOERING VAN DE
INTERNATIONALE TINOVEREENKOMST.
De tinprijs, die zich gedurende den eersten tijd –
in cle jaren 1934 en 1935 – na de kinderziekten van
het International Tincontrol Schemn, op een gelijk-
matig niveau van omstreeks £ 230 wist te handhaven,
heeft dit inderdaad voorbeeldige gedrag niet weten
vol te houden en zich nadien eenige buitensporig-
heden veroorloofd, die de aandacht verdienen omdat
zij met de principieele doelstelling van het Scheme
in flagrante tegenstelling zijn.
Reeds in het begin van 1936 begon een daling van
den tinprijs in, te treden, clie daarna steeds sneller
verliep om op 3 Juni van dat jaar met £ 175% voor
cash haar diepste punt te bereiken. Daarop volgde
een Vrij snelle reactie, zoodat op 6 November d.a.v.
het evenwicht hersteld en met £ 235% het normale
niveau weer teruggevonden was
De algemeene voldoening hierover was echter
slechts van korten duur. Reeds omstreeks het niid-den van het eerste kwartaal van dit jaar volgde een
nieuwe, nog acuter uitslag, ditmaal naar boven, die
met £ 311-t 311% op 15 Maart jl. culmineerde.
Dat maakt een verschil, in slechts 8 maanden tijds,
van rond £ 136, wat niet alleen een zeer belangrijk bedrag is, maar dat ook te opvallender is, omdat in
dit tijdsverloop zich in de statistische positie geen
zoodanige wijzigingen hebben voorgedaan dat er
redelijke aanleiding toe bestond. In beide gevallen
gingen de prijshewegingen zelfs min of meer tegen
den draad in: de daling viel samen met een lagere productie dan over het laatste kwartaal van 1935,
toen de prijs nog normaal was, de laatste stijging met niet onbelangrijk hoogere stocks. Ook de verhouding
van de stocks tot de consumptie telkens over de
laatste twaalf voorafgaande maanden, uitgedrukt in
procenten in de laatste kolom van onderstaande tabel,
geeft geen voldoende verschillen te zien om het ver-
schijnsel te verklaren.
export
consuqnptie
stoeks stocks/cons.
1935
ton
ton
ton
%
4dc
kwart……
44.588
37.698
13.841
9,7
1936
iste
kwart……
39.065 39.999 17.336
11,6
2de
…….
40.786
36.596
15.536
10,4
3de
…….
41.978
39.015 15.972
10,4
4dc
…….
50.695
39.884
22.695
14,6
1937
Januari
……..
14.074
16.265
24.922
15,8
Februari
…….
13.704
15.061
22.756
14,2
Maart
………
17.541
19.320
23.476
14,4
April
……….
15.327
14.990
23.81.3
14,4
Het waren clan ook inderdaad factoren, die niets
met de statistische positie van het metaal uitstaande
hadden, die deze afdwalingen veroorzaakt hebben en
die wezenlijk van psychologischen aard waren: on-
zekerheid en als gevolg daarvan onrust en vrees, in
het bijzonder bij de consumenten. In het eerste ge-
val, in 1936, waren het de langgerekte onderhande-
lingen over de verdere voortzetting van de interna-
tionale overeenicomst, die maar niet wilden opschie-
ten en de door de houding van Siam in het bijzonder
veroorzaakte spanning omtrent de uitkomst; in het
tweede geval de onverwachte volte face van Engeland
in de bewapeningskwestie waardoor
alle
metalen
naar boven uitschoten en het tin daarbij in hun vaart medesleepten, al was daarvoor geen wezenlijke aan-
leiding omdat tin geen eigenlijk oorlogsmetaal is.
Het waren inderdaad dus slechts typische mci-
denteele gevallen van nervositeit, acuut, hevig en
kortstondig, want ook na de laatste stijging is de
prijs alweer belangrijk teruggeloopen, al heeft zij nog
niet geheel het niveau bereikt dat men in den loop
der jaren als min of meer normaal is gaan beschou-
wen: op 18 Juni bedroeg zij voor cash £ 246. Dat zij
nog niet geheel op het oude niveau terug is, houdt
misschien met het goudvraagstuk verband, doch dat
is een kw’estie waarop hier thans niet kan worden
ingegaan en dat ook buiten het verband van deze
beschouwingen valt.
Van een zakelijk financieel standpunt bezien, heeft
het geheele geval niet zooveel om het lijf, in het bij-
zonder in dit speciale geval niet: eerst is door pro-
ducenten minder ontvangen, door consumenten min-
der betaald dan iedelijk was en daarna had het om-
gekeerde plaats, zoodat het een het ander eeniger-mate compenseert. Het zou dan ook inderdaad niet
bonen er zich druk over te maken, wanneer het alleen
maar dit was. Hausses en baisses zonder eenigen
herkenharen redelijken grcnd komen bij alle mogelijke
handelsobjecten voor; zij zijn een dankbare gelegen-
heid voor speculatieve manoeuvres en worden van
die zijde krachtig bevorderd en vaak willens en wetens
geprovoceerd. Het is een euvel, dat eens voor al aan
de vrije markt inherent is en waartegen geen kruid
gewassen is zoolang de verhoudingen tusschen pro-
ductie, consumptie enz. zoo weinig overzichtelijk zijn,
dat de gewone zakenman er zich slechts onvoldoende
rekenschap van kan geven en daardoor gemakkelijk
voor een paniekstemming vatbaar is.
Met tin is het echter een ander geval. Het is een object waarvan de productie door een college van
prominente deskundigen, waarin naast de producen-
ten ook de consumenten vertegenwoordigd zijn, vol-
gens internationale overeenkomst, telkens op korten
termijn minutieus geregeld wordt, overeenkomstig het
verwachte gebruik. Er is aan dit college – het In-
ternational Tin Committee – een statistisch bureq.0
verbonden, dat in een voorbeeldig maandelijksch bul-
letin een, in tabellen en grafieken, tot op den laat-
sten datum bijgewerkt, uitvoerig en gedetailleerd
overzicht publiceert van alles wat men omtrent pro-
ductie, verbruik en afzet, prijsverloop enz. maar kan
wenschen te weten; een en ander nog bekroond door
een onlangs voor de eerste maal verschenen, zoo-
wel wat uitvoering als samenstelling betreft boven
allen lof verheven ,,Statistieal Yearhook 193.7″, waar-
in practisch niets vergeten is wat in verband met
cle statistische positie van tin maar wetenswaard
zijn kan. Mooier kan het haast niet en toch heeft
dit alles niet vermogen te bewericen dat, in het bij
;
zonder bij de verbruikers, voldoende vertrouwen in
de uitvoering van het Control Scheme aanwezig is
0111,
hij incidenteel optredende complicaties, het hoofd
koel te houden en excessen als zich in den lâatsten
tijd hebben voorgedaan, te voorkomen. Vraagt men
zich af of tot dit gebrek aan vertrouwen redelijke
aanleiding bestaat, dan moet men constateeren, dat
zulks inderdaad het geval is. Het ontbreekt zeer
zeker hij het International Tin Committee niet aan
goeden wil en voortvarendheid, evenmin aan deskun-
digheid, maar de prompte uitvoering van de, door
dit college noodig geachte maatregelen, laat maar al
te veel te w’enschen over.
Zulks komt wel zeer in het bijzonder tot uitdruk-
king in het werkelijke verloop van de productie, ten
opzichte van de productie zooals die door het I.T.C.
nooclig geacht wordt. En dit is te sprekender ‘.00r
de mate van noodzakelijke autoriteit van dit college
omdat de productie het eenige is dat men, ter rege-
]ing van de tinpositie, inenschelijker wijs gesproken,
volkomen in zijn macht heeft, althans zou kunnen
hebben. De andere factor daarbij, de consumptie, valt
uiteraard buiten iedere contrôle.
Over 1936 bedroeg de productie van de aan het
Scheme deelnemende landen in werkelijkheid 153.556
ton, terwijl zij, volgens de door het I.T.C. vastge-
stelde quota, 172.920 ton had moeten zijn, aldus een
te kort opleverende van 19.364 ton. De bete3kenis van
dit cijfer springt te meer in het oog, vanneer men
er zich rekenschap van geeft, dat het totaal :tan
stocks (visible supply + carry over), op ultimo van
dat jaar 22.695 ton bedroeg. Over de eerste 4 maan-
den van het loopende jaar had de productie, over-
eenkomstig quota, 68.281 ton moeten bedragen; in
1,11
7 Juli 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
501
werkelijkheid varen het slechts
52.750
ton, zoodat
zij met 15.531 ton tekort schoot.
liet I.T.O. heeft direct onheil slechts kuiineil voor-
komen door het algemeene quotum (1
io pOt.) Le-
langrijk hooger te stellen dan noodig had moeten
zijn (85 pOt.).
Deze tekorten waren over de verschillende deel-
nemende landen als volgt verdeeld:
Productie
Tekoot
Januari/April
volgens quota werkelijk
in pro-
1937
ton
ton
‘ton
centen
Bolivia
………….
15.035
7.426
8.209
51
Congo
…………..
4.421
1.577
2.844
65
ludo China
……….
1.025
493
532
53
Sfalakk%
…………
24.589
24.047
532
2
Ned.-Ivdi
……….
12.412
10.423
1.989
16
Nigeric
………….
3.721
3.484
237
6
Siam
……………
6.488
5.278
1.210
19
Er zijn natuurlijk allerlei oorzaken aan te wijzen
om deze zeer ernstige achterstanden te verklaren,
technische en andere, waarop hierna zal worden terug-
gekomen. De werkelijke wortel van het kwaad ligt echter uiteindelijk toch op wezenlijk ander terrein, ni. daarop, dat men zich nog niet algemeen genoeg
en iog niet in voldoende mate rekenschap geeft van
de verplichtingen en de verantwoordelijkheid die uit
de aangegane overeenkomst voortvloeien.
Nog maar al te zeer is de meening verbreid, dat
men in dit opzicht al zeer zijn best gedaan heeft wan-
neer men er slechts voor zorgt, dat de productie de
toegestane quota niet
overschrijdt.
En inderdaad was
clit in den aanvang, ten tijde van de overproductie,
toen
restrictie
nog het parool was, het cardinale punt.
Maar die tijd is voorbij en wat het Scheme beoogt
is niet restrictie maar
contrôle.
Het grondbeginsel,
waarop het berust, is vastgelegd in een zinsnede van
het eerste artikel van de overeenkomst: ,,de bedoe-
ling van het Scheme is
evenwicht
tot stand te bren-gen tusschen productie en consumptie en daardoor
de herhaaldelijk optredende sterke schommelingen van
de tiuprijzen te voorkomen”.
Ter toelichting van dit beginsel verklaarde de Re-
geering van Nederlandsch-Indië in de voorjaarszit-
ting 1930 in den Volksraad: hevige prijsfluctuaties
als een ernstig nadeel te beschouwen voor producen-
ten zoowel als voor verbruikers
en daarom iedere
1)0-
ging te zullen bevorderen tot stabilisatie van den
tinprjs op zoodanig behoorlijk niveau, dat het moge-
lijk zal zijn de productie te handhaven, welke het ver-
bruik eischt, terwijl aan den anderen kant voorkomen
zal worden dat de
prijzen
kunstmatig zullen worden
opgeschroefd.
In deze Regeeringsverklaring wordt dus nadrukke-
lijk opgekomen voor de belangen van de verbruikers
en deze considerans, waarmede de doelstelling van
het Scheme staat en valt, beteekent dan ook niets meer of minder dan dat bij alle daden zonder uit-
zondering, die uit de overeenkomst voortvloeien, de
belangen van de verbruikers niet minder zwaar zul-
len mogen wegen dan die van de producenten.
De eerste consequentie hieruit is dat het – in het
belang van de producenten – niet geoorloofd is
meer
tin uit te voeren dan door de quota is vastge-
steld, maar dat daar tegenover staat dat het – ten
aanzien van verbruikers – als een even ernstige
overtreding moet gelden wanneer
minder
wordt ge-
produceerd..
Eigenlijk zal men, wat dit laatste betreft, zelfs
nog ietwat conscientieuser dienen te zijn. Er zit aan het Scheme nl. nog een ethische zijde, hijzonderlijk
voor de produceerende landen, omdat het een rege-
ling is, die aan verbruikers arhitrair is opgelegd en
zij daarbij over geen enkel middel beschikken om
hun belangen te verzekeren doch aan handen en voe-
ten zijn overgeleverd aan de loyaliteit van de andere
partij.
Wat de meer onmiddellijke, technische oorzaken
van den achterstand in de productie betreft, zijn deze
in de eerste plaats te zoeken in de standard tonnages
en de daarin tot uitdrukking komende overschatting
van eigen productie capaciteit. Zoolang de waardee-
ring van het productieve vermogen aan elk der deel-
nemende landen zelf wordt overgelaten om eerst na
een onverkwikkelijke procedure van loven en bieden
in hasis-producties te worden gefixeerd, waarbij
ieder tracht den ander te slim af te zijn, zal daar
niet veel aan te veranderen zijn. De meest voor de
hand liggende en rationeele – en met het hooge be-
ginsel en de waardigheid van het handvest overeen-
stemmende – oplossing van de moeilijkheid zou
zijn wanneer de standardtonnages door een buiten
partijen staande instantie zouden worden vastgesteld
en periodiek zouden worden herzien, objectief, tel-
kens overeenkomstig den oogenblikkelijken werke-
lijken toestand.
Het zou waarschijnlijk al te naïef zijn te verwach-
ten, dat men daar zoo spoedig aan zal willen, doch
met ijverige propaganda voor dit denkbeeld, die dan
vooral door het I.T.C. zou dienen te worden bevor-
derd, ware misschien in deze richting toch wel wat
te bereiken, al ware het slechts een compromis waar-
door onderhandelingen ter zake zouden worden ver-
sneld en cie daaraan verbonden periode van onzeker-
heid belangrijk zou worden bekort.
De moeilijkheden met de productie zijn echter niet
uitsluitend te wijten aan zelfoverschatting. Bolivia
is nog altijd de gevolgen van den oorlog om ‘de Gran
Ohaco niet geheel te boven met alles wat daaraan
vastzit op het gebied van arbeid, monetaire verwik-
kelingen enz.; de achterstand van Nederlandsch-Indië
– om dichter
bij
huis te blijven – komt grootendeels
voor rekening van den herhaalden tegenslag die onze
grootste producent, de Bangka Tinwinning, in den
laatsten tijd met zijn baggermateriaal gehad heeft.
Er is dus nog een correctief noodig om dergelijke
min of meer toevallige onregelmatigheden te onder-
vangen. Dit zou men kunnen bereiken door tot er-
kend systeem te maken wat zich reeds eens inciden-teel heeft voorgedaan toen Bolivia, in Mei 1936, haar
recht op productie van haar onder-export van 10.288
ton, overdroeg op de andere deelnemende landen. Dit
leidde er toe dat voor het 3de en 4de kwartaal van
dat jaar aan Bolivia quota werden toegekend van
15 pOt. resp. 90 pOt., tegen zulke van 90 pOt. resp.
105 pOt. aan de andere landen.
Een antecedent is er dus reeds en dat zal er toe
kunnen bijdragen om een uitbreiding van de bevoegd-
heden van het I.T.O., in den zin van gedifferentieer-
de quota, voor de deelnemende landen te eerder aan-
vaardbaar te doen zijn.
Aan dit beginsel zou uitbreiding gegeven kunnen
worden doordat de deelnemende landen het ook bin-
nen eigen grenzen toepasselijk verklaarden voor de
eigen produceerende ondernemingen. In enkele daar-
van is het overdoen van quota c.q. de verkoop er van veroorloofd, zij het niet verplichtend gesteld. Dë ier-
antwoordelijkheid voor het nakomen van de verplich-
tingen ten aanzien van productie als anderszins be-
rust echter bij de
Regeeringen
en niet bij de mijn-
bouwondernemiizgen en kan daarop ook niet gedele-
geerd worden omdat het internationale verplichtin-gefl zijn. Wat Neder]andsch-Indië betreft is de Re-
geering er niet van af wanneer de
verplichte
pro-
ductie over Baagka en de G.M.B. volgens eens voor
al vastgestelde verhouding verdeeld wordt. De pro-
ductie
moet
er komen en als de een het niet kan moet de ander het doen.
Productie in tous.
Bangka
G.
M.
B.
quota werkelijk
quota werkelijk
januari
………
1.791
1.715
1.236
640
Februari
……..
1.791
1.265
1.236
1.155 Maart
………..
1.791
1.517
1.237
1.407
April
………..
1.970
1.475
1.360
1.249
Mei
………….
1.970
1.709
1.369
1.709
Nederlandsch-Indië staat er, wat de mogelijkheid
502
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
van toepassing van dit beginsel betreft heel wat beter
voor dan de meest andere landen, met hun meestal
groot aantal belanghebbenden. Bij ons zijn het er
maar twee, waarvan een, het Gouvernement zelf, ver-
reweg de belangrijkste is. Misschien ligt er een argu-
ment in voor de fusie van de beide bedrijven, waar-
door deze kwestie vanzelf opgelost zou zijn.
In elk geval is het zeker dat, hoe beter en nauw-
gezetter men zelf voor zijn productie zorgt, hoe min-
der ingrijpen van buiten af – door het I.T.C. –
noodig zal zijn, wat toch altijd minder aangenaam is
en eventueel tot allerlei kwesties aanleiding geven
kan.
Maar – om na deze uitwijding op het eigenlijke
onderwerp terug te komen – ook met gedifferenti-
eerde quota is men er nog niet. Onderproducties, die
liet gevolg zijn van min of meer incidenteele omstan-digheden, zijn zeker nooit gewild en daarom moeilijk
te voorzien. Men zal ze meestal eerst kunnen consta-
teeren wanneer het kwaad reeds gebeurd is, dus te laat en – omdat de quota als regel kwartaalsgewijs
worden vastgesteld – minstens drie maanden te laat.
Om daarna effectief te worden, hebben de nieuwe
quota evenzeer een zekeren tijd noodig, die men, dat
heeft de ondervinding geleerd, eveneens op minstens
drie maanden stellen kan. Bij elkaar geeft dat een
hiaat van zes miianden en dat is te lang voor een zoo
gevoelige markt als de tinmarkt is. In dit verband
verdient bijzondere aandacht de uitlating van den
voorzitter op de jongste vergadering van aandeelihou-
ders van de Billiton-maatschappij: dat het middel
om productie en consumptie in evenwicht te brengen,
t.w wijziging van het quotum, niet snel genoeg werkt
en dat nog een middel in den een of anderen vorm, hetzij stocks ter beschikking van het Committee of
anderszins, noodzakelijk is.
Dc noodzakelijkheid van een productemarge, naast
de zichtbare wereldvoorraden, werd reeds in een vorig
nummer van dit weekblad bepleit ‘). liet zal daarom overbodig zijn daarover hier nogmaals in beschou-wingen te treden, te meer waar thans van zoo gezg-
hebbende zijde een overeenkomstige uitspraak kon
worden geciteerd. Slechts moge hier herinnerd wor-
den aan een paar bezwaren, die toen genoemd werden,
welke aan buffer-pools, volgens het tot nu toe ge-
bruikelijke systeem, aankleefden: de wijze van finan-
ciering en de tendentie tot arbitraire prijsregeling.
De financieering geschiedde tot nu toe uitsluitend
door een kleine groep van
producenten.
Hierdoor wa-
ren, in verband met de groote bedragen, die er mede
gemoeid zijn, aan den omvang van die stocks, die
theoretisch nooit te groot kunen zijn, betrekkelijk
enge grenzen gesteld; bovendien had de financiering
plaats door eenzijdig belanghebbenden. Een en an-
der werkte het gevaar in de hand dat, wanneer de
lasten te zwaar werden en de lusten dreigden te
overtreffen, aan de ,,pool” een ontijdig einde kwam. Inderdaad hebben de opeenvolgende pools een kort-
stondig bestaan gehad. De goede invloed van buffer-
stocks op het prijsniveau is onmiskenbaar gebleken
uit het gelijkmatige niveau waarop de prijzen zich
gedurende de jaren 1934/’35 hebben bewogen. Bij een
redelijk stabiel prijsniveau hebben zoowel producen-
ten als consumenten belang, in een mate die voor
de eene en voor de andere partij niet zooveel zal verschillen. Dit voert vanzelf tot de vraag of het
niet zoo in te richten ware, dat aan de financiering
en daarmede aan het beheer – onder de auspicie van
het I.T.C. – van een nieuwe buffer-stock, of welke
andere maatregelen met hetzelfde doel; door
beide
partijen, producenten en consumenten, en ongeveer in gelijke mate zou worden deelgenomen? Het is te
verwachten dat daardoor de bezwaren die de oude
pools aankleefdeh, grootendeels ondervangen zouden
worden: de stabiliteit van het instituut zou er beter
door verzekerd zijn, de omvang zou belangrijk groo-
1)
Econ.-Stat. Ber.
van
4 Maart 1936.
ter kunnen zijn en de prjs’regelende tenden.tie, die er
weliswaar onvermijdelijk aan verbonden blijft, zou
toch belangrijk minder als arbitrair gevoeld worden.
liet is te voorzien, dat de verschillende hier voor-
gestelde maatregelen niet zoo dadeljk overal een wil-
lig oor zullen vinden; met name onder de producen-
ten zullen er zijn clie er een directe bedreiging van
hun belangen en een verdere lcneveling van hun vrij-heid in zullen zien. Doch daar is over heen te komen;
ook tegen het Control Scheme zelf bestond in den
aanvang geen geringe tegenstand en op dezelfde
gronden. Waar het op aankomt is, dat de misstanden
worden erkend en men maatregelen daartegen in
overweging wil nemen. Welicen vorm die dan zullen
aannemen is van ondergeschikt belang. Die welke
hier werden voorgesteld worden gaarne voor betere
gegeven. Ir. P.
HövlG.
RICHTLIJNEN VOOR DE ECONOMISCHE EN FINAN-
CIËLE POLITIEK VAN NED.-INDIË GEDURENDE HET
KOMENDE VIERJARIGE TIJDVAK.
(Vervolg.)
II.
Financiële en geldpolitiek.
De Indische schuld zal door de grote omvang, die ze
verkregen heeft, de aandacht blijven eisen niet alleen,
maar ook de richtlijnen moeten beïnvloeden der eco-
nomische en financiële politiek.
liet maakt verschil of men die schuld als iets on-
vermijdelijks, waarover niet meer gepraat moet wor-
den, aanvaardt of niet; het maakt verschil of men alle
financiële kracht vil aanwenden om in de eerste
plaats de omvang van de schuld te verkleinen, of dat
men een deel der belastingopbrengsten wil gebruiken
om nieuwe productieve krachten tot ontwikkeling te
brengen.
liet zou te begrijpen zijn als de stroming, die in
Indië spoedig de overhand kreeg, deze was: zet een streep onder het verleden; praat niet over Indië, dat
hulp vraagt; wij zullen het wel alleen klaar spelen!
De snelle toeneming der belasti ngopbrengsten niet al.
leen, maar ook de vrees, dat krachtclaclige hulp van het, moederland de onzelfstandigheicl van Indië nog
meer in de hand zou werken, moet ongeneigd maken
om hulp te vragen, bijv. in deze vorm, dat Nederland
de verplichte jaarlijkse aflossing van ruim
f 20
mii-
lioen voor zijn rekening neemt, liet zou, zoals Prof.
