Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1112

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 21 1937

21 APRiL 1937

A11T1?TJRR1?QflT VOORBEHOrJD1?W.

Economi , schowSta
tistische

B
en
“Chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEÔEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
22E JAAROANG

WOENSDAG 21 APRIL 1937

No. 1112

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

S. M. II. A. van der Valk (Redacteur-$ecretaris).

Assistent-Redacteur: L. R. W. $outendijk.

Redactie-adres: Pieter de floochweg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina
10,50
per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

&arief. Admini stro tie van abonnementen en advertenties:

Nijgh t van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchè qua- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnemanisprijs Economisch-$tatis-

tisch Maandbericht f 5,— per. jaar. Beide organen samen

f 20,– per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het lederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

Blz.

CREDIETEXPANSIE EN BRHEECSOHINC VAN PRIJZEN EN

CONJUNCTUUR
door
Dr. H. M. H. A. van der
1
/alk .. 296

Conversie en koopkrachttheorie door
Prof. Dr. Ir. J.

Goudriaan Jr. ……………………………. 297

Concentratie van het bedrijfsleven als gevolg van oorlogs-

voorbereiding door
Dr. James Rubiufeld ……….298

Een taak voor onze bouwnijverheid in Scandinavië?

door
H. D. Baars …………………………..299

AANTEEKENINGEN:

– Deviezenreglementeeri ng en opgaande wereldcon-

junctuur ………………………………..
302

De toekomst van het goud ………………….303

INGEZONDEN STUKKEN:

Conversie en koopkrachttheorie door
Prof. Dr. W.

0
.
Mees
R.Azn. ………………………… 304

ONTVANGEN BOEKEN…………………………..
305

1AANDOJJFERS:

Emissies in Maart
1937 ……………………306

Statistieken:


Oroothandelsprijzen ……………………………….308-309
Oeldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten …………….307, 310

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

T-Jet verloop van de wisselmarkt was in de ver

slagweek beduidend rustiger dan in de voorgaande.
Acute revalorisatiekansen voor den Dollar worden
niet meer aanwezig geacht, cle vrees voor goudarhi-
trage naar de Vereenigde Staten is weer gelu’d, en
in overeenstemming daarmee stelde zich de Dollar-
koers vrijwel voortdurend op 1.82/s, het niveau waar-op het Egalisatiefouds koopt. Dit fondë moest dan ook
af en toe posten opnemen om een verdere stijging
van den Gulden ten aanzien van den Dollar te voor-
komen. Zekerheid ten aanzien van de verder verwij-
derde toekomst terzake van de Dollarwaarde bestaat
natuurlijk niet de Amerikaansche regeerilng zou zich
op het terrein van de revalorisatie meer,kunnen ver-
oorloven dan die van menig ander land, gezien het
feit dat de huitenlandsche handel relatief niet zooveel
te beteekenen heeft, terwijl bovendien de export niet
in zulk een zwakke positie verkeert als bijv. in En-
geland vddr dn val van het Pond.

Ook met betrekking tot denânschen Franc is de
markt veel rustiger geworden, voorloopig is een nieuw
evenwichtspunt gevonden op 110 Francs per Pond,
waarop het Fransché Egalisatiefonds den koers houdt.
Kort na elkair ijn er nu intusschen twee keer koers-
inzinkingen gekomen, die niet door stijgingen worden
gevolgd. Men krijgt uit alles den indruk, dat keleide-
lijk een daling zal plaats vinden tot het minimumni-
veau, dat de devaluatiewetten aangeven, t.w. circa 7.94.
En de financieele positie van het land, èn de ontwik-
keling van het prijspeil geven weinig hoop op duur-
zftmen weerstand van de munt tegen den neerwaart-
schen druk, totdat het genoenide laagtepunt zal zijn
bereikt. En zelfs dan is het de vraag, of zonder krach-
tige regeeringspolitiek een verder muntvervâl kan
worden tegengehouden. Voorloopig is nu echter weer
een tijdelijke ruststand bereikt.

Op de geldmarkt was de situatie ook volkomen on-bewogen. Twee factoren zouden daar invloed hebben
kunnen ui.toefenen, wanneer de geidvoorziening niet
zoo ruim was, dat mutaties in het aanbod van enkele
tientallen millioenen voor het renteverloop geen en-

kele beteekenis hebben. In de eerste plaats bracht het
Egalisatiefonds nieuw geld in de markt door aankoop
van . Dollars zonder dat daartegen schatkistpapier in
de markt werd geplaatst. Anderzijds werd aan de
markt geld onttrokken, doordat de Javasche Bank van het Egalisatiefonds goud verwierf. Genoemde instel-
ling had als gevolg van de activiteit van de Indische
betalingsbalans een omvangrijk bedrag Hollandsch
courant verWorven en heeft daarvan nu een deel in
gbud omgezet. Wellicht is de transactie geheel buiten
de geidmarkt omgegaan, en had de .Javasdhe Bank
deze middelen als saldo bij De Nederlandsche Batdc
aangehouden. In elk geval is door geen van beide fac-
toren de geldmarkt bemnvloecl. Voor alle terriijnen
papier bleven de koersen onveranderd. Omzetten van heteekenis kwamen in wissels niet voor.

296

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 April 1937

CREDIETEXPANSIE EN BEHEERSCHING

VAN PRIJZEN EN CONJUNCTUUR.

De prijsstijging op de grondstoffenmarkt heeft in
de laatste weken voor een niet onaanzienlijke daling plaats gemaakt en hierdoor is de belangstelling voor
het vraagstuk van de enorme stijging van bepaalde
goederen, waartegen zelfs President Roosevelt is op-
getreden, verflauwd. Ten onrechte o.i., omdat het
vraagstuk binnenkort weer acuut zal kunnen worden, gezien o.a. de ontwikkeling op credietpolitiek gebied
in de wereld.

De sterkere stijging van kapitaalgoederen, vergele-
ken met die van verbruiksgoederen, is een gewoon
verschijnsel in een opgaande conjunctuurheweging. Daarom is er op zichzelf nog geen reden om de hui-
dige prijsstijging als infiationistisch te beschouwen.
Het is evenwel zeer moeilijk om de grens aan te
geven, waar de conjunctureele in een inflationisti-
sche prijsstijging overgaat. Eenig houvast biedt het

rythme van de onderlinge prijsverhoudingen. Daar-op zal in den komenden tijd sterk de aandacht moe-
ten worden geconcentreerd. Het is namelijk in het

geheel niet uitgesloten, dat een prijsstijging van de
kap itaalgoederen zich binnenkort zal herhalen. Daar-
voor pleiten o.a. de volgende overwegingen.
In. de wereld vindt op het oogenblik ecu sterke
c.rechetexpansie plaats, die in Engeland en cle Ver-
eenigde Staten ondersteund wordt door de goedkoope
gèldpolitick. De gevaren van een credietcreatie, d.w.z.
een crediethoeveelheid, die boven het spaarvolumen
uitgaat, zijn niet gering en waarschijnlijk in deze lan-
den ook reeds aanwezig. Op dit gebied ligt een van de
oorzaken van een ongemotiveerde prijsstijgiug en het
wekt daarom verwondering, dat het euvel van onre-
deljke prijsstijgingen niet wordt bestreden op die
punten, waar zij het meeste effect kan hebben. Het
uitoefenen van een druk op de prijzen doet sterk den-
ken aan een symptomatische bestrijding van de ge-
varen voor een ,,booni”.

Immers, in het algemeen leidt het beschikbaar stel-
len van additioneele credieten tot een concurrentie
tusschen de ondernemers voor het verkrijgen van pro-
ductiemiciclelen. Zoolang deze nog in onbeperkte mate
aanwezig zijn, behoeft dit niet tot prijsstijging te lei-
den. Anders wordt het geval, indien cle marktverhou-
dingen van dien aard zijn, dat het aanbod niet meer
clastisch is, d.w.z. dat aan een nieuwe vraag slechts
ouder toenemende moeilijkheden van tijd en kosten
kan worden voldaan. Een dergelijke toestand is reeds
sedert eenigeil tijd in het algemeen aanwezig.

Daaruit volgt, dat het additioneele crediet slechts
voor die aanwendingen in aamnerkiug kan komen,
waarbij de prijsstijging van de productiemiddelen van
minder belang is clan de renteverlaging. Dit is in het algemeen hij cle productie van kapitaalgoederen het
geval. Men kan het vraagstuk ook van den anderen
kant, zien, nI. dat overal, waar cle rentefactor een
groote rol speelt, een kunstmatige verlaging van den
rentestand beneden de evenwichtsrente cle productie zal stimuleeren en wel de productie van die goedere,
welke het verst van de consumptie verwijderd zijn,
t.w. de kapitaalgoederen.

Oredietexpansie zal dus vooral in de omstandig-
heden, waarin cle wereld thans verkeert, de productie
van kapitaalgoederen aanmoedigen. Deze ontwikke-
ling wordt op het oogenblik nog versterkt door twee
andere belangrijke factoren, ni. cle bewapening en
de achterstand, die er tengevolge van een langdurige
depressie in verschillende landen is in te halen.
De achterstand manifesteert zich vooral op het
gebied van de productie van kapitaalgoederen en is het grootst in die landen, welke het langst onder de
depressie hebben geleden. Uit dien hoofde is o.a. te
verklaren, dat de mogelijkheden voor een verdere
uitbreiding van de productie in de Vereenigde Sta-
ten veel grooter zijn dan clie in Engeland.
Het omgekeerde is daarentegen het geval met de

bewapening. Het Engelsche bewapeningsprogramma,
dat in Februari bekend is geworden, voorziet in een
snellen aanmaak van oorlogsmateriaal, welke ook de productie van kapitaalgoederen zal stimuleeren.
Is het te verwonderen, dat de ijzerprijs op de we-
reldmarkt in de afgeloopen zes maanden met 120
pOt. is gestegen, indien de ,,Iron Age” van
25
Maart
ji. schrijft: ,,Seldom if ever in the history of the
steel industry, not excluding 1920 and 1929, has there
been so decidedly a seller’s market….A common
occurrence is the arrival of buyers at the home of-
fices of steel companies to plead for preferential
treatment”. Van dezen toestand in de Ver. Staten wijkt
die van de Europeesche staalindustrie weinig af.
1)

Tengevolge van deze sterk geconcentreerde vraag
hebben de producenten van verschillende grondstof-
fen een soort monopolistische positie verkregen; zij
kunnen tot op zekere hoogte de prijzen vaststellen.
Men kan zelfs zeggen, dat de jacht op goud op het
oogenblik (vooral door de recente gebeurtenissen),
heeft plaats gemaakt voor een jacht op ijzer.
Zoo werken er op het oogenblik verschillende fac-
toren in cle richting van een toenemende vraag naar productiemiddelen. Een van deze factoren, de addi-
tioneele credietexpansie, kan zonder twijfel he-
heerscht worden, indien de hevoegde autoriteiten
van het gevaar van deze ontwikkeling doordrongen
zijn. Het groote gevaar is namelijk, dat deze sterk
geconcentreerde vraag als blijvend wordt beschouwd
en de productie-installaties overeenkomstig worden
uitgebreid met behulp van credietfaciliteiten. Indien
(le conjunctuur zich tot een ,,hoom” zon ontwikkelen,
en daarboven op nog een hewapenings,,hoom” zou
komen, dan mag men zich thans wel de vraag stel-
len, of de daarop volgende depressie haar voorganger,
(lie hier in Nederland nog niet geheel tot het ver-
leden behoort, nog niet zal overtreffen.
2)

Het valt dan ook niet te verwonderen, dat onder
deze omstandigheden Prof. Gustav Cassel een vrij
scherpe ctitiek op de monetaire politiek in Engeland
uit
3),
een zelfde geluid, dat Prof. Dr. G. M. Verrjn
Stuart reeds eenige maanden geleden in dit weekblad
heeft laten hooren
4)
In de Vereenigde Staten is de
toestand nog niet zoo acuut als in Engeland, maar in het eerstgenoemde land heeft de conjunctuurontvik-
keling altijd groote afmetingen vertoond, zoowel in
de ups als in de downs. Ook daar gaat de ontwikke-
ling zeer snel in cle richting van een ,,hoom”, die, in-
dien dit stadium eenmaal bereikt is, niet meer te be-
heerschen valt. T-let uitoefenen van een druk op de
prijzen is alleen niet voldoende, zooals hierboven is
aangetoond en of het
actieve
credietvolurnen (d.w.z.
ook de omloopssnelheid) in voldoende mate he-
heerscht zal kunnen worden, moet worden afgewacht.
In elk geval groeien de economische spanningen in
verschillende volkshui sho udingcn, vaa r het herstel
zich geheel of voor een belangrijk deel tot de binnen-
laudsche markt heeft beperkt; een verruiming van
den wereldhandel zou deze spanningen kunnen verinin-
deren en de nog groote werkloosheid beter kun-
nen bestrijden clan met een politiek van goedkoop
geld. In dit licht beschouwd heeft ,,The Economist”
de spijker op de kop geslagen, toen dit blad tot de
Engelsche Regeering een vurig pleidooi hield voor
een afbraak van de handelsbelemmeringen onder den
titel ,,Now or never”.
Inderclaad, dit jaar kan beslissend zijn voor de ont-wikkeling van de wereld in het eerstvolgende clecen-
nium.
v.
d.
V.

t)
De koperprijs steeg iii -de afgeloopen zes maanden
metoeig-eveer 80 pCt. Het waren de ijzer- en koperprijzen,
die President Roosevelt veel te hoog achtte.
Terloops m&iken wij
01),
-dat de huidige ontwikkeling
in de wereld aan de economische politiek van ons land
zeer bepaalde eisohen gaat stellen. Het valt buiten het
kader van dit artikel thans daar-op in -te gaan.
In het Aprilnr. van Skandinaviska Kredi-taiktiebolaget.
) In E.-S.B. van 24 Febr. jI.

21
April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

297

CONVERSIE EN KOOPKRACHTTHEORIE.

Onder dit hoofd schrijft Prof. Dr. W. 0. Mecs
R.Azn. te Wageningen, de bekende verdediger van
het herleidingsstelsel, in een van de door hem uitge-
geven gecyclostyleerde blaadjes, d.d. 1 Maart jl. het
volgende:

,,Zoo dikwijls loonsverlaging wordt overwogen, hoort
men van vele zijden betoogen, dat daardoor de koopkracht
der natie (nog meer) zal verminderen, zoodat zelfs de on-
dernemers daarvan schade zullen ondervinden. Geldt éch-
ter, indien dit betoog juist ware, niet hetzelfde nu door
conversies de inkomsten der obligatiebezitters zeer belang-
rijk worden verminderd? Waar blijven thans de aaiiha.n-
gers der gen. koopkraohttheorie?
Zij zwijgen.
Blijkt niet uit dit zwijgen de onzuiverheid van hun
streven?”

Wij zullen de drie vragen van Prof. Mees in drie
punten beantwoorden.
I. Er is, zoover ik weet, geen enkel serieus schrij-
ver op economisch gebied, die ontkent, dat er
VOOE
een bepaalde onderneming bepaalde omstandigheden
kunnen
zijn,
die het invoeren van een loonsverlaging
volstrekt onvermijdelijk maken.
Waar de aanhangers der zoogenaamde koopkracht-
theorie (ik laat thans in het midden of de qualifi-
catie als koopkrachttheorie een gelukkige woorden-
keus is) zich tegen verzetten, is niet de
bedrijfs-
economische, maar de sociaal-ecomonische heteekenis,
die veelal door anderen aan een politiek van alge-
mcciie loonsverlaging wordt toegekend. Alen verde-
cligt clan de stelling, dat loonsverlaging een middel
is om de werkloosheid en daarmede ook de andere
crisisgevolgen te bestrijden.
Deze stelling is door practijk en thebrie sedert
lang weerlegd. Voor de practijk mag men zich be-
roepen
01)
cle ervaring in de Vereenigde Staten, waar
in twee jaar tijds, namelijk van 1930 tot 1932, het
uurloon van den arbeider in de industrie daalde van
58.9 tot 49.6 Dollarcent, dus met ruim 16 pOt., en
waar de werkloosheid in datzelfde tijdvak steeg van
8.2 tot 23.8 pOt.’)
Voor het theoretisch betoog verwijs ik o.n. naar mijn artikel in De Economist van December 1934
en het door mij gesprokenen op de vergadering van
de Nederlandsche Vereeniging voor Waardevast Geld
van October 1936.

Geldt dit betoog, zoo vrïagt Prof. Mees nu, niet
evenzeer ten aanzien van de verlaging van de in-
komsten der obligatiebezitters door de conversies der
laatste maanden?
Wij antwoorden zonder aarzeling: ja.
Ook de drastische verlaging van de inkomsten der obligatiebezitters is een tegenwerkende factor in het herstelproces. Door de kunstmlttige handhaving van
den gouden standaard heeft men de risicopremie en
dientengevolge ook de kapitaalrente in Nederland
jarenlang kunstmatig hoog gehouden en ziet zich
thans, nu het risico eensklaps is weggenomen en het
staatscrediet hersteld is, voor een drastische verla-
ging geplaatst.

Voor de overheidsbudgetten is deze verlaging toe
ce juichen, evenzeer als een loonsverlaging voor het
budget der individueele onderneming. Voor de wer-
king van het geheele maatschappelijke organisme zijn
beide zoowel uit economisch als uit sociaal oogpunt
ongunstig.

En wij sluiten ons dus gaarne aan hij de verschil-
lende en steeds talrjker wordende stemmen, die tegen
een al te rigoureuze doorvoering der conversiepoli-
tiek waarschuwen.

2. Maar waarom hebt gij dan niet eerder gespro-
ken, zoo kan Prof. Mees vragen.
Wij antwoorden: Omdat tot dusver door niemand
het converteeren is verdedigd als een middel tot be-
strijding van de werkloosheid.

1)
Revue Internationale du Travail.

