14 OCTOBER 1936
.:iU’I’EURSRECIIT VOORBERUUDFJN.
Economïsch~Statsti*sche
Beri*chten
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE
RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
21E JAARGANG
WOENSDAG 14 OCTOBER 1936
No. 1085
(;uAlbliS81E VAlS UED4CTIE:
P. bieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
S.
M.
H. A. van der Valk (Redacteur-Secretari8).
Assistent-Redacteur: L. R. W. Boutendijk.
Redactie-adres: Pieter de Roochweg 122, Rotterdam
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
iVijgh t van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gruvenhage. Postchèque- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnensentsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f5,- per jaar. Beide organen samen
f
20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederfandsoh Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD.
BIz.
LE
ROl ES’r MORT, VIVE LE Rol!
door
J. Groot …. 736
Hoever zal de devaluatie gaan? door
Dr. J.
G.
iStridiron 737
Broodprijzeu, regeringsbemoeiing met tarwe en mone-
taire maatregelen door Mr. M. J. Broekhuijsen Jr. 739
Vooruitzichten van den Nederlandschen landbouw na
het verlaten van den gouden standaard door
ir. 8.
II.
de Jong ………………………………..741
BUITENLANDSOBE MEDEWERKING:
De Deensche valutaregeling en haar gevolgen door
Dr. R. Aschenbrennar ……………………742
AANTEEKENINGEN:
De mogelijkheden tot binnenlandsche conj unctuur
–
verbetering …………………………….
743
De monetaire gebeurtenissen in Nederland……..
745
Indische producten en valutadepreciatie door
J.
F. Haccoû………………………………- 747
De zichtbare suikervoorraden in de wereld ……
747
Koloniën en economische weerbaarheid ……….
748
MAANDOIJFERS:
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen……….
748
ONTVANGEN BOEKEN
…………………………..
749
Statistieken:
Groothandeisprijzen ……………… ………………
752753
Geldkoersen-Wisselkoerseti-Ban kstaten————-750, 751, 754
RO’I’TERDAM,
12
Octobei-.
In een adres aan den Raad van Ministers heeft de Rot-
teidamsohe Kamer van Koophandel als haar meening te
kennen gegeven, dat ter waarhorgiug van een ,,natuur-
lijke depreciatie” als door de Regeering beoogd zoowel not-
male verbindingen met het buitenland eis natuurlijke ver-
houdingen in het binnenland voorwaarde zijn. Wat de
laatste voorwaarde aangaat meent zij, dat een princi.pieele
wijziging van dc ci-isispolitiek noodig is, daar haar inziens
voor een groot aantal steunmaatregelen, welke sameuhin-geit met de bestaande goudbasis van den Gulden, de reden
,aii bestaan is vervallen . De tot heden door de Regeering
getroffen voorzieningen beoogen slechts, stijging van de
biunenlandsohe prijzen van de eerste levensmiddelen tegen
te gaan. In dit verband is interessant de verklaring van
Minister Deckers, eventueel uitsluiting van den Landbouw-
steun als middel tegen ouredelijke prijsstijging van land-
bouwproducten te zullen toepassen.
Talrijk zijn de stemmen uit landbouwkringen, die een
ontwikkeling als door de Rotterdamsche Kamer van Koop-
handel bedoeld vreezen en afkeuren. Zoo is reeds uitdruk-
kelijk verklaard, dat de landbouw den bestaanden steun
nog niet kan missen en hebben, de meeste landbouworganen
de vrees geopperd, dat het voordeel van de hoogere export-
prijzen zal worden overtrof ten dooi de hoogere productie-
kosten en door het nadeel van verlaging van binnenland-
suhe heffingen en steunverleen.iug.
In zekeren zin geldt voor dezen steun hetzelfde als voor
den steun aan de zeesoheepvaart, waarover de Heer A. J.
M. Goud riaan verklaard heeft, dat hij hoe eerder hoe liever
moest verdwijnen, doch dat het lichtvaardig ware hier-
over vandaag aan den dag reeds te beslissen.
De eerste voorwaarde in genoemd adres vermeld, zal
ongetwijfeld minder tegenkantiug uitlokken, dit verlangen
wordt integendeel juist in de laatste dagen in verschil-
lende uitlatingen nadrukkelijk ondersteund. Te Genève
itebben dc Engelsohe en Fransche gedelegeerde hij de econo-
juische commissie een resolutie ingediend inzake een Ver-betering van de internationale handelsbetrekkingen. Meer-
dere staten hebben hiermede ingestemd, en ook Mr. Va.n
Landschot heeft verklaard, dat de Nederlaudsehe Regaering
volkomen bereid is energiek mede te werken aan iedere
poging in de richting van opheffing van de handelsbelem-meringen. Afschaffing van de contingenteering zal moge-
lijk zijn ten opzioht van de landen, die hetzelfde doen en
aldus een compensatie bieden, waarbij nog voorbehoud moet
worden gemaakt ten opziohte van die landen, die door een
sterke deviezencontrôle de beta.lingsmogeljkheid beperken.
Ook de Engelsche Minister van Financiën Ohamberlain
heeft met voldoening van invoerrechten door Frankrijk –
eonstateerd, evenals het feit, dat de Regeeringen van Italië,
Zwitserland eu Nederland iii dezelfde richting werkzaam
zijn.
De Britsehe gedelegeerde Mollison heeft te Genève ver-
klaard, dat de Engelsche Regeering harerzijds tot verbete-ring van de internationale handelsbetrekkingen wil bijdra-
gen, doordat zij ondanks de door de devaluatie vermeerder-
•de bu.itenlandsche concurrentie niet zal overgaan tot een
verhooging van iuvoercechten of vermeerdering der contin-
genten, noch ook tot een nieuwe devaluatie; –
736
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 October 1936
LE ROl EST MORT, VIVE LE ROL!
Door overmacht gedwongen, werd de Regeering
genoodzaakt, haar monetaire politiek te wijzigen cii
als gevolg daarvan is stilte ingetreden in de gelederen van hen, die voorheen in den strijd om de handhaving
van den gouden gulden de zijde van de Regeering
hadden gekozen. Hoe zou dat ook anders kunnen?
Gedane zaken nemen immers geen keer en omdat het
geen enkel nut heeft te blijven discussieeren, over wat
had kunnen zijn, wanneer de zaken zich anders zou-
den hebben ontwikkeld dan zij hebben gedaan, is het
juist, dat thans het woord wordt gelaten aan hen,
die reeds lang de overtuiging dragen, dat depreciatie
van onze valuta heilzaam is voor de bevordering van
het economisch herstel. Het heeft ook niet den min-
sten zin te blijven treuren om datgene, wat veroreii
ging; het is nu eenmaal niet anders, en onder het
motto: ,,Le Roi est mort, vive le Roi”, is liet thans
ieders plicht vooruit te zien en den nieuw’en koning
te volgen
01)
den nieuwen weg, welken hij is ingeslagen.
Intusschen beteekent dat nog geenszins, dat wij
nu alles, wat onder het deflatieregiem is geschied, in
het historisch archief zouden moeten opbergen. Dit
te doen zou zelfs onverantwoordelijk zijn. De defla-
tiepolitiek, welke voorheen is gevoerd, heeft van cle
bevolking zware offers geëischt, maar daartegenover
zijn ook zeer wezelijke resultaten bereikt, met betrek-
king tot het herstel van evenwicht tusschen kosten
en opbrengsten in handel en industrie. Zouden onder
de nieuw ingetreden omstandigheden deze zw’aarbe-
vochte resultaten weer verloren gaan, dan zou dat
heteekenen, dat alle offers, welke in liet verleden van
de bevolking zijn gevergd, voor niets zijn gebracht.
Het gevaar, dat dit toch zal gebeuren, is intusschen
geenszins denkbeeldig te achten. Devaluatie leidt tot
prijsstijging van goederen en diensten; devaluatie leidt
tot belangrijke inkomenverschuivingen, wanneer men althans de inkomens in koopkracht meet.
Zij,
die over
een vast inkomen beschikken, zullen, waar eenerzijds
de koopkracht van den gulden is gedaald en ander-
zijds niet
méér
guldens te hunner beschikking worden
gesteld, de daaruit ontstane schade moeten opvangen
door verdere versobering, m.a.w. door afstand te doen
van de bevrediging van bepaalde behoeften, welke zij
zich voorheen konden veroorloven. Anderen, die be-
schikken over een wisselend inkomen, zullen uit de
gewijzigde omstandigheden voordeel trekken; eens-
deels zullen zij in staat zijn op betere wijze dan voor-
heen in hunne dringende levensbehoeften te voorzien,
terwijl aan de beter gesitueerden daardoor de gelegen-
heid wordt geboden weer wat meer te gaan genieten
van datgene, dat er in dit leven te genieten valt. Door
dit alles ontstaat dus een belangrijke verschuiving
in de vraag naar allerhande artikelen; een verschui-
ving, welke op haar beurt voor handel en industrie belangrijke consequenties in zich draagt. Om deze
consequenties naar waarde te kunnen schatten, dient
men zich rekenschap te geven van het doel, dat de
Regeering met hare deflatiepolitiek heeft nagestreefd
en van de veranderi’ngen, waartegenover zij zich nu,
tengevolge van de nieuw ingetreden omstandigheden,
geplaatst ziet.
Iedere politiek van economische saneering, (en die
van de Regeering maakt daarop zeker geen uitzonde-
ring) moet uiteindelijk zijn gericht op herstel van de
rentabiliteit van het bedrijfsleven. Dat dit zoo zijn
moet ligt voor de hand, want hoe verschillend ook de
wegen mogen zijn, welke worden aanbevolen om dit
doel te verwezenlijken, niemand kan blind zijn voor
het feit, dat, zoolang de gecombineerde balans van
het bedrijfsleven met een passiefsaldo sluit, de alge-
meene verarming in omvang blijft toenemen. In dozen
algemeenen vorm gesteld, bestaat er dus overeenstem-
ming in• de doelstelling van allen, die op serieuze
wijze trachten verbetering te brengen in den bestaan-
den economischen chaos. Deze eensgezindheid strekt
zich nog verder uit, want iedereen ziet ook in, dat
voor liet herstel van de rentabiliteit van het bedrijfs-
leven moet worden gestreefd naar herstel van even-
vicht tusschen kosten en opbrengsten. De meenings-
strijd ontbrandt pas, wanneer het er om gaat vast te
stellen, op welk niveau dat noodzakelijke evenwicht
moet worden verkregen. Immers, evenwicht tusschen
kosten en opbrengsten is denkbaar in een toestand,
waarbij de versobering zoover is doorgevoerd, dat de
bevolking is teruggekeerd tot de primitieve levens-
omstandigheden van den natuurstaat, waarin alle luxe
is weggevaagd en alleen nog kan worden voorzien in
de meest dringende levensbehoeften, maar evenwicht
tusschen kosten en opbrengsten kan evengoed bestaan,
onder zoodanige omstandigheden, dat iedere arbeider
zijn eigen automobiel bezit. De groote vraag is dus,
op welk punt het evenwicht moet worden ingezet.
Met hare deflatiepolitiek gaf de Regeering op deze
vraag een zeer eenvoudig antwoord. Zij verkoos den
weg van de aanpassing; zij besloot aan de economische
krachten, welke in het leven waren geroepen door
het verstoorde evenwicht tusschen kosten en opbreng-
sten, zooveel mogelijk de vrije werking te laten. Het
gezochte evenwichtspunt zou dan liggen daar, waar die krachten langs natuurlijken weg tot rust zouden
zijn gekomen.
Nu kan men lang en breed discussieeren over de
vraag, of de Regeering het wel bij liet rechte eind
had, of het evenwichtspunt, waarop zij het oog gericht
had, niet zoover weg lag, dat liet alleen was te be-
reiken ten koste van honger en ellende van groote
bevolkingsgroepen; men kan twisten over de vraag,
of met behulp van devaluatie het gestelde doel al dan
niet vlugger kan worden bereikt, maar dat alles neemt
niet weg, dat wij nu eenmaal
hekhen
te aanvaarden het feit, dat de Regeering de economische politiek,
welke haar het beste leek, sedert jaren
heeft
gevoerd
en dat de enorme offers, welke daarvoor noodig wa-
ren, reeds
zijn
gebracht. Het proces van economische
afbraak, welke de aanpassing in eerste instantie niet zich brengt, is in die jaren ver gevorderd.
Langzaam maar zeker is het productie-apparaat,
dat toen de crisis begon geheel was ingesteld op de
hoogopgevoerde behoeften uit den tijd van de hoog-
conjunctuur, afgebroken en vervormd tot een nieuw,
dat is ingesteld op de totaal gewijzigde behoeften,
welke de bevolking hij den tegenwoordigen stand van
haar inkomen en bij de natuurlijk gegroeide inkomen-
verdeeling nog geldend kan maken. Of dat nu goed
is of niet goed, kan geheel buiten beschouwing blij-
ven; van belang in dit verband is alleen het feit,
dat het zoo gebeurd
is;
dat wij thans beschikken
over een sterk afgeschaafd en omgebouwd productie-
apparaat, dat heelemaal is ingesteld op de inkomens
en de inkomenverdeeling, welke
zijn
voortgevloeid uit
de economische politiek, welke door de Regeering is
gevoerd, een politiek, welke terecht of ten onrechte
was gebaseerd op de aanpassing en op de strakke handhaving van den gouden gulden. En nu de lij-
densweg haast tot het einde was gegaan, nu de Regee-ring, bij monde van den Minister-President, kon getui-
gen, dat de aanpassing reeds ver was gevorderd, wat
dus heteekent, dat de nieuwe evenwichtstoestand zich
begon af te teekenen, nu wordt de Regeering plotse-
ling door overmacht gedwongen de devaluatie te aan-
vaarden.
Devaluatie, wij zeiden het hierboven, leidt tot be-
langrijke verschuivingen in de inkomenverdeeling,
verschuivingen, welke ernstiger zijn, al naarmate de
devaluatie dieper ingrijpt. Nieuwe behoeften zullen worden geldend gemaakt, behoeftebevrediging, die
thans plaats heeft, zal gedeeltelijk vervallen en aan
het productie-apparaat, dat langzamerhand geheel
was ingesteld op de inkomenverdeeling, die was ge-
groeid uit de aanpassing en de deflatie-politiek, zal
nu opnieuw moeten worden geschaafd en getimmerd.
Onder de nieuw ingetreden omstandigheden zullen
bedrijven moeten verdwijnen, welke voorheen hun be-
14 October 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
737
staansrecht hebben bewezen; aan den anderen kant
zal blijken, dat er in de achter ons liggende jaren
bedrijven zijn ondergegaan, welke nu juist weer noo-dig zullen blijken te zijn; kortom het evenwichtspunt,
dat wij begonnen te naderen, ligt thans weer ver van
ons af. Opnieuw zal het productie-apparaat moeten
worden aangepast aan de gewijzigde omstandigheden en nieuwe offers zullen daarvoor moeten worden ge-
vraagd. Door krachtige maatregelen tracht thans de
Regeering prijsverhoogingen tegen te gaan, om zoo-
doende de schok tot een minimum te reduceeren en
als zij er straks naar zal streven, den gulden op een
zoo hoog mogelijk peil weer aan het goud te koppe-
len, dan spelen daarbij eerzucht en geknakte trots
geen rol, maar dan geschiedt dat alleen om de nieuwe
verbouwing van het productie-apparaat, die nu weer
nooclig is geworden, om het noodzakelijk evenwicht
tusschen kosten en opbrengsten te verkrijgen, tot
redelijke proporties terug te brengen.
Als men dit alles overweegt en de zaken van deze
zijde beziet, dan wordt het begrijpelijk, dat Dr. Colijn,
toen hij in den gedenkwaardigen nacht van dan 26
Seutemher, voor de keuze werd gesteld, niet dan met
een bloedend hart heeft kunnen besluiten, dan gou-
den gulden prijs te geven. Het is moeilijk in het ge-
zicht van de haven den steven te wenden en de woe-
lige zee weer op te zoeken. Met dat al, het is gebeurd
en er is niets meer aan te veranderen.
Le Roi est mort, vive le RoiH!
J. GROOT.
HOEVER ZAL DE DEVALUATIE GAAN?
Bij de beoordeoling van de mate van devaluatie,
waarmee de Nederlandsche gulden in den ioop der
eerstkomende maanden verminderd zal worden, kan
aan de hand van het verloop der kosten van levens-
onderhoud een vrij goede maatstaf verkregen worden.