J. J. Schrieke het uitdrukte ‘), de omzetting van ,,een
stukje indirecte” in ,,een directe verantwoordelijk-
heid” zijn, ,,die het totale obUgo van Nederland niet
vermeerdert”. Al moge dit laatste aan onmiddellijke,
reële betekenis verloren hebben sedert cle Indische he-
iastingophrengsteri zo sterk zijn toegenomen, het blijft
in laatste instantie juist.
De neiging, het verleden te laten rusten, moge op ‘t ogenblik begrijpelijk zijn, het is de vraag of dit vol te
houden zal zijn. Twee mensen, die niet elkaar onenig-
heici hebben gehad, kunnen, op een bepaald ogenblik verstandig doen er een streep onder te zetten. Volken
kunnen dit meestal niet. In den mens leeft nu een-
maal niet alleen een Prometheus, een voorhedenker,
maar ook een Epimetheus, een nabedenker. •Dat in
verband met de Indische schuld de nahedenker nog
eens ‘t hoofd zal opheffen om zich te bezinnen hoe
alles zo gew’orden is, schijnt onvermijdelijk.
Want
zo-
dra een nieuwe depressie de verhouding tussen de zo
gelukkig gestegen inkomsten en de (eveneens toene-
mende) uitgaven in ongunstige zin beïnvloedt, moet
men verwachten, dat de grote omvang der Indische
schuld en de druk van rente en aflossing ter sprake
zullen komen. De gezindheid van Indië tegenover het
moederland te beschouwen als ccii voorname aangele-
genheid en die gezindheid met doeltreffende middelen
zoveel mogelijk gunstig te beïnvloeden, is geen seriti-
mentaliteit maar staatsmanswijsheid. Geen middel nu
1)
In zijn voordraoh6 ,,Inclië vraagt hulp”, in het Indisch
Genootschap, gehouden op 8 Mei 1936; blz. 77.
7
Juli 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
503
is doeltreffender om dat te bereiken, dan het betrach-
ten der rechtvaardigheid. Nu wil het mij voorkomen,
dat in redelijkheid geen andere conclusie kan worden
aanvaard dan deze, dat onze geidpolitiek,
hoe ook be-
schouwd,
Indië ernstig heeft geschaad.
Er waren drie mogelijkheden: 1. Devaluatie van de
Gulden zo spoedig mogelijk na de val van het Pond
Sterling ware juist geweest. 2. Devaluatie was onjuist.
3. Devaluatie was juist als ,,sluitstuk”. Geen dezer
mogelijkheden werd voor Indië verwerkelijkt.
Over dit punt alleen het volgende: de lezer zij ge-
rust, ik zal geen herhaling geven van argumenten pro
en contra devaluatie. De toestand, waarin Indië door
de monetaire politiek van Nederland, 5 jaar lang, van
September 1931 tot September 1936, gehouden is, was
volstrekt uniek. Ik geloof niet dat men, ook als men
gaat speuren onder de meest onbedudende en achter.
afliggende staatjes, in de wereld een tweede land zal
vinden, dat gedwongen werd in de achter ons liggen-de crisis de gouden standaard te handhaven en dat zo
uitgesproken als Indië was: exportland, dehiteurland
en arm producenteuland. Het is onvermijdelijk, dat
men ook in Indië steeds duidelijker zal gaan beseffen,
dat do voortdurende identificering van de begrippen
devaluatie en inflatie voor ee.njuiste kijk op de gold-
politiek funest was; onvermijdelijk, dat men zal besef-
fen hoe schadelijk het was, dat men geen onderscheid
maakte tussen een (hoogst gewenste) sanerings- en een
(in depressietijd absurde) deflatiepolitiek. Het is on-
denkbaar, dat mccc niet steeds rnéér zal beseffen hoe
weinig onze geld politiek werd geleid door redelijke
ontleding van haar gevolgen op kosten en opbrengsten
en op de welvaart der gemeenschap, en hoe sterk die
politiek wortelde in sentiment en zelfs in instiuct:
het beleggers- en spaardersinsti.nct. En tenslotte is het
onvermijdelijk, dat men het als een ernstige fout van
onze stkatslieden zal gaan zien, dat zij, als machtheb-
bers over eën zwak land met een groot koloniaal ge-
bied, niet onmiddellijk en spontaan het producenten-
belang als zwaarderwegend hebben aangevoeld, dan
het renteniers- en crediteurenbelang. Want juist een
zwak land met een groot koloniaal gebied moet alles
nalaten wat de economische activiteit schaadt: alleen
door voor honderd procent economisch actief te zijn
kan het tekort aan kanonnen zo goed mogelijk worden gecompenseerd. Het is, zoals gezegd, mogelijk, dat dit
alles geen invloed heeft op de gezindheid van Indië,
zolang de toestand voelbaar verbetert, maar het is on-denkbaar (lat dit zo zou, blijven als er een nieuwe de-
pressie intreedt.
Is men van mening, dat de gave Gulden goed
was en zijn depreciatic verkeerd, dan is onze geldpoli-
tiok al evenmin juist geweest. De devaluatie van de
Zwritserse Frank was voor ons een zaak van niet de
minste betekenis. liet argument van de geconcen-
treerde druk op de Gulden en de gevreesde goudver-
liezen is waardeloos voor ieder, die het geweldige be-
lang van een eerlijke, heilzame, de welvaart steunonde
gave Gulden begreep zoals onze Regering dat deed: is
zo’n Gulden niet het (tijdelijke) verlies van een paar
honderd millioen aan goud waard? Van goud, dat
daarbij nog bestemd is voor de verdediging van zo’n
gelcieenheid? En zou dat goud niet, evenals hij vorige gelegenheden, haastig teruggekeerd zijn als de wereld
gemerkt had de onze Regering vastbesloten was onze
Gulden gaaf te handhaven? liet bridge-argument van
Dr. Colijn had al evenmin enig soortelijk gewicht:
w’ij speelden met onze gave Gulden even weinig en
evenveel bridge
– als met cle gedeprecieerde. Ik heb el.
ders uiteengezet, dat onze Gulden in de grond der
zaak gevallen is door ongeloof
1),
en zal er hier niets
meer van zeggen.
–
Devaluatie als ,, sluitstuk”; – hiermede wordt
niet bedoeld, wat Minister Oud indertijd als mogelijk-
heid in uitzicht stelde: als men zich om een ronde
tafel zou scharen om de stabilisatie der valuta’s tegen
‘) Kol. Tijdsohrift,
1937 (Jan.) No. 1, blz. 79-90.
over het goud opnieuw te overwegen, dan, maar niet
eerder, zou devaluatie in overweging kunnen komen.
Zulk een politiek zou, ten eerste, schadelijk zijn; on-
zekerheid scheppen op een ogenblik dat men zeker-
heid boven alles zou behoeven om een conferentie, als hier bedoeld, te doen slagen. Maar de loQp der dingen
heeft nu wel voldoende bewezen hoe weinig zulk een stabilisatie binnen de mogelijkheid der practische
p0.
litiek viel. Wij bedoelen hier met devaluatie als sluit-
stuk, dat men niet de politiek der Skandinavische
landen als de beste beschouwt, maar een politiek, clie
eerst de verlagingen van lonen, tractementen, tarie-
ven, renten en schulden trachtte door te voeren voor
zoveel dat mogelijk was en daarna terwille van het
herstel tot devaluatie overging. Zo’n politiek heeft
Indië, zover men in dat land daartoe de macht had,
in snel tempo doorgevoerd. Zo’n politiek heeft Neder-
land zeer langzaam en zeer onvolkomen en op een
fatale wijze doorkruist door allerlei tegenstiijdig-
heden, gevoerd. Met dien verstande dan, dat het sluit-
stuk niet tot activering van de welvaart, maar tegen
de zin der Regering werd aangebracht. Nu zal nie-
niad, die zulk een politiek van deflatie plus devalu-
atie als sluitstuk juist vond, kunnen ontkennen., dat
Indië op het sluitstuk jarenlang tot zijn groot nadeel
heeft moeten wachten.
Men trachte dit laatste niet
te verdoezelen door het argument, dat niemand kan uitmaken welk deel van de opleving in Indië toege-
schreven moet worden aan de stijging der prijzen van
koloniale producten op de wereldmarkt, welk deel aan
de devaluatie en welk deel eventueel nog aan de ver-
grote vraag naar enkele producten. Dit is uit te reke-nen met zulk een precizie als voor de beantwoording
der vraag nodig is.
Welke geldpolitiek men ook als de juiste voor het
achter ons liggende tijdvak wil beschouwen. Indië had
er geen voordeel van; de richting der politiek werd
uitsluitend hier bepaald. Gold het een, met de maat-
staf van het zielental gemeten, betrekkelijk onhedui-dend deel van het Koninkrijk als Suriname, men zou
er vrede mee moeten hebben. ‘Voor Indië, met zijn
adhtmaal zo grote bevolking als Nederland, kan dit
niet.
Feiten, waaruit de grote verarning blijkt van het
land, dat zo uitermate geschikt was voor een aanpas-
singspolitiek en zich heeft aangepast, zo snel en zover
dit mogelijk was, zijn de volgende: de buitengewoon
grote werkloosheid, onder de Europeanen ontstaan;
het grote goudverlies van de inlandse bevolking van
Java; haar verpandingen van grond voor jaren lang
en voor sommen, die geen inkomsten hoegenaamd aan
de verpanders laten; de verarming van de Chinezen;
de stijging – tot bijna het tw’eeyoudige! – die sinds
1929 het percentage onderging, dat het uitvoerover-
schot uitmaakt van de uitvoer. Dit percentage, in
1929 29 pOt., steeg in 1934 tot 54 pOt., in 1936 tot
56 pOt. ). Een uitvoeroverschot is voor Indië nor-
maal; maar de geweldige stijging, die het percentage
heeft vertoond, dat dit uitvoeroverschot uitmaakte
van de export, is een symptoom van de verarming van
Indië en van de geweldige druk, die de gave Gulden
op het land heeft gelegd.
Een oordeel over onze geldpolitiek is onvermijdelijk,
al mogen velen het onder de huidige, gunstige om
standigheden in verband met de practische politiek
liever onuitgesproken laten. Dit oordeel taboe te ver-
klaren is ijdel; meer dan de helft van ons geestelijk
leven berust op oordelen over het verleden. Zonder
deze ware ons leven, ook het politieke, volkomen richting- en stuurloos. Zodra nu, zoals gezegd, de
tegenwoordige opgaande
lijn
van het economisch leven
weer omlaag buigt, zal de vraag of Indië geen recht
heeft op bizondere hulp van het moederiand weer ge-
steld worden. Moet met de kans op een nieuwe de-
pressie rekening w’orden gehouden? De vraag is reeds
‘) Ecoii.-Stat. Maandberiht, No. 6 (30 Juni 1937), blz.
1
108.
504
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
daarom van belang, omdat onze kijk op de conjunc-
tuur van invloed moet zijn op onze houding tegenover
de financiële politiek. Wie een meer pessimistische
kijk op de conjunctuur heeft, moet voor Indië sterker
aandringen
0
1) het gebruiken van overschotten tot
schuldaflossing.
liet wil mij voorkomen dat hij, die zich vrij wil
hou den van alle dogmnatiek, dit kan zeggen. Het is
onbewezen dat crisissen binnen het kader onzer maat-
schappij niet voorkomen kunnen worden, maar het
ware zeer onverstandig, geen rekening te houden
met een nieuwe depressie. Vooraanstaande Engelse economisten als Oolin Clark en Henderson zijn van
mening, dat na afloop van de bedrijvigheid in de
bouwvakken en als gevolg van de bewapening,
d.w.z. binnen een paar jaar, in Engeland een depres-
sietendens zal optreden. Even onverstandig echter
als het zou zijn, geen rekening te houden met de nio-gelijkhQid van nieuwe crisissen, ware het zijn finan-
ciële politiek te projecteren in de verwachting, dat
een komende crisis even sterk zal zijn als de achter
ons liggende. Alleen reeds de structuurverandèring,
die de gouden standaard in de afgelopen dertig jaar
heeft ondergaan, maakt het, in verband met de ge-
weldige druk waaraan die standaard bloot stond door
de internationale schulden, op hun beurt goeddeels
het gevolg van het rampzalige vredesverdrag van
1919, begrijpelijk dat de crisis van 1929 zich ver-
scherpte tot die van 1931. Indië is een economisch
kwetsbaar land, maar wie bij het projecteren van zijn financiële politiek rekening wil houden met de lessen
der conjunctuurgeschiedenis – en dat is verstandig –
zal aan
de gehele
conjunctuur indachtig moeten zijn,
d.w.z. aan de korte en aan de lange golfbeweging.
Reeds in 1907 was Indië, waren althans Java en het
cultuurgehied van Sumatra’s Oostkust, economisch
kwetsbaar En hoe, weinig heeft het land van de cri-
sis van dat jaar gemerkt! Depressies, die ontstonden tijdens een economische springvloed, hebben korter
geduurd en een milder karakter gehad dan depressies tijdens een economische eb. Zonder nu te durven be-
weren, dat de lange dalende beweging van het prijs-
niveau, die met de crisis van 1920 heeft ingezet, haar
diepste punt in 1932 zou hebben bereikt, mag men
toch zeker, vooral op grond van de verandering in
ons geldwezen, wel zeggen, dat de kans heel klein is,
dat 1931 zich spoedig zal herhalen.
Indië is een arm land, zonder grote kapitaalhezit-
ters, zonder welvarende middenstand, en met een
uiterst laag gemiddelde van de inkomsten per hoofd.
Dat onder die omstandigheden de grootst mogelijke
eenvoud en het streven naar goedkoopte, o.a. door
zoveel mogelijk gebruik te maken van Indische krach-
ten, een onveranderlijke eis blijven, spreekt vanzelf.
Waarnemen en ontdekken van de eigen behoeften
des lands; geen geïmporteerd, Westers perfectio-
nisme, en bovenal geen gebruik van een Nederlandse
maatstaf, die past bij een land met een 15 maal zo
hoog inkomen per hoofd als het Indische.
Activering van de geldcirculatie, een verzorging
van het muntwezen in overeenstemming met de be-
hoeften des lands
1),
zodat geleidelijk een groter deel
der inkomens de geldvorm aannemen, is goede poli-
tiek, omdat ze in overeenstemming is met de ontwik-
keling van het economisch leven, en omdat de Over-
heid geldhelastingen moet heffen, die gemakkelijker
kunnen binnenkomen als de geldcirculatie ruimer is
in verhouding tot de inkomsten in natura.
Dat er nog altijd ,,intering van het landsvermo•
gen” plaats heeft en dat ,,de geldende wijze van pen-
sioemisfinanciering niet duurzaam kan worden voort-
gezet”, werd in de jongste, weldoordachte rede van
den Landvoogd ter opening van de Volksraad erkend.
Het zijn alle redenen om de financiële positie van
het land liet te optimistisch te beschouwen.
‘) Zie E.-S.B. va.n
24 Mrt.
1937 (No. 1108), blz. 229.
Ons geld is losser gemaakt van het goud. Dit be-
tekent groter vrijheid. Groter vrijheid betekent meer
gelegenheid tot goed en tot slecht gebruik. Van de
gelegenheid tot slecht gebruikt zal men zich het best
kunnen onthouden door indachtig te zijn aan de ge-
varen van inflatie en deflatie. Wil men cle gelegen-
heid tot goed gebruik uitbuiten, dan kan het geen
juiste geldpoiitiek zijn een gelijk peil van Neder-
landse en Indische Gulden als onveranderlijk richt-
snoer te aanvaarden. Daarvoor lopen structuur en
economische omstandigheden van de twee landen te
zeer uiteen. Reeds in September 1936 was het onlo-
gisch, het voor te stellen als iets dat vanzelf sprak,
dat voor beide Guldens één koers gehandhaafd moest
worden. Wie het alternatief ,,aanpassing of devalu-
atie” aanvaardde, zoals de Regering, had in Septem-ber jl. rederljicerwijze de conclusie moeten trekken:
dus voor Indië, dat zich zoveel meer aangepast heeft
dan Nederland, een hoger peil van zijn Gulden dan
voor Nederland. Dit zou een voelbare verlichting van
de last der rentebetalingen hebben betekend en wel-licht een minder grote opwaartse druk op de Neder-
landse Gulden. Als men met één Egalisatiefonds een
gelijk peil van de twee valuta’s kan handhaven, Ican
men er uit den aard der zaak ook een verschillend
peil mee handhaven, in de onderstelling natuurlijk,
dat dit peil niet te ver ligt buiten de grenzen, door
de economische toestand gesteld. Het gaat hier ech-
ter niet om de maatregelen, die de practische poli-
tiek van het ogenblik vereisen, dus wil het boven-
staande geen suggestie geven in die richting. Maar
wel gaat het om principiële richtlijnen, en dan
schijnt de beginselvaste bereidheid, het peil voor cle
Indische Gulden steeds te kiezen in overeenstemming
met de belangen van ons uitgestrekt rijksdeel in het
Oosten, goede politiek, die aan de gezindheid van
Indië jegens Nederland niet anders dan ten goede
kan komen.
Samenvattend concludeer ik:
het is zowel billjk als verstandige politiek, als Ne.
derland Indië bijspringt bij de aflossing van zijn
schuld;
vooral als dit geschiedt is het noch nodig noch
gewenst scherp vast te houden aan de eis alle ovem-
schotten te besteden aan schul’dvermindering en geen
geld te besteden aan productieve werken die geen
onmiddellijk voordeel beloven;
het spreekt vanzelf, dat een arm land als Indië
niet mag streven naar Westers perfectionisme en
geen Nederlandse maatstaf mag aanleggen hij de
verzorging van zijn publieke belangen; goedkope een-
voud, aangepast aan de behoeften des lands, blijft
steeds een gehiedende eis;
de activering en verruiming der geldcirculatie
(in verhouding tot de inkomsten in natura) is goede
politiek;
het peil van de Indische Gulden worcle, zo nodig
in afwijking van dat van de Nederlandse, gekozen
in overeenstemming met de belangen van Indië.
(Wordt vervolgd).
G.
GONOCRrJP.
V e r h e t e r i n g. In het eerste deel van dit ar-
tikel zijn een paar storende drukfouten blijven staan.
Op hlz. 490, lste kolom, regel 20 v.o. staat
bosbouw
moet zijn
bossen.
Op hlz. 490, 2e kolom, regel 28 v.o.
moet het woord
zijn
vervallen. Op blz. 492, le kolom,
regel 17 v.b. leze men i.p.v. voortgaat voortgaan.
DE 23ste INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE.
De 23ste Internationale Arbeidsconferentie, welke
van 3-23 Juni jl. te Genève gehouden werd, had een
welvoorziene agenda, die een verscheidenheid van on-
derwerpen bood, te behandelen.
Als eerste onderwerp kwam op die agenda voor:
veiligheidsvoorschriften voor de arbeiders werkzaam
in het bouwbedrijf, voor zooveel steigers en hefwerk-
tuigen betreft. Het bouwbedrijf is, zooals bekend is,
7 Ju Ii 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
505
een dier bedrijven, waarin vele ongevallen plaats heb-
ben. ilet grootste deel daarvan bestaat uit het vallen
van personen van aanzienlijke hoogten en het getrof-
fen worden door het vallen van materialen van aan-
zienlijke hoogten. Tal van die ongevallen hebben een
doodelijken afloop. Pogingen om het aantal dier on-
gevallen terug te brengen verdienen zoowel uit so-
ciaal als economisch oogpunt toejuiching. Ter zake van een ander bedrijf, dat eveneens een hoog onge-
vallencijfer vertoont, ni. het bedrijf van laden en los-
seii van schepen, had de Conferentie in 1929 een
ontwerp-verdrag samengesteld. Dit jaar nam zij een
ontwerp-verdrag betreffende veiligheidsvoorschriften
in het bouwbedrijf aan. In tegenstelling met het hier-
boven vermelde ontwerp-verdrag betreffende cle on-
gevaisvoorkoming bij het laden en lossen van sche-
pen, bevat het dit jaar aangenomen ontwerp-verdrag voor het bouwbedrijf slechts de voornaamste begin-
selen van algemeenen aard. Gezien de groote ver-
scheidenheid in de wijze van bouwen en in het ge-
bruik van bouwwerktuigen kwam het der Conferen-
tie gewenscht voor om de bijzonderheden der techni-
sche regeling neer te leggen in een aanbeveling, we]lce
een model veiligheidsreglement bevat. Het ontwerp-
ves-drag bepaalt zich derhalve tot het opnoemen van
enkele algemeene bepalingen, waaraan steigers en hef-
werktuigen moeten voldoen en laat de nadere uitwer-king aan het modelreglernent over. Bij het vaststellen
van de algemeene bepalingen heeft de gedachte voor-
gezeten, dat in het algemeen de werkgever aanspra-kelijk moet zijn voor de veiligheid van den arbeider,
zoodat ook de werkgever er zorg voor moet dragen, dat de gebruikte toestellen in orde zijn en de arbei-
ders de voorgeschreven beveiligingsmaatregelen toe-
passen en het noodige beveiligingsmateriaal gebrui-
ken. Daarnaast nam de Coiiferentie een drietal aan-
bevelingen aan. Een betreffende het vakoiiderwijs
voor het bouwbedrijf, een betreffende de inspectie in het bouwbedrijf en een betreffende de samenwerking
van vereen.igingen voor de viligheid in het bouwbe-
drijf (safety first beweging). Deze aanbevelingen
werden wel met groote meerderheid aangenomen;
tèch hadden zij niet ieders instemming. Deels regelen
zij onderwerpen, die door de Conferentie eenige jaren
geleden op betere wijze geregeld waren (hetgeen
geldt ten aanzien van de aanbeveling betreffende een
in te stellen bouwinspectie, welk onderwerp doeltref-
fender geregeld werd in de aanbeveling betreffende
de arbeidsinspectie van 1923), deels kwamen zij haas-
tig – zonder degelijk onderzoek – tot stand, terwijl
bijv. over het vraagstuk der safety first beweging een
grondige bespreking zeer gewenscht geweest zou zijn,
aangezien tegen die beweging gegronde argumenten aan te voeren zijn. Over de aansprakelijkheid van de
coustructeurs, handelaars en installateurs van hef-
werktuigen in het bouwbedrijf gebruikt – een zeer
belangrijk onderwep, waarover eventueel deze Confe-
rentie geen regeling kon treffen – nam de Confe-
rentie een resolutie aan, waarin den Raad van Be-
heer verzocht werd om over dat onderv’erp onderzoe-
kingen in te stellen en dat onderwerp op een volgen-de agenda der Conferentie te plaatsen.
Een ander punt, dat door de Conferentie behan-
deld werd, was de organisatie van openbare werken
in verband niet de werkgelegenheid voor arbeiders.
Met de regeling van dit onderwerp hoopte de Conf e-
rentie een bescheiden poging te wagen om in tijden van depressie het toenemen der werkloosheid tegen
te gaan; zij stelde zich niet voor, dat zij daarmede
een nieuwe crisis zou voorkomen.