Geheel iets anders is natüurlijk de wenscheljkheid
van een lagen rentestandaard op zichzelf, al moet ook
de invloed, die hiervan op de bedrijvigheid uitgaat,
maar zeer laag worden aangeslagen.
Maar bovendien: de
quantitatieve
heteekenis voor
het geheele economisch leven van een verlaging van
den rentevoet voor obligaties en pandhrieven is een
geheel andere dan die, welke uitgaat van een alge-
meene loonsverlaging.
Voor het jaar 1929 werd het totale bedrag aan loo-
nen en salarissen in Nederland getaxeerd op 4000
inillioen; het totaalbedrag aan vaste rente slechts op
650 millioen
1)
gulden.
Houdt men rekening met liet feit, dat in de
periode 1929-1936 het inkomen uit bonen en sala-
rissen met ca. 20 pOt. is gedaald, terwijl het vaste-
rente-inkomen nagenoeg constant is gebleven, dan
mag het inkomen uit vaste rente in 1936 véér de
conversies op niet meer dan één vijfde deel van het
bedrag aan bonen en salarissen worden gesteld.
Maar er is meer: De verstorende invloed, welke
van. een plotselinge verlaging van het rente-inkomen
uitgaat, is onder alle omstandigheden aanzienlijk
geringer dan de stoornis, welke een (in geld geme-
ten) even groote verlaging van het arbeidsloon te-
weeghrengt, omdat dit laatste rechtstreeks omgezet
wordt in consurnptiegoederen, terwijl het eerste voor
het grootste deel (naar schatting voor twee derde)
wordt opgevangen door de verzekeringsmaatschappijen
en pensioenfondsen, welke rond twee derde van de
uitstaande obligaties en pandbrieven in hun porte-
feuilles hebben.
2)

Een verlaging van het rente-inkomen met 30 pOt.
(dus neerkoniend op een conversie van 5 op.3 pOt.,
hetgeen stellig de zaak te somber voorstelt), heeft
op de consumptie dus dezelfde storende uitwerking
als een loonsverlaging van één vijfde maal één derde
deel van
30
pOt., dus van 2 pOt.

Qualitatief
zijn de stoornissen, welke uitgaan van
loons- en renteverlaging dus als geheel gelijkwaardig
aan te merken,
q’uantiatief
is de invloed, welke

Zie ,,Ondereoek naar den iiivloed van het ai’beids-
Idon op den kostprijs der producten”, deel II, pag.
41.
Mn kan •de schatting van het deel der vaste-rente
dragende papieren, dat zich in particulier bezit bevindt, het beste maken op grond van de gegevens van de Suc-
cessiebeiasting.
Over het jaar
1034
bevond zich in het totaal der ver-
erfde nalatenschappen een bedrag van
46.4
mullioen gulden
aan obligaties van den Staat (mcl. Koloniën), Provin-
ciën, Gemeenten en Waterschappen.
De grootte van den factor, waarmede men het jaarlijks
vererfde bedrag moet vermenigvuldigen om het totale
bezit te vinden, laat zich afleiden uit de bekende studie
over ,,Vermogen en inkomen in Nederland” van Prof. Bon-
ger, die over het jaar
1920
het totale vermogen taxeerde
op 20.000
millioen, terwijl het over
1920
vererfde bedrag
beliep
450
millioen. Uit combinatie van deze gegevens
volgt dus een vermenigvuldigingsfactor gelijk aan
20.000
450 = 44.4.
Het totale bezit aan overheidsobligaties over het jaar
1934
kan dus getaxeercl worden op
44.4
X
46.4 = 2030
millioen gulden.
De totale nominale waarde van alle bovenomsuhreven
ovem

heidsobligaties over het jaar
1934
bedroeg 6917
mii-
lioen gulden.
De reëele waarde van dit bedrag kan slechts weinig
minder zijn geweest, omdat alleen de soogenaamde ,,oude
shu’ld” aanzienlijk beneden 1ni noteert; de totale nomi-
nale waarde hiervan beliep echter niet meer dan
900
mii-
lioiin; de totale beurswaarcie van cle
6900
mnillioen is dus
stellig niet te hoog getaxeerd, indien
wij
haar aannemen
op 6
milliard.
Het aandeel in particulier bezit, dat wij boven taxeer-
den op
2
milliard, is dan juist één derde deel.
Deze zelfde verhouding mag men ook wel aannemen voor alle overige Nederlandsche obligaties, welke trou.
wens tezamen niet meer dan
2
milliard beloopen. Ook hij
een eenigszins andere verdeelingsverhouding voor deze
tranohe kan het totaal niet sterk van bovengenoemde
verhouding afwijken.

298

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 April 1937

van de renteverlaging uitgaat, aanzienlijk veel ge-
ringeL.

3. In cauda venenum; het venijn zit in den staart.
Met welk recht spreekt Prof. Mees over de ,,on-
zuiverheid” van het streven van hen, die met hem
van meening verschillen? Wij zouden hem niet gaar-
iie met gelijke munt betalen. Wij hebben veel respect
en bewondering voor de volharding, waarmede Prof.
Mees, geheel alleen, zijn campagne voor hot herlei-
dingsstelsel voortzet.
Wij begroeten in hem ten deele een medestander,
omdat hij, evenals wij, doordrongen is van de ver-
derfelijke economische en sociale gevolgen, welke van
een wijziging van het algemeene prijsniveau moeten
uitgaan.
Voor zoover wij verschillen in de keuze der prac-
tisch uitvoerbare middelen, zouden wij hem toch
gaarne willen volgen en het herleidingsstelsel als
voorloopige maatregel aanvaarden en mede propa-
geeren, indien wij niet overtuigd waren, dat het met
name bij dalende prijzen de crisis zou verscherpen
in plaats van verzwakken.
Want wanneer de kapitaalgevers weten, dat de door
hen uitgezette hoofdsornmen zullen worden herleid tot een lager nominaal bedrag, terwijl zij bij opzeg-
ging van het crediet de zekerheid hebben, dat zij het
nominale bedrag integraal zullen incasseeren, dan
staat het practisch gesproken vast, dat zij de zeker-
heid van het laatste zullen verkiezen boven de waar-
schijnlijkheid van het eerste.

Maar al mocht dit alles andèrs zijn, dan nog vra-gen wij ons af met welk recht en ook met welk nut
Prof. Mees (en hij waarlijk niet alleen) de discussies
over het geldvraagstuk bederft door een verdachtma-king van zijn tegenstanders.

Het geldvraagstuk is in zijn diepsten aard een
technisch probleem. Voor een goede visie op dit
vraagstuk is noodig eenige elementaire kennis van
regulatietebhniek en mathematische statistiek en een
breed inzicht in de bedrijfseconomische en sociaal-
economische werking van de prijsveranderingen van
het ruilmiddel.
Waarom zouden wij dit probleem, van welks oplos-
sing zoo ontzaglijk veel afhangt, nog extra bemoei-
lijken?
J. GOUDRIAAN.

10 Maart 1937.

CONCENTRATIE VAN HET BEDRIJFSLEVEN ALS

GEVOLG VAN OORLOGSVOORBEREIDING.

Tan wereldeconornisch standpunt beschouwd is de
concentratie der groote bedrijven een vaii, de meest
belangrijke en noodzakelijke gevolgen van de huidige
bewapeningsconjunctrnfr. Wij zeggen uitdrukkelijk:
noodzakelijk, omdat bijna elke Staat, die bewapent
(met uitzondering van Rusland natuurlijk), juist om-
gekeerd meent de productiekracht van den indivi-
dueelen boer, den individueelen ondernemer, in het
kort van den z.g. middenstand, als belangrijkste voor-
waarde voor de hewapeningsactiviteit te moeten be-
schouwen. De bewapening veroorzaakt echter niet
alleen een versnelde en algeheele industrialisatie van het ambacht en de industrie der verschillende landen,
doch maakt den landbouw tevens in grootere mate af-
hankelijk van machines, zooals tractors, silo’s, euz.
dan in normale omstandigheden, waardoor dus zelfs
de landbouw in de sfeer van het grootbedrijf, vaak
verborgen door staatssocialistische of staatskapitalis-
tische verordeningen, betrokken wordt.
De bewapeningconjunctuur is noodzakeljkerwijze
een conjunctuur van de massaproductie van bepaalde soorten geschut, tanks, vliegtuigen, schepen, vaartui-
gen, als ook van bepaalde chemische verbindingen en metaallegeeringen, enz., tegen nauwkeurig berekende productie- en prijsvoorwaarden, welke door de bewa-
peni ugsinstanties worden voorgeschreven. Het spreekt
vanzelf, dat de van uit één punt geleide opdracht-
geving slechts enkele tegenpartijen vereischt, want

de militaire opdrachtgevers kunnen onmogelijk met
vele adfzonderlijke kleine ondernemers onderhandelen.
Ook daar, waar syndicaten of kartellen pogen in op-
dracht van de daarbij geïnteresseerde kleine en mid-
delgroote bedrijven met do leger-, vloot- en lucht-
vaartinstauties te onderhandelen, zijn de concurren-
tiemogeljkheden voor de groote bedrijven inderdaad
gunstiger, voornamelijk wanneer deze tevens over
eigen grond- en huipstoffen beschikken, en daardoor
goedkooper en sneller kunnen werken. Dit is tegen-
woordig nog belangrijker als gevolg van de heerschen-
de schaarschte aan staal en ijzer, teerproducten,
grondstoffen voor de textielinclustrie, rubber, metaal,
enz., want gewoonlijk hebben de groote bedrijven zich
door aankoopen op termijn ook in dit opzicht beter
kunnen voorzien dan de kleine en middelgroote be-
drijven. Bovendien is het toch voor een ieder duide-
lijk, dat aankoop in het groot (zoowel loco als op ter-
mijn) goedkooper is dan het koopen van kleine par-
tijen, waarbij echter degeen, die groote legeropdrach-
ten heeft, of volgens den stand van zaken verwacht,
reeds bij voorbaat in een gimnstiger positie verkeert.
Hierbij komt nog de overal aanwezige behoefte
voor hewapeningsdoeleinden aan speciale of buiten-gewoon geheim gehouden aanvals- of verdedigings-middelen, waarvan de fabricatie in het groot natuur-
lijk :niet aan de kleine en middelgroote bedrijven kan worden toevertrouwd. Echter niet, omdat geheimhou-
ding hij de groote bedrijven beter verzekerd schijnt
te zijn, doch omdat cle daarvoor noodzakelijke con-
structies en geheele inrichting bij deze uit een oog-
punt van techniek en bedrijf gemakkelijker op gang
gebracht worden. Gewoonlijk beschikken zij ook over
laboratoria van groote capaciteit, welke met de leger-laboratoria gemakkelijker kunnen samenwerken. Ook
het invoeren van nieuwe constructiemiddelen en ma-terialen gaat zonder de nauwe betrekkingen tusschen
constructeur en leverancier van de nieuwe materialen
met groote moeilijkheden gepaard. Wanneer wij aan-
nemen, dat, zooals thans inderdaad in vele landen
geschiedt, in plaats van het ontbrekende staal voor
de voorziening van de artillerie kunsthars van be-
paalde vastheid, tegen stooten en warmte bestand, en
dergelijke stoffen als surrogaat worden genomen,
dan is zulks zonder uitgebreide groote onderzoekin-
gen door een grootbedrijf niet mogelijk. Of, indien
wij een ander voorbeeld nemen: vlieghenzine niet ccii zeer bepaald octaangehalte voor zeer bepaalde nioto-
ren met zeer bepaalde sameustelliugen en legeerin-
gen moet worden onderzocht. Dit kan natuurlijk niet
geschieden in samenwerking met zeer kleine raff i-
naderjeu en crackinstallaties. In de practijk van de
bewapening doen zich dagelijks talrijke dergelijke ge-
vallen voor; wij noemen slechts eenige toevallige
voorbeelden.

Een gevolg van, de tegenwoordige koortsachtige be-
wapening is natuurlijk de voortschrijdende te sterke
industrialisatie van de geheele wereld. Want de vor-men, normen en materialen, welke bij de verbetering
van de nationale. bewapening bruikbaar bleken, zijn
dit dan ook hij het scheppen van een technisch en
economisch zeer rendabel productie-apparaat voor
,,vredesdoeleinden”. Een speciale staal- of alumium-
legeering, een bijzondere electrische smeltoven, bij-
zondere thermische of chemische stoffen worden zoo-
doende geleidelijk onontbeerlijk voor het normale
bedrijfsleven. Het kenmerk is dan echter, dat zij een
kwalitatief grootere, vluggere’ en voor alles rijkere
serieproductie waarborgen. Wanneer deze onder gun-
stiger technische voorwaarden voortgebrachte massa-
productie echter ook nog – zooals dit na een econo-
misch uitputtenden of verloren oorlog vanzelf
spreekt – op de huitenlandsche markten moet con-
curreeren, en wel, zoo mogelijk, met andere landen,
die onder den prikkel van de oorlogsbewapening zich
parallel ontwikkeld hebben, dan is goedkoopere pro-
cluctie hiervoor de eerste voorwaarde. Een verder ge-
volg is ook reeds begunstiging van de groote bedrijven

21 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

299

om deze reden, dat de handelsbalans van het land het
eischt. Elke bewapening en in de eerste plaats elke
daarop volgende werkelijke oorlog heeft dus de ten-
dens, den middenstand tea gunste van het groothe-
drijf en in nog sterkere mate ten gunste van het con-
cern van verticale structuur te verzwakken. Dit heeft
met de toeneming van het aantal kleinhandelsbedrij-
ven niets te maken. Evenals het z.g. Uindenburg-
programma van de versnelde massaproductie er gedu-
rende den oorlog in Duitschiand toe leidde, dat het
ambacht en de middelgroote industrieele bedrijven tenslotte slechts hulpondernemingen van de groote
bedrijven werden, zou men zeer terecht dezelfde ten-
dens overal, bijv. thans in het zich sterk wapenende
Engeland en Italië, kunnen zien; echter wordt het
duidelijke inzicht eenigszins vertroebeld, doordat
thans gedurende de koortsachtige hoogconjunctuur
van de bewapening, alle arbeidskrachten in even
sterke mate aaii het werk zijn en goed worden be-
taald. De feitelijke vershuiving naar concentratie
tot grootbedrijven wordt pas duidelijk, zoodra de
koorts van de bewapening plaats heeft gemaakt voor
een rustiger wending. Voor zoover het Nederland be-
treft, kan bovenstaande prognose slechts zeer voor-
waardelijk worden toegepast, omdat hier te lande
niet, zooals elders, het geheele bedrijfsleven
01)
de
bewapening is omgeschakeld en bovendien zeer veel
bewapeningsorders – zelfs bestellingen voor vlieg-
tuigen – in het buitenland worden geplaatst. Der-
halve werd het zuiver agrarische, vrije karakter van
den Nederlandschen Landbouw niet door de in elk
geval weinig omvangrijke, nationale bewapening aan-
getast.

De hewapeningsconjunctuur is echter tegelijkertijd
aanleiding voor het betrekken van den Landbouw in de concentratie van de bedrijven. Dit geschiedt door
de reservevorming voor geval van oorlog. Gebleken is,
dat de veiligere levering van grootere hoeveelheden
graan, aardappelen (welke thans als belangrijke
grondstof voor stijfsel en alcohol gelden), suiker, vee-
voeder, enz., door het grootbedrijf een nationale nood-
zakelijkheid is. Overal, waar om sociale en poli-
tieke redenen een verkaveling van het grootbe-
drijf plaats heeft (bijv. in Polen, Roemenië),
wordt er tegelijkertijd voor gezorgd, dat geen
geatomiseerde partieele huishouding ontstaat, doch

door gemeenschappelijk gebruik van tractorstations,
silo’s voor veevoer, betrekken van kunstmest, leve-
rmgscontracten, enz. een productie in het regionale
kader voor even tueele oorlogshehoefte verzekerd blijft.
In vele landen, die bewapenen, bijv. in Duitschland
(waar zelfs de onvervreemdbare erfgoederen en groo-
te graanbedrijven in het Oost-Elbe-gebied naast de
z.g. erfhoerderijen zorgvuldig worden behandeld) of
in Italië (waar de staat tot in details den ,,graanoor-
log” ook in den zin van verbeterde productie in het
groot leidt, den grootsten invloed op de productie van
moerheiboomen voor de zijdenteelt, de hennepproduc-
tie of de binnenlandsche ceiluloseproductie uit tarwe-
stroo met behulp van het z.g. Pornillo-procédé uit-
oefent) en andere landen gaat op het oogenhlik de
wijziging van de agrarische structuur al te zeer met
leiding van den Staat gepaard. Hierdoor is het ech-ter op het eerste gezicht moeilijk een bepaalde ten-
dens, zooals in de industrie, te constateeren. Het is
zeker niet te gewaagd te beweren, dat ook het geme-
chaniseerde en van vele externe factoren afhankelijke
landbouwbedrijf bij het wegvallen van den sluier van
de hestaansbemoeienis zijn beoogde capaciteit niet als
zelfstandig bedrijf zou kunnen benutten. Over het al-
gemeen echter zijn, zooals vanzelf spreekt, Landbouw
en industrie niet met denzeifden maatstaf te behan-
delen; wij spreken hier alleen van mogelijke gevolgen
van de bewapening voor de eerste, temeer daar, waar
van graanfabrieken en dergelijke sprake is.
Dr.
JAMES R’131NFaLD.

EEN TAAK VOOR ONZE BOUWNIJVERHEID IN

SCANDINAVIË?

Het laat zich aanzien, dat Scandinavië van zijn
betrekkelijk gunstige conjunctureele positie gebruik
zal gaan maken om zijn grooten achterstand op het
gebied der volkshuisvesting te gaan inhalen. Oni dit

snel genoeg te kunnen doen zullen nu ook buiten-
landsche – wo. Nederlandsche – architecten daar
een arbeidsveld kunnen• vinden, met opheffing –
onder zekere voorwaarden – van de belemmeringen,
gelegen in het verkrijgen van een arbeidsvergunning.
De achterstand in de woniugvoorziening, welke in
ons land in de oorlogs- en eerste na-oorlogsjaren zoo
nijpend was, bestaat in Zweden en Noorwegen
1)
nog
onverminderd, met alle misère van dien. De verbete-ring van het woningtype, die in ons land met spron-
gen – voor het geïnvesteerde kapitaal wel eens al te
groote sprongen – plaats vond, heeft daar begrij-
pelijkerwijs ook niet die vlucht genomen. In Oslo
bestaan arheiderswoningen gemiddeld uit 3 vertrek-
ken, 2 kamers en een keuken, tezamen met vestibule
en privaat niet veel meer dan 100 m
3
inhoud. In
Stockholm heeft men dit gemiddelde nog niet eens
bereikt. 1-let streven van de Zweedsche regeering is
er voorloopig op gericht dit type tot een
minimum
te maken, hetgeen als men onderstaande cijfers van
den woningvoorraad in Stockholm nader beschouwt, geen sinecure is, evenmin als in Oslo.
Stockholm ).
Eind 1935 bestonden de 171.878 ge-
telde woningen uit:

A.

1

keuken

……………………..
264
1

kamer

……………………..
28.153
2

kamers

……………………..
6.904

21
3
en meer kamers zonder keuken.
503

1 kamer en een aandeel in een keuken
202
2
en meer kam, en aandeel in keuken
34
B.