Wanneer echter het verloop der kosten van levens-
onderhoud in verschillende landen wordt vergeleken,
dan moet dit geschieden door de indices van de kos-
ten van levensonderhoud voor ieder land op goud te
herleiden. Hiervoor is het dus noodzakelijk de indices
van de kosten van levensonderhoud met bijv. 1929
als basisjaar, te vermenigvuldigen met den koersfac-
tor van de verschillende muntsoorten ten opzichte
van hun goudpariteit. Afgescheiden dus van verschil-
len in de berekening van de indexcijfers van de kos-
ten van levensonderhoud kan dus, aangezien de con-
tinuïteit daarvan over een reeks van jaren aangeno-
men mag worden, een vergelijking worden gemaakt
tusschen de beweging van de kosten van levensonder-
houd in goud in verschillende landen en die in Ne-
derland.
De hier volgende cijfers geven hiervan een goed
beeld, waaruit duidelijk blijkt het totaal verschillende
verloop van de indices en wei voornamelijk na de
devaluatie van het Engelsche Pond in 1931. Kon in
de jaren voor 1931 nog gesproken worden van een
vrijwel gelijke ontwikkeling, na dat jaar was hiervan
geen sprake, en kon alleen een bepaalde dalende ten-
dens opgemerkt worden, die echter in de landen, die
trouw waren gebleven aan het goud, op een veel hdo-ger niveau plaats vond. Ook de hierbij geproduceerde
grafieken geven hiervan een duidelijk beeld.
Dat het verloop, en vooral de daling van de kosten
van levensonderhoud in goud een belangrijke rol spe-len, is, met het oog op het toch nog altijd zeer actieve
internationale verkeer, duidelijk. De kosten van
levensonderhoud geven toch een min of meer juiste
aanwijzing van de mogelijkheid tot verlaging der
prijzen, die door de crisis van 1929 veroorzaakt waren.
De landen van het Sterlingbiok, die in 1931 de on-
mogelijkheid tot verdere daling van de prijzen iii
landsvaluta, dus ten opzichte van het goud, inzagen,
losten met één maatregel de kwestie, wat de mone-
taire zijde betrof, op en behoefden dus zoodoende geen
verderen druk op hun prijsniveau om dezen reden uit
Indexcijfers. – Kosten van levensonderhoud.
La n de n
1929 1930 1931 1932
1933
1934 1935 1936′
A. Kosten van levensonderhoud in landsvaluta.
België ………
100.- 103.6 93.0 83.6 82.6 79.4 79.9 87.1
Denemarken ..
100.-. 94.6 89.3 80.3 92.9 96.4 99.1 100.1
Engeland . . . .
100.- 96.3 89.6 87.8 85.4 86.0 87.2 89.8
Frankrijk
. . . . 100.- 104.5 102.3 94.6 93.5 02.8 86.9 86.9
Japan
……..100.- 85.5 74.7 75.4 80.3 82.0 83.6 88.6
Joego-Slavië ..
100
•
– 91.7 87.0 80.1 79.4 75.4 74.3 75.0
Nederland . . . .
100.- 95.6 89.5 83.1 82.0 82.3 79.8 78.6
2
Noorwegen….
100.- 97.0 92.2 89.8 88.6 89.2 91.0 93.7
Oostenrijk ….
100.- 100.- 95.5 97.3 94.8 94.5 94.4 95.3
Polen
……..100.- 93.1 84.7 77.1 70.2 65.6 63.0 60.4
Tsjecho-Slow.
100.- 97.8 93.4 91.7 90.7 89.6 91.3 94.0
Ver. St. …… .
100.- 96.2 86.7 77.7 74.8 79.4 83.1 85.6
Zweden …….
100.- 97.1 93.5 92.4 90.6 91.2 92.1 93.9
Zwitserland
.. 100.- 98.1 93.2 85.7 81.41 80.1 79.51 81.1
B. Koers t.o.v. Goudpariteit.
België ………
100.- 100.- 100.- 100.- 100.-. 100.- 78.6 72.2
2
Denemarken ..
100.- 100.- 93.5 70.3 55.8 50.1 48.5 49.5
Engeland .. . .
100.- 100.- 93.2 72.0 68.1 61.8 59.8 61.0
Frankrijk ….
100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.-
Japan
………92.5 99.1 98.0 56.4 40.4 35.6 34.2 34.9
Joego-Slavië ..
100.- 100.- 100.- 93.2 77.7 76.9 77.0 77.0
Nederland ….
100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.-
Noorwegen ….
100.- 100.- 93.5 67.2 62.7 56.3 54.5 55.6
Oostenrijk … .
100.- 100.- 96.9 82.4 79.2 78.2 78.7 78.7
Polen ………
100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 100.-
Tsjecho-Slow
100.- 100.- 100.- 100.- 100.- 85.4 83.4 82.6
Ver.
St…..1100-100-1100-1100-100-100-100-100.-
100.-
100.- 100.- 100.- 80.6 59.7 59.4 59.4
Zweden ……
100.- 100.- 94.2 68.9 64.5 57.8 56.0 57.1
Zwitserland
A
x
B. Kosten van levensonderhoud in goud.
België ………
100.- 103.6 93.0 83.6 82.6 79.4 62.8 62.9
Denemarken ..
100.- 94.6 83.5 62.8 51.8 48.8 48.1 49.5
Engeland ….
100.- 96.3 83.5 63.2 58.2 53.1 52.1 54.8
Frankrijk
. . . . 100.- 104.5 102.3 94.6 93.5 92.8 86.9 86.9
Japan
………99.5 84.7 73.2 42.5 32.4 29.2 28.6 30.9
.
Joego-Slavië ..
00… 91.7 87.0 74.7 61.7 58.0 57.2 57.8
Nederland . . . .
100.- 95.6 89.5 83.1 82.0 82.3 79.8 78.6
Noorwegen….
100.- 97.0 86.2 60.3 55.6 50.2 49.6 52.1
Oostenrijk ….
100.- 100.- 92.5 80.2 75.- 73.9 74.3 75.0
Polen
……..100.- 93.1 84.7 77.1 70.2 65.6 63.0 60.4
Tsjecho-Slow.
100.- 97.8 93.4 91.7 90.7 76.5 76.1 77.6
Ver. St. ……
100.- 96.2 86.7 77.7 60.3 47.4 49.4 50.8
Zweden
……100.- 97.1 88.1 63.7 58.4 52.7 51.6 53.6
Zwitserland ..
100.- 98.1 93.2 85.7 81.4 80.1 79.5 81.1
i) De indices voor het jaar
1936
zijn berekend op het
gemiddelde van het eerste halfjaar
1936
in vergelijking
set ihet eerste halfjaar
1935.
Met cle op deze wijze verkre-
en percentages zijn dan de indices van
1935
vermenigvul-
digd.
De indices ‘au de kosten van levensonderhoud in
Nederland zijn gecorrigeerd, voor zoover het noodig was, om een aansluiting te verkrijgen op de cijfers vÔÔr
1936,
in verband met liet feit, dat deze indices thans op een
nieuwe basis zijn berekend.
De koers van België is bepaald op het gemiddelde van
het eerste halfjaar
1936,
daar een vergelijking met het
eerste halfjaar
1935
niet mogelijk was, in verband met de
devaluatie, die toen plaats vond.
te oefenen. Hierdoor voorkwamen zij allereerst de
catastrophale daling van alle waarden en vooral de
ongelijkmatigheid daarin. Hierbij moet vooral niet
uit het oog verloren worden, dat de hoogte van het
prijsniveau historisch gegroeid is en veelal voor lan-
gen tijd wordt vastgelegd, en wel doordat verplich-
tingen op langen termijn vast omschreven worden aan-
gegaan. Ook gewoonte en sleur spelen een groote rol,
waardoor snelle aanpassing door deflatorische maat-
regelen feitelijk een onbegonnen taak is en vrijwel
alleen mogelijk is in een land, dat geen uitgebreide
relaties op economisch gebied met andere landen on-
derhoudt, daar dan deze noodzaak niet aanwezig is.
Doch zelfs een land als de Vereenigde Staten is tot
devaluatie overgegaan, om aan den druk, door de waar-
destijging van het goud veroorzaakt, te ontkomen.
Vooral de ongeljkmatigheid in de daling is hier
van zeer groot belang, daar een algemeene prijsdaling
(K
738
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 October 1936
zich niet regelmatig voltrekt. De’groöthandelsprijzen
dalen snel, andere prijzen, bonen, huren, overheids-
tarieven en vaste lasten dalen in een zeer langzaam
tempo. Hierdoor ontstaat een paralysatie van het
economische leven, daar vele ondernemingen op deze
wijze hun rentabiliteit zien verminderen of zelfs ge-
heel zien verdwijnen. Door de devaluatie worden nu
de voorwaarden geschapen, die aan de voprtdurende
prijsdaling een eind maken en waardoor ook de kur-
ven van kosten en opbrengsten weer naar elkaar zul-
len buigen.
Tot welk punt moeten de gulden en de andere nog
niet gedevalueerde munten nu op basi van het bo-
venstaande gedevalueerd worden. Allereerst volgt een bespreking van den gulden.
Voor onze economische verhoudingen komt alleen
een vergelijking niet het verloop van de indices van
Engeland en Japan in aanmerking, daar deze landen
een overheerschenden invloed uitoefenen, hetzij op cle
huiteniandsche markten, hetzij direct
01)
0115
econo-
misch leven.
-. De vergelijking niet Japan kan echter buiten be-
schouwing blijven, daar dit land alleen op eenige he-paaicle gebieden invloed uitoefent en wel in het bij-
zondei op textielgehied. Hoewel de economische
banden tisschen Nederlandseh-Indië en Japan veel
grooter zijn dan tusschen Nederland en Japan, moet
het toch uitgesloten geacht worden den gulden zoover te devalueeren, dat een aanpassing op het niveau- van
Japan mogelijk is. Dit zou ook niet wenschelijk zijn,
omdat de invoer van Japansche goederen in Neder-
land zeer klein is en dus de invoer uit andere landen
zoo duur zou maken, dat een inflatie waarschijnlijk noodig zou zijn, vooral ook doordat de uitvoer naar
Japan -geen
belangrijke
rol speelt in den totalen handel.
Blijft dus over een aanpassing op het niveau van
Engeland. Hiervoor is alle reden, daar Engeland niet
alleen representatief is voor zichzelf, doch ôok voor
verschillende landen, waarmee Nederland relaties on-
derhoudt. Alleen wat onzen uitvoer betreft gaat meer
dan 40 pOt. naar landen, die op hetzelfde niveau van Engeland zijn ingesteld, zooals Noorwegen, Zweden
en de verschillende deden van het Britsche Rijk. Wat hier gezegd is van Nederland, geldt nu ffiet
zekere afwijkingen ook voor andere landen en zeker
voor Frankrijk en Zwitserland.
Wat de andere landen betreft moet in aanmerking
genomen worden het feit, dat hijv. Oostenrijk en Po-
‘en een belangrijke huitenlandsche schuld hebben, die
bij devaluatie extra zwaar gaat drukken, vooral van-
YOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD (IN I3OUD)
105
100
95
90
85
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
1929
1930
1931
1932
1933
1934
1935
19361929
1930
1931
1932 – 1933
1934
1935
1936
14 October 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
739
weer de inkomsten uit den export en de aan het bui-tenland te verleenen diensten hiervoor geen belang-
rijke compensatie bieden. Polen heeft verder een groote deflatie doorgemaakt, terwijl Joego-Slavië sedert 1932 een vermindering van
den koers vertoont, waardoor deze thans 77 pCt. van
zijn goudpariteit noteert. Uit de teekeningen en cij-
fers blijkt, dat in deze landen, economisch gezien,
thans het minst reden voor devaluatie aanwezig is.
Wanneer dus het niveau van Engeland als toonaan-
gevend wordt beschouwd en het verloop daar te lande
ten opzichte van 1929 als maatstaf wordt aangeno-
men, dan kan met zekere reserve het waarschijnlijke
devaluatiepercentage worden vastgesteld. De landen,
die verklaard hebben niet te devalueeren en waarvan
het prijsniveau, in vergelijking met Engeland nog
zeer hoog ligt, zullen dus op andere wijze hun aan-
passing moeten voltooien.
Aangenomen kan echter worden, dat het prijsni-
veau in de landen7 die reeds in de jaren véér 1936
gedevalueerd hadden, zal stijgen, hetgeen ook blijkt
uit de berekende verhooging in 1936 teu opzichte van
1935.
•
Tot welke hoogte de
stijging
zal plaats vinden is
niet met zekerheid vast te stellen, doch aangenomen
kan worden, dat bijv. in Engeland, staande op 55,
een niveau van 65 in de naaste toekomst niet waar-
schijnlijk is. Om echter de uiterste grenzen der deva-
luatie aan te geven, zullen wij aannemen, dat een
basis van 55 voor alle landen thans de laagste grens
is en van 65 de hoogste grens. Gegeven nu de verhou-
ding van de indexcijfers van de kosten varf levens-onderhoud in landsvaluta, in 1936 ten opzichte van
1929, moeten wij deze percentages vermenigvuldigen
met een zoodanig bedrag, dat 55 of 65 als indexcij-
fers van de kosten van levensonderhoud in goud ver-
kregen wordt. Het bedrag, waarmee nu vermenigvul-
digd wordt, geeft dan aan het punt, waarop de koers
ten opzichte van de goudpariteit moet dalen, om de
kosten van levensonderhoud in 1936 ten opzichte van
1929 tot het niveau van Engeland te verlagen.
I)oor devaluatie te bereiken koersen t.o.v. goudpari.teit. Laagste punt.
Hoogste punt.
Frankrijk ……………
63
75
Nederland ……………
70
83
Oostenrijk …………….
58
68
Tsjeeho-Slowakije ………
59
69
Zwitserland ………….
68
80
Voor de landen, die thans gedevalueerd hebben, he-
teekent het bovenstaande dus een devaluatie tusschen
de volgende percentages:
Frankrijk……………..
25 t 37
pCt.
Nederland …………….
17 t 30
Zwitserland …………..
20 t 32
Voor Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije, die al reeds vroeger gedevalueerd hadden en wei tot resp. 78.7 en
82.6, beteekent dit thans weer een devaluatienoodza-
keljkheid van
Oostenrijk ……………
14 t 26
pOt.
Tsjeoho-Slowakije ………
17 t 29
Van deze beide landen schijnt op dit oogeublik al-
leen Tsjecho-Slowakije tot verdere devaluatie te willen
overgaan en wel van maximaal 18,8 pOt.
Wat nu de mate van devaluatie in Nederland be-
treft, kan opgemerkt worden, dat zijn internationale
positie een zoo dicht mogelijke benadering van het
prijsniveau van Engeland vereischt en dus de deva-
luatie dichter bij de 30 pOt. dan bij de 20 pOt. zal
moeten liggen, ten einde onze concurrentiekracht met
het buitenland weer te herstellen en om de binnenland-
sche spanningen zooveel mogelijk op te heffen. Dit is
ook daarom zoo van belang, omdat het niveau der
kosten van levensonderhoud in goud in landen, zooals
Noorwegen, Zweden, Denemarken en de Vereenigde
Staten nog beneden Engeland ligt.
Hoe staat het nu met de mogelijkheid van een de-
valuatiewedloop? Bij een rustige beschouwing van
bovenstaande gegevens zal het duidelijk zijn, dat een
ongemotiveerde verlaging van de muntpariteit van
één land, automatisch reacties zal teweegbrengen in
andere landen.
Verder is de devaluatie juist het middel, om ecu
snelle aanpassing van de verschillende prijsniveau’s
te verkrijgen. Zou er echter toch een ongemotiveerde
depreciatie worden ingevoerd, clan treft deze zeker
ook het land zelf, doordat een inflatie moet optreden,
als gevolg van cle sterke stijging van de prijzen der
in te voeren goederen.
De reacties dp een ongemotiveerde depreciatie be-
hoeven niet te bestaan in een algemeene verdere de-
valuatie, maar wel in het in werking stellen van in-
voerbelemmeringen tegen het land, dat van dit middel
gebruik maakt. Zoolang dus dit probleem redelijk
wordt behandeld – en er is geen reden om aan te
nemen, dat dit niet het geval zal zijn – moet aange-
nomen worden, dat de thans plaats vindende devalua-
tie van Frankrijk, Nederland en Zwiterland pers-
pectieven opent voor een vergrootirig van den inter-
nationalen handel en de daarmee samenhangende an-
dere bedrijfstakken. Automatisch zal dan ook de na-
tionale welvaart bevorderd worden, die door de groote
verschillen in koopkrachtverhoudingen der muntsoor-
ten in sterke mate verminderd was.