De aanbevelingen, welke ter zake aangenomen wer-
den, leggen de Regeeringen niet de verplichting op
om meer aan openbare werken uit te geven, dan tot
dusverre geschied is, doch vragen om een tempo voor
het uitvoeren dier werken vast te stellen, om in
slechte tijden naar verhouding meer geld daaraan te
besteden dan in goede tijden en om van de verkregen
ervaring mededeeling aan de andere landen te willen
doen. Een der daartoe aangenomen aanbevelingen be-
veelt aan dat geregeld aan een in te stellen perma-
nente internationale commissie mededeeling zal wor-
den gedaan van de voorgenomen openbare werken,
van de kosten daarvan, de middelen der financiering
cii van liet aantal daaraan te werkgestelde arbeiders.
Een tweede aanbeveling beveelt bepaalde beginselen
van financiering aan; een tempo in de uitvoering,
zoodanig, dat die werken, waartoe de plannen in tij
–
den van opgaande conjunctuur ontworpen moeten
worden, in meerdere mate in tijden van depressie uit-
gevoerd worden; voorts werd aanbevolen bij het be-palen van het tempo rekening te houden niet de mo-
gelijkheid werken te doen uitvoeren, waaraan bijzon-
dere groepen arbeiders, als jeugdige arbeiders, vrou-
wen en arbeiders, die geen handenarbeid verrichten,
tewerkgesteld kunnen worden.
Tenslotte worden enkele regelen aanbevolen voor
de aanwerving en salarieeri.ng van de te werk te stel-
len arbeiders.
Weer een ander belangrijk punt der agenda was de verhooging van den leeftijd van toelating van kinde-
rn tot arbeid in nijverheidsondernemingen en tot
het verrichten van niet-industrieele werkzaamheden. Bij de onderscheidenljk in. 1919 te Washington en
in 1932 te Genève aangenomen ontwerp-verdragen,
was de leeftijd van toelating van kinderen tot de
hiervoren bedoelde arbeid op 14 jaar bepaald. Dit
jaar werd voorgesteld bedoelde verdragen zoodanig te
wijzigen, dat die leeftijd tot 15 jaar verhoogd werd.
De meeste afgevaardigden stonden tegenover een
dergelijke leeftijclsverhooging sympathiek. Die ver-
hoogirug zou echter gepaard moeten gaan met een
verlenging van den leerplicht althans met een voor-
ziening op onderwijsgebied, wil men voorkomen, dat
bedoelde maatregel nadeelig voor de jeugd wordt, die hijgebreke aah eenige voorziening dan vanaf het 13de
of 14de jaar ledig zullen moeten rondloopen. Derge-
lijke voorzieningen brengen kosten met zich mede, die
‘in de huidige omstandigheden in vele landen niet
opgebracht kunnen worden. Om die reden meenden verschillende afgevaardigden, onder wie de Neder-
landsche Regeeringsafgevaardigden niet voor bedoel-de leeftijdsverhooging te kunnen stemmen en onthiel-
den zij zich van stemming. Zij werd evenwel door de
Conferentie met groote meerderheid aangenomen.
Een bezwaar tegen de wijze, waarop deze aangelegen-
heid in de verdragen thans geregeld is, was voor
velen nog, dat zoo goed als geen uitzonderingen toe,
gelaten zijn. Bij een verhooging van den leeftijd tot
15 jaar is het evenwel, naar veler oordeel, gewenscht,
dat niede in verband met de toekomst van het kind,
afwijking mogelijk is. De eenige uitzondering, die het
verdrag betreffende den leeftijd, waarop kinderen
mogen worden toegelaten tot het verrichten van ar-beid in nijverheidsondernemingen, na de wijziging, kent, is die ten aanzien van ondernemingen, waarin
uitsluitend leden van een gezin werkzaam zijn.
De belangrijkste onderwerpen der agenda waren
die betreffende de verkorting van den arbeidsduur
en wel in de textiel industrie, de chemische industrie
en de gi-afische vakken. Teneinde een volledig over-
zicht van den stand van het vraagstuk der arbeids-
duurverkorting te verkrijgen zij hier vermeld, dat,
nadat in 1933 op instigatie van den Italiaanschen
Regeeringsvertegenwoordiger, den heer de Michelis
een voorbereidende driedeelige Conferentie inzake de
verkorting van den arbeidsduur werd gehouden, het
vraagstuk der arbeidsduurverkorting op elke agenda der Internationale Arbeidsconferentie voorgekomen
is. In den begiiine werd getracht een algemeene rege-
ling van de z.g. 40-uren week tot stand te brengen,
geldende voor de industrie en een geldende voor den
handel en in de kantoren. Die algemeene regelingen
konden evenwel de vereischte meerderheid van % der
uitgebrachte stemmen niet verwerven. Daarna heeft
de Conferentie in 1934 een resolutie aangenomen,
506
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
waarin het Internationaal Arbeidsbureau uitgenoodigd
werd terzake van een verbetering van den arbeids-duur aanvullende inlichtingen te verzamelen en de
Raad van Beheer uitgenoodigd het vraagstuk weer
0
1) de agenda van de in 1935 te houden conferentie
te plaatsen. In 1935 heeft de Conferentie de z.g. be-
ginseleonventi e aangenomen, waarin bepaald werd
(lat de Regeeringen, welke dat ontwerp-verdrag he-
krachtigden, zich uitspreken véôr het beginsel van
de 40-urenweek, zoodanig toegepast, dat het geen ver-
mindering van den levensstandaard van de arbeiders
meebrengt en zich tevens verklaren véôr het aan-
nemen van maatregelen, geschikt om dat doel te be-
reiken en voorts zich verbinden om dat beginsel toe
te passen op verschillende industrieën volgens de be-
palingen bij de afzonderlijke verdragen, die door die
Regeeringen geratificeerci zullen worden, vast te
stellen. Zooals bekend is hebben de Nederlandsche
Regeeringsafgevaardigden zich destijds tegen een zoo-
danig heginselverdrag verklaard. Dat verdrag is zon-
der werkelijken inhoud en zonder practische betee-
kenis, zoolang het niet op een bijzondere industrie
toegepast is. Met het aannemen van een zoodanig
verdrag, oordeelden zij, zou de Conferentie een ge-
vaarlijken weg uitgaan. Behalve dat beginsel-verdrag
heeft de Conferentie in verschillende zittingen (1935
en 1936) ëen ontwerp-verdrag betreffende de ar-
beidsduurverkorting in de flesschenindustrie (1935)
aangenomen en een betreffende de openbare werken
in 1936. Ontwerp-verdragen betreffende de arbeids-duurverkorting in het bouwbedrijf en het maken van
burgerlijke bouwwerken, de ijzer- en staalindustrie
en de kolenmijnen konden in 1936 de vereischte
meerderheid niet verwerven.
Dit jaar stonden op de agenda de arbeidsduurver-
korting in de textielindustrie, in de chemische indus-
trie en in de grafische vakken. Omtrent de arbeids-
cluurverkorting in de textielindustrie had de tweede lezing plaats. Het vorig jaar was al de eerste discus-
sie gehouden. De 40-urenweek in de chemische indus-
trie en in de grafische vakken kwamen voor de eer-
ste maal op de agenda voor. De Conferentie moest
beslissen of zij die aangelegenheid reeds dit jaar
wilde afdoen of daarop de gewone procedure van de
twee discussies wilde toepassen. Vermeld moet hier
worden, dat eind 1936 driedeelige technische confe-
renties over de arbeidsduurverkorting in de chemi-
sche industrie en de grafische vakken plaats gehad
hebben, die het Internationaal Arbeidsbureau over
enkele technische punten als de omschrijving der be-
treffende industrieën enz. van voorlichting moesten
dienen. De Conferentie besloot om slechts eene dis-
cussie te houden en dit jaar reeds ontwerp-verdragen
vast te stellen.
Terzake van de textielindustrie had in. April van
dit jaar – ingevolge een resolutiè het vorig jaar
door de Conferentie aangenomen – een driedeelige
technische Conferentie plaats gehad, welke alle zijden
van de textielindustrie moest onderzoeken, die van
invloed kunnen zijn op de verbetering van de sociale
toestanden in die industrie. Die Conferentie, waar-
ëan ook Nederland deelnam, werd in April te Was-
hington gehouden, opdat de Internationale Arbeids-
conferentie met de resultaten daarvan rekening zou
kunnen houden. Daarvan is evenwel niets gekomen.
De Conferentie behandelde het vraagstuk der ar-
beidsduurverkorting in de textielindustrie alsof er
geen Conferentie te Washington geweest was. Een
enkele maal slechts werd door een spreker naar het-
geen te Washington gebleken was, verwezen.
De Conferentie had derhalve ditmaal drie ontwerp-
verdragen betreffende de arbeidsduurv.erkorting te
behandelen. Alle drie waren op dezelfde manier op-
gevat als het ontwerp-vérdrag het vorig jaar betref-
fende de arbeidsduurverkorting bij de openbare wer-
ken aangenomen.
Nieuwe argumenten terzake werden niet gehoord,
hetgeen, waar het ontwerp der arbeidsduurverkorting
reeds zoo herhaalde malen ter sprake kwam ook niet meer te verwachten is. De argumenten voor en tegen zijn overhekend, zoodat ik ze hier niet meer herhaal.
Het resultaat van het werk der Conferentie was, dat
het ontwerp-verdrag betreffende de arbeidsduurver
korting in de textielindustrie met 88 stemmen voor
en 41 tegen werd aangenomen. Voor de ontwerp-ver-
dragen betreffende de arbeidsduurverkorting in de
chemische industrie en in de grafische vakken ver-
den onderscheidenljk 76 en 72 uitgebracht, tegen 42
en 43 stemmen, zoodat waar de vereischte meerder-heid van % niet bereikt werd, die ontwerp-verdragen
niet aangenomen waren. De Nederlandsche Regee-
ringsafgevaardigden hebben, om dezelfde redenen als
het vorige jaar, tegen de bedoelde ontwerp-verdragen
gestemd. In 1936 heeft de heer Aalberse, Regeerings-
afgevaardigde, nl. verklaard, dat het vastkoppelen
van de arbeidsduurverkorting aan het loonvraagstuk
een bezw’aar vormde om aan de regeling zijn stem te
geven. Immers de considerans van de ontwerp-ver-dragen verwijst met de woorden: ,,hevestigende het
beginsel in het 40-urenverdrag van 1935 neergelegd, dat ook het behoud van den levensstandaard omvat,”
naar het in 1935 aangenomen beginsel-verdrag, dat
uitdrukkelijk het behoud van den levensstandaard
stipuleerde.
Indien men nu zou nieenen, dat het vraagstuk der
arbeidsduurverkorting in de bedrijven als de chemi-
sche industrie en de andere industrieën, terzaké
waarvan de betreffende verdragen niet aangewezen
werden, afgedaan is, dan heeft men het mis. De Côn-
ferentie heeft nl. met 66 stemmen voor en 39 stem-
men tegen een resolutie, ingediend door den Belgi-
schen arbeidersvertegenwoordiger, den heer Mertens,
en den Franschen arheidersvertegenwoordiger, den
heer Jouhaux aangenomen, waarin de Raad van Beheer
verzocht wordt om den toestand terzake van de arbeids.
duurverkorting te onderzoeken en te overwegen om op
de agenda van de volgende zitting het vraagstuk van
het algemeen maken der arbeidsduurverkorting in
alle takken van
nijverheid,
die nog niet onder de tot
dusver aangenomen ontwerp-verdragen vallen, te
plaatsen. In de considerans dier resolutie wordt over-
wogen, dat aanvankelijk gedacht werd, dat het meeste
resultaat bereikt zou worden met afzonderlijke ver-
dragen voor ieder bedrijf, dat echter die procedure
weinig resultaat heeft opgeleverd – nog slechts twee
verdragen – en dat die procedure nog tal van jaren
zal vorderen vôôrdat een bevredigende oplossing be-
reikt is en dat de economische toestand en de ver-
kregen ervaring er duidelijk op wijzen, dat pogingen
aangewend moeten worden om een algemeen verdrag
tot stand te brengen. Derhalve nu weer terugkeer tot
een algemeen verdrag, waar mer in 1933 zonder re•
sultaat mee begonnen is. Afgewacht moet nu worden
wat de Raad van Beheer beslissen zal.
Wat de argumentatie v66r een arbeidsduurverkor-
ting betreft moet ik vermelden, dat al brengen de
arbeiders bij de bespreking van de afzonderlijke ont-
werp-verdragen naar voren dat de arbeidsduurverkor-
ting bestrijding der werkloosheid ten doel heeft, –
dat in verschillende landen o.a. Zweden zijn belang
verloren heeft – toch langzamerhand dat argument
voor het invoeren van de 40-uren werkweek op den
achtergrond treedt. Dit blijkt duidelijk uit het jaar-
rapport van den heer Butler, directeur van het In-
ternationaal Arbeidsbureau. In dat rapport
1),
uit vier
hoofdstukken bestaande (le. het belang van het her-
stel, 2e. de lessen van de crisis, 3e. de weikzaamheid
van de Internationale Arheidsorganisatie en 4e. dé
vraagstukken en de strekkingen van het oogenblik)
bespreekt die Directeur, onder de lessen van de .cri-
sis ook den arbeidsduur en betoogt dan, dat aanvan-
keljk cle verkorting van den arbeidsduur bedacht
werd als middel ter bestrijding van de werkloosheid.
De voorstanders van dat middel meenden, dat de ar-
1)
Uitgave van het i3ureau international do Travail.
7 Juli 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BÈRICHTEN
507
heidsduurverkorting een middel zou zijn om de be-schikbare hoeveelheid arbeid te verdeelen over een
zoo groot mogelijk aantal personen en dat die ver-
korting zooveel mogelijk gezinnen den strijd tegen
de ellende mogelijk zou maken. Maar langzamerhand,
zoo zegt hij, ,,zijn de redenen veranderd. De 40-uren-
week schijnbnu, – in stede van beschouwd te worden
als een middel om liet hoofd te bieden aan een en-
tieken toestand – als de volgende stap op de evolu-
tie van den socialen vooruitgang. Verre van al naar-gelang de economische toestand beter wordt, verla-
ten te worden, schijnt zij een duurzaam element te
vormen van de industrieele organisatie in die landen,
die haar aangenomen hebben.” De heer Butler doet
zich verder als een groot voorstander van de 40-uren-
week kennen en doet een beroep op de z.i. gunstige
resultaten verkregen in Amerika, Frankrijk en
Nieuw- Zeeland ‘). Die opvatting werd door den Neder-
lancischen Regeeningsafgevaardigde, den heer Zaal-
berg, niet gedeeld, die niet alleen op dit punt maar
ook ten aanzien van andere punten met den heer
Butler van meening bleek te verschillen. Ten aanzien
van de 40-urenweek heeft de heer Zaalberg o.a. be-
toogd, dat de gronden, welken destijds golden voor
een verkorting van den arbeidsduur van 70 of 60
uur per week tot 48 uur per week, niet golden bij een
verkorting van 48 uur tot 40 uur per week. Hoewel
hij gelooft, dat men op :len duur tot verkorting zal
komen en toegeeft, dat die verkorting in enkele lan-
den het beste middel geweest is om den soeialen vrede
te he’varen, is zijn oordeel, dat het zeer gevaarlijk is
om in de tegenwoordige moeilijke tijden daartoe over
te gaan. In zijn rede, die hij naar aanleiding van het
rapport van den directeur voornoemd, hield, is de
heer Zaalberg met nadruk opgekomen tegen de ver-
heerljking van cie ,,economie dinigée”, waarvan de
heer Butler een voorstander is en waaraan deze voor
een groot deel het monomische herstel toeschrjft. De
heer Zaalberg schrijft echter dat herstel voor een
groot deel toe aan de nieuwe stijging van de agrari-
sche producten, waardoor de bevolking van de agrari-
sche landen weer in staat gesteld wordt de industri-
eele producten te koopen. De daling van de graan-
prijzen heeft voor de boeren een verschil uitgemaakt van 1929 tot 1932 van 32 milliard Guldens. Die som
had de landbouwende bevolking niet meer om indus-
tnieproducten te koopen! De ,,planning” remt z.i. in-
tegendeel liet herstel. Bij een herstel speelt het ini-
tiatief van de leiders van de groote en kleine onder-nemingen een groote rol. De maatregelen van over-heidswege, welke hun redelijke verwachtingen ver-nietigen, zijn hinderpalen voor het economisch her-
stel en doen daardoor de werkloosheid voortduren.
Verder maakt cle monetaire acrobatie, zooals hij
liet noemde, den handel speculatief. Onjuist was z.i.
cle meening van den heer Butler, dat het herstel in Nederland pas na de devaluatie begonnen was. Hij
kwam op tegen de door den heer Butler verkondigde
koopkrachttheonie. ilooge bonen zijn naar de mea-
ning van den heer Zaalherg niet een doeltreffend
middel ter bestrijding van de werkloosheid. In Ne
derland, waar de ]oonen het hoogste waren, was de
werkloosheid het grootst.
De arheidersaigevaardigden, o.a. de Nederlandsche
arheidersafgevaa.rdigde, de heer de Jonge, deelde,
zooals vanzelf spreekt, de meening van den heer Zaal-
berg ten opzichte van de 40-urenweek niet. Hij is van
oordeel, dat de arbeidsduurverkorting het beste mid-
del ter bestrijding van de werkloosheid is.
liet laatste woord over de arbeidsduurverkorting
is door de Internationale Arbeicisconferentie nog niet
gesproken. De in 1938 te houden 24ste Internatio-
nale Arbeidsconferentie zal zich zeker weer met dat vraagstuk moeten bezig houden. Wat zal dan het re-
.sultaat zijn? G. J. STEMBERG.
1)
Iii het antwoord, dat de heer Butler aan alle spre-
kers over zijn rapport gaf, heeft hij nogmaals de 40 uur
week op ziohzelf met klein verdedigd.
HET 17e INTERNATIONAAL LANDBOUWCONGRES
Inleiding.
ilet Internationale Landbouwcongres, dat van 16
—24 Juni te ‘s-Gravenhage en Scheveningen is ge-
houden, mag, beoordeeld naar de behandelde vraag-
stukken en naar het aantal deelnemers, als van
groote beteekenis worden beschouwd.
Gehouden onder de hooge bescherming van H. M.
de Koningin werd aan het congres niet weinig luis-
ter bijgezet door de tegenwoordigheid op de openings-
zitting van een vertegenwoordiger van II. M., van
ZKh. Prins Bernhard, van den Minister-President
Coljn en van Minister Dekkers, den heuschen Mi-nister van Landbouw, waarover de Nederlandsche
Landbouw ten tijde van het congres nog beschikte.
Ook overigens heeft de Regeeriug en ook het Ge-
meentebestuur van ‘s-Gravenhage getoond, de betee-kenis van dit congres te onderkeanen.
Van de 1000 deelnemers uit 40 landen leverde
Nederland er 350, vele der Europeesche landen waren
door 20 â 40, Frankrijk zelfs door 50 á 60, deel-
nemers vertegenwoordigd, terwijl de overzeesche ge-
westen zich met wat kleinere afvaardigingen tevre-
den stelden.
De organisatie van het congres, onder Voorzitter-
schap van Mr. A. G. A. Ridder van Rappard en
met als Secretaris Dr. Molhuijsen, was uitstekend
verzorgd en de schriftelijke voorbereiding, blijkens
de vele hoofd- en bijrapporten, niet minder.
Op de openingszitting voerden de Ministers het
woord, werd het vredesmanifest aanvaard en eenige
andere zaken afgedaan. Daarna werd tot de slui-
tingszitting gewerkt in 8 secties, te weten:
1. Landbouwpolitiek en economie. 2. Onderwijs en
propaganda. 3. Landbouwcoöperatie. 4. Plantaardige
voortbrenging. 5. Wijnbouw. 6. Dierljke voortbren-
ging. 7. Laudbouwindustrie. 8. De vrouw ten platte-
lande.
Voor elk van deze secties waren meerdere schrif-
telijke hoofdrapporten en bij-rapporten uitgebracht over onderwerpen, die zeker de belangstelling ver-
dienen. Het bestek van dit artikel laat niet toe
hierop diep in te gaan. Het zou overigens ook een
zeer omvangrijke studie vereischen van alle geestes-
producten ten behoeve van dit Congres voortgebracht,
kennis te nemen. Wij willen ons dan ook voornamelijk
bepalen tot het leveren van e2nige beschouwingen
over enkele onderwerpen, die de economische en so•
ciale positie van den landbouw ten nauwste raken.
La.ndbov.wcrisismaairegelen.
Beginnen wij dan met de 3 vraagpuuten van de uit
dezen hoofde belangrijkste eerste sectie, over land-
bouwpolitiek en economie.
De heer Ir. S. L. Louwes, Regeeringscommissaris,
had ten behoeve van deze sectie een rapport opge-
steld over de Landbouw-Cris’ismaatregelen
in ons land en de daarmee verkregen resultaten.
Dit rapport en de bijr apporten uit eenige andeie
landen. over de Crisismaatregelèn, aldaar genomen,
leenden zich moeilijk voor discussie, doch van de
zijde van een Franschen deelnemer was een min
of meer eritisch gestelde nota ingezonden, welker
inhoud hier kortelings gememoreerd moge worden
en welke tot debat aanleiding heeft gegeven:
De
schrijver
staat op het standpunt, dat het een
dwaze wereld is, waar de landbouw, als hij weinig
voortbrengt, tot welvaart komt, doch als hij veel ten behoeve der menschheid produceert in armoede on-
dergaat. Het feit, dat er overproductie is en in
menig land naar beperking wordt gestreefd, terwijl
er in de wereld tegelijkertijd nog talloozen aan
onderconsumptie lijden, wijst op eén foutieve ver-
deeling der koopkracht. De toegenomen landbouw-
productie moest een grootere. welvaart met zich
brengen – ook voor landbouwers – in plaats van
armoede en werkloosheid.
508
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
De genezing moet dus niet gezocht worden in be-perkingsmaatregelen, doch in het opvoeren der con-
sumptie door het vermeerderen van de koopkracht
van hen, die bij meerdere verdiensten deze ook voor
consumptie gebruiken. De koopkrachtsvermeerdering
kan men verkrijgen door hoogere bonen, maar ook
door lagere prijzen en waar bij lagere prijzen de
koopkracht van den landbouw in het gedrang komt,
dient daarin voorzien te worden – niet door indi-
recte lasten, die de prijzen verhoogen en de consump-
tie doen dalen, maar door directe belasting op ka-
pitaal en daar waar het gedragen kan worden en het
besteden dezer gelden om de evenredigheici in koop-
kracht na te streven.
Deze slechts summier weergegeven, theoretische
zienswijze zou wellicht, hoe interessant ook, weinig
aanleiding tot debat hebben gegeven, indien de schrij-
ver er niet een poging aan had toegevoegd, zoowel
op schrift als ten congresse, een voorbeeld van prac-
tische toepassing voor Nederland afzonderlijk te ge-
ven. Nederland zou de Indische rietsuiker, die het
zoo goedkoop kan krijgen, moeten invoeren en zijn
duurdere bietsuikercultuur kunnen opheffen. Daar-
voor in de plaats zou Nederland dan zijn boterover-
schot zooveel mogelijk in Indië kunnen plaatsen.