1 kamer en een keuken

…………
56.079 (32,6 o/)
C. 2
kamers en een keuken …………
40.761 (23,7 o/)
3
kamers en een keuken …………
16.580
(

9,6
O/)
4
kamers en een keuken …………
9.178
(

5,3
01,,)
5
kamers en een keuken …………
6.288
(

3,7
O/)
6
en meer kamers en een keuken ……
6.932
(

4,-

0
1o)

Oslo
3).
Eind 1933 bestonden de 69.309 geregis-
treerde woningen uit:

A. 1 kamer zonder eigen keuken ……
2.854
2 kamers zonder eigen keuken ……
733 ( 5,3 o)
3
kamers zonder eigen keuken ……
89)

B. 1 kamer en een keuken …………..
17.105 (24,7
0/,,)

C. 2
kamers en een keuken …………
22.308 (32,2
0/)
3
kamers en een keuken …………
9.764 (14,1
0/)
4 kamers en een keuken …………
7.196 (10,4
oj,,)
5
kamers en een keuken …………
4.528 ( 6,5
0/
0
)
6
en meer kamers plus keukep ……
4.732 ( 6,8 °Io)

In andere steden is de toestand waarschijnlijk niet
veel beter; G6tehorg
4
)
gaf in 1931 nog 70.9 püt. voor
het aantal woningen, met minder dan
2
kamers en
keuken (A. en B. uit de overzichten). Op het land
kent men deze henauwende toestanden niet; daar
hoiwt• men zelf naar eigen behoefte aan en bezigt
hoofdzakelijk hout als materiaal, in de steden moeten ook groote gezinnen vaak genoegen nemen met 2 ka-
mers en een keuken (in Oslo volstonden bij de laatste
telling (1931) 1.750 gezinnen van 6-10 personen
met 1 kamer en een keuken en ruim 3.000 gezinnen
van die grootte met 2 kamers en een keuken). Het
wandgedierte teelt er dan ook welig. Volgens offi-
cieele berekeningen is 80 pOt. der huizen in Oslo
er door aangetast. De reinigingsinstellingen verheu-
gen zich in een ongelooflijke populariteit.
Het aantal
woningzoekenden
is groot, het gemeen-
telijk verhuurkantoor in Oslo (van Stockholm zijn
geen gegeveng voorhanden) noteerde eind 1935 3.500
woningbehoevende families, waarvan er 1.850 hij an-

Over Denemarken ontbreken mij de juiste gegevens.
Statisitisk Aarsibok för Stockholms Stad
1936.
Statiisti’sk Aarbok for Oslo By
1935.
Bosi•tadsundersökningen
1931,
Göteborg.

300

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 April 1937

deren inwoonden en 450 tijdelijk ontbonden waren.

De. toevluchten voor clakloozen zijn permanent over-
belast.

Daarentegen is het aantal
leege woningen
zeer ge-
ring en bedroeg in Oslo niet meer dan een half pro-
cent, terwijl de gemiddelde woningreserve minstens
2 b. 3 pOt. behoort te bedragen. In Stockholm wordt
het cijfer van 2 pCt. juist bereikt; de civaliteit dezer woningen is gelijk aan die van het totaal. Neemt men hierbij in aanmerking, dat de Zweed-
sche regeering aangekondigd heeft haar passieve be-
volkingspolitiek te zullen wijzigen in een hegunsti-
ging van de meer kinderrijke gezinnen, daarbij 4 kin-
deren per gezin als norm aannemend, dan blijkt dat
het woningruimteminimum: 2 kamers en keuken,
zeker niet te hoog gegrepen is.

De huren.

De huren zijn hoog; betaalt men per week in de
Nederlandsche steden voor een woning van 3
t
4

vertrekken
f
3,- h
f
6,-; in Stockholm kost het-

zelfde Z.Kr. 18 h 26 of
f
8,30
f
12,-. Hieronder volgen jaarhuren in Kronen zooals die eind 1935
voor verschillende Zweedsche steden golden ‘):

2
kamers
3 kamers
4 kamers
en
keuken
en keuken
en keuken
Stockholm ……
924
1.336
1.715
Göteborg
……. .
769 1.139 1.503
Malmö ……….
601
860
1.154
Norrköping

….
634
909 1.145
Hiilsingborg

….
494 690
915
Boraas……….
607
857
1.030
Givle

……….
635 912
1.213

Voor centrale verwarming, waarvan een groot deel
der woningen voorzien is, moeten deze huren met
pl.m. 50 püt. worden verhoogd. In Oslo zijn deze
cijfers lager, maar toch nog aanzienlijk hooger dan
ten onzent:

Oslo

……………….556

848

1.219

En dan is men er met de huur alleen nog niet af.
Eer men een woning betrekt behoort men als regel een. aandeel in het blok te nemen, dat voor een ar-
beiderswoning in Oslo veelal duizend Kronen
(f
450)

bedraagt, waardoor de eigenaar zich bij voorbaat tegen
huurderving door schuld dekt.
2)

Men zou intusschen een te poovere indruk krij-
gen van den welstand der Scandinavische arbeiders
als aan het bovenstaande niet werd toegevoegd, dat
zeer velen een vrij comfortabel buitenhuisje hun
eigendom kunnen noemen, waar zij ‘s zomers hun ge-
zin heenzenden en zelf de week-ends doorbrengen.
De talrijke groene eilanden in de Oslo-fjord en de
kuststrook er langs vertoonen duizenden van zulke
huisjes, die het tekort aan licht en lucht in den lan-
geh winter, gedurende den korten zomer weer doen
vergoeden.

Nieuwbouw.

Uit bovengenoemde cijfers van het gemeentelijk
verhuurkantoor te Oslo blijkt reeds, dat de achter-
stand in de ,,woiiing”voorziening groot is, de onder-
staande geven een indruk in hoeverre men er in
slaagt deze te verkleinen ):

‘) Statiatisk Aarsbok för Stockholms Stad 1936.
Van de nieuwe .m’iddenstandswoningen aldaar geeft
de volgende ‘advertentie, Dagbl’adet, April 1937, van een
complex, dat dezer dagen gereed komt, een beeld:
,,Het gebouw is opgetrokken in steen, met tegenfaaden
en met branddeuren tusshen de 6tages, groot 5 dtages en
een rteruggebou.wde 6e dtage met een rwim terras er voor.
Het bevat 43 woningen, van 2 tot 5 kamers plus keuken
elk en heeft 54 opgangen, waarvan 2 met lift. ‘Centrale
verwarming. Eiiken •parketvloeren en opeil haard in de
wooeivertrekken. Badkamer, warmwatervoo rziening. Kos-
ten: 3 pCt. renited.ragende obligatie van Kr. 3000 tot ‘Kr.
6000, huur Kr. 125 tot Kr. 200, centrale verwarming en
wa.im water inbegrepen.”
Statistisk. Aarbok fr Oslo By 1935.

Aantal ge- Aantal ingeschrevenen
Aantal
gereedgek.
bij
het gemeentelijk
huwelijken
woningen
verhu urkantoor
1929

….
2.923
1.016
4.025
1930

… .
2.974
1.249
3.860
1931

….
2.815
1.368
3.936
1932

….
2.887
2.360
3.499
1933

. .
..
2.692
1.537
3.384
1934

. .. .
2.910
2.091
3.403
1935

.. . .
3.500

Van de 2.091 in 1934 gereedgekome woningen be-
stonden er 283 uit 1 kamer en keuken en 1.295 uit
2 kamers en keuken.
Voor Stockholm luiden deze gegevens als volgt’):

Aantal
w.o. voor rekening
Aantal
gereedgekomen
van overheids-
huwelijken
woningen
lichamen
1929.
.. .
4.819
5.600
15,5
0
/0
1930.
.. .
5.325
8.700
13,4
o/
1931….
5.595
8.300
21,4
0
/0
1932….
5.286 8.300
33,_
0/
1933…..
5.175
3.850
28,4 0/
1934. …
5.494 3.000
24,2
o/
1935….
6.095 5.800
18,4
o/

Stockholm is er dus iets minder slecht aan toe dan
Oslo, hetgeen ook uit de woningreserve blijkt. Een
volledig beeld geven de laatste cijfers niet, omdat het
aantal in deze jaren af te schrijven gezinnen niet
bekend is, maar vooral omdat de trek naar de stad,
die zoowel in Noorwegen als Zweden nog aanhoudt,
het woningtekort vergroot. In 1930 telde men in
Stockholm 58.9 pOt. geïmmigreerden onder de bevol-
king, terwijl er ruim 20 pOt. minder dan 5 jaar in
de stad woonachtig was.

De autoriteiten in Zweden zien thans in, dat dras-
tische maatregelen noodig zijn om tot betere toe-
standen te geraken en de soepeler toepassing van
het stelsel der arbeidsvergunningen ten bate van uit-
heemsche architecten wijst erop, dat zij haar onmacht
om het probleem geheel zelf op te lossen, toegeeft.

De vraag die nu rijst is, of ook andere deelen van
önze bouwnijverheid niet in dit werk betrokken’ kun-
nen worden. Het bouwkapitaal heeft er in de laatste
jaren in Nederland niet vooi’ teruggeschrikt om zich-
zelf keer op keer te benadeelen door het bouwen
van woningen, waarnaar geen vraag, althans geen
koopkrachtige vraag bestond.
Een bijkomstige omstandigheid, die de vraag, aan
het hoofd van dit artikel gesteld, heeft opgeroepen is
het overleg tusschen de ,,Oslo-staten” om de econo-
mische banden: vaster aan te halen. Ter gelegenheid
van de Haagsche coiiferentie is in de pers betoogd,
dat men onmogelijk grootsche resultaten hiervan kon
verwachten, omdat het percentage met de Scandina-
vische landen uitgewisselde goederen zoo. klein is.
Dit moge juist zijn, het zegt weinig over de mogelijk-
heid van kapitaal en arbeid-export. Wat het kapitaal
betreft, de geldmarkt is in Zweden thans buitengewoon
ruim, zoodat het misschien meer voor de hand ligt
als onze ondernemers daarop eerst een beroep zou-
den doen.
Het zou op zijn minst te onderzoeken zijn in hoe-
verre er met de welwillende moreele en wellicht
ook financieele steun der Noorsche en Zweedsche
regeeringen door de Nederlandsche bouwnijverheid
aan de verbetering van de volkshuisvesting in Scan-
dinavië zou kunnen worden deelgenomen. Wij ont-
veinzen ons de moeilijkheden daaraan verbonden niet.
Het resultaat zou echter het hoofd bieden hieraan
wel eens kunnen bonen. Eer het Nederlandsche wo-
ningpeil bereikt is, zullen er vele jaren van naarstigen
arbeid moeten verloopen. De Nederlandsche produ-
cent zou vergunning moeten krijgen althans ten deele
gebruik te maken van Nederlandsche arbeidskrachten,
daar deze beter dan de Scandinaviërs verstaan ra-
tioneel te werken. Aangezien de werkloosheid er lang

‘) Statistiek Aarsbok för Stockholms Stad 1036.

21 April
1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

301

niet zoo omvangrijk is als hier behoeft de tijdelijke
immigratie van vaklieden niet bij voorbaat illusoir
genoemd te worden.
Indien men bovenstaande huursommen beziet, zal
men moeten toegeven, dat de stichtingskosten nog
aanmerkelijk kunnen stijgen boven die eener Neder-
landsche arbeiderswoning om een loonende exploita-
tie mogelijk te doen blijven. Handhaaft men daarbij
het vigeerende stelsel van portie voor den huurder
in de stichtingskosten, dan verkort dit den duur der
investeering en daarmede het risico.
De koopkracht der bevolking.
De werkloosheids-
en loonindices geven van den financieelen toestand
der Scandinavische bevolking een optimistisch beeld. De werkgelegenheid, dié door de crisis verloren ging,
werd spoedig teruggewonnen zonder de bonen noe-
menswaard aan te tasten. Hieronder worden eerst
cle werkloosheidspercentages van Noorwegen, Zweden
en Nederland vergeleken, ontleend aan de statistiek
van het Internationaal Arbeidsbureau ):

Noorwegen
Zweden
Nederland
1929
……..15,4
10,7
7,1
1930
……..16,6
12,2 9,7
1931
……..22,3
17,2
18,1
1932
……..30,8
22,8
29,5
1933
……..33,4
23,7
31,-
1934
……..30,7
18,9
32,1
1935
……..25,3
16,1
36,6
Juni 1936
……..12,8
10,3
34,8

Op
den laatsten datum bedroeg het absoluut aan-tal werklooze leden van vakvereenigingen in Noor-
wegen
9000,
in Zweden bijna
54.000,
terwijl het totaal
aantal werkzoekenden in Noorwegen ruim
26.000
be-
droeg (Zweden niet bekend).
De kosten van levensonderhoud vertoonden een
weinig opmerkelijke conjunctuurbeweging als men uit
het oog verliest, dat Scandinavië het Pond Sterling gevolgd is bij de devaluatie in
1931;
de bonen zijn
aan enkele schommelingen onderhevig geweest, maar relatief gestegen.

Kosten van levensonder-
Dagloonen in Kronen’)

houd
(1913114
=
100
Noorwegen

Zweden Noorwegen Zweden

1929….

11,75

9,99

166

170

1930.. .. 11,80

10,40

161

165

1931….

11,26

10,26

153

159

1932….

11,48

10,12

149

157

1933….

11,31

9,75

147

154

1934….

11,34

9,79

148

155

1935…. 11,34

10,23

151

156

Juni 1936….

155

158

Maart 1937. . . .

161
1)
Revue Internationale du Travail 1936.

De absolute uurloouen verhouden zich tot de Ne-
derlandsche als volgt (October
1935):

Amsterdam
Oslo
Stockholm
(gedev.
guldens)
Metaalbewerkers geschoolden
69
60
78-89
geoefenden
55 50 64
Betonwerkers

…………..
67 65 62
Timmerlieden

…………..
67
65 69
Schilders

………………
65
67 79
Loodgieters

…………….
70
55
66
Electromonteurs …………
72
70
69
Handlangers

…………..
62 62 62
Meubelmakers …………..
64
67
55
Behangers……………….
64
72
65
Bakkers………………..
63
67 66

De normale werkweek was gelijk,. nl.
48
uur, zoo-
dat de verschillen in loonhoogte niet schokkend ge-
noemd kunnen worden. De zooveel geringere werk-loosheid kan ons daarom de koopkracht der Scandi-
navische arbeiders hooger doen aanslaan al profiteert
hij hiervan weinig, daar hij wel minder heeft te be-
talen aan werkboosheidslasten, onderhoud familieledu
enz., maar des te meer aan huur. Daarover geven de kosten van levensonderhoud, onderscheiden naar de
belangrijkste posten, meer licht.

) Revue Iftternationale du Traivaiil f936.

Den Haag
Oslo
Stockholm
arbei-
arnbte-
arbei- arbei-
lagere midden.
ders
naren
ders ders
ambt,
stand
Voeding……..
40,8 30,2
35,9 33,5 30,6
23,4
Licht en brandst.
5,9
5,8 5,8 3,4 3,5
3,1
1 Kleeding

……
8,9
11,4
13,9
8,6
8,1
,

9,6
44 Huur ……….
16,6 15,2
20,7
18,9
20,5 20,3
Belasting …..’
.
2.
4,9 2,8
6,8
6,6 8,7
Diversen

……
25,8
32,5
20,9
28,8
30,7
34,9

100,- 100,- 100,- 100,_ 100,

100,_

Geheel zuiver kan deze vergelijking niet genoemd
worden, daar in de Nederlandsche voedingskosten
zoowel als in post
2, 3
en
6
een hooger percentage indirecte belastingen is begrepen dan in die der Scan-
dinavische landen. Vergelijkt men de huurposten en
neemt men daarbij in aanmerking wat men in
Oslo
en Stockholm voor deze bedragen krijgt, dan treedt
het voor deze steden ongunstige verschil weer duide-lijk aan den dag.

Verrassend is, dat de lage ambtenaren en de mid-
denstand in Stockholm een grooter percentage aan
huur uitgeven daii de arbeiders en hier dus de wet
van Schwabe, welke zegt dat naarmate het inkomen
grooter, de huurquote kleiner is, niet opgaat, in
tegenstelling met Den Haag. Daarentegen is de wet
van Engel, die hetzelfde vastgelegd heeft voor de
voeding, wel van kracht. De oorzaak van dit uiterst
zeldzame falen van de Schwabe’sche wet moet ge-
zocht worden in de abnormale woningtoestanden. Een
duidelijke behoefte aan woningverbetering is er uit
waarneembaar. Dë cultureele behoeften der Stocic-
holmers zijn zoo ver gelegen boven de mogelijkheid
van een natuurlijk-evenwichtige bevrediging, dat zij,
met concessies in heide richtingen, een woning heb-
ben aanvaard, die te duur is voor hun middelen en toch niet voldoet aan hun eischen. Hier kan alleen
nieuwbouw uitkomst brengen.

De wanverhouding van thans is geen onveranderde
oortzetting van vroegere toestanden. In de laatste
jaren zijn de huren gestegen of constant gebleven,
terwijl de overige posten daalden:

Oslo

Voedings- Licht- en Klee-

llelas-

middelen brandstof ding

Huur

ting

Div. Totaal
Juni 1929 100

100

100

100

100

100

100
,, 1935

89

98

97

114

91

97

97
Stockholm

1929 100

100

100

100

100

100

100 1935

86

85

91

100

98

’98

92

De devaluatie van
1931
heeft geen invloed gehad
op de kosten van levensonderhoud, deze zijn in die
periode onverstoorbaar blijven dalen, slechts de huur-
prijzen maken hierop weer een uitzondering.
Inkomen en vermogen.
De opbouw ‘der Scan dma-
vische bevolking naar welstandsgroepen yertoont het
ons zoo bekende beeld van een volk, dat zich door
geen financieele avonturen heeft laten meeslepen.
Vergelijken wij de inkomens van Stockholmers en
Amsterdammers, dan is de overeenkomst frappant.

