Ga direct naar de content

Jrg. 21, editie 1086

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 21 1936

Bi OCTOBER 1936

dUTEURSBECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch~Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEÔEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

21 JAARGANG

WOENSDAG 21 OCTOBER 1936

No. 1086

COMMISSIE
VAN REDACTIE:

P.
Lie/tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries es

II.
ij.
11. A. van der Vaik (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: L. R. W. Soutendijk.

1/edactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rctterdam.

Aangeteekende stuk/een: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000, Postrekenino 8408.

Advertenties voorpagina
f
0,50 per regel. Ândere pagi-

na’s
f
0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh & van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gruvenhage. Pos tchèque. en giro-rekening

No. 145192.

• Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland
f 16,—.
Abonnementsprijs Economisch-Sta tis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.
f
18,—,

f6,—
en
f
23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van liet Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen . liet weekblad en het Maandbericht gratis en

gcsiieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.
BIz.
DE NAASTE

VOORUitZICHTEN VOOR INTERNATIONALE
VALUTA-STABILISATIE
door
Prof. Dr. P. Lieftiick

..
758

Het monetaire driehoeksaccoord door
C. A. Klaasse..
759

De wetgever en de goudclausule door
Prof. Mr. M. H. Bregstein

………………………………..
760

Misverstanden door
Prof. Dr. N. J. Polak…………
762

De eigendom in de nieuwe Russische grondwet door
L
.

J. Lagendijk …………………………….
763

Het industrialisatievraagstuk door
Dr. Joh. J. Hanrath
765

De Rijksmiddelen over September
1936 …………..
767

BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:

Het ,,Pichu” systeem in de remises der Overzee-
Chineezen naar China door
Drs. Tjoa Boe Tjong
768

AANTEEKENINOEN:

De moeilijkheden tot binnenlandsche conj unctuur-
verbetering

…………………………….
770

Resultaat van de rondvraag van de Internationale

Vereeniging voor de Suikerstatistiek…………
771

Aanbevelingen van den Conseil van de Internationale
Kamer van Koophandel

………………….
773

MAANDCIJFERS:

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen………
774

Statistieken:

Groothandeisprijzen
……………………………..

.774-775

Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten
……………..
773,
77

ROTTERDAM, 1.9 OCTOBER.
In verschillende landen zijn de afgeloopen week
belangrijke verklaringen, zoowel op politiek als op
economisch gebied, afgelegd.
De rede van den Belgischen Koning over de toe-
komstige staatkunde van Zijn land verwekte in de
politieke centra veel opzien. Al wezen in den laatsten
tijd reeds verschillende uitingen in Belgische poli-
t.ieke kringen op een keutering in de opvattingen,
het zoo plotseling aan de orde stellen van dit vraag-
stuk werd niet verwacht.

De oudste zoon van President Roosevelt heeft een
eveneens opzienwekkende verklaring afgelegd, name-
lijk, dat de President, na zijn eventueele herkiezing,
het voornemen heeft aan de beginselen van de N.R.A.
vast te houden .Hij zou pogingen willen aanwenden
de door het Hooggerechtshof buiten werking ge-
stelde N.R.A. tot wet te verklaren. Tot nog toe was
deze uitspraak van het Hof nog niet in de verkie-
zingsredevoeringen van den President ter sprake
gebracht en heerschte omtrent dit punt dus nog on-
zekerheid.

De overeenkomst tusschen de Vereenigde Staten,
Engeland en Frankrijk, waarbij een nauwe technische
samenwerking tusschen deze landen wordt verkregen,
kan misschien tot een verbetering van den iriterna-
tionalen economischen toestand bijdragen. De Neder-
landsche Regeering acht de regeling nog te beperkt,
om er zich bij aan te sluiten.

Op handelspolitiek gebied zien wij aan den eenen
kant een verlaging van invoerrechten in Nader–]andsch indië en ook Frankrijk maakte hiermede
reeds een aanvang; dat de export van eieren naar
Duitschland voor het eerst sedert 26 September weer
is toegestaan en, naar verwacht wordt, zal kunnen
toenemen, is eveneens een gelukkige omstandigheid,
evenals het feit, dat de Zwitsersche Regeering het
invoerrecht op eieren geheel heeft ingetrokken, zoo-
dat grootere hoeveelheden naar dat land konden wor-
den gezonden.

Anderzijds daarentegen heeft België op een, voor
ons land onaangename verrassing gezorgd, toen het
zonder voorafgaand overleg met de Nederlandsche
Regeering den invoer van Nederlandsche landbouw-
en zuivelproducten schorste en straffere invoerbepa-
lingen voor deze producten in overweging nam.

De Grand Council van de Federation of British
Industries heeft bij een bespreking van de devaluatie
in de landen van het goudbiok aangedrongen op
bescherming, zoowel van den Engelschen export als
van de binnenlandsche markt. De Poolsche Regeering

zou maatregelen willen nemen in verband met de
waardevermindering van verschillende buitenlandsche
valuta’s. De reis, welke de vroegere Vice-President
van de Bank Poiski, Dr. Mlynarski, gaat mâken naar
Frankrijk, Zwitserland, italië en Nederlând – wordt
hiermede in verband gebracht.

Ook de geruchten, welke omtrent het Pond Sterling
de ronde deden, doen zien, dat voôrshai:ids de inter-
nationale economische betrekkingen nog.onzeker zijn.

758

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 October 1936

DE NAASTE VOORUITZICHTEN VOOR
INTERNATIONALE VALUTA-STABILISATIE.

In het Maandbericht van Lloyds Bank Ltd. ver-scheen thans juist een jaar geleden, ni. in October
1935, een artikel van de hand van den bekenden
Engelschen economist J. M. Keynes, over de toe-
komst der bujtenlandsche wisselkoersen, dat door de
gebeurtenissen, welke gedurende de laatste weken op
internationaal monetair gebied hebben plaats gevon-
den, weer aan actualiteit gewonnen heeft.
Keynes ontwikkelt in dat artikel de gedachte, dat
een terugkeer naar meer stabiele wisselkoersverhou-dingen niet met één slag te verwezenlijken is. Eerste
voorwaarde om daartoe te geraken, achtte hij weg-
nemiug van de te hooge waardeering van de geldeen-
heden der goudbioklanden in verhouding tot den Dol-
lar. Zoolang deze toestand bestendigd bleef, liet zich

voor het sterlingbiok geen. politiek denken, die het
tegelijkertijd met beide muntgehieden in evenwicht

bracht.
Doch ook wanneer de Dollar en de goudvaluta’s
zich aan elkaar zouden hebben aangepast, – deva-
luatie der laatste achtte hij zooal niet de eenige dan toch wel de meest waarschijnlijke weg -, oordeelde
Keynes het oogeublik voor een meer definitieve rege-
ling nog niet gekomen. Daaraan zou, naar zijne mee-
ning, een periode van experimentatie vooraf moeten
gaan, waarin de meest gewenschte wisselkoersver-
houdingen zouden moeten worden gezocht, ,,by a
proces of trial and error”, in een geest van goed
vertrouwen, maar zonder voorbar i ge afspraken.
Met verwerping van de simplistische methode, die
evenwichtspariteiten berekent op basis van de ver-
houding der prijsniveaux, uitgedrukt in indexcijfers,

gaf Keynes als factoren, die hij voor de bepaling va’u
het koersevenwicht relevant beschouwde, de volgende
factoren aan: eenerzijds ‘s lands betalingsbalans der
loopeude rekeningen, op basis van den bestaanden na-
tu.urlijken rijkdom, van de outillage, (Ie techniek en
do

kosten (met name de loonkosten) in Linnen- en. bui-
tenland, een normale stand der werkgelegenheid en
die tarieven, enz., die een blijvend bcstanddecl vormen
der nationale politiek; en anderzijds de waarschijn-
lijke bereidheid en het vermogen van het land in
kwestie om credieten op langen termijn in het buiten-
land op te nemen of aan het buitenland te verstrek-
ken (of, wellicht, om oude schulden te betalen of in betaling te ontvangen), gedurende dc eerstkomende
jaren. Een stelsel van wisselkoersen, dat op den

grondslag van deze gegevens niet tot ougewenschte
spanningen of groote verschepingen van goud (ter
betaling van saldi op de betalingsbalans der loopende
rekeningen) aanleiding zou geven, zou aan de voor-
waarden aan evenwicht te stellen, voldoen.
De proef op de som of de gewenschte verhoudin-
gen zijn gevonden, ziet Kevnes in de vrijwillige op-
heffing van al die beperkingen van het betalingsver-
keer, invoercontingenten en bijzondere tarieven, die
niet om zichzelfs wil worden verlangd als een blij-
vend bestanddeel van nationale politiek, maar die als
wanhoopsdaden zijn te beschouwen en een uitdruk-king zijn van het krampachtig streven der regeerin-
gen, hetzij om de betalingsbalans sluitend te maken,
hetzij om de werkloosheid te verlichten, die door de
deflatie veroorzaakt is. .

Eerst wanneer dit stadium zou, ijp.ereikt, zou

het vraagstuk betreffende een mee,rrnanente poli-
tiek rijp zijn voor discussie.

Indien aan deze besçhouwingen van Keynes waar-
de toekomt – en wij zijn geneigd die er aan te hech-
ten – is op den weg naar internationale valuta-
stabilisatie nog slechts de eerste stap . gezet en is de
wereld ternauwernood, het, tijdperk ingetreden der

experimentatie. –

In dit tijdperk, past eenig geduld. De gegevens,
die den grondslag- moeten. :vormeu- voor een stelsel
van evenwichtige wisselkoersen zijn, met name in de
voormalige goudhiok-landen, nog in hooge mate
onzeker.

Gaan wij de factoren na, die Keynes relevant acht,
dan geldt deze onzekerheid in de eerste plaats de
kosten. Twee punten verdienen in dit verband de
aandacht. Ten eerst moet tot op zekere hoogte nog
worden afgewacht, welke invloed er van de voorloo-
pige aanpassing der wisselkoersen via gewijzigde in-
voerprijzen op de productiekosten in de voormale
goudbiok-landen zal uitgaan. Ten twee moet wel
worden bedacht, dat het bedrijfsleven in deze landen
zich in een toestand van sterke contractie bevindt.
Tengevolge van den hevigen druk der deflatie is
de productie in menigen bedrijfstak, – in die, welke
aan internationale concurrentie bloot staan het meest
-, geconcentreerd op dat gedeelte van het productie-apparaat, waar een maximale efficiency wordt ver-

kregen. Deze efficiency is nog verhoogd door de
strenge selectie, welke men heeft toegepast op de
arbeidskrachten. Dit maakte handhaving mogelijk
van bonen, die bij minder effi.ciente productie niet

denkbaar zouden zijn geweest.
Keert men in de bedoelde landen terug naar een
meer normalen graad van bedrijvigheid, dan zullen

ook duurder werkende bedrijven en ,,duurder” ar-
beidskrachten (ook bij gelijkblijvend loon) moeten
worden ingeschakeld, hetgeen ongetwijfeld een kos-
tenverhoogende factor zal zijn. Hiertegenover staat,
dat zich in bedrijven met veel vaste kosten ook wel
het verschijnsel der kostendegressie bij vermeerderen-
den omzet zal voordoen. Maar naar alle waarschijn-
lijkheid zullen voor het bedrijfsleven als geheel dc
kosteuverhoogende factoren, – cle technische ontwik-
heling gelijk gedacht -, bij voortgezette uitbreiding
der productie de kostenverlagende overtreffen gaan.
Omtrent de orde van grootte der resultante is echter
moeilijk een schatting te maken.

Een volgend gegeven, dat als grondslag voor het
evenwicht van de wisselkoersen relevant is, is de
stand der werkgelegenheid. Gegeven een bepaalden loonstandaard, beslist bij een gegeven productiviteit
van den arbeid de hoogte van de huitenlandsche wis-
selkoersen in belangrijke mate over de mogelijkheid
de productieve krachten van een land volledig em-
plooi te verschaffen. Op enkele gelukkige uitzonde-
ringen na, hebben de meeste landen, die hij het sta-
bilisatie-vraagstuk betrokken zijn, nog met groote
werkloosheid te kampen. Ten dccle draagt deze een
conjunctureel karakter, ten dccle liggen structureele
oorzaken aan het verschijnsel ten grondslag, ten dccle
valt zij onder het begrip ,,normale” werkloosheid.
Tot op zekere hoogte is de werkgelegenheid een func-
tie van het loonpeil. Welk loonpeil en welken stand
der werkgelegenheid zal men, bij het kiezen van
nieuwe muntpariteiten, nu als normaal kunnen be-

schouwen?

Verschillende evenwichten zijn denkbaar, maar geen
kan men als ,,natuurljk” aanmerken, omdat zij alle
in hooge mate worden bepaald door ,,historische” ver-
houdingen en politieke omstandigheden. Het beste
ware wellicht als uitgangspunt te nemen de ruimst
mogelijke werkgelegenheid, die op de lange baan te
handhaven is. Doch hoe is dit na jaren van ernstige
werkloosheid te midden van een structuuromwente-
ling anders te bepalen dan ,,by trial and error”?

Als derde gegeven, dat ook zeer relevant is, wijzen
wij op de internationale handelsbelemmeringen.
Zoolang men zich niet eenig beeld kan vormen van
wat op dit gebied blijvend en wat voorbijgaand is,
mist men inzicht in een der belangrijkste grondsla-
gen van het betalingsbalans-evenwicht. Met welge-
meende aanbevelingen tot afschaffing van deviezen-
restricties, contingenteeringen en overmatige tarieven,
brengt men het vraagstuk der internationale valuta-
stabilisatie nauwelijks dichter tot zijn oplossing. De
ervaring van de laatste tien’ jaren leert, dat al der-

21 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

759

gelijke pogingen om op grond van algemeene begin-
selen een geleidelijke vermindering van de bescher-
ming over de geheele lijn tot stand te brengen, tot falen
zijn gedoemd. Verbetering is slechts mogelijk als men
zich met de gedachte vertrouwd maakt, dat voor een

gedeelte der beschermende maatregelen de i-eclen in-
derdaad een tijdelijke is maar dat voor een ander ge-

deelte, voor zoover thans practisch is te overzien.
een blijvende noodzaak geldt, – al moge het in be-
paalde gevallen wenscheljk zijn de gebruikte metho-

den te wijzigen. Terecht schreef The Times van 28
September jl. over dit vraagstuk het volgende:
,,The objeit must he to vork towards a system of
cooperation promoting the general welfare, while
carefully safeguarding the interests of the indivi-
dual nations: not to get rid altogheter of economic
nationalism – which would be impossible and only
doubtfully desirable – but to reconcile a sane na–
tionalism with a sane internationalism. Every coun-
try is bound to seek a certain degree of self-suffi-
ciency, a certain balance in its economic structure.
for reasons, political and social, which are but little
affected by financial and economic considerations.
The production and accumulation of the greatest
possible total amount of wealth is not the supreme
end of national existence. More important than this
total amount, for the real welfare and social sta-
bility of a country, is its equitable distribution
among the different classes of the population, and,

even more, the provision of satisfying outlets for the energies and capacities of the individual citi-

zens. There are, happily, other motives besides the
profit motive by which men and nations are ani-
mated, and these must be taken into full accoant in endeavouring to reach working agreements even in
the field of economics.” Een dergelijke kijk op het
vraagstuk maakt de oplossing ongetwijfeld moeilijker
dan zij voor den overtuigden vrijhandelaar is. Maar

diens kijk is nu eenmaal niet meer de overheersclien-
de. En daarom zal ook op dit gebied, ,,by trial and
error”, door elk land de basis moeten worden gezocht,
waarop aan den internationalen handel wordt deel-

genomen, hetgeen voor de toekomstige structuur van
de hetalingsbalansen vanzelfsprekend van de grootste
betéekeuis is.

Nu zal men alvorens tot stabilisatie over te gaan,
stellig niet behoeven te wachten tot over al de ge-
noemde punten zekerheid zal zijn verkregen. Zeker-
heid krijgt men over deze gegevens strikt genomen nooit. Maar toch wel moeten de verhoudingen zich
in groote lijnen beginnen af te teekenen, zoodat zij
voldoende houvast verschaffen voor de -Centrale

Banken om te kunnen beoordeelen, of een bepaald
stelsel van pariteiten, zonder vrees voor sterke span-

ningen, gedurende den eerstkomenden tijd te hand-
haven ware. Zoover schijnt het echter nog niet ge-
komen.

Intusschen kan men gevoegelijk zeggen, dat de periode van experimentatie in een geest van goed
vertrouwen begonnen is, maar zonder voorbarige
afspraken. De Fransch-Engelsch-Ameri kaansche ver-
klaring van 25 September gaf te kennen, dat de Re-
geeringen van Engeland en de Vereenigde Staten
het besluit tot devaluatie van den Franschen Franc
gunstig hadden ontvangen, hopende, dat aldus een

steviger grondslag voor de stabilisatie der interna
tionale economische betrekkingen gelegd zou worden.
De drie Regeeringert verklaarden tevens, dat het hun
bedoeling was, de daartoe geschikte middelen, waar-
over zij beschikken, – te weten de wiüelkoersegali-
satiefondsen -, te gebruiken ter voorkoming van
elken mogeljken maatregel, die de nieuwe basis der

wisselkoersen zou kunnen aantasten, en dat tot dit
doel het noodige overleg tusschen de Regeeringen en
de bevoegde instellingen zou worden geopend.

Het resultaat van dit overleg is in den loop van
de vorige week bekend geworden. Het komt in het

kort hierop neer, dat een technische samenwerking
is tot stand gekomen, waarbij de drie eerder genoem-
de landen onderling de mogelijkheid openen saldi,
die door de interventie van de wisselkoersfondsen
ontstaan, in goud om te zetten, met dien verstande,
dat in New-York voortaan – behoudens opzegging
of wijziging – voor dit goud een vasten
prijs
zal
gelden en dat in Londen en Parijs daarvoor dage-
lijks, in het licht der heerschende omstandigheden,

een
prijs
zal worden genoteerd. Ongedekte posities der
wisselkoersfondsen kunnen hierdoor worden vermeden
en de interventie der fondsen kan effectiever zijn.
Geeft deze samenwerking blijk van vertrouwen, zij
praejudicieerd in geen enkel opzicht op een regeling
dci’ wisselkoersen, die misschien in het verre vooruit-
zich is. Over de beginselen daarbij in acht te nemen,
bestaat nog allerminst eenstemmigheid. Wie zal zeg-
gen, of na het tijdperk van experimentatie, dat juist
is begonnen, niet nieuwe experimenten te wachten
staan?
P. LIEF’rINCJc

HET MONETAIRE DRIEHOEKSACCOORD.

Uit hetgeen omtrent de monetaire afspraken tus-

scheu Amerika, Engeland en Frankrijk door officieele
publicaties is bekend geworden, krijgt men den in.-
druk, dat daaraan de meeste beteekenis wordt ge-
hecht in de Vereenigde Staten. Hetgeen op het eer-

ste gezicht ietwat verwondert, omdat toch van de
drie landen juist Amerika het eenige is, dat een
reeds bijna twee jaar de jure gestabiliseerde valuta
bezit, al heeft de President dan ook de juist weer verlengde machtiging tot verdere devaluatie met
10 pOt. in handen. Vreemd doet het zelfs in dat ver-
band aan, dat de bereidheid tot goudafgifte tegen
vasten prijs aan een opzeggingstermijn van 24 uur is
gebonden, terwijl op diezelfde basis ($ 35 per ounce
plus pCt. voor kosten) al sedert Januari 1935
goud wordt afgegeven.
Toch was inderdaad de kwestie van de goudafgifte
door Amerika door de jongste gebeurtenissen op
monetair gebied in een stadium gekomen, dat drin-
gend voorziening eischte. Zooals in vele andere lan-
den werd de goldbullion-staudard aldus toegepast,
dat goudafgifte alleen geschiedde voor export met
bestemming voor centrale banken, die ook vrij goud
afgaven voor Amerika. Een gouden standaard op
reciprociteitsbasis dus. Het aantal landen, waarheen
goudexport uit de Vereenigde Staten mogelijk was,
werd daardoor uiteraard zeer beperkt. Toen nu in
enkele dagen tijds Frankrijk Zwitserland en Neder-
land den gouden standaard verlieten, werd dat aan-
tal gereduceerd tot slechts één, t.w. België. Deze ver-
andering in de situatie was echter niet slechts gra-
dueel, doch integendeel ook principieel. De heteeke-
nis van Paraijs als goudarbitragecentrurn was n]. ccli
veel verder strekkende geweest dan alleen voor het
directe betalingsverkeer Amerika—Frankrijk. Dc
goudafgifte voor België, Nederland, Zwitserland had die beperkte strekking gehad, zij kon dienen om pas-
sieve saldi in cle betalingsbalans tusschen de Veree-
nigde Staten en elk dier landen te vereffenen. Frank-

rijk echter, met zijn volkomen vrije goudbeweging

zonder eisch van reciprociteit, had als knooppunt ge-
diend voor het betalingsverkeer van cle Vereenigde
Staten met de heele rest van de wereld, althans voor
zoover passieve saldi van Amerika te dekken waren.
Wanneer Amerika Ponden noodig had, dan kon het
zich dïe, bij gebrek aan internationaal voldoende aan-
bod, verschaffen door arbitrage met Parijs, terwijl
men ad lihitum Francs kon creëeren door goudver-
scheping naar de Banque de France. De arbitrage
zorgde dan verder wel weer voor goudzendingen van
Parijs naar Londen. Aldus verschafte indirect langs
dezen omweg het Exchange Equalisation Fund Pon-

den, tegen goud uit Amerika verscheept.