Het viel den heer Louwes niet moeilijk, temeer
niet daar de spreker in zijn mondelinge to’elichting
wel verlaging van
prijzen
aanprees om de koopkracht
te verhoogen, doch vergat zijn aandacht te besteden
aan hen, wier koopkracht juist van deze prijzen af
haukelijk is, het betoog op deze practische toepas-
sing in een enkel land, te bestrijden.
Naast op de landbouwtechnische en sociale hetee-
kenis der bietsuikercultuur voor de gematigde lucht-streken, wees de heer Louwes op het feit, dat Neder-land wel veel suiker, doch Indië bijna geen boter ge-
bruikt, terwijl, wat er nog aan boter wordt inge-
voerd, met het oog op de Indische exportbelangen,
althans voor een groot gedeelte, nog bij voorkeur
uit Australië wordt betrokken. Ten aanzien van prijs-
verlaging der landbouwproducten (een eigenaardig
denkbeeld voor iemand uit het protectionistische
Frankrijk) wees de heer Louwes er op, dat het op-
lossen der landbouwcrisis juist gaat over het verkrij-
gen van een
prijs,
die een evenredige koopkracht aan
den hoerenstand waarborgt.
Het was jammer, dat de discussies door tijdsge-
brek niet konden worden voortgezet, daar hier het
zeer belangrijke probleem om den hoek komt kijken
van de meer ev.enredige verdeeling van koopkracht tusschen de Westersche cultuurstaten en de wel met
Westersche middelen, doch op zooveel lagere cultuur-
trap levende
Cli
werkende koloniale volken, van het
vraagstuk der concurrentie dus tusschen deze twee
op zoo ongelijk niveau levende werelden.
De internationale boterhandel.
Doch reeds
bij
het volgende vraagpunt, de inter-
nationale boterhandel, ingeleid door Dr. H. Bret-
scher, Secretaris van den Nat. Zwitserschen Bond
van Melkproducenten, kwam het nogmaals ter sprake.
Over dit onderwrp waren, naast het hoofdrapport, een zestal bijrapporten uitgebracht, o.m. ook door
den F.N.Z. en werden, mede naar aanleiding van de
discussies een aaiital conclusies opgesteld.
Dit ingewikkelde, doch voor de veehouderij in
cle wereld uitermate belangrijke probleem, werd niet
voor het eerst in internationaal milieu besproken.
Het lijkt vrijwel onoplosbaar. Het niveau der pro-
ductiekosteii in de diverse landen loopt door allerlei
oorzaken zeer sterk uiteen.
De invoerlanden hebben het met bescherming van
het noodzakelijk prijsniveau gemakkelijk en staan ook
tegenover de concurrentie van de surrogaten, als de
margarine, niet iets minder zorg dan de exporteeren-
de landen. Zelfs kunnen verschillende invoerlanden
met volmaakte onverschilligheid staan tegenover de
uitvoerpremies der uitvoerlanden, zooals
bijv.
Enge-
land, dat den boterinvoer (uit vreemde landen) en den
invoer van margarine en zijn grondstoffen wel be-
last, doch overigens vrij tegen elkaar laat concur-
reeren, terwijl toch zijn eigen veehouders aan melk prijzen worden geholpen, welke het dubbele bedra-
gen van die, welke de Nederlandsche veehouder ont-
vangt. Een Franschman, die over dit probleem het
woord voerde, heeft op kernachtige wijze het inzicht der invoerlauden vertolkt, toen hij zeide, dat 90 pCt.
van de wereldproductie aan boter in het eigen land
wordt geconsumeerd en deze 90 pOt. toch moeilijk kan worden opgeofferd aan de 10 pOt., welke vooi
export beschikbaar komt.
Hij
zag het zwaartepunt
der oplossing hij de exportlanden liggen, die over
een exportprjs tot overeenstemming moeten prohee-
ren te komen.
Uit deze 90 en 10 pOt. zou men geneigd zijn af te leiden, dat bij opheffing van werkelijk
alle
be-
schermende maatregelen, liet resultaat mee zou val-
len. Wat kan 10 p.Ot. nu voor kwaad doen aan 90
pOt. Zoo eenvoudig is de zaak echter niet, gezien de enorme verschillen in kostprijsiveau.
De bekende Zwitsersche boerenleider Prof. Laur
wees er de exportlanden op, dat de invoerlanden met
welgevallen de exportsubsidieering zien. Het geeft
hun gelegenheid een hooger recht op den nog toe
te laten invoer te leggen, zoodat de prijs in eigen
land er toch niet door wordt bedreigd, alleen meer
geld uit den invoer kan worden verkregen.
Ook hij raadde den exportlanden aan elkander te
vinden en den export onderling te regelen. Dit is
gemakkelijker gezegd dan gedaan, vooral daar verre-
weg het belangrijkste invoerland, Engeland, cle expor-
teurs in twee groepen splitst, de dominions met vrij-
en invoer en cle vreemde landen, als Nederland en
Denemarken, met een invoerrecht van
13
â 14 cent
per kg. Geen wonder dan ook, dat het congres be-
sloot, de Intern. Landhouwcommissie uit te noodigen
in overleg met den Intern. Zuivelbond, voor dit
vraagstuk een speciale internationale conferentie te
willen voorbereiden.
Hoe groot het verschil in belangen ook mocht zijn,
over een ding waren alle landen het eens, over den
funesten invloed op een loonenden afzet van boter, van de uit andere oliën en vetten vervaardigde sur-
rogaten.
Deze ziensw’ijze komt dan ook tot uitdrukking in
de over deze materie door het congres aanvaarde
conclusies. Daarin wordt om., naast het streven
nkar kwaliteitsverhetering en rationalisatie der voort-
brenging van boter, aangedrongen op diverse regee
ringsmaatregelen, als het beperken van den afzet
van margarine, het verbieden van het kleuren van
margarine, om deze de kleur van boter te geven, het verbieden om bij het maken van reclame voor mar-
garine uitdrukkingen te gebruiken, die den indruk
kunnen geven, dat het over een zuivelproduct han-
delt, enz.
liet is hier, dat het reeds vroeger genoemde vraag-
stuk van de koloniale voortbrenging, naast die in
gematigde luchtstreken, weer aan de orde kwam. Het
was weer een Franschman, die hierop; zij het in
anderen geest dan
zijn
collega, zijn licht liet schij-
nen. Hij wees op het gelijksoortig karakter van het
probleem rietsuiker – hietsuiker en het vraagstuk
margarine – boter.
Evenals de landbouw der gematigdn luchtstreken de suikerbietencultuur niet kan missen, om cultuur-
technische redenen, zoowel als om sociale redenen, ja in nog sterkere mate, is de zeer omvangrijke vee-
houderj der gematigde luchtstreken ondenkbaar zon-
der het belangrijkste product boter. Doch evenmin als
de suikerbietenerbouwer ooit in staat zal zijn, tegen
dé onder zoo geheel andere levensvoorwaarden voort-
gebrachte koloniale suiker te concurreeren, zal de
wereldveehouderij in staat zijn, met zijn boter cle
concurrentie aan te binden tegen het vooral uit ko-
boniale grondstoffen voortgebrachte surrogaat.
7
Juli 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
509
Dat inzonderheid de landen, die hun surplus op de
Engelsche markt moeten plaatsen, de concurrentie
der margarine op den voorgrond stelden, is begrijpe-
lijk; vooral het rapport van den F.N.Z. beweegt zich
op dit terrein. Engeland laat de boter zoowel als de
margarine in onbeperkte mate in. De boterafzet in
Engeland moet dus de concurrentie opnemen tegen
de margarine. Ja zelfs is het invoerrecht op boter
per kg belangrijk hooger dan het invoerrecht op mar-
garine (10 pOt. ad
val.).
Van een vaste prijsverhouding als o.m. in ons land
in stand wordt gehouden, is daar geen sprake. Zoo-
lang deze regeling zoo blijft – en waarom zou En-
geland haar veranderen – nu eigen veehouderij toch
veilig is gesteld, staat de wereldmarktprijs voor
boter sterk onder den invloed van den margarine-
prijs en kan een afspraak der exportlanden ten aan-
zien van den boterprjs in Engeland een groot gevaar
beteekenen voor den omvang van den afzet. Inzon-
derheid geldt dit voor de ,,vreemde” landen, wier
afzet ten aanzien van dien der dominions als van de
tweede orde wordt beschouwd.
Uit dit alles moge voldoende blijken, dat het bo-tervraagstuk voorloopig nog wel een vraagstuk zal
blijven.
De bodem in het raam der kapitalistische economie.
En nu komen wij tot het derde onderwerp der
eerste sectie, schriftelijk en op degelijke wijze inge-
leid door Dr. Reichsle ,,Stabsamt des Reichsbauern-führers” te Berlijn. Ook hier waren naast het hoof d-rapport een 6-tal bijrapporten uit andere landen aan-
wezig. Het gaat hier om het eeuwige agrarische
drama van overbelasten eigendom en armoede.
Het fascistische Duitschland ziet de oorzaak hier-
van in het feit, dat in de liberale kapitalistische
maatschappij, de grond koopwaar is en niet het volks-
belang, doch het particulier egoïsme, zijn gebruik en
zijn waarde bepaalt. Eerste eisch, om hier genezing
te brengen is een beheersching der prijzen der be-
langrijkste artikelen. De prjsfluctuaties drijven de
grondprijzen omhoog en voeren naar een ondraaglijken
schuldenlast, telkens als weer en daling intreedt.
Dus zijn door regeling van den invoer, monopolisee-
ringen, heffingen e.d. deze prijzen in Duitschland
geregeld.
Verder moest gezorgd worden, dat niet bij ver-
koop of erfenis toch weer een te groote schuld op
het bedrijf kwam te drukken. Daarvoor is gezorgd
door saneering der bestaande schulden, door het
Erbhofgesetz 1933, het onder toezicht stellen van het
aangaan van hypothecaire leeningen enz.
Als basis en uitgangspunt dezer voorzieningen
geldt het inzicht, dat zij, die den bodem bewerken, de
groote levenskrachtige basis van de natie vormen en
de nationale voedselvoorziening moeten verzekeren.
Een intensieve bodemcultuur moet onder alle om-
standigheden verzekerd zijn. Een boer, die niet in
dezen geest arbeidt, behoort geen boer te blijven, hem,
die zijn plicht wel doet, moet een bestaan worden
verzekerd.
Het rapport besluit met de opmerking, dat Duitsch-land geenszins meent, dat zijn oplossing ook geschikt
is voor andere landen. Reeds het verschil tusschen
invoer- en uitvoerlan.den maakt navolging onmogelijk.
01) dit hoofdrapport werd inzonderheid critiek ge-
oefend in bijrapporten uit het democratische Frankrijk.
De schrijvers, Prof. M. J. Baby en H. Noilhan l.i. tasten het Duitsche betoog in zijn grondvesten aan,
al komen zij niet tot andere vastomlijnde maatregelen.
Wei gaan beiden volkomen accoord met de opvatting,
dat het liberale stelsel met zijn toenemenden invloed
van het industrieele kapitaal onhoudbaar is voor den
hoerenstand van cie wereld en dat de Europeesche landbouw niet zal kunnen leven zonder een dubbel
systeem van bescherming, een nationaal en een in-
ternationaal.
Maar, zoo vragen zij, moet hiervoor de vrijheid van
overerving, de vrijheid van grondverkoop en in zekere
mate de vrijheid der
bedrijfsvoering
worden opgeof-
ferd? Vrijheden, welker verovering op de oude feodale
verhoudingen ‘de boeren aan de revolutie van 1789
deed deelnemen?
Uitvoerig wordt ingegaan op. de stroefheid in de
bezitsverhoudingen en de afhankelijkheid van amb-
tenarij, waarin de boeren onder het Duitsche systeem
komen te verkeeren. Zij zien de oplossing in andere
richting. Wel moet in de eerste plaats, als in Duitsch-
land, het prijsniveau der landbouwproducten worden
beheerscht (dit standpunt stemt overeen met de
Fransche agrarische politiek), niet echter door een autoritairen staat, doch door een overheid, die aan
democratischen invloed van belanghebbende groepen is onderworpen; wel moeten de boeren in sterke mate
worden beschermd tegen de massa maatschappelijke
vijanden, die hun bestaan bij vrij maatschappelijk
verkeer bedreigen, doch niet door van staatswege
alles te regelen, maar door voorlichting en bijstand.
De boerenstand moet bijv. door coöperatie zooda-
lig worden versterkt, dat zijn invloed in evenwicht
komt met dien van andere maatschappelijke groepen.
De strijd moet met behulp van de overheid aange-
bonden worden tegen hen, die zich tusschen den
producent en consument hebben genesteld en hun po-
sitie misbruiken.
De mondelinge gedachtenwisseling leverde weinig
nieuwe gezichtspunten op. Het Duitsche standpunt,
dat het fascisme geen exportartikel is, hielp niet
weinig mee aan het weren der politiek uit de dis-
cussies.
Een Argentijnsche afgevaardigde vestigde er de
aandacht op, dat de sterke protectie elders jonge
exportlanden met extensieve cultuur in hun agrari-
schen groei belemmert en deze landen dwingt eigen industrie te beschermen en de deuren voor de Euro-peesche industrie te sluiten.
Conclusies werden niet genomen, doch wel werd
aangedrongen op een gedegen internationaal onder-zoek naar de middelen en resultaten, welke het hier
aangevoerde aangrijpende sociale vraagstuk aangaan.
Andere onderwerpen.
Ofschoon deze punten der eerste sectie op econo-misch en sociaal terrein wel de belangrijkste mogen
worden genoemd, ook in andere secties kwamen maat-
schappelijke vragen aan de orde.
Zoo is in de derde sectie (Landbouwcoöperatie)
het vraagstuk der
,,economie dirigée”
aan de orde
geweest en legde het congres in één zijner conclusies
als zijn meening vast, dat, waar in de tegenwoordige
omstandigheden een zekere leiding van overheidswege
in het maatschappelijk leven niet kan worden out-
beerd – aan de landbouwcoöperaties gelegenheid
moet worden gegeven tot advies, overal waar land-bouwbelangen geraakt worden en tot het daarbij op
zich nemen van een taak op het zeer uitgebreide ter-
rein harer werkzaamheid. ‘Daarbij zal de regeling
zoodanig moeten zijn, dat zij hun zelfstandig karak-
ter als vertegenwoordigster der zakelijke belangen der
plattelandsbevolking kunnen handhaven.
In een tweede resolutie wordt tot het organiseeren
van een betere internationale samenwerking en pro-
paganda voor de coöperatieve idee aangedrongen, ter-wijl in een derde in gelijken geest over het coöperatief
landbouwcrediet wordt gesproken en op de betee-
kenis wordt gewezen van medewerking van de zijde
der Overheid, de circulatiebank en de sociale ver-
zekeringsinstellingen.
Vermeldenswaard zijn nog de resoluties van de
zevende sectie (Landbouvindustrie). Daarin wordt
met ingenomeuheid geconstateerd, dat de voortschrij-
dende wetenschap en techniek wegen gevonden heb-
ben om stoffen van agrarischen oorsprong in kunst-
wol enz. om
te zetten en uit talrijke plantaardige
producten diverse brandstoffen te bereiden. Langs
dezeu weg wordt de exploitatiemogeljkheid van hij-
510
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
producten en van voor den wisselhouw onmisbare
agrarische producten verbreed en de wereld verrijkt.
Al schijnt de omzetting in brandstof, zooals deze
reeds in verschillende landen plaats vindt, niet altijd
economisch, het congres vestigt er de aandacht op,
dat hdt gebruiken der minerale brandstoffen, het op-
soupeeren der wereidreserve, dus verarming, betee-
kent, terwijl het produceeren in den landbouw ge-
lijk staat met verrijking en bovendien sociale voor-
deden, alsmede voordeelen van nationalen aard, met
zich brengt.
Iutusschen wordt wel ingezien, dat men. hier ver-
schil kan maken tusschen landen, die niet en landen, die wel over minerale brandstoffen beschikken.
De achtste sectie (de vrouw ten plattelande) be-
sprak aan de hand der ingezonden rapporten de
levensomstandigheden van de plattelandsbevolki ng,
inzonderheid de huisvesting, moederschapszorg en
kinderverzorging en constateerde, dat de hygiënische
omstandigheden in zeer sterke mate afhankelijk blij-
ken van de economische. Met den meesten klem ward
dan ook een beroep op de ten congresse vertegen-
woordigde organisaties en instanties gedaan, naar
verbetering der economische levensvoorwaarden te
streven. Een uitgebreid internationaal onderzoek
werd bepleit. –
Slot beschouwing.
Als wij na dit alles nog de niet rechtstreeks ci
economisch en sociaal terrein liggende onderwerpen
noemen, waarover ook conclusies werden aanvaard, het hooger landbouwonderwijs en zijn invloed op de
agrarische politiek, de internationale bescherming
van den kweekersarheid, de beteeke.nis van het ge-halte aan vitaminen en mineralen in de veevoeding,
de paardentractie, den wijnbouw, dan heeft men een
overzicht van de vraagstukken, welke het congres
bezighielden.
Mede door de degelijke schriftelijke voorbereiding
heeft dit congres ongetwijfeld een omvangrijk en in-
teressant studie-materiaal geleverd, waaraan velen
zich in den komenden tijd zullen kunnen laven. Reeds
uit de onderwerpen blijkt de groote beteekenis van
een internationale gedachtenwisseling.
• Onze indruk is, dat inzonderheid in de gedachten-
wereld van den Europeeschen landbouw, wellicht juis
ter van hen, die de agrarische politiek der Europee-
sche landen richting helpen geven, de liberale econo-
mie afgelaan heeft.
Daarvoor in de plaats is getreden het inzicht, dat
de agrarische arbeid evenredig aan anderen arbeid,
waar de vrije concurrentie evengoed gehannen is, be-
bond behoort te worden en een intensieve cultuur
cen onmisbare levensvoorwaarde voor iedere natie
vormt. Doch over de wijze, waarop cle gewenschte
toestand het best kan worden verkregen, heerscht
aanmerkelijk verschil -van meening en worstelen in-
zonderh eid de democratisch geregeerde exportianden
met de moeilijkheid de bedrijfsvrjheid zoo weinig
mogelijk aan te tasten. In laatstgenoemde landen is
dit inzicht ook nog meer een door de bescherming
al1erween afgedwongen dan een uit innerlijke over-
tuiging aani’aarde houding.
Met de groote heteekenis, welke in vele landen aan
een intensieve agrarische voorthreuging en het vast-
houden van de piattelaudsbevolking aan den bodem
wordt gehecht, gaat samen een toenemende zorg voor
cle lan dbouwwetenschap en voorlichting, inzonderheid
clie betreffende het opvoeren der kwantiteit en kwali-
teit der productie.
1-let peil onzer agrarische cultuur moge gunstig
afsteken
hij
vele andere landen, onze indruk is, dat
dit meer te danken is aan het menschenmateriaal,
hoeren en lafidarbeiders, dan aan een voorsprong
0
1)
het gebied der landbouwwetenschap en voorlichting.
Integendeel, indien niet aan het intensiveeren
daarvan (Ie noodige aandacht wordt besteed, zou hier
wel eens gaa:ndeweg een aanmerkelijke achterstand
kunnen ontstaan. Ir. T. P.
llUsAN.
KAPITAALONTLASTING DER SPOORWEGEN?
Bij de behandeling van het wetsontwerp tot reor-
ganisatie van het spoorwegbedrjf is om. de aandacht
gevestigd
OP
het merkwaardige laatste lid van art. 5,
luidende: De N.V. Nederlandsche Spoorwegen zal
aan het Rijk terugbetalen de bedragen, welke het
Rijk alsnog verplicht zal zijn te storten op de te
zijnen name staande aandeelen van S.S. en H.S.
Tot recht verstand zij opgemerkt, dat het wets-
ontwerp beoogt medewerking te verleèneu zoowel
aan liquidatie van S.S. eu H.S. als aan de oprichting
van een nieuwe
N
.
V.
Nederlandsche Spoorwegen. In
deze N.V. zal de Staat zijn spoorwegen ad
f
100.000.000 afstaan tegen overgifte van
f 10.000.000
aandeelen; bovendien zal hij de rente en aflossing
van f 140.000.000
van de – ten name van den Staat
te stellen, doch voor het overige bedrag ten laste van
de nieuwe N.V. komende – schuldenlast overnemen.
Deze twee maatregelen zouden de overkapitalisatie
van f 230.000.000
dekken en een op commercieele
basis gevestigd spoorwegbedrijf doen ontstaan. Boven-
vermelde bepaling heeft nu ten doel de bijstorting
van den Staat op de te zijnen name staande aandee-
len van S.S. en H.S., zijnde
90
pOt. van
f 49.500.000
of
f 44.550.000,
zonder gevolgen voor ‘s Rijks schat-
kist te doen zijn.
Elders
i)
hebben wij er kort op gewezen, dat deze
bepaling vreemd aandoet in een wetsontwerp, dat
beoogt de spoorwegen van hun kapitaallasten te be-
vrijden; zij maakt• het immers mogelijk, dat op het
nieuwe bedrijf lasten worden gelegd, welke het oude
niet gekend heeft.
Houdt men zich aan de in de Mernorie van Ant-
woord aan de Tweede Kamer gereleveerde, globaal
opgezette berekening, dan zou aan schuldeischers ten
hoogste 70 pOt. kunnen worden uitgekeerd. Maar
onder de voor die berekening gehezigde activa be-
vindt zich de nog niet verrichte hijstorting van
90
pOt. M. a.w. de Staat zou de geheele volstorting naar
de schuldeischers zien verhuizen. 1-lieruit blijkt, dat
de bepaling uit art.
5
de nieuwe N.V. belasten kan
met een niet onaanzienlijk bedrag.
De ministerieele opmerking ,,dat de betaling, die
het Rijk zou moeten doen, indien verlangd werd het
volstorten van de aandeelen, den boedel zou verhoogen
en dat dus, wanneer de spoorwegen precies hetzelfde
bedrag weer aan het Rijk moeten terugbetalen, de
boedel ongerept gebleven is”, is slechts juist indien
de bijstorting van den Staat niet in dien boedel be-
grepen was. Doch dit is wel het geval (zie’ hierbo-
ven); het nog te storten aandeelenkapitaal is een
activum, dat op de balansen der spoorwegmaatschap-
pijen voorkomt en dat als een der vorderingen ecn
waarborg voor den schuldeischer vormt.
Nu zij toegegeven, dat de liquidatie van S.S. en
H.S. – nadat ook de mogelijkheid van afwerping
van onereuze contracten uit het ontwerp is gelicht –
slechts administratief en fictief is. Geliquideerd in
den gewonen zin wordt er niet; alle eigendommen,
rechten en verplichtingen van S.S. en H.S. worden
aan de nieuwe N.V. overgedragen, met uitzondering
van rechten en verplichtingen betreffende obligaties,
schuldhekentenissen en aandeelen aan toonder, die
ingewisseld kunnen worden tegen schuldbewijzen van
het Rijk. Maar dat neemt niet weg, dat tot de con-
versie niet-toetredende obligatiehouders door dreiging
met faillissementsaanvrage op den achtergrond, de
liquidateurs. tot realisatie der vordering kunnen no-
pen, hetgeen een mogelijkheid is, die de Minister hij zijn verklaring, dat de hijstorting een quaestin is, die
zich afspeelt tusschen Rijk en Maatschappij, over
het hoofd gezien heeft. In dit geval kunnen derden
de vordering op het Rijk te hunnen bate doen aan-
wenden en zouden de gestorte gelden niet meer tot
den over te dragen boedel behooren.