Stockholm Amsterdam
(1930)

(1930)

Aantal inwoners………………534.000

770.000
wo. met ‘n inkomen bov. Kr. 2000,- 169.000

fi. 800,-

251.466
In
n/
0
v.h. aantal inwoners……..31

33
Totaal bedrag dezer inkomens …. f428.000 f626.011
Gemid.

.. ..
f
2:530

f
2.493
(koers 1937)

Het aantal aangeslagenen in de vermogensbelas-
ting bedroeg in
1930/’31
in Amsterdam
13.020;
het
aantal personen met een vermogen hoven de Neder-
landsche belastinggrens ad
f 16.000
was in Stockholm
13 A 14.000,
verdeeld als volgt:

Amsterdam Stockholm

f
16.000_f 30.000 4.608

± 3.000 Kr. 35.000_Kr. 35.000
30.000-,, 50.000 2.922

4.553

50.000- 100.000
50.000-,, 100.000 2 605

2.994

ll”O.00O_ •, 200.000
100.000-,, 200.000 1.441

2.134

200.000- 500.000
200.000_,, 500.000

983

585

500.000- 1000.000
500.000 en hooger

461

350 ,, 1000.000 en hooger

302

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21. April 1937

Tal van andere statistieken leeren ons dat de toe-
standen in de noordelijke landen ontzaglijk veel ge-
meen hebben met die in ons land en dat de bevolking
dezelfde cultuur, dezelfde weuschn, dezelfde behoef-
ten heeft als wij . Indien in den geest van Oslo wordt
sarnengew’erkt moet de mogelijkheid wel bestaan om
met vereende krachten liet chronische woningtekort,
dat meer en meer een acute woningcrisis dreigt te
worden, te liquideeren.
H. D. BAARS.

AANTEEKENINGEN.

Deviezenreglementeering en opgaande wereld.

conjunctuur.

Toen vijf jaar geleden de eerste clearingovereen-
komsten werden gesloten, aldus ontleenen wij aan een
artikel van Prof. Mr. G. W. J. Bruins in het Kwar-
taalbericht van de Amsterdamsche Bank van April
1937, viel nauwelijks te voorzien, dat het instituut
een zoodanige ontwikkeling zou nemen als metterdaad
het geval is geweest. Allengs toch is de groote meer-
derheid der landen, die aan het internationale ver-keer deel hebben – met als belangrijkste uitzonde-
ring de Vereenigde Staten – tot het afsluiten van
dergelijke overeenkomsten overgegaan. Hun aantal
bedraagt thans ruim 170, waarnaast nog een 25-tal
deviezenovereenkonisten van beperkter strekking zijn te registreeren.
Deze ontwikkeling kan niet worden geïnterpreteerd
als zou de clearing als een hooger.e vorm van inter-
nationale verrekening zijn aan te merken. Integen-
deel, ook al heeft de clearingtechniek zich in deze
jaren in tal van opzichten verbeterd en is zonder
quaestie al doende in verschillende met de clearing
direct samenhangende problemen een duidelijker in-
zicht verkregen, zoo is het aan geen twijfel onder-
hevig, dat ook de beste bilaterale regeling belangrijk achter staat hij het vrije internationale betalingsver-
keer met zijn schier automatische omnilaterale schuld-
vereffening.
Het instituut der clearingen vindt dan ook niet
zijn grond in zichzelf doch in de autonome deviezen-
reglementeeriugen, die in de afgeloopen jaren in tal
van landen zijn ingesteld of wederingesteld. Het is
een poging van de landen, die van deze ingrijpende
unilaterale regelingen van het internationaal beta-
lingsverkeer den terugslag ondervonden, deze althans
ten deele in een bilaterale regeling om te zetten,
anders gezegd het geassumeerd eenzijdig zeggenschap
ten deele te vervangen door een gedeeld zeggenschap,
In zooverre is er een directe parallel met de ont-
wikkeling der autonome en bilaterale regelingen op
handelspolitiek gebied. Ook in dien zin, dat de clea-
ringovereenkomsten, zooals nader zal blijken, tot en-
kele nieuwe toepassingen van het rneestbegunstigings-
principe hebben geleid.
De thans bestaande deviezertreglemertteeringen
zijn
een kind van de crisis, preciezer: van de breuk, die in 1931, na twee jaren van acute prijsdaling en al-
gemeene depressie, in het topzware samenstel van in-
ternationale credietverhoimdingen op korten termijn
en daarmede in het geheele internationale betalings-
verkeer plaats vond. Een deel der getroffen landen heeft op dit gebeuren gereageerd door met opoffe-
ring der muntpariteit het vrije betalingsverkeer met
het buitenland te handhaven. De meeste andere en
in de eerste plaats de uitgesproken dehiteurlanden hadden evenwel geen keus. Noch psychologisch –
vele hadden kort te voren hun ruilmiddel reeds be-
langrijk in waarde zien dalen – noch ook financieel
en economisch beschikten zij onder de toenmalige ver-
houdingen over voldoende weerstandsvermogen om,
ook indien zij dit mochten hebben gewild, dezen weg te volgen. Intusschen is er nauwelijks een land aan te
wijzen, dat niet met tegenzin den weg der deviezen-
reglernenteering – in den regel hernieuwde devie-
zenreglementeering – is opgegaan. Verschillenden
hebben aanvankelijk gepoogd door het aanleggen van

een breidel aan de massale terigtrekking van cre
dieten althans een deel van het betalingsverkeer met
het buitenland, met name de afrekening van handels-
vorderingen, zooveel mogelijk vrij te laten. Enkelen
zijn daarin gedurende zekeren tijd geslaagd maar ten-
slotte heeft vrijwel overal de tendens naar totaliteit,
die – al ware het reeds door de noodzaak van con-
trôle op kapitaalvlucht – aan ieder ingrijpen in het
betalingsverkeer met het buitenland eigen is, tot
generale reglementeering van het deviezenverkeer
geleid.

Sedert de gebeurtenissen van het jaar 1931 zijn thans bijna zes jaar verloopen. Het laagtepunt der
crisis ligt, internationaal gezien, reeds eenige jaren
achter ons en de wereld in haar geheel genomen ver-
keert sindsdien in een periode van opgaande conjunc-
tuur, waarvan de intensiteit zich in de laatste maan-
den aanzienlijk heeft versterkt. Er is dus alle reden
voor de vraag, hoe het thans met de deviezenregle-
menteeringen staat.

De reserve moet worden gemaakt, dat eigenlijk het huidig oogenhlik voor de beantwoording dezer vraag
minder geschikt is, aangezien de deviezenreglemen-teeringen behooren tot die groep van verschijnselen,

waarin de invloed der conjunctuurverhetering niet
dan met zekere vertraging tot uitdrukking komt. Het kan dus zijn, dat met het oog op de oogenblikkelijke
snelle conjunctuurontwikkeljng het beeld der bestaan-de deviezenreglementeerin.gen over een aantal maan-
den belangrijk zal zijn gewijzigd.
Onder deze reserve kan worden opgemerkt, dat
stellig aan den eenen kant reeds thans op een reeks
gunstige factoren gewezen kan worden, doch dat voor
het overige het beeld nog verre van ,,einheitlich” is. Van veel heteekenis is, dat de credieten op korten
termijn alom aanzienlijk zijn teruggebracht – zij het
in de meeste gevallen met belangrijke offers van
de crediteuren – en dat voor de meerderheid der
uitstaande leeningen – zij het eveneens op basis van
sacrifices van de houders – speciale regelingen zijn
getroffen. Ook de achterstand, die in vele gevallen
hij het in werking treden der deviezenreglementee-
ringen of nadien op uitstaande handelsvorderingen
bestond, is, mede dank zij de tusschenkomst van
clearingregelingen, verdwenen of gedaald, zij het dat
dikwijls een nieuwe clearingachterstand – waar-
over nader – is ontstaan.

De hoofdvraag is echter, hoe het staat met de in
het kader der deviezenreglementeeringen bestaande Spanningen, welke spanningen zich in hoofdzaak in
onvoldoende voorziening in de hinnenlandsche behoef-
te aan verschillende importartikelen en in den vorm
van prijsspann i ogen nianifesteeren.

Om met de laatste te beginnen ligt het voor de
hand, dat de belangrijke prijsstijging, die zich thans
vrijwel over de geheele linie op de wereldmarkten

en in de landen niet Vrij betalingsverkeer voordoet,
daadwerkelijk ertoe moet bijdragen deze prijsspannin-
gen, voor zoover zij niet uit het voorzieningstekort
voortvloeien, te verkleinen en dat, indien deze prijs-
stijging voorshands verderen voortgang zal nemen,
de verdere aanpassing der interne prjsniveaux aan
het wereldprjsniveau hierdoor zal worden bevorderd.
In dezelfde richting werkt, dat in verschillende lan-
den hetzij reeds een lagere muutpariteit is aanvaard,
hetzij langs den weg van valuta-toeslagen deze vir-
tueel is benaderd. Ook de in enkele landen bestaande
exportpremies, al dan niet verbonden met extra hef-
fingen op den import, gaan in dezelfde richting.
Wat de quantitatieve verzorging betreft, is even-
eens ten deele verbetering te bespeuren, vooral voor
zoover de landen in quaestie 1)roducenten zijn van
grondstoffen voor de wereldmarkt en granen. Even-als de enorme prijsdaling dezer producten deze lan-
den eenige jaren geleden extra zwaar trof, zoo is de

oogenblikkelijke prijsstijging voor hen een voordeel.
Gaat zulks wat de agrarische producten betreft met
een goeden oogst gepaard, gelijk bijv. in verschillen-

21 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Iu1I

de Zuid-Oost-Europeesche graanlanden in het afge-
loopen jaar het geval is geweest, dan is de winst
dubbel.
T
anneer
niettemin in verschillende landen nog
aanzienlijke spanningen aanwezig zijn, dan is zulks mede het gevolg van het interne financieele en eco-
nomische beleid. Een van de gevolgen van de instel-liug van een deviezenreglementeering is toch, dat de vrees, dat door eigen maatregelen de waarde van het
geld zou kunnen worden beïnvloed – een vrees, die
in cle landen met vrij betalingsverkeer een zoo heil-zamen invloed heeft uitgeoefend, zoowel als rem of
als prikkel – niet meer bestaat. Voorts heeft uiter-
aard de in den laatsten tijd alom zich uitende bewa-peningsdrang met zijn druk op budget en betalings-
balans de vermindering der spanningen niet in de
hand gewerkt.

Al is het vraagstuk van de opheffing van de devie-
zenreglementeering in de meeste landen op het oogen-
blik nog niet acuut, bereikt is in ieder geval, dat in
verschillende landen een eenigszins ruimer toepassing
der bestaande voorschriften mogelijk is en dat de
contrôle minder moeilijkheden baart. Over dit laatste
punt moet men niet te licht denken. De eischen, die
een deviezenreglementeering stelt eenerzijds aan den
burgerzin der inwonenden, anderzijds aan de deskun-

digheid en efficienc3r der met de contrôle belaste or-
ganen zijn altijd hoog. Met de toeneming der in het
systeem besloten spanningen stijgen zij minstens in
dezelfde reden.
Een andere omstandigheid, waarop in dit verband
het licht dient te vallen, is de volgende. De devie-
zeureglernenteering is in zichzelf uitsluitend een
maatregel met betrekking tot het betalingsverkeer
met het buitenland, gelijk het hoofdzakelijke zoo
niet eenige doelwit ten tijde hunner instelling was
den druk
0.1)
de betalingsbalans en op de geldende
muntpariteit te doen verdwijnen. Wat aldus aanvan-
kelijk was een geïsoleerde maatregel op monetair
gebied en van hoofdzakelijk monetaire strekking, is
echter schier overal in steeds nauwer contact ge-
komen met het regeeringsbeleid op handelspolitiek
gebied. Niet overal is dit contact even innig. Een
zekere samengroeiing van de handels- en devieze.n-
politiek is echter overal aan te wijzen.

Eensdeels ligt de noodzaak van zoodanig nauwer
verband in de deviezenreglemeuteering zelf besloten.
Zoo spoedig deze zich toch niet beperkt tot schif-
ting en terzijclestelling van niet toegelaten transfers
maar bij cle toewijzing der deviezen een zekere, dik-
wijls ingrijpende, restrictie moet worden toegepast,
is het noodzakelijk voor deze restrictie criteria in
het leven te roepen. Deze criteria, waarbij uiteraard
cle graad van nuttigheid c.c. onmisbaarheid van de
verschillende importrtikelen voor de onderscheiden, naar rangorde te classeeren hinnenlandsche behoef-
ten op den voorgrond staat, liggen onvermijdelijk op
handelspolitiek terrein of zoo men wil, op dat van
het algemeen economisch regeeringsbeleid en even onvermijdelijk dwingt hun toepassing ertoe de noo-
dige organen hiervoor, indien zij niet reeds bestaan,
iii het leven te roepen.

Omgekeerd beteekeut de deviezenreglementeering,
welke medebrengt, dat voor iedere individueele be-
taling naar het buitenland de medewerking van een
regeeringsorgaan wordt vereischt, voor de handels-
politiek een formidahel wapen. Te meer bij de ont-
wikkeling, die de handelspolitiek in de laatste jaren
in tal van landen genomen heeft.
Ook deze ontwikkeling vindt voor een deel haar oorzaak in de crisis. De verschoven internationale
concurrentieverhoudingen, de niet minder scheefge-
trokken prjsverhoudingen van de verschillende groe-
pen van importartikelen in verhouding tot de bin-
nenlandsche prijzen, het probleem der werkloosheid,
dat importtransacties, die tevens drager zijn van een
gelijkwaardigen export, een bijzondere beteekenis doet
verkrijgen, vormen enkele voorname oorzaken, die

hiertoe hebben bijgedragen. Nieuwe verweermidde-len als het systeem der contingenteering, dat, indien
het niet op een deviezenreglementeeriug kan steu-
nen, een eigen apparaat vereischt, vinden hierin mede hun ontstaansgrond.

In het bestek van dit artikel moet met deze enkele
aanduidingen worden volstaan. Duidelijk is echter,
dat, wanneer bovendien uit hoofde van de deviezen-
positie restricties moeten worden ingevoerd, nog een
reeks adaptatie- en prijsprohlemeu aan de bovenge-
noenide worden toegevoegd.

Verschillende dezer factoren verliezen thans al-
lengs aan kracht. Daarnevens vindt het versterkt in-
grijpen op handelspolitiek en in ruimeren zin op

economisch gebied echter ook stellig zijn grond in
factoren, die buiten de tegenwoordige crisis liggen,
met name in den groei der algemeene ordeningsge-
dachte. Weliswaar is in de afgeloopen jaren veel wat
in wezen ,,krisenbedingt” was, in het kleed der or-
dening aangediend geworden en heeft een niet steeds
juist onderscheiden aan de ordeningsgedachte zelve
bij wijlen een grooter beteekenis toegekend dan haar
in werkelijkheid toekomt. Zulks neemt echter niet

weg, dat verschillende elementen in de structuur on-
zer tegenwoordige economische samenleving – ge-
wezen zij o.a. op de geringere gelding van het be-
ginsel der onderlinge concurrentie in haar klassieken
vorm, op de ontwikkeling van nieuwe marktbeheer-
schende factoren en op de toenemende behoefte aan
coördinatie – de gemeenschap in verschillend op-
zicht plaatsen voor een taak, waaraan deze zich be-
zwaarlijk geheel kan onttrekken. Op de moeilijkheden
hieraan verbonden, zoowel uit een oogpunt van des-
kundigheid als om niettemin aan het particulier
initiatief de onmisbare mogelijkheid tot vrije ont-
plooiing te laten, behoeft hier niet te worden inge-

gaan. Dat echter fmctoren aanwezig zijn, die, los van
alles vat met de crisis samenhangt, het economisch regeeringsingrjpen, waaronder ook het ingrijpen in
het handelsverkeer met het buitenland, veeleer in de
hand werken, is bezwaarlijk te ontkennen.

Uit het bovenstaande volgt, dat de huidige devie-
zenreglementeeringen niet in alle opzichten met hare
voorgangers uit den oorlogs- en na-oorlogstijd te
vergelijken zijn en dat allengs verschillende ramifi-
caties zijn ontstaan met het overig economisch staats-
beleid. Met dat al zijn aan den anderen kant de
directe en indirecte voordeelen van een Vrij en on-
gehinderd betalingsverkeer met het buitenland van
dien aard, dat nauwelijks te verwachten is, dat, warm-
neer eenmaal de crisis en haar gevolgen tot het ver-
leden zullen behooren, niet allengs de meeste zoo
niet alle landen in quaestie het reeds eenige jaren
geleden door Oostenrijk gegeven voorbeeld zullen
volgen, zoodat althans dit deel van het internationale
verkeer van zijn kluisters zal worden bevrijd. Vooral zal dit het geval zijn, wanneer wederom een tijdperk
van evenwichtige verhoudingen als gedurende de vier,
vijf jaren vôôr 1929 mocht aanbreken. Niet alle in-
dicaties van het oogenblik wijzen hierop. Het is ech-ter hartgrondig te hopen, dat de ontwikkeling inder-
daad in deze richting zal gaan.

De toekomst van het goud. 1)
Nog steeds houden de geruchten over de op ,,han-
den zijnde” revalorisatie van den Dollar aan.
Zij
zijn
begonnen toen enkele banken met het oog
01)
het
aankoopen van groote hoeveelheden Russisch goud
van de Federal Reserve Banks en de Schatkist zeker-
heid verlangden omtrent de handhaving van den
goudprijs op 35 Dollar gedurende de verscheping.
2)

Daar deze het niet gewenscht achtten de bewegings-

i) Gedeeltelijk ontleend aan ,,The Economist” van
17
Aprfl ji. en aan ,,Wirts(;haftsdie.iist” van 16 April 1937.
2)
Zie ,,Het signaal voor een rnoiietairerm terugtocht?”
E.S.B. van
14
April 1937,
.

pag.
278.

304

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 April 1937

vrijheid van de Regeering te beperken ter wille van

de rentabiliteitseischen van eenige New-Yorksche
bankiers, weigerden zij. Het gevolg was, dat de goud-

prijs te Londen van 142 s. 136 d. op
2
April daalde

tot 141 s.
7 d.
01)
6 April en na een korte stijging

van ongeveer 436 d. opnieuw daalde tot 141 s. 6 d.

0
1) 13 April. Natuurlijk zouden deze geruchten over
het verlagen van den aankoopprijs van het goud i.n

Amerika niet ontstaan zijn, wanneer de toestand in
de Vereenigde Staten er geen aanleiding toe gegeven
had. De gunstige conjunctuur houdt nog steeds aan,
de prijzen stijgen en de goudstroom blijft zich nog

steeds naar dit land bewegen.
Wat zullen de gevolgen zijn van een revalorisatie

van den Dollar? Ten eerste zal de sedert de devalu-
atie aanhoudende goudstroom worden stopgezet, ter-
wijl de geldswaarde van de gouddekking zal dalen.
In theorie leidt dit tot credietinkrimping, zoodat het

gestelde doel (n.l. verlaging van het prijsniveau) be-reikt zou worden; in de practijk is dit echter niet het
geval. De dekking is nl. 11 milliard dollar groot en
dus zoover van de dekkingsgrens verwijderd, dat er
in geenerlei opzicht beteekenis aan te hechten is. De
eigenlijke credietpolitiek verandert hierdoor dus
geenszins. Het valt echter niet te ontkennen, dat de
mogelijkheid bestaat, dat zich eenige credietrestrictie
zou voordoen door psychologische factoren.