Dr.
J. G.
STRIDJRON.
BROODPRIJZEN, REGERINGSBEMOEIING MET
TARWE EN MONETAIRE MAATREGELEN.
De kwestie der broodprjzen en de invloed, die de
Regering daarop heeft door middel van de landbouw-crisismaatregelen, heeft tengevolge van de monetaire
reorganisatie diverse nieuwe aspecten gekregen. Zon-der op volledigheid aanspraak te willen maken, willen
wij daarvan enkele nader belichten.
De Nederlandse meelfabrikanten, d.w.z. de bloem-
fabrikanten en de vlakmolenaars tezamen, die tezamen
het monopolie hebben voor de leverantie van tarwebloem
(de grondstof voor witbrood) en tarwemeel (de grond-
stof voor bruinbrood) aan de Nederlandse bakkers,
moeten deze bloem en dit meel malen uit een tarwe-
mengsel, voor 35 pOt. bestaand6 uit inheemse tarwe.
Deze 35 pOt. moeten zij kopen van de Tarwe Cen-
trale, het orgaan dat via de Gewestelijke Tarwe-orga-
nisaties alle inheemse tarwe van de verhouwers in
ontvangst neemt tegen de z.g. richtprjs.
De Tarwe Centrale ontvangt daarbij echter een
veel groter quantum tarwe, dan hij nodig heeft voor de voorziening van de meelfabrikanten. Het surplus
wordt daarom zo goed, d.w.z. zo duur mogelijk aan
anderen verkocht.
De tarwe, die door de T. 0. aan de meelfahrikan-
ten wordt verkocht om 35 pOt. van hun grondstof
uit te maken, wordt Vita-tarwe genoemd, naar de
Stichting (Vereniging v. Inheemse Tarwe-Afnemers)
waarbij die meelfabrikanten zijn aangesloten als geor-
ganiseerden. De prijs van de Vitatarwe wordt door de
Overheid vastgesteld en bedraagt al sinds geruilnen
tijd
f
15.70 per 100 kg.
Het bovenbedoelde surplus wordt gewoonlijk vrije
T. C. -tarwe genoemd. Deze kan niet door de meel-
fabrikanten worden gebruikt als aanvulling van de
Vitatarwe bij de productie van tarwebloem, omdat de
kwaliteit van de inheemse tarwe zich daartoe niet
leent. Naast de Vitatarwe gebruiken de meelfabrikan-
ten derhalve voor het malen van bloem 65 pCt. an-
dere, en wel buitenlandse, tarwe. Deze moet zelfs van
wat betere (hardere) kwaliteit zijn, om de zachtheid
van de inlaudse te compenseren.
De fabrikanten van tarvemeel, ongebuild, kunnen echter, behalve de 35 pOt. Vitatarwe, nog wel meer
inheemse tarwe vermalen in hun product. Zij zijn
daarbij vrij om buitenlandse tarwe te nemen, zodat
de Tarwe Centrale, om de vrije T. C. tarwe aan hen
kwijt te raken, met de wereldmarktprjs moet con-
740
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 October 1936
curreren. Mede daarom wordt buitenlandse tarwe hij
invoer belast met
f 2
per 100 kg, de
z.g.
monopolie-
heffing. Daardoor wordt dus cle prijs van de vrije
T. C. tarwe gesteund.
Met twee handen belast dus de overheid de bloem-
en meelprijzen en daardoor het brood. Eenerzijds door de Vitaprijs, anderzijds door cle monopolieheffing.
De invloed, die een en ander heeft op de prijs van
100 kg tarwebloem, laat zich becijferen als volgt.
De prijs van 100 kg bloem, zonder regeringsmaat-
regelen, zou zijn
100
X
f M—A …………..(1)
ilierin staat W voor de wereldmârktprijs van tarwe,
M voor het maalloon en A voor de waarde der afval-
len. Uit 100 kg tarwe komen 73 kg bloem, vandaar
de vermenigvuldiging met 100/73.
Tengevolge van de hovenornschreven niaatregelen is de prijs echter de navolgende:
35
100
7_
3
x[X(
w
+
225
+ -j- 15,701 )
W is hierin vermeerderd met
f
2 monopolieheffing
en 25 cents meerprijs wegens kwaliteitsverschil. Zo-
als gezegd moet, tengevolge van het niaalgebod, betere
tarwe in de Vrije 65 pOt. gebruikt worden.
liet verschil tussen (1) en (2) is dus wat 100 kg
tarwebloem meer kost. Na vereenvoudiging wordt
de formule:
= 2783 – 140 w
292
Sinds 26 September is de prijs, in guldens, van
buitenlandse tarwe aanzienlijk gestegen. Bij overigens
gelijkblijvende omstandigheden (dit is niet het geval,
omdat de waarde van de afvallen, die veelal geëxpor-
teerd worden, schommelt) betekent een gulden prijs-
verschil in de buitenlandse tarwe dus 65 cents per
73 kg tarwebloem, derhalve bijna 90 cts. per 100 kg bloem. Hetgeen weer wil zeggen: iets meer dan een halve cent per brood van 8 ons.
De Regering heeft het standpunt ingenomen, dat
zij, althans voorlopig, geen broodprijsverhogiiig wil.
Bloemprjsstijging moest dus vermedeh worden (over de stijging in die bloemprijs vôSr 26 September hier-
onder meer). Daartoe stonden verschillende wegen
open. Het meest voor de hand liggende middel schijnt
een verlaging van de monopolieheffing. Blijkbaar
heeft men die weg niet willen kiezen. Naar de rede-
nen kunnen wij slechts gissen. Vermoedelijk ziet men
tegen dit middel op, omdat het te grof werkt. Niet
alleen broodgraan wordt door de monopolieheffing
getroffen, maar ook de tarwe, die tot stijfsel en tot
veevoeder wordt verwerkt. En het is de vraag of de
Regering die producten ook van de devaluatiegevol-
gen wil ontlasten.
Een andere weg zou zijn het verlagen van de Vita-
prijs. Dit zou, naar wij menen, inderdaad alleen in-
vloed hebben op de prijs van het hroodgraan. Een be-
zwaar schijnt vooralsnog de vraag met hoeveel de
Vitaprjs naar beneden zou moeten. Zolang het nieu-
we peil voor de gulden nog niet is gevonden zal die
moeilijkheid wel blijven bestaan.
Een derde stelsel is daarom gekozen. Een, dat de
inelegantie van het provisorische heeft, maar be-
reikt wat het beoogt: stabilisatie van de bloemprijs
op het niveau van 26 September. De inhoud van de
regeling is ons niet nauwkeurig bekend, maar zij
komt hier op neer, dat de fabrikanten van tarwe-
bloem buitenlandse tarwe kunnen vermalen, zonder
dat hun dit meer kost dan op 26 September. De Re-
gering past het verschil bij.
Wij voelen een groot aantal vragen bij ons rijzen.
De allereerste is wel: uit welke fondsen geschiedt dit?
De hoofdvraag is echter deze: is het voldoende de bloemprijs van 26 September te handhaven? Naar
onze mening niet, en daarmede raken wij een belang-
rijk punt, waarbij de Regering kans loopt in hoge
mate onbillijk te werk te gaan.
De prijzen van tarwebloem zijn van 29 Mei tot 25
September 1936 gestegen van
f
13.50 op
f
15.25. In
die vier maanden dus met
f
1.75. De bloemprijs heeft
daarbij de tarweprjs gevolgd overeenkomstig onze be-
rekening, nu immers de tarwe in die tijd met bijna
twee gulden per 100 kg steeg.
In die vier maanden is echter in Nederland,
spora-
dische uitzonderingen daargelaten,
de brood prijs niet
gestegen.
De broodprjs beweegt zich altijd traag. Bij een
bloemprjsstijging van
f
1.60 is een prijsverhoging
van 1 cent per 800 gram witbrood gewettigd. Een
algemeen gevolgde sliding scale hebben de bakkers
echter niet. Daarbij komt, dat velen afroepcontrac-
ten hebben, zodat zij nog een tijdlang goedkope bloem
verwerken, ook nadat de
dagprijs
naar boven is ge-
gaan.
Zij
kunnen tengevolge van de uiterst felle con-
currentie daarvan niet profiteren door winstneming,
doch bakken door voor de oude prijzen tot de voor-kopen op zijn. En degeen, die geen voorkopen had,
werkt dien tijd veelal met verlies.
Alom in den lande nu waren de bakkers in de maand
September bezig overleg te plegen over een brood-
prijsverhoging, die immers gewoonlijk in onderlinge
afspraak tot stand komt. De maatregelen tegen onge-
oorloofde prjsopdrjving, die, uitgelegd als zij wor-
den, elke prijsverhoging van brood ongeoorloofd ver-
klaren, staken een spaak in het wiel.
De overheid heeft gezorgd, dat de bloemprijzen de-
zelfde zijn van 26 September en meent nu te kunnen
eisen, dat de broodprjzen ook dezelfde
blijven.
Daar-
in schuilt, gezien het bovenstaande, een fout, die
tegenover de bakkers een grove onbilljkheid dreigt
te worden. Het regent dan ook telegrammen en
requesten hij de betrokken departementen; ook ver-
schillende burgemeesters, o.a. die van Amsterdam,
schijnen zich met de gang van zaken niet te kunnen
verenigen.
Nog erger leek het te zullen worden met het
tarwemeel (ongebuild) en de bruinbroodprjs. Ook
ten aanzien van deze prijs geldt, dat hij sedert Mei
niet is verhoogd en dus te krap is geworden. Men
zou veronderstellen, dat hier de devaluatie geen in-
vloed heeft, omdat immers het meel gemalen kan
worden geheel van inheemse tarwe. Van de 35 pCt. Vitatarwe staat de prijs vast, de overige 65 pCt. kan
men kopen van de Tarwe Centrale. Verondersteld
mocht worden, dat dit lichaam de Regeringsraadge-
vingen: ,,Blijven verkopen, geen voorraden achter-
houden, geen prjsopdrijven tenzij ge zelf duurder in-
koopt”, zou opvolgen. De Tarwe Centrale staakte
echter het verkopen van vrije T. C. tarwe van 26
September tot 5 October en kwam toen aan de markt
niet met de prijs van 26 Sept.
(f
7.90) aoch voor
f
9.80 en later voor
f
9.70. Men houde echter ook
in het oog, dat de T. C. tarwe niet alleen als brood-
graan wordt verkocht. Onhandig was en bleef echter
een berichtje ,,van bevoegde zijde”, dat later gedemen-
teerd moest worden, en waarin men zich bevreesd
toonde voor mogelijke export van onze tarwe. Alsof
niet een der Landbouw-Crisisorganisaties houdster
van een exportmonopolie is!
Ondertussen: de tarwemeelprijs liep onmiddellijk met een gulden naar boven en de bakkerij bleef ge-
bonden aan het gebod: geen broodprjsverhoging. Ge-zien het tarwebrood verbruik in Nederland (de cijfers
door Prof. Polak in 1930 E.-S.B. van 19 November
gegeven, zijn door de landbouwcrisisstatistieken vrij-
wel bvestigd) zou dit een strop voor de gezamen-
lijke Nederlandse bakkers zijn geworden van rond
f
900.000 per jaar.
Deze toestand heeft echter slechts een week ge-
duurd. Met ingang van 12 October is een regeling
getroffen. De fabrikanten van tarwemeel zullen
14 October 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
741
evenals de bloemfabrikanten, tarwe krijgen tegen de
prijzen van 26 September.
De overheid tracht dus het hare te doen om brood-
prijsstijging te voorkomen. Jammer voor haar, en
desastreus voor de bakkers, is het, dat een broodprijs-
verhoging juist op dit psychologisch zo ongelukkige
moment, nodig is door omstandigheden, die met de devaluatie niets te maken hebben. Tenzij natuurlijk
de Regering maatregelen neemt om de bloemprijzen
nog verder omlaag te brengen. En daarmede raken wij aan de vraag wat er nu ver-
der in de toekomst gaat gebeuren met onze tarwe en
cle steunmaatregelen voor de tarweboeren. Na stabili-
satie van de gulden kan de Regering door manipula-
ties met de Vitaprijs de gevolgen van de devaluatie
uitschakelen. Blijft zij broodprijsverhoging verwer-
pelijk achten, dan zal zij meer moeten doen en ook een deel van de wereldmarktprijsstijging voor haar
rekening moeten nemen. Maar dan blijft de volgende,
ietwat wrange casuspositie over: De overheid dwingt
de inheemse tarweverbouwer om zijn gehele oogst aan
haar af te geven tegen de door haar vastgestelde
richtprijs van
f
9. Diezelfde tarwe verkoopt de over-
heid (ook nu al) ten dele voor
f
9.70 als vrije T. 0.
tarwe en ten dele voor
f
15.70, of wellicht in de toe-
komst tegen lagere prijs als Vitatarwe. De gewogen
gemiddelde prijs, die de Tarwe Centrale maakt, is
dus hoger, dan die, welke zij gemiddeld betaalt.
Dat is echter niets nieuws, zij het dan, dat het
fiscale karakter van de tarveheffingen in het ver-
volg wat duidelijker naar voren treedt dan nu. Ook
thans wordt aan tarweheffingen veel meer (onge-
veer het dubbele) opgebracht dan wat als tarwesteun
wordt uitgekeerd. Gedurende de laatste jaren is het
broodgraan belast niet alleen ten bate van den graan-
boer, maar ook om de bloembollenkwekers, om de
oesterteelt en anderen te helpen, daar immers het
landbouwcrisisfonds als ene gemeenschappelijke pot
fungeert.
Zou men van het broodgraan als inkomstenbron
voor dit fonds afstand willen doen, dan zou, menen
wij, overwogen kunnen worden om met behoud van
de monopolieheffingen en het maalgebod, de richt-prijs en de Vitaprjs af te schaffen en tevens de vrije
markt voor inlandse tarwe te heropenen. De prijs
van de inheemse tarwe is immers momenteel, ge-
steund door de heffing, boven de richtprijs.
Mr.
M. J. BROEKHULJSnN
Jr.
VOORUITZICHTEN VAN DEN NEDERLANDSCHEN
LANDBOUW NA HET VERLATEN VAN DEN GOUDEN
STANDAARD.
Het valt niet te ontkennen, dat het verlaten van
den gouden standaard van gunstigen invloed is ge-
weest op de prijzen der Nederlandsche bodempro-
ducten.
Voor den akkerbouw zijn het vooral de granen, die
een niet onbelangrijke stijging hebben ondergaan, die,
doordat de monopolieheffingen niet zijn verlaagd, met
uitzondering van rogge, waar deze heffing van
f
5
op f 4
per 100 kg is gebracht, zich extra doet ge-
voelen.
Een en ander is aanleiding, dat er stemmen opgaan
om thans met het stelsel der steunverleening aan den
Landbouw maar te breken, alsof met het verlaten van den gouden standaard de moeilijkheden voor den Ne-
derlandschen Landbouw met één slag opgelost zouden
zijn. In het bijzonder wordt hierbij de aandacht ge-
vestigd op de tarwe. Nu ware het voorshands zeker
nog voorbarig de maatregelen t.a.v. den tarwesteun op
te heffen. In de eerste plaats bedenke men, dat het
tarwe-areaal onder de ,,tarweregeling” zeer uitgebreid
is. In vergelijking met 1930 is dit met 94.000 ha, d.i.
met bijna 165 pCt. uitgebreid! Deze uitbreiding is ge-deeltelijk veroorzaakt door uitbreiding van het bouw-
land, doch heeft ook voor een zeer belangrijk gedeelte
ten koste van andere gewassen plaatsgehad. Aanvan-
kelijk ten koste van de andere granen, later ten koste
van de overige niet, of minder gesteunde gewassen.
In de tweede plaats bedenke men, dat door het
maalgebod er een kunstmatige vraag is naar binnen-
landsche tarwe. Zou men het maalgebod opheffen,
dan zou de vraag der maalindustrie zich vermoedelijk
grootendeels op de buitenlandsche tarwe richten, wat
ongetwijfeld voor de binnenlandsche tarweprjzen
catastrophaal zou zijn. Terstond zou de akkerbouw
weer voor de vraag komen te staan, wat in plaats van
die tarwe te verbouwen, waarvoor geen voldoende
vraag meer zou zijn; welnu, de behoefte aan verbouw
van andere gewassen is niet zoodanig, dat deze de
tarwe zouden kunnen vervangen, terwijl de vooruit-
zichten in de veehouderj zeker niet zoodanig zijn, dat het ook maar aanbeveling zou verdienen bouwland in
grasland om te zetten.