De opheffing van den gouden standaard in Frank-
rijk beteekende een acute verstôring van dit mecha-

760

ECONOMISCH-STATISTIHEBERICHTEI

21
October 1936

nisme, zoodat door de jongste rnoietaire maatregeln
in één slag liet directe en indirecte contact van den
i)ollar met vrijwel alle andere valuta’s, behalve dec l3elgischen Franc, was verbroken. Dat deze situatie
s’poeclig een oplossing uit de impasse e:ischte, spreekt
vanzelf. ‘Weliswaar had zich geruimen tijd het geval
van een passieve betalingsbalans in Amerika niet
voorgedaan, maar men kon de mogelijkheid voorzien,
dat juist door dezelfde monetaire gebeurtenissen deze
verhouding tijdelijk wèl zou intreden. Immers uit
de landen, die den gouden standaard verlieten, had
geruimen tijd een omvangrijke kapitaalexport ook
naar Amerika plaats gevonden;’anneer nu die kapi-
talen zouden worden gerepatri.eerd, kon tijdelijk eec
passiviteit in de betalingsbalans der Vereenigde Sta-ten verwacht worden. Weliswaar is er kans, dat veel
van die kapitalen, die een onderkomen hebben gezocht
in Wallstreet, voorloopig door de vaste stemming al-
daar nog worden vastgehouden, maar Amerika moest
toch zorgdragen voor een eventueelen druk op de va-
luta te zijn toegerust. De’ oplossing lag voor de hand:
nu in vele landen niet zwevende munt de functie van
de centrale bank is vervangen door die van een egalisa-
tiefon’ds, de goudafgifte open te stellen ook voor egali-
sati efondsen, en wel eveneens op reci proci teitsbasis.

Daarmee komen wij tevens tot liet andere aspect
van de overeenkomst: cie positie van Engeland en
Frankrijk – beide landen met ,,zwevende” munt, zij
het dan ook wat Frankrijk betreft met vastgelegde
extreme uitersten – in de regeling. Ook voor deze
landen was het noodig, dat er iets in dezen geest
gebeurde, wilde het apparaat van de internationale
verrekening niet vastloopen. Het Engelsche nivellee-
ringsfonds had op de wisselmarkt voornamelijk ge-
opereerd in Dollars en Francs. Het spreekt vanzelf,
dat bij die transacties steeds werd uitgegaan van den
hand van die twee valuta’s niet het goud, omdat het
fonds zeker niet de risico’s van andere munten zou
willen aanvaarden. De band niet het goud was nu
voor den Franc na de opheffing van den gouden
standaard verbroken, en om hovengernelde reden
gold hetzelfde ook voor den Dollar, omdat Engeland
alleen maar via Parijs goud voor Dollars had kun-
nen krijgen. Dezelfde moeilijkheid zou voor het juist
gecreëerde Fransche egalisatiefonds zijn ontstaan:
het Pond was een zwevende munt, en de Dollar kon
nu ook door Frankrijk niet meer in goud worden
omgezet. Zoodat voor heide fondsen, wanneer men de speculatie in het beheer wilde uitschakelen, fei-
telijk slechts de mogelijkheid overbleef om goud te
koopen of te verkoopen. Zoolang dit metaal echter
over en weer niet tegen vaste prijzen wordt afgege-
yen, wordt aldus de manipulatie van cle wisselmarkt
wel buitengewoon bemoeilijkt. Natuurlijk ware het
denkbaar geweest, dat via de open Londensche goud-
markt de fondsen de reguleering van de onder hun
contrôle staande valutamarkten hadden verzorgd.

Maar liet is alleszins begrijpelijk, dat men ernaar
gestreefd heeft tot een meer stabiele basis te komen. Temeer, omdat voor het functionneeren van het be-
talingsverkeer niet Amerika, gezien de stabiliteit van
den Dollar, afgifte van goud tege vasten prijs door
de Treasury noodig was, en het voor de hand lag,
dat dc Vereenigde Staten volkomen wederkeerigheid
zouden viageu. Wederkeerigheid hij onderlinge goud-
afgifte heeft als systeem alleen maar zin, wanneer
dat geschiedt tegen vooraf bepaalden prijs.. Frankrijk en Engeland wilden echter geen van, heide zich def i-
rïitief nog’binden aan een vaste verhouding tusschen
munt en goud. Zoodat er maar één hevredigeiide op-
lossiig mogelijk was: wederkeerige afgifte van goud
door , de égalisatiefoudsen, tegen vasten prijs, echter
telkens voor slechts korten tijd gefixedrd, ie.’ “voor
telkens
24
uur. ‘

Aldus is een soort gouden stadaard ,,,met “dage-

lijksche opzegging” ontstaan. De, beteekenis.’:van dit
stelsel lijkt ‘voorloopig
slechts
een zuier technische

te zijn. De techniek van het internationale betalings-
verkeer eisihte een surrogaat voor den gouden stari-
daard, en die eisch werd acuut, toen de vrije goudaf-
gifte van de Banque de ,France – die zonder opzet de peiler was geworden, waarop de resten van het
oude gebouw der surplusvereffening in het interna-
tionale betalingsverkeer bleven ‘rusten – kwam te
vervallen. Overigens heeft de regeling waarschijnlijk
niet ‘veel te heteekenen. Dat gebleken is, dat geen
der’groote landen het goud als vaste basis van ver-
effening van hetalingsbalanssaldi wil missen, is zeker
niet verrassend, omdat het Engelsche equalisation-
fund dat feitelijk reeds sedert de oprichting heeft
gedemonstreerd. En dat de van-dag-tot-dag stabili-
teit van de aangesloten munten – die overigens
slechts zal gelden voor de saldi, die over en weer aan-
gehouden worden – zou uitgroeien tot een basis
voor definitieve stabilisatie, lijkt, gezien de opvatting
der betrokken regeeringen, vooral de Engelsche, voor-
loopig nog niet wa’arschijnlijk. C. A. KI.

DE WETGEVER EN DE GOUDCLAUSULE.

1.
Doordat onze Regeering zich in den nacht van
26
op
27
September jl. genoopt zag den uitvoer van
goud te verbieden, zijn de wisselkoersen op het
buitenland gestegen en is tevens een daling van de
waarde van den Gulden als rekeneenheid tegenover
het goud ingetreden. Hierdoor worden goudclausules
en, andere clausules, die heoogen crediteuren tegen
deze eventualiteit te beschermen, effectief. De vraag
naar de geldigheid van zulke clausules naar Neder-
landsch recht wordt dus thans weer actueel. Het is ech-ter niet deze vraag, die ik thans aan cle orde wil stellen,
wel een andere nauw daarmee samenhangende.
Bij, de bespreking der wetsontwerpen, noodzake-
lijk geworden als gevolg van het gouduitvoerverhod,
heeft onze Minister-President te kennen gegeven, dat
in voorbereiding was een wetsontwerp tot het buiten
effect stellen der in overeenkomsten vervatte goud-
clausules. Onder goudclausules zullen wij ‘in dit ver-
band wel hebben te verstaan al de clausules, die den
crediteur trachten te dekken tegen eventueele waar-
devermindering van het fiduciaire geld tegenover
het goud.
Ik ben van oordeel, dat het gewenscht is de recht-
matigheid van een dergelijken maatregel ,,sine ira et
studio” te overwegen.

II.
Het ligt voor de hand, dat een dergelijk onderzoek
op twee elkaar uitsluitende gronden als zinledig
wordt aangemerkt. Er is een groote groep, die zal
zeggen,,, natuurlijk is dit ingrijpen rechtmatig; wat
de Wetgever, doet is per definitie rechtmatig; wetten zijn toch onshendbaar”. Anderen zullen daarentegen opmerken, dat uit het beginsel ,,pacta servanda esse”
(overeenkomst strekken
partijen
tot wet) voortvloeit,
dimt elk ingrijpen door den wetgever onrechtmatig is.
‘Beide
opvattingen
zijn ondeugdelijk.
Wat de eerste betreft kan zonder ‘meer worden
toegegeven, dat de wetgever inderdaad cle rechts-
regels; die de aan dien wetgever ondergeschikte rech-
tei ,vi’oet.
hanteeren, naar eigen inzicht willekeurig
kan, vaststellen, wijzigen en aanvullen in dier voege,
dat de rechter verplicht is die regels’ toe te passen
(Art. 123
G.W.
dn 11 A. B.). Ook de bindende
k’ra.h.t van :de o.vereenkoihst steunt op ,het Recht. De
wetevr heeft,
macht
over dat Recht, dus ook over
cl hindendé ‘kracht vuil de’ overeenkomst.
Hiermede is”de vraag naar de rechtmatigheid ‘van dit ingrijpen in geeiien.’déela zinloos gewbrden. Als
de-wetgever zijn’.00ideèl over hetgeen als recht heeft
té” gelden, heeft uitgesproken, heeft de rechter zich
weliswaar, ‘in-t beginsel hierbij neer te leggen; daar-
mede i:.echter de..wetgever niet ontslagen van den
plicht: om. ‘hij :het vcststellen van den inhoud der
recltsiegelsTzorg. tedragen, dat deze’ ‘beantwoorden

21 October 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

761

aan de -eischen der gerechtigheid. Evenals dé iechter
een
rechtvaardige
beslissing moet geven voor ht
concrete heni ter berechting voorgelegde geval, moet
de wetgever-een
rechtvaardige
abstracte regeling tref
fen. In wezen is de positie van den rechter niet ver-
schillend van die van den wetgever. Ook de rechter,
althans de hoogste rechter, bij ons de Hooge Raad,
heeft de macht een onrechtvaardige beslissing- te
geven. Dit neemt niet weg, dat zoö een beslissing als
onrecht zou moeten worden aangemerkt. Slechts
vormt het geschreven recht – in het algemeen het
positieve, het geldende recht – voor den vetéver
een veel minder belangrijke factor ter bepaling an
datgene, wat als rechtvaardig moet worden aane-
merkt.

Is dus het ingrijpen niet zonder meer rechtmatig,
evenmin is het zonder meer als onrechtmatig aan te
merken.
Men vergete niet, dat alleen
wettiglijic
gemaakte
overeenkomsten partijen tot wet strekken. Overeen-
komsten in strijd met de wet, de openbare orde en
de goede zeden (art. 1311 jo. 1373 B.W.) zijnnietig.
Aan wetten, die op de publieke orde of goede zeden
betrekking hebben, kan door een overeenkomst haar
kracht niet worden ontnomen (art. 14 A.B.). De bin-
dende kracht van een overeenkomst wordt altijd be-
perkt door eischen, die de rechtsorde op een bepaal-
den tijd en op een bepaalde plaats op grond van an-
dere rechtsbeginselen dan het ,,pacta servanda esse”
stelt. Dit laatste is een beginsel van hooge orde, ik
spreek dit zeker niet tegen
1),
liet heeft- echter geen
absolute waarde. 1-let is een waardeeringsvraag of in-
grijpen in bestaande con tractueele verhoudingen ge-
rechtvaardigd is te achten. Bij het beantwoorden van
deze vraag moeten alle in aanmerking komende belan-
gen nauwkeurig tegen elkaar worden afgewogen. De
groote beteekenis voor het rechtsverkeer van de ge-bondenheid aan het gegeven woord zal ongetwijfeld
zwaar meewegen. Grooter gezag mag men echter aan
dezen laatstgenoemden factor niet toekennen.
In liet zeer zorgvuldig uitgebalanceerde arrest van
den }{oogen Raad inzake de
i11
de obligatieleening der
Bataafsche Petroleummaatschappij vervatte goudclau-
sule, wordt een beschouwing tot uitdrukking ge-

bracht, die zich vrijwel dekt met hetgeen door mij
]riervoren is betoogd.

Ook de Hooge Raad gaat er van uit, dat het aan-
tasten van contractueele rechten door den wetgever
geoorloofd kân zijn, merkt voorts op, dat zulks o.m.
niet het geval is, indien dit op kennelijk lichtvaar-
dige wijze geschiedt, en voegt hier cle voor ons thans
zeer actueele overweging aan toe, dat van zulk een
lichtvaardigheid geen sprake behoeft te zijn met be-
trekking tot de Joint Resolution, waarbij de Ver-
eepigde Staten de goudelausule buiten effect stelden,
voorzoover de Resolution strekt om het maatschappe-
lijk verkeer in de Vereenigde Staten aan te passen
aan .de waardevermindering van het -ruilmidclel, en
welké niaatregel van wetgeving wellicht onvermijdelijk
was, t6eii deze waardevermindering in-belangrijke mate
was .ingetreden, zulks in verband met het algemeen
gebruik daar te lande om met name in de overeen-
komsten van geldieening goudclausules
01)
te nemen.

III.

-. –

Uit liet voorgaande volgt, dat men de aan – de orde
zijndè vraag niet in abstracto kan beantwoorden, dat

men integendeel rekening moet houdn niet de. sociale
en economische verhoudingen en toestanden, waar-

onder en waarop de gondclausule op een gegeven
plaats en tijd haar invloed doet gevoelen. Dit brengt
mee, dat men tot liet inzicht kan komen, dat de clau-
sule in sommige contracten wel, en in andere niet
behoort te worden gehapdliaafd. –
Voor de .beoordeeling, ôf en in hoeverre den wet-gever ingrijpen vrij staat, is niet van belang ontbloot

J)
Zie–mijn peaeadv.ies Ned. Jur. Veh

1936 oa. – p;
0
v.

dc
-vraag of de goudclausule geldig is naar Neder-
landsch Recht. – –
Hoewel ik mij aansluit bij dc opvatting, dat cle
clausul in beginsel geoorloofd is, meen ik toch, dat
er zich omstandigheden knnuen voordoen, die het be-
ding iaar geldend recht in strijd met de openbare
oi’de doen zijn. Het spreekt ni.:i. vanzelf, dat de vraag
of cle goudclausule op erkenning aanspraak kan ma-
ken, voor verschillende beantwoording vatbaar kan
zijn, naarmate zij op deze erkenning aanspraak maakt
hij een hevige infiationistische prijsstijging dan wrel
op een moment, dat de
internationale
koopkracht van
de geldeenheid wel aanzienlijk is gedaald, doch er
binnenslands slechts een tendens tot zeer geleidelijke
en matige prijsstijging is waar te nemen. Dit ver-
schil wordt nog sprekender, indien bovendien de koop-

kracht van de geldeenheid door een voorafgegane
periode van deflatie aanzienlijk is gestegen.
Indien onder laatsthecloclde omstandigheden het
handhaven van de goudclausule het belang der ge-
meenschap bij het stabiel blijven, althans bij een
ge-
leidelijice
opwaartsche ontwikkeling van het binnen-
landsche prijsniveau bedreigt en de daarop gerichte
politiek der landsregeering doorkruist, is het zeer
wel denkbaar, dat zij als in strijd niet de openbare
orde wordt aangemerkt. Zj dient dan immers nergens
anders voor dan om den crediteur een zuiver toeval-
lige
extra
bate te verschaffen. Wanneer hiertegen-
over staat schade, ernstige schade aan het algemeen
belang, moet voormeld belang van den crediteur zeker
wijken.

Indien cle geldigheid der goudclausule naar gel-
dend recht onder bepaalde omstandigheden betwist-
haar geacht kan worden, ligt het in de rede, dat de
wetgever onder dezelfde omstandigheden ongetwijfeld
rechtmatig handelt door de goudclausule buiten ef-
fect te stellen.

Voorzoover hij na zorgvuldige overweging ongel-
dig verklaring gewenscht acht, is hij 66k verplicht
in te grijpen, al neemt hij op grond van soortgelijke
overwegingen als door mij hierboven aangeduid aan,
dat de clausule naar
positief
recht als nietig moel:
worden aangemerkt. Dezelfde overwegingen, die in-grijpen gewenscht maken, nopen tot zoo snel moge-
lijke opheffing der eventueel bestaande onzekerheid
betreffende de rechtsgeldigheid. M.a.w. de wetgever
kan zich voor niet ingrijpen niet verontschuldigen
met een beroep op liet feit, dat de geldigheid der
clausule naar positief recht niet vaststaat- en dus
eerst een beslissing van den rechter dient te worcleii
afgewracht.

IV.
Bet feit, dat de debiteur door de werking van de
goudclausule onder hijzonderen druk komt, is op
zichzelf niet van gewicht. Indien hij met kennis van
zaken heeft gecontracteerd, za] de dehitcur zich over

dezen extra last niet mogen beklagen. Dit is ju:ist een directe consequentie van liet beginsel•
.,, Overeenkom-
sten strek]cen partijen tot wet”. Een belang, gelegen
buiten dat van den. indiviclueelen debiteur moet aan-
w.ijsbaar zijn, wil ingrijpen gerechtvaardigd zijn.

Menbedenke echter, dat woorden op zichzelf nooit
beslissend cijn voor liet vinden van de strekking van cle afspjca]c van partijen. Het :is zeer wel denkbaar,
dat – de interpretatie van de concrete overeenkomst
rnetiu.achtnerning van de;eischen der goede trouw, tot
de slotsom – vort, dat de goudclausule voor omstan-digheden als thans gelden, niet is bedoeld. 1-let kan
op den weg van den wetgever liggen om – ook al
achl – hij buiten. effectstelling der goudclausule op
groucl.en aan het algemeen belang ontleend, niet ge-

rechtvaardigd – toch den rechter er aan te herinne-
ren, chit restrictieve interpretatie – der goudclausule
geboden kan zijn.

Voorts kunnen – de omstandigheden, waaronder het
contract is tot tand gekomen, de conclusie wet-tigen,
dat

het

opnemen van de goudclausule het gevolg is

762

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 October 1936

van z.g. ,,undue influence”, d.w.z. dat de crediteur
cle onevenredige bevoordeeling, die de goudclausule
voor hem beteekent, verkregen heeft door misbruik
te maken van een noodtoestand, onervarenheid of
lichtzinnigheid van zijn wederpartij; en de wetgever
is volkomen gerechtigd vast te leggen ‘), dat deze om-
standigheid buiten effectstelling van de goudclau-
sule wettigt ).

Grondslag voor het sub. III besproken ingrijpen is,
dat den crediteur in hoofdzaak slechts een bijzonder
voordeel wordt onthouden
; terwijl
het algemeen be-
lang door het ingrijpen in hooge mate wordt gediend.
Zoodra het contract niet meer tot de zuiver Ne-
derlandsche sfeer behoort, ontvalt aan dit ingrijpen
een van de beide peilers, waarop het steunt. De koop-
kracht van den buitenlandschen crediteur wordt door
een prestatie op goudbasis niet versterkt, terwijl het
algemeen belang niet vordert de ontlasting van den
buitenlandschen dehiteur, welke laatste bovendien van
den betalingsplicht op goudbasis geen extra druk on-
dervindt. De z.g. internationale contracten
8)
dienen

dus, indien men tot ingrijpen in de goudclausule be-sluit, reeds op vorenstaanden grond daarvan te wor-
den uitgezonderd. Het is zeer goed mogelijk, dat de crediteur uit een zuiver binnenlandsche trans
actie met goudclausule terzelfder tijd en in direct
verband daarmede debiteur uit een buitenlandsche
overeenkomst is, eveneens met goudclausule. Ingeval men voor het hinnenlandsch verkeer tot buiten effect-
stelling besluit, is het derhalve noodzakelijk hiervoor
een voorziening te treffen. M.i. behoort dit in dier voe-
ge te geschieden, dat de debiteur uit de binnenland-
sche transactie in beginsel niet van de gevolgen uit
de goudclausule voortvloeiende, wordt
bevrijd.
Een
van de peilers, waarop het recht tot
ingrijpen
steunt,
het ontbreken van waardevermindering der geld-
prestatie voor den crediteur, ontbreekt hier immers.

Of de wetgever thans behoort in te
grijpen
in de
hinnenlandsche overeenkomsten met goudclausule is
voor den jurist moeilijk te beoordeelen, zonder ken-
nis van feitelijke gegevens, zooals omvang van het
voorkomen van de goudclausule in de overeenkom-
sten, invloed daarvan op de ontwikkeling van het
prijsniveau, zwaarte van den druk van de goudclau-
sule op de debiteuren, e.d. Het is in abstracto zeer
wel denkbaar, dat voor de verschillende groepen van
overeenkomsten, bijv.: obligatieleeningen, pachtcon-tracten en hypothecaire leeningen, de vraag verschil-
lend behoort te worden beantwoord, dat zelfs een
volkomen individualiseerende methode, d.w.z. een
opdracht aan den rechter om in elk voorkomend ge-
val de in aanmerking komende belangen tegen elkaar
af te wegen, gerechtvaardigd zou zijn. Ik geloof ech-
ter, dat dezelfde grond, waarom hier ingrijpen ge-

boden kan zijn, medebrengt, dat de wetgever ter ver-
krijging van, zekerheid zooveel mogelijk zelf moet lie-
palen, in hoeverre de goudclausules al dan niet be-

hooren te worden erkend. M. H. B.

Het zou
mi.
zelfs aanbeveling verdienen, dit te be
palen, ook indien de goudclausules niet zon.der meer buiten effect worden gesteld.
Zie mijn praeadvies Nederlandsche Juristenvereeni-
ging
1936, § § 20
en
21.
) Ik moet me in het kader van liet onderhavige artikel
onthouden van een nadere analyse van dit begrip.

MISVERSTANDEN.