In de tweede plaats zal door de revalorisatie de
invoer stijgen, terwijl de uitvoer sterk zal dalen; het
goud zal dus naar de oude wereld afvloeien. Indien
het goud nu juist naar die landen stroomt, waar het
productief aangewend kan worden, dan zou dit een
herstel van de wereldhuishouding kunnen beteekenen.

Er zijn practisch twee mogelijkheden om in de
Vereenigde Staten den prijs van het goud te verlagen:
nl. 5f samen met Engeland en Frankrijk, 5f door het
opzeggen van het monetaire driehoeksaccoord.

De eerste mogelijkheid is dadelijk uitgesloten; het
is immers ondenkbaar, dat de Fransche kamer haar
toestemming zou verleenen aan een nieuwen vorm
van deflatiepolitiek. Bovendien bezitten de Vereenig-
de Staten, Engeland en Frankrijk zulke groote goud-
voorraden, dat de revalorisatieverliezen zeer gevoelig
zouden zijn.

In het tweede geval ligt de beslissing alleen in han-
den van de Vereenigde Staten. Bij de laatste goud-
wet van Januari 1934 is Roosevelt gemachtigd den
Dollar te devalueeren tusschen de 50 en 60 pOt.
ilaar goudwaarde is nu 59.06 pOt. van die van den
Roosevelt Dollar, zoodat er een wetswijziging nood-
zakelijk is om tot eenige belangrijke revalorisatie te
komen. Het is echter onwaarschijnlijk, dat dit door
de Kamers zal worden aangenomen.
Andere middelen om te komen tot een verlaging
van het prijsniveau zijn:
disconto-politiek,
open-markt politiek,
het verlaten van het goudkernstelsel,
en tenslotte door middel van een betere leening-
politiek een betere verdeeling van den goudvoorraad
over de wereld, waardoor bepaalde landen gered wor-den van een goud-inflatie, andere van een goudtekort.
Zoo is binnen 10 jaar tijds het aspect geheel ver-
anderd. Maakte men zich toen ongerust over een
goudtekort, thans dreigt goudinflatie. Wat wel bleef,
was de ongelijke verdeeling van den goudvoorraad,
waarvan Frankrijk, Engeland en de Vereenigde Sta-ten het leeuwendeel bezitten, terwijl bi. Duitschlsnd
vrijwel niets meer heeft.
Een beperking van de aankoopen van goud door
genoemde landen zou stellig geen weerklank vinden
en bovendien door anderen, in het bijzonder de ,,have-nots” worden tegengewerkt.
Het is zeer moeilijk om de eventueele gevolgen der
revalorisatie na te gaan, daar andere valuta’s even-
min stabiel zijn. Zoo zou het goud voortaan naar En-
geland kunnen stroomen en daar op den duur een

gelijke situatie scheppen. Ook voor de landen buiten

het monetair driehoeksaccoord kan de toekomstige

ontwikkeling niet onverschillig zijn. Zou bijv. de
spanning tusschen dat accoord, welke blijkens den
druk op den Franc bestaat, ertoe leiden dat Pond en
Franc in waarde verminderen, dan verslechtert daar-
door de positie van de landen buiten het accoord op
de exportmarkten. En daarin zou de kiem voor nieuwe
complicaties liggen.

Men zal zich afvragen, waarom aan het goud, dat
hier blijkbaar niets anders dan last veroorzaakt, vast-
gehouden moet worden. Wel, ondanks het feit, dat
vele landen hun geidstelsel los van het goud hebben

gemaakt, neemt het toch nog een te groote plaats

in de werking van het geidmechanisme in (bijv.
0])
nieuwe goudbasis ingestelde valuta, Egalisatiefond-
sen), zoodat het een te groote beroering teweeg zou
brengen, wanneer men het plotseling geheel over-
boord zou gooien.

INGEZONDEN STUKKEN.

CONVERSIE EN KOOPKRACHTTHEORIE.

Gaarne maak ik gebruik van de mij, door de redac-tie geboden, gelegenheid eenige korte opmerkingen te
maken naar aanleiding van het in dit nummer voor-
komend mij betreffende artikel van Prof. Goudriaan.
Schr. maakt daarin, ter verdediging der koop-
krachttheorie, een scherpe tegenstelling tussehen de
bedrjfs.
en de sociaaleconomische beteekenis van
loonsveranderiugen. Dit is m.i. onjuist, daar beide

niet te scheiden zijn. Immers dwingen bedrijfsecono-
inische overwegingen tot loonsverlaging, indien (leze
tot herstel van de rentabiliteit noodzakelijk is, terwijl
sociaaleconomische overwegingen in dat geval tot de-
zelfde noodzakelijkheid leiden, omdat werkloosheid
het gevolg is van het verlies der rentabiliteit der
bedrijven. Ook uit sociaaleconomisch oogpunt, ter
bestrijding der werkloosheid is wegneming der van-

verhouding tusschen prijzen en productiekosten gebo-
den. Bedrijfs- en sociaaleconomische overwegingen
zijn hier dezelfde. Zonder hedrijfswelvaart geen ver-
mindering der werkloosheid.

Schr. doet verder een beroep op de praktijk en wijst
daarbij op Amerika, waar loonsverlaging zou zijn
samengegaan met toenemende werkloosheid. Hij be-
gaat hier echter de fout, waartegen zoo dikwijls door
ons is gewaarschuwd, dat hij niet door den geldsluier
heenziet en daardoor vergeet, dat nominaal dalende bonen zeer goed reëel stijgende bonen kunnen zijn.
Dat dit in depressietijd veelal het geval is, werd door ons herhaaldelijk betoogd. Daar de redactie mij voor

mijne opmerkingen slechts zeer beperkte plaatsruimte
toestond, moet ik hier verwijzen naar mijn bij de
firma Veenman te Wageningen verschenen werk
,,Reëele Economie” (zie blz.
273,
290 en 349). Sinds-
dien heeft de heer M. Rooy in een te Rotterdam ver-
schenen brochure nogmaals voor ons land aan de
hand van een omvangrijk cijfermteriaal buiten elken
twijfel gesteld, dat aldaar, niettegeustaande de toe-
gepaste nominale loonsverlagingen, het reëele loon
van den werkzaam gebleven arbeider in de achter
ons liggende depressiejaren veelal is gestegen. Geheel
anders dan Prof. G. betoogt, heeft de practijk dus
geleerd, dat
malaise
veelal samenvalt met reëele
loonsti.jging,
economische
opbloei
met reëele
loonsver-
laging. Voor het feit, dat desnietteinin bij aanvaar-
ding van een herleidingsstelsel de mogelijkheid be-
staat tot blijvende reëele loonsverhooging zonder de-
pressieverschijnselen zij weder naar mijn genoemd
boek verwezen.

Ik moet dus herhalen, dat de koopkrachttheorie,
niettegenstaande Prof. G.’s bewering van het tegen-
deel, theoretisch en practisch fout is gebleken. Ware
zij juist, dan moest zij echter ook worden aange-
voerd tegen re.nteverlaging. Dat dit veelal niet ge-
schiedt, gaf mij aanleiding tot de woorden, waaraan
Prof. G. zich blijkbaar heeft gestooten.

21 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

305

Het verheugt mij, dat deze aanhanger der ge-
noemde theorie thans mededeelt haar ook van kracht
te achten ten aanzien van de door mij uit anderen
hoofde afgekeurde conversiepolitiek. Waarom hij niet
eerder met betrekking tot deze aangelegenheid zijne
meening heeft uitgesproken, tracht hij te motiveeren
met de woorden: Omdat tot dusver door niemand het
converteeren is verdedigd als een middel tot bestrij-
ding van de werkloosheid.
hoe nu? Aan Prof. G. is blijkbaar geheel voorbij-
gegaan de strijd over de vaste lasten, welke men
toch wenschte verlaagd te zien met geen ander doel
dan cle bestrijding van de depressie en dus van de
werkloosheid.
Schr. gevoelt blijkbaar wei, dat er aan zijn ver-
weer iets hapert en trekt zich daarom met bekwamen
spoed in een volgende loopgraaf terug met het be-
toog: Renteverlaging is
quarctitatief
voor het econo-
mische leven van minder beteekenis dan loonsverla-
ging. Zeer juist! Hier ten minste zijn wij het eens
(zie Reëele Economie blz. 216). Doch terwijl
mijnerzijds hieruit wordt geconcludeerd, dat er dus
minder
1)
bezwaar bestaat zich tegen rente- dan tegen
loonsverlaging te verzetten, acht Prof. G. het niet
de moeite waard zich met de eerste bezig te houden,
zoodat hij zweeg met zijn medestanders.

Er w’as zeker alle reden voor om op dat merk-
waardige gemeenschappelijk zwijgen te wijzen. Van
een
verdachtmalcing
van tegenstanders was daarbij
geen sprake, slechts van een
verwijt
aan hun adres.

Wij weten nu, dat Prof. G. dat verwijt niet aan-
vaardt. Komt zijn zwijgen dus niet voort uit gebrek
aan sympathie met den belegger en ook niet uit het
feit, dat de arbeider in ons economische leven een
factor is, dien men liever ontziet dan den belegger,
die niet is georganiseerd en moeilijk is te organisee-
ren en evenmin uit andere uit algemeen oogpunt be-
schouwd weinig waardevolle overwegingen, maar
houdt zijn zwijgen slechts verband niet een quantita-
tief verschil in beteekenis van het arbeidsloon en de
rente, dan zal de belegger, juist omdat hij zich vrij-wel weerloos weet in den strijd om het bestaan, het
toch zeker waardeeren, indien Prof. G. bij volgende
gelegenheden, al is het alleen uit billijkheidsoverwe-
gingen, hem niet weder beschouwt als
quantité négli-
geable
en als zoodanig vergeet.

Schr. is over hetgeen ik schreef zoo verbolgen, dat
hij er zelfs
venijn
in meent te speuren. Ten onrechte,
daar het, als gezegd, slechts inhield een volkomen
doorzichtig en begrijpelijk verwijt. Wie mijne talrijke
geschriften met voldoende aandacht gelezen heeft,
zal trouwens weten, dat venijn niet tot mijn strijd-
middelen behoort. Wel pleeg ik onverbloemd de waar-
heid te zeggen, indien men aan deze naar mijne mee-
ning geweld aandoet of haar niet voldoende recht doet
wedervaren of indien strijdmethoden worden toege-
past, welke ik onvereenighaar acht met de eischen
eener wetenschappelijke discussie of met de waardig-
heid der wetenschap. Dat mijn woorden aan mijn
tegenstanders dan niet aangenaam zijn, begrijp ik,
doch stempelt ze nog niet tot venijn. Zij zijn meerma-
len de uiting van een eerlijke verontwaardiging, waar-
voor ik mij allerminst schaars. Wie zoodanige ver-
ontwaardiging nimmer voelt opkomen bij waarne-ming van de wijze, waarop de economische weten-schap helaas meermalen wordt beoefend, moet vis-
schenbloed in zijn aderen hebben. Gelukkig is dat bij
mij niet het geval.
Om eerlijk te zijn, moet ik zeggen, dat mij thans
ook hindert de wijze, waarop Prof. G. zoo
en passant
het herleidingsstelsel als onhoudbaar meent te kunnen
afwijzen, hoewel ik tegenover zijn vluchtige, ook door
anderen gebruikte, argumentatie meermalen tegenar-
gumenten heb gesteld, welke m.i. hare onhoudbaarheid

i) En zelfs geenerlei, wanneer, zooals bij het herlei-
dingsstelsel, op andere, juistere wijze aanpassing der ka-
pitaallasten wordt verkregen.

aantoonden (zie bijv. blz. 159 en 166 Reëele Econo-
mie). Nu mijne geachte tegenstander ook het her-
leidingsstelsel in zijn artikel meende te moeten be-
trekken en bestrijden, had ik, naar mijn meening,
veeleer mogen verwachten een poging aan te tref-
fen tot ontzenuwing dier tegenargumenten. Dat
eischte mi. de wetenschap. Doch over die tegenar-

gumenten zwijgt Prof. G. weder. Zooals anderen
daarover zwegen. Bestaat soms ook hier een quanti-tatief verschil in beteekenis met hetgeen Schr.’s bij-
zondere belangstelling heeft?

Ik zal echter eindigen, ook om te voorkomen, dat
in hetgeen ik nog zou willen zeggen weder venijn zou
worden gespeurd, dat er niet in is.

W. C.
MEES
R.AZN.
Wageningen, 16 April 1937.

ONTVANGEN BOEKEN.

Het Zeerecht
door Mr. Dr. H. F. A. Völlmar. (Haar-
lem 1937; H. D. Tjeenk Willink & Zoon N.V.
Prijs geb.
f
10.—).
Terwijl van het eerste deel reeds een derde druk is ver-
schenen, ziet thans eerst het tweede deel van
Handels-
recht
het lieht, waarin het zeerecht behandeld wordt. Bij
de behandeling van de arbeidsovereenkomst van kapitein
en sohepelingen deed zich de vraag voor, of de oude dan
wel de nog niet in werking getreden nieuwe wet moest
worden behandeld. Op het voetspoor van Cleveringa werd
het laatste gekozen.
Weliswaar schijnt onmiddellijke invoering van de nieu-
we -wettelijke regeling af te stuiten op iinancieele be-zwaren, dooh daarmede is zij nog ‘niet van de baan en
aan de genoemde bezwaren zegt de Minister van Justitie
tegemoet te willen komen door geleidelijke invoering (Me-
morie van Antwoord Rijksbegrooting
1936, zie
W.
12986,
blz.
3).

Wirtschaftsaufbau und Wirtschaftspolitik in Italien
door Dr. Günther Alteubach, Diplomingenieur. (Würzburg 1936; Verlag Konrad Triltsch. Prijs
gecart. R.M. 2.50).
Met boek geeft een beeld van den algeheelen organisa-
torischen opbouw van het Italiaallsohe bedrijfsleven even-
als van de door het Fasoisme ingevoerde maatregelen op
sociaal-politiek geb.ied. Het boek is in driehn ondervërdeeld.
Het eerste deel behandelt •het corporatieve bedrijfsleven.
Na een overzicht over de van den pre-revolutionnairen
stand uitgaande evolutionnaire ontwikkeling van het Ita-
liaansche bedrijfsleven, schetst de schrijver de inrichting, het bestuur, de contrôle, evenals de taak van de •door den
Staat erkende syndicaten, federaties en confederaties.
Daarop volgt een beschouwing van de voltooiing van het
corpora’tieve stelsel door de oprichting van de corporaties,
waarvan de opbouw en de taak in details worden behan-
deld. Het ftweede deel houdt zich bezig met de fascistische
sociale politiek, en wel met de regeling van de arbeids-
verhoudingen (colleotieve overeenkomsten en aeheidsrecht-
spraak) evenals met deji opbouw van de verschillende
sociale verzekeringen en •haar aanvulling met een reeks
speciale sooiaa1politieke maatregelen en staats- en partij’ instellingen. In 4het derde deel wordt de fascistische eec-nornisdhe politiek in haar grondtrekken behandeld, waar-bij met dan landbouw, den buitenlaudsehen handel, de in-
dustrie, het ambacht, en het genootsohapswezen inzonder-
heid rekening wordt gehouden.
La Société des Nations en
1936.
(Genève 1937; Imp.
Granchamp. In Nederland verkrijgbaar bij Mar-
tinus Nijhoff, Den Haag. Prijs
Zw.
Frs. 1.—).
Ook dit jaar heeft de Volkenbond weder in den vorm van
een publicatie door de Seotion d’Information een overzicht
van zijn werkzaamheden doen verschijnen. Dit hoekje be-
handelt in hoofdzaak juridische en constitutioneele vraag’
stukken, politieke vraagstukken (waaronder het geschil
tussehen Italië en Ethiopië), de vrije stad Dantvig, man-
daten, de economische en financieele werkzaamheden, de
organisatie van de verkeersmiddelen en dan doorvoer, de
organisatie van den gezondheidsdienst, de intellectueele
samenwerking, opium, sociale vraagstukken, enz. Eén
hoofdstuk is eveneens gewijd aan de werkzaamheden van
het Permanente Hof van Internationale Justitie.
Voor de eerste maal geeft dit boekje een lijst in ehro-
nologisehe volgorde van de gebeurtenissen, welke de werk-
zaamheden van den Volkenbond het afgeloopen jaar heb-

306

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 April
1937

ben gekenmerkt.
01)
deze wijze vindt mcii volgens den
datum niet de belangrijkste besluiten: cle vergaderingen
van de Assemb16e, van den Conseil en de commissies of
com.itd’s van den Vo1kcnbond. Op deze tabel staan even-
eens ohronologisch vermeld de belangrijkste feiten van de
wercl.dlolitiek, welke op de werkzaamheden van dcii Vol-
kenbond in vloed hebben uitgeoefend. –

Essai sur l’évolution du Capitalisn-te cru XIXe eI cru
début du XXe siècle
par J. Saint Germès. (Parijs
1935; Librairie Recueii ‘Sirey).

Het woord kapitabisme wordt door schrijver gebruikt
als wijze van productie, ihetgeen mnsluit het gchru:ik ,au
maohbies en motoren. Hij geeft een korte, vrij uitgebreide
gedôcurnenteerde, beschouwing over de lange conjunctuur-
golven, ket verband met monetaire factoren en producten-
VOO
i-raden, rijzeu, winsten enz.

VITO5IO1C’S
Economische Berichten over de Sow jet-

Unie.
le jaargang Nos. 1, 2, 3, 4 en 5. (De
Sow-

jet-economie gezien door de kranten en• tijd-
schriften der Sowjet-Unie). (Amsterdam;
,,Wo-
stok” studie-maatchappij ter bevordering van
• den Nederlandschen handel en nijverheid
C.V.;

• abohnementsprijs
f
50.- per jaar).

Deze om de 14 dagen verschijnende Berichten willen
uit de in de Sowjet-Unic verschijnende dagbladen en tijd-
shriften het materiaal over de economische en juridische
positie der Sowjet-Unie verzamelen en rangsehikken. De
,,Wostok” studie-maatschappij stelt zich tot taak hierdoor de vele tirma’s, welke zaken niet de Soivjct-TJnie zouden kunnen en willeu doen, doch d.aar zij de groote uitgaven,
die persoonlijke bezoeken en vertegenwoordigingenmet
zich medebrengen, niet kunnen riskeeren, niet weten, hoe zij deze relatie op andere wijze zouden kunnen aanknoo-
pen, voor te lichten.