Bovendien heeft men het door de tarweregeling in
de hand, een Nederlandsch bodemproduct een doel-
matige en loonende bestemming te geven, iets wat
thans, nu het vaak al zeer moeilijk is bodemproducten
tegen ook maar eenigermate loonende prijzen af te
zetten, van zeer veel belang geacht moet worden.
Naarmate de tarweprjs op de wereldmarkt stijgt,
wordt de ,,steun”, aan de tarwe verleend, automatisch
geringer. In zooverre is er thans wel aanleiding den
prijs van de z.g. ,,vita tarwe”, d.i. de inlandsche
tarwe, die de maalindustrie ingevolge het verplichte
mengpercentage van 35 pOt. moet afnemen, te ver-
lagen.
Deze prijs bedraagt thans nog
f
15.70 per 100 kg. Deze ,,vita tarwe” moet de kosten van den steun dek-
ken. Aangezien er meer tarwe wordt verbouwd, dan
er ,,vita tarwe” noodig is, draagt dus de ,,vita tarwe”
de kosten van den steun van alle tarwe. De restee-
rende tarwe t.w. de z.g. T. 0. tarwe was hiervan
een der verliesposten. Dit is thans niet meer het ge-
val, daar zij door de Tarwe Centrale thans voor hoo-
geren prijs op de markt wordt aangeboden, dan de
richtprijs (d.i. de prijs, welken de boer ontvangt) van
de gesteunde tarwe bedraagt.
Wat de overige granen betreft, indien de prijsstij-
ging zich voortzet, kan er aanleiding bestaan de mo-nopolieheffingen te verlagen, hetgeen voor de rogge
alreeds is geschied.
De veehouderj heeft intusschen al.zeer weinig van
den gang van zaken geprofiteerd. Beschouwen wij in
dit verband de varke.nshouderij.
Voor deze is het ongetwijfeld gunstig, dat de var-
kensprijzen zijn gestegen. De prijs per pond levend
gewicht bedroeg op 7 October 1936 22 cent, d.i. t.o.v.
de gemiddelde Septembernoteeringen ongeveer 3 cent
hooger. Nu is dit nog niet eens bijzonder hoog te
noemen; de voederkosten zijn eveneens belangrijk ge-
stegen, zoodat, wil de varkenshouderij ook maar
eenigszins rendabel zijn, deze prijzen wel gemaakt
moeten worden.
Vergelijking der Meitellingen van de varkens 1935
en 1936 laat zien, dat het totaal aantal varkens in
Mei 1936 grooter was dan in Mei 1935. Bovendien is
bij de Meitelling 1936 het aantal varkens in de ru-
briek, waaruit thans de zware varkens worden ge-
recruteerd, hooger dan in Mei 1935. De onderstaande
cijfers toonen dit aan.
Aantal varkens
Mei
1935
Mei
1936
boven 25
kg ……….
190.328
210.284
rjotaal aan.ta.1 varkens ….
1.523.751
1678.984
Hierop afgaande, bestaat er m.i. weinig aanleiding,
dat de
varicensprijzen
en de
varlcensvleeschpr’ijzen
hoo-
ger zullen stijgen dan in het najaar 1935, toen zij in
het bijzonder in October vrij hoog waren te noemen.
Bovendien zijn de zware en middelzware varkens vrij.-
wel uitsluitend voor de binnenlandsche markt be-
stemd en heeft de Regeering de crisisheffing op var-
kensvleesch ten bedrage van 6 cent per kg geslacht
gewicht laten vervallen.
742
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 October 1936
In dit verband kan men zich afvragen, of thans de
tijd is gekomen de -maatregelen t.a.v. de varkenshou-
derij op te heffen. In een artikel in E.-S.B. van 17
Juni 1936 heb ik deze maatregelen behandeld, zoodat
met verwijzing hiernaar kan worden volstaan. Hierin
is tevens aan de hand van de cijfers der tellingen de invloed van de teeltbeperking op de fokkerj hehan-
cleld. Al bleek het niet mogelijk door de twee maat-
regelen, t.w. de teeitbeperking en de beperking op de varkenshouderij, den prijs voldoende te stabiliseeren,
toch kan men door deze maatregelen cle varkenshou-
derij en -fokkerij voor een algemeene prijsinzinking
bewaren.
Opheffing van deze maatregelen zou bij de thans
nog gunstige prijzen terstond weer aanleiding zijn
tot uitbreiding der varkenshouderij, met gevolg prijs-
inzinking, daar de exportmogelijkheid nog vrij be-
perkt is.
Wat de zuivel-, met name de boterproductie betreft,
om deze los van de steunmaatregelen te maken, hier-
over make men zich voorloopig geen illusies. De com-
missie-noteering oderging na het verlaten van den
gouden standaard een flinke verhooging (noteering
21 Sept.
f
0.53 – op 5 Oct.
f
0.66 per kg). De prijs zou al minstens tot
f
1.25 per kg moeten stijgen, dus
bijna tweemaal zoo hoog worden, wil men de heffing
en dus den toeslag op de melk geheel kunnen weglaten.
Bij een prijs van
f
1.25 per kg bedraagt, uitgaande
van een gemiddeld vetgehalte van de melk van 3.2
pOt., waarbij 100 kg melk 3.6 kg boter levert, de zui-
velwaarde van de melk 4.5 cent per kg. Hoog is dit
zeker niet; bij de thans geldende voederprijzen eerder
aan den lagen kant. Resumeerende kunnen wij dus zeggen, dat de prij-
zen der akkerbouwproducten en daarmede de toestand
van den akkerbouw er zeker op verbeterd is.
Wat echter de veehouderj aan prjsverhooging van
haar producten heeft gewonnen, heeft zij mi. dubbel
en dwars aan de verhoogde voederkosten moeten terug-
betalen.
Geen wonder, dat uit deze kringen thans heftige
stemmen opgaan, de monopolieheffingen der voeder-
artikelen te verlagen. Tot nog toe heeft de Regeering
(met uitzondering van een verlaging van
f
5 op
f
4
van de rogge) hieraan nog geen gevolg gegeven.
Wellicht wil zij ook hier de ontwikkeling der din-
gen rustig afwachten of……ziet zij hier thans de
mogelijkheid om op andere wijze dan weleer tot melk-productiebeperking te komen?
Ir.
S. H.
DE JONG.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE DEENSCHE VALUTAREGELING EN HAAR
GEVOLGEN.
• Dr. R. Aschenbienner te Kopenhagen schrijft ons:
Als gevolg van de algemeene politieke en econo-mische ontwikkeling zagen alle staten zich genood-
zaakt, het geheele economisch leven, zoover als maar
eenigszins mogelijk was, zelfstandig te maken en het
op de binnenlandsche markt in te stellen. Verhoo-
gingen van invoerrechten, devaluaties, gedwongen
deviezenregiementeering en i nvoerheperking werden
de middelen, die het nationale economische leven
moesten verzekeren. In den ruilhandel trad het con-
tingenteeringsprincipe op den voorgrond.
Het is verklaarbaar, dat ook de kleinere staten
maatregelen moesten nemen, om zich in den grooten
internationalen economischen oorlog, welke op den
wereldoorlog is gevolgd, staande te houden. – Na den
wereldoorlog was Denemarken niet in staat,
zijn
neu-
traliteit ook in den daarop volgenden economischen
wereldoorlog te handhaven en zoo was het genood-
zaakt, al de vrijhandelsdoctriues los te laten, welke
evenals in Engeland steeds speciaal waren gehuldigd.
Want zijn uitvoer daalde van jaar tot jaar en wel
het sterkst in de jaren 1929-1931, toen hij van
Kr. 1.615 mill. tot Kr. 1.259 mill., dus met 25 pOt.,
verminderde, een achteruitgang, welke met name een
gevolg was van het feit, dat de andere landen den
Deenschen uitvoer belemmerden. Liep de Deensche
uitvoerhandel hierdoor op zichzelf reeds gevaar, daar-
bij kwam nog, dat door het loslaten van de goudpari-
teit van het Pond de Deensche uitvoer, welke in
hoofdzaak naar Engeland ging, slechts staande kon
worden gehouden, indien ook de Deensche Kroon het voorbeeld van het Engelsche Pond zou volgen. Dene-
marken was dus genoodzaakt, op 29 September 1931,
direct na Zweden en Noorwegen, den gouden stan-
daard op te geven. Een wet ontsloeg de Deensche
Nationale Bank van de verplichting, de Kronenbil-
jetten in goud om te wisselen, op voorwaarde, dat zij t.a.v. haar deviezenbeheer van dat tijdstip af in
overeenstemming met den Koninklijken Bank-com-
missaris, d.w.z. den Deenschen Minister van Handel,
had te handelen. De Deensche Rijksdag koos een
valutacomité, dat voortaan tezamen met den Minister van Handel deze vraagstukken moest regelen.
De Deensche Kroon kwam niet tegelijk met het
Engelsche Pond op pan; de Sterlingkoers noteerde nog een heelen tijd te Kopenhagen onder pan. Ge-
leidelijk echter spitste de valutasituatie in Denemar-
ken zich toe, en in November 1931 werd een wet, ge-
titeld ,,Regelingen ter bescherming van de Deensche
valuta” uitgevaardigd, welke het uitgangspunt voor
de geheele Deensche valutaregeling is geworden. De
Deensche Minister van Handel werd gemachtigd den
terugkoop van Deensche effecten in het buitenland
te verbieden, den uitvoer van Deensche Kronen te
beletten en de Deensche exporteurs te verplichten
hun tegoed in het buitenland in Deensche valuta
terug te voeren. Op 1 December 1931 werd een
staatscommissarjs voor valutazaken benoemd, waar-
mede het speciale valuta-systeem van Denemarken
was geschapen.
Het duurde tenslotte niet lang meer, of ook de
Deensche buitenlandsche handel werd onder contrôle
van den staat gesteld. Hiertoe werd op 30 Januari
1932 een speciale wet uitgevaardigd, volgens welke
het verboden was, goederen of effecten in Denemar-
ken in te voeren zonder een attest van de Nationale
Bank, waaruit bleek, dat t.a.v. de valuta de invoer
niet behoefde te worden belemmerd. Op deze wijze
ontstond het orgaan, dat sedertdien officieel als Va-lutakantoor van de Deensche Nationale Bank wordt
aangeduid en met behulp waarvan de geheele Deen-
sche uitvoer wordt geregeld, zoodanig, dat eenerzijds
de in te voeren hoeveelheden de voor het noodzake-
lijk evenwicht van den handel vereischte beperking
ondergaan, en dat anderzijds de importeur wordt ge-dwongen in de richting, welke om redenen van han-
delspolitieken aard als de meest doelmatige wordt
beschouwd.
Destijds was men in Denemarken ongetwijfeld nog
de meening toegedaan, dat het hier een tijdelijke re-geling zou betreffen. De tijd heeft echter anders ge-
leerd. Voor bepaalde goederen werd op 1 September
1932 nog een z.g. vrije lijst ingesteld, welke in totaal
een normale invoerwaarde van 30 pOt, van den ge-heelen invoer vertegenwoordigde, en waarbij het in
hoofdzaak ging om graan en voerartikelen, kruide-
nierswaren, ruwe tabak, huiden en vellen, kunstmest,
metalen en zaden voor olieproductie. Na April 1932
was de pariteit van den Pondenkoers ( 1 = Kr. 18.16)
eindelijk weder hersteld. Einde Augustus noteerde het
Pond Kr. 19.50, hetgeen in verband stond met de
opheffing van den plicht tot afgifte van devieen.
De Deensche valutawetgeving was hiermede stel-
lig nog niet definitief. Bij de partijen ontstond hier-
over een heftig meeningsverschil, hetwelk in Novem-ber 1932 tot het uitschrijven van verkiezingen leidde.
Het gevolg hiervan was tenslotte een nieuwe wet,
volgens welke de valutaregeling nog tot begin 1933
zou gelden. De te attesteeren valuta werd zoodanig
14 October 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
743
volgens de invoerwaarde van 1931 vastgesteld, dat
voor een attest verplicht was, terwijl voortaan
vrij bleef. Voorts werd bepaald, dat iedere indivi-
dueele importeur ca. 45 pCt. van de waarde van zijn
invoer (in Kronen) van 1931 zou krijgen. Deze be-
paling gaf zeer spoedig aanleiding tot heftige dis-
cussies tusschen het bedrijfsleven en het Valutakan-
toor.
De prijzen van de landbouwproducten begonnen in-
tusschen sterk te dalen, terwijl bovendien de afzet-
mogelijkheden in• het buitenland steeds kleiner wer-
den, hetgeen in Denemarken tot meerdere agitatie
voor een verdere devaluatie van de Kroon leidde. In
verband met de onderhandelingen, welke begin 1933
van de zijde der Regeering met de Boerenpartij over
een erisisovereenkomst werden gevoerd, steeg de Ster-
lingkoers, welke op 28 Jan. 1933 20.50 noteerde en op 31 Januari 1933, nadat op 30 Jan. 1933 geen no-
teering tot stand kwam, een stand van 22.50 be-
reikte. Hiermede werd de wensch naar een verdere
devaluatie van de Kroon reeds bij voorbaat verdis-
conteerd. Officieel werd verklaard, dat aan dezen
Sterlingkoers zou worden vastgehouden, hetgeen tot
heden met enkele kleine schommelingen ook werd be-
reikt. Op 13 December 1933 werd de valutaregeling
tot einde 1934 verlengd, waarbij de lijst, welke vrij-stelt van attest en welke intussehen reeds belangrijk
was ingekrompen, nog verder werd beperkt, zoodat
invoer zonder valuta-attest allengs onmogelijk werd.
Op 22 Dec. 1934 werd de valutaregeling voor een
jaar tot einde 1935 verlengd. Toen moest de Regee-
ring weder tot het uitschrijven van een verkiezing
overgaan met het resultaat, dat de Regeeringsmeer-
derheid werd versterkt, waardoor het tenslotte moge-
lijk was de regeling nogmaals met het jaar 1936 te
verlengen.
Al deze maatregelen, welke oorspronkelijk ter be-
scherming van de Deensche valuta werden getroffen,
hebben dus in den loop van den tijd tot een alge-
heele regeling van den handel geleid. Deze regeling
van den handel heeft ongetwijfeld het absolute karak-
ter van een gereglementeerd economisch leven en is
geheel en al het tegendeel van het vrijhandelsbeginsel,
waarop het economisch leven van Denemarken vroe-
ger steunde.
Door de ontwikkeling van de valutaregeling was
het mogelijk een eenigszins gunstige uitbalanceering
van den handel te verkrijgen, zooals uit den volgen-
den staat blijkt:
Jan.I
Jan.j
Juli
Juli
1931 1932 1933 1934 1935 1936 1935
in
millioenen Kronen
Invoer……..
1.465 1.142 1.265 1.355 1.329 788 751 Uitvoer ……
1.333 1.136 1.205 1.230 1.266 779 710
Invoeroverschot
132
6
60
125
63
9 41
Men is er tot nu toe dit jaar in geslaagd, het in-
voeroverschot in belangrijke mate verder te vermin-deren. Opvallend is het geringe invoeroverschot van
1932, dat vel in hoofdzaak te danken is aan het
feit, dat de importeurs zich als gevolg van den uien-
wen toestand buitengewoon terughoudend betoonden,
terwijl met het jaar 1933 na de voltooiing van het
bestuursapparaat en in verband met de algemeene
prijsstijging en de grootere productie het invoerover-
schot weer toenam.
De valutaregeling heeft dientengevolge het tekort
van de handelsbalans tea minste kunnen beperken,
zonder evenwel aan de Nationale Bank eenig voor-
deel door haar deviezenportefeuille te verschaffen.