De grootste oorzaak van ellende in de wereld is
het misverstand. Het leidt tot veel meer onverzoen-

bare
strijd
dan het belangenconf liet. Dit laatste laat
zich oplossen door weging van wederzijdse belangen,
hetzij bij compromis, hetzij bij scheidsgerecht. De
kloof wordt dan vernauwd en op de duur overbrugd.
Het misverstand heeft, tezamen met zijn paranymfen,
de inertie en het prestige, de rampspoedige karakter-

trek, de kloven steeds verder te verwijderen en ze daar-
door onoverbrugbaar te maken. 1-let heeft schuld aan
oorlogen, familietwisten, vernietiging van staats- en
bedrjfsgemeenschappen, onvoltooid
blijven
van grootse
werken, remming en stremming van vooruitgang.
Rondom de zwevende gulden, zweven tal van mis-
verstanden, die ons noodlottig zouden kunnen wor-den, indien inertie en/of prestige daarop vat kregen.
Daarom dienen
wij
pogingen in het werk te stellen.
deze misverstanden tijdig op te helderen en uit de
weg te ruimen.

Uit menige uiting blijkt, dat zeer velen zich niet
hebben weten aan te passen aan wat men noemt de

nieuwe monetaire politiek. De schrikbeelden, die
men in de
strijd
voor de ,,gave gulden” heeft ver-
spreid, en die nu reeds onjuist en onhoudbaar zijn
gebleken, werken nog door.

Die schrikbeelden waren: on dragelijke duurte door
devaluatie, represailles van het buitenland, vernieti-
ging van het crediet. Geen van deze gevreesde ge-
volgen heeft zich voorgedaan. De prijsstijging is,
waar zij al is ingetreden, matig geweest en onze deva-
luatie trof nog wel samen met
prijsstijgingen
op de
wereldmarkt, die ook zonder devaluatie tot prijsver

hoging zouden hebben geleid; van ondraaglijkheid is
geen sprake, men kan eer zeggen, dat men er weinig van bemerkt. Verre van tot represailles over te gaan
zijn enige
belangrijke
buitenlandse staten bereid tot
geleidelijke vermindering van handelsbelemmeringen.
En de credietjjii»-kt is me n slag zodanig hersteld,

dat de onder het deflatieregiem van het laatste jaar
onmogelijke consolidatie der vlottende schuld en wel-
licht een conversie op 3′ pOt. in het zicht komen,
zodat, naar een geestig gezegde van een onzer be-
kenden, cle Minister van Financiën de gulden gave
der devaluatie wel zou mogen prijzen.
Doordat deze schrikbeelden in veler gedachten
voortleven, bestaat bij menigeen het denkbeeld, dat
wij ons gelukkig moeten prijzen, indien de devaluatie
tot zo klein mogelijke omvang beperkt blijft. De
gulden houdt zich goed, zo schrijven beursberichten
van dagbladen als de wisselkoersen hier te lande
dalen. Tussen de overige gedevalueerde of gedepre-
cieerde valuta maakt onze gulden een goed figuur, zo klinkt het uit de monden van politici. Zulke opvattingen leiden ongemerkt tot een nei-
ging om de aanpassing van de gulden tegen te gaan,
te vertragen en te beperken. Slechts als er logische
motieven zijn om de devaluatie te remmen, dan ver-
dient zulks overweging.
Zijn
die er?

Ook hier menig misverstand.

Een veelgebruikt motief is het gering houden van
de schade voor de personen met vaste inkomens.
Daarbij heerst tweeërlei misverstand. Vooreerst over-
schat men die schade, als men het devaluatiepercen-
tage noemt. De schade beperkt zich tot de door de
devaluatie veroorzaakte stijging van de kosten van
het levensonderhoud, die èn volgens berekeningen,
èn volgens ervaringen elders véél geringer is dan de
devaluatie (in 1933 berekenden wij
bij
25 pOt. deva-
luatie ten hoogste 64, bij 33Y
3
pOt. devaluatie ten
hoogste 9 pCt). Daarnaast echter gaat men uit van
het bestaan van vaste inkomens, terwijl bij deflatie
– en ook bij onvoldoende devaluatie – ook de
,,vaste” inkomens aan daling onderhevig zijn. Loon-

en pensioentrekkenden weten hiervan mee te praten.,
hypotheekhouders begonnen het reeds te ondervinden,
obligatiehouders en pandbriefhouders werden er al
voor bevreesd en polishouders en inleggers in spaar-
banken zouden het op den duur ook hebben onder-
vonden, indien de devaluatie niet de verlossing ge-
bracht had. Voor die vaste inkomens geldt: ôf min-
dere guldens, òf minder guldens, het eerste bij deva-
luatie, het andere bij deflatie. Bij halve devaluatie
zoude het worden: èn minder guldens, èn mindere
guldens.-
Een ander motief is dat van de financiële waar-

21 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

763

digheid. Onze opvatting over het wezen van het geld
heeft ons verhinderd, het als een kwestie van waar-
digheid te beschouwen, als de binding van het geld aan een in kdopkracht sterk variërend goed de eco-
nomische en sociale verhoudingen ontwricht en den
één baten doet toevallen, waar hij niet op heeft
gerekend, terwijl de ander trots zakelijk en zuinig
beheer te gronde wordt gericht. Onze opvatting over
financiële waardigheid heeft ons steeds afkerig ge-
maakt van het flatteren van balansen, jaarrekenin-
gen en begrotingen en van het goedpraten van ver-
liezen, tekorten en tegenvallers. Wij hebben nimmer
waardigheid kunnen zien in een politiek, die zulke
handelingen’ tot gevolg en tot voorwaarde had. Maar
indien wij verkeerd zien, indien inderdaad bij de
handhaving van onze gulden financiële waardigheid

was betrokken, dan behoort zulks thans tot het ver-
leden. Waardigheid kent geen graden, vraagt alles
of niets, en weegt dus, nu alles niet kon worden
gehandhaafd, niet meer mee.
Een derde motief is de vrees voor loonsverhogin-
gen, die de door de devaluatie weggenomen dispari-
teiten weer zouden doen herleven en de kosten van het levensonderhoud verder zouden opvoeren. Ook
hier tweeërlei misverstand. Aanleiding tot loonsver-
hoging kan er slechts zijn, als de prijsstijging door
devaluatie aanzienljker is dan de loonsverlagingen,
die véér de devaluatie ter wegneming van de wan
verhoudingen konden worden verwacht. Nu blijft, ge-
lijk wij reeds zagen, de verhooging van de kosten van levensonderhoud beperkt. Deze beperkte stijging kan
aanleiding geven tot geringe verhoging van reeds
ver ,,aangepaste” lonen, zoals in onbeschutte bedrij-
ven. Maar juist hier, waar de opbrengsten door de
devaluatie
stijgen,
kan zulk een geringe loonsverho-
ging worden gedragen en heeft
zij
op de kosten van
het levensonderhoud geen invloed. Daarop zou wel
invloed hebben een loonsverhoging in tal van be-
schutte
bedrijven,
maar juist daar zijn de lonen nog
weinig aangepast, juist daar kwam de laatste tijd de
loondruk tot uiting, die thans door devaluatie wordt;
opgevangen, juist daar is loonsverhoging onredelijk.
Ook hier zou onvoldoende devaluatie moeten leiden
tot verdere loonsverlaging bij licht stijgende kosten van levensonderhoud (een haast onbegonnen werk)
of anders tot gebrekkige aanpassing.

Enige van de hierboven gesignaleerde misverstan-
den leiden ertoe, prijsstijgingen te -belemmeren waar
zij, op grond van gegeven kostenverhoudingen, rede-
lijk zouden zijn, zulks soms weer ten koste van zekere
bedrijven. De vroeger gevolgde politiek, die sympto-
men bestreed, maar geen oorzaken wegnam, is ook
hier weer te bespeuren. Brood mag niet in prijs stij-
gen, eieren slechts in geringe mate, maar de produc-
tiekosten van brood en eieren worden niet verlicht.
En toch ware dit mogelijk. Verlaging van de mono-
polieheffingen op granen en van de opslag, die de
meelfabrikant op Vita-tarwe betaalt boven de
f
9,
welke de boer ontvangt, zouden tegelijkertijd den bak-
ker automatisch bewegen ‘tot het leveren van goed-
koop brood en den pluimveehouder in staat stellen,
met niet of weinig verhoogde eierprjzen en minder bijslag voor export behoorlijk uit te komen, terwijl
ook de graanverbouwers er niet minder op zouden
worden. Alleen het Landbouwcrisisfonds zou minder
inkomsten genieten, maar dat’ heeft, gezien de stij-
ging van de exportprijzen in guldens en ook van
andere concurrentieprijzen, dan ook lagere lasten te
dragen. Bij betere aanpassing van de politiek van dit
Fonds zal’ verdere devaluatie ‘nog niet’ tot ernstige
‘prijsstijgingen voor den verbruiker behoeven te’leiden.
Het berust op ‘misverstand, de drang tot prijsver-
hoging in stand ‘te houden-ter wille van en-sluitende
rekening van het Landbouwcrisisfonds en dan om ‘de
prijsverhôging te breidele’n bf de betrokken bedrij-
ven in de knel te doen geraken, bf voldoende eva-luatie tegen te gaan.

Vrees voor kapitaaivlucht en ontwrichting van de,
credi.etmarkt is voor sommigen een motief voor ma-
tiging van de devaluatie. Ook dit is een misverstand.
Bij een te hoge stand van de geldeenheid drukt de
last voor rente en aflossing den debiteur te zwaar:
zijn verminderde inkomsten – uit belastingen, uit
bedrijven, uit onroerend, goed zijn of worden dan
vaak onvoldoende om d:ie lasten te kunnen voldoen.
De in aantal en omvang toenemende dreigende décon-
fitures ontwrichten dan de credietmarkt en maken
het kapitaal zo huiverig, dat het zich naar elders
wendt. Voldoende devaluatie herstelt hier het even-
wicht tussen schulden en dekkingen en dus tevens
het vertrouwen. Men heeft dit ter beurze reeds kun-nen bespeuren, maar als cle devaluatie onvoldoende
blijft, dan herleeft de dreiging van reorganisaties,
faillissementen en schuldregelingen en dan voegt de
schade van het een zich bij die, van het ander.
Met betrekking tot Ïndië staat het niet de schuld-verhoudingen, die vrijwel alle in Nederlandse Gul-
dens luiden, evenzo. Met betrekk’ing tot kosten van
levensonderhoud en lonen staat het daar geheel an-
ders. Daar was reeds zoveel ,,aangepast”, dat in Indië
wellicht 10 á 15 pOt. voldoende is, als Nederland
30 pOt. noodig heeft. Bij voldoende devaluatie voor
Nederland en een pariteit van 100 tussen de beide
Guldens zouden in Indië dus de gevaren dreigen,
die men voor Nederland, gelijk wij hierboven be-
toogden, ten onrechte vreest. Bij voldoende devaluatie
voor Indië zou Nedefland de nadelen van onvoldoende
devaluatie ervaren, die wij hierboven hebben uiteen-
gezet. Of zou het ook een misverstand zijn, dat de
pariteit Batavia te Amsterdam dichtbij de 100 moet
blijven liggen? P.

DE EIGENDOM IN DE NIEUWE RUSSISCHE
GRONDWET.

Enkele weken geleden is het ontwerp van een
nieuwe grondwet voor de Sovjet-Unie bekend gewor-
den. Deze grondwet heeft een zeer belangrijke sociaal-
economische zijde, doordat, nog wel in het eerste
hoofdstuk, een omschrijving van de maatschappij-orde
gegeven wordt. Dit is de eerste eenigszins uitvoerige
omschrijving, welke Rusland zelf van zijn maat-
schappij-orde geeft, zoodat ongetwijfeld een groote
waarde eraan toegekend moet worden. De geheele
omschrijving concentreert zich om het begrip van
den eigendom, waarvan deze grondwet een onder-
scheiding in drieën maakt, nl. persoonlijk, staats- en
maatschappelijk socialistisch eigendom.
Bij het bestudeeren van dit eerste hQofdstuk der
nieuwe Russische grondwet dringt zich van zelf
tweeërlei vraag op:
Langs welken weg kwam Rusland tot deze maat-
schappij-orde? en
Welke resultaten levert een vergelijking van deze
maatschappij-orde met de maatschappelijke structuur
in de ,,kapitalistische” landen op?
Vanuit deze beide gezichtspunten willen
ij
trach-
ten elk der drie genoemde eigendomsbegrippen te
benaderen.

Beginnen wij met den persoonlijken eigendom. Deze
is in

Rusland, op papier althans, practisch volledig
afgeschaft geweest. Op 5 December 1917 viel het
besluit, dat de industrie genationaliseerd werd en op
21 Januari daaraanvolgende werd de -grond gesocia-
liseerd. In de nieuwe grondwet wordt echter de per-
soonlijke eigendom weer erkend, en zelfs onder drieër-
lei vorm.

-Dé eerste vorm ii te vinden in het kleinbedrijf van
eenm’ansboeren en”nijveren, dat geheel op persoonlij
ken’ arbeid berust en- de uitbuiting van den arbeid
van derden uitsluit. Voor dit onderdeel van het eco-
nomisch’leven, dat aangeduid kan worden met de be-
naming zelfstandige agrarische en industrieele mid-
denstand, is het privaat-bezit in zijn vollen’ omvang
hersteld en erkend. Deze middenstand heeft uit al-

764

ECONOMISCH-STATISTISCHE-BERICHTEN

21 October 1936

leen zelfstandige beschikkingsacht ovër de directe
verbruiksgoederen, doch eveneens over de zuiver3
productiemiddelen. De oorsprong hiervan moet reeds
gezocht worden bij de Nep van Lenin. Toen de door-
voering van de volledige nationalisatie en socialisatie
steeds meer vastliep, werd Lenin in 1921 gedwongen
de Nieuwe Economische Politiek af te kondigen, en
een onderdeel daarvan is geweest de erkenning van
het bestaansrecht van een zelfstandigen middenstand,
zoowel op agrarisch als op industriëel gebied. Deze
erkenning wordt thans definitief bevestigd.
De tweede vorm van persoonlijk eigendom treffen
wij i.n den landbouw aan. De collectieve boer, d.i. de
boer, die onder de kolchozen valt, heeft in persoonlijk
bezit het aanvullingsbedrijf op hof en moestuin, een
woonhuis, vee en gevogelte en een kleine landbouw-
inventaris. Deze bepaling in de nieuwe Russische
grondwet vindt haar oorsprong in cel in Maart 1932 genomen besluit van het Centrale Comité der Com-
munistische Partij. Aanleiding hiertoe was de door
sommigen in het werk gestelde poging, om de collec-
tivisatie in den landbouw tot in uiterste consequen-
ties en tot in alle onderdeelen door te zetten. Daar-tegen rees echter een dergelijk verzet, dat de partij
gedwongen werd een besluit te nemen, waarin ten
scherpste stelling genomen werd tegen een allesom-
vattende collectivisatie in den landbouw. Uitclrnkke-
lijk werd vastgesteld, dat de kolchoznik, di. de boer,
die onder de kolchozen viel, in personlijk bezit
mocht hebben een koe, klein vee en gevogelte:

Dit partijbesluit wordt thans door de nieuwe grond-
wet officieel vastgelegd, terwijl zelfs nog eenige uit-
breiding eraan gegeven is.

En in de derde plaats erkent de grondwet der
Sovjet-Unie het recht van privaat-bezit voor haar
staatsburgers op de voorwerpen van huishoudelijken
aard, voor direct persoonlijk gebruik en voor persoon-
lijk comfort. Hiermede wordt dus aan de collectivi-

satiegedachte bij de directe verbru.iksartikelen een
onverbiddelijk halt toegeroepen.

Vergelijken wij deze definiëering van het privaat-
bezit met den toestand in de overige landen, dan ligt
het voor de hand, dat in die landen niets valt aan
te wijzen, dat in Rusland het stempel van persoon-
lijken eigendom heeft gekregen en dat in de. andere
landen dit karakter niet heeft. Rusland is nu eenmaal
gekomen vanuit een communistisch experiment tot
zijn tegenwoordige maatschappij-orde en dat

het bij
zijn terugkeer tot het persoonlijk bezit de ,,kapitalis-
tische” landen zou voorbijschieten, was al zeer weinig
aannemelijk. Dit is dan ook niet-gebeurd en wat de
nieuwe Russische grondwet thans als privaat-bezit
omschrijft, is het in de overige landen vanzelfspie-
kend.

Wel verdient even de nadruk gelegd te worden

op het feit, dat de zelfstandige middenstand in Rus
land practisch de eenige schakel in het economisch
leven is, welke volledig privaat-bezit over de produc-
tiemiddelen heeft gekregen. Zelfs Rusland is, vanuit
een communistische proefneming, tot cle erkenning
van de noodzakelijkheid van een zelfstandigën mid-
denstand moeten komen, ten einde een zeker even-wicht in zijn maatschappij-orde te scheppen. In het
licht van deze ervaring is het dan ook volkomen ge-
rechtvaardigd, dat in cle overige landen- een streven
zich baan breekt, om deze stand op een ‘zoo gezond
mogelijke basis te stellen en hem van’ schadèlijke
excessen te ontdoen.
De tweede vorm van eigendom, welke het ontwerp-
grondwet noemt, is de staatseigendom. Staa’tseigendom
zijn de bodemschatten, de wonden, de fabrieken, de
verkeersmiddelen te land, in de lucht en te water,
de banken, de past, de telegraaf, de telefoon, door de
Staat uitgeoefende landbouwbedrijven, de z.g. Sov-
chozen, en de groote massa der woonhuizen in de i
n
:

dustriecentra.
Deze staatseigendorn heeft eerst onder het ‘vijf-
jarenplan een duidelijk omljnd karakter gekregen.
Want -voordien ging men toch van de -gedachte uit,
dat alle bezit in handen was van de dictatuur van

het proletariaat, naar orthodox-Marxistische opvat-
ting. En al is het moeilijk precies weer te geven,

waarin het verschil bestaat tussehen de eigenlijke
staatsidee en de gedachte van de dictatuur van het
proletariaat, toch kunnen deze beiden niet volkomen
vereenzelvigd worden

Langzamerhand is echter ook in Rusland de oor-
spronkelijke staatsgedachte meer naar voren getreden
en de idee van een zuiver proletarische dictatuur op
den achtergrond geraakt. In de nieuwe grondwet
wordt dan ook uitdrukkelijk van staatseigendom ge-
sproken naast de beide andere eigendomsbegrippen.
Toen Lenin in 1924 stierf liet hij, althans op
sociaal terrein, een erfenis na, die een sterk twee-
slachtig karakter h’ad gekregen. Eenerzijds leefde nog
na zijn oorspronkelijke opzet van het vestigen van
een communistische maatschappij-orde op den grond-
slag van de dictatuur van het proletariaat, en ander–
zijds drongen verschillende ,,kapitalistische” elemen-
ten binnen, als uitvloeisel van zijn Nep. – –
Deze erfenis is door Stalin overgenomen, op het
moment, dat alles op een dood punt scheen aange-
land. En het is Stalin geweest, die de staatsidee in
haar volle consequenties weer heeft doen herleven.
Onder, leiding van den Staat werd het vijfjaren-plan
voor- de industrie opgesteld en uitgevoerd, waardoor
zeer belangrijke takken van het economisch léven vol-
ledig in ‘staatshanden ‘kwamen.

— Doch ook de landen, wier uitgangspunt het pri-
vaat-hezit is geweest, zijn aan den staatseigendorn niet
ontkomen. Ook daar bleek het niet mogelijk, of in
-ellc- geval minder gewenscht, om alle bedrijfstakken

volledig op den bais van het privaat-bezit te hand-
haven. De aard van bepaalde bedrijfstakken en de
speciale functie, die .zij te, vervullen hebben, heeft
medegebracht, dat zij geheel of gedeeltelijk in staats-
handen zijn gevallen. Gaan wij het
rijtje
langs, waarin ‘Rusland den staatseigendom opsomt, dan blijken daar-
onder verschillende bedrijfstakken voor te komen, die
in de kapitalistische landen eveneens staatseigendorn
zijn geworden. –

Verreweg het belangrijkste gedeelte van het eerste
hoofdstuk der nieuwe Russische grondwet heeft ech-
ter – betrekking op het begrip ,,maatschappelijk socia-
listisch eigendom°, want hiermede wordt een tot nu
toe niet gekend eigendomsbegrip ingevoerd..

– : Ook Von Philippovich maakt in zijn Gru’ndrisz cfer
Politischen Oekonomie slechts -een onderscheid in
tweeën, nl. privaat- en gemeenschapseigendom, waar-
bij hij wel erop wijst, dat het privaat-bezit op den
duur aan bepaalde beperkingen is onderworpen- ge-
worden, terwijl zich eveneens het geval voordoet,, dat
een bepaalde aanwendingswijze van dat privaat-bezit
i.s voorgeschreven, doch hij kent nog geen zelfstandig
derde eigendornsbegrip, zooals in de nieuwe Russi-
sche grondwet thans is vastgelegd.
Alle eigendom is in wezen niets anders dan ‘be-
schikkinsmacht en het is de speciale aard ‘van de
beschikkingsmacht, welke geleid heeft tot de benë-
ming van maatschappelijk -socialistischen eigendôm
en welke, dit eigendomsbegrip onderscheidt zoowel
‘van den persoonlijken eigendom als- van den staats-
eigendom. Dit onderscheid’ moet -hierin gezocht wor–
den, dat de beschikkingsmacht voortvloeiend uit den
persoonlijken en -den staatseigendom een diret – en
een absoluut karakter draagt, terwijl -de beschik-
kingsmacht, steunend op den maatschappelijk socia-listischen eigendom: steeds. een indirect en een rela-ti’ef karakter draagt.