Beginselen der handelsicennis (Organisatie en Tech-

niek)
door
G.
J.
P.
Hogeweg. (WaSsenaar 1936;
N.V.
Uitgevers-Maatschappij
v/h. G.
Delwel.
Prijs
f
4.25).

Na de verschijning van den 5en druk is er in ver-band met verschillende onderwerpen, die in dit boek woi-don
behandeld, zeer veel veranderd; men denke slechts aan
nieuwe wettelijke bepalingen en wetswijzigingen, het regle-
ment en goederentaricf der Ned. Spoorwegen, de chèque,
enz. Daardoor, en ook hier en daar ter vei-betering van
het inzicht moesten versoheidene hoofdstukken ingrijpend
gewijzigd worden. Het werkt met vele voorbeelden en mo-
dellen en geeft meerdere vragen en opgaven.

Jaarboek van het Mijnwezen in Nederlandsch-inclië.
Drie- en vi erenzestigste Jaargang 1934-1935,
algemeen gedeelte. .(Batavia 1936; Landsdruk-

kerij).

MAANDCIJFERS.

EMISSIES
IN
MAART 1937.

Prov. eu Gemeentelijke Leeningen i)
. . f

24.227,50
zijnde:
Nederland
0cm. Hillegom

f
1.303.0009 34 % obl. t

99> % ………………
f
24
.
227
.
50

Bank- en Cred.ietinstellingcii
3)

Handelsondernemiugen
………….
,, 1.800.000,-

zijnde:
,
T
cderlalrd
.A.and.eelen:
NV. Curaçaosche Handel-
Maatschappij

f
1.500.000
aand.
4)
t 120 % …….
f
1.800.000,-

Rubber-Maatschappijen. ………….
f
663.725,-
zijnde:
Nerlerlenrlsch- Indië
A.ancieele’e:
Rubber Cultuur Maatschappij
,,Gonda.ng”

f
189.000
aand.
5)
A 10234 % ……
f
193.725.-
N.V. Rubber Cultuur Maat-
schappij ,,Tjoeroeiiig”

f
470.000 aanci. t 100 %
f
470000D-
Thee-ondernemingen
…………….
,; 105.000,-
zijnde:
iVeclerlanrl
Aancieelen: N.V. Cultuur Maatochappij ,,Tj.i –
ranggwI”
f
100.000 .aaiicl
(1
)

t 105 % ……………
f
105.000-

Kerkelijke Leeningen
…………
….
,, 288.000,-
Nederland
7)
…………..
f
288.000,-

Totaal – . – –
f
2.880.952,50
Bovendien conversie:
Pro’.’. Utrecht f2.718.000 3 % obl. t 100 %.
Geni. Kengelo
f
1.509.000 3i’ % abl. t 9934 %.
Van het eetto-pi-ovenu dezer leening is
f
1.269.000
VOOr.
CO
nversi e afgetrokken.
Conversie: Coöp. Grondkapitaalba.nk voor dcii Land-
bouw U.A. f2.000.000 3
1
/
2
% obi. 9. 100 %.
Uitsluitend voor aandeelhouder-s.
Recht van voorkeur 1 nieuw: 2 oude •aaeid.
Reëht van voorkeur 1 nieuw: 4 oude aand.
De Kei-kelijkc Leeningen zijn als volgt onderverdeeld:

Rente- Emissie-
Onderverdeeld..

Guldens voet

koers
pCt.

pCt.
Gereformeerde kerk van Doi-dreoht
(convel-sie)
………………..
146.000

4

100
Gereformeerde kerk van Gouda
(oonversie f60.000)
………..
701000

4

100
Congregati e der Kleine Z usters
van den H. Joseph, i]..eerlen
(conversic f 148.000)
……….
350.000

4

100
Coigiegatie v: d. II. Catharina val’.
Senen, Voorsohoten (conversie
fi
74
.000)

……………….
2
50.000

4

100
Orde dci- E.E. P.P..l)oniinicanen,
Nijmegen (conversie)
………
450.000

4

100
Ver. RK. Herstell ingsoorden voor
Longlijders en awakke Kinderen,
Amsterdam (cotwersie)
…….
400.000 4 100
Alg. Com
.m issi e voor Kiriderve rpie-
ging en kinderbesohe rm.i lig ‘s-Hei-
togeribosch (conversie)
……….
350.000

4

100
Ver, voor Grief. School -onderwijs
Delft (convei-sie)
…………..
110.000

4

100

Emissies in 1937.
(In Guldens.).
Nieuw kapitaal:

Conversie:

Obligatiën

Aandeelen

Totaal

lan
……
2.055.167,50

3.606.372,-

5.661.539,50

194.811.’ 00,-

Pebr.

28.355.181,66

2.1841500,-

30.538.681,66

209.449.898,34
Maart

312.227,50

2.568.725,-

2.880.952,50

9.334.000,-

30.721.57666

8.359.597,-

39.081.173,66

413.595.398,34

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam


Amsterdam
Totaal

Arttkelen
11-17
Apr.
Sedert
Oi’ereenk.
11-17
Apr. Sedert Overeenk.
1937
1
36
1937
1 /aa.
1937
t(jdvak
1936 1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936

85.562
502.833
297.624
700

15.804

.
4.361
518.637 801.985
1.6
24
97.692
87.971

2.375

1.700 100.067
89.671
Tarwe

……………..
Rogge
.
………………
140
2.838 6.266


100
2.838 6.366
Soekweit
……………….
MaIs……….
………
33. 390
402.618
235.265
2.341
50.324
53.101
452.942 288.366

122.915
91.223

5.939
12.375
128.854
97.158
.
46.442
20.115
100
2.280
20

48.722
20.135 65.990
51.668
5.892
78.379
94.079
144.369
.
145.747

Gerst

……………..6.889
Haver

……………..3.114

Lijnkoek
…………..

17.912
25.875


175
17.912
26.050
Lijnzaad

……………16.267

1.020
.
10.661
8.405
95
1.525 1.694
12.186 10.099
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
417 14.103 10.071

1.293
1.694
15.396 10.794

f337.520.000,-
f337.500.000,-
8.720.000,-
.

8.720.000,-
1.116.817,-
1.116.302,50

1.308.629,10

1.209.811,56

1.183.176,78
16.030.500,11
,,

16.081.630,-
116.025.473,34
,,
106.278.691,45
8.000.000,-

8.750.000,-
97.603.129,21
,,

98.999.067,12

VLOTTENDE SCHULD.

21 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

307

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.

Ned
Disc.Wisse1s.

2

3Dec,
’36

Lissabon

….
4j 5Mei ’36

Bk
iVrsch.inR.C.
Bel.Binn.Eff.
2

3Dec.’36
Londen ……
230 Juni’32
2j
3 Dec.’36
Madrid ……
5
9Juli ’35
Athene ……….
6

4Jan.’37
N..YorkF.R.B.
4
1Feb.’34
Batavia……….
3
14Jan.’37
Oslo

……..
4

7Dec.’36
Belgrado

……..
5
lFebr.’35
Parijs

……
428 Jan.’37
Berlijn ……….
4
22Bept.’32
Praag

……
3
1 Jan.’36
Boekarest ……..
4

15Dec.’34
Pretoria

315
Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome ……..
4j
18Mei’36
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm
…2j
1Dec.’33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio
3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
4

2Jan.’37
Weenen…..
310Juli’35
Helsingfors ……
4

3 Dec.’34
Warschau
.. 5
260ct.’33
Kopenhagen……
4
19Nov.’36
Zwits. Nat
Bk.l 1
25Nov.’36

OPEN MARKT.

1937 1936
1935 1914

17
12117
5110
29 Mrt./fl
13/18 15/20
20(24
April
April April
3April
April April
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
11
4

l(
11
4

1
14
1-
3
(16
2
)
3315.4114
31I4118
Prolong.
1
1 1
1
1-1(

2)
311
4
.4
211
4
34
Londen
Daggeld
‘12.1
1
12-1
1
12..1
’12-1
112..1
2)
1
12.1
1
3
1
4
-2
Partic. disc.
17
132-
9
I16
17/32_9116

171n-9116
17/
3
.3/
5

17/
9116_5/8
41(4.3(4
Berlijn
91

i)
Daggeld.

2-
3
/4
212-
3
/4
2
3
143
3
14
2112-3 2)
311..7/

3)

Maandeld
2
1
1-314
2
1
1-3j
4

2
3
14-3 2314-3
3.11
4
2)
3,3/4

)

Part, disc.
2
7
1s
2:4/,_3
3 3
32)
33/, 3)
2118-1(2
Warenw. ..
4.11 4′-
1
(4
4»12
411
4.11
4
2)
4.1(
4
3)

New York
Daggeld
1)
t
1
1
l
31
4

1
/41(2 3)
1
3
1-2’1
Partic.dlsc.
51
51
51
51
3116
31_51

t)
Koers van 16April en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
2)
14/18 Apr.
3
)15(18 Apr.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Dafa
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel Batavia
York ) •)
)
)
)
‘)

13 April 1937
1.82%
8.96%,
73.41
8.15%
30.78
100%
14

1937
1.82% 8.96%
73.381 8.15%
30.77
100%
15

1937
1.82%
8.96%,
73.42
8.15
30.78
100%
16

,,

1937
1.82%
8.96+

73.43
8.15%
30.77
100%
17

,,

1937
1.82% 8.98
73.42
8.16%
30.78
100
19

,,

1937
1.82%
8.98x
73.43
8.16%
30.78
100%
Laagste d.w1)
1.82%
8.95 73.35
8.14
30.74
100
Hoogste d.wl)
1.83
8.99%
73.50
8.17%
30.80
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

D a a
ZWlt
d

serlan
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan Madrid
5)
t)
rest
1)
)
*5)
13 April 1937
41.62

6.37



14

1937
41.64

6.37k



15

1937
41.64

6.37



16

1937
41.66%

6.37

– –
17

1937
41.70

6.37



19

1937
41.68%

6.37



Laagste d.w
1
)
41.55

6.321

9.60

Hoogste d.w
1
)
41.72%
34.30
6.40
1.50
9.70

Muntpariteit
1
48.003
35.007
7.3711.488
13.094 48.52

a a
D t
Stock- Kopen-
S
0
o
i *
Hel- Buenos-
Mon-
5)

holm
hagen*)
Aires’)
I
treall)

13 April 1937
46.20
40.021
45.05
T”
5514
1.82%
14

1937
46.20
40.021
45.05
3.95
55%
1.82%
15

1937
46.20
40.021
45.05
3.96
55%
1.82%
16

1937
46.25
40.05
45.04
396
55%
1.82%
17

1937
46.32k
40.10 45.15
3.96k
55% 1.82%
19

1937
46.321
40.12k
45.15
3.94
55%
1.82%
Laagste d.wl)
46.12k
3995
44.94
3.92k
55
1.82%
Hoogste d.w’)
46.35 40.15
45.20
4.-
56
1.83%
Muntpariteit
66.671
66.871
66.671
6.266
95%
2.1878
S)
Noteering te Amsterdam.
*5)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW VORK. (Cable).

D a a
Londen
($
per
£)
Parijs
($
P.
IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100
Mk.)
Amsterdam
($ p. 100
gid.)

13 April

1937
4,90′
8
/,
4,46%
40,20
54,76
14

1937
4,90
27
!,
4,46%
40,20%
54,76
15

1937
4,90
1
%,
.
4,46%,
40,20
54,76
16

1937
4,92
1
/
32

4,47
40,20
54,76
17

1937
4,91
25
/
82

4,47
40,22 54,76
19

1937
4,92
5
/
4,47%
.

40,22
54.76
10
April

1936
4,94%,
6,59%
40,24
67.88
l4untpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
3
Apr.
1937
10Apr.
1937
12117
April
1937
Laagste
l
Hoogstel
17
Apr.
1937

Alexandrië..
Piast.p.
Y
,
97%
9
7
M

9
7
%
97%
9734
Athene

. .. .
Dr.
p.
y,
547% 547%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10%
1/10%
1/10%
1110
1
/,
1/10%
Budapest
1)..

Pen.
p. Y,
24% 24%
24% 25%
24%
BuenosAires’
p. peso p.Y,
16.14
16.12
16.08
16.16 16.13
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
1/6%
116%
116
2
/
1/6
5
/
1/6%
Instanbul

..
Piast.p.e
612 613 612
613
612
Hongkong
. .
Sh.
p. $
1/2% 1/2% 1/2%
1/3%,
1
1
1
2%
Sh.
p.
yen
12
1/2
1/1
31
/
32

1/2
1
1
22

1/2
Lissabon….
Escu.p.C110%,
110%,
110
110%
110%,
Mexico

….
$perC
18 18
17%
18%
18
Montevideoa)
d.perc
27
27
26%
27%
27
Montreal

..
$
per
£
4.89%
4.89%
4.891
8

4.91% 4.91%

Kobe

…….

Rio
d.Janeir.’
d. per
Mil.
‘/,2
3%,
3’/
3′,
33/
Shanghai

. .
Sh.
p. $
1/2
17
/
82

1/2
17
/
3e

1/2%
1/2%
112
17
/
32

Singapore
. .
id.
p. $
2/4%, 2/4%,
214%
2/4%
2/4%,
Valparaiso
6).
$
per
£
128 128 128 128
128
Warschau
. .
Zl. p. £
25% 25%
25
26%
26
1)
Offic. not.
10
Dec. 161(2.

2)
Offic.
not.
IS
laten, gem. not., welke
imp. hebben te betalen
10
Dec. 16.12.
3)
Offic. not. 6 Oct. 3971
8
.

4) Id.
II
Mrt. 1935 414.
5)
90 dg. Vanaf 28 Aug.
laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 6)
Londen’)
N.Yorkl)
Londen
13 April 1937.. 21%
46
13 April 1937….

1416
14

1937.. 2 0 ly,
45%
14

1937….

141,6.
15

1937.. 201%
6

45%
15

1937….

141/6
16

1937.. 20%
45%
16

1937….

141/5k
17

,;

1937.. 20%

17

1937….

14112
19

1937.. 20%
45%
19

1937.,..

141/2
20 April 1936.. 20%
45%
20 April 1936….

140/10
27
Juli

1914.. 24%
59 27
Juli

1914….

84/10%
I)
in pence
p. oz.
stand.
2)
Foreign silver
in
$c. p. oz.
line.
3)
In sh.
p. oz.
line
STAND_VAN_’8_RIJKS_KAS.

v
order Ing en
17April 1937

1
15 April 1937
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne-
f
63.468.028,05
f
73.387.617,16
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
870.405,23
,

1.816.229,49
Voorsch.
op
uIt. Maart (resp. Febr.) 1937

derlandsche Bank
……………….

a(d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofd,, der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting

2.609.359,26
,,

59.006.857,01
,,

61.176.598,34
Voorschotten aan Ned.-lndië
……….
Idem aân Suriname…………………
11.134.956,43
,,

11.168.763,95
Kasvord.weg. credietverst. a(h. buitenl.
,,
111.075.360,23

111.810.705,75
Daggeldleeningen tegen onderpand..
der
– –
Saldo

postrek.v.Rijkscomptabelen
Vord.
op
het Alg. Burg.Pensioenf.
1)…
38.266.895,17

,,

30.066.148,11

Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)….
,,

6.324.564,61
4.511.142,91
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…
I


Verplichtingen

art. 16 van haar octrooi verstreki
Schatklstbiljetten 1fl Omloop……..
Schatkistpromessen in omloop …..
Zilverbons in omloop …………..
Schuld op ult.Mrt. (resp.(Feb.) ’37 aan d
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d
pers. bel., aand. I. d. hoofds. d. grondb
e. d. gem. fondsb. atsm. opc. op dli
bel, en op de vermogensbelasting
Schuld aan Curaçao’) ……………
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf. ‘
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
Id. aan andere Staatsbedrijven 1) ….
Id. aan diverse instellingen 1) ………
1) In rekg.-crt. met ‘s Rijks SchatkIst.
NEDERLANDSCHlNDISCHE


f
2.217.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f

254.000,-
,,
305.000,-
Saldo Javasche Bank

…………….

Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
Schatkisipromessen in omloop
…….
Schatkisibiljetten in

60.314.000,-
6.750.000,-
,
63.687.000,-
6.750.000,-

Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
1.000.000,-
1.514.000,-

..


1.000.000.-
1.514.000,-
omloop
…………

idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
1.202.000,-
1.304.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
..560.000,-
..
,,
560.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,

4.675.000,-

‘)Betaalmiddeten in
‘s
Lands Kas
op
20 Mrt. 1937 f38.087.000,-.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duIzenden guldens.

Data
Metaal
Circu-
Voor-
schotten
Dis-
Diverse
reke-

I

Diverse reke-
lat ie
aan de
conto’s
ningenl
ningenl
kolonie

1 Maart

1937
4.502 5.344
160
44
1.380 95
1
Februari

1937
4.518 5.392
147
45
1,407
71
1
Januari

1937
4.531
5.118
111
45 1.191
104
1December 1936
4.5’29
5.044
59
46
1.182
125

1
Maart

1935
4.582
4.458
279
45
656
108
) nlunp. oer activa. ‘)IuItp. oer passiva.