1-lieruit blijkt weder de onvermijdelijke steriliteit van
dergelijke dwangregelingen, welke, al worden zij nog
zoo voorzichtig gehanteerd, toch niet overal de elas-
ticiteit kunnen hebben, welke noodzakelijk is om den
impuls van het
bedrijfsleven
zich ten volle te doen
ontplooien. In ieder geval heeft de Deensche valuta-
regeling het Deensche economische leven menig voor-
deel gebracht, hetwelk zich zonder eèn dergelijke
organisatie niet zou hebben voorgedaan. Dit geldt
in de eerste plaats t.a.v. verschillende opdrachten
voor Denemarken, welke, zooals de order voor den
scheepsbouw voor Chili dit jaar, buitengewoon gun-
stig waren. Daar het bedrijfsleven thans helaas in het teeken van de contingenteering staat, dus min
of meer van den goederenruil, is het voor de meeste
landen, welke niet, zooals bijv. Zweden, door de
natuur sterk begunstigd zijn, absoluut noodzakelijk
tot bepaalde regelingen te komen, welke het natio-
naal economisch bestaan verzekeren. Denemarken had
bovendien van de landen van het z.g. Sterlingbiok
met de grootste economische moeilijkheden te kam-
pen, om, als zuiver agrarisch land, de economische
wereldcrisis te boven te komen. Des te meer moet
worden gewaardeerd, dat het Deensche economische
leven er thans naar verhouding weer zeer goed voor-
staat. Stellig zal de afloop van de Deeusch-Engel-
sehe onderhandelingen van beslissende beteekenis zijn,
daar ook thans nog steeds meer dan 60 pCt. van den
Deenschen uitvoer naar Engeland gaat, vanwaar
Denemarken .reeds 35 pCt. van zijn invoer moet dek-
ken. De verdere ontwikkeling van de Deensche valu-
taregeling zal derhalve ook hierdoor belangrijk be-
invloed worden.
AANTEEKENINGEN.
De mogelijkheden tot binnenlandsche conjunc-
tuurverbetering.
Op 24 October a.s. zal te Amsterdam de jaarverga-
dering plaats vinden van de Vereeniging voor de
Staathuishoudkunde en de Statistiek ter bespreking
van de volgende vragen:
,,Kan hier te lande, al dan niet na Overheidsingrijpen,
een verbetering van de binnenlandsehe conjunctuur intre-
den, ook zonder verbetering van onze exportpositie? Welke
leering kan ten aanzien vn dit vraagstuk worden getrok-
ken uit de ervaringen van andere landen?”
Vier praeadviezen zijn over dit onderwerp uitge-
bracht, onderscheidenlijk van de hand van
Prof. H.
A. Kaag, S. Posthuma, Prof. Dr. J. Tinbergen
en
Dr.
H. M. H. A. van der Valk.
De beide eersten hebben
aan hun betoog een algemeen theoretisch karakter ge-
geven, Prof. Tinbergen heeft op grond der mathema-
tische methode van conjunctuuronderzoek het vraag-
stuk benaderd, terwijl Dr. Van der Valk op de statis-
tische zijde van het probleem de nadruk heeft gelegd.
Volgens een met het Bestuur der Vereeniging getrof-
fen afspraak hebben de praeadviseurs niet in de eerste
plaats de aandacht gevestigd op het devaluatievraag-
stuk; daarover was enkele maanden geleden een
vruchtdragend debat nauwelijks te verwachten; de ar-
gumenten pro en contra waren genoegzaam bekend en
men ware bij de bespreking slechts in herhalingen
vervallen. Daarom loopt het betoog in hoofdzaak over
de vele andere aspekten van het vraagstuk der con-
junctuurverbetering, al hebben de schrijvers hun
standpunt in de geldquestie als zoodariig niet onder
stoelen of banken gestoken.
Wij zullen te dezer plaatse niet op de discussies
vooruitloopen, en bepalen ons tot het geven van een
overzicht van den inhoud der praeadviezen van de
heeren Kaag en Posthuma, met de bedoeling om de
volgende week het een en ander mede te deelen uit de
beide andere praeadviezen. Kritische opmerkingen
bewaren wij, voor zoover tot het maken daarvan aan-
leiding bestaat, tot het verslag van de vergadering,
dat wij t.z.t. in dit weekblad hopen te publiceeren.
Prof. Kaag wijst er in zijn praeadvies op, dat een
verbetering van de conjunctuur hier te laude tot uit-
gangspunt zal moeten hebben de inwerkingstelliug
van het kapitaal, hetwelk de leidende factor in de
productie is:
,,Een politiek tot stiinuleering van de binnenlandsehe
conjunctuur zal in de eerste plaats gerioht moeten zijn
op ccii vergrooting dci particuliere kapitaals-investatie”
(blz. 3)
744
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 October 1936
Deze kan echter slechts plaats vinden, wanneer voor
het kapitaal rendabele beleggingsmogelijkheden aan-
wezig zijn. De rendabiliteit van ons bedrijfsleven is
zoek; herstel daarvan is dus een eerste eisch. Naast
het verlaten van de goudbasis van den gulden, waar-van de schr. een voorstander is, lgt deze bijzonderen
nadruk op het volgen van een politiek van lage rente.
In de eerste plaats denkt hij daarbij aan het disconto
der centrale bank. Dat is echter op zichzelf een te
beperkt onderdeel van den rentestand om de geheele
conjunctuur te kunnen verbeteren. Noodig is daar-
nevens een aanpassing van de rentetarieven der par-
ticuliere banken bij de bewegingen van het officieele
disconto, een aanpassing, waaraan volgens Prof. Kaag
hier te lande nogal het een en ander ontbroken heeft.
Met betrekking tot het lange crediet heeft de rente-
stand voor kort crediet wel invloed, doch gezorgd zal
daarbij vooral moeten worden, dat het staatscrediet
ongeschokt blijft, reden waarom budgetair evenwicht
bij de Overheid noodzakelijk is.
Aan een lage rente heeft men echter op zichzelf
nog niets, wanneer het particuliere bedrijfsleven er
niet van wil profiteeren. Daarom zijn speciale maat-
regelen noodig ter vergrooting van de omzetten in
het bedrijfsleven en ter versteviging van de bedrijfs-
zekerheid daarvan.
Prof. Kaag acht in een tijd van depressie de leuze
tot algemeene versobering verkeerd. In iedere hausse
neemt het kapitaalsapparaat der productie sterk toe.
Sparen van geld in de daarop volgende depressie
werkt verkeerd, wanneer dit geld niet opnieuw ge-investeerd wordt. De waarschijnlijkheid, dat dit zal
geschieden, is in een depressie ,,niet gegeven, zoodat men dan ook thans uit een sociaal oogpunt beter doet
zijn consumptie uit te breiden dan ze te beperken”
(blz. 10). Voor particulieren is dit veelal niet moge-lijk, maar voor den Staat bestaat hier wel een moge-
lijkheid, t.w. door het uitvoeren van publieke werken,
en wel op grond van de algemeene overweging, dat
het gewenscht is
,,de uitgaven, die men toch reeds van plan was te doen,
zij liet in een inter tijdperk, te ‘vervroegen en de bespa-
ring uit te stellen tot dat tijdstip, waarin er meer kans
is, dat zij gepaard zal gaan aan kapitaalsinvestatie”
(blz. 10, v.v.).
Ten behoeve van het particuliere bedrijfsleven pleit
de schrijver voor beschermende maatregelen, waardoor
z.i. de omzetten grooter kunnen worden en de be-
drijfszekerheid toeneemt. Handelspolitieke maatrege-len hebben in de eerste plaats tot doel
,,het optreden van dumping bij een systeem van vrije con-
currentie als massaal verschijnsel te ‘voorkomen” en voorts
om ,,door ‘voor de binnenlandsche industrie een bepaald
gedeelte der binnenlandsche markt direct of indirect te
reserveeren, waarborgen te scheppen, dat op voldoende
capaciteit kan worden gewerkt” (,blz.
15)
.,,De verschillen-
de
ordeivingsmaetregelea
ten behoeve van de industrie val-
len ‘in hetzelfde kader. Hier valt echter niet te ontkennen,
dat die ordening soms ook een rem tot expansie kan be-
teekenen, welke in een periode van ‘hausse zonder meer
gewensuht, doch in een periode van depressie niet zonder
gevaar is” (t.z.p.).
Prof. Kaag concludeert dan als volgt:
,,De door ons bepleite maatregelen ‘ter stimuleeriug van
de binnenlandsche conjunctuur omvatten ‘dus in lioctdzaak
het volgende:
A.
Herstel van onjuiste prijsvei’houd’ingen,
met name tusschen binnen- en ‘buitenland (wijziging van
de monetaire politiek). B. Uitzetting der crediet-verlee-
ning. C. Stimuleering van de hinnenlandsche koopkracht
o.a. door het uitvoeren van groote werken. D. Handels-
politieke maatregelen” blz. 16),
De heer Posthuina wijst er in zijn praeadvies in de
eerste plaats op, dat men het vraagstuk der conjunc-
tuurverbetering veelal uitsluitend beziet als een pro-
bleem van werkverruiming. Dit acht hij te eng; ver-
betering is er slechts dan, wann’eer het reëele volks-
inkomen stijgt. Zoo komt hij tot de volgende definitie
van conjunctuurverbetering:
,,een vergrooting van de werkgelegenheid, gepaard aan een
intensievere benutting (c.q. uitbreiding) van het productie-apparaat, waardoor per saldo het reëele nationale inkomen per hoofd van •de bevolking stijgt” (blz. 22).
De schr. geeft dan een uiteenzetting van de oorza-
ken, die tot evenwichtsve.rstoririg in het economisch
leven voeren, waarbij hij inzonderheid de aandacht
vestigt op het gebrek aan parallellisme tusscheu be-
sparing en investeering en op de beteekenis, welke uit
een oogpunt van economisch herstel toekomt aan
daling van het reëele loonpeil, wat.niet altijd, maar
wel in vele gevallen een noodzakelijkheid zal zijn.
De schr. geeft van dit deel van zijn betoog de vol-
gende samenvatting:
,,Wij zagen, hoe in de periode, ‘die aan de depressie voor-
af ging, liet productie-apparaat is uitgebreid op een wijze, die niet in overeenstemming was met de reëele ‘besparin-
gen. Een nieuw evenwicht
ilS
‘dus slechts mogelijk op de
volgende, voorwaarden: a. (voor liet geval geen nieuwe
ideeën en nieuwe uibvindinge’n ‘beleggingen rendabeler ma-
ken dan zij waren) 61 een
Permanente
uitschakeling van
een gedeelte van de ‘bevolking uit het ‘productieproces, 6f
een ‘tamelijk drastische en min of meer duurzame verlaging
der reëele bonen en ‘salarissen. Naarmate beleggers ibereid
zijn ‘voor de toekomst met een lager rendement genoegen te nemen, zal ‘het peil van de werkloosheid lager, respec-tievelijk het peil van de reëele bonen en salarissen hooger
kunnen komen te ‘liggen; b. (voor liet geval nieuwe ideeën
en nieuwe ui’tvindingen en tenslotte ook nieuwe vormen
van rationalisatie beleggingen rendabeler maken) 6f een
zeer langzame absorptie van ‘werkboozen bij gelijkblijvende
rehele bonen en salarissen, 6f een betrekkelijk snelle daling
van de w’er.kloosheid bij een (tijdelijke) vermindering der
reëele bonen en salarissen.
,,I-Iet ‘tot stand komen van zulk een nieuw evenwicht
vereisuht echter vöÔr alles een doorbreking van de ‘vicieuze
cirkel der ‘successievelijke kosten- en prijsdalingen. Zonder
maatregelen van buitenaf kan dit proces jarenlang voort-gaan en derhalve het niveau ‘van waaruit een her’stel zou
kunnen ‘plaats vinden zeer laag komen ‘te liggen” (‘blz.
42, v.v.).
Voor de ‘Overheid stelt zich ‘dan de vraag, welke
maatregelen zij kan treffen. In de eerste plaats kan
zij het noodzakelijk aanpassingsproces verhaasten door
maatregelen van loondruk, pensioenverlaging, pacht-
verlaging e.d. Dit alles leidt niet tot een algemeene
en voldoende snelle aanpassing, waarvoor in onze
maatschappij de voorwaarden niet gegeven zijn, maar
ive! tot ,,gelijkschakeling” van zekere, bij de aanpas-
sing achtergebleven groepen (blz. 44, v.v.). Schr. is
echter zeer sterk gekant tegen maatregelen van aan-
passing van vaste schulden, omdat deze gewoonlijk
het vertrouwen, om welks herstel het te doen is, meer
schade dan goed doen:
,,De kans, dat zij ‘het afbroiokeiingsproces vei’ergeren is
dus iin principe altijd grooter ‘dan de kans, ‘dat zij de
vicieuze cirkel zullen doorbreken” (blz.
45).
De tweede soort van maatregelen heeft betrekking
op het op peil houden van het geldinkomen der be-
volking.
Prijsafspraken,
door particuliere onderne-
mers getroffen, hebben gewoonlijk de strekking, ,,dat
zij een extra last leggen op al degenen die er niet
door worden gesteund” (blz. 47).
‘Overheidssteunmaatregelen zijn slechts geoorloofd,
wanneer zij zich beperken tot die groepen, die zich-
zelf het minst goed kunnen beschermen, en wanneer
zij voorts de strekking hebben om het na iedere hausse
noodige reorganisatieproces te versnellen, althans niet
te vertragen (blz. 48). Onnoodig op te merken, dat
ook volgens den schr. de praktijk hiertegen tallooze
malen zondigt! Richtsnoer bij dit reorganisatieproces
moet ‘steeds de rendabiliteit van het bedrijfsleven blij-
ven; ook al worden overal verliezen geleden, zoo kan
men zich over die rendabiliteit altijd nog wel een be-
trekkelijk juist beeld vormen (blz. 49 en elders).
Belangwekkend is datgene, wat de schr. over deva-
luatie opmerkt:
,,Aanpassing van onze eigen mu’ntwaai’de aan de gede-
precieerde .geldswaard’e in het buitenland ‘zonder dat dit
14 October
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
745
met andere maatregelen gepaard gaat, eel de eigenlijke
‘depressie niet doen verdwijnen doch wel 1e extradruk, die
van de geidpolitiek ‘van de andere landen uitgaat. In prin-
cipe zou men hetzelfde kunnen bereiken door alle vormen
van invoer te belasten met een invoerrecht, dat ongeveer
overeenkomt met de depreciatie van de’ buitenlandsche
valuta en het verleenen van dienovereenkomstige premies
aan den ‘geheelen uitvoer. Een dergelijke politiek zou men
als een verlengstuk kunnen beschouwen van de zooeven besproken maatregelen, die de overheid zou behooren te
nemen teneinde een proportioneele aanpassing van bonen
en prijzen aan het gedaalde totale nominale inkomen te
verzekeren. Voor zoover een dergelijke politiek achterwege
blijft (en dus ook voor zoover de overheid zich ‘beperkt tot
een belemmering van den invoer zonder een evenredige
steun aan den uitvoer) kan men haar beschouwen als
cr11
van d& vele vormen waarin de overheid degenen, die door
op zichzelf willekeurige oorzaken zwaarder zijn getroffen
dan anderen, onvoldoende steunt of zelfs nog eens extra
belast” (blz. 50).
Ook de mogelijkheden tot algemeene credietexpan-sie worden gewoonlijk overschat. Het gevaar toch be-
staat, dat daardoor het Staatscrediet ineenstort. Bo-
vendien rijst de vraag, aan wien steun door geldexpan-
sie ten goede moet komen. Schr. pleit inzonderhed
voor steun aan geheel nieuwe goederen (hijv. aan het
vliegwezen), terwijl ook de bewapening, hoe onaan-genaam het klinken moge, een geschikten grondslag
van uitbreiding van werk en van daarmee gepaard
gaande grootere geldcirculatie vermag te vormen (blz.
50,
v.v.). Groot is echter het gevaar, dat vermeerde-
ring van geidcirculatie door de Overheid leidt tot in
wezen onrendabele en niet te verantwoorden werken.
Uitbreiding der geldcirculatie, gepaard gaande met
handhaving van den gouden standaard, stelt Neder-
land voor de keus om 5± te wachten totdat de nomi-
nale prijzen zich aan de gewijzigde valutaverhoudin-
gen hebben aangepast, hetgeen een voortzetting van het afbraakproces beteekent, 5f dat het bedrijfsleven
wordt gesteund door een geheel systeem van invoer-
belemmeringen en uitvoerpremies in den reeds hier-
boven vermelden geest (bir.
58).