Indien derhalve lid
3
van art.
5
letterlijk wordt
i) A-ntirevolutionuaire Staatkunde, November 1936.
7 Juli 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
511
uitgevoerd, zal de toestand van het spoorwegbedrijf
niet
gelijk blijven: de oude rechtspersonen realiseeren
zoo noodig een vordering, de nieuwe rechtspersoon
krijgt daarvoor in de plaats een schuld, die mogelijk
voor een niet onbelangrijk gedeelte de beoogde ,,Ent-
schuldung” teniet doet. J. P. B. TissoT
VAN PATOT.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
HET NIEUWE FRANSCHE FINANCIEELE EN
ECONOMISCHE PROGRAMMA.
Dr. it. WTejchmann. te Parijs schrijft ons:
De derde phase in de Fransche economische en
financieele politiek, ingeleid met de stemming over
de verlangde regeeringsvoimachten, beteekent geen
principieele koerswijziging, zooals deze bij den Over-
gang van de eerste naar de tweede phase, dus van
de deflatiepolitiek naar de reflatiepolitiek, plaats
vond. Dit feit weerspiegelt zich direct in de politieke
constellatie. De nieuwe regeering is, evenals haar
voorgangster, een regeering van het Volksfront en
heeft er in haar regeeringsverklaring waarde aan
gehecht nadruk te leggen op haar gemeenschappelijke
basis. De negatieve afbakening van haar economisch
en financieel programma berust feitelijk op de
methoden van de executie van de aanvaarde erfenis.
Doch ook deze methoden zijn minder een vernieuwing
van het programma dan wel de logische consequentie
van de heerschende economische en financieele om-
standigheden, welke de voorafgegane regeering niet
in staat was te trekken.
In zijn in de Kamer gehouden uiteenzetting heeft
de tegenwoordige Minister van Financiën en Econo-mische Zaken Bonnet zijn methoden voor de sanee-
ring der financiën uit den huidigen financieelen en
economischen toestand ontwikkeld. Deze toestand was als volgt:
Op de gewone begrooting bedroeg het deficit Fr. 6.7
8 milliard. De hegrooting voor 1937 was met een
tekort van Fr. 44 milliard opgemaakt. Dit tekort
steeg spoedig verder met Fr. 600 mill., als gevolg
van de salarisverhoogingen voor de laagste groepen,
zoodat het op Fr. 5 milliard kwam. De belastingin-
komsten ontwikkelden zich sedert April in ongunsti-
gen zin. De meerdere inkomsten van rond Fr. 350
mill. gedurende het eerste kwartaal van 1937 maakten
in April plotseling plaats voor een hevige reactie,
waardoor de opbrengst Fr. 400 mili. lager was dan
de raming, d.w.z. 8 pCt. Deze ontwikkeling van de
belastingen als gevolg van de geringere bedrijvig-
heid, welke na de optering van de voordeelen uit de
devaluatie ook voor de komende maanden dreigde
voort te duren, moest thans verdisconteerd worden.
lIet tekort kan
01)
Fr. 2-2.14 milliard worden ge-
raamd, waardoor het tekort op de begm-ooting, ten
bedrage van Fr. 5 milliard, tot 7
a
8 niilliard moet
stijgen.
Bij dit bedrag komt nog het tekort op de buiten-
gewone begrooting, welke Fr. 8.5 milliard bedraagt,
zoodat het totale tekort van de staatsbegrooting een
omvang van Fr. 16.5 milliard bereikt.
De toestand van de schatkist was als volgt: Op
29 Juni waren er niet meer dan Fr. 20 mill. in de
Staatskassen, zoodat de Caisse des Dépôts et Consig-
nations een crediet moest verleenen van Fr. 400
mill. Daartegenover bedroegen de verplichtingen be-
halve de Fr. 16.5 milliard voor dekking van het
tekort op de begrooting, Fr. 5.4 milliard voor de
betaling van de zg. Bons Gerniain Martin voor Oc-
tober, Fr. 4.4 rnilliard voor de terugbetaling van
de Engelsche Pondenleening in December van dit
jaar, Fr. 800 mili. aan Bons Auriol, welke in den
loop van dit jaar worden aangeboden en tenslotte
Fr. 9 milliard voor voorschotten aan de publiek-
rechtelij ke lichamen. De verplichtingen bedragen dus
in totaal Fr. 36.1 milliard.
In de algeheele nakoming van deze verplichtingen,
welke de regeering zich tot taak heeft gesteld, is nu
door de meest verschillende middelen voorzien.
In de eerste plaats is aan een deflationistischen
maatregel gëdacht, nl. aan verhooging van belastin-
gen en accijnzen, gepaard gaande met bezuinigings
maatregelen. Omtrent het percentage van de ver-
hoogingen is tot dusverre nog niets bekend, wel
echter waarop zij betrekking hebben. De belasting-
verhoogingen zullen alle soorten belastingen, zoowel
directe als indirecte, betreffen. Voorts zullen de ta-
rieven voor gas en electriciteit worden verhoogd, en,
in het belang van de schatkist, welke den rente-
dienst garandeert, ook de vervoertariaven van de
spoorwegen met ca. 25 pCt. Men venvacht van de
belastingverhoogingen een stijging der inkomsten van
Fr. 3 tot 4 milliard voor het loopende jaar en van
Fr. 7-8 milliard voor het volgende jaar.
Het tweede middel is de uitgifte van leeningen.
De Minister van Financiën heeft gezegd, dat door
middel van leeningen tot December slechts de Fr. 5.4
milliard voor de terugbetaling van de Bons G-ermain
Martin in October van dit jaar opgebracht zullen
worden. Men mag verwachten, dat dan in December
een tweede leening voor de aflossing van het En-
gelsche Pondencrediet, ten bedrage van Fr. 4.4 nijl-
hard, zal worden uitgegeven, liet beroep op de ka-
pitaalmarkt zal dus maximaal Fr. 10 milliard bedra-
gen. In de dekking van de resteerende Fr. 23 mil-
hard der financieele verplichtingen van de schatkist
is voorzien door maatregelen, welke een inflationis-
tisch karakter dragen. Men is van plan een beroep op
de reserves van de Bank van Frankrijk te doen en wel in den vorm van een uitbreiding van de voor-
schotten op de schatkistbiljetten. Het plafond voor
de voorschotten van de schatkistbiljetten was tot
dusverre op Fr. 13 milliard bepaald. Daarbij komen
nog 10 milliard rentelooze leeningen krachtens de
financieele wet van September 1936. De nieuwe uit-
breiding bedraagt voorts Fr. 15 milliard, zoodat het
totale bedrag van het aan den Staat door de circula-
tiebauk verleende crediet Fr. 38 milliard beloopt. De door de Bank van Frankrijk ter beschikking gestelde
of nog te stellen middelen bedragen 44 pOt. van de
totale circulatie, waaruit de omvang van den druk
blijkt, welke op den koers van de valuta door dit
nieuwe crediet van den Staat bij de Bank van Frank-
rijk uitgeoefend werd.
Deze poging van een vereeniging van deflationis-
tische en inflationistische maatregelen, welke reeds
door het vorige kabinet in groote trekken was uit-gewerkt, kon echter toch niet, zooals men v66r de
laatste regeeringswissehing nog meende, de pariteit
van de valuta onaangetast laten. Dit feit
blijkt
reeds
uit de genoemde cijfers, liet wordt voorts verscherpt
door het voortbestaan van een ongedekt tekort van
Fr. 8 milliard, dat ook na de credietverleening door
de Bank van Frankrijk, ten bedrage van Fr. 15 mil-
hard, blijft. Een kans op dekking van deze restee-
rende Fr. 8 milhiard bestaat slechts in een realisatie
van de devaluatiewinst in een nabije of verder ver-
vijderde toekomst. Volgens het tot dusverre bereik-
te devaluatiepercentage, dat in vergelijking met den laatsten officieelen koers van 28 Juni 14.2 pCt. be-
draagt, is ingeval van een nieuwe stabilisatie van
den Franc een groote reserve ten gunste van de
Staatskas verzekerd. Uitgaande van een goudvoor-
raad van rond Fr. 50 milhiard, zou de laatste deva-luatiewinst ongeveer Fr. 7 milliard bedragen en de
devaluatiewinst uit beide muntoperaties bij liquida-
tie van het Egalisatiefonds 24 milliard.
Het zoo juist geschetste programma van de regee-
ring tot zuivering van den toestand der Staatsbe-
grooting, waarvan de te sterke spanning het struc-
tureele uitangspunt voor de huidige crisis in Frank-rijk vormt, heeft echter aan de ontwikkeling van de
goudbeweging zijn ontstaan te danken. De goudvoor-
raad van de Bank van Frankrijk bedroeg in de laat-ste maanden onveranderd Fr. 57 milhiard 350 mill.
512
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
De op 24 Juni opgemaakte staat van de Bank van
Frankrijk geeft een goudvoorraad te zien van Fr. 54
nuiliard 859 miii., d.w.z. een vermindering van 2
milliard t.o.v. de voorafgaande week. Daar volgen.s
de verklaringen van den rapporteur der Financieele
Commissie uit den Senaat de goudontt-iekking in de
laatste twee weken van Juni ongeveer Fr. 33 mii-
hard heeft bedragen, moet er rekening mede worden
gehouden, dat de volgende, staat een verdere vermin-
dering van den goudvoorraad met rond Fr. 1 mii-
hard aantoont. Omgerekend tot den Franc Poincaré,
bedraagt de goudvoorraad dus niet meer dan Fr. 40 milliard, terwijl hij einde 1932 nog met 83 milliard
te boek stond. Dat is een vermindering met de helft
in den loop van de laatste vijf crisisjaren. Deze goud-
beweging, welke gedurende de toenemende financ.ieeie
en economische spanningen van de laatste weken
gevaarlijke vormen had aangenomen, vereischte radi-
cale geneesmiddelen door onmiddellijke zuivering
van den toestand op het gebied van de financieele
politiek en onmiddellijke aanpassing van het te hoog
opgevoerde binnenlandsche prijsniveau aan de we-
reldmarktprijzen. Radicaal kon echter slechts door
een muntmanipulatie worden. ingegrepen.
De verklaring voor de positiewijziging op het ge-
bied van de valuta had echter
,
deze keer op andere
wijze plaats dan in September 1936. Door de ver-
strekking der volmachten is de Fransche valuta niet
meer aan de muntwet van 26 Sept. 1936 gebonden,
welke het goudgehalte van den Franc op 43 tot 49
milligram vaststelde. De nieuwe regeering heeft al-
geheele vrijheid t.a.v. de muntpolit.iek verlangd en
gekregen, waarvan zij gebruik maakte, om een zwe-
venden Franc volgens het Engelsche voorbeeld in te
voeren. De Franc is dus vrij in het vinden van zijn
eigen nieuwe niveau. Zoowel voor het buitenland als
voor het binnenland is hierbij van belang, dat het
monetair driehoeksaccoord niettemin gehandhaafd
blijft.
Het besluit tot invoering van eeii ,,zwevenden
Franc” in plaats van een ,,gedevalueerden Franc”
met een vaste pariteit houdt ongetwijfeld een groot gevaar in. Het verlengt den toestand van monetaire
onzekerheid, vertraagt daarmede den terugkeer van
de uit het land gevluchte kapitalen en bemoeilijkt
ook de calculaties van den handel. Anderzijds zou
echter ook een nieuwe vaste muntpariteit niet zonder
gevaar kunnen worden ingevoerd, zooiang het be-
drijfsleven en de Staatsfinanciën zelf in een labielen toestand verkeeren. Door de invoering van den zwe
venden Franc heeft de Regeering in ieder geval een
middel om voor het bedrijfsleven het doorloopen van
het noodzakelijke aanpassingsstadium door middel
van de elastische muntpohitiek te vergemakkelijken.
Deze overgang tot een elastische muntpolitiek is
evenwel slechts te rechtvaardigen op basis van de
volgende maatregelen van economisch-politieken aard,
welke het financieel programma van de regeering
aanvullen en moeten aanvullen, indien men de fou-
ten van het eerste devaluatie-experiment wilde voor-
komen.
Het eerste belangrijke punt van het programma
voor de economische politiek is de aanvaarding van de
,,pauze”, gepaard met erkenning van de door het
vorige kabinet doorgevoerde sociale hervormingen.
De aanvaarding door de regeering van de ,,pauze” is
MAANDCIJFERS.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.
Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs. Basis
2
Januari
1929 = 100.
De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Banken Kunst-
zijde
Industrie
Electri
–
Handels:
[nbouw
Olie
Rubber Scheep-
vaart
Suiker
Tabak
Thee
Otak
Gem.
’29
101.9
73.1
119.-
114.4
95.6
88.6
99.1
100.2
95.-
99.9
87.3 92.7
103.2
’30
94.2
34.1
90.1
100.4
71.6
63.9
93.1
52.1
71.-
76.2
65.5
74.5
84.3
’31
73.6 22.7 60.7
83.-
52.2 45.9
52.3
48.2
47.1
46.3
45.5 46.3
55.1
’32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4
34.1 17.6 29.3
27._
25.8
30.8
37._
’33
51.5
10.7
48.7
80.7
41.-
40.-
41.-
26.7
28.2 27.4
25.4 39.5
40.5
1
34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6
22.2
23.2
26.2
50.2
39.4
’35
50.-
14.1
52.1
69.9
39.7
49.4
43.8 43.2
23.7
24.4
29.3
47.1
42._
’36
56.8
13.9
57.6 78.2 50.2 58.2
73.1
58.7
34.8
37.1
44.8
51.5
55.2
Jan.
’36
52.2
12.8
53.4
71.9
44.6
54.1
56.6
46.9
31.9
32.2
39.2
48.8 47.8
Febr.
52.8
12.9
54.4
76.2
45.8
54.2
60.5
50.5
31.1
32.3
39.4 50.1 49.3
Mrt.
52.6
11.9
52.5
74.3
44.2 53.6
59.1
48.7
28.9
31.1
38.1
49…
48._
Apr.
51.8
11.8
52.-
74.3
43.7
53.2
61.1
47.-
27.4
30.4
38.4
47.8
48.1
Mei
52.-
11.8
52.6 73.6
44.-
51.1
63.8
44.4 26.6
29.1
38.6 46.4
48.6
Juni
53.1
11.8
53.5
74.1
46.-
52.7
68.3
45.9
29.1
32.7
41.6 45.5
50.8
Juli
,,
54._
11.9
53.7
77.9 47.2 52.4
66.3
50.1
29.8
33.7
45.8
.
47.3
51.1
Aug.
,,
54.7
12.6
53.6
77.9
48.-
53.2 69.7
50.6
31.1
34.5
44.7 47.2
52.1
Sept.’),,
54.5
13.2
53.7
74.4
48.4
54.-
73.8
50.5
32.7
34.5
44.6
46.8
53.2
Oct.
65.6
16.8
66.9
82.4 59.5
67.7
97.3
76.6
43.4
47.4
53.3
59….
67.9
Nov.
69.1
19.6
72.5
89.6 63.8
75.-
98.3
90.7
49.9
51.9
56.1
64.4 71.9
Dec.
68.-
19.7
72.1
91.8
65.3 75.5
100.3
98.5
53.9 53.3
55.5
65.7
72.8
Jan. ’37
72.2
20.5
77.5
95.-
71.4
77.2
102.2
103.9
61.5 60.9 60.2
70.5
77.2
Febr. ,,
77.1
26.4
79.5
105.4
78.5 80.3
107.6
110.8
64.3
62.2
64.9 80.5 81.3
Mrt.
76.5
31._
79.8
103.5
81.4 87.4
106.1
129.3
73.-
65.9
65.5
86.3 82.7
April
75.-
30.1
77.8
–
101.4 78.4 81.7 102.4
117.5
77.6
62.4
61.8 83.8
80.-
Mei
72.6
28.4
76.9
101.6 77.6
76.8
102.1
110.1
74.4
61.3
60.-
76.8
78.6
Juni
72.8
27.6
1
77._
106.3
79.8 78._
103.8
1048
73.5.
63.5
59.2
–
74.4
79.1
Iudexcijîer der totale beurswaarde
4
Januari
1937 f 4.278.942
= 100.
4
Januari
100.-
3
Februari 104.3
3
Maart
108.1
7
April
105.9
5
Mei
102.8
2
Juni
103.2
6
,,
100.2
10
,,
105.7
10
107.8
14
104.6
12
101.-
9
103.3
13
,,
‘
100.6
17
106.4
17
108.4
.
21
104.2
19
101.2
16
102.1
20
,,
99.7
24
106.4 24 105.9 28
100.8
26
102.8
23
102.-
22
101.1
31
106.8
.
30
102.6
‘)
Bij de samenstelling van de cijfers van Sept.
1936
zijn de
noteeringen
van den
laatsten
Woensdag
buiten
beschouwing gelaten, waardoor het loslaten van den
gouden standaard geen invloed
op deze cijfers heeft uitgeoefend.
Nadruk verboden.
7 Juli 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
513
weliswaar geen verrassing, echter toch vermeldens-
waard als uitgangspunt voor haar economische poli
tiek. De ,,pauze” in de sociale hervormingsbeweging
moet zelfs in een sterkeren vorm worden doorgevoerd.
ilet tweede punt van het programma, dat nauw-
keurig beschouwd ook een erfenis is, echter nooit
werd verwezenlijkt, is de prijseontrôle. Door dit punt
wordt tegenover de infiationistische tendenzen weder
een deflationistische maatregel gesteld. De regeering
heeft een algemeen verbod van een verhooging van
de groot- en kleinhandelsprijzen uitgevaardigd, dat
uitzonderingen slechts krachtens speciale vergun-
ning toestaat.
Deze prijspolitiek staat tegenover een prijsniveau,
dat de toepassing buitengewoon vergemakkelijkt. De
haussebeweging van de prijzen in Frankrijk is sedert
ongeveer
3
maanden tot staan gekomen. De index
voor groothandelspri.jzen is sedert Maart zelfs van 537 tot 532 gedaald, om begin Juni weder eeniger-
mate aan te trekken tot het niveau van Maart, drukt
dus in hoofdzaak slechts de ontwikkeling van de
grondstoffenprijzen op de wereidmarkten uit en heeft
de prijsverhoogende factoren van de sociale wetge-
ving en de 40-urige werkweek reeds verdisconteerd. De stijging van de groothandeisprijzen beweegt zich sedert een jaar op ongeveer 47 tot 50 pOt. Eveneens
valt er voor de kleinhandelsprijzen een stabilisatie
te constateeren. De aanhoudende lichte haussetendens
voor industrieele producten werd door een dalen van
de voedingsmiddelen gecompenseerd, zoodat een alge
meene prijsverhooging van 25 pOt. voor de laatste
maanden valt op te merken. De nieuwe prijspolitiek
stuit dus op geen al te moeilijk erfstuk.
Daarbij heeft zij met prijsverhoogende tendenzen
te strijden, welke het programma van de nieuwe re-
geering zelf impliceert. Deze tendeuzen liggen eener-
zijds in de monetaire operatie zelve en anderzijds in
de ontworpen belastingverhoogingen. Hierbij komen
de eveneens in de richting van een prijsverhooging
werkende verhoogingen van de tarieven, de vracht-
prijzen der spoorwegen, enz. De van deze factoren
uitgaande prjsverhoogende tendenzen zullen stellig
niet geheel en al geremd kunnen worden. Daaruit
volgt echter slechts, dat de prjsbeweging des te na-
drukkelijker moet worden gecontroleerd, teneinde aan
het Fransche bedrijfsleven thans definitief een nieu-
wen evenwichtstoestand tusschen productiekosten en
verkoopsprijzen, tussehen binnen- en buitenlandsch
prijsniveau te verzekeren. De ontwikkeling van het
prijsvraagstuk vormt, met als voorwaarde het voeren
van een strenge begrootingspolitiek, den heslissenden
factor voor het slagen van het thans begonnen sanee-
ringswerk. Pas op basis van een aangepast prijsni-
veau kunnen de op weg naar het herstel te door-
loopen stadia inderdaad worden bereikt, namelijk het
dichten van het gat in de handelsbalans tengevolge
van den gedaalden uitvoer, het begin van een produc-
tie-uitbreiding in het binnenlandsche bedrijfsleven, de veiligstelling van de behoeften van den Staat op
basis van een opnieuw bloeiend zakenleven en ten-
slotte als bekroning, de terugkeer van de gevluchte
kapitalen op basis van een zich weder herstellend
bedrijfsleven en een gezonde Staatshuishouding met als gevolg een gezonde valuta.
Deze zuiver economische beschouwing vereischt
echter nog een aanvulling. De uitvoering van het
nieuwe economische programma veronderstelt ook een
zekeren socialen en politieken wapenstilstand. Deze
is onvermijdelijk, wil de tenslotte beslissende factor,
het herstel van het vertrouwen, intreden.
INGEZONDEN STUKKEN.
DE STAAT-SCHULDEISCHER EN DE STAAT-SCHUL-
DENAAR IN REKENING-COURANT UIT HOOFDE
VAN DEN POSTCHEQUE- EN GIRODIENST.
Dr. P. D. Pestman schrijft ons:
Het zij mij toegestaan naar aanleiding van het be-
langwekkende betoog van Prof. Bregstein in E.-S.B. van 9 Juni 1937 enkele opmerkingen te maken.
Sedert het arrest van 11 April 1924 van den
Hoo-
gen Raad is steeds aangenomen, dat een civielrechte-
lijke en een publiekrechtelijke vordering niet voor
schuldvergelijking vatbaar zijn. In het geval-Scheur-
leer droegen de te vergelijken schulden stellig beide
een civielrechtelijk karakter. Prof. B. is echter van
meening, dat aan den Postchèque- en Girodienst
voortaan ook uit hoofde van belastingschulden beroep
op compensatie toekomt, een meening, welke naar
mijn meening eenige toelichting behoeft, daar zij niet
strookt met het arrest van 1924.
Het komt mij verder voor, dat de stelling van
Prof. B., dat een onverwacht beroep op compensatie
tot schadevergoeding jegens de wederpartij verplicht,
kwalijk te rijmen is met de wettelijke regeling ter
zake van schuldvergelijking. Blijkens Art. 1462 B. W.
heeft schuldvergeljking ,,van regtswege plaats, zelfs
buiten weten der schuldenaren, en de beide schulden
vernietigen elkancler over en weder, op het oogenblik dat zij tegelijk bestaan, ten beloope van derzelver we-
derkeerig bedrag”. Zonder op de eeuwenoude coutro-versen over dezen regel in te gaan, moge ik niettemin
doen opmerken, dat, zelfs indien men aanneemt dat
compensatie slechts werkt indien er een beroep op
wordt gedaan, op grond van de stellige bewoordingen
van Art. 1462 toch in elk geval zal moeten worden
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
27JU,f
-3Juli
Sedert
Overeenk.
27Juni-3 Juli
Sedert
Overeenk.
1937
19
–
1937
1Jan. 1937
tijdvak 1936
1937
l
Jan. 1937
tijdvak 1936
10.194
850.052
559.307
–
17.735
7.811
867.787 567.118 3.674
142.015 130.688
–
2.875
1.976
144.890
132.664
Boekweit …………..