De beschikkingsmacht, welke ‘uitgeoefend wordt op
grond van persoonlijken en staatseigendoni, word-t
direct, dtis zdnder tusschenkomst van derden,’ en ab-
soluut, dus zonder beperkingen dan die, welke uit
strafrechtelijke bepalingen voortvloeien, uitgeoefend.

21 October
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

765

i)aarentegen wordt cle beschikkingsmacht, welke

steunt op maatschappelijk socialistischen eigendom,
steeds, door tusseheukomst van een derde uitgeoefend,
en moet zij zich steeds zekere beperkingen laten wel-

gevallen.

Het sprekendste voorbeeld levert in Rusland de be-
schikkingsmacht over den grond. Deze grond is voor
een groot gedeelte maatschappelijk socialistisch eigen-
dom van de kolehozen. De beschikkingsmacht, welke
daaruit voortvloeit, kunnen deze kolehozen echter
nooit direct uitoefenen, doch zij moet steeds via den
boer gaan. Iiij is het uiteindelijk, die cle grond be-
werkt en bebouwt, terwijl hij toch niet in loondienst

van de koichozen staat, doch een zelfstandige positie
behoudt. Er is dus geen sprake van zuiveren gemeen-
schapseigendom, want in dat geval zou de boer niet

anders dan een ambtenaar in dienst van de kolcho
zen zijn. Anderzijds heeft hij echter evenmin privaat-bezit van den grond, want
bij
zijn bebouwing van den
grond heeft hij zich te richten naar het algemeen
maatschappelijk doel, dat de kolehozen met de bewer-
king van den grond willen trachten te bereiken. Er
is hier dus een tusschenvorm tusschen den zuiveren
persoonlijken en den zuiveren gemeensch apsci gen dom
ontstaan, die echter in Rusland een sterk zelfstandig
karakter heeft gekregen en niet als een mengeling
van deze beide eigendomsvormen moet gezien worden.
Het kan niet ontkend worden, dat Rusland hier-
mede een zeer belangrijk element in zijn maatschappij-
orde heeft ingelascht. liet bleek niet mogelijk die orde
op te bouwen op den zuiveren gemeenschapseigendom,
doch daarnaast wilde Rusland, op grond van over-

wegingen, die in dit verband geen principiëçe rol
spelen, zekere algemeene maatschappelijke doeleinden
in het oog houden. Daaruit is gegroeid de maatschap-
pelijk socialistische eigendom van de kolchozeu in
den landbouw en van cle coöperaties in de industrie,
naast den staatS- en , den persoonlijken eigendom,
welke beide vormen, zooals wij gezien hebben, Rus-

land eveneens kent.

De vraag komt bijna vanzelf op, of deze eigendoms-
vorm in de kapitalistische landen volkomen onbekend
is. En dan moet het antwoord ongetwijfeld ,,neen”
luiden. Juist in de laatste jaren vallen ook daar
symptomen aan te wijzen van een ontwikkelingsgang.
die
drijft
in de richting van een heschikkingsmaht, die men in Rusland de naam van maatschappelijk-

socialistisch eigendom heeft gegeven.

De structuurerisis, welke de maatschappij-orde in
de landen buiten Rusland heeft doorgeiiaakt, is aan-
leiding geweest, dat allerlei nieuwe vormen tot ont-
wikkeling zijn gekomen, die stuwen in de riçhting
van een hesehikkingsmacht, welke rekening houdt met
algemeen maatschappelijke doeleinden. in ons eigen
land is men, hetzij van Staatswege, hetzij vrijwiljig,
gekomen tot de oprichting van verschillende centra-
les, die in het maatschappelijk, leven een bepaalde
beschikkingsmacht, in den vorm van teeltregelingen,
prijszettingen, enz. hebben gekregen, welke een merk-
waardige overeenkomst vertoont met wat Rusland
als maatschappelijk socialistisch eigendom heeft
meenen te moeten omschrijven. Ook hier betreft het
een beschikkingsmacht, die slechts indirect en be-
trekkelijk kan worden uitgeoefend, doch waarvan
de noodzakelijkheid voortvloeide uit de omstandig-
heid, dat het hheer der productiemiddelen niet
meer uitsluitend kon berusten bij den optelsom van persoonlijke belangen, doch dat daar bovenuit -een
algemeen economisch en sociaal doel gesteld moest
worden.

Problemen als regeling der mechanisatie, verhou-
ding van volwassen en jeugdige krachten, verhin-
dendverklaring van ondernemersovereeiïkomsten stu-
wen eveneens in de richting van het scheppen van
eèn beschikkingsmacht, die noch het karakter van
privaat-, noch van staatseigendom draagt, en waar-
voor de benaming maatschappelijk socialistisch eigen-

dom zeker niet misplaatst zou zijn.
Wat het buitenland betreft, leveren de Vereenigde
Staten van Amerika het sprekenciste voorbeeld. De
code-authorities van President Roosevelt brachten in
het Amerikaansche economische cii sociale leven een
geheel nieuw element, dat sterke trekken van over-
eenkomst vertoont met wat de nieuwe Russische
grondwet den maatschappelijk socialistischen eigen-
dom noemt. De grondgedachte van de New Deal van
Roosevelt is in wezen geen andere geweest, dan om
in cle maatschappij naast den persoonlijken en naast
den staatseigendom een ,,de.rde” beschikkingsmacht
te scheppen.

Overzien wij nog eenmaal het geheel van onze beschouwingen, dan schijnt de conclusie voor de
hand te liggen, dat de kapitalistische eu de commu-
nisti.che niaatschappij-orde naar elkander gaan toe-
groeien. Vanuit een volkomen tegengesteld uitgangs-
put blijken beide bij vormen te zijn aangelanci, die
een opvallende overeenkomst vertoonen.
In hoeverre deze schijn met de werkelijkheid over-eenstemt, wagen wij liever niet te beoordeelen. Daar-
voor vertoont de maatschappij-orde, zoowel in Rus-
land als daar buiten, nog te veel liet beeld van een
experiment, waarvan de uitkomst nog niet is te
overzien.
In elk geval blijft deze nieuwe Russische grondwet
echter een belangrijke schakel in het probleem van
de maatschappij-orde, zoowel voor Rusland zelf als
voor de z.g.n. kapitalistische landen.
L. J. JAGENDIJK.

HET INDUSTRIALISATIEVRAAGSTUK.

Het is wel opmerkelijk en teekenend vooi de actu-
aliteit van het onderwerp, dat op denzelfden dag
.(1.0 October j.l.) in twee openbare vergaderingen in
ons land liet vraagstuk van de industrialisatie van
Nederland en van wat daarmede samenhangt in be-
handeling is gekomen.

• Het vraagstuk der industrialisatie zelve was aan
de orde gesteld door het Nederlandsch Instituut van
Doctorandi in de Handelswetenschap, dat daartoe, het
uitbrengen van, een zevental pree-adviezen had uit-gelokt. De eerste drie hiervan behandelen de statis-
tische hoofdlijnen, waaruit de toenemende indus-trialisatie blijkt. De Heer T. van den Brink onder-zoekt cle ,,Wijzigingen in de beroepsstructaur van
de Nederlandsche bevolking” en kwam daarbij o.a.
tot de conclusie, dat i nclustri alisati e voorshands
alleen zal leiden tot herovering van het sinds 1930
verloren terrein, waarbij men dan nog zal blijken
te staan voor de moeilijkheid, de tienduizenden,
die sindsdien tot den productieven leeftijd zijn
gaan behooren, in het productieproces ,,in te
brdien”. Dr. Joh. J. Hanrath toont in
zijn
be-
schouwing over ,,Het aandeel van grondstoffen en
iridustrieproducten in de handelsbeweging van Neder-
land’ aan, dat inderdaad de uitkomsten der handels-

statistiek op een toenemende tendens tot industriali-seering wijzen. Ten slotte brengt Dr. 0. Bakker (,,De
indus’trialisatie van Nederland in het licht van de
uitkomsten der Bedrijfstelling-1930″) enkele cijfers over een aantal takken van bedrijf. Het vierde prae-
advies, van Dr. 0. Visser, geeft een korte schets van ,,De structuur der Nederlandsche industrie”, waarna
de laatste drie de voorwaarden voor verdere industri
alisatie behadelen.. Het zijn uiteraard deze studies, die de meeste stof boden voor gedachtenwisseling.

De Heer H. 0. Roemen nl. behandelt ,,De grond-
stoffenpositie als voorwaarde voor verdere industri-
ccle ontwikkeling van Nederland”. Zoowel de prae-
adviseurs als de sprekers ter vergadering waren una-
niem van oordeel, dat, zoo Nederland zich verder zal
industrialiseeren, dit zal zijn in de richting van de
productie van kwaliteitsgoederen. Aanvaardt men
dit, aldus de Heer Roemen, dan zijn voor liet vraag-
stuk der verdere industrialisatie de arbeids- en

766

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 October 1936

kapitaalvoorzieningsproblemen van meer belang dan
het grondstoffenprobleem. Dit neemt niet weg, dat
het grondstoffenprobleem van belang blijft, wanneer
men Nederland ziet als klein en relatief grondstof arm
territoir (al slaagt de Heer Roemen er ook in, nog
tal van mogelijkheden op te sommen), afhankelijk

van de grondstoffenpolitiek van andere landen, waar-
bij de mogelijkheid van het ontstaan van aan onze
industrialisatie vijandige grondstoffeulanden-blocs
in het licht wordt gesteld.
Dr. F. Breedvelt, prae-adviseerend over ,,Indus-
trialisatie en arbeider”, verwacht inderdaad van ver-
dere industrialisatie werkverruiming, doch, aangezien

deze deels zou moeten voeten op een door werkloos-
heid getroffen en dus op steun aangewezen arbeidçrs-
klasse, tegen een loon, weiks hoogte meer door be-
hoefte dan door prestatie zou worden bepaald, waar-
bij er tegen zou moeten worden gewaakt, dat daardoor
het loon van de arbeiders in de nieuwe industrieën
via den kinderbijslag zou stijgen boven dat in de
oude industrieën. Het is overigens opvallend, dat bij
de beraadsiaging in het Instituut tegen dit standpunt

van Dr. Breedvelt geen stelling is genomen.
Dr. Repelius ten slotte bracht een prae-advies uit

over de ,,Industriefinanciering in Nederland”. Dr. Repelius begint met eraan te herinneren, dat eerst in de latere jaren de financiering der industrie via
de kapitaalmarkt een grootere rol is gaan spelen,
doch dat deze vorm van financiering feitelijk alleen
openstaat voor de grootindustrie. De in den jongsten tijd gestichte speciale instituten voor industriefinan-
ciering zijn in de eerste plaats gericht op de kapitaal-
voorziening van midden- en kleinbedrijf, waarbij
evenwel te verwachten is, dat deze voorloopig meer
principieele dan daadwerkelijke beteekenis zal hebben.
De principieele beteekenis is dan gelegen in het feit,
dat latente industrialisatiemogelijkheden meer sys-
tematisch zullen worden onderzocht.

De tweede vergadering, waar dit onderwerp – zij
het ook meer zijdelings – aan de orde werd gesteld,
was die van de Nationale Vereeniging tegen de
Werkloosheid. Hiervoor werd een drietal prae-
adviezen uitgebracht over het onderwerp: ,,Welke
mogelijkheden biedt bevordering van export en doel-
treffende emigratie voor de bestrijding van de werk-
loosheid in Nederland en op welke wijze kan door
economische voorlichting tot verwezenlijking daar-
van worden bijgedragen?” Terwijl nu Dr. T. P. van
der Kooy en Ir. R. A. Verwey zich hoofdzakelijk
beperkten tot resp. de taak der economische voorlich-
ting en de emigratie, behandelde Dr. Ir. B. Bölger
meer in het bijzonder de exportbevordering en kwam
daarmede tevens op het terrein der industrialisatie.
Dr. Bölger gaat er bij zijn beschouwingen van uit,
dat de
kostprijs
hier te lande zoodanig moet zijn,
dat, afgezien van allerlei andere exportbelemme-
ringen, op de wereldmarkt kan worden geconcur-
reerd. De kostprijs nu wordt volgens hem bepaald
door a. de voor de productie benoodigde materialen
(de grondstoffenpositie),
b.
de technisch-economische
inrichting van het productieproces en
c.
de arbeids-
krachten. Ten slotte behandelde Dr. Bölger in het
kort nog de kapitaalvoorziening.

In de voor de – beide vergaderingen uitgebrachte prae-adviezen en de aan de hand daarvan gevoerde
beraadslagingen kwamen enkele grondgedachten naar
voren, waarop hier nog in het kort de aandacht moge
worden gevestigd.

Was men dus algemeen van oordeel, dat -kwaliteits-
productie de logische functie was van de zich uit-
breidende industrie van N ederland, minder eenstexu-
migheid gold ten aanzien van de vraag, of de hoofd-
lijn der- verdere industrialisatie wees in de richting
van het groot- dan wel van het kleinbedrijf. Dr.
Hanrath – wees erop, dat de beantwoording van deze
vraag nauw samenhing met die van enkele andere
vragen. Grootbedrijf- – volgens ‘Dr; Bölger terecht

aangemerkt als in vele gevallen de eenige vorm,
waarin de met het oog op de meest ideale bedrijfs-
grootte gewenschte massafabricage
mogelijk
is –
impliceert export, terwijl daarentegen fabricage van
kwaliteitsgoederen door kleinindustrie mogelijk in
beginsel meer .op de nationale markt zou kunnen zijn
aangewezen. Industrialisatie in den vorm van groot-
bedrijf stelt dus verderstrekkende eischen aan de in-

ternationale economische constellatie dan klein-bedrijf
(liefst een volkomen vrij internationaal ruilverkeer):
m.a.w. maakt het grootbedrjf de nationale dconomie
meer gevoelig ten aanzien van de internationale
handelspolitiek en de daaruit in onze dagen voort-
komende veelvuldige handelsbelemmeringen, waarop
met name Dr. Van der Kooy in zijn prae-advies sterk
den nadruk legt.

Ook stelt de financiering van beide vormen van
industrialisatie geheel verschillende eischen. In dit
verband wees Dr. Visser er op, hoe momenteel door
de veranderde monetaire verhoudingen speciaal de
kleinere ondernemingen ten aanzien van hun grond-
stoffenbevoorrading in het gedrang komen en deze
omstandigheid aan de sedert kort werkende industrie-
financieringsinstituten een nieuwe beteekenis geeft.

Als andere hoofdkarakteristiek der groeiende indus-
trie werd – trouwens ook door Dr. Bölger – naar
voren gebracht de voortgaande mechanisatie, welke
Dr. Breedvelt bracht tot het uitspreken van het oor
deel, dat zeer zeker Nederland beschikte over vol-
doende arbeidskrachten voor verdere industrialisatie,
aangezien speciale vakkennis steeds meer een secon-
daire rol gaat spelen. In de discussies ter zake bracht
Dr. C. van den Berg terecht naar voren, dat scherp
onderscheid dient te worden gemaakt tusschen alge-
meene geschiktheid voor speciale vakscholing, voort-
komende uit een in Nederland zeer zeker aanwezig
zijnd fond van algemeene volksontwikkeling – Dr.
Hanrath herinnerde in dit verband aan Marshall’s
,,general ability” – en anderzijds de aanwezigheid van die vakscholing. Wanneer deze er nog niet in
elk concreet geval is, behoeft dit niet als een gevaar
voor industrialisatieplannen te gelden, mits slechts de
steeds doorvretende jeugdwerkloosheid in verloop
van jaren niet de algemeene geschiktheid gaat aan-
tasten.

Ten aanzien van de grondstoffenpositie bleek aan-
merkelijk verschil van meening te bestaan met betrek-
king tot het belang der in Nederland aanwezige
grondstoffen. Door Dr. Visser en den Heer D. J.
van Dijk werd, o.m. naar aanleiding resp. van de
vruchtenconserveering (mostfabricage) en de visch-
conserveering gewezen op de betrekkelijke beteekenis
der grondstoffen, voortkomende uit landbouw en vis-
scherij, voor verdere industrialisatie. Voorts was
Dr. Visser in tegenstelling met den Heer Roemen
van meening, dat het transportkosten-voordeel ten
gevolge van het voorkomen van grondstoffen binnen
de grenzen des lands niet te hoog dient te worden
aangeslagen. Dat de besparing doov verwerking van
grondstoffen ter plaatse om bedrijfseconomische
redenen vaak niet opweegt tegen de transportkosten

naar elders toonde Dr. Visser aan met een voorbeeld
uit de kistenfabricage. Toegegeven werd dan ook, dat
,,Konsumorientierung” vaak van schier even over-
heerschende beteekenis is als de verkeersgeografische
positie (vergelijk het Nederlandsche hoogovenbe-
drijf).

Nog te vermelden is, dat,
terwijl
Dr. -Bölger een
nauw contact legde tusschen exportbevordering en industrialisatie, in de andere vergadering Dr.- Max
de Vries er den nadruk op legde, dat industrialisatie
ook kan leiden tot afbraak van den uitvoer. Van
meerdere zijden werd in deze vergadering dan ook
gewezen op het handelspolitieke aspect van het onder-
havige vraagstuk, zoowel voor zoover betreft de
grondstoffenvoorziening als wat betreft den afzet der
producten.
1
H.

21 October
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

767

DE RJJKSMIDDELEN OVER SEPTEMBER 1936.

Het in dit nummer voorkomende Middelenover-
zicht over de maand September 1936 geeft vrijwel
hetzelfde beeld te zien als het daaraan voorafgaande
betreffende de achtste maand des iaars. De niet-

directe belastingen brachten
f
1.908.800 meer op dan

in September 1935 (de totale opbréngst beliep

f 31.926.000), terwijl ook de gemiddelde maand-
raming werd overschreden (thans met
.f
965.600),

en opnieuw blijkt bij nadere analyse, dat. dit gunstig
iësultaat in hoofdzaak is toe te schrijven aan de be-
langrijke sfijging, die de dividend- en tantième-
belasting vertoonde. Ditmaal ligt de vooruitgang
echter niet alleen aan laatstgenoemde heffing. Ver-

schillende middelen wezen een hooger opbrengstcijfer
aan, nl. ook het statistiekrecht, de zout-, de ge-
slacht- en de tabaksaccijns, de belasting op gouden en
zilveren werken, de omzetbelasting, de couponbe-

lasting, de zegelrechten, de registratierechten en de
successierechten. De gemiddelde maandraming werd
overtroffen bij de dividend- en tantièinebelasting, de
invoerrechten, het statistiekrecht den geslacht-
accijns, den wijnaccijns, den bieraccijns, den suiker-
accijns, de belasting op gouden en zilveren werken, de
dmzetbelasitng, de zegelrechten en de loodsgelden.
Alles bij elkaar genomen is de middelenstaat der-
halve niet onbevredigend.
De totale opbrengst over de eerste drie kwartalen
van 1936 bedraagt
f
267.518.600 tegen
f
273.620.500

in de eerste negen maanden van 1935 en bij een even-
redige raming van
f
278.643.800. Zes middelen (de

dividend- en tantièmebelasting, het statistiekrecht,
de geslach.taccijns, de omzetbelasting, de couponbelas-

ting en de zegelrechten) brachten meer op dan in
1935 tot een totaal bedrag van
f
4.469.300; de

overige elf middelen verschaften tezamen
f
10.571.200

minder dan in het
tijdvak
Januari t/m September
1935.
Hoewel de dividend- en tantièmebelasting in
Augustus ji. een accres van niet minder dan

f
2.512.200 vertoonde, was

ook de afgeloopen maand
voor dit middel zeer gunstig. De toeneming bedroeg
ditmaal
f
1.041.000. Voor de maand September, die

in den règel een bescheiden bedrag oplevert, was dit een verrassing. Tot dusver is reeds
f
2.331.900 meer
ontvangen dan in de eerste drie kwartalen van 1935.
Uiteraard valt hier te rekenen met de opcenten, be-
doeld in de wet van 20 December 1935 (Staatsbiad
No. 725). Afgezien daarvan is er toch ook eenige stij-
ging in de opbrengst waar te nemen. Of het in totaal
voor 1936 geraamde bedrag van
f
13.800.000 zal
worden gehaald, is intusschen twijfelachtig, daar
de laatste maanden van het jaar gewoonlijk geen
ruime baten meer verschaffen.

De invoerrechten liepen met
f
540.300 terug.