Uit de conclusies van den heer Posthuma halen
wij nog het volgende aan:
,,In het algemeen kan slechts worden gezegd, dat een
Regeering die het afbrokkelingsproces kalm ziju ‘gang laat
gaan en zich beperkt tot incidenteele steun, in haar taak
tekort schiet, terwijl een Regeering, die traoht door ere-dietexpansie of geldcreatie iedere algemeene prijsdaling
van meet af aan ‘te voorkomen, haar mogelijkheden over-
schat en waarschijnlijk vroeg of laat door een ineenstor-
ting van het staatscrediet tot de werkelijkheid zal wor-
den teruggeroepen. – De Nederlandsube Regeering is op
eerstgenoemden weg echter reeds z66 ver ‘gegaan en heeft
zich van het tweede middel nog slechts zoo bescheiden be-
diend, dat dit laatste thans wel aangewezen ‘schijnt. Zulks
klemt te meer nu de economische toestanden in de rest
van de wereld al reeds sedert eenige jaren een duidelijke
opleving te zien geven en de kans dus •groot is dat met
een betrekkelijk geringe stimulans reeds veel zal kunnen
worden bereikt” (blz. 60).
Daarbij hoede zich de overheid er zooveel mogelijk
voor om zelf als werkgever op te treden en streve zij
inzonderheid naar steun aan nieuw initiatief; eenige
stijginé van leveuskosten zal daarbij onvermijdelijk
zijn en niet beschouwd mogen worden als een onaan-
gename bijkomstigheid, die men zoo gauw mogelijk
door loonsverhooging moet ongedaan maken; daar-
nevens worde aan verbetering der defensie gedacht
(blz.
60, v.v.).
,,Het valu’tavraagstuk losse men dan maar op door een geleidelijk afnemende algemeene exportsubsidi’e als een
logisch complement van de geleidelijk afnemende (sic) in-
voerrechten en contingenteeringen of men wachte tot de
wal het schip keert. – Tenslotte – en dit is zeker niet
het minst belangrijke – onthoude de overheid zich angst-
vallig van alle maatregelen, die de rechtszekerheid hier te
lande ten aanzien van de’ereclietvenhoudingen zouden kun-
nen aantasten, ook al zouden bepaalde groepen van debi-
teu ren door regeeringsmaatregelen aanwijsbaar kunnen
worden gebaat” (blz. 61). V. S.
De monetaire gebeurtenissen in Nederland.
Ten behoeve van hen, die prijsstellen op de moge-
lijkheid om naderhand de gebeurtenissen, verband
houdende met het loslaten van den gouden standaard
in Nederland, nog eens te kunnen naslaan, geven wij
hierbij eenige momenten uit de afgeloopen weken.
Deze zijn weliswaar uitvoerig in de dagbladen ver-
schenen, doch velen houden deze niet lang te hunner
beschikking, terwijl zij, die E.-S.B. ingebonden be-
waren, ze in dezen vorm steeds zullen kunnen vinden.
Van Vrijdag
25 op
Zaterdag
26
September werd
door de Fransche Regeering besloten tot devaluatie
van den Franc, tot een goudbasis van
43 á 49
milli-
gram goud van
0,900.
De mededeeling hiervan ging
gepaard met verklaringen van samenwerking van En-geland, de Vereenigde Staten en Frankrijk om versto-
ring van de internationale valutaverhoudingen zoo-
veel mogelijk te voorkomen.
Zaterdagmiddag
26
September werd bekend, dat
ook de Zwitsersche Regeering tot devaluatid, met
25
t
30 pOt., besloten had.
In den nacht van Zaterdag op Zondag heeft de
Nederlandsche Regeering besloten met ingang van
27
September den uitvoer van goud te verbieden.
Maandag
28
September ‘s morgens om
8
uur heeft
Minister Oolijn voor de radio gesproken en de regee-
ringsbesluiten toegelicht. De besprekingen, welke
daarna in de Kamers gevolgd zijn, de wetsontwerpen,
welke onverwijld werden ingediend, dit alles kan in
de Kamerstukken steeds worden teruggevonden. Wij
willen hier volstaan met het officieuse persbericht
van
27
September en de radiorede van den Minister-
President
op 28
September volledig af te drukken en
bovendien de toelichting, welke de President van De
Nederlandsche Bank over het egalisatiefonds gaf, ge-
deeltelijk weer te geven.
Perscommuniqué van 27 September 1936.
Nadat de Regeering, na de aangekondigde monetaire
maatregelen in Frankrijk, ‘haar voornemen te kennen gaf,
om hare monetaire politiek onveranderd te handhaven,
heeft het sindsdien genomen besluit der Zwitsersc.he regee-
ring de Nederlandsche Regeering genoopt ‘haar standpunt
opnieuw in overweging te nemen.
Nu Nederland het eenige land ter wereld ‘is geworden,
dat zijn muntpariteit ougerept heeft bewaard en het daar-
door in ‘de sterkste mate den druk op de wisselkoersen en
op zijn goudvoorraad zal gevoelen, kan de mogelijkheid
om de huidige monetaire politiek te blijven handhaven niet
langer aanwezig wol-den geacht.
Teneinde te ver,hoeden, dat men tenslotte genoopt zou
worden den gouden ‘standaard prijs te geven na een niet
te verantwoorden verzwakking van den goudvoorraad van ])e
Nederlandsche Bank, heeft de Regeering, in volledige over-
eensteinming met het gevoelen der ‘Nederlandsohe Bank,
besloten met ingang van 27 September ‘den uitvoer van
goud te verbieden, tenzij gedekt door een authentiek cer-
tificaat van De Nederlaadsohe Bank.
Racliorede van Z.B. Minister Colijn op 28 September 1936.
Alvorens een nadere snotiveering te geven van het in
den nacht van Zaterdag op Zondag genomen besluit der Regeering in zake onze monetaire politiek, roep ik eerst
in de herinnering terug, dat een zeker aantal landen in
1933, tijdens de Londensche wereldconferen’tie, als hun
gemeenschappelijk gevoelen tot uitdrukkiug bracbten, dat
het wensehelijk was den z.g.
gouden
standaard te hand-
haven, d.w.z. door afgifte van goud aan elkander de en-
de rling bestaande mu n’bvenhoudingen in ‘het wisselverkeer te verzekeren.
Deze landen waren zes in getal, nl. Frankrijk, Italië,
Zwitserland, België, Polen en Nederland.
Van deze zes konden italië en Polen den laatsten tijd
niet meer meegerekend worden, terwijl België, na het
vorige jaar een devaluatie zijner munt te hebben doorge-
maakt, onlangs wel weer tot het goud terugkeerde, doch
niet meer behoorde tot het oorspi-oukelijke goudbbok.
Zoo waren er van de zes dan maar drie meer overge-
bleven, nb. Fraiikrjk, Zwitserland en Nederland, en welis-
waar behoorde ook Amerika sinds eenigen tijd ‘tot de lan-
den, die ‘het wisselverkeer door gondafgifte steunden, doch
de goudwaarde van den Dollar was daar nog niet defini-
tief, de ‘Dollarwaarde kon nog ‘door ‘den president der Ver-
746
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 October 1936
een igde Staten verder verlaagd worden, nadat hij reeds
40 pOt. van
zijn
waaide had ingeboet.
Niet zonder bezorgdheid heeft de Nederlandsohe Regee-
ring den laatsten tijd den gang van zaken op monetair
terrein gevolgd. Niet omdat zij twijfelde aan de juistheid
harer eigen politiek. Het tegendeel is waar. De aanpassing
aan de gewijzigde internationale verhoudingen op econo-
niisch en financieel terrein was hier te lande een heel eind
en in Ned.-Indië nagenoeg geheel geslaagd en men mocht
hopen, dat het eind van een zeer iuoeilij’ken weg in het
zicht was.
De bezorgdheid der Regeering vond haar oorzaak dan ook in hetgeen hier en daar om ons heen plaats greep en
waarvan geducht moest worden, dat de voornaamste lYilaar
onder het reeds gehavende goudblok bezwijken zou. Mcii
mocht zich niet ver,helen, •dat de positie van Zwitserland
cii Nederland heel veel moeilijker zou worden, indien
Frankrijk zich genoodzaakt zou zien het Belgische voor-
beeld van 1935 te volgen en eenigen tijd den gouden
standaard prijs te geven.
Toch meende de Regeering, toen bekend werd, dat Frank-
rijk den goucleii standaard ging verlaten, en zij zich daar-
over in den nacht van Vrijdag op Zaterdag ‘te beraden
had, haar beproetde politiek nog niet te mogen prijs-
geven. Vandaar dat in de ochtendbiaden van Zaterdag de
mededeeling verscheen, dat de Regeering •haar tot nu toe gevolgde monetaire politiek onveranderd zou handhaven.
Op die houding was mede v.an invloed de op dat tijdstip
volstrekt gegronde verwachting, dat Zwitserland den gou-
den standaard zou blijven handhaven.
Zaterdag, in den loop van den namiddag, ontving de
Regeering evenwel door haar gezant te Bern de mededee-
liug van den Zwitsersehen Bondsraad, dat men integen-
deel in Bern besloten had tot aanpassing van den Zwit-serschen Franc aan de leidende valuta’s en men dus tot
prijsgeving van den gouden standaard zou overgaan.
Dit feit maakte een hernieuwde overweging van het Ne-
derlandsohe standpunt noodzakelijk. ])e positie van de Zwitsersohe Nationale Bank was bank-
technisch sterker dan die van de Nederlandsche zuster-
instelling.
Toen dus de sterkere van de beide banken den strijd
meende te moeten opgeven, moest in de nationale en inter-
nationale geldwereld wel de vraag opkomen: nu het eene
goudland na het andere den gouden standaard ‘heeft moe-
ten prijsgeven, nu van de twee laatst overgeblevenen de
sterkste van de twee de vlag strijkt, waarom zou nu de
laatst overgeble’vene •het wel kunnen houden? Dit alles
noopt er toe om opnieuw de positie van Nederland tin be-
schouwing te nemen.
Nederland zou nu, met Amerika, dat al 41) pOt. gedeva-
lueerd had en waar de mogelijkheid van verdere devaluatie
nog aanwezIg was en niet België, dat ook reeds gedeva-
lueerd had, deel ‘blijven uitmaken van een ‘trio, waarin het
het eenige lid was – het eenige land zelfs in de geheele
wereld – dat zijn oude muntpariteit onigerept had weten
te bewaren.
Het was hard van die eerepositie afstand te moeten doen
en het besluit is der Regeering dan ook onnoemelijk zwaam-
gevallen, maar persoonlijke gevoelens moesten wijken voor
het belang van het land.
Zij heef t tooh die handhaving van haar aan den gouden
standaard gebonden inuntpolitiek niet alleen beoordeeld van economisch standpunt, maar haar steeds ook gezien
als ccii zaak van financieele waardigheid, die nimmer vrij-
willig mocht worden prijsgegeven, doch alleen als gevolg
van overmacht, alleen als er volstrekte noodzaak toe
bestond.
Die volstrekte noodzaak was, naar het oordeel der Ee-
geerimig, ingetreden nu Nederland
feitelijk,
d.w.z. in het
licht van de geboorte van het goudblok, het eenig over-
gebleven lid van dat blok was gebleven en het eenige
land, dat de oude muntpariteit had gehandhaafd.
Immers sprak het vanzelf, dat elke deining op ‘het ter-
rein der internationale wisselmarkt zich in bijzondere
mate zou openbaren tegen den Nederlandschen Gulden.
Een voortdurende en toenemende druk op den Gulden
cmi daardoor op den goudvoorraad van De Nederlandsche
Bank moest met zekerheid worden aangenomen. In elk geval
kon de mogelijkheid om onze tot nu toe gevolgde mone-taire politiek blijvend te handhaven niet langer aanwezig
worden geacht. Maar hoe werd claim. ‘het beeld van den toe-
stand? Zoo, dat men dan enkele weken of, op zijn best,
een paar maanden zou blijven doorworstelen, met doorloo-
pend sterke schommelingen in den rentevoet, met al de
daaraan voor het bedrijfsleven verbonden bezwaren, om
clan ten.slotte
toch
te eindigen met het prijsgeven van den
gouden standaard, doch dan met een op onverantwoorde-
lijke wijze vem-z’wak’tcn goudvoorraad valt De Nederlaudsehe Bank.
Dit incest worden voorkomen, omdat wij te midden van
deze grenzenlooze verwarring op financieel terrein, niet
weten wat de toekomst ons nog brengen kan.
i)aam-bij kwam dan nog, dat men zienderoogen aan som-
migen de gelegenheid bleef schenken om, door middel van
het afvloeiende goud vait De Nederlandsc.h’ Bank. zich in
een nabije ‘toekomst winsten te verzekeren, waarop niet
alleen geen enkele zedelijke aanspraak bestond, doch die
bovendien aan het land ernstige schade berokkende.
In die overweging wortelt het besluit van de Regeering
om met ingang van 27 September den uitvoer rvan goud
te vei-bieden.
Daardoor is verzekerd, dat de •Nederlaudsche goudsehat
ter beschikking blijft van het eigen land en van het alge-
meen ‘belang.
Wat beteekent deze maati-egel nu eigenlijk? Hij betee-
kent, dat wij den z.g. gouden standaard tijdelijk hebben
prijsgegeven, zooals dat ook het geval is geweest vanaf
Augustus 1914 tot eind April 1925. In zooverre is het dus
ook voor ons niet iets nieuws.
Beteekent het nu ook waardevermindering van den Gul-
den, zooals door devaluïsten getvenscht wordt?
tlet volkomen zekerheid valt dit niet te zeggen – in de periode 1914-1925 zijn er tijden geweest, dat de waarde
van den Gulden, met betrekking tot Pond en Dollar, lager
dan normaal kwam te liggen, doch er waren ook perioden,
waarbij ‘het omgekeerde het geval was. Nu is dit laatste
thans niet te verwachten en moet er met het eerste, d.i.
eenige waardevermindering van den Gulden ‘tegenover bui-
tenlandsche valuta, gerekend worden. Twee factoren oef e-
nen daam-op voornamelijk invloed uit. De eerste is de kapi-
taalbeweging en de tweede de aanpassing,.voor zooveel nog
noodig, aan het buitenlandsche prijspeil. In het oog moet
worden gehouden, dat het ‘wensoheljk is, dat de vegge-
vloeide kapitalen weer naar Nederland ‘terugkeeren, waar-
‘door kapitaal’vluoht ‘vanzelf wordt ‘tegengegaan, en ook dat
dc concurrentiemogeljk’heden voor onzen enport ten zeer-
st-s de aandacht verdienen. Dit brengt mee, dat de Regee-
ring den nieuw geschapen toestand niet geheel aan zijn
eigen ontwikkeling kan overlaten. Het ‘betalingsverkeer
blijft volkomen vrij.
Maar vel stelt de Regeering zich voor onverwijld aan de
Staten-Generaal te doen toekomen een ontwerp van wet
tot instelling van een egalisatiefonds van omtrent 300 mil-
heen Gulden, teneinde daardoor harerzijds invloed te kun-nen oefenen op den loop der wisselkoersen met het buiten-
land, gelijk Engeland ook heeft gedaan en in Frankrijk en
Zwitserland in overweging is.
i)aardooi- hebben we het in de hand, in samenwerking
niet De Nederlaiidsohe Bank, onnoodige daling van de
waarde van den Gulden te voorkomen.
Dit is ook onvermijdelijk met het oog op het binnen-
landsche prijspeil. Verhooging van dat prijspeil zal niet
geheel zijn te ontgaan. Wat we uit ‘het buitenland moeten
betrekken zal duurder worden indien de Gulden ‘belangrijk
in waarde dalen zou. Maar voor het binnenland ligt de
zaak ten deele anders.
Daaj-oni is ook een woord van erizatige waarschuwing tegen onnoodige prijsopdrijving op zijn plaats.
Wie zich
daaraan schuldig ‘maakt verricht een on.sooiale, een on-
vaclerlandslievcnde daad en de Regeeriim.g zal niet aarzelen daai-te gen op ie ti-eden met alle bevoegdheden waarover zij
beschikt en die haar verder tij de wet zullen worden ver-
leend.
Elco ontwerp van wet tot het tegengaan van onredeljke
prjsopdrijvimig zal dezer dagen aan de Staten-Generaal
worden aangeboden.
Ook ‘het koopend publiek waarsohuw ik met ernst tegen
‘het z.g. ,,’hanistereu” van goederen. Daarvoor bestaat geen
enkele reden.
Er ontstaat geen gebmek aan goederen, dus is de vlucht
in de goederen niet noodig. Wel ‘is ‘zulk een vlucht in de
goederen, een buitengewone vraag naam- goederen, oorzaak
van prijsstijging, die anders geheel of ‘ten dccle zou zijn
uitgebleven.