–
8.258
12.993
–
–
350
8.258
13.343
9.711
557.554 397.806
300
76.847
84.922 634.401
482.728
2.688
156.941
165.442
–
6.189 11.540 163.130 176.982
Tarwe
……………..
Rogge
………………
150
71.624 49.735
–
3.180
580
74.804
50.315
…..
3.485
109.852 101.412
500 125.921
113.780 235.773
215.192
Gerst
………………
Haver
…………………
Lijnzaad
…………….
3.175 38.731
30.433
–
–
175
38.731
30.608
Lijnkoek …………….
1.270
17.753 17.980
15
2.464
5.137 20.217
23.117
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
531
22.672
17.674
341
2.343
753
25.015
18.427
Noot bij
groothandelsprijzen.
1)
Tarwe:
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2; van Jan. 1931 tot 26Sept. 1932 79 kg La Plata; van 26 Sept. 1932
tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6 Juli 1935 80 kg La Plata; van 6 Juli 1936 tot 30 Nov.
1936 Manitoba.
Rogge:
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 America.n No. 2, van 16 Dec. 1929
tot 26 Mei 1930 7415 kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 kg Zuid-Russisohe; van 23 Mei 1932 tot 2 Oot. 1933 No. 2 Canada.
Gerst: Tot
Jan. 1928 MaiLing; van Jan. 1928
tot
9 Febr. 1931 Ameriea.n No. 2; van
9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 6415 kg Zuid-Russische; van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3; van 19 Sept. 1932 tot 24
Juli ’33 62163 kg Z.-Russ.; van 24 Juli ’33-7 Oct. ’35 64165 kgLaPlata; van 7 Oot. ’35-18 Mei ’36 62163 kgZ.-Russ.
514
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
aangenomen, dat
indien
bedoeld beroep wordt gedaan,
de schulden geacht moeten wordenélkaar op het
oogenhlik, dat zij voor het eerst tegelijk bestonden, te
hebben vernietigd, m.a.w.: ten aanzien van het tijd-
stip van de werking van de
comj?ensatie
is het tijd-
stip van het beroep van geen belang. ,,De rekening-
houder”, aldus Prof. B., ,,kan. . . . in goed vertrou-
wen op het saldo, dat hij
meent
beschikbaar te heb-
ben, opdracht hebben gegeven tot het doen van spoed-
eischende betalingen.” Maar een dergelijk vertrouwen
van den rekeninghouder kan men sedert het arrest
van den Hoogen Raad toch onmogelijk meer billijken.
Integendeel, wie naast een vordering op den Staat
een voor vergelijking vatbare schuld aan dienzelfden
Staat heeft, beschikke niet over een saldo, dat door
compensatie rechtens reeds op het tijdstip van het
ontstaan van zijn schuld was vernietigd. Voor den
door Prof. B. bedoelden schadevergoedingsplicht zie ik dan ook geen gronden.
Naschrift. Gaarne maak ik gebruik van de mij
door de Redictie geboden gelegenheid om, naar aan-
leiding van de bovenstaande opmerkingen van Dr.
Pestman, nog een korte aanvulling te geven op mijn
beschouwingen in E.-S.B. van 9 Juni 1937.
Met den pleiter voor curatoren voor den 1
–
bogen
Raad ben ik van oordeel, dat het arrest van 11 April
1924 N. J. 1924 p. 646 geenszins meebrengt, dat de
Staat niet tegenover een privaatrechteljke vorde-
ring, die jegens hem wordt geldend gemaakt, beroep
op compensatie terzake van een belastingvordering
zal kunnen doen. Het arrest van 1924 betrof een ge-
val waarin de
belastingschuldige
tegenover een be-
lastingvordering een tegenvordering in compensatie
wilde brengen. In zijn arrest van 11 Januari 1935
N. J. 1935 p. 521 stelt de Hooge Raad duidelijk in
het licht, dat zeer wel aan één Partij een beroep
0
1)
compensatie kan toekomen, terwijl dit aan de ander
door bijzondere wettelijke voorschriften kan zijn ont-
zegd. Alles hangt af van de strekking der wettelijke
voorschriften. Men vergeljke ook Rechtbank Den•
Haag 21 April 1933 N. J. 1933 p. 240. Overigens heeft de stelling, als zouden een civiel-.
rechtelijke en een publiekrechtelijke vordering niet
voor schuldvergelijking vatbaar zijn, .nog zéér on-
langs een naar mijn meening afdoende bestrijding
gevonden bij Suyling, 2e stuk, Be deel, No. 430.
Ook ik ben van oordeel dat, indien beroep op
compensatie wordt gedaan, de schulden geacht wor-
den elkaar op het oogenhlik dat zij voor het eerst
tegelijk bestonden, te hebben vernietigd. Doch dit feit
raakt mijn betoog in geen enkel opzicht. Ik ontken
immers niet, dat zoodra degeen die zich met het doen
van uitbetalingen heeft belast, zich op compensatie
beroept, hij reeds niets meer voor den opdrachtgever
blijkt onder zich te hebben gehad, toen hij de op-
dracht tot het doen der uitbetaling ontving; ik be-
weer slechts, dat de ten uitvoerlegging te goeder
trouw van de overeenkomst, gesloten tusschen op-
drachtgever en kassier, meebrengt, dat de kassier ge-
houden kan zijn de uithetalingen te doen, ook al heeft
hij voor den opdrachtgever geen fonds meer onder
zich. Laat hij dit na, dan zal hij zich dus schuldig
maken aan wanprestatie en de daardoor veroorzaakte
schade .iebben te vergoeden.
Zelfs na het arrest van den Hoogen Raad van dit
jaar is er nog goed vertrouwen van den rekening
–
houder te beschermen. Ook hij die weet, dat de Staat
opeischbare tegenvorderingen heeft, mag er van uit gaan dat aan zijn betalingsopdracht zal worden vol-
daan, zoolang hem geen beroep op compensatie is
kenbaar gemaakt. Het beroep op compensatie is toch
geheel faculatief en is, gezien de inhoud van het
laatstelijk ontvangen saldobiljet, niet een redeljker-
wijs te verwachten feit. In ieder geval zal hij, die
zich bij het geven van de opdracht van de opeisch-
hare tegenvordering niets bewust is, hetgeen toch
heel goed denkbaar is, op de door mij verdedigde be-
scherming aanspraak kunnen maken. B.
ONTVANGEN BOEKEN.
Hoe4eel belasting betaal ik over 198711938V
Uitgave
van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
(‘s-Gravenhage 1937; N.V. Drukkerij Albani.
Gratis bij bestelling van Belastingdruk in Ne-
derland 1937/1938
ti
f
1.10).
Dit overzicht stelt dan lezer in staat voor al]e inkomens
beneden
f
10.000 en voor alle vermogens de verschuldigcle
belasting in elke gemeente voor het belastiiigjaar 1937/
1938 vast te stellen.
STATISTIEKEN.
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
30Juni1937 voor
telegrafische
uitbetaling op:
Gulden per
Pan
Koers
Bank-
d
is
Europa.
0
10
£
–
8.984
2
Berlijn *)
100 Mark
59.26
3
72.95
4
Parijs *)
100 Franc
7.574
4
Brussel *)
100 Belga
24.90
6
30.65
2
.
..
…..
100 Franc
6.22
6
7.66
Zürich *)
100
,,
–
41.56
14
100 Kronen
–
6.354
3
Veenen *)
100 Schilling
35.01
34.15
34
Londen
)
…………
100 Pengö
43.51
35.75
4
100 Lei
1.48
8
1.50
44
Luxemburg
………
…..
100 Leva
1.797 2.25
6
Praag …………..
…….
Belgrado ……….
100 Dinar
–
4.25
5
lioedapest
……….
…
Turksch
£
–
1.474
Sofia
……………
100 Drachme
–
1.70
6
100 Lira
..
9.60
44
Boekarest
……….
Madrid
6)
100 Peseta
48.-
–
5
Escudo
–
8.174
44
Athene
…………
Kopenhagen
….
100 Kronen
–
40.124
4
lEilaan
…………
Oslo *)
100
–
45.15
4
Istanbul …………
100
.-
46.35
24
100 IJsI. Kr.
–
40.60
100 Zloty
27.90
9
34.50
5
Lissabon ………..
Stockholm
)
……..
Kovno (Litauen) •.
100 Lita
..
24.88 31.25
54
……..
Reickjaviek
……..
Varschau
……….
Riga (Letland) ….
100 Lat
48.- 36.-
54-5
Tallinu (Estiand) ..
100 Esti. Kr.
–
50.-
44-5
100 Finnrnrk.
–
3.974
4
Tjerwonets
–
33.-
l[elsingfors
……..
v1oskou
………..
(100 Roebel)
Danzig
………..
100 Gulden
27.90
9
34.50
4
.
merika.
ew-York
)
……
…$
1.46
9
1.824
14
Eontreal
……..
Cajiad.
$
–
1.814
24
Itexico
……….
Mex. Dollar
–
0.51
Buenos Aires ……
Peso (papier)
–
0.554
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
..
–
–
aio de
Janeiro….
Milreis
(pap.)
–
0.124
34
Peso (papier)
0.15
0.074
5
)
Bogota (Columbia)
8)
Peso
1.04
uito (Ecuador)
Sucre
..
–
0.174 Sol
..
–
0.47
!tontevideo (Urug.)
Peso
–
1.07
caracas (Venezuela)
Bolivar
–
0.574
Gulden
–
1.00k
Valparaiso ………
an
José (C. Rica)
(Jolon
–
Lima
(Peru)
……..
Juatemala ……..
Quetzal
.
–
1.824
IVillemstad (Curaç.)
Gulden
–
1.01
ianagua (Nicar.)
3)
..
Cordoba
–
–
ian Salvador
8)
….
Colon
–
0.73
Paramaribo
……..
Azië.
Rupee
–
0.68
3
Gulden 1.G.
–
1.004
3
Jaleutta …………
Yen
–
0.524
3.285
Dollar
–
0.56
3atavia
…………
3hanghai
……..
Dollar
–
0.55
iingapore
……..
Straits Doli.
1.41
1.05
Phil. Peso
—
0.914
Eobe
…………..
leheran
4)
(Perzië).
.
..
Pahlavi
–
11.20
ongkong
……….
1anil1a
………..
..
Baht
–
0.824
Afrika.
3angkok ………..
£
–
8.98
34
Jexandrië……..
–
9.22
Austraiië.
kaapstad
………….
delbourne, Sidney
Egyp
.t.
£
en Brisbane •…
£
–
7.19
24
iieuw Zeeland….
£
–
7.241
1)
0ff. 0.36
Vrije markt
0.09.
2)
Milreis Goud.
3)
Goudpeso.4) Munteenheid=
Rail (=een Kran.)
5)
Nom.
•) Not, te Adam.
0v.
nOt, part. opg.
7
Juli 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
515
BANK DISCONTO’S.
Ned
(Disc.Wissels.
2
3Dec. ’36
Lissabon
….
43
5Mei’36 230 Juni’32
Londen ……
‘
Bel.Binn.Eff.
Bk
’36 23
3 Dec.
Vrsch.inR.C.
23
3Dec.’36
Madrid ……5
9Juli’35
Atbene ……….
6
4
Jan.’37
N.-YorkF.R.B. 131Feb.’34
Batavia……….
3
14Jan.’37
Oslo
……..4
7Dec.’36
Belgrado
……..
5
lFebr. ’35
Parijs
……5
6
Juli’37
Berlijn
……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1 Jan.’36
Boekarest ……..
43
15Dec.’34
Pretoria
…
3315 Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome ……..
43
18Mei’36
Boedapest
……
4
28 Aug.’35
Stockholm
..
23
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio
3.285
7Apr.’36
Dantzig ……….
4
2Jan.’37
Weenen…..
33lOJtili’35
Helsingfors ……
4
3 Dec.’34
Warschau
..
5
26Oct.’33
Kopenhagen ……
4
19Nov.’36
Zwits. Nat 13k.13
25Nov.’36
OPEN MARKT.
1937
3
28Juni!)
21
1
25
14
1
19
Juli
3Juli
Juni
Juni
/
1936
29Juni!
4Juli
H
ij
l
1914
20/24
Juli
Am3ferdam
Partic. disc.
1
14
114
11
4
211
2
_718
2/-3
3931
Prolong.
1 1 1
I
211_3
–
21143/4
Londen
Daggeld.
.
‘/,-I
123
‘I
1
‘l,-1
1
1,_2
1
12
1
12
-1
1
3
14-2
Partic. disc.
9
116
ll6″!16
21132_U/16
11
134_
314
11614
51
411
4
_31
4
Berlijn
Daggeld..
2
3
14-3
2
3
/4
–
318
2212718
2
1
12-3
2
1
12_3
1
14
21133114
–
Maandeld
21/2.314 2112314
211
2
314
2/7-
3
j4
2
1
12-
7
,8
2
3
,4-3/g
–
Part, disc.
211
2
1
18
2’1/
2
7
18
2
7
1s
3
2
1
1-
1
12
Warenw.
..
4_21
4.11
4
4.11
4
4.11
4
4_11
4
4_11
–
New
York
Daggeld
1)
1
1
1
1
1
1/4
131
4
_221
2
Partic.disc.
1
12
1/,
1/3_9/j4
/15
3hs
!
is
–
1)
Koers van 2 Juli en daaraan voorafgaande weken t/m.
Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavta
York)
4)
)
) )
1)
29Juni
1937
1.82
8.97%
7290
7.95
30.723
100%
30
,,
1937
1.82%
8.98%
72.95
7.57%
30.65
100%
1 Juli
1937
1.82
900%
73.-
7.-
30.65
100%
2
,,
1937
1.81′
8.99
72.973
6.98
30.633
100%
3
,,
1937
1.81%
8.99%
72.973
6.99%
30.61
5
,,
1937
1.81%
8.99%
72.973
7.00%
30.62
100%
Laagste d.w’)
1.81%
8.96
72.873
6.96
30.573
100
Hoogste d.wl)
1.82%
9.00%
73.10
8.-
30.75
100%
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100
a a
t
Z1iit-
ser an
,
Weenen
4)
Praag
1) Boeka-
rest
1)
Milaan
4*)
Madrid
*4)
29 Juni
1937
41.70
–
6.35
–
–
–
30
,,
1937
41.56
–
6.35
.-
–
–
1 Juli
1937
41.62
–
6.35
–
–
–
2
1937
41.62
–
6.343
– –
–
3
1937
41.58
–
6.35
–
– –
5
,,
1937
41.52
–
6.35
–
–
–
Laagste d.w’)
41.50
34.15
6 323
1.50
9.623
–
Hoogste d.wl)
41.75
34.25
6.373
1.55
9.65
–
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.48b
13.094 48.52
D a a Stock-
holm
4)
Kapen-
hagen)
s o
)
o
•
Hel-
sing
Buenos-
Aires’)
Mon-
treall)
29 Juni 1937
46.321
iöTö
45.15
3.973
55%
1.81%
30
,,
1937
46.35
40.123
45.15
3.973
55
1
%
1.81%
1 Juli
1937
46.423
40.173
45.223
3.973
55%
1.81%
2
,,
1937
46.35 40.15
45.173
3.973
55% 1.81%
3
,,
1937
46.40
40.173
45.22 3.973 55%
1.81%
5
,,
1937
46.40
40.173 45.223
3.973
55% 1.82%
Laagste d.w
1
)
46.20
40.-
45.05
3.95
54% 1.81%
Hoogste d.wi)
46.45 40.25
45.273
4..
55%
1.82%
Muutpariteit
66.671
66.671 66.671
6.266
95%
2.1878
4)
Noteering te Amsterdam.
4*)
Not, te Rotterdam. ‘)Part. opgave.
in ‘t late of 2de No. van ieder maand komt
een
overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a a
Londen
($ per £)
Parijs
($
P.
IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gid,)
29 Juni
1937
4,93%
4,41%
40,08
54,91
30
,,
1937
4,93
,
y
,
6
4,14 40,08
54,91%
1 Juli
1937
4,94%
3,84 40,11 54,95
2
,,
1937
4,94%
3,84%
40,11%
54,98
3
,,
1937
4,94%
3,84%
40,11% 54,98%
5
,,
1937
4,93% 4,46%
40,10
54,98%
6 Juli
1936
502
11
1
3
6,63%
40,38
68.21
Muntpariteit..
4,86
3,90% 23.81%
40%
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
.Noteerings-
Landen
eenheden
19
Juni
1937
26
Juni
1937
1
LaagstelHoogste
28Juni15Ju
1
i
1
93
7
5Juli
1937
Alexandriö..
Piast. p.g
97% 97%
97%
97% 97%
Athene
….
Dr. p.0
547% 547%
540
555
5.47%
Bangkok….
Sh.p.tical
l/lO’
1110
19%
1/10k
119%
Budapest’)..
Pen. p. £
25
25
24%
25% 25%
BuenosAires
5
p.pesop.0
16.24
16.273
16.25
16.38
16.343
Calcutta
. . ..
Sh. p. rup.
116%
1/6%
1/68/,,
1
1
62
182
1/6%
Instanbul
. .
Piast.p. .
616 616 616 616 616
Hongkong
. .
Sh. p.
$
1/2%
1/2%
112y
1
,
112%
112
22
/
35
Sh. p. yen
111
31
1,
2
111311,,
1/1’%
1 2
111
31
/
32
Lissabon….
Escu.p.0
110%
110i
110
110%
110%
Mexico
….
$per
18
18
17% 18%
18
Kobe
…….
Montevideo
8)
d. per £
28
28
27% 28%
28
Montreal
..
$
per £
4.93%
4.94 r
5
v
4.93%
4.95%
4.95%
Rio d.Janeir.’
d. per Mil.
3%
323/54
3%6
3%
37
152
Shanghai
..
Sh. p.
$
1/2
13
/
32
1/2% 1/2%
1/2%
11
2
13
1
3
Singapore
..
id. p.
$
2/4%
2/4%
214%
214%
214
5
1
85
Valparaiso
5).
$
per £
128 128
128 128 128
Warschau
..
Zi. p. £
26
26%
25%
26%
26%
1)
Offic. not.
10
Dec. 161/3.
2)
Offic.
not. IS
laten, gem. not., welke
imp. hebben te betalen 10 Dec. 16.12.
3)
Offic. not.
19 Mei 3971
8
.
4)
Id.
II Mrt.
1935
411
4.
6)
90
dg.
Vanaf 28
Aug. laatste
export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
3)
Londen’)
N.Vorlil)
Londen
29 Juni 1937..
20
44%
29 Juni 1937….
140,9 30
,,
1937..
20%
44%
30
,,
1937….
1409
1 Juli
1937..
191%
6
44%
1 Juli
1937….
14016
2
,,
1937..
19%
44%
2
,,
1937….
14016
3
,,
1937..
199
– .
3
,,
1937….
14016
5
,,
1937..
19%
–
5
,,
1937….
14016
6 Juli
1936.
.
19{
44%
6 Juli
1936….
138/113
27 Juli
1914.. 24%
59
27 Juli
1914….
84110%
1)
in pence p.oz.stand.
3)
Foreign silver
In $c. p. oz. line.
3)
in ah. p. oz. line
STAND VAN ‘s
RIJKS KAS.
Vorderineen.
/ 23 luni
1937
1
301uni 1937
baiao van
‘S tUjKS
ncnat,st
oIj
ue INe
–
derlandsche Bank ……………….
–
f
90.694981,52
f
94.013.088,60
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
1.026.437,57
,
1.991.284,08
Voorschotten
op
ultimo
Mei
1937
a(d. gemeent. verstr. op
a. haar uit te
keeren hoofda. der pers. bel., aand.
in
de hoofds. der grondbel. en der gem. ‘londsbel., alsmede opc. op dle belas-
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
,,
26 989 447,60
,,
29.193.729,15
Idem aan Suriname ………………
11403.383,53
11.547.025,20
Kasvord.weg. credietverst. a!h. bultenl
,,
108.823.529,19
,,
108.444.609,01
Voorschatten aan Ned.-Indlf ……….
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen
–
36.949.990,42
–
,,
25.775.416,16
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenl.
t
)
….
–
–
5.821.460,07
,,
7.355.459,17
Vord. op andere Staatsbedrijven
1) ……
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
– –
Verplicht
i,n ge n
Voorschot door De Ned. Bank lngev.
art.
16
van haar octrooi verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten in omloop ………
f315.273.000,-
f315.273.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……
7.100.000,-
,,
7.100.000,-
,,
1.111.014,50
,,
1.110.759,-
Schuld op ultimo
Mei
1937
aan de
gem. weg. a. h.ult te keeren hoofds.d.
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
bel, en op de vermogensbelasting
,,
2.437.388,92
….
.
•
2.437.388,92
Zilverbons in omloop
………
..
…
…
Schuld aan Curaçao’)
….
.
…. …….
,,
2.031.166,40
2.197.581,56
,,
1.988.472,25
17.382.675,36
Burg. Pensloenl.’)
Schuld aan het Alg.
der P.T.
T.
1)
Id. a. h. Staatsbedr.
eil
•
130.675091,73
,,
129.647.040,98
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
.
….
,,
9.000.000,-
.
,,
9.000.000,-
Id. aan diverse instellingen
1) ………..
103.844.443,-
.
•
105.569.618,54
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
/
26 luni 1937
/
3
Juli 1937
Saldo Javasche Bank
……………
–
/
1.134.000,
–
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f
268.000,
–
,,
155.000,
–
Verplichtingen:
….
32.298.000,-
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell
28.257.000,-
9.750.000,-
,, ,,
8.500.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
–
–
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
1.536.000,- 1.536.000,-
Schatkisipromessen in omloop………
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank
,,
855.000,-
,,
427.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen
,,
560.000,-
,,
520.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
,,
1.997.000,-
–
1)
Betaalmiddelen In
‘s Lands Kas op 19 Juni 1937 /30.014000,-.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
–
Circu-
Voor-
schotten
Dis-
Diverse
Data
Metaal
latie
aan de
conto’s
ID’i
e
~
,
k
~~rse
r
reke- kolonie
ningenl1ningena
1 Mèi
1937
4.610
5.712
90 42
1.701
89
1 April
1937
4.476
5.462
117
44
1.542
75
1 Maart
1937
4.502
5.344
160
44
1.380
95
1 Februari
1937
4.518
5.392
147
45
1.407
71
1 Mei
1936
4.577 4.263
66 47
704 136
1)
Sluitp. der activa.
2)
Sluitp. der passiva.
GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- ENGENOT.
GERST
64165 kg
MAIS
Rotterdam ier 2000 kg.
ROGGE
74 kg Bahia
TARWE
Rotterdam per 100 kg.
BURMA RIJST
Loonzein
BOTER per kg.
KAAS Edammer
EIEREN
Leeuwar-
derComm.
II
Ing
.
1)
513
a
ata
RotYeam
Rotterdam
3lancal)Ioc(
..
S
•
T1ij
per cwt. f.o.b.
RangoonlBassein F
-aar
Gem. not.
Eiermijn
•
!.PIataa
nummer
per2000 kg.
1 of 2 mnd.
Locoprijs
per
00
g.
BI’)
c
2 mnd.