308

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 April 1937

STATISTISCH OVERZICH

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

T423/E
Baliia
R000E
MAIS
LPVata
LIJNZAAD
Plata
BLOEM-
KASKOM-
SALADE
RUND-
VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
Blanca loco
74 I’Bahia
Blanca loco
loco
La Plata
La loco
KOOL
KOMMERS
Ie somt 5)
(versch)
(versch)
Rotte rdamj
Amsterdam
R’dam!A’dam
R’damlA’dam
loco Rotter-
damfA’dam.
R’dam/A’dam
Ie soort
100 St. 5)
le soort
P. 100 st. 5)
p. 100 Krop
per 100 kg
per 100kg
per 100 kg.
per 100 kg.
per 2000 kg.
per 2000 kg.
per 1960 kg.
P.
Rotterdam Rotterdam


T

010
f
f
III
f
to
f
°io
T
°h
T
01
°

T
to
f


0
/0
1925
17.20
100,0
13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
1926
15,90
92,4,
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9



1927 14,75
85,9
12,47
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4




1928
13,47
5

78,3.
13,15 100,6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00
78,5
26,47
100,0
23,08
100,0
5,83

100,0

93,-
100,0
77,50
100,1
1929
12,25
71,2
4

10,87
5

83,2 204,00
88,1
179,75
76,2 419,25
90,6
26,32
99,4
23,83
103,3
7,60
130,3
96,40
103,7
93,12
5

120,
1930
9,67
5

56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
16,32
61,7
8,28
792
3,51
60,2
108,-
116,1

——–

72,90
94,
1931
5,55
32,3 4,55
34,8 84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
18,49
69,9
16,89
73,2
4,33
74,3
88,-
94,6
48,-
61,1
1932
5,225
30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
16,71 63,1
11,87
51,4
3,57
61,2
61,-
65,6 37,50
48,
1933
5,026
29,2 3,55
27,2 68,50
29,6
70,00
29,7
148,00
32,0
14,47
54,7

9,96 43,2
1,86
31,9
52,-
55,9
49,50
63,
1934
3,67
5

21,4
3,326
25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
11,72
44,3
8,78 38,0
2,52
43,2
61,50
66,1
46,65
60,
1935
4,125
24,0 3,07
5

23,5
61,00
26,3
68,00
28,8 131,75
28,5 8,12
30,7
6,79 29,4
2,23 38,3
48,125
51,7
51,62
6

66,1
1936
6,276
36,5
4,27
5

32,7
74,00
32,0
86,00
36,4
166,50
36,0
8,82
33,3
6,45 27,9
1,76
30,2
53,425
57,4
48,60
62,

Juli

1935
3,92
22,8 2,55
19,5
54,50
23,5
66,75 28,3
124,50
26,9
48,-
51.6
47,376

61,
Aug.
4,25
24,7
2,625
20,1
55,25
23,9
64,50
27,3
132,25
28,6

44,80
48,2 52,55
67,:
Sept.
4,75 27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50
30,2

—————————-

43,37
5

46,6 56,62
5

73,
Oct.
4,95
28,8 3,35
25,6
57,75 24,9
64,75
27,4
142,75
30,9
46,07
5

49,5 64,62
5

83,
Nov.
4,65
27,0
3,20
24,5
55,00 23,8 59,75
25,3
137,75
29,8
42,75 46,0 56,85
73,
Dec.
5,15
29,9
3,40
26,0
56,75
24,5
60,75
25,7
146,50
31,7

44,75
48,1
52,25
67,

Jan.

1936
5,45
31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1
44,-
47,3 50,87
5

65,1
Febr.
5,225
30,4 3,40
26,0
55,25 23,9
64,50
27,3
152,50
33,0
43,77
5

47,1
48,25
62,:
Maart
5,22
5

30,4 3,50
26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
45,75 49,2
46,57
5

60,
April
.5,17
5

30,1
3,45
26,4
64,00
27,6
70,00
29,7 147,25
31,8
11,56
43,7
10,65 46,1
3,09 53,0
48,50
52,1
45,375

58,1
Mei
5,125 29,8
3,17
5

26,6
63,75
27,5 72,25
30,6
14’I,75
31,9
9,10
31,4
6,66
28,9
1,56
26,8
51,60 55,5 44,30
57,:
Juni
5,05
29,4
3,45
26,4
66,00
28,5 71,50
30,3
154,00
33,3
5,80
21,9
2,03









—-











—-


8,8
0,63
10,8
54,15
58,2
46,25
59,’
Juli
5,625
32,7 3,65 27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1





——



—————–

57,35
61,7
47,75
61,1
Aug.
6,35
36,9 4,025
30,8
84,00
36,3
88,00
37,3
170,00
36,8







——


60,40 64,9
50,20
64)
Sept.
6,50
37,8
4,40
33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1
61,05
65,6
51,875 66)
Oct.

,,
8,80
51,2
6,02
5

46,1
97,50
42,1
120,50
51,1
199,75
43,2








——









——

-.
58,85
56,-
63,3
60,2
52,30
49,87
6

67,1
64,
Nov.

,,
Dec.
8,55
8,175
49,7
47,5 5,725
.
6,97
5

43,8 53,3
89,50 97,00
38,7
41,9
121,50 129,00
51,5
54,7
193,00
201,00
41,7
43,5





——



59,80
64,3
49,70
64,

Jan.

1937
8,40
48,8
7,95
61,0
97,50
42,1
132,00
55,9 201,50
43,6





——




—–

——


—-

64,60
69,5
52,75
68,
Febr.
8,25
48,0 8,725
66,7
100,50
43,4
129,00
54,7 194,50
42,1

—–



—–



66,175
69,0 53,325
68)
Maart
9,15
53,2
9,025
69,0
106,00
45,8
133,00
56,4 209,25
45,2

—-





—–



—-





—–



66,15
71,1
54,82
5

70,’
5 April

,,
10,60
61,6
9,87
5

75,5
117,00
50,5
148,50
62,9
231,50
50,1
19,88
75,1
11,44

—-













—-












49,6
6,26
107,4
71,-S)
76,3
57,_6)

73)
12

,,

,
19

,,

,,
10,50
9,85
61,0 57,3
10,10
10,125
77,2 77,4
119,00 111,50
51,4 48,2
152,00 148,50
64,4
62,9
224,50
221,00 48,5
47,8
23,90
90,3
11,03
47,8
4,
68,6
17
68,70
7
)
1,-)
73,9

76,3
56,-)
55,758)
72,:
71)
1) Men zie voor de toelichting op clezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 1931 t
3) Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74/5 kg Hongaarsche; vanaf 26Mei1930 tot 23Mei19
23Mei1932 64/65 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ’33 62163 kg Z.-Russ. Van 24Juli ’33-7 Oct.’35 64165 kg La Plal

Vervolg STATISTISCH OVERZICH

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche/
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
_____________ ___________ __________
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp.
gekamde
Australische,
Australische,
HUIDEN
SALPETER
1
1
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
33 t/m. 33.9°
64/66°
cts*
per
Middling
locoprijzen
F.0. F.
1

Sakelia-
G. F. No.
1
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
GId. per 100kg R’dam!A’dam

s.
g.
per barrel
U.S.
gallon
New-York
1

rides
1

Oomra Liverpool
loco
Bradford
per lb.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
kg.
per lb.
Liverpool
Bradford per
1h.

f
“ji
ets.

0
10
ets.
S
Ojo
cts.

0
10
ets. a
0
/0
ets.

Ol
o

cts.

01
0

Ï
-?;
f
1
i’
1925
10,80
100,0
4,16
5

100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
4,68
5

112,5
33,85
91,9
43,5
75,5
81,8
55,5 31,8 67,4
238,1
85,9
124,7
83,9
28,46
82,0
11,61
96,1
1927
11,25 104,2
3,22
5

77,4
36,85
100,0
43,4
75,3
84,6 57,3
36,6
77.8
244,4 88,2
133,6
89,8
40,43
116,5 11,48
95,
1928
10,10
93,5 2,975
71,4
24,75
67,2
49.6
86,0
96,8
65,6
37,9
80,4
259,6
93,6
153,7 103,4
47,58
137,1
11,48
95,
1929
11,40
105,6
3,05
73,2
24,80
67,3
47,5
82,4
85,9 58,2
33,2
70,5
196,6
70,9
127,3
85,6 32,25
92,9
10,60
88,2
1930
11,35
105,1
2,78
66,7
21,75
59,0
33,6
58,3
60,5 41,0
19,8
41,9
134,8
48,6
81,9
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05 93,1 1,44
34,5
12,50
33,9
21,3 37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5
40,7
18,65
53,7
8,61 71,1
1932
8,00
74,1
2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7
26,3
17,8
15,7
33,3
80,6
29,1
42,8
28,8
11,15 32,1
6,15
51,2
1933
7,00 64,8
1,11
26,8
8,95
24,3
16,7
29,0 25,9
17,5
14,0
29,7
97,0 35,0
47,9
32,2
13,26 12,07
38,2 6,18
6,11
51,t 50,t
1934
1935
6,20 6,05
57,4
56,0
1,56
1,55
37,5 37,2
7,14 7,49
19,4
20,3
18,2 17,5
31,6 30,3
26,8 26,0
18,2 17,6 13,5 14,9
28,7
31,7
97,0 84,4
35,0
30,5
51,7
42,8
34,7
28,8
12,54
34,8
36,1
5,89
49,1
1936
6,60
61,1
1,62
5

39,0
8,79
23,9
18,9
32,8
32,4
22,0
17,0
36,1
106,2
38,3
53,4
35,9
15,40
44,4
5,70
47,

Juli

1935
6,05 56,0
1,54
36,9
7,73
21,0
18,0
31,2
24,3
16,5 15,5
32,9
92,0
33,2
45,4
30,5
11,75
33,9
5,40
45
1
0
Aug.

,
6,15
56,9
1,54
36,9
7,64
20,7
16,9
29,2
24,7
16,8 14,3
30,3 92,0 33,2
46,6 31,4
12;-
34,6
5,40
45,0
Sept.

,,
6,10 56,5
1,55
37,2
7,07
19,2 15,9
27,5
24,9
16,9
13,3
28,1
92,0
33,2
44,1
29,7
14,50
41,8
5,50
45,1
Oct.

,
6,05
56,0
1,55
37,2 7,44 20,2
16,6
28,8
26,7
18,1
14,9
31,7
93,2
33,6
44,1
29,7
16,-
46.1
5,55
46,2
Nov.
6,05
56,0
1,54
36,9
7,86 21,3
17,5
30,3
29,7
20,2
15,9
338
94,5
34,1
45,4 30,5
16,-
46,1
5,60

Dec.
6,05
56,0
1,54
36,9
8,41
22,8
17,5
30,3 29,8 20,2
.
15,9
33,7
93,2
33,6
44.1
29,7
14,25 41,1
5,70

lan.

1936
6,15
56,9
1,525
36,6
8,41
22,8
17,5
30,3
29,3
19,9 14,7
311
97,0 35,0
45,4 30,5
15,-
43,2
5,80
48,2
lebr.

,,
6,15
56,9
1,51
36,3 8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8 13,8
293
97,0
35,0
46,6
31,4
15,-
43,2
5,85
48,1
Maart

,,
6,15
56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35.9
47,9
32.2
14,25
41,1
5,90
49,
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51 23,1
17,1
29,7
27,6
18,7
13,8
29,2
99,5
35,9
47,9 32,2
14,-
40,3
5,95
49,0
ei
6,25
57,9
1,52
6

36,6
8,51 23,1
17,1
29,7 27,3
18,5
13,5
28,6
100,8
36,4
47,9
32,2
13,75
39,6
6,-
50,0
luni
6,30
58,3
1,525
36,6 8,33
22,6
17,6
30,5
27,4
18,6
168
35,7
97,0 35,0
46,6
31,s
13,-
37,5
6,-
50,0
juli
6,25
57,9
2,525
36,6 8,06
21,9
19,3
33,5 31,4
21,3
181
38,5
970
35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,1
Aug.
6,30
58,3
1,525
36,6
7,94 21,5
17,9
31,0
333
22,5
17,2
36,6
995
35,9
46,6 31,4
13,50
38,9 5,25
43,1
Sept.
6,35
58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0
31,2 32,3 21,9
17,8
37,8
99,5
35,9
49,1 33,1
14,50
41,8
5,35
44,(
Oct.
7,80
72,2
1,95
46,8
10,27
279
23,0 39,9
42,0
285
21,9
46,5
121,0
43,7
61,1
41,1
19,25
55,5
5,40
45,0
Nov.
7,70
71,3
1,92
5

‘46,2
10,19
27,7 22,6
39,2 43,4
29,4 21,4 45,4
131,4
47,4
73,4
49,4
19,25
55,5
5,45
45,4
Dec.
7,85
72,7
1,90
5

45,7
10,25
27,8
23,6
40,9 39,2
26,6 21,4
45,4
135,2
48,8
82,2
55,3
20,25
58,4
5,55
46,3

Jan.

1937
.

8,05
74,5
1,90
45,6
10,62
28,8
23,8
41,2 38,2
25,9 22,0
46,7
141,9
51,2
88,2
59,3

21
,
50

62,0
5,65
47,1
Febr.

,,
8,25
76,4
2,125 51,0
10,95
29,7
24,0 41,6
37,4 25,4
21 8
46,3
133,6
48,2
85,6
57,6
22:75

65,6
5,70
47,
Maart

,,
8,30 76,9 2,12
50,9
11,16
.30,3
26,6
46,1
44,6
30,2
233
49,5
138,9
50,1
88,6
59,6
25,-
72,0

5,75
47,0
5 April

,,
840
77,8
2,12
50,9
11,19
1
)
30,4
27,5 47,7
46,4
5
)
31,5
23,4
1
)
49,7
141,5
3
)
51,0
94,0°)
63,2 28,50
6

82,1
5,80
48,3
2
8,40
77,8
2,12.
50,9
11,19°)
30,4
26,5 45,9
45,92)

31,1
23,22)
49,3
144,4
4
)
52,1
95,0
4
)
63,9
1
5,80
48,3
8,45 78,2
2,12
50,9
25,3 43,8
145,65)
52,5
96,2
5
)
64,7
1
5,80
48,3
1)7
Apr.
2)
1 t Apr.
3
)1 Apr.
8)
8Apr.
5
)15 Apr.
6)13
Apr.
7
)6 Apr.
8)
Op goudbasis 53,5.
9)
Op goudbasis 51,6.
10)
Op goudbasis
50,9.

21 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

309

AN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)

ZUIVEL
EN EIEREN
METALEN

BOTER
T
BO ER
p.
Edammer
EIEREN
KOPER
KAAS

IJZER
levelan
GIETERIJ
ZINK
GOUD ZILVER
per

g
Heffing
maar
em. no
an

r
Locoprijzen
Locoprijzen
Foundr
0ZER

Locoprijzen
cash
cash
Leeuwar-
der Comm.
Crisis

Zuivel-
Fabrieks-
kaas
Etermijn Roermond Locoprijzen Londen
Londen Londen
No. 3 franco (Lux III) p.
Eng, t. Lo.b.
Londen
per
Londen
ounce per
Londen per
Standard
Noteering
Centr.

ki. mjmerk
p. 100 st.
per Eng. ton
er En

ton
per En

ton
Middlesb
per Eng.ton
Antwerpen
Eng. ton
fine
Ounce
per 50 kg.

f
Io
f
/
0/
f
51
f.
0
1
fe
Dis
f
0
Oj
f
Olo
f.
0
10
f
0
0
10
/ •
°Io
cts.S
01
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0
162,00
100,0 1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
702,50
93,5
376,00
85,3
3519,50
111,1
52,25
118,5
41,50
102,5
413,00
94,3 51,75
100,0
144,50
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
674,00 89,7 292,75 66,4
3511,50
110,8
44,25
100,0
39,00 96,3
344,75
78,8 51,75
100,0
134,75
83,3
1928
2,11
91,3

48,05 85,8
7,99
87,0
772,00
102,8
254,75
57,8
2749,75 86,8 40,00
90,4
38,00 93,5
305,75
69,9 51,75
100,0
131,25
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
916,00
121,9
281,25
63,8
2465,75
77,8
42,75
96,6 41,50
102,6
301,00
68,8 51,75
100,0
123,25
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72 73,2
661,25
88,0
218,75 49,6
1721,25
54,3 40,50
91,8
36,00
88,8
204,00
46,6 51,75
100,0
89,75
55,4
1931
1,34
58,0

31,30 56,9
5,35 58,3
438,75 58,4
145,75
33,1
1331,50
42,0 33,25
75,3
28,75
70,9
139,50
31,9 51,75
100,0
67,50
41,6
1932
0,94.
40,7

22,70 40,5
4,14
45,1
276,50 36,8
104,00
23,6
1175,00
37,1
25,50 57,5 22,50
55,2
118,50
27,1
51,75
100,0
65,00
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1
3,71
40,4 267,75 35,6
95,25
21,6
1596,00 50,4
24,75
56,2
21,25
52,2
128,50
29,4
51,75
100,0
62,25
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4 3,45
37,6
226,50
30,2
82,00
18,6
1718,00
54,2
24,25
54,8 20,25
50,1
102,25
23,4
51,75
100,0
65,75
40,7
1935
0,49 21,2 0,99
14,85
26,5
3,20
34,9 230,75 30,7
103,75
23,5
1631,50
51,5
24,00
54,1
20,25 50,2
102,75
23,5
51,75
100,0
89,25
55,1
1936
0,58
25,1
0,88
5

17,55
31,3
3,50
38,1
301,00
40,1
139,00
31,5
1594,50
50,3
27,75
62,7
22,75 56,2
117,50
26,8
55,00
106,3
65,00
40,1

,iuIi ’35
0,44
19,0
1,-
12,37
5

22,1
2,54
27,7
223,75
29,8
104,75
23,7
1701,00
53,7
24,00
54,1
20,25
50,0
102,75
23,5
51,75
100,0
92,25 57,0
Aug.,
0,46
19,9 1,07
15,10
27,0
3,31
5

36,1
239,00 31,8
115,50
26,2
1641,00
51,8
24,25
54,8
20,25
50,0
108,00 24,7
51,75
100,0
90,00
55,6
Sept.,
0,58
25,1
0,97
20,25
36,2
3,16
34,4
248,25
33,1
117,75
26,7 1636,25
51,6
24,00
54,1
20,25
50,0
113,75
26,0
51,75
100,0
88,50
54,7
Oct.