Toch was de ontvangst op zichzelf beschouwd niet
zoo laag, daar de gemiddelde maandraming met

f
162.100 werd overtroffen. in vergelijking met de
vorige drie maanden hebben de invoerrechten zich
eenigszins hersteld. Gerekend over negen maanden is
1936
f
2.544.400 in het nadeel. Dat de omvang van
den buitenlandschen handel in de afgeloopen maand
grooter was dan in September 1935, blijkt intusschen
uit het statistiekrecht, .dat met
f
8.500 vooruitging,
waardoor de in de reeds verstreken maanden ver-
kregen voorsprong opliep tot
f
56.600, een voor dit kleine middel niet onaanzienlijk bedrag.
Met de accijnzen blijft het over het algemeen geno-
men minder goed gaan. De
zoutaccijns
gaf een sur-
plus van
f
19.600, doch de ontvangst van September
1935 was bijzonder laag; op zichzelf beschouwd was
de opbrengst der afgeloopen maand niet gunstig,
immers ruim een halve ton lager dan de maand-
raming. Beter gaat het met den geslachtaccijns, die

ditmaal een accres van
f
119.400 vertoonde en niet

minder dan
f
615.200 in de schatkist bracht (de

raming bedraagt
f
416.700) een sedert Maart 1934

niet meer bereikte ontvangst. De prijsstijging van
het rundvleesch en het toegenomen verbruik daar-
van doen zich hier gevoelen. De
wijnaccijns
bracht

f
73.100 minder op door de verlaging der opcenten
ingevolge de wet v an 13 September (Staatsbiad
No. 548). De gedistilleerdaccijris daalde ditmaal met

f
53.400; ook op zichzelf beschouwd was de laatste
maandopbrengst vrij laag, al was
zij
ook ongeveer
f 100.000
hooger dan die van Augustus jl. Het ver-
bruik neemt nog steeds af. hetzelfde kan gezegd
worden van den bieraccijns; hier was de teruggang
in de afgeloopen maand
f
187.300. Ten opzichte van
de raming maakt de
bieraccijns
een minder slecht
figuur; om
begrijpelijke
oorzaken zijn de maanden
Juni t/m. September voor dit middel gunstiger dan de overige maanden van het jaar. De suikeraccijns
wijst een vermindering aan van
f
211.800. De
maand September 1935 was evenwel voor deze hef-
fing zeer gunstig; in de afgeloopen maand kwam

toch nog
f
523.900 meer binnen dan waarop blijkens
de raming was gerekend. De ontvangsten van dit
middel zijn vrij afwisselend; een vergelijking over
een langere periode toont echter aan, dat ook hier
een teruggang valt op te merken. Evenals de vorige
maand vertoonde de tabaksaccijns een stijging (thans
van
f
159.900). Toch bleef de ontvangst nog

f
31.400 bij de raming ten achter. Het overzicht over
de eerste drie kwartalen is voor de laatst besproken
heffingen niet gunstig; de gedistilleerdaccijns, de
bieraccijns,
de
suikeraccijns
en de tabaksaccijns heb-
ben alle tusschen de 8 en 9 ton minder opgeleverd
dan in 1935.

De belasting op gouden en zilveren werken gaf

f
1.200 meer. De omzetbelasting verschafte
f
619.600

meer dan in dezelfde maand van het vorige jaar. Het
schijnt met dit middel iets vlotter te loopen. Ook is
eenige achterstand in de betalingen over het 2e kwar-
taal ingehaald. De eerste drie kwartalen gaven een
surplus van
f
955.300. Ook de couponbelasting blijft
zich in stijgende lijn bewegen; er kwam ditmaal

f
85.000 meer binnen, waardoor de voorsprong over
de reeds verstreken maanden opliep tot
f
453.800.
De z.g. conjunctuurheffingen gaven een betrekke-
lijk gunstig beeld te zien. Bij de zegelrechten bedroeg
de vermeerdering
f
515.900, waarvan
f
252.950 op
rekening komt van de Beursbelasting. in hoofdzaak
zal deze toeneming wel te danken zijn aan de 20
opeenten ingevolge de wet van 20 December 1935
(Staatsblad No. 725); daarnaast was in September
en inzonderheid aan het einde der maand eenige
opleving in den handel ter beurze te constateeren.
De registratierechten liepen op met
f
79.500 en
waren ook belangrijk beter dan in Augustus jl., doch
dit, neemt niet . weg, dat de ontvangsten toch nog

f
450:400 bij de maandraming ten achter zijn geble-
ven. Met dit al is er in den handel in vast goed
iets meer leven’ gekomen.

De suécessierechten verschaften
f
478.800 meer
dan in September 1935 en
f
1.008.200 meer dan in
Augustus jI. Toch werd de maandraming niet ge-
haald (tekort
f
489.300). Over het algemeen geno-
men is de loop van dit wisselvallige middel minder
gunstig dan in het vorig jaar; over negen maanden
bedraagt de teruggang
f
1.073.300. De achterstand
bij de raming beloopt over de eerste drie kwartalen

f
6.007.400, doch hierbij moet worden bedacht, dat
de raming voor 1936
f
7.800.000 hooger is gesteld
met het oog op de ingevolge de bovenvermelde wet
van 20 December 1935 te heffen opeenten, welke
evenwel in de eerste maanden zich practisch nog niet
konden doen gevoelen. De loodsgelden gaven

f
153.700 minder door de sterke verlaging van het

tarief.

Tenslotte de Directe Belastingen van. Afdeeling
T a. Met voldoening mag worden ‘astgesteld, dat al
de verschillende heffingen zich op hooger niveau
bewegen dan het vorige jaar. Aan grondbelasting is

768

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 October 1936

thans een bedrag van
f 10.214.400
voor het Rijk op

kohier gebracht, hetgeen een vooruitgang beteekent
van
f 195.300
bij den stand van den overeenkom-
stigen dienst op
30
September
1935.
Het zuiver be-

drag der kohieren steeg bij cle inkomstenbelasting
in de afgeloopen maand van
f 49.810.400
tot

f 55.260.500,
dank zij den invloed van het belas-
tingjaar
1936/1931;
laatstgenoemd bedrag komt
f 4.548.900
uit boven het bedrag der kohieren voor
den vorigen dienst op hetzelfde tijdstip van
1935,

welk voordeelig verschil vermoedelijk voor een groot
deel is te danken aan een vlugger verloop van de aan-
slagregeling en voor de rest aan cle verhooging der
opcenten met ingang van het jaar
1935/1936.
Bij de
vermogensbelasti ng bedraagt cle stijging f 784.900,

bij de Verdedigingsbelasting 1
f
11.800 en bij de be-
lasting van de doode hand
j
24.700.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

HET ,,PICHU” SYSTEEM IN DE REMISES DER

OVERZEE-CHINEEZEN NAAR CHINA.

Drs. Tjoa Soe Tjong te Shanghai schrijft ons:

De remises der Overzee-Chineezen (Hua-chiao’s),
d.z. de Chineesche emigranten, die zich al dan niet
blijvend in het buitenland hebben gevestigd met al
dan niet verlies van hun ooi-spronkelijlc staatsburger-
schap, hebben in de laatste jaren weer eens de volle
aandacht getrokken van de Chineesche Regeering,
zoowel van haar wetenschappelijke instituten als de
Academia Sinica, als van particuliere lichamen zoo-
als de Bank of China. Nog niet zoo heel lang geleden
heeft de toenmalige Min:ister of Industry, Z. E. Ohen
Kung Po, een formeel bezoek gebracht aan Neder-
landsch-Indië, de Straits en Siam, terwijl de jaar-
verslagen van de Bank of China en andere Chineesche
publicaties thans geregeld melding maken van deze

remises.

Deze belangstelling is vanzelfsprekend; immers in
de genoemde remises wordt voor een groot deel de
verklaring gezocht hoe China het jaarlijksch nadeelig
saldo in haai- handelsbalans kan betalen. Met de de-
pressie niet alleen in China, maar ook daarbuiten
zich uitende o.a. in een sterke daling der remises, is
het duidelijk, waarom een
bijzondere
belangstelling
aan den dag wordt gelegd. Een overzicht in cijfers
moge hier op zijn plaats zijn, daarmede tevens illus-treerende de belangrijke rol der ,,Pichus”.

De Chinese Oversea Commission schatte het aantal
Overzee-Chineezen in
1934 op 7.900.000,
waarvan in:

Siam ……….
2.500.000
Korea

……..
41.000
Malaya ……..
1.700.000 Siberië

……..
340.000
Ned.-Indië

.
1.200.000
Ver. Staten
85.000
Annam ……..
400.000
Canada. ……..
50.000
Philippijiieu.
100.000
Cuba ……….
30.000
Borneo

……..
98.000
Australië
45.000
Br.-Indie
2.000
Elders………
1.291.000
Japan

……..
28000

Deze schatting wordt in het algemeen als te laag
beschouwd; eerder bestaat de neiging om het totaal
aantal op
9.000.000
te stellen. Men is het er echter
over eens, dat het overgroote deel te vinden is in
Nan-Yang, d.w.z. de Zuid-Zee, waarmee dan bedoeld
wordt: Ned.-Indië, de Britsche koloniën in Zuid 0.-

Azië, Fransch incio-Ohina, de Philippijnen en Siam.
Br. Indië en Burma zijn ook inbegrepen, doch het
aantal aldaar is, zooals wij zien, zeer gering
(2000).

Zij zijn uit Zuid-China afkomstig, nl. uit de pro-
vincies Pukien en Kwangtung, alwaar arbeidskracht
zelfs typeerend het belangrijkste ,,exportartikel”
genoemd wordt. De
belangrijkste
plaatsen waarnaar
gerernitteerd wordt zijn dan ook Hongkong (tegenover Canton), Amoy en Swatow.

Wat de remises zelf betreft, hierov•er bestaan de

meest uiteen loopende schattingen,
zooals de volgende:

II. B. Morse……
1903

Chin.
$
110.000.000.-
1906
150.000.000.-
C. S.
See

……..
1913
115.000.000.-
C. F.
Rerner …… 1899-1913
105.000.000.—
gernidd.
1902-1913
150.000.000.—
1914-1921
120.000.000.—
1914-1930
200.000.000.—
1928
250.600.000.-
1929
280.700.000.-
1930
316.300.000.-
A. G.
Coons

….
1920-1923
150.000.000.—
geniidd
]3ank of China

..
1929
300.000.000-
1930
250.000.000.-
1931
190.000.000.-
1932
320 000.000.-
,,

..
1933
200.000.000.-
1934
250.000.000.-
1935
260.000.000.-
Wu
Clieng-1-Isi
(Academia Sinica)
1931
421.200.000.-

1932
323.500.000.-
1933
305.700.000.-
1934
232.800.000.-
1935
316.000.000.-

Volgens Wu Cheng-1-Isi zouden dan de volgende
percentages van China’s import-excedent gedekt zijn
door remises:

1931

……….64,3
0
/0

1934

……….43,3
0
/0
1932

……….39,4
0
10

1935

……….92

0
/0
1933

……….40,1
0
10

Welke schattingen wij ook nemen, de relatieve be
langrijkheid der remises kan niet worden ontkend.
Wat betreft het land van oorsprong dezer geldzen-
dingen, de schattingen zijn terzake al heelemaal niet
volledig. 0. F. Remer geeft voor
1930
de onder-
staande bronnen op, doch alleen voor remises naar
hongkong: (in millioenen Hongk.
$):

Ver. Staten ………………
119,3
Straits Settlements ……….
42
NecI.-Indië ………………
29,4
Siarn
……………………20
Canada …………………..
17,5
Pbilippijnen ………………
12,5
Australië ………………..
8,5
Fr. Indo.China …………….
5
Br.-Iiidië ………………..
4,3
Z.-Amerika ……………….
4,2
Andere bronnen …………..10

272,7

Het aandeel van Nederlandsch-Indi4 is ca.
10.7
pCt., wat niet bijzonder groot kan worden genoemd.
Merkwaardig is het aandeel van Britsch-Indië met
zijn slechts 2000 Overzee-Ohineezen, per hoofd dus
gemiddeld remitteerende I-fgk. $
2150.—,
vooral als
men in aanmerking neemt, dat het overgroote deel
van hen te vinden is in het restaurant-bedrijf en in
het schoenmakersvak en nog wel geconcentreerd op
een plaats, Calcutta. Ned.-lndië is hierbij vergeleken, wel verre ten achter.

Wu Cheng-Hsi publiceert slechts gegevens voor
Swatow in de provincie Kwangtung, nl.

1930 . . . . $ 110.000.000.—

1933 .. . . $ 62800.000.-
1931 . . . .

94.200.000.—

1934 . . . .

47.000.000.-
1932 .. . .

70.700.000.—

1935 . .’..

55 000.000.-

en vermeldt t.a.v. de landen van herkomst het vol-
gende:

Siain …………
50 o/

Ned.-Indië

6
0
/0
Malaya ……….
30
O/

-Elders ……….
4
0
/0
Afnam ……….10
0/

Ook hier spelen de Ned. -Indische Overzee-Ohineezen
de laatste rol.
De Postal Remittences Bank verstrekt ook weer
slechts partieele gegevens, nl. over de remises mid-
dels postwissel, welke als volgt zijn voor Amoy (Fu-
kien): . .- . . .

21 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

769

i932

:

1934
Fr. Indo:China …… $
96.089.— $115.986.— $ 76.586.-
Fed. Malay States

54.197.—

42.711.—

82.417.-
Straits Settlements

60.540.—

57.421.—

29.798.-
Pliilippijnen

7.120._

Ned.-Indië verschijnt derhalve al heelemaal niet
op de lijst. De verklaring waarom
N
e
d.-Indië niet
een vooraanstaande plaats inneemt in de overzeesche
geldovermakingen, kan wellicht hierin worden gevon-
den, dat ongeveer de helft der Chineesehe bevolking aldaar tot de ,,blijvers” kan worden gerekend, terwijl
de familiebanden dezer blijvers met het stamland in
den loop der jaren (honderden jaren) te loor zijn ge-
gaan. Blijkbaar is het niet tot zoover gegaan in de
andere gebieden van kolonisatie.
Wij zien nu uit het bovenstaande hoe verschillend
de schattingen zijn. Te betreuren is daarbij, dat de
meeste auteurs niets vermelden omtrent hun metho-
den van onderzoek of schatting. Veelal berusten de
schattingen weer op schattingen van anderen. Men
is meestal ook geneigd om op gegevens van banken
af te gaan, wat zeer eenzijdig is, omdat niet alle re-
mises via banken gaan en deze instellingen eerst
later hierin een rol zijn gaan spelen. Tenslotte zijn
niet alle banken beieid om de noodige gegevens, laat
staan juiste gegevens te verstrekken. Bij zijn onder-
zoek in Hongkong gaat 0. F. Remer ook veel uit van
bankmateriaal, hoewel hij terloops ook nog melding
maakt van de Pichus (door hem met ,,letter hong”
aangedûid); hij zwijgt echter heelemaal over de over-
makingen per postwissel.
Naar oflze meening – dienen wij bij een dergelijk
onderzoek rekening te houden niet remises:
• 1. middels Pi-Chus;
middels banken middels de postwissel.
Daarbij moeten wij niet uit het, oog verliezen, dat
niet alle overmakingen bedoeld zijn voor familie of
belegging, maar dat een deel daarvan bestemd is voor
betalingen van uit China geïmporteerde goederen.
Dit onderscheid is vooral van belang bij het onder-
zoekell van bankgegevens. Veiliger zijn wij t.a.v. de
middelen onder sub 1 en sub 3 genoemd, in het bijzon-
der het eerst bedoelde, waarvan hieronder een be-
schrijving moge volgen.

De Pichus.

Letterlijk beteekentPichu eigenlijk Pi = de be-
kende Chineesche penseel-pen en Chu = onkosten, dus kosten voor den schrijver, den brievenschrjver,
tenslotte zoowel voor het schrijven als geld overma-ken, om het zoo te noemen: het gesehreveiie is brief
en tevens wissel.
Het Pichu-stelsel
i5
zeer oud; het dateert van zoo-
veel eeuwen her toen China slechts het interprovin-
ciale handelsverkeer kende. De Pichus dienden dan
als postkantoor zoowel . als ‘geldwiselaars of wissel-
kantoren. Aan het stelsel zelf is gedurehne die
eeuwen practisch niets gewijzigd; er kwam slechts
verandering in geografischen omvang van het arbeids-
eld door uitbreiding van den dienst over gebieden buiten China, nl. het z.g. Nanyang, toen de remises der Overzee-Chineezen een aanvang namen. In die
dagen geschiedde de remise vrijwel uitsluitend door
middel van de Pichu. Eerst later begonnen de ban-
ken een rol te. spelen en in het begin nog we1 alleen
t.a.’. groote geldoverakingen. Overigens was men
aangevezen op den Pichu en wilde men ook niet van iets anders weten. Immers was eenerzi.jds het bank-
wezen toen nog zeer beperkt; niet overal vond men
een bankkantoor in China, evenmin in de bedoelde
koloniale, gebieden. De postdienst was ook nog primi-
tief; de postwisseldienst stond nog heelemaal in zijn
kinderschoenen, vooral in het binnenland van Zuid.
China. . .
Anderzijds is onze remilteut in het’ algemeen niet
meer dan een eenvoudig man, zonder schoolsche wijs-
heid, onbekend iriet de’. meer moderne techniek van

ov’êi’makingen en al zouden de banken of postkanto-
ren overal zijn te vinden, onze primitieve. boer of
,,koelie” -zou er geen gebruik van kunnen maken, eer-
stens omdat zijn remise te klein was en tweedens
vanwege de arrogante houding van den doorsnee ,,ko-
loniaal” uit de minder ethische tijden van weleer. De
remittent kon leze.n noch schrijven en zou eerder af-gesnauwd worden dan geholpen. Dan wensehte hij te
remitteeren naar voor de post of bank onbereikbare
dessa’s in het binnenland van China en wat van
groot belang is, hij wenschte meer; er moest een
briefje bij over de geldzending an sich, maar ook
over zijn laatste ervaringen, gezondheid, e.d. Welnu,
in zulke gevallen van vertrouwen – geld en familie-
aangelegenheden – is bij den primitieven mensch het persoonlijk contact doorslaggevend, in het bijzonder
bij den prim.itieven Oosterling. Dan geldt niet de in-
stelling (,,naamlooze vennootschap”), doch de per-
soon, vooral als men de daad – liet overmaken en
het schrijven – niet zelf ken uitvoeren, maar daarbij
de medewerking van derden behoeft. Nu begrijpen
wij waarom het systeem der Pichus het aangewezen
instituut is in zoo’n geval; het past volkomen in het
kader vaii zender zoowel als van ontvanger.

In hun organisatie zijn de Piehus in twee groepen
te onderscheiden, nl.:

de groep, die geen gebruik maakt van diensten
van derden en dus de gansche organisatie, collectee-
rend zoowel als distribueerend, in eigendom heeft.
Deze Piehus zijn individueel soms financieel heel
krachtig; in den goeden ouden tijd was het kapitaal
van zoo’n Amoy Pichu eenige tonnen groot en be-droegen zijn activa verscheidene inillioenen. Is de
heele organisatie niet in handen van, één persoon,
dan behoort zij tot meerderen, die dan met elkaar een
firma ‘aangaan;

de groep, die niet over eigen vestigingeii be-
schikt en dus gebruik maakt van de diensten van
correspondenten of agenten. De meeite Pichus zijn
tegenwoordig’ tot deze klasse te rekenen.
,Tot welke groep wij ook de Pichus mogen rekenen,
steeds zullen wij zien dat het Pichu-bedrjf voor hen
een nevenbedrijf uitmaakt. Hun hoofdbezigheid is
wat anders, bijv.’ import en export, goudsmederij,
zijde-handel, het algemeene handelsbedrijf, enz., za-
ken, waarbij de beschikking over een extra fonds wel-
kom is.

De Pichus zijn derhalve niet in de eerste plaats
administratiekantoren, maar eerder handelshuizen en
vooral vroeger niet zelden zeer groote handeishuizen
Hierdoor verklaart zich hun kapitaalkracht, zooals
boven aangeduid.

Het persoonlijk element uit zich ook in de verdere
organisatie nl. door het georganiseerd zijn van den
Piehu-dienst door Chineezen uit hetzelfde dorp of
uit dezelfde streek. De Ohineezen in J’ava, zijnde veel
uit Amoy, zullen bediend worden door een Fukien-
organisatie. Aldus wordt het vertrouwen van den re-
niittent op zijn best verkregen. Door het persoonlijk
contact met den remittent zijn de Pichus in staat vrij
nauwkeurig
zijn
credietwaardigheid te bepalen, ter-
wijl zij bovendién vaak een middel weten om zijn a.s.
loon via’ den werkgever te doen blokkeeren. Daar, waar
zij weten, dat de remittent een vast inkomen geniet,
zijn zij gaarne bereid de remise voor te schieten, en
deze eerst te collecteeren als het geld aan gene zijde
is ontvangen. Ook is de Pichu – zijnde tegelijkertijd
dorps- of district-genoot – zeer familiair met do
plaatselijke omtandigheden in China’s binnenland;
in het bewuste dorp van den géadresseerde kent hij
iedereen; zoodat vergissingen bij liet overmaken wel-
huast uitgesloten zijn. Daarenboven fungeert meestal
als P.ichu.agent of correspondent liet dorpshoofd.

Als regel zijn, de remises heel klein, sos zelfs niet
meêr dan $2.— of $ 3.— .per persoon. In geval van
grootere bedragen wordt geen voorschot verstrëkt.
Gegevens t.a.v. het totaal’ der aldus vergaarde gelden

770

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 October 1936

ijn helaas beschikbaar slechts voor de jaren 1926-
1934 voor Amoy, ni.:

1926 . . . . $ 14.000.000._

1931
…. $
32.000.000._
1927 .. . .

18.000.000…….

1932
….

18.000.000._
1928
….

23.000.000._

1933
….

13.000.000 –
1929
….

25.000.000…….

1934
….

9.000.000._
1930 . . ..