Laat ons ‘volle niet vervallen in de fouten die elders, on-
der gelijke omstandigheden, wel ‘eens gemaakt zijn; laat
ons onze koele bezinning behouden.
De moeilijkheden waarvoor wij zullen komen te staan,
zijn ongetwijfeld vele en groot. Zij zijn te overwinnen,
maar niet als het volk een anderen kant uittrekt dan de
Regeering. De Regeering kent haar koers, zij volgt een
doelbevuste lijn, nu zij den niei4wen ‘toestand ,onder de
oogen heeft te zien. Zij acht zichzelf in staat om de voor-
14
October
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
747
naamste schokken op te vangen en den koers naar de
haven te vinden. Maar voorwaarde daarbij is, dat men in het land met den raad en de aanwijzingen van de Regee-
ring rekening houdt en die niet, bewust of onbewust,
wederstreeft.
Voor de eerstvolgende dagen is die .raad allereerst: rus-
tig blijven. Niet zenuwachtig worden en nog minder zenuw-
achtig
handelen.
Doe zooveel mogelijk precies wat ge ook
de ‘vorige week en een maand geleden gedaan hebt. Doe
alsof er niets veranderd was, dan zult ge dra bemerken,
dat er inderdaad maar heel weinig veranderingen behoe-
ven in te treden.
Als ons volk zich op d.ie wijze gedraagt, dan zullen wij,
met Gods hulp, ook dezen nieuwen schok wel te boven
komen.
Ik ben niet getreden in allerlei technische beschouwin-
gen, zooals bijv. over de werking van het in te stellen
egalisatiefonds.
Het volk als geheel heeft daaraan geen behoefte en de
personen die dat moeten weten, kunnen zich vervoegen bij
de directie der Nederlandsche Bank.
Wel moet ik nog iets zeggen over de vet-klaringen te
Parijs, te Londen en te Washington afgegeven, waarbij ook
België zich iheef.t aangesloten.
De Nederlaudsohe Regeering heeft de handelsbelemme-
ringen en de instabili’teit van het internationale geldver
–
keer altijd gezien als de voornaamste hinderpalan op den
weg naar herstel.
Het spreekt dus vanzelf, dat zij van harte bereid is
mede te werken aan alle pogingen, die ondernomen zullen
worden tot opheffing van die handelsbelemmeringen en tot
stabilisatie van het internationale geldverkeer, zonder zich
daarbij intusschen over te geven aan al te rooskleurige
verwachtingen.
Ik meen te mogen aannemen, dat de overgroote meer-derheid van ons ‘volk gehoopt heeft, dat wij in staat zou-den zijn onze beproefde, rustige, stabiele monetaire poli-
tiek te blijven vooi-tzetten. Dat was ook de wensoh der
Regeering en Nederland is daarvan dan ook niet afgewe-
ken voor dat alle anderen den strijd hadden opgegeven en
toen voor
ons
alle kansen op een gunstig resultaat hadden
opgehouden te bestaan.
‘Phans gelde als wachtwoord: niet meer blijven hangen
aan •het verleden, dat is voorbijgegaan, vooruitzien naar
de toekomst. De handen nu allen ineengeslagen en allen
saam met biddend hart en eenparig willen, den nieuwen
toestand tegemoet.
Mr. L. J. A. Trip over het egalisatiefonds.
Wanneer er zich zuLke intei-nationale omstandigheden
voordoen op monetair gebied als thans, kunnen wij den
Gulden, losgemaakt van het goud, niet eenvoudig de be-
weging van ‘vraag en aanbod laten ‘volgen. Zulks kan niet,
omdat er in de wereld reusachtige bedragen aan kort geld
zijn, welke heen en weer trekken en omdat er bovendien
na het gouduitvoerverbod een speculatieve beweging is te
verwachten. Oqn de gevolgen daarvan voor onzen Gulden
te mitigeeren, moet men kunnen ingrijpen.
Dat is ook de basis geweest van het Engelsche egalisa-
tiefonds. Wij willen den trend, het koersverloop van den
Gulden 01) den langen duur niet bedwingen, maar de
schommelingen, die het gevolg zijn van het heen en weer
trekken van het korte geld en van speculatieve operaties
zooveel mogelijk voorkomen.
Op het oogen’blik is de pariteit vaji den Gulden, volgens
de Muntwet onveranderd. Of er aanleiding zal zijn, deze
te herzien en wanneer dat zal geschieden, hangt af van de
omstandigheden.
In Engeland is sinds Maart 1935 het Engelsohe Pond
tegenover de goud-valuta en den Dollar tamelijk stabiel
gebleven. Dat heeft de Engelsohe Regeering bereikt met
behulp van het egalisatiefonds. [atussahen zou zich de
mogelijkheid kunnen voordoen, dat Engeland wijziging
iu den Pondenkoers bracht, wanneer de Engelsche Regee-
1-ing bleek, dat het Pond te hoog was komen te staan.
Zulks zou ihet geval zijn, wanneer de betalingsbalans
van Engeland een deficit vertoonde, dat niet was aan te
merken als een gevolg van het terugtrekken van kort
geld, maar op den duur aanwezig bleef. In dat geval dus,
zou het Pond bij de tegenwoordige Engelsche politiek naar
beneden moeten, maar wanneer er door het fluctueeren
van het korte geld tijdelijk een te sterke druk op het
Pond komt, dan verbetert het egal:isatiefonds den koers.
Evenmin als er o.p het oogenblik een vaste vel-houding
bestaat tegenover het goud, kan men zich binden aan een
vaste verhouding tegenover het Pond. Wij moeten nu eerst de ontwikkeling der dingen aanzien.
Wanneer men zal kunnen overgaan tot stabilisatie,
hangt er van af, in hoeverre de toestand intern&itionaal
rijp :j5
om tot stabilisatie te komen. Engeland weigert voor-
alsnog tot internationale stabilisatie mede te werken, o.a.
omdat de oorlogsschulden nog niet geregeld zijn en boven-
dien, omdat het eerst eens wil zien, hoe het met Fi-ank-
rijk gaat.
De werking van het egalisatiefond.s.
Wij kunnen den Gulden alleen steunen, door buiten-
landsche valuta’s te ‘verkoopen. Deze kunnen wij krijgen
door ze op de markt te koopen en ze daarna te verkoopen.
Dit koopen zal in het begin moeten geschieden, omdat er
dan nog geen Pondenvoorraad in het fonds aanwezig is,
maar bovendien kan De Nederlandsche Bank bijspringen
met haar goudvoorraad.
Naast De Nederlandsche Bank is het fonds noodzakelijk.
De Nederlandsche Bank, die het beheer over het fonds
heeft en •de operaties uitvoert, blijft zeker in deze een
hoofdrol spelen, maar, wanneer het fonds niet bestond, zou
men onmiddellijk moeten devaluecren. Ik moet mijn goud
blijven berekenen op den wetteljken koers. Hetzelfde is
het geval in Engeland. De Bank of England houdt haar
Pond nog steeds op de oude waarde
f
12.10, maar ook daar
is het egalisatiefouds een regeeringsinstelling.
Op het oogen.blik, dat de definitieve stabilisatie komt,
wanneer het oogenblik is gekomen, dat die stabili-
satie kan worden doorgevoerd, is er aanleiding ‘tot her-
vaardeering van den goudvoorraad, en realiseering van
de eventueele winst daarop.
Het bedrag van
f
300 millioen is een schatting. In elk
geval is het een ‘flink bedrag. Men kan er een heeleboel
mee doen. De loop van zaken moet bepalen, of met dit
bedrag kan worden volstaan. Ook in Engeland is men be-
gounen met een lager bedr.ag dan tenslotte .in het fonds
is gestort.
Het fonds zal geliqu.ideerd w’orden bij de definitieve sta-
bilisatie. De middelen van het fonds komen uit den ver-
koop van het .sohatkistpapier, of de beleening ervan. Als er
veel geld in de open markt is, kan dit papier ook daar
worden geplaatst en dan kan De Nederlandsche Bank het
voorschot, dat zij er op gegeven heeft, verminderen. Ik
‘behoef niet direct het geheele bedrag van
f
300 miflioen
in voorschot te geven.
Natuurlijk blijven de bijzonderheden omtrent de wer-
king en de resultaten van ‘het fonds geheim, maal- de Na-
derlandsche Regeering, die er toezicht op oefent, kan door
een accountant, die de staten van het fonds krijgt, den
gang van zaken laten controleeren.
Indische producten en valutadepreciatie.
De Heer J. F. Haccoû schrijft ons:
Hoewel het in het algemeene kader van het boven-
genoemde artikel in het vorige nummer van
E.-S.B.
wel tot uiting komt, dat het betoog voor de suiker
betrekking had – zooals ook, tenzij uitdrukkelijk
anders besproken, dat voor de andere producten –
op den
uitvoer,
meenen wij goed te doen er op te wij-
zen, dat voor het
binnenlandsch verbruik
in Indië,
dat tusschen 3 en 400.000 ton per jaar bedraagt, de
suikerprijzen door de N.I.V.A.S. ongewijzigd zijn ge-
laten
De zichtbare suikervoorraden in de wereld.
De zichtbare voorraden per 1 Sept. zijn volgens C. Ozarnikow:
1936 1935
1934
tons
tons
tons
Duitschland …………..
361.000
371.000 257.000
Tsjecho.Slowakije
……..
101.000
103.000 94.000
Frankrijk …………….
324.000
392.000 204.000
Nederland…………….
135.000
157.000
197.000
België
………………
63.000 66.000 53.000
Hongarije …………….
27.000 28.000
29.000
Polen………………..
87.000
103.000
97.000
U.K. Geïmp. suiker
……
155.000
187.000
230.000
Binnenl.
,
…….
14.000
31.000
38.000
Europa……..
1.267.000
1.438.000
1.199.000
V.S. Alle havens
……..
401.000
647.000
771.000
Cubaansohe havens
……
270.000
374.000 627.000
Cuba binnenland.
.. .. .. .. .
810.000 670.000
1.120.000
Java ………………..
904.000
1.577.000
2.373.000
Totaal……3.652.000 4.706.000 6.090.000
Januari
100.-
4 Maart
104.4
6 Mei
103.9
1 Juli
109.2
102.1
11
103.2
13
,,
105.2
8
,,
108.6
104.4
18
103.7
20′
,,
105.5
15
109.6
104.9
25
103.9
27
,,
106.3 22
112.2 106.2
1 April
105.1
3 Juni
109.9 29
112.5
Februari 107.8
8
104.8
10
109.4
5Augustus
113.-
107.4
15
104.9
17
110.5
12
113.-
107.7
22
104.4
24
109.8
19
112.7
104.3
29
..
101.3
26
..
1123
2 8
15
22
29
5
12
19
26
2 Sept.
113.3
9
,,
115.4
16
115.2
23
116.4
30
134.7
748
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14
October
1936
Koloniën en economische weerbaarheid.
Het koloniale vraagstuk is in den laatsten tijd
sterk op den voorgrond gekomen. De oorzaak hiervan,
aldus een artikel in ,,Der Deutsche Volkswirt”
van 25 September, waaraan wij het volgende ontlee-
nen, is gelegen in de moeilijke voorziening van grond-
stoffen hij de staten met een toenemende bevolking
en een gebrek aan deviezen. Als verdere gronden wor-
den genoemd de behoefte aan exportmarkten, inves-
teeringsmogelijkheden en emigratie.
De eischen van de landsverdediging voegen hier
eenige ,,wehrwirtschaftliche” redenen aan toe. •De heteekenis, die koloniën hiervoor hebben, kan men
onderscheiden in vredestijd en in tijden van oorlog.
Een gezonde en sterke maatschappij in vredestijd
is de beste grondslag voor een slagen van de organi-
satie in oorlogstijd. Het zwaartepunt van de beteeke-
nis der koloniën ligt bij de grondstoffenleveranties,
doch ook als afzetmarkten, investeeringsterreinen, enz.
versterken zij het moederland en geven met name de productiecapaciteit een uitbreiding en reservekracht,
welke voor de oorlogsvoorbereiding van veel belang
kan zijn.
De voor de bewapening van belang zijnde grond-stoffen worden onderscheiden in twee groepen. Tot
zeer belangrijke grondstoffen worden gerekend steen-
kolen, ijzer, ertsen, ruwe olie, energie, voedingsmid-
delen en in ruimeren zin machinehouw en chemie.
Zonder deze te bezitten zal het onmogelijk zijn eenigen
tegenstand te bieden.
De belangrijke grondstoffen zijn: koper, lood, ni-
traten, pyriet, zink, aluminium (hauxiet), mangaan,
nikkel, chroom, wolfram, stikstof, phosphaat, antimo-
nium, tin, rubber, katoen en wol. Het ontbreken van
deze kan groote moeilijkheden veroorzaken.
Bij den tegenwoordigen stand van koloniale bezit-
tingen is cle ondersteuning, welke de verschillende
rijken door leveringen uit hun koloniën van deze
grondstoffen kunnen krijgen als volgt:
Duitschiand en 3apan kunnen
0])
niets rekenen.
Italië zal er binnenkort, wanneer het er in slaagt het
noodige kapitaal ter ontsluiting van de Ahessijnsche
grondstofhronuen te verkrijgen, veel beter voorstaan. Engeland, Frankrijk en de Vereenigde Staten daaren-
tegen kunnen de grondstoffen, welke de oorlogsvoering
vereischt en welke niet in het moederland aanwezig
zijn, op groote schaal uit hun koloniën en uit de op
andere wijzen van hen afhankelijke gebieden be-
trekken.
Het Britsche wereldrijk kan het moederland in be-
langrijke mate voorzien van voedingsmiddelen, steen-
kolen, benzine, stookolie euz., koper, lood en katoen
(slechts tot 50 pOt. van de behoefte), aluminium,
zink, rubber, mangaan, nikkel, chroom, wol, tin en
wolfram.
Frankrijk kan zijn behoeften aan voor de oorlogs-
MAANDCIJFERS.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.
Indexcijfers van 12 aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
Basis 2 Januari 1929 = 100.
De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
1
Kunst-
Electri- Handels-
Banken
zijde
Industrie
citeit
ondern. Mijnbouw
Olie
Rubber
Scheep-
Suiker
Tabak
Thee
beurs- vaart
waarde
1
oraic
Gern. ’29
101.9
73.1
119.-
114.4
95.6
88.6
99.1
100.2
95.-
99.9
87.3
92.7
103.2
1
30
94.2 34.1
90.1
100.4
71.6
63.9
93.1
52.1
71.-
76.2 65.5
74.5 84.3 ’31 73.6
22.7
60.7
83._
52.2
45.9
52.3
48.2
47.1
46.3 45.5
46.3
55.1
1
32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4
34.1 17.6
29.3
27._
25.8
30.8
37._
’33
51.5
10.7
48.7
80.7
41.- 40.- 41.-
26.7 28.2
27.4
25.4 39.5 40.5
1
34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6 22.2
23.2
262
50.2 39.4
’35
14.1
52.1
69.9
39.7
49.4
43.8 43.2 23.7
24.4
29.3
47.1
42._
Jan. ’35
47.4
14.6
50.3
70.3 37.7
48.-
34.9
43.6
21.-
21.7 27.4 49.9
–
38.6
Febr. ,,
49.9
14.9
51.7
71.2
39.1
47.-
35._
43.4 22.4
23.5 27.5
49.-
39.6
Mrt
,,
49.7
14.9
50.7
70.8 38.2
44.1
34.1
40.2 21.4
23.-
27.5
44.4
38.7
Apr.
,,
50.8
15.3
51.7
71.2 39.3
47..
37.9
41.8
21.6
24.2 26.9
44.9 40.3
Mei
51.3
14.3
52.8
71.9 39.7
48.2
42.5
43.1
21.4 23.9
25.7 46.6 41.7
Juni
,,
51.9
14.7
53.9
72.1
41.3 49.5
46.8
47._
23.1
23.8 28.5 46.7
43.5
Juli
,,
50.7
14.8
53.8
71.3
40.3 50._
46.9
45.3
23.3
23.-
29.3 45.5 43.2
Aug.
,,
50.5
14.3
53.6
70.7
40.2
50.3
49.1
44.2 23.9 23.4
30.5
46.3 43.7
Sept.
49.-
13.6
51.2
66.6 39.2
50.-
47.2 41.4
24.-
22.8 29.7 46.5 42.2 Oct.