Lo’rijs
I
–
IerI.Ned.Ct.I_Not.
°
er
Ztt
Centr.
gn
ec
per5okg.
Roerond
…
%
t
%
t
%
f
%
sh.
f
%
f
f
%
f
%
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176-
87,1
12,475
102,5
1382
5
110,1
14,75 109,3
683
104,5
111314
2,03
98,4
–
43,30
95,0
7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226-
111,9 13,15
108,1
12,575
100,1
13,475
99,9
6,43 98,4
1017
3
14
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0 10,875
89,4
11,27
5
89,8
12,25
90,8
6,34 97,0
106
2,05
99,4
–
45,40
99,6
8,11
101,1
1930 111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,22
5
51,2 8,27
5
65,9 9,67
5
71,7
5,09
77,9
8,5
1,66
80,5
–
38,45 84,4
6,72 83,8
1931
107,25
49.9
78,25
40,8
84,50
41,8
4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
56
1,34
64,9
–
31,30 68,7
5,35
€6,7
1932
100,75
468
72-
37,5
77,25
38,2 4,62
5
38,0
4,70 37,4
5,22
5
38,7
2,59
39,6
5)1I
1
j
094
45,6
–
22,70
49,8
4,14
51,6
1933
70,-
32,5 60,75
31,6
68,50 33,9
3,55
29,3
3,75 29,9
5,02
5
37,2
1,84
28,2
415’12
0,61
29,6 0,96
20,20 44,3
3,71
46,3
1934
1935
Z
75,75 35,2
64,75
33,7
70,75
35,0
3,32
5
27,3 3,25
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
4
1
731
4
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
43,0
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5
25,3 3,87
5
30,9
4,125
30,6
2,07 31,7
518
1
/2 0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20
39,9
1936
IU
86,-
40,0 74,50
38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75
45,8
6,27
5
46,5 2,19
33,5
517’12
0,58
28,1
0,88
5
17,55
38,5
3,50
43,6
Jan.
1936
63,50
29,5
54,-
28,1
56,-
27,7 3,525
29,0
5,10
40,6
5,45
40,4
1,81
21,7
4111
1
12
0,57
27,6
0,95
16,80
36,9 4,04 50,4
febr.
,,
E-
64,50 30,0
52,-
27,1
55,25 27,4 3,40 27,9 4,925 39,2
5,22
5
38,7
1,89
28,9
512
1
14
0,61
29,6 0,92
5
17,375
38,1
3,375
42,1
Maart
32,4
56,-
29,2
59,50
29,5 3,50 28,8 4,925
39,2
5,22
5
38,7 2,03
31,1 517
0,46 22,3
1,04
17,70
38,8 2,69
33,5
April
70,-
32,5
30,2
64,-
31,7 3,45 28,4 4,85
38,6
5,175 38,4 2,10
32,1
5/91/4
0,44
21,3
1,02
5
16,825
36,9 2,49
31,0
Mei
lu
72,25
33,6
30,7
63,75
31,6
3,175
26,1
4,65
37,0
5,12
5
38,0
2,11
32,3
5/8
3
1
0,47
22,8 0,99
18,75
41,1
2,52 31,4
lutji
Juli
0
71,50
33,2
60,75
31,6
66,-
32,7 3,45
28,4
4,625
36,8
5,05 37,4
2,12 32,4
51812
0,57
27,6
0,89
20,20
44,3 2,69
33,5
Z
IU
74,75
34,8
65,75
34,2
71,75 35,5 3,65
30,0 5,15 41,0
5,62
5
41,7
2,06
31,5
517
0,60
29,1
0,815
19,35
42,5
2,91
36,3
Aug.
40,9
79,75
41,5
84,-
41,6
4,02
5
33,1
5,95 47,4 6,35
47,1
2,17 33,2
5J1Oij
0,62 30,0
0,80
17,875
39,2 3,315 41,3
Sept.
csh
88,
40,9
79,-
41,1
85,
42,1
4,40
36,2
6,-
47,8
6,50 48,2 2,22 34,0
5111′
z
0,58
28,1
0,79
16,25
35,6
3,63
45,3
Oct.
ç
120,50
56,0
94,75
49,3
97,50
48,3
6,02
5
49,5
7,775
61,9 8,80
65,2
2,57
39,3
517 12
0,63
30,5
0,77
5
17,55
38,5
4,85
60,5
Nov.
121,50
56,5
89,75
46,7
89,50
44,3
5,72
5
47,1
7,27
5
57,9 8,55
63,4
2,46 37,7
515
1
/
0,70
33,9
0,78
16,07
5
35,3
5,15
64,2
Dec.
0
129,-
60,0
95,25
49,6
97,-
48,0
6,97
5
57,3
7,87
5
62,7 8,175
60,6
2,71
41,5
6I-‘/
0,65 31,5 0,82
5
15,75
34,6
4,36
5
54,4
Jan.
1937
c
>
132,-.
61,4
99,75
52,0
97,50
48,3
7,975
65,5
8,07
5
64,3
8,0
628
2,74 41,9
611’1
0,66
32,0
0,85
17,075
37,5 3,45
43,0
Febr.
129,-
60,0
102,-
53,1
100,50
49,8 8,72
5
71,7
7,92
5
63,1
8,25
.
61,1
2,62
40,1
5/I0′(4
0,69
33,4
0,80
18,75
41,1 3,81
47,5
Maart
,,
133,-
61,8
104,25
54,3
106,-
52,5
9,02
5
74,2
8,72
5
69,5 9,15
67,8 2,57
39,3
5J9
1
I4
0,68 33,0
0,80
18,825
41,3
3,86
48,1
April
,,
149,75
69,6
110,75
57,7
115,-
56,9
10,-
82,2
9,40
74,9
10,175
7,4
2,72 41,6
6f-(4
0,69 33,4
0,80
16,45
36,1
3,05
38,0
Mei
_
.1444L1
67,1
107,-
55,7
110,-
54,5
10,-
82,2
8,925
71,1
-0,725
72’1
264
40,4
5/10’j2
0,71
34,5 0,72
5
17,325
38,0 2,89
36,0
Juni
.
148,75
69,2
,
99,-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4
7,525
59,9
_8,95
66;3 2,63
40,3 5(10
1
14
0,74 35,9
0,70
19,825
43,5
2,98 37,2
22-29 ,,
.
–
149,50
69,5
96,-
50,0
104,-
51,5
10,07
5
82,8
7,625
60,7 9,10 67,5 2,64 40,4
5/10
1
12
0,75 36,4 0,70 21,50
47,2
3,10
387
29 Juni-6 Juli
–
152,50
–
70,9
107,50
56,0
110,50
54,7
9,975
82,0
8,57
5
68,3
10,-
74,1
2,64 40,4
5110
1
12
0,73 35,4 0,70
20,
–
43,9
3,60 44,9
JUTE 1
KATOEN
AUSTRALISCHE
JAPAN. ZIJDE
7
RUBBER
.
,,First Marks”
c.i.f. Londen in olie gekamd
;
loco Bradford per lb.
13/14 Dernier
wit Dr. D. te
fStand. Ribbed
Smoked Sheets
Middling Upland
loco
fr
1
Super Fine C. P.
Oomra
Crossbred Colonial
#
.
,
64
S
Av.
per Eng. ton
New York
New
per 1h.
Liverpool per Ib.
Carded 50’sAv.
York perlb.
locoLonden
P.
Ib.
–
Herl.Ned.Ct.I
Not.
rl.Ned.Ct.I
Not.
H
Not.
Herl.Ned.Ct.
1
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
1-lerI
Ned.Ct.1
Not.
HerI.Ned,Ct.I
Not.
1927
t
442,38
103,4
£
36.101-
cts.
43,8
%
93,1
$cts.
17,60
cts.
36,7
%
102,1
pence
7,27
ets.
133,8
%
96,8
pence
26,50
ets.
244,9
%
104,8
pence
48,50
f
13,55
%
105,8
$
5,44
ets.
93
%
140,2
pence
18,50 1928
445,89
104,2 36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75 1929
395,49 92,4
32.1413
47,6
,
101,1
19,10
33,2 92,4
6,59
127,2
92,0 25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4 10,25
1930
257,97
€0,3
21.619
33,6 71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4 3,42
30
45,2
5,87
5
1931
192,15
44,9
17.1/7
•
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0
13,-
109,0
46,6
23,25
5,97 46,6
2,40
15
22,6 3,125
1932
148,86
34,3 16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,.-
3,87 30,2
1,56
12
18,1
3,375
1933
<
128,63
30,1
15.1212
17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9 41,5 28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,25
1934
z
115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92 15,0 1,29
19
28,6 6,25
1935
laJ
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2 30,5
14,-
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
6,-
1936
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
Jan.
1936
rx
144,42
33,7
19.1619
17,5
37,2
11,90
17,3
48,1
5,70
45,5 32,9
15,-
97,0
41,5
32,-
2,42
18,9 1,65
21
31,7
6,875
Febr.
Maart
137,87
142,86
32,2
33,4
18.1819
19.1311
16,9
16,7
35,9
35,5
11,60
11,40
16,5 16,5
45,9
45,9
5,46
5,46
47,0
47,7 34,0
15,50
98,5
42,1
32,50
2,49
19,4
1,71
22
33,2 7,25
April
,,
138,96
32,5
19.119
17,2
36,5
11,70
16,5
45,9 5,46
47,7
.34,5
34,5
15,75 15,75 100,0 100,0
42,8
42,8
33,-
33,-
2,43
2,43
19,0
19,0 1,65 1,65
23 23
34,7 34,7 7,50 7,50
Mei
Juni
135,83
31,7
18.918
17,3
36,8
11,70
16,1
44,8 5,26 47,5 34,4
15,50
100,3
42,9 32,75
2,31
18,0
1,56
23
34,7 7,375
Juli
128,22
30,0
17.5/7
17,7
37,6
12,-
17,0
47,3
5,51
46,4
33,6
15,
–
97,4 41,7
31,50
2,32
18,1
1,57
23 34,7
7375
n
.
Aug.
123,43 128,76
28,8
30,1
16.1416
17.811
19,4
18,1
41,2 38,5
13,20 12,30
18,3 17,3
50,9
48,1
5,94 5,60
46,1
46,2
33,3 33,4
15,
15,-
97,6
100,2
41,8
42,9
31,75
2,47
19,3
1,68 24
36,2
7,75
Sept.
u
128,14
29,9
17.411
18,1
38,5
12,30
17,7
49,3 5,69 48,9 35,4
15,75
99,3
42,5 32,50
32,-
2,57
2,49
20,1
19,4
1,745 1,685
24
24
36,2
36,2
7,625
775
Oct.
Nov.
–
160,28
37,5
17.11/6
22,8
48,4
12,25
21,9
60,9 5,75
60,8
44,0
16,-
121,6
52,0
32,-
3,26
25,4
1,75
30
45,2
7,87
5
Dec.
169,39
39,6
18.14/4
22,6
48,0
12,20
21,3
59,3
5,64
72,6
52,5
19,25
132,0
56,5
35,-
3,63 28,3
1,96
33
49,7
8,625
,,
l-
170,59
39,9
18.1916
23,5
49,9
12,80
21,5
59,8 5,73 82,4
60,0
22,-
134,8
57,7
36,-
3,51
27,4
1,915
37
55,8
9,75
Jan.
1937
Febr.
166,88
39,0
18.1216
23,7 50,4
13,-
22,0
61,2
5,88 88,2
63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92 30,6
2,145
38
57,3
10,37
5
,
Maart
,,
169,23 174,86
39,5
•40,9
18.1812
19.911
24,0 26,6 51,0
56,5
13,15 14,45
21,8 23,3 60,7
64,8
5,85
6,25
85,6
88,6
61,9
64,1
23,-
133,6
57,2
35,75 3,53
27,6
1,93
40
€0,3
10,50
April
,
189,96
44,4
21.313
26,0
55,2
14,35
23,1
64,3
6,16
96,5
69,8
23,75
25,75
138,9 144,9
59,4
62,0 37,25
38,75 3,59 3,56
28,0 27,8
1,96
1,95
44 44
66,3 66,3
12,-
11,625
Mei
,,
Juni
•,
201,20
186,90
47,0
43,7
22.7/6
20.1617
24,3 22,9
51,6 48,6
13,35
12,60
22,7 22,3 63,2
62,1
6,04
5,96
97,4 95,6
70,4
69,1
26,-
142,9
61,1
38,25 3,25 25,4
1,78
5
38
57,3
10,25
22-29 ,,
,,
184,27
43,1
20.10/-
23,1
49,0
12,70
22,0
61,2
5,87
95,5
69,1
25,50
25,50
140,2 140,4
60,0
60,1
37,50 37,50 3,28
3,31
25,6 25,8
1,805
1,82
36 36
54,3
54,3
9,62
5
9,75
29Juni-6Jühi
185,68
43,4
20.1216
22,7
48,2
12,49
22,2
1
61,8
1
5,93
1
94,7 68,5
25,25
140,7
60,2
37,50
3,22
25,1
1,77
36
54,3 9,50
KOPER
Stkndaard
/
LOOD
gem. prompt en
IN
L
TLd
n
IJZER
Cleveland No. 3
JGIETERIJ-IJZER
(Lux III)
/.
ZiNK
gem. prompt en
ZILVER
eash Londen
Loco Londen
per Eng. ton
1ev. 3 maanden
Londen perEng.ton
erEn
tn
g.
franco Middlesb.
per Eng. ton
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng. ton
per Standard
Ounce
ited.Ct.l
Not.
I
–
lerI.Ned.Ct.
Nt
HerI.Ned.Ct.
Not.
HerI.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
iÎtNed.Ct.I
Nr
1927
/
675,10
%
.85,9
£
55.13111
/
295,75
%
106,5
£
24.811
/
3503,60
%
120,6
£
289.115
/
44,10
%
104,7
sh.
7219
f
39,10
%
98,9
Sh.
6416
f
345,40
%
108,8
289111
£
ets.
132
%
101,5
pence
26
1
116
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90 95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
2614
1929
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65
84,8
203.18110
4245
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
116
1930
661,10
84,1
54.13/7
218,70 78,8
18.1/5
1716,20
59,1
141.19/1 40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
59
1
6
203,55
64,1
16.16
1
9 89
68,5
17
1
/,
6
1931
431,85 54,9
38.7/9
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
14
5
1g
1932
<
275,75
35,1
31.1418 104,60
37,7
12-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
13
11,
1933
z
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55 60,6
62/-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14111
62
47,7
18
1
/
1934 1935
ILI
226,80 230,95
28,8 29,4
30.615
31.18/1
82,65
103,40
29,8
37,2
11.1/-
14.5/8
1723,15 1634,25
59,3 56,2
230.715
225.14
1
5
25,-
24,70
59,3 58,6
66111
68
1
2 20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66 50,8
21114
1936
u
298,75 38,0
38.8/1
137,15
49,4 17.12/7
1592,
–
54,8
204.1218
28,40
67,4
73/-
20,25 22,40
51,2 56,7
56/-
5717
102,65 116,55
32,3
14.3
1
6
36,7
14.1917
87
65
66,9 50,0
28
15
116
20
1
/1
Jan.
1936
febr.
253,
–
257,35
32,2 32,7
34.14111
112,50
40,5
15.8(11
1528,35
52,6
209.18/9
25,50
60,5
701
–
20,10 50,9
5512
106,30
33,5
14.12
1
1
61
46,9
20
1
1
16
,,
Maart
262,25
33,4
35.7/-
36.116
117,05 121,30
42,2
43,7
16.1/8
16.13
1
9
1508,85
1551,15
51,9 53,4
207.5/2
213.7
1
3
25,50 25,45
60,5 60,4
70/-
70
1
–
20,10 50,9
55/2
111,10
35,0
15.5/2
60
46,2
19
7
/8
April
‘
269,45
34,3
37.-/3
117,70
42,4
16.3/4
1524,80
52,5
209.911
25,50
60,5
701
–
20,10
20,10 50,9 50,9
55
1
3
5512
116,95 111,10
36,9
16.1
1
9
35,0
15.512
60
61
46,2 46,9
197
1
4
20
3
116
Mei
,,
j
269,95
34,3
36.1416
114,45
41,2
15.1114
1489,20
51,2
202.1212
25,75
61,1
701-
20,20
51,1
54111
107,75
34,0
14.1312
62
47,7
20318
Juni
269,80
34,3
36.7/2
112,90
40,7
15.4
1
3
1360,45
46,8 183.6
1
11
25,95
61,6
70
1
–
20,20
51,1
54
1
5
103,95
32,8
14.
–
/2
61
46,9
19
3
14
Juli
Aug.
274,90
35,0
37.5
1
1
116,95
42,1
15.17/1
1374,30
47,3
186.4
1
5
27,10
65,7
75/-
20,05
50,7
54
1
4
100,20
31,6
13.11
1
7
60
46,2
19
5
/8
Sept.
283,40
290,20
36,0 36,9 38.5/11
38.19/-
124,10
44,7 16.15/5
1360,70
46,8
183.17
1
8
27,75
65,9
75
1
–
20,05 50,7
54
1
2
100,10
31,5
13.10
1
7
60
46,2
191
3
365,90
134,15
48,3
18.-/2
1451,85
50,0
194.17
1
7
27,95
66,3
75/
–
20,20
51,1
54
1
3
103,65
32,7
13.18
1
2
61
46,9
19
5
1
8
Oct.
Nov.
z
397,95
46,5
50,6
40.2/4
43.19/6
168,25
196,6.0
60,6
70,8
18.8/11
21.14/6
1836,45
2091,-
63,2
71,9
201.7
1
3
231.-/Il
34,20 33,95 81,2
75/-
27,45
69,5
60
1
2
132,70
41,8
14.11
1
1
75
57,7
1913
1
16
Dec.
413,45
52,6
45.1919
229,80 82,8
25.1112
2087,95 71,8
232.511.
36,40 80,6 86,4
75/-
811-
29,35
32,75
74,3
82,9
64110 72110
147,75 161,45
46,6
16.616
50,9
17.1912
79 80
60,8 61,5
21
2111
4
Jan.
1937
Pebr.
”
461,70
58,7
51.1018
244,05 87,9
27.4110
2060,25
70,9
229.1819
36,30
86,2
81
1
–
34,20
86,5
76
1
4
188,60
59,4
21.-/l1
78
€0,0
20
7
/
,
Maart
z
522,10 638,40 66,4
81,2
58.7/2
71.916
248,-
292,95
89,3
105,5
27.14/4
32.16/-
2080,65
2498,25
71,6
86,0
232.11/3
279.141-
36,25
36,15 86,0 85,8
81/-
811-
34,75
87,9
7716
219,45
69,2
24.1018
75 57,7
20
1
19
April
,,
0
559,70
71,2
62.7
1
6
235,50
84,8
26.4/10
2404,95
82,8
268.-/-
36,35
.86,3
81/-
48,20 54,25
122,0 137,3
10811
120/11
289,65
238,65
91,3
32.818
75,2
26.6/5
77
78
59,2
60,0
20
11116
20’3/,
Mei
,,
Juni
545,95 69,4
60.15/-
214,95
77,4
23.18/5
2256,45 77,6
251.2/-
36,40 86,4
81
1
–
59,65
150,9
132
1
9
209,35
66,0
23.5
1
11
76
58,5
295/,,
,,
22-29
•
499,70 505,75 63,6
64,3
55.13(5
56.716
205,40 213,95
74,0
77,1
22.17/8
23.16111
2245,10 2292,15 77,3
78,9
250.2/6
255.101-
36,35
36,35
86,3 86,3
81/-
811-
60,60
153,3
1351-
194,55
61,3
21.1315
75
57,7
20
29
Juni
–
6Juli
503,85
64,1
56.-/-
215,40
77,6
23.1819
2316,85
79,7
257.10/-
45,45
107,9
101/-
60,55
59,65
153,2
150,9
1351-
13216
201,85
198,25
63,6
22.101-
62,5
22.-18
75
75 57,7 57,7
19
1
5116
197/,
4lflflVIVN EN CRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op
1927 t/m 1929 = 100′
GE- SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN-
ARG. RUND-
–
CACAO OF.
KOFFIE
Loco. R’damlA’dam
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind. thee-
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(verscli)
middelmaat No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
c.i.f. Nederland
per ‘h kg.
suiker loco
Rotterdam!
veiling A’dam
Gem.Java- en
Robusta per 100 kg
oer 100 kg
Londen per cwt.
Londen per 8 Ibs.
Amsterdam
Sumatrathee
E
HerI.
Ned.Ct.I Not.
Herl. Ned.Ct.I
Not.
Hen. Ned.CtJ
Not.
Rotterdam
Rotterdam
‘
Sat
Os
per 100 kg.
per
112
kg.
j;f
%7
skf%sh.f%skctS.
%7f
%
cts.
%
.
.
1927
–
–
–
–
65,15
97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21
119,4
681-
46,87
5
95,5
54,10 91,4
19,12
5
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8 66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
5713
49,625
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
5/2
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25 91,4
94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
94/7
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34111
32
65,2
38,10 64,4
9,60 60,0
60,75
80,2 72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3 35,72
53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10 45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50 44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5
39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30
26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6 5,325
34,5
32,75
.
43,2
37,0
1934
61,50
64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
319
1
12
8,15 23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5
40
52,8
34,9
1935
48,125
50,8
51,625
60,5
32,-
48,1
8815
1,19
40,2
3/31(
8,15
23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50
45,5
32,5
1936
53,42
5
56,4
48,60
57,0
36,37 54,6
9316
1,48
50,0
3/912
12,05
34,9
3014
13,625
27,8
16,87
5
28,5
4,02
5
25,2
40
52,8
39,2
Jan.
1936
44,-
46,5
50,87
5
59,6 32,09
48,2
8812
1,41
47,6
3110
1
12
8,49
24,6
2314
13
2,5
15
25,4
4,32
5
27,0
39,50
52,1
35,4
Febr.
43,775 46,2
48,25
56,6
33,85 50,8
931-
1,27
42,9
31531
4
•
8,62 25,0
2318
13
26,5
15,50
26,2 4,125
25,8
38,50
50,8
34,6
Maart
45,75
48,3
46,57
5
54,6
34,35 51,6
9416
1,23
41,6
314
1
12
8,48 24,6
2314
13
26,5
15,50
26,2
3,92
5
24,5
37,25
49,2
33,8
April
48,50
51,2
45,375
53,2
33,85 50,8
931-
1,30
43,9
317
8,67
25,1
23110
13
26,5
15,50
26,2
3,975
24,9
36,50
48,2
33,6
Mei
51,60
54,5
44,30
51,9
33,38
50,1
90110
1,33
44,9 3/7
1
/
9,25
26,8
2512 13
26,5
15,50
26,2
3,65
22,8
37
48,8
33,9
luni
54,15
57,2
46,25
54,2
34,13 51,3
921-
1,51
51,0
4/-14
10,42
30,2
2811
13
26,5
15,50
26,2
3,85
24,1
.
36,50
48,2
35.7
juli
,,
57,35
60,6
47,75
56,0
34,53 51,9
9317
1,52
51,4
4/1
1
( 10,33
29,9
281-
13,125
26,7
15,50
26,2
3,70.
23,1
36,25
47,9
365
.
Aug .,,
60,40
63,8
50,20
58,8
37,-
55,6
1001-
1,54
52,0
4(2
.