28.000.000._

In genoemde jaren hebben de Pichus reeds veel
concurrentie ondervonden van meer moderne insti-
tuten zooals banken. Volgens schattingen moeten deze
banken gedurende denzelfden tijd minstens een ge-
lijk bedrag hebben overgemaakt.
De van het binnenland gecollecteerde remises
stroomen tenslotte tezamen bij de hoofd-Pichus, die
gevstigd zijn in de grootere kustplaatsen, zooals bijv.
Singapore, Kuala Lumpur, Penang in de Straits en
F:M.S., Batavia, Soerabaja, Semarang op Java, Sibu
op Borneo, Maniila op de Philippijnen, Haiphong in
Fr. Indo-China, Rangoon in Burma. Vanuit deze
centra wordt geremitteerd, zij het middels collectieve
adviezen aan het kantoor in China of aan de ver-
schillende correspondenten in het binnenland, teza-
men met alle brieven en andere correspondentie.
Heeft men te maken met een financieel krachtigen

Pichu, dan worden de gelden feitelijk niet overge-
maakt, maar in de verschillende landen van herkomst
aangehouden voor belegging op eigen risico aldaar.
De Pichu in China schiet derhalve de te maken uit-
betalingen voor. Deze methode heeft alleen plaats in
perioden van opbloei; anders vereischt de China-cor-
respondent de noodige dekking, waardoor de ver-
diensten wel wat lager worden, hoewel toch nog be-
hoorlijk. Deze verdiensten zijn de volgende:
in den berekenden wisselkoers; eerstens bij het om-
zetten van buy. lava-Guldens in Hongkong-Dollars, daar als regel niet direct op China wordt getrokken,
maar via Hongkong, en tweedens bij de omrekening
van Hongkong Dollars in Ohineeseh geld (dat aan
zeer groote fluctuaties onderhevig was, vandaar met
Hongkong als tusschenstation). De berekende koers
is begrijpelijkerwijze steeds ten nadeele van den on-
kundigen remittent, waardoor de remise-kosten niet
zelden 25 pOt. van het over te maken bedrag vormen;
in de kosten voor het schrijven van brieven (ca.
$ 0.20 per brief);
in het niet
tijdig
remitteeren der gelden, waar-
door extra aan rente wordt veydiend. Daar de Pichus
ook. de correspondentie der betrokkenen behandelen,
hebben zij het in hun macht om met de brieven ook
de.remises eenigen tijd aan te houden zonder dat af-
zender en ontvanger er wat van hoeven te merken.
Het uitstel is evenwel niet langer dan eenige weken.
Zijn de remises of adviezen eenmaal in China ont-vangen, dan geschiedt de uitbetaling als volgt:
De Pichus in de groote kustplaatsen als Canton,
Swatow en Amoy zenden hun vertrouwde loopers uit
naar het binnenland, zij het met:
hard cash of bankbiljetten van de grootbanken
(Bank of China, toen geen staatsbank en niet te ver-
warren mét de Oentral Bank of China, wel de staats-
bank), of met
wissels op de gendemde kustplaatsen voor de
grootere bediagen; deze wissels zijn ook zeer gewild
voor het doen van betalingen in geval van import,
e.d. (ongunstige handelsbalans);
of v6or sommige districten zelfs met oninbaar
papier.
Uitbetaling geschiedt tegen kwitantie, welke, met
eventueele correspondentie, de terugreis onderneemt
iaar den remittent.

Zoois boven reeds aangeduid heeft de Pichu heden
ten dage echter zeer veel van zijn ouden roem verloren.
Verscheidene oorzaken zijn daaraan schuldig, niet in
de laatste plaats de sterke vooruitgang van het ver-
keer, met name het postverkeer, in het
bijzonder
in
China zelf. Hierdoor maakt de Pichu al direct in-
breuk op het post-monopolie. De Pichu-dienst heeft

uit dezen hoofde heel wat aan efficiency ingeboet.
Voorts vormt het moderne bankwezen een geweldige
concurrent. Door de depressie in Nanyang zijn de
remises ook sterk gedaald,
terwijl
de val van ver-
scheidene Pichu-handeishuizen het vertrouwen der
remittenten danig heeft geschokt.
In de historie der Overzee-Chineesche remises
blijft de figuur der Pichus evenwel een eigen plaats
innemen, zelfs nu nog.

AANTEEKENINGEN.

De moeilijkheden tot binnenlandsche conjunc-
tuurverbetering.

In aansluiting bij onze Aanteekening van de vorige
week laten wij hier thans een en ander volgen met
betrekking tot de praeadviezen, door Prof. Tinbergen
en Dr. Van der Vaik voor de Vereeniging voor de
Staathuishoudkunde uitgebracht.
Prof. Tinbergen verstaat onder conjunctuurverbe-
tering ,,vergrooting van de werkgelegenheid”:

,,Een zo groot mogelijke werkgelegenheid betekent in de
huidige maatsehappijvorm de beste garantie voor een zo
groot mogelijke en zo veel mogelijk verspreide welvaart”
(.blz.
62).

Algemeen wordt erkend, dat door bepaalde maat-
regelen, waarvan de schr. als voornaamste noemt het
uitvoeren van groote werken op de in het Plan voor
de Arbeid aanbevolen wijze, en waarnevens hij voorts
melding maakt van loonsverlaging, devaluatie en het
op grooter schaal leenen door den Staat ten behoeve
der gewone uitgaven conjunctuurverbetering kan in-
treden. De vraag is echter, of zulk een interne con-
junctuurverbetering zich zonder verbetering der ex-
portpositie (zooals in de vraagstelling wordt veron-
dersteld) zal kunnen handhaven en of dan niet be-
lemmeringen van de
zijde
der betalingsbalans dreigen.
Zoo zou het buy, kunnen zijn, dat de grootere invoer
van grondstoffen, die na een binnenlandsche ople-
ving noodig zou zijn, betaald zou worden met uitvoer
van goud of effecten; dit middel is inderdaad voor
toepassing vatbaar, doch slechts binnen beperkte gren-
zen. Ook zou ingeval van toenemenden invoer van
grondstoffen de invoer van buitenlandsche eindf a-
brikaten belemmerd kunnen worden, hetgeen volgens
schr. echter niet tot een grooter quantum dan 25 pCt.
van den invoer van zulke goederen zou kunnen geschie-
den. Binnenlandsche efficiency-vergrooting zou even-
eens buitenlandsche invoer overbodig kunnen maken,
doch meer dan 10 pOt. stijging per jaar van deze
efficiency is niet te verwachten. Tenslotte zou het
mogelijk zijn, dat

,,de meerdere invoer van .grondsotffenwordt betaald,
zonder enige verdere dwangmaatregelen op het gebied van
handel of
productie, doch
door de goudpariteit van de
Gulden te verlagen;
om de gedachten te bepalen, nemen wij aan: met pl.m.
25
pot.”
(blz. 65).
Dit alles moet men trachten in feite na te gaan.
Daarbij is een volkomen nauwkeurige analyse van
het feitelijk
gebeuren uiteraard niet mogelijk; de
waarnemingsmiddelen daartoe ontbreken ons. Maar
wel kan men trachten om een ,,gestyleerd” beeld van
de werkelijkheid te geven, en dit niet slechts in qua-litatieven, doch ook in quantitatieven zin.

Tot zulk een styleering der werkelijkheid doet de
schr. in
zijn
praeadvies een poging. Hij baseert zich
te dien einde op drie groepen van quantitatieve ge-
gevens, t.w. physieke grootheden (de hoeveelheden,
waartoe de verschillende goederen in het economisch
leven voorkomen), prijzen (en wel die van verschil-
lende goederengroepen benevens loonindices), en
waardecijfers (waarde van productie en van in- – en
uitvoer, omvang van het geldinkomen der maatschap-
pij en van de deelen, waarin dit wordt gesplitst, als-
.mede van de consumptieve en niet-consumptieve be-
stemming daarvan). Dat vele dezer gegevens met he-

21 October
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

771

trekking tot Nederland niet precies, doch slechts bij
benadering vastgesteld kunnen worden, erkent de
schr., doch dit vormt z.i. geen bezwaar tegen het be-
reiken van bruikbare resultaten.
Schr. maakt nu verder verschillende veronderstel-
lingen, die door hem in den vorm van vergelijkingen
worden gegoten. Zoo wordt over bonen en prijzen
van verbruiksgoederen het volgende opgemerkt:

,,Van de bonen is verondersteld dat de verandering die
het boonpeil telken jare vertoont, in vergelijking tot het
vorige jaar wordt beïnvloed door de veranderingen in de
kosten van levensonderhoud en door de stand van de werk-
gelegenheid. Een prijsstijging zal een stijging der lonen
tot gevolg hebben; een bovennormale stand van de werk-
gelegenheid eveneens. Evenzoo is verondersteld dat een
prijsdaling tot een loondaling aanleiding zal geven, even-
als een ondernormale stand van de werkgelegenheid. Daar-
bij is dan verder nog aangenomen dat de doorwerking van
de prijzen op de lonen geruime tijd vergt (een jaar), het-
geen de bekende traagheid der lonen tot uitdrukking
brengt…. De betekenis van de hier besproken vergelij-
king voor het gehele verdere betoog is nu deze, dat, tenzij
uitdrukkelijk het tegengestelde vermeld is, steeds is aan-
genomen, dat als zich prjsveranderingen voordoen, deze
een jaar later tot loonveranderingen voeren van de aan-
geduide grootte; en voorts, dat wanneer zich de werkge-
legenheid boven de als normaal beschouwde waarde ver-
heft dit loonsverhogend werkt, terwijl een ondernormale
stand loonsverlagend werkt” (blz. 75, v.).
,,Van de prijzen van consumentengoederen voor binnen-
lands verbruik (de kosten van levensonderhoud) is veron-
dersteld, dat ze in hoofdzaak worden bepaald door de vol-
gende drie factoren: A. de prijzen van consumentengoede-
ren in het buitenland; B. de kostprijs der binnenlandse
consumentengoederen en C. de grootte der omzetten voor
consumentengoederen” (blz. 76).

Dergelijke vergelijkingen worden voor alle phy-
sieke en waarde-grootheden en voor de prijzen opge-
steld. Uiteraard leenen zich de formules van Prof.
Tinbergen bezwaarlijk voor een resumptie te dezer
plaatse; de belangstellende zij naar het praeadvies
zelf verwezen. Opmerking verdient nog, dat de schr.
van den invloed van den rentestand heeft afgezien,
omdat hij meent, dat deze met betrekking tot de
conjunctuur gering is; ook is afgezien van de voor-
raadsfluctuaties in de productie.
Schr. gaat dan na, welke verschuivingen in de door
hem berekende grootheden zullen intreden bij ver-
schillende conjunctuurpolitieke maatregelen, t.w. ht
uitvoeren van extra investeeringswerken gedurende 3 jaar; het beperken van den invoer van afgewerkte
consumptiegoederen; het extra verhoogen der ar-
beidsefficiency met de gebruikelijke (niet volledige)

prijsverlaging en zonder kapitaalsvermëerdering;. het

verlagen van de prijzen zonder verandering in de ar
beidsefficiency en zonder loonsverlaging; het eenmaal
extra verlagen van den loonvoet; en tenslotte het
verlagen van de goudwaarde van den ulden, waarbi.i
represailles van het buitenland worden verandersteld.
Uit de conclusies van Prof. Tinbergen halen wij ht volgende aan:

,,De hier bereikte ‘gevolgtrekkingen zijn, dat, bij gelijk-
blijvende vraagfunctie in het buitenland en gelijkblijvend
prijsniveau in het buitenland, een enigzins
belangrijke
binnenlandse opleving van de werkgelegenheid kan worden bereikt door devaluatie. Duidelijk mindere oplevingen kun-
nen worden bereikt door het verlagen van lonen, het uit-voeren van openbare werken, of door verlaging van irii-
zen zonder verlaging der loonkosten. Een verdere
achter-
uitgang
van de werkgelegenheid wordt bereikt als de pro-.
ductiviteit van de loonarbeid alleen wordt verhoogd, zon-
der dat nieuwe kapitaalgoederen worden vervaardigd. Vrij-
wel geen verbetering van de werkgelegenheid wordt ver-
kregen als alleen bescherming wordt toegepast door be-moeilijking van de invoer van afgewerkte consurnenteu-
goederen. De betalingsbalans wordt het gunstigst beïnvloed
in het geval van beperking van de invoer van afgewerkte
consurnptiegoederen, het ongunstiget bij loonsverlaging
en sterke devaluatie. Bij de overige gevallen wordt de be-
talingsbalan weinig gewijzigd…. Het gunstigst werkt
(uit een oogpunt van binnenlandse opleving) onder ‘de af-
zonderlijke maatregelen een
matige devaluatie
(bijv. 20 pot.). De gunstigste combinatie zou wel zijn een combina-
tie van een matige devaluatie, enige bescherming en een
aantal maatregelen genoemd in het Plan van de Arbeid
(openbare werken, efficiencyverhoging door hedrijfsorgani-
satie en conjunctuurpolitiek)” (blz. 106, v.).

* *
*

Dr. Van der Valk heeft zijn omvangrijk praeadves
gesplitst in twee deelen. Het eerste daarvan is gc-
wijd aan de critische behandeling van een aantal
conjunctuurpolitieke stelsels in verschillende landen,
t.w. aanpassingspolitiek met handhaving der goud-
pariteit, reflatiepolitiek met handhaving der goud-pariteit, devaluatie, openbare werkverschaffing en
ordening. Het tweede deel van het praeadvies behelst
een ,,bijdrage tot een doeltreffende conjunctuurpoli-
tiek voor Nederland”.
Over de aanpassingspolitiek. heeft de schr. bitter
weinig goeds te vertellen. Zelfs daar, waar deze poli-tiek de beste kansen kreeg, ni. in Nederlandsch-Indië,
leidde zij tot een volkomen wanverhoudiug tusschen
de uitvoerwaarde, welke de basis van het geldinko-
men der bevolking vormt, en de Overheidsschuld. De
schr. concludeert dan ook:

Resultaat van de rondvraag van de Internationale Vereeniging voor de Suikerstatistieki

Dr. Gustav Mikusch te Weenen zendt ons onderstaand overzicht van de Internationale Vereeniging voor

de Suikerstatistiek:

Aantal
Hoeveelheid
Suikerproductie (±) in procenten ten
fabrieken
Aantal
verwerkte bieten in metrieke tonnen opzichte van het
in bedrijf
ant-
in metrieke tonnen
ruwsuikerwaarde
voorafgaande jaar
woorden
1936/37
1935136
1936137
1935136 1936137
.1
1935/36
vete
pk1i;e
bieten

211.
212
212 10.583.146
9.857.024
1.733.934 1.673.994
+
7.37
+

3.58
Tsjecho-Slowakije
114 114 114
4.045.528
3.351.531
690.383 570.686
+
20.71
+
20.97
7
7 7
886.392
1.146.992
150.287
205.870

22.72

27.00
12 12
12
860.000 688.972 129.000 116.960
+
24.82
+
10.29
8
8 8
642.000
584.791
88.100
89.816
+

9.78

1.91

Duitschiand ………….

Hongarije …………….

13 13
11
520.000
775.000
78.300
.
134.573
-32.90
-41.82

Oostenrijk

……………

lersche

Vrjstaat
4 4
4
625.000
572.175
97.000 89.000
±

9.23
+

8.99

Joego-Sbavië

…………
Roemenië …………….

35 34
35
1.700.000
1.590.000 251.991
240.225
+

6.92

+

4.90
België

……………..
51
51 51
2.300.000 2.109.038
334.000
288.590
+

9.05

+
15.74
Italië ……………….
Polen ………………
60
61
60
2466.000
2.484.023
435.000 444.600

0.73

2.16
Denemarken

………..
.9
9 9
1.250.000
1.534.900
210.000
244.800

18.56

14.22
Zweden ……………….
19 19 19
1.899.000
1.840.767
295.000
294.501
+

3.16
+

0.17
-‘)
1
1

*)
10.690

*)
8.655


Finland

……
…………
Turkije (Europ. en Aziat.)
4
3
4
400.000
384.046
68.000 59.488
+
19.74

+
14.31

Totaal (zonder Finland)
547 547
546

1
2
8.
1
77.066
1
2
6.
869
.
2
591
4.560.995
1
4.453.103
1

+

4.87
1
+
2.42

) /Dntbreekt.

772

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 October 1936

,,De aanpassingspolitiek in Nederlandsch-indië heeft tot
resultaat gehad een finaneiëele uitputting
van
het land,
hetgeen tot uiting komt in een enorme stijging van de
staatsachuld en een verariing van de inheemsche bevol-
king” (blz. 114).

Over het clualisme in de aanpasdingspolitiek hier
te lande heeft de schr. in dit weekblad en in De
Economist reeds meermalen zijn kritiek doen hoorep.
in zijn praeadvies wordt uiteraard aan dit punt bij-
zondere alndacht besteed.. Daarbij wijst Dr. Van der
Valk er op, dat de dualistische aanpassingspolitiek
niet slechts nationaal, doch ook internationaal na-
deden heeft:

,,De dualistische aanpassingspolitiek heeft
niet
alleen
het
nadeel, dat de reserves van dQ
volkshuishouding
langza-
meiihand worden opgeteerd, maar dat zij passief is en de verbetering alleen van het buitenland verwacht. Eerst
als
de internationale prijzen stijgen, kan ook de toestand in
clie landen verbeteren. Een internationale prijsstijging is
echter voor een deel ook afhankelijk èn van een
herstel
van iiet economisch leven 6n van een opheffing van de
rigou reuze contingenteeringspolitiek in de goudlanden.
Daarom is deze politiek niet alleen nationaal, maar ook
automatisch herstel is ingetreden.”
(blz.
120).

Wanneer
.
wij
tenslote nog aanhalen:

,,Het kenrnercende van de aanpassingspolitiek, op welke
wijze deze ook is gevoerd, is, dat in geen enkel land het
automatisch herstel is ingetreden” (blz. 120).

zoo meenen wij hiermee gevoegelijk van des schrijvers

beschouwingen over de mislukkingen der aanpassing
te kunnen afstappen.

Bij de behandeling van de reflatiepolitiek met
handhaving der bestaande goudpariteit wijst de schr.
op de moeilijkheden, die daaraan verbonden zijn in een tijd van dalend wereldprijspeil. Bij stijging van
dit laatste staan de kansen op welslagen minder be-
denkelijk, maar in tijden van deflatie der goudprijzen
is reflatie een hopeloos beginnen. Telkens weer wordt
er dan, bij handhaving van de goudpariteit, een nieu-

we druk op het nationale bedrijfsleven uitgeoefend.
Veel gunstiger zijn in zulke omstandigheden de
resultaten eener devaluatiepolitiek, waarvan de schr.
zich een groot voorstander betoont. De landen, welke
hun vroegere goudbasis verlieten, ondervonden daar-
van de voordeelen in den vorm van grootere interne
stabiliteit, verbetering der internationale handelsposi-
tie en vooruitgang in den toestand der Overheids-
financiën. Juist tegen de groote dispersie van de
verschillende onderdeelen van het prijzenstelsel, zoo-
als deze in tijden van deflatie onder werking van den
gouden standaard in zoo hevige mate kan voorkomen,
werkt devaluatie sterk correctief:

;,De monetaire politiek moet eenerzijds gerioht zijn op
een evenwioht tusschen prijzen en kosten, anderzijds
op een
zoo groot mogelijke mate van prijsstabilisatie. Dat de
monetaire politiek van de devaluatielanden hieraan beter
hoeft voldaan dan die van de .goudlanden, is uit het voor-afgaande voldoende gebleken. De politiek van credietver-
ruilning zou zonder devaluatie niet mogelijk zijn geweest.
Het opgeven van de goudpariteit heeft de
sPeelriInte
auto-
matisch verwijd, zoowel in positieven als
iii negatieven zin.
Ondanks het voeren van een nationale conjunctuurpolitiek

is de handelsbeweging van deze landen gestegen, vaak
meer wat den invoer als wat den uitvoer betreft. Daarin
ligt een van de hoofdredenen van de verbetering van den
wereldhandel” blz.
145).

Er is echter een nieuw gevaar ontstaan; door deva-
luatie is verdere deflatie vermeden; maar nu rijst de
kans. op nieuwe inflatie:
,,Er is echter ook een gevaar bij een krachtig herstel
van de internationale conjunctuur, een gevaar, .dat voort-
vloeit uit de devaluatie. De goudvoorraad in Engeland is op het oogenblik grooter dan ooit, waardoor ook cle
mogelijkheden van een credietinflatie stijgen, vooral om-
dat ook in de Vereenigde Staten een analoge situatie be-
staat. Dit is de moeilijke taak, die aan de leiders van het
centrale bankwezen wordt opgelegd. De eene helft van de
politiek,
de
vermijding an een verdere •deflatie is, natio-
naal gezien, geslaagd;
nu
komt het er
01)
aan ook de an-
dere helft van de taak, de vermijding van een inflatie, te
volbrengen. Uit de ontwikkeling van de prijzen is dit ge-
vaar niet altijd af
‘te
leiden” (blz. 145).

Heeft alzoo devaluatie volgens
den schr. tot
gun-
stige resultaten geleid minder gunstig oordeelt hij
over de uitvoering van openbare werken door de
Overheid onder gelijktijdige handhaving der goudpa-
riteit. Het Duitsche voorbeeld toont, dat zulk een
hausse overwegend het karakter van een ,,staatscon-
junctuur” verkrijgt, terwijl iij, daar de binnenland-
sche kostprijzen te hoog blijven, tot deviezenrestricties
voeren moet.

Met betrekking tot Nederland voert de schr. het
pleit voor een positief expansieve economische poli-
tiek. In de eerste plaats beveelt hij aan de stichting
van
een nationalen conjunctuurdienst, die onze nog
steeds lacuneuze kennis op het gebied der
conjunc-
tuur kan aanvullen en ons de grondstoffen voor een
,,strategische economische politiek” zal kunnen ver
.

schaffen. Bij zulk een politiek zal geen plaats zijn
voor opportunisme:

,,Noodzakelijk is een algemeen plan. Dit vereischt een
concentratie van krachten, niet alleen economisch, maar
vooral ook politiek. De inzet moet krachtig wezen. Geen
opportunisme dus, maar een weloverwogen plan, dat voort-
durend wordt getoetst aan de werkeljkei•d. Daarvoor is
ook ihet apparaat noodig, waarover wij h.ierboven spraken”
(blz. 168).