,,
0,65
28,1
0,89
19,87
5

35,5 3,95 43,0 256,25
34,1
135,00
30,6
1656,25
52,3
24,00
54,1
20,25
50,0
121,25
27,7
51,75
100,0
88,75 54,9
Nov. ,,
0,59
25,5
0,94
16,90
30,2
4,69
51,1
255,50
34,0
130,50
29,6
1641,75
51,8
24,50
55,5
20,25
50,0
118,50
27,1
51,75
100,0
88,50
54,7
Dec. ,,
0,57 24,7
0,95
15,80
28,2
4,60
50,1
255,50
34,0
121,25
27,5
1597,50
50,4 24,75
56,2
20,25
50,0
110,00
25,2
51,75
100,0
77,25
47,7

Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0
4,04 44,0 252,00
33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0 24,75
56,2
20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
60,50
37,4
Ieb. •
0,61
26,4
0,92
5

17,375
31,0
3,37
5

36,8
256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75
56,2
20,25
50,0
111,00
25,4
51,75
100,0
60,25 37,2
Mrt.,
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6
2,69
29,3
261,75 34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7 24,75
56,2
20,25
50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr.,
0,44
19,0
1,02
6

16,82
5

30,0
2,49
27,1
269,50
35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75
56,2
20,25
50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7
Mei •
0,47
20,3
0,99
18,75
33,5
2,52
27,5
270,25 36,0
114,75
26,0
1495,50
47,2 25,00
56,8
20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
62,25
38,5
Juni
0,57
24,7
0,89
20,20
36,1
2,69
29,3
268,50
35,8
110,50
25,1
1358,25
42.9 25,00 56,8
20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli

,
0,60
26,0
0,816
19,35
34,6
2,91
31,7
275,25
36,6
117,75
26,7.
1382,00
43,6
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
IO(O
60,50
37,4
Aug.,
0,62 26,8 0,80
17,876
31,9
3,316
36,1
282,50
37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9 27,00 61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
1000
59,75

37,0
Sep.,
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0
3,63
39,5
289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25
61,Q
20,25
50,0
104,25
23,8
51,75
100,0
60,75
37,5
Oct. ,
0,63 27,3 0,77
5

17,55
31,3
4,85
52,8 374,75 49,9
169,00
38,3
1847,75
58,3
33,50
75,7
27,75
68,5
135,00
30,8
65,25
126,0
75,75 46,8
Nov.,
0,70
30,3 0,78
16,07
6

28,7
5,15
56,1
397,75
53,0
196,25
44,5 2079,75 65,6
33,75
76,3
29,25
72,2
149,00
34,0
64,50
124,6
79,50
49,1
Dec..
0,65
28,1
0,825
15,75
28,1
4,36
6

47,5 415,00
55,3
234,00
53,1
2076,00 65,5
36,50
82,5
32,75
80,9
162,50
37,1
63,75
123,2
79,75
49,2

Jan237
0,66
28,6 0,85
17,075
30,5
3,45
37,6
462,00
61,5
244,25
55,4
2061,25
65
1
1
36,25
81,9
34,25
84,6.
188,50
43,1
63,50
12,7
78,00
48,1
îeb.,
0,69
29,9 0,80
18,75
33,5
3,81
41,5
522,00 69,5
248,50 56,4 2075,75
65
1
5
36,25
81,9
34,75
85,8
219,50
50,1
63,50
122,7
75,00 46,3
Mrt.
,

0,68 29,4 0,80
18,82
5

33,6
3,86 42,0
638,50 85,0
291,25
66,1
2498,25 78,8
36,25
8,1,9
48,25
119,1
291,50
66,6
63,50.
1227
77,00 47,5
5 Apr.,
0,65
9
)
28,1
0,85
16,00
12

28,6
3,25
35,4
614,50 81,8
269,75
61,2 2561,50
80,9
36,25
6
)
81,9
53,25
6
)
131,5
276,50 63,2
63,50
122,7
79,75 49,2
12

,,

,
0,65
10

28,1
0,85
16,006)
28,6
2,95
32,1
568,50
75,7 236,25
53,6 2457,75 77,6
36,2513

81,9
53,7515

132,7
240,25 54,9
63,50
122,7
78,50
48,5
19

,

,
0,70′
30,3
0,80
16,00
8
)
28,6
2,95
32,1
532,25
70,9
215,50
48,9 2317,75
73,1
36,25
14

81,9
54,0014

133,3
221,25 50,5
63,50
122,7
77,50 47,8
Sept. 193279 K.G. La Plata; van 26Sep. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manftoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli1936 80kg. La Plata; van 6Juli1936 tot30 Nov. 1936 Manitoba.
kg
Zuid-Russische; van 23Mei1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot
an 7Oct. ’35-18 Mei ‘3662163kg Z.-Russische.
5)
De jaargemiddelden zijn berekend uit de gemiddelde prijzen van April, Mei en Juni van het betreffende jaar.
3Apr.
7)9
Apr.
8)
16 Apr.
9
)1 Apr.
16)
8 Apr.
.51)
15 Apr.
12)
2Apr.
19)
10 Apr. 14)17 Apr.

AN GROOTHANDELSPR1JZEN,

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
INDEXCLJFER

VURENIIOUT
STEENEN
/
CA’O
COPRA
KOFFIE RUBBER
SUIKER

)(_

THEE
mdi-
basis 7″ f.o.b.
Zwedenj
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
1Ned.-Ind.
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
AfI. N.-1. theev.
Grond-
sche
uit-
Finland
per
I. ma.
Locoprijzen
Sheets
suiker loco A’dam gem. pr
.
stoffen
voer-
per standaard
per

per
50kg c.i.f. Nederland
per 100kg
Amsterdam
Rotterdam
per
‘j

kg.
loco Londen
R’dam(A’dam
per 100 kg.
Java- en Suma-
trathee P.
‘Is
kg.
pro
van 4.672 M
3
.
1000 stuks

1000 stuks
per Ib. ducten

/

.
0J
/
Oj
7i
1
11
/
°Io
‘cts.
III
7j

•0
10
f
III
cts.
III
1925
159,75
100,0
15,50 100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,876
100,0
61,375
100,0
1,80
100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1 15,75 101,6 19,50 102,6
29,65
115,3
34,-
94,8
55,375 90,2
1,21
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
06.0
82.9
1927
160,50
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
41,14
160,0
32,62
5

90,9
46,875
76,4
0,93 51,6
19,126
102,0
82,75
97,9
87.5
79.7
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
34,64
134,9
31,87
6

88,9
49,625
80,9
0,54 30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
64.6
69.8
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
27,73
107,9
27,37
6

76,3
50,75
82,7
0,52 28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
61.3
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12 82,2
22,626
63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
66.0
45.9
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6 13,56
52,8
15,37
6

42,9
25
40,7
0,15
8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
46.8
36.9
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
36,2
24
39,1
0,09
4,9
6,326
33,7
28,25
33,4
36.1
31.3
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
9,28
36,0 9,30 25,9
21,10
34,2
0,11
6,3
5,52
6

29,5
32,75
38,7
35.2
28.7
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
55,3 8,17
31,8 6,90
19,2
16,80
27,4
0,20
10,9
4,07
6

21,7
40
47,3
34.4
27.0
1935
59,50
37,2
7,25 46,8 8,75
46,1
8,12
31,6 9,15
25,6
14,10
23,0
0,18
10,0
3,85
20,5
34,50
40,8
33.6
26.3
1936
78,25
49,0 7,50 48,4 9,50 50,0
12,04
46,8
11,90
33,2
13,62
6

22,2
0,25
13,9
4,025
21,5
40 47,3
39.4
27.7

Juli ’35
57,50
36,0
7,25
46,8 8,75
46,1
7,97
31,0
8,-
22,3
13,50
22,0 0,18
10,0
3,576
19,1
30,75
36,4
33.4
25.2
Aug.,
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7 7,92
30,8
8,071
22,5
13,50
22,0
0,18
10,0
3,526
18,8
32,50 38,5
33.1
25.3
Sept.,
57,75
36,2
7,-
45,2
. 9,-
47,4
8,12
31,6
8,476
23,6
13,50
22,0 0,17
9,5
3,725
19,9
36
42,6
34.2
26.1
Oct. •
56,50
35,4
7,25
46,8
9,25
48,7
8,12
31,6
9,976
27,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,226
22,5
46,25 54,7
35.5
29.4
Nov.,
57,75
36,2 7,25 46,8 8,75
46,1
8,02
31,2
10,32
6

28,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,10
21,9
39,50
46,7
35.8
28.0
Dec.,
58,00 36,3
7,50
48,4
.

9,50 50,0
8,17
31,8
10,45
29,1
13
21,2
0,20
10,9
4,20
22,4
39,50
46,7
35.4
28.0

Jan.’36
63,00 39,4 8,25
53,2
10,-
52,6 8,47
32,9
11,12
6

31,0
13
21,2
0,21
11,6
4,32
5

23,1
39,50
46,7
35.5.
26.0
Feb.
,
63,00 39,4
8,-
51,6 9,50
50,0
8,62
33,5
10,62
6

29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,12e
21,3 38,50
45,5
35.6 25.7
Mrt.
,
64,25
40,2
8
1

51,6
10,25
54,0 8,47
32,9
9,776
27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,921
20,9 37,25
44,1
35.8 25.5
,
Air.
ei
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0 8,67
33,7
9,726
27,1
13
21,2
0,23
12,6
3,975

21,2
36,50
43,2
35.6 25.3
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
9,23 35,9
9,526 26,6
13
21,2
0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2 25.0
luni
68,00 42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
10,34
40,2
9,90
27,6
13
21,2
0,23
12,6
3,85 20,5
36,50
43,2
35.3 24.5
juli
71,25
44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
10,34
40,2
10,47
6

29,2
13,12
6

21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9 25.0
Aug.:
73,25 45,9
6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,82
5

30,2
13
21,2
0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2 24.9
Sep.,
79,00
49,5
7-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,276
31,4
13
21,2
0,24
13,3
3,476
18,5
37,50
44,4
37.2
25.8
Oct.
,
107,00
67,0
7:25

46,8
9
1

47
1
4
17,24
67,1
13,87
5

38,7
14,876
24,2
0,30
.
16,7
4,476

23,9 46,50
55,0
47.3
32.2
Nov.,
106,00
66,4 7,25 46,8 9,25
48,7
17,45
67,9
16,12
5

44,9
15,25
24,8
0,32
17,8
4,576
24,4.
48,50
57,4
49.9
35.0
Dec.,
112,75
70,6 7,50
48,4
9,-
1

47,4
22,49
87,5
19,65
54,8
16,25
26,5
1

0,37
20,6
4,725
25,2
48 56,8
53.3
37.7

Jan.’
37

118,75
74,3 7,50
48,4
9,-
47,4
24,50
95,3
20,626 57,5
16,75
27,3
1

0,38
21,1
5,575

29,7
50,50
59,8
54.5
39.0
Feb.,
125,00
78,2 7,50
48,4
9,-
47,4
2,09
82,0
17,95
50,0
18,25 29,7
1

0,40 22,2
5,725
30,5
53,50
63,3
57.3
39.2
Mrt.,
135,00. 84,5
23,-
89,5

1
8,05
50,3
18
29,3
0,44 24,4
6,10
32,5
55
65,1
65.4
42.6
5Apr.,
135,00
84,5
22,41
7
)
87,2
18,-
50,2
18
29,3
1

0,48
26,7
6,50
34,7
54,25
3
)
64,2
66.4
8
)
44.0
12
135,00
84,5
20,61
6
)
80,2
17,
1
2
47,7
18
29,3
1

0,44
24,4
6,125
32,7
52,505)
62;1
64.2
9
)
42.0
19

,,

,,
135,00
84,5
16,25
45,3
18
29,3
1

0,41
22,8
5,87
5

31,3
63.210)
39,9
De tegenwaarde in guldens, van de £ en $ noteerin gen, berekend tegen den wisselkoers van den dag. (Zie E.-S. B. van 7 Oct. 1936, biz. 733).
Voor de samenstelling van dit indexcijfer zie het E.-S.M. van Dec.
1936.
De laatste 6 cijfers van deze kolom zijn met voorloopige cotfficiënten

310

ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN

21 April 1937

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 19 April 1937.

Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
18.865029,84
sels,Prom.. Bijbnk.
,,

384.652,89
enz. in ciisc. , Ag.scn.
,,

I.561.493,
20.581.176,60
Papier o. h. Buitenl. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

2.364.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
,,

Beleeningen

IHfdbk.
f
142.382.377,911)
mcl. vrsch.i
Bijbnk.

4.266.087,58
in
rek..crt
.tAgsch
30.148.278,21
op onderp.J

f
176.796.743,70

Op Effecten
……f
172.460.721,39
1
)
OpGoederen en Spec. ,;

4.336.022,31
176.796.743,701)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..
,,


Munt, Goud
……f
124.107.380,- Muntmat., Goud
..
,,
820.424.656,38

f
944 532.036,38
Munt, Zilver, enz.

17.976.400,23
Muntmat., Zilver..

Belegging van kapitaal, reserves en pen-
,,

962.508.436,61
2
)

sioenfonds

……………………
,,

39.327.969,66
Gebouwen en Meub. der Bank

……..
,,

4.600000,-
Diverse rekeningen ………………
,,

7.740.781,96 Staat d. Nederl. (Wet v. 2715/
1
32, S. No. 221)
,,

11.958.329,12

Passiva
f
1.225.877.437,65

Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

3.105.769,04
Bijzondere

reserve

………………
,,

6.300.000,-
Pensioenfonds …………………..
,,

10.235.130,20
Bankbiljetten in omloop …………..
,,

792.292.950,-
Bankassignatiën in omloop

……….
,,

7.246,96
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f

69.391.189,75
saldo’s:

Anderen ,, 318.214.528,14
,,

387.605.717,89
Diverse rekeningen ………………
,,

6.330.623,56

f
1.225.877.437,65
Beschikbaar metaalsaldo

………….
f

491.513.762,39
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.228.784.405,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

………………….
1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndi
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99)
……….. /

68.518.450,-
3)
Waarvan in het buitenland ………………………
79.682.420,79

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud

Munt
I
Muntmat. Circulatie
Andere
opelschb.
Beschikb.
Metaal-
Dek- kings schulden
saldo
perc.

19 April ’37
124107 820.425
792.293
387.613
491.514
81,5
12

,,

’37
124107
795.405 799.399
355.333
476.070
81
25 Juli

’14
65.703
96.410 310.437
6.198
43.521
54

Data
Totaal
bedrag
Schat ,ast- promessen
B 1
Papier
op het
Diverse
reke-
nin

1

‘””S’.
flLl.gc,i.

19 April 1937

20.581


176.797
2.364
7.741
12

,,

1937

20.726


176.802
2.364
7.901
25 Juli

1914
67.947


61.686 20.188
509
1)
Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Andere Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulatie
I
apeischb.
metaal-
schulden
saldo

17April’37
2
)
125.730 193.300
71.270
19.902
10

,,

‘372)
125.310
194.860
64.970
21.378

20 Mrt.1937
88.565

1

17.723
180.424
49.886
14.164
13

,,

1937
88.565 1

18.655
183.093 51.961 13.199
25Juli1914
22.057

1

31.907 110.172
12.634
4.842

Data

1
buiten’
1
N.-Ind.
1
betaalb.
1

Dis-

I
conto’s
Belee-
ningen
Diverse reke-
ningen’)
kings-
percen-
lage

17April’37
2
)
2.580
77T340
72.490
48
10

,,

‘372)
2.440
83.720 62.230
48

20 Mrt.1937
2.743
53.310
46
12.109

1

57.904′
13

,,

1937
2.718
12.723

58.185
58006
46

25 Juli 1914
8.395
7.259

75.541
2.228
44
t)
Sluitpost activa.
3)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
Bankbilj.
1.

Other Securities
Data
Metaal
in
1
circulatie

un Bankingl Disc.and
1
Departm.
1
Advances

ISecurities
1

14 April 1937
314.572
t

47.968 6.906
1

22.147
7

,

1937
1 314.584
1 469.970
43.692
7.395 22.301

22 Juli

1914
40.164
29.317
1

33.633

._JLIICT LJepuSitS
1

1
Dek-

1 Gov. 1 Public 1

i Other 1 Reservel kings-

Data

1

Sec.
1
Depos.
1

Bankers
1

1 ……

14April’37 1 96.95022.371

96.897 37.921 48.878 31,1

7 ,, ’37 101.072 24.512

94.831 38.367 44.614 28,3

22 Juli ’14 1 11.005 14.736

42.185

29.297 52
1) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.

Goud
Zilverl
1
Te goed
in h t
Wis

loo
Data
Waarv.I

ophet
Belee-
.

t
buit:nl.
sels

buitenl.1

ningen

v.
d. Staat

9Apr.’37I57.359
5271
13
10.5491
1.168 6.121
3.200
2

,,

‘37157.359
1
5241
13
10.111J
1.180
5.795 3.200
23 Juli ’14J
4.104
1
6401

1.5411
8
769

Diver-
1
t
Rekg. Courant
Data
zelfst.
sen
1)
Bonsv.d.I

Circulatie

I
1
ZeI/st.
1

Parti.
amort.
k.
Staat
Ianzort.k.l
culieren

OApr.’37l
5.640
1

2.548
86.298
3.628
2.021 12.409
2

,,

‘371
5.640
3.071
86.935
74

1
2.002
14.840
23 Juli ‘141

1

1
5.912 401
1

943

DUITSCHE RIJKSBANK. Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui- als goud-
wissels
Belee-
tenl. (irc.
dekking
en
ningen
banken
1)

geldende
cheques

15 Apr. 1937
68,0
19
1
1
6,0
4.494,8
40,7
7

,,

1937
67,7
18,9
5,8
4.728,3
31,9
30 Juli

1914
1.356,9


750,9
50,2

Data
Effec-

1
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten

1
Activa’)
latie
Crt.
Passiva

15 .Apr. 1937 1

132,8

783,2

4.498,2
789,2

172,3
7

,,

1937

1

145,1

762,6

4.646,1 815,6

174,6
30 Juli

1914
j

330,8

200,4

1.890,9
944,-

40,0
9
Onbelast.’)
w.o.
Rentenbankscheine 15,7 Apr.,
resp. 44,62 miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIE
(in
Belga’s).

Goud
-c
8′

Rekg. Cr1.

Data

n.
.
1937
2
,

15 Aprill3.6331
52
1
37
155
40
4.408 1180
668
8
«
1
3
.6301
50
1.354
37
155
40
4.448
1181

629

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad

Wissels

Data

I

Goud-” Other
1
In her-
1
In de
Totaal
cerf 1fl-

member

markt

cash”
3) 1 disc. v. d. 1

open
1
bedrag

caten’i

1
banks
1
gekocht

7 Apr.’37 8.855,1 1 8.843,9 1 273,8 1

8,2 13,4

31 Mrt.’371 8.855,8 1 8.844,4 1
2
85,0 J

12,0

3,3

Belegd

I

Totaal

1
Goud-
Algem
Gestort
1
Dek-

Dek-
Data

in (.1. S. incircu-

.?

Kapitaal 1 kings-

kings-
Gov.Sec.

latie

s

1
perc.’)

perc.4)

7 Apr.’371 2.459,0 1 4.178,7 7.205,4 1 132,2 1 80,2

31 Mrt.’371 2.430,2 1 4.174,21 7.185,6 1 132,2 1 80,5


Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
g
e
g
even voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.
1
34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,Other Cash’ does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. REs: STELSEL.

Aantal
Dis-
1

conto’s
1
1

Beleg-
Reserve)
ilde
1

Totaal
1
Waarvan
Data
leenln.
en
gingen
R.

l
b
depo-
1
1
time
beleen.
1
banks
sito’s
1
1
deposits

31Mrt.’371
6
1

9.366
112.907

1
5.173

1
26.538
1

5.144
24

•’

‘371
1

9.37
13.213

15.112
1
26.843

1

5.129
pua.uu. wou

o .oU. 0.rn, uw •avaocruu flank en uw flailk OT Eng.
tand zijn In duizenden, alla
overige Oosten In millioenen van de
be. treffende valuta.

Auteur