10,92
31,6
2916
13
26,5
15,50
26,2
3,55
22,2
36,75
48,5
38,8
Sept
.
61 05 64,5
51,87
5
60,8
37,25
55,9
1001-
1,51
51,0
41-‘Ja
12,20
35,3
3219 13
26,5
17,50
29,6
3,475
21,7
37,50
49,5
39,2
,
Oct.
5885
62,1
52,30
61,3
44,15
66,3
96110
1,65
55,7
3/7′!2
17,21
49,9
3719
14,87
5
30,3
1950
33,0
4,475
28,0
46,50
61,4
48,4
Nov.
,,
56,-
59,1
49,87
5
58,5
40,73 61,2
901-
11
69
57,1
3(81
17,42
50,5
3816
15,25
31,1
20,50
34,7
4,575
28,6
48,50
64,0
48,0
Dec.
59,80
63,1
49,70 58,3
41,35
62,1
92!-
1,80
60,8
4/-
22,48
65,1
50/-
16,25
33,1
2150
36,3
4,72′
29,5
48 63,4
50,4
.
Jan.
1937
64,60
68,2
52,75 61,8
41,22
61,9
921-
1,81
61,1
4/-11
24,50
71,0
5418
16,75
34,1
22,12
5
37,4
5,575
34,9
50,50
66,7
52,0
Febr.
.
64,175
67,8
53,32
5
62,5
38,49
57,8
861-
1,80
60,8
4/-14
21,09
61,1
4712
18,25
37,2
24 40,6
5,72
5
35,9 53,50
70,6
52,4
Maart
66,15
69,9
54,82
5
64,3
39,83
59,8
891-
1,67
56,4
3/8
3
14
23,-
66,7
516
18
36,7
23,80
40,2 6,10
38,1
55
72,6
53,7
April
,,
71,-
75,0
56,25
65,9
42,32
63,6
9413
1,72 58,1
3/10
20,83
60,3
4615
17,87
5
36,4 23,37
5
39,5 6,125
38,3 54,25
71,6
54,4
Mei
,,
73,32
5
77,4
56,75 66,5
42,71
64,1
95!-
1,90
64,2
4j2j4
17,30
50,1 3816
17,50
35,7 23
38,9 6,07
5
38,0
55
72,6
53,6
J twi
,,
80,25
84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
88110
2,04 68,9
416
1
1
2
15,66
45,4
34111
17,50
35,7 23
38,9
6,52
5
40,8
50,50
66,7
52,7
2-29
,,
80,-
84,5
5650
65,9
39,12
58,7
871-
1,95
65,9
414
15,30
44,3
341-
17,50
35,7
23
38,9 6,62
5
41,4
5150
68,0
52,8
9Juni-6Juli
78,30
82,7
57,25
67,1
40,88
61,4
911-
2,02 68,2
416
15,71
45,5
35!-
17,50
35,7
23
38,9
.6,62
5
41,4 54
71,3
54,7
GRENENHOUT
VÜN-
/
HOUT
/
KOE-
HUIDEN
/COPRA
ORONDNOTEN
/LIJNZAAD
GOUD
Zweedsch ongesor-
teerd 2/2
X
7
basis 7″ f.o.b.
Gaaf,open kop
Ned.-lnd.
m.s.
Gepelde Coromandel,
per longton La Plata
loco
cash Londen
per ounce fins
.-
,
•g
E
per standaard
ZwedenlFinl.
57-61 pond
per 100 kg
C.
Londen
Rotterdam
perstandaard
van 4.672 M.
Veiling te
Amsterdam
Amsterdam
per 1960 kg.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
–
HerI. Ned. Ct.
Not.
Hen. Ned. Ct.
1
—
Not.
1
–
r
–
i
—
–
7
–
—
%
–
T
–
%
—
1
–
T
-:
-_
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4
21.18111
362,50
95,0
51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-!-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5
104,1
254,10
101,6
21-/-
363,-
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2
94.6
1929
229,71
99,9
19.-!-
14,-
95,6
32,25
80,5
;
27,37
5
89,4 230,16 92,0
19.-/9
419,25
109,9
51,40
99,9
851
92,7
95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,30
63,3
22,62
5
73,9
175,55
70,2
14.1014
356,-
93,3
51,40
99,9
851-
69,6
75,3
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
13,69
54,7
12.2111
187,-
49,0
52,-
101,1 9215
47,6
54,2
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
21,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-f4
137,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0
30,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
148,-
38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,2
34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5 71,90
28,7
9.1213
142,50
37,3
51,50
95,4
13718
31,6
37,4
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81- 131,75
34,5
51,50
95,4
14212
32,2
37,3 34,8
.
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
166,50
43,6
54,60
106,1 14014
39,0 42,3 40,7
Jan.
1936 123,76
53,8
17.-(-
63,-
41,3
15,-
37,4
11,125
36,3
104,74
41,9
14.719
153,50
40,2
51,30
99,7
14011
35,2 38,7
37,4
L
Febr.
,,
123,76
53,8
17.-!-
63,-
41,3
15,-
37,4
10,62
5
34,7
100,56
40,2
13.1613
152,50
40,0
51,25 99,6
140110
34,8 38,4 37,5
Maart
123,59
53,7
17.-J-
64,25
42,1
14,25
35,5
9,775
31,9
99,60 39,8
13.1411
150,-
39,3 51,25
99,6
1411-
34,6 38,2
37,6
April
127,40
55,4
17.101-
65,-
42,6
14,-
34,9 9,72
5
31,8
101,12
40,4
13.17110
147,25
38,6 51,25
99,6
14019
34,6
38,1
37,4
Mei
129,73
56,4
17.131-
65,-
42,6
13,75
34,3
9,52
5
31,1
99,59 39,8
13.111- 147,75
38,7 51,50
95,4
14012
34,2
38,1
37,0
Juni
,
131,24
57,1
17.1319
68,-
44,5
13,-
32,4
9,90
32,3
104,81
41,9
14.2/6
154,-
40,4 51,55
100,2
1391-
34,6 38,7
36,5
Juli
131
–
57,0
17.151-
71,25
46,7
13.-
32,4
10,47
34,2
112,82
45,1
15.519
162,50
42,6 51,20
99,5
13819
36,0
39,4
37,4
Aug.
.
13172
57,3
17.161-
73,25
48,0
13,50
33,7
10,82
5
35,3
118,03
47,2
15.1911
170,-
44,6
51,20
99,5
13815
36,7
40,2
37,4
Sèpt.
:
137,83
59,9
18.101-
79,-
51,7
14,50
36,2
11,27
36,8
113,24
45,3
15.411
166,75
43,7
51,55
100,2
13815
37,3
40,9 38,2
Oct
.
171,91
74,8
18.171-
107,-
70,1
19,25
48,0
13,87
5
45,3
129,05
51,6
14.31- 199,75
52,3 64,70
125,8
141111
46,8
50,1
47,6
.
Nov.
174,78
76,0
19.613
106,-
69,4
19,25
48,0
16,12
5
52,7
132,49
53,0
14.12110
193,-
50,6
64,40
125,2
14214
49,2 51,6
51,8
Dec.
,,
178,27
77,5
19.1618
112,75
73,9
20,25
50,5
19,65
64,2
145,53
58,2
16.319
201,-
52,7
63,75
123,9
141110
53,3
54,5 56,6
•
lan.
1937
181
–
78,7
20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,625 67,3
145,04
58,0
16.319
201,50
52,8
63,45
123,3.
14118
55,1
56,3
58,5
lebr.,,
18795
81,7
21.-!-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
194,50
51,0
63,60
123,
14211
54,1
51,1
59,5
Maart
201,84
87,8
22.121-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.811
209,25
54,8
63,60
123,6
14214
57,5 61,6
64,8
April
208,79
90,8
23.51-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,87
5
55,1
138,95
55,6
15.918
224,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3 60,5
63,6
Mei •
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
– 14,95
48,8
127,60
51,0
14.4/-
220,50
57,8
63,15
122,7
140/8
56,7
60,3
58,2
Juni
211,01
91,8 23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,32
5
46,8
130,85
52,3
14.11/7
216,50
56,7
63,10
l22,
140174
54,8
59,1
56,1
22-29,,
,,
211,34 91,9
23.10/-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,-
45,7
130,08
52,0
14.101-
217,-
56,9
63,10
122,6
.14018
54,7 59,3
56,4
2
OJuni
–
6Juli
211,15
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,125
46,1
136,09
54,4
15.216
218,50
57,3
63,20
122,8
14016
54,8 59,9
57,0
STEENKOLEN
Westf./Holl.
JPE
–
TROLEUM
Mid. Contin. Crude
.
BENZINE
Gulf Exp. 64/66
0
KALK-
SALPETER
ZWAVELZURE
CEMENT
levering bij
S T E E N E N
af fabriek
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/
33 tjm. 33.9° Bé s. g.
per
franco schip
AMMONIAK
franco schip groote part.
bi nnenmuurlbuitènmuur
.
A’dam per
te N.-York p. barrel
L
rI.
Ned
.
Ct.1
___________
U.S. gallon
__________
Ned. per 100kg
bruto
Ned. per 100kg
anco wal
Nd. per ton
per
per
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Not,
1000kg. 1000 stuks
1000 stuks
–
7
5
r
ji
i
‘7
T
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0
14,86
11,48
102,6
11,44
102,5
18,-
99,1
14,50
107,4
18,50
95,3
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6 11,08
99,3
18,-
99,1
12,-
88,9
18,50
95,3 86,5
99,0
1929
11,40 104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,50
101,8
14,-
103,7
21,25
109,4
98,4 95,8
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
19,50
107,3 12,50
92,6 20,75
106,9
83,7
77,3-
1931
10,05
92,1
1,42.
46,1
0,57
12,38
42,8 4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
14,-
77,1
10,25
75,9
20,25
104,3
60,7 54,7
1932
8,-
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5 4,83
6,15
55,0
4,20 37,6
12,-
66,1
9,25
68,5
15,-
77,3
49,6 43,0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0
0,57
9,24 32,0
4,63 6,18
55,2
4,63 41,5
12,-
66,1
10,-
74,1
12,75
65,7 46,8 40,6
1934
6,20
56,8
1,40
45,5
0,94 7,18
24,8 4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
12,-
66,1
8,50
63,0
10,50
54,1
45,2
399
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94
7,65
26,5
5,18 5,89
52,7
4,81 43,1
12,50
68,8
7,25
53,7
8,75
45,1 47,1
40,3
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65 5,70
51,0
4,82
43,2
11,-
60,5
7,50
55,6
9,50
48,9
48,7 44,3
Jan.
1936
6,15 56,3
1,48
48,1
1,01
8,51
29,4 5,80 5,80
51,8
.
4,85 43,5
II,-
60,5
8,25
61,1
10,-
51,5
45,5
40,8
Febr.
6,15
56,3
1,51
49,0
1,04
8,57
29,6 5,88
5,85 52,3 4,90
43,9
II,
60,5
8,-
59,3
9,50 48,9 45,9
40,9.
Maart
6,15
56,3
1,52
49,4
1,04
8,60
29
,7
5,88
5,90
52,7
4,95
44,4
11,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8 46,5
41,1
April
,,
6,20 56,8
1,53
49,7
1,04
8,55
29,6 5,80
5,95
53,2
5,-
44,8
11,-
60,5
8,
–
59,3
10,25
52,8 46,4
41,0
Mei
6,25
57,3
1,54
50,0
1,04
8,41
29,1
5,69
6,-
53,6
5,05
45,3
11,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,3
40,8
6,30 57,7
1,54
50,0
1,04
8,32 28,8
5,63
6,
–
53,6
5,05
45,3
11,-
60,5
7,75
57,4
10
,
51,5
45,7
40,0
j
uni
,,
uli
6,25
57,3
1,53
49,7
1,04
8,08 27,9
5,50
6,
–
‘536
5,05
45,3
II,
60,5
7,_
51,9
9,25
47,6
45,6
41,2
Aug.
6,30
57,7
1,53
49,7
1,04
8,10 28,0
5,50
5,25
46,9
4,45
39,9
II,-
60,5
6,50
48,1
9,-
46,4
44,9
41,2
Sept.,,
6,35
58,2
1,53
49,7
1,04
8,10
28,0
5,49
5,35
47,8
4,55
40,8
II,-
60,5
7,-
51,9
9-
46,4
45,9
42,0
Oct..
7,80
71,4
1,94
63,0
1,04
10,16
35,1
5,46
5,40
48,3
4,60 41,2
11,-
60,5
7,25
53,7
9-
46,4
54,9 51,2
Nov.
,,
7,70 70,5
1,93
62,7
1,04
10,28
35,6
5,55
5,45
48,7 4,65
41,7
11,
60,5
7,25
53,7
9,25
47,6
57,9
53,9
Dec.
,,
7,85
71,9
1,91
62,0
1,04
10,32
357
5,63
5,55
49,6
4,75
42,6
11,-
60,5
7,50
55,6
9,
46,4
60,4
57,2
lan.
1937
8,05
73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
36,7
5,81
5,65
50,5 4,85
43,5
II,-
60,5
7,50
55,6
9,-
46,4
62,5
59,1
l’ebr.
,,
8,25 75,6 2,12
68,8
1,16
10,95
37,9
5,99 5,70 51,0
4,90 43,9
11,85
65,2
7,50
55,6
9,
46,4
65,0
60,1
Maart
,,
8,30 76,0
2,12
68,8
1,16
1116
38,6 6,10 5,75 51,4 4,95 44,4
11,85
65,2
8,-
59,3
9,25 47,6
74,1
66,6
April
,,
8,55
78,3
2,12
68,8
1,16
1130
39,1
6,18
5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2 8,25
61,1
9,50 48,9
68,6
64,4
Mei
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6
6,30
5,85
52,3
5,05 45,3
11,85
65,2 8,25
61,1
9,50
48,9
71,1
64,5
Juni
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,48
39,7
6,31
5,85
52,3
5,05
45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50 48,9
70,1
63,1
22-29,
,.
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,48
39,7
6,31
•
5,85 52,3
5,05 45,3
11,85
65,2 8,25
61,1
9,50
48,9
70,1
63,4
‘9Juni-6Juli
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,49
39,7
6,31
5,85
52,3
4,80 43,0
11,85
65,2 8,25
61,1
9,50 48,9
70,3 63,3
518
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 Juli 1937
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 5 Juli
1937.
Activa.
Binnenl.Wis-(Ufdbk.
f
13.699.295,12
sels,Prom..
Bijbnk. ,,
472.321,33
enz.indisc.Ag.sch. ,,
693.617,18 14.865.233,6
Papier o. h. Buiteni. in disconto
……
Idem eigen portef.
f
2.388.000,-
Af:Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
–
2.388.000,-
Beleeningen
ncl.
vrsch.
Hfdbk.
f
135.270.137,671)
n rek.-crt.
Bijbnk. ,,
5.333.460,45
op onderp.
Ag.sch. ,,
29.874.095,47
f
170.477.693,59
Op Effecten
……f
168.349.79679
1
)
OpGoederen en Spec. ,,
2.127.897,20
170.477.693,591)
Voorschotten a. h. Rijk
…………..
..
–
Iunt, Goud
……f
113.607.420,-
Muntmat., Goud .. ,,1.132.278.779,32
[1.245.886.199,32
Munt, Zilver, enz.
,,
18 169.986,02
Muntmat., Zilver.
.
1.264.056:185,342)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………
..
41.675.314,8.9
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
7.579.948,19
Staat d. Nederl. (Wetv. 27 5.’32, S. No. 221)
,,
10.193.915,19
Pa5sIva.
f
1.515.836.290,83
_______________________
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
4.338.707,82
Bijzondere
reserve
…………….
6.600.000,-
Pensioenfonds
………….
………
..11.104.682,97
Bankbiljetten
in omloop …………..
..847.515.335,-
Bankassignatiën in omloop
……….
…26.762,91
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
81.871.268,46
saldo’s:
Anderen,,543.808.48S,66
625.679.757,12
Diversé
rekeningen ………………
..
571.045,-
f
1.515.836.290,83
Beschikbaar metaalsaldo
…………
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.686.735.625,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de]3ank ondergebracht
………………….
t)
Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15Maart1933, Staatsblad No. 99)………..
f
68.518.450,-
2)
Waarvan in het buitenland ………………………
,,
65.611.065,79
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
1 Andere
Beschikt’.
1 Dek-
Data
1
ICirculatlel
opeischb.j
Metaal-
Iking
1
Munt
Muntmat.!
schulden)
saldo
perc
5 Juli
‘37111360811.132.2791
847
5151625.707
674.694
86
28 Juni ‘371113607)1.132.2921
820 534
664.573
670.928
85
2
5
Juli’141
65.7031
96.
4
10
_310.4371
6
.
198
_
43.521
54
1
Totaal
Schatkist-
1
Belee-
1
Papier
1 Diverse
Data
bedrag
promessen
ningen op het
1
reke-
Idisconto’s)rechtstreeksl
buiten!.
1 ningen
1
)
5 Juli
19371
14865
1
–
1
Ï70478
P
2.388 7.580
28 Juni 1937!
18.043
1
–
1178.189
1
2.388
7.200
25 Juli
19141
67.9471
–
61.6861
20.188
1
509
‘)Unaer ae acsiva.
JAVASCHE BANK.
Dta
_
1
_Goud
1
Zilver
1
Circulatle
1
opeischb.
schulden
metaal-
saldo
3 Juli ‘372)
133.560
197.670
77.700
23.412
26 Juni’37
2
)
124.640 193.800 76.090
16.684
Juni1937
ïco
1
17.033
195.619
79.455 15.663
29 Mei 1937
108.653
1
17.699
191.345 81.235
17.320
25 Juli1914
22.057
31.907 110.172
12.634
4.842
1
Wissels,
1
Diverse
1
Dek-
Data
1
buiten
1
Dis-
Belee-
reke-
kings-
1
N.-Jnd.
1
conto’s
ningen
1
ningen
>
percen-
1
betaalb.
tage
.3
Juli ‘372)
26 Juni’37t)
5Juni1937
1
4.880
4.900
5.251
77.950
76.260
72.610 77.860
83.218
49
46
46
11.332
5379
29 Mei 1937
4.733
11.662
53.791
78.299
46
25
Juli
1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
1
1
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
1
Bankbilj.
1
BankbilJ.
L
OtherSecurities
Data
Metaal
In
in Bankingl
Disc.and Securities
1
circulatie
1
Departm.
1
Advances
30
Juni 1937
1
327.320
1
488.444
1
37.962
1
6.279
1
23.680
23
,,
1937
1
327.308
1
483.719
1
42.687
1
3756
20.178
22 Juli
1914
40.164
1
29.317
1
33.633
1
Gov.
1
Public
1
OtherDeposits
1
Dek-
Data
Sec.
Depos.
Other
1
Bankers lAccountsl
Reserve
!
kings-
1
perc.’)
30 Juni’37
140.603
10.785
140.5 33
1
40.155
1
38.876!
20,3
23
,,
’37
1
98.028
)
15.459
1
94.987
1
37.186
1
43.589!
29,5
22
Juli
’14
1
11.005
14.736
42.185
1
29.2971 52
‘vcIlwuuII% (IIO5%..IICJ RC8CI VC CII UCpt.8IIS.
BANK VAN FRANKRIJK.
1
Te goed
1
Wis-
1
waarv.l
Belee-
Renteloos
Data
Goud
ZilverI
in h
‘
b
u
it
ee
n
l.!
sets
Ibuitenlj
nungen
voorschot
vd. Staat
24 Juni’37I54.859
513
18 1
11
.
656
1.0401
5.888
3.200
17
,,
512
15
10.884
1.039!
6019
3.200
23Juli’141
4.104
640
–
1.541
8!
769
–
Dans
P.
d.
1
Diver-
Rckg.Courant
Data
zelfst.
amort.
Ic.
1
sen
1)
Circulatie
staat
1
aZelfst.
_Parti-
mort_k.J
_culieren
24J11111’37l
5.641
1
2.676
85.985
40j
2.161
115.710
17
.
’37j
5.642
1
2.705
”
85.799
‘
44
1
2.136 116.454
23 Juli’141
–
(
–
5.912
4Ô1
–
943
Data
I Effec- 1 Diverse 1 Circu-
1
Rekg.-
1
Diverse
ten
1
Actival)
latie
1
Cr1.
I
Passiva
30 Juni 1937104,2
716,2
4.991,6
880,3
219,5
23 1′
1937
104,2
730,2
4.428,8
706,0
209,4
30 Juli 1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
) Onbelast.
2)
wo. Rentenbankscheine 30,23 Juni resp.9, 30 miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIE
(in Belga’s).
Data
Goud
,
–
n
0
Rekg. Crt.
1937
.c-n
.1
(9U
G
-c
-a
1.
Juli
13.7561
48
11.421!
35
155
40
4.506
224
715
24 Juni
1
51
1.391!
33
1155
40
1
4.418
165
766
FEDERAL RESERVE BANKS.
Goudvoorraad
‘
Wissels
Data
,,Other
1
Goud-
In her-
1
In de
Totaal
certufi-
cash”
2)
disc.
v.
d.
open
bedrag
caten’)
menuber
1
‘
markt
banks
1
gekocht
23Juni’37
8.847,1
1
8.836,9
322,5
13,3
1
4,3
16,,’37
8.847,8
18.837,9
31,6
14,31
5,1
Belegd
1
circui
Totaal
Gestort
1
Goud-
t
Dek-
1
Al9em.
I
dek-
Data
in
U.S.
‘in
Gov.Sec.
1
81
Kapitaal)
kings-
1′
ktngs-
latie
1.
1
perc.3)
1
perc.
4
)
23Juni’37)
2.526,2
4.162,8 17.328,9
1
132,2
1
79,8
1
–
16
,,
‘7l
2.526,3J
4.177,8
1
7.325,1
132,2
79,6
—
‘) L.’eze certiricaten weruen uoor uc ocna,K,a, aan ue neserve oa,I,e,,
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
1) Other Cash” does not include Federai Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
VerhoudIng totalen goudvoorraad tegenover opelachbare
schulden:
F. R.
Notes
en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad tnuntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Dis-
t.
IReserve
1
Totaal
1
Waarvan
Data
1
Aantal
Lbeleen.
conto’s
1
‘Beleg-
1
btl de
1
depo-
time
leening.
en
1
gingen
1
F
R.
1
banks
1
sito’s
1
deposits
l6Juni’37l
58
1
9.741
112.832
1
5.280
1
26.655
1
5.233
’37! 16
1
9.647
1
12
.567
1
5.367
J
26.460
5.233
U pYIUuI Wall
alIa ,..aa…a… la
a..
land zIjnIn duIzenden, alle overIge Oosten In mlllioenen van de be
treffende valuta.
‘
OtUJij)UbI ilCilYd.
DUITSCHERIJKSBANK.
Daarvan
1
Deviezen
Andere
1
Data
Goud
bij bui-
1
als goud-
wissels
1
Belee-
tent. drc.
dekking
en
1
ningen
banken
1
) 1
geldende
cheques1
30 Juni 1937
1
69,0
19,4
5,8
5.262,0
1
54,6
23
,,
1937
1
68,9
1
19,4
6,1
4.468,0
144,4
30 Juli
1914
1.356,9!
– –
750,9
1
50,2