Als onderdeel van een economische xpansiepoli-
tiek bepleit de schr. bevordering der industrialisatie,
waartoe in de laatste jaren cle mogelijkheid ontbroken
heeft, alsmede een vergrooting van economische en
militaire weerbaarheid en de uitvoering van openbare
werken.

Daarbij moet gestreefd worden naar een vrijer
prijsmechanisme, dan wij thans hebben:

,,Het gaat om een uitbouw van de theorie van de vrije
prijsvorming, die zeer noodzakelijk is met het oog op
iii
de toekomst te voeren kartelpolitiek. Bij het streven naam
ordening, dat men als juist moet erkennen voor die ge-
vallen, waarin de
Vrije
prijsvorming schadelijk voor het
algemeen belang werkt, moeten
de fouten van een onjuiste
kartelpolitiek vermeden worden. Ordening is o.i. alleen
dan gerechtvaardigd, indien
het
ten
doel heeft een volledige
desorganisatie van de markt te voorkomen; ‘het moet niet

AANVOER VAN GRANEN. (In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
11117
Oct.
Sedert
Overeenk.

h
1111
.
~
70
,L

Sedert
Overeenk.
1936
1jan.
1936
tijdvak
1935
6
1Jan.
1936
tijdvak
1935 1936
1935

17.807
778.485
788.681
400
9.061
16.256
787.546
804.937
8.380
209.196
183.694
-.
1.976
701
11.172 184.395

Tarwe

……………….


19.938
16.334

350

20.288
16.334

.

4.0
111
599.455 627.598
1.100 118.376 98.977 717.831
726.575

Rogge

……………….
Boekweit ………………..

12075
249.955 254.378
1.800
16.593 24.781
266.548
279.159
1.428
75.968 120.676

1.175
1.660
77.143 122.336

Iaïs ……… …………

Lijnzaad

…………..
200.804
149.632
200
145.216
287.999
355.020 437.631

Gerst

………………
Haver

……………….

1.100
40.757 37.902

375

41.132
37;902

Lijnkoek …………….
12
.
.715

664
29.388
15.696

7.296
4.842 36.684
20.538
Tarwemeel

………….
A.ndere
meelsoorten
917
27.727 25.663
20 1.121
2.644 28.848 28.307

21 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7J73

dienen voor het instandhouden van den grensondernemer,
ccii streven, dat bij de maatschappelijk ongunstig werkende
kar’tellen is waar te nemen….Het herstel van dit even-
wicht (tussohen prijzen en kosten) moet niet gezocht
worden in een terugkeer tot een
z.g.
vrije prijsvornhing.
maar wel in een prijsvorming, die elastischer is dan op
het oogenblik en rekening houdt met de nadeelen, die
voor het bedrijfsleven uit een te hooge prijshandhaving
voortvloeien. Ï{et concurrentieprincipe moet onder alle om-
standigheden worden gehandhaafd en slechts in uitzonde-
ringsgevallen moet aall een rnarktregeling de voorkeur
worden gegeven.” (blz. 174, v.).

Tenslotte pleit de schr. nog voor een elastische-
hudgetaire Politiek van de Overheid.
Dat hij betwijfelt, of zich zijn program langs den
weg der aanpassing laat verwezenlijken, is na het
voorgaande duidelijk. Oredietverrui mi ng mèt hand-
having van den gouden standaard biedt in een periode
van stijgende wereldprijzen, zooals deze laatstelijk is
ingetredeu, betere kansen dan vroeger, maar de schr.
wijst toch op bezwaren der reflatie, om. hierin be-
staande, dat deze tot steeds verder overheidsingrijpen
zal leiden, iets, wat bij een passende devaluatie kan worden vermeden. Zoodat ook hier weder duidelijk
blijkt, in welk een belangrijke mate volgens des schrij-
vers meening de doorvoering van conjunstuurpoli-tieke maatregelen verband houdt met de monetaire
politiek.
* *
*

Wij meenen met het bovenstaande wel het voor-
naamste ut de praeadviezen der Vereeniging voor de
Staathuishoudkunde en de Statistiek te hebben mede-gedeeld. Natuurlijk staat er meer in, dan wij hier kon-
den weergeven. Mocht het blijken, dat ons referaat
nog aanvulling behoeft, zoo zal zich daartoe de ge-
legenheid bieden bij het geven van een verslag van de
discussies, welke op
24
dezer te Amsterdam zullen
plaats vinden en waarop met groote belangstelling
wordt gewacht.
V. S.

Aanbevelingen van den Conseil van de Inter-
nationale Kamer van Koophandel.

In de 53ste zitting van den Conseil van de Inter-
nationale Kamer van Koophandel te Parijs gehou-
den, veden de rapporten besproken van een com-
missie van experts, die een onderzoek hebben inge-
steld naar den huidigen stand der monetaire en han-
clelspolitieke problemen. De Conseil heeft een 13-tal
aanbevelingen gegeven als eersten stap voor een ver-
betering van de politieke en economische relaties.
Deze 13 punten zijn reeds in
E.-S. B.
opgenomen
in het nummer van 23 September jl. op pag.
6771678
als door Dr. Fentener van Vlissingen opgesteld. De
Conseil heeft deze dus overgenomen, behoudens een
wijziging in punt 11, waardoor de aanbevelingen in
overeenstemming werden gebracht met de sindsdien
gewijzigde monetaire verhoudingen.
ilet tweede lid van punt 11 luidt thans: een der-
gelijke aanpassing zou moeten worden aangemoedigd
door een veiekein’vân ‘de zijde viin delanden, die
zich in een financieel sterke positie bevinden, aan
de landen, die een devaluatie overwegen, overeen-
komstig de beginselen, die belichaamcl zijn in.het in-
ternationale accoord van
26
September 1936.

Vooruitzichten van den Nederlandschen land-

bouw na het verlaten van den gouden standaard.

R
e c t i f i c a t i e. Het op pag.
741
van
E.-S.B.
van
14
October jl. opgenomen staatje heeft betrek-
king op varkens hoven 100 kg (en niet boven 25 kg).

liet staatje is clus

Aantal varkens

Mei 1935

Mei 1936
boven 100 kg …………….190.328

210.234
Totaal aantal varkens ……..1.523.751

1.678.984

STATISTIEKEN.
BANKD1SCONTO’S.
N
dIDisc.Wissels. 21
20 Oct. ’36
Lissabon …. 44
5Mei’36

Bk

Bel.Binn.Eff.
3

20Oct.’36
Londen ……2 &)
Juni’32
Vrsch.inR.C.
3

20Oct.’36
Madrid ……5

9
Juli ’35
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B. 14
1Feb.’34
Batavia……….
4

1
J-ulj’35
Oslo

……

4S2Mei’33
Belgrado

………
S
.1
Febr.
’35
Parijs

……
215 Oct.’36
Berlijn ……….
4 22 Sept.’32
Praag

……3

1 Jan.’36
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretoria


3415 Mei’33
Brussel ……….
2

16Mei’35
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

.. 24
1Dec.’33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio

3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
5

21 Oct.’35
Weenen …… 34
10Jvli’35
llelsingfors
.
……
4

3Dec.’34
Warschau…. 5
26Oct.’33
Kopenhagen

….
3422Aug.’35
Zwits. Nat. Bk. 2
8Sept.’36

OPEN MAJKT.

1936
1935 1934

17
12117
5110
I28Sept.(‘
14/19

1914

15/20
2
01
24

Oct.
Oct.
Oct.
3 (ct.
Oct.
Oct.
Juli

Amsterdam

Partic. disc.
214.
3
j5
2
1
18_
3
1
`
21(
4
31
5

11j’2
431
9
_5
11
3118-1m6
Prolong.

214-
3
14
214314
1
3
14-2
3
14
4
1
1-5
1
.
1
21
4
-31
4

Londen
Dagged
.
‘i-i
‘-I
2
12-1
‘li-I
1/3-1
1
121
1314-2
Partic.disc. 1733
9
1’14
132’16
171
32
-11,
6

1
7132..
1
332
9
116_
1
‘116
3
1413
116
41(
4
_3(
4

Berlijn
Daggeld
2’/3
3
14
2
1
I3
7
18
251-3
3_
5
19
3.114
45114

Maande1d
2
3
/4-3
214-3
2
3
14
-3
2
3
14-3 3-11
9

4112-6

Part, disc.
3
3
3 3
3
351
4

2(8-
1
(2
Warenw. ..
4_11
4_11
4

4_11
4
4_1(
4

4_11
4_
1
12

New York
DageId
1)
1
1
1
t
11
4

1
I3
14-21a
Partic.d’tsc.
1/
4

11
2
1
(4-
3
j4
1/4
5116
31

t)
Koerg van 16Oct. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vn dag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN iN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
5)

) ) )
1)

13 Oct.

1936
1.88%
9.22 75.65 8.78 31.65
100
14

1936
1.87%
9.18%
75.-
8.75%
31.574
100
15

1936 1.87%
9.16% 75.50 8.72
31.524
100%
16

1936
1.85%
9.0784
75.-
8.65
31.25
100.ç
6

17

1936
1.85%
9.06%
74.75
8.63% 31.20
100
19

,,

1936
1.86%
9.10%
75.-
8.67%
31.35 100%
Laagste d.wi)
1.85
9.06
74.-
8.6,2
31.20
100%
Hoogste d.w’)
1.88% 9.25
75.70
8.79 31.65
100%
1luntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zmvit-
serland
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
S)
1)
rest
1)
)
5*)

13 Oct.

1936
43.27%

6.70



14

1936
43.15

6.70



15

1936
43.05

6.70



16

1936
42.75

6.60



17

1936
42.62%

6.65
– – –
19

1936
42.80

6.60



Laagste d.w
1
)
42 55
35.-
6.50
1.45
9.90

Hoogste d.w
1
)1
43.40
35.25 6.80
1.60
10.-

Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094 48.52

Data
Stock-
hohn ‘)
Kopen-
hagen
slo

Hl
Buenos-
Aires’)
Mon
(real’)

13 Oct.

1936
47.574 41.20 46.374
4.06 52%
1.88
14

,,

‘1936
47.45
41.024
46.20
4.06
52%
1.87r
15

,,

1936
47.274
40.95
46.074
4.05
52%
1.86%
16

,,

1936
46.85 40.55
45.65
4.024
52%
1.85%
17

,

1
46.75
40.50′
45574-
52
1.85%
19

,,

1936
46.95
40.674
45.7-74
4.024
52
1.86/
Laagste d.w’)
46.50 40.20 45.30
3.95
51%
1.85
Hoogste d.wl)
7.75
41.45 46.60
4.10
53
1.88%
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
9 5 %
2.1878

*)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te Rotterdam. ‘)Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de
No.
van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

• –

KOERSEN
TE NEW YORK. (
Cable).

El
t
a a
Londen
($
per
L)
Parijs
($ P. 100
fr.)
Berlijn

.
(3 p. 100
Mk.)
Amsterdam
(3 p. 100
gld.)

13 Oct.

1936
4,90
1
,
4,66’%
40,23
53,28%
14

1936
4,89
13
,
32

4,66
40,22
53,46
15

1936
4,8917
32
4,66
40,23
53,70
16

1936
4,89
11
/
32

4,66
40,26
53,90
17

1936
4,89%
4,65%
40,24
53,87
19

1036
4.88251
33

4,65%
40,24 53,60

21Oct.

1935
.’,91%
6,59%
40,25
67,90
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%

774

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 October 1936

Broodprijzen, regeeringsbemoeiing met tarwe en monetaire maatregelen.
Rectificatie. In formule (2) op pag. 740 in
E.-S.B. van 14 October ji. opgenomen is een maaltee-
ken met een plusteeken verwisseld.
De juiste prijsformule is:

[x
(W+ 2.25)+X 15.70] +
00

MAANDCIJFERS.
OVERZiCHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN:
Uit. September 1936 (in Guldens)

AFJJEELING la
Dir.
belastingen.
Kohieren voor
den dienst
1936
1
)

Bedragen,

welke zijn.
terugge-
Benaming der
Totaal
geven of
Zuiver
middelen
bedrag
anders dan
bedrag
G) 0

,6
0
wegens
betaling
n
=
opdekoh.
afgeschr.

Grondbelast. a)

10.187.448

26.902 10.214.350 10.019.049
lnkomst.bel. b)

53.994.722 1.265.801 55.260.523 50.711.633
Vermogensbel. c)

14.112.970 117.640 14.230.609 13.445.714
Verdedig.bel. 1

7.793.412

58.763 7.852.176 7.840.350
Bel.v. d.doodehd.

1.353.4781

7.052 1.360.5301 1.335.788

AFDEELING Ib
Qversge msddeien.
Sept.
1936 1935

)veren-

periode
1935
Benaming der middelen
Divid.. en tantièmebel.
.
1.362.056
11.922.137
9.590.196
Rechten op den invoer
.
7.162.093
62.567.282
65.111.638
155,146
1.252.908
1.196.281
157,020
1.411.411
1.582.106
Statistiekrecht

………..

Accijns op geslacht

. . . .
615.163 4.633.097
4.072.586
Accijns op zout ………..

431,331
1.504.797 1.934.315
Accijns op geclistill.

.
..
2.093.510
19.759.838 20.625.163
5.463 891
6.338.188

Accijns op wijn

……….

Accijns op suiker

…..
..
4.940.541 39.047.569
39.874.976
Accijns op bier

………659.879

2.885.249
.
25.223.170
26.106.777
Accijns op tabak

…….
Bel, op gouden en zilverw.
40.152 337.508 353.872
5.695.687 45.345.493 44.390.240
Omzetbelasting

………
Couponbelasting

……..
395,725
4.548.9491
4.095.170
Recht, en boeten v. zegel
1
1.635.930
2
)12.517.242
12.406.057
Recht, en boet. v. registr.
716.265
0.950.374
8.071.195
Recht. en boet. v. succes- sie, v. overgang bij over-
lijden

en

v.

schenking
2.910.700 24.592.564
25.665.893
Opbrengst d. loodsgelden
69.592
1

440.337
2.205.820

Totalen…
.
31.926.039:
267.518.567 273.620.473
1;
Hieronder begrepen
wegens zegelrecht
van
nota’s van
makelaars en commissionnairs
in
effecten,

enz.
f
438.102
(Beursbel.).
2)
Id.
f
2.998,157.

Totalen.
.1
87.442.030

.476.15888.918.188
1

352.534
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.

1

Dienst 1935(1936

1 Zuiver bedra” der ko-
a)

Xt

booîdaorn

+
20 ni-(-riten op de hnnfdsom der ge
bouwde eigendommen. b) Hoofdsom
+
60
1
-78 opcenten. c)
Zuiver bedrag der

Ihieren voor d’en dienst

lloofdsom
+
75 opcenteu.
1
kohieren tot en met
1
de maand Sept. 1936
11934(’35 tot en met. de-
1
zelfde maand van 1935
1)

Voor de belastingen naar inkomen en

vermogen be-
1
staan de vermelde bedragen uit
%
gedeelte van het belab
Gemeente.f.belast..
.

60.783.660

5.295.577

tingdienstjaar 1936/1937 en

,<

gedeelte van het belasting-
Tijd.opc.o.d.gem.f.b.’)J

20.899.773

jaar 193511936.
2)

Voor de belastihgn naar inkomen en
Opc.
verm. t. get. v. 501

5.334.354

5.470.947

vermogen bestaan de vermelde bedragen uit
%
gedeelte van
Tijd.opc.o.d.verm.b.
)I

3.282.568

het belastingdienatjaar 193511936 en

gedeelte van het
‘)
Nader gewijzigd ingevolge de wet van
2.
Aug. 1935
belastingdienstjaar

193411935.

.
.
(Stbl. No. 451).

9
All6n voor het dienstjaar 193411935.

STATISTISCH OVERZICIH

GRANEN EN ZADEN

.
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
Manitoba
R000E
MAIS
GERST
kg
LIJNZAAD
DRUIVEN
TOMATEN
BLOEM-
KOOL
RUND-
.VLEESCH
VARKENS
VLEESCI-I
loco
74 kg Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
Black
Alicante
A
lessiort
(versch)
(versch)
Rotterdam!
Amsterdam
R’dam!A’dam
R’damiA’dam
loco Rotter-
damlA’dam R’damlA’dam
per kg
per 100 kg
P. 100 St.
per 100 kg
per 100 kg
per 100 kg.
per 100 kg.
per 2000 kg.
per2000kg.
per 1960 kg.
Westiand
Weitland
Groote-
broek 5)
Rotterdam Rotterdam

1925 17,20
100,0
13,075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
0,80
6
)
100,0
20,_6)

100,0
14,806)
100,0
93,_6)
100,0
77,50
6
)
100,

Jan.

1936
5,45
31,7
3,52
5

27,0
56,00
24,2
63,50 27,0
153,50
33,1
44,-
47,3
50,875
65,
Febr.

,
5,2
5

30,4
3,40
26,0 55,25
23,9
64,50 27,3
152,50
33,0

43,775
47,1
48,25
62,
Maart


5,225
30,4
3,50
26,8
59,50
25,7
69,75 29,6
150,00
3,4

45,75
49,2
46,57
5

60,
April

,,
5,17-
30,1
3,45
26,4
64,00
27,6
70,00
29,7
147,25
31,8 48,50
52,1
45,376

Mei


5,12′
29,8
3,75
26,6 63,75
27,5
72,25 30,6
147,75
31,9

——
——–

51,60
55,5
44,30
57,
Juni

,,
5,05
29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50 30,3
154,00
33,3

——

54,15
58,2
46,25

Juli
5,625
32,7
3,65


27,9 71,75 31,0 74,75
31,7
162,50
35,1
7,47





—-






37,4

57,35
61,7
47,75
61
Aug.

,,
6,35
36,9
4,02
5

30,8 84,00
36.3
88,00
37,3
170.00
36,8 0,48
60,0
4.23

—-









—-








21,2


60,40 64,9 50,20
64
Sept.

,,
6,50
37,8 4,40
33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1
0,25
31,3 3,45
17,3 5,81
39,3

61,05
65,6 51,875
66,
5 Oct.,,
8,75
50,9 5,85
1

44,7
98,50
42,5
1113,50
48,1
203,50
44,0 0,25
31,3 9,75
48,8
9,68
65,4
62-7)
66,7
54,_7)

12

,,
8,90
51,7
6,40
1

48,9 98.50
42,5
1122,50
51,9
201,00
1

43.5
62,-8)
66,7
54,50
8)

19
9,-
52,3 6,05
1

46,3 97,50
42,1 1123,50
52,3
195,50
1

42,3
59,-
9
)
63,4
51,50
9
) 65,
‘)Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25.Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931
tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415kg Hongaariche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei 11
Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ’33 62/63 kg Z.-Russ. Van 24 Juli ’33-7 Oct, ’35 64165 kg La Plata. Van 7 Oct. ’35-18 Mei ‘3662163

Vervolg STATISTISCH OVERZICIH

MINER4LEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche!
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp. gekamde
Australische Australische,
HUIDEN
.
SALPETEI
Middling
tocoprijzen
F.
G. F.
Sakella-
0. F.
No.
1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33
8
rn 33.90
’64(66°
cts. per
Merino, 64’s A’v.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100
kg
R dam/A’darn
per barrel
U.S.
gallon

NewYork
rides
Oomra
Llverpool
loco
Bradford
per Ib.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto per
1000
kg.
.

per Ib.
Llverpool
Bradford per Ib.

j”
‘7j


5

cts..
%
cts.•
“r’
cts.•
%
cts.•
cia..
cts.•
7

Y
1925 10,80
100,0
4,16
5

103,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1
100,0
1

277,2
100,0
.
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,

Jan.

1936
6,15
56,9
1,522
36,6
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19,9 14,7
31,1
97,0
35,0
45.4 30,5
15,-
43,2
5,80
48,
Febr.


6,15
56,9
1,51
36,3 8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8
13,8
29,3
97,0 35,0 46,6 31,4
15,-
43,2
5,85

Maart
,,
6,15
56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9
47,9 32,2
14,25
41,1
5,90

April
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,6
18,7
138
29,2
99,5
35,9 47,9 32,2
14,-
40,3 5,95
49,
Mei

,
6,25
57,9
1,52
5

36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,3
18,5 13,5
28,6
100,8
36,4 47,9 32,2
13,75
39,6
6,-
50,

j
uni

,
6,30
58,3
1,’2
5

36,6 8,33 22,6
17,6
30,5 21,4
18,6 16,8
35,7
97,0
35,0 45,6 31,4
13,-
37,5
6,-
50.
uli
6,25 57,9
1,525
36,6 8,06
21,9
19,3
33,
31.4
21,3
18,1
38,5
97,0
35,0 46,6 31,4
13,-
37.5
6,-
50,
Aug.

,,
6,30
“8,3
1,52e
36,6 7,94
215
17,9
31,0
33,3
22,5
17,2
36,6 99,5
35,9 46,6
.31,4
13,50
38,9
5,25

Sept.

,,
635
58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0
31,2
32,3
21,9
178
37,8
99,5
35,9
49,1

.
‘33,1
14,50
41,8
5,35

5 Oct.

,,
7,90
73,1
1,975
47,4
10,401)
28,2
23,7
41,1
40,7
4
)
27,6
22,2
4
)
47,1
118,5
8
)
42,7
60,26)
40,5
19,25
9
)
55,5
5,40

12

,,

,,
7,80 72,2
1,95′
2
)
46,9
10,34
2
)
28,1
23,0
2
)
39,9
41,95)
28,4
22,35)
47,3
120,77)
43,5
61,37)
41,2
1
5,40
45,
19

,,
7,70 71,3
1,94
46,6
10,213)
27,7
-23,0
39,9
l2k,28)
44,
1

61,18)
41,1
t
5,40
45
113 Oct

2)
10Oct.
3)
17 Oct.
4)7
Oct.
6)
14 Oct.
6)
1
Oct.
7
)8 Oct.
8)15 Oct.
9
)13
Oct.
10)
lndexcïjfers
op
goudbasis
resp.
36,5 en
28,9.

11)
Op
goudbasis
36,2 en
31
12
)Op
goudbasis
37,3 en
32,7.

21
October
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

775

AFDEELING- II. DIENSTJAAR
1935.
‘)
Ten behove

van

het

be1as4ingdienstja&r

1934/1935
.
werden 20, •ten behoeve van het be1atiugdienstjaar 1935/
1936 worden 60-78 opceiiten geheven.

2)

Ten behoeve
.
Zuivere op-
van het belashiiigdienstjaar 1934/1935 werden 55, ten be-

Bedrag van de
brengstoverhet
tijdvak van 1
hoeve van het belasbingjaar 1935/1936 worden 75 opcenten
Benaming der middelen
raming
Jan. 19

tot en
geheven.

)
Nader gewijzigd ingevolge de wet van 4 Maart
met de maand 1935.

(Stbl.
No. 70).

)

Id. 13 September 1935

(Stbl. No.
Sept. 1936
548)
.

5)
Id. 10 October 1935

(Stbl.
No. 601).
Grondbelasting.
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN

(

hoofdsom
+
20 opcenten
HET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.
_____________________________ __________

op de hoofdsom der gebouw-
Zuiver bedrag
de eigendommen.)
9.870.000
9.959.795
Dienst 193611937
Bedrag van
kohieren tot en
Inkomstenbelasting
:
___________________________________ ____________
raming
met de maand
Sept. 1936
(hoofdsom
+
opeenten)
1)
. . . ,
74.200.000
8)

67.951.431
Vermogensbelasting
Grondbelasting (veertig ten hon-
(hoofdsom
+
opoenten)

)
. . .
19.015.000
8)
18.230.700
derd van de hooidsom)

9.840.000

9.912.384 9.200.000 8.770.889
Personeele belasting (tachtig ten
Belasting v. d. doode hand

. .
3.000.000
1.994.323
honderd van de hoofdsom naar
Divid.- en tantiemebelasting
12.000.000 10.483.410
den eersten, tweden en derden
97.500.000 89.239.047
1.800.000 1.639.545
Gemeentefondsbelasting

(vijf

en
2.000.000 2.057.986
twintig opcenten op de hoofd-
6.500.000 5.946.428

grondslag)

……………….
1
)
21.750.000

20.795.993

2.400.000
4)
2.114.216
Vermogensbelasting (twintig op-

Rechten op den invoer

……..

Accijns op ‘t gedistilleerd

.
31.000.000 28.387.355
centen op de hoofdsom)

2.260.000

2.068.368

Statistiekrecht

……………
Accijns

op

zout

…………..

10.000.000
8.446.236

som)

……………………’)

15.000.000

14.747.066

[nkomstenbelasting

(tien opcen-

Verdedigingsbel.

1
.
…………

Accijns op geslacht

………..

50.000.000
53.826.172
Accijns

op

bier

…………..

34.000.000 33.963.299
ten op de hoofdsom)

………’)

4.700.000

4.400.087

Totaal …….53.550.000

51.923.898
Accijns

op

suiker

…………

Belast. op gouden en zilverw.

550.000
497.041
Accijns op

tabak

…………

81.500.000
60.943.781
1)
Nader gewijzigd ingevolge de Wet van 2 Augustus 1935

Accijns

op

wijn

………….

Omzetbelasting

………….
5.000.000 5.705.425
(Stbl. No. 453).

Rechten en boeten van zegel
16.000.000 16.109.663
Rechten en boeten v. registr.

11.500.000 10.531.054
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.

.

Couponbelasting

………….

Rechten en boeten v. succes-
1
Sept. 1936
1936
1935
sie, v. overgang bij overlij-
Motorrijtuigenbelasting

1
1.269.3971
16.949.8321
16.940.455
den en v. schenking
33.000.000
34.707.931
Opbrengst der loodsgelden
. .
2.600.000
5)
2.612.053
Rijwielhelasting
130.3401
7.559.88817.558.955
Totalen….
Totaal

……….
512.635.000 474.117.780
1.399.737

_

24.509.720j 24.499.410

N
GROOTHANDELSPRIJZEN’)
(De volledige statistiek werd het laatst opgenomen in E.-S. B. van 14 October
j.I.)

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
per kg
BOT
I
R

KAAS
Edammer
Alkmaar
EIEREN
Gem. not.
KOPER
Standaard
LOOD
TIN

t
IJZER

1
Cleveland

1
GIETERIJ-
IJZER
ZINK
Locoprijzen
1

GOUD
1

cash
ZILVER
cash
Leeuwar

g
Fabrieks-
Elermijn Locoprijzen Locoprijzen Locoprijzen
Foundry
1
(Lux III) p.
Londen
1

Londen
Londen per
derConim.
kaas
Roermond
Londen
Londen
per Eng. ton
Londen per Eng, ton
No. 3 f.0 b
Middlesb.
1
Eng. t.
f.o.b.
per
per ounce
Standard
Noteering
d.rT
ki. mlmerk
p. 100 St.
per Eng. ton
per Eng. ton
Antwerpen
Eng. ton
line
Ounce per 50kg.

f

%
1T

ƒ

TI
f

%

-“Ti

_7j_

7j

77

7j

f.

%
Icts.•I
%
1925 2,31

1000l

56,-

100,0

9,18

100,0

751,00

100,0

440,75

100,0

3168,50

100,0

44,25

100,0

40,50

100,0

437,75

100,0

51,75

100,0

162,00

100,

Jan.’36 0,57

24.7

0,95

16,80

30,0

4,04

44,0

252,00

33,5

112,50

25,5

1516,50

48,0

24,75

56,2

20,25

50,0

106,25

24,3

51,75

100,0I
60,50

37,4
Feb., 0,61

26,4

0,925

17,37
5

31,0

3,37
5

36,8

256,25

34,1

116,75

26,5

1493,50

47,1

24,75

56,2

20,25

50,0

111,00

25,4

51,75

100,0 1
59,50

36,8
Mrt.,,

0,46

19,9

1,04

17,70

31,6

2,69

29,3

261,75

34,8

120,75

27,3

1544,25

48,7

24,75

56,2

20,25

50,0

116,75

26,7

51,75

100,0 1
59,50

36,8
Apr.,,

0,44

19,0

1,02

16,825

30,0

2,49

27,1

269,50

35,9

117,25

26,6

1522,75

48,1

24,75

56,2

20,25

50,0

110,75

25,3

51,75

100,0 1
61,00

37,7
Mei

0,47

20,3

0,99

18,75

33,5

2,52

27,5

270,25

36,0

114,75

26,0

1495,50

47,2

25,00

56,8

20,25

50,0

108,00

24,7

51,75

100,01
62,25

38,5
Juni
,
0,57

24,7

0,89

20,20

36,1

2,69

29,3

268,50

35,8

110,50

25,1

1358,25

42,9

2500

56,8

20,25

50,0

105,50

24,1

51,75

100,0 1
60,75

37,5
Juli

0,60

26,0

0,815

19,35

34,6

2,91

31,7

275.25

36,6

117,75

26,7

1382,-

43,6

27,00

61,0

20,25

50,0

101,00

23,1

51,75

100,0 1
60,50

37,4
Aug.

0,62

26,8

0,80

17,87
5

31,9

3,315

36,1

282,50

37,6

123,75

28,1

358,75

42,9

27,00

61,0

20,25

50,0

101,00

23,1

51,75

100,0

59,75

37,0
Sep., 0,58

25,1

0,79

16,25

29,0

3,63

39,5

289,75

38,6

134,50

30,5

1459,00

46,0

27,25

61,6

20,25

50,0

104,25

23,8

51.75

100,0

60,75

37,5
5Oct.,,

0,6610

28,6

0,75

17,75
7
)

31,7

4,50

49,01 371,50

49,5

170,75

38,7

1894,75

59,8134,00

76,8

26,25

64,8

131,75

30,11 66,00

127,5! 78,-

48,1
0,64″

27,7

0,75

lig,_s:,I

33,9

4,60

50,11 371,25

49,4

168,25

38,2

1854,25

58,5133,75

76,3

26,00

64,2

129,75

29,61 65,50

‘126,6
1
77,00

47,5
0,6112

26,4

0,80

118,50
‘I

33.0

5,-

51,51 376,50

50,1

169,25

38,4

1843,25

58,2
1
33,25

75,1

25,75

63,6

138,50

31,61 64,75

1125,1
1
72,50

44,8
Sept. 193279 K.G. La Plata; van
245
Sept. 19321005 Febr. 1934 Manitoba
No.
2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli 193580kg La Plata.
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928
2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 6415
K.G.
Zuid-Russische.
Russische.
5)
De jaren 1928 en 1929 Broek op Langendijk.
0
)1928.
7)
2Oct.
8)10
Oct.
9
)16 Oct.
15)
1
Oct.
11)
8Oct.
2)
15Oct.
23)
9Oct.
14
) 13Oct.

N
GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
S T
E E N E
N


CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
basis 7″
f.o.b.
Zweden/
binnenmuur’

buitenmuur
G.F.
Accra
Ned.-Ind.
Robu
r
z
a
en

Standa
Ribbed Sn’ed
Witte kristal-
AfI. N.-1. theev.
KoIo
Finland
per

per
per
so
kg
c.t.f.
f.m.s.
per
100
kg
Locopr
RotterJam
10.
:
ts
.
suiker
loco
R’damlA’dam
A’dam gem. pr.
Java- en Suma-
Orond
nlale
per standaard
van 4.672 M
3
.
1000
stuks

1000
stuks
Nederland
Amsterdam per
’12
kg.
per

aen
per
100
kg.
trathee
p. ‘Is
kg.
stoffen
pro.
ducten


f
‘t
f
‘t
f
-‘–
_7_0
3_
f
‘t
ets
‘t
/
dS.
%
1925
159,75
100,0
15,50
100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,87
5

100,0
61,375 100,0
1,80
100,0
18,75
100,0 84,5 100,0
100.0
100.0

Jan.’36
63,00 39,4
8,25 53,2
10,-
52,6
8,47 32,9
1112
5

31,0
13
21,2
0,21
11,6
4,325
23,1
39,50
46,7
35.5 30.9
Feb.,
63,00
39,4
8,-
51,6
9,50
50,0
8,62
33,5
10:62
5

29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,125 21,3 38,50
45,5
35.6 30.6
Mrt.,,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
8,47 32,9
9,775

27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,925
20,9
37,25
44,1
35.0 29.9
Apr.,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
8,67 33,7
9,72
5

27,1
13
21,2
0,23
12,6
3,97′
21,2
36,50
43,2
35.6 29.8
Mei
,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0 9,23 35,9 9,52
5

26,6
13
21,2 0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2 29.9
Juni,
68,00
42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
10.34
40,2 9,90
27,6
13
21,2
0,23
12,6
3,85 20,5
36,50
43,2
35.3 31.0
Juli
71,25
44,6
7-
45,2
9,25
48,7
10,34
40,2
10,47
5

29,2
13,12′
21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
Aug.
73,25
45,9
6:50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,825
30,2
13
21,2
0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
31.1
Sep.,
79,00
49,5
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,27′
31,4
13
21,2
0,24
13,3
3,475

18,5
37,50
44,4
37.2 32.6
1Oct.
110,00
68,9
15,88
4
)I
61,8
14,-
39,0
15
24,4
0,31
17,2
4,25 22,7
1
44,750)
53,0
47.110) 37.310)
106,00
66,4
1
13,62
5

38,0
14,50
23,6
0,30
16,7
4,50 24,0
1
46,75
8)

55,3
46.411)
40.611)
106,00
66,4
1
13,87
5

38,7
15
24,4 0,30
16,7
4,62
5

24,7
1
47.4
12
)1
41.6
12
)
De fegenwaarde
in guldens,
van
de
£ en $
noteeringen,
berekend
tegen
den wisselkoers
van
den dag.
(Zie E.-S.
B. van
7 Oct.
1936, blz.
73$).

776

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21
October
1936

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
3
Oct.
1
1936
10
Oct.
1
1
1936
12117
Oct.’36
LaagstelHoogste
17
Oct.
1936

Alexandrië..
Piast. p.
97% 97%
97%
97% 97%
Athene

….
Dr. p.
54734
550
540 560 550
Bangkok….
Sh.p.tical
‘/’°TW

1110
3
.
1110 1110
T
s
w

1110
Budapest
1)..

Pen. p.
£
26%
26%
26 28
27
BuenosAires’
p.pesop.
17.624
17.55
17.50
17.60 17.55
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
116%
1163t
1163132

116
5
1
33

1/8%
Constantin..
Piast.p.0
620
612 612 612
612
Hongkong ..
Sh. p.
$
112%
112
29
1
32

1
1
2%
13%
112271
33

Kobe

…….
Sh. p. yen
112
11211
33

1,2
1 2%
11211
33

Lissabon….
Escu.p.0
110k
110%
110
110J,
11Q%
Mexico

….
$
per
£
18.10
17.70
17.60 17.80
17.70
Montevideo
3
)
d.perC
26%
26
25%
26%
26
Montreal

..
$
per
£
4.92% 4.90%
4.88%
4.91
4.88%
Riod.Janeiro
d. per Mil.
2171
33

2%
2
27
1
32

2
29
1
52

2%
Shanghai

. .
Sh. p.
$
1:2%
112% 1/234
112Ç
6

1/2x
Singapore ..
id. p.
$
214
5
1
35

214
5
1
33

2/43j
6

214%
214
5
1
Valparaiso’).
$per
131%
131%
131% 131%
13134
Warschau ..
ZI. p.
£
2634
26
25% 26%
26%
‘) unIc. not.
n3
nept.
10
0
18; 1 UCI. 1O’.
‘3
1.)ITIC. fl01. 13
laten, gem. not.,
welke imp. hebben te betalen 2 Sept. 17.00.
3)
Otfic. not. 25 Sept. 38
1
19;
6

Oct.
3911
8
.

4)
Id. II Mrt. 1935 411
4
.

5)

90

dg. Vanaf
28 Aug. laatste
.export” noteering.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
9)

Londen’) N.Yorkl)
Londen
13 Oct.

1936..

20

44%

13 Oct.

1936….

141111
14

,,

1936..

20

44%

14

,,

1936….

1421_ 15

,,

1936..

20

44%

15

,,

1936….

14211
16

,,

1936..

19%

44%

16

,,

1936….

14211
17

,,

1936..

19%

17

,,

1936….

142124 19

,,

1936..

19%

44%

19

1936….

142144
21 Oct.

1935.. 29%

65%

21 Oct.

1935….

14115
27 Juli

1914..

24
1516

1
59

27 Juli

1914….

84110%
t)
in pence
p. oz.
stand.
2)
Foreign silver in
$c. p. oz.
line.
3)
in sh.
p. oz.
line

STAND VAN
‘s
RIJKS KAS.
Vorderingen.
1

70ct.1936
15Oct.1936
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist hij De Ne.
f
35.452.799,12
1

51.112.299,89
derlandsche Bank
……………. …
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
.

1.531.529,29
,,

228.012,40
Voorsch.
op
uit. Sept. (resp. Aug.) 1936
ajd. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hootds. der grondbel. en der gen.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
,,

3.548.276,89
,,

3.984.292,10
Voorsch,,tten aan Ned.-Indië
………
,,

97.348.421,91
,,

98.682.847,56
Idem

aan

Suriname ………………
.
.
16.899.780,41
12.698.753,80
Kaavord.weg. credietverst. alh. buitenl
..12.740.844,12
,,
116.876.239,02
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen
19.000.000,-
.

38.186.114,07
,,

15.900.000,-
,,

38.386.161,76
Vord.
op
sndere Staatsbedrijven’)

1.734 614,49
232.422,30
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
,.

28.820.000,-
,,

28.120.000,-
Verp1ichtingen

Voorschot door De Ned. Bank lngev.
art.

16 van

haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten in omloop ………
f448.902.000,-
f448.638.000,-
Schatkistpromessen in omloop
……
77.050.000.-
,,

75.650.000,-
1.162.960,

1.162.223,-
Schuld
op
uIt. Sept. (resp. Aug.) 1936aJd.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.
pers, bel., aand.
i.
d. hoofds.d. grondb.
e. d. gem. tondsb. alsm.
opc. op
die

.

Zilverbons in omloop
………………..

bel, en
op
de vermogensbelasting

Schuld aan Curaçao’) …………….
,,

957.042,08
,,

969.146,62
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,

2.726.632,12
,,

2.718.353,39
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T.’) …
83.038.688,23
84.886800,89
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
1.500.000,-

.

1.500.000,-
Id. aan diverse instellingen’) ……..

…..
107.865.147,52 105.385.504,92
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
10Oct. 1936
1

17 Oct. 1936
Vorderingen
: 1)

Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst f

230.000,-

f

338.000,-
Saldo Javasche Bank
………………..-

Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.

,,

97.835.000,-
,,

93.693.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….

,,

4.250.000,-
4.250.000,-
2.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.

1.414.000,-
1.414.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
…….
….2.000.000,-

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.

,,

820.000,-

.

864.000,-

790.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..790.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,,

21.000,-
870.000,-
1)
Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
op
17 Oct. 1936
f
47.859.000,-.

CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste oosten in duizenden auldens.

Circu-
Voor-
schotten Dis-
Diverse
Diverse
Data
Metaal
latie
aan de
con to
‘s
reke
re ke-
kolonie
ningen’
ningen’

1
September1936
4.559 4.801
244
46
1.056
111
1 Augustus 1936
4.562
4.865
193 47
1.154
105
1 Juli

1936 4.571
4.482
78 47
894
130
1
Juni

1936
4.576 4.217
45
47
660
115

1
September1935
4.526
4.274
110
8
)

48
608
206
‘3 nlultp. oer aCuVa.
‘3
olultp. uer pasalva. ‘? CHUIU aan Ue KWUllC.

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans ‘op 19 October 1936.

Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
20.194.659,93
sels,Prom.. Bijbnk. ,,

197.455,54
euz.lnuIsc.f
,
.ag.sco. ,,

.254.155,38

f
22.646.271,05
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto

……,,

Idem eigen portef.

f

2.244.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.


2.244.000,-
Beleeningen
mcl.
vrsch

Hfdbk.
f
210.504.234,741)
.
Bijbnk.
,,

8.502.148,08
rek.-crt.
o
in
p
onderp.
Ag.scb.
,,

33.652.798,99

f
252.659.181,81

Op
Effecten
……
f
249.131.475,15
1
)
OpGoederenenSpec.
,,

3.527.706,66
252.659.181,81′)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..,,

llunt, Goud
……
f

124.106.060,-.
Muntmat., Goud
..

445.788.032,87

/’
569.894.092,87
Munt, Zilver, enz.

,,

20.211.331,07
Muntniat., Zilver.
.


590.105.423,94
9
)
Belgging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………
39.433.272,13
Gebouwen en Meub. der Bank

……..
rekeningen

………………,,
5.347.606,26
Staatd. Nederl. (Wetv. 27,5,’32, S. No. 221) ,,
11.958.329,12

f
928.994.084,31
Pa,,iva.
Kapitaal
……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………,,
3.105.769,04
Bijzondere

reserve

………………,,
6.300.000,-
Pensioen fonds

………………….,,
10.232.811,71
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
764.715.925,-
Bankassignatiën in
omloop

……….,,
30.343,59
Rek.-Cour.
,(
Het Rijk
f

53.547.062,19
saldo’s:

‘1
Anderen,,68.684.875,89
122.231.938,08
Diverse

rekeningen
………………

..
2.377.296,89

f
928.994.084,31
Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

236.249.917,32
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ,,
590.624.793,….
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..

..

Waarvan aan Nederlandsch-lndit
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
f
68.518.450,-
Waarvan in het buitenland… ……………………
.

10.500.000,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud
Circulatie
Andere
opeischb.
Beschikb.
Metaal-
Dek-
kin
ga
Munt
1
Muntmat.
schulden

saldo
perc.

19 Oct.

’36 124106
445.788
764.716
122.262

236.250
66,5
12

’36 124106
445.788
775.275
114.813

234.579
66

25 Juli

’14
65.703 96.410
310.437
6.198
43.521
54

Data
bedrag
promessen
Belee-

.
ningen

op
het
reke-
disconto’s
rechtstreeks
buiteni.
ningen’

19 Oct.

1936
22.646

2.244 2.244
5.348
12

,,

1936
22.805

256.082
2.207
5.269

25
Juli

1914
67.947

61.686
20.188
509
1)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
1

saldo

17 Oct. ’36
2
)
108.060
159.480
23.190 34.992
10

,,

’36
5

108.650 162.270
23.490
34.346

19Sept.1936
89.065

19.609
157.618
22.654
36.566
12

1936
,,
87.064
19.695
160.382
24.764
32.700

25
Juli
1914
22.057
31.907
110.172

1
12.634
4.842

Data
______________

bu

l
0
ten’
1
N.-Ind.
1
betaalb.
1

Dis-
conto’s
1

Belee-
1
ningen
1

Diverse
reke-
ningen’)


percen-
lage

17 Oct. ’36
2
)
2.190
73:60
10.820
59
10

,,

’36
2
)
2.330 75.620
11.260
58

19Sept.1936
1.679 10.146
60
10.378
52.258.
12

,,

1936
2.348
10.509
53.838
14.484
58

’25
Juli
1914 6.395
7.259 75.541
2.228
44
1)
Sluitpost acliva.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

Auteur