,,
48.7
12.9 51.1
64.9 38.7 51.3
47.7
42.1
24.9
25.5
30.1
48.6
42.5
Nov.
50.6
12.7
52.7 68.7
41.1
53.6 52.6
43.4
29.3 29.5
34._
48.4 45.4
Dec.
,,
49.9
12.5
52.-
69.7
42.2
53.7 52.5
42.3 28.9 29.6
36.-
45.2
Jan. ’36
52.2
12.8
53.4
71.9
44.6
54.1
56.6 46.9 31.9
32.2 39.2 48.8 47.8
Febr. ,,
52.8
12.9
54.4
76.2 45.8
54.2 60.5 50.5
31.1
32.3
39.4
50.1
49.3
Mrt.
,,
52.6
11.9
52.5
74.3
44.2
53.6
59.1
48.7
28.9
31.1 38.1
48.-
Apr.
51.8
11.8
52.-
74.3 43.7 53.2
61.1
47.-
27.4
30.4 38.4
47.8
48.1
Mei
52.-
11.8
52.6
73.6
44.-
51.1
63.8 44.4 26.6
29.1 38.6
46.4
48.6
Juni
53.1
11.8 53.5
74.1
46.-
52.7 68.3
45.9
29.1
32.7
41.6 45.5
50.8
Juli
54._
11.9
53.7 77.9
47.2
52.4
66.3
50.1
29.8
33.7
45.8 47.3
51.1
Aug.
,,
54.7
12.6
53.6
77.9
48.-
53.2
69.7 50.6 31.1 34.5
44.7 47.2
52.1
Sept.’),,
54.5
13.2
53.7 74.4
48.4
54.-
73.8
50.5
32.7
34.5
44.6
1
46.8 53.2
Indexcijfer
der
totale beurswaarde
2 Januari
1936
f 2.558.015.500
100.
–
Nadrvk verboden.
i) ‘J3ij cle saienstelling van de cijfers van September zijn de noteeringen van den laatsten Woensdag buiten
beschouwing gelaten, waardoor het loslaten van den gouden standaard geen invloed
01)
deze cijfers heeft uitgeoefend.
14 October
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
749
voering belangrijke grondstoffen uit koloniën dekken
als volgt: lood (tot 40 pOt.), nitraten en zwavel (tot
50 pOt.), zink (tot 30 pOt.), mangaan (tot 50 pOt.)
en nikkel, chroom en lood (in zeer groote hoeveel-
heden).
De Vereenigde Staten kunnen zich geheel in de
behoeften voorzien aan mangaan, nikkel, wolfram, tin
en wol en voor de helft of drievierden aan chroom,
antimonium en tin.
Hierbij sluit zich onmiddellijk de vraag aan in
hoeverre de drie grootmachten met hun wereldrijken
de grondstofstrategische wereldsituatie beheerschen.
Omdat de moderne oorlog niet alleen militair, maar
ook gevoerd zal worden door dé verzorging van den
vijand met deze grondstoffen te beletten is deze vraag van groot belang.
Het Britsche wereldrijk produceert van: jute 99
pOt. van de wereldproductie, nikkel 94.3 pOt.,
rubber 58 pOt., cacao 55 pOt., wol 51 pOt., lood 44
pOt., tinerts 43 pOt., mangaanerts 30 pOt., katoen
24 pOt., plant. oliën 21 pOt., zilver 19 pOt., ijzer 10 pOt. De Vereenigde Staten produceeren 60 pOt. van
de petroleumproductie, katoen 49 pOt., tinerts 30
pOt., ijzererts
22
pOt., lood 21 pOt., koper 19 pOt.
Rusland en Frankrijk blijven hier ver beneden.
Een ,,wehrwirtschaftliche” classifiseering van de
grootmachten naar de mate van verzorging van de
genoemde grondstoffen geeft de volgende rangorde:
Groot-Brittannië, Ver. Staten, Rusland en Frankrijk.
Deze rangorde geldt evenwel alleen in vredestijd on-
der voorwaarde, dat er normale politieke en verkeers-
technische betrekkingen bestaan. In oorlogstijd kan
de rangorde derhalve geheel anders zijn. Bovendien
hebben alle landen nog een belangrijk deel van de
grondstoffenbehoeften, welke zij niet zullen kunnen
dekken uit eigen gebieden.
,,Der Deutsche Volkswirt” geeft hier de percen-
tages, waarin de verschillende landen niet zelf in hun
behoefte aan de voor de oorlogsvoering belangrijke
grondstoffen zullen kunnen voorzien. Evenals voor de reeds aangehaalde percentages, waarin, met koloniën,
Engeland, Frankrijk en de Vereenigde Staten zullen
kunnen voorzien geldt o.i. ook voor deze percentages,
dat de werkelijke behoeften nog zeer slecht te schat-
ten zullen zijn en bij het geheel gewijzigde karakter van oorlog voeren en de groote afhankelijkheid van
verliezen (zoowel omvang als tempo, welke laatste
factor hijv. van veel beteekenis zal zijn voor de pro-
ductiecapaciteit) moeten ‘de percentages dan ook als
zeer globaal bedoeld zijn. Eenige mededeelingen om-
trent de wijze van schatting zouden de waarde hier-
van aanmerkelijk hebben kunnen verhoogen.
Wij willen volstaan met de percentages t.o.v.
Duitschland te vermelden. De Duitsche behoeften
aan voor oorlogsvoering belangrijke grondstoffen kun-
nen slechts voor 100 pOt. wat betreft kolen en kali
binnensiands gedekt worden. De ,,Ersatz- und Neu-
stoffindustrie”, zooals hijv. voor synthetische benzine
en celstof zal t.z.t. een compensatie geven.
Geconcludeerd wordt de groote heteekenis, welke
koloniën voor de oorlogsvoorbereiding hebben. Het
argument, dat koloniën kostbaar zijn en belangrijke
kapitalen ter investeering vereischen kan hier niets
aan af doen. Van ,,wehrwirtschaftlich” standpunt
zijn de kosten van geen beteekenis en gelden steeds de
belangen der nationale zekerheid. Het veel gebezigde
argument van de open deur vervalt, afgezien van de
deviezenmoeiljkheden, door de zekerheid dat die deur in geval van oorlog zeker gesloten zou worden.
Tenslotte de beteekenis van koloniën in oorlogstijd
zelf.
De beteekenis van afzetmarkt zal verminderen, als
investeeringsgehied mogelijk toenemen, omdat de oor-
log een sterkere uithuiting van de koloniale grond-
stofbronnen zal vereischen. Ook het voorhanden zijn
van een koloniaalleger is dan van belang. Zoowel om
in Europa te worden ingezet (Engeland en Frankrijk
in den wereldoorlog), als ook om koloniën te verdedi-
gen, resp. van den vijand buit te maken.
De doorslaggevende heteekenis ligt evenwel ook in
geval van oorlog in de leveranties van voor de oor-
logsvoering belangrijke grondstoffen aan het moeder-
land. Deze beteekenis hangt geheel af van de zeker-
stelling van de
verbindingen met het moederland.
Zijn deze niet te handhaven, dan gaat in oorlogstijd
de heele beteekenis van koloniën verloren. Dit zeker-
stellen kan door de volgende middelen. De
buiten-
landsche politiek
moet een bondgenootschap – of
neutraliteitspolitiek voeren, waardoor een versper-
ring van den weg kan worden voorkomen.
Militair is
een sterke oorlogsmarine noodzakelijk,
alsmede een luchtmacht.
Verkeerspolitiek
moet de
bouw van een eigen, groote handelsvloot voor vol-
doende transportmiddelen zorgen. Uit dit gezichts-
punt bezien kunnen wij de verschillende landen in de
volgende rangorde classificeeren. Het meest zeker zijn
de Vereenigde Staten van de verzorging van hun ko-
loniale grondstoffen voor de oorlogsvoering in oor-
logstijd. Ongeveer even gunstig is het met Rusland
gesteld, eveneens door zijn groote continent. Ook
Frankrijk is, wat betreft zijn Afrikaansche koloniën
vrij veilig, daar de weg daarheen nauwelijks ver-
sperd kan worden. T.o.v. zijn Aziatische koloniën is
dit veel minder gunstig. Engeland is zonder twijfel
het meest trefbaar, hetgeen door het Italiaansch-Abes-
sijnsch conflict duidelijk is gebleken, Italië is omge-
keerd op zijn minst van de welwillende neutraliteit
van Engeland afhankelijk (Suezkanaal; Straat van
Gibraltar). S.
ONTVANGEN BOEKEN.
Zihn. Wandlungen in der Erzeugung und Verwen-dung des Zinns nach dem Weltkrieg
door Dr.
Josef Wolinik. (Leipnig 1936; Bibliographisches
Institut A.G. Prijs R.M. 10, 223 hlz.).
Als zuiver descriptief werk mag deze studie zeker ge-
slaagd heeten. Tot nog toe was degene, die als outsider
inzage in de vraagstukken van inconsumptie -productie
AANVOER VAN GRANEN.
(In
tons van 1000 kg.)
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
31
1
0 Oct.
Sedert
Overeenk.
3110 Oct.
Sedert
Overeenk.
1936 1935 1936
1Jan. 1936
tijdvak 1935
1936
1Jan. 1936
tijdvak 1935
11.045
760.678 738.482
350
8.661
14.876
769.339 753.358
Tarwe
………………
3.860
200.816
178.911
–
1.976
701
202.792
179.612
Rogge
………………
100
19.938
15.759
–
350
–
20.288
15.759
Boekweit ……………….
Ma!8 ……………….
22. 532
585.444 621.454
300
117.276
94.726
702.720 716.180
Gerst
……………..
5563
237.880
241.175
498
14.793
23.763
252.673
264.938
74.540 117.551
–
1.175 1.660
75.715 119.211
..500
197.089 146.075
–
145.016
282.415
342.105
428.490
Haver
……………..495
Lijnzaad
……………1.
Lijukoek …………..
39.657
37.667
–
375
–
40.032
37.667
1
..800
28.724
15.153
–
7.296
4.549
‘
36.020
19.702
Tarwemeel
………….737
Andere meelsoorten
•
..
1.063
26.810 24.789
–
1.101
2.572 27.911 27.361
750
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14
October
1936
en hande1 wilde verkrijgen aangewezen op veel verspreide
tijdschriftartikelen en deelen van ‘boeken. De vraagstuk-
ken van verbruik, productie, markt en restrictie zijn in
extenso beschreven. De voornaamste consuniptielanden
worden ‘afzonderlijk behandeld: de Vereenigde Staten, En-
geland en Duitschiand. Hierna wijdt sohrijver drie blad-
zijden aan ‘de belangrijke kwesties van de samenstelling
der vraag, het principe van de substi.tutie, de e’lastioi-
teit van de vraag en de oonjunctuurgevoeligheid, die ver-
sohiflend is voor het verbruik in de zeer reagibele auto-
mobiel- en productiegoederenindustrie alsmede de bouwbe-
drjvigheid; daarentegen veel minder in de consumptie-
goedereirindustrie (conservenblikkeu, tubes, enz.). Deze zeer interessante vraagstukken zijn slechts uiterst opper-
vlakkig behandeld en zouden eerst grondig kwantitatief
onderzocht moeten worden, alvorens tot eenige algemeene
conclusies te komen.
• Van de productiegebieden wordt een uitvoerige besdhrij-
ving gegeven, evenals van de smelterjen. Na behandeling
van de belangrijke tinbeurzen volgt een zeer beknopte theoretische uiteenzetting over de prijsreagibiliteit van
vraag en aanbod, waarvoor weer hetzelfde geldt als voor
elasbiciteit, •substitutie enz.: ook h’ier zijn slechts eenige
suggesties gegeven; alleen nauwkeurige berekeningen
kunnen verdere opheldering geven.
De Gemeente finanoiën
door J. H. Leppink, contro-
leur der gemeentefinanciën te Nijmegen, met me-
dewerking van J. A. Leppink, referendaris ter
secretarie te Nijmegen. Deel
Iii, tweededruk.
(Alphen a.d. Rijn
1936; N.
Samsom
N.V.
Prijs
geb.
fl.75).
Dit boek moet niet zoozeer beschouwd worden als een
volledige handleiding voor den ei-varen man van de prak-
tijk, doch als een ‘zoo volledig mogelijke inleiding tt de
bestudeering van hot gebied, waarop het zich beweegt.
Het is in hoofdzaak bestemd voor s’tudeerenden en voor
anderen, die zich iii vraagstukken van gemeenteljk-comp-
tabelen aard willen inwerken. De talrijke verwijzingen
naar de vakliteratuur zullen verdergaande studie verge-
gemakkelijken.
Het werk is verschenen in als ,,Haud- en Leesiboek der Bestuurswetensohappen” Deel III Serie-uitgaaf onder lei-
ding van Prof. Dr. G. A. van Poelje.
De steunve#leening aan werklooze arbeiders
door
G.
W. F.
van Hoeven, Referendaris bij het Departe-
ment van Sociale Zaken, Hoofdinspecteur van dc
Steunverleening en Mr. J.
Ii.
J. Schouten,
Hoofdcommies bij het Departement van Sociale
Zaken. Derde druk. (Alphen a.d.
Rijn
1936; N.
Samsom
N.V.
Prijs
f 3.90).
Dit ‘boekwerk bleek inderdaad een leidraad voor hen,
die meV de uitvoering der steunregeling zijn belast, en
eveneens van nut voor ‘hen, die nich in verband met hun
studie voor sociale maatregelen in’tere.sseeren. Daar in den
laatsten ‘tijd in verscheidene gemeenten, waarin voorheen
de steunregeling niet gold, omdat alle hulpbehoevende
arbeiders bij de werkverschaffing waren geplaatst, thans
de steunregeling wel wordt toegepast, moesten velen, daar
het boek was uitverkocht, worden teleurgesteld. Vandaar
binnen betrekkelijk korten ‘tijd een derde druk, aange-
vuld en bijgewerkt.
Chinas Kampf ge gen den Komnzunismus.
Uitgegeven
door T’ang Leang-Li (Sjanghai
1935;
Verlag
China United Press).
Dit werk, verschenen als eerste deel van een serie pu-
blicaties, ,,O,hina von Haute” genaamd, welke wordt uit-
gegeven door T’ang Leang-Li, verschijnt ook in het Engelsoh
en het Fransoh. In het voorwoord trekt de uitgever van leer tegen eenige, in de Vereenigde Staten verschenen,
publicaties over Ohina, welke een propaganda voor het communisme in China bedoelen. Tegen de in deze ver-
ken verkondigde stelling, dat het communisme in China
terrein wint, stelt T’ang Leang-Li, dat deze actie door de
doelbewuste politiek van de Nationale Regeering van dag
tot dag •z’wa,kker wordt.
Uitvoerig wordt het begin van de communistische be-
weging (1919-1925) beschreven, de politiek van de Kwo-
mintang, de gevolgen voor het land, de politieke en sociale
achtergrond van het communistische gevaar in China en
de groote en zware taak van de Nationale Chineesehe
Regeering. ))e nog dagelijks uit China komende berich-
ten geven dit werk een bijzondere actualiteit.
Die Mollusken des Pliozans von Boemiajoe (Java)
door C. II. Oostingh. Dienst van den Mijnbouw
in Nederlan’dseh-Indië. Wetenschappelijke snede-
deelingen
No. 26.
(Ban’doeng
1935;
Verkrijgbaar
‘bij firma’s G. Kolff
& Co.
te Batavia, Martinus
Nijiioff, Den Haag en ‘bij ‘het Hoofd van 1e Af-
deeling Geologie bij den Dienst van den Mijn-
bouw te Bandoen’g. Prijs
f
2.50).
El porvenir clel cambio de la peseta
door Josb A.
Van’d’ellbs. (Barcelona
1936.
Uitgave van het
,,Inst.ituto ‘de Investigaciones Econômieas”.
Laatstbekende noteerin’gen te Amsterdam en Rotterdam op
12 October 1936 voor
teiegrafisohe
uitbetaling op:
Gulden per
Pari
Koers
Bank-
disconto
Europa.
0
10
Londen *)
£
–
9.224
2
100 Mark
59.26
8
75.70
4
100 Franc
–
8.78
24
Brussel
*)
100
Belga
24.906
31.63
2
100 Franc
6.22
6
7.91
Zürich *)
100
,,
–
43.35
2
100 Kronen
–
6.70
3
Weenen *)
100 Schilling
35.01
34.90
34
100 Pengö
43.51
37.65
4
100 Lei
1.48
8
1.524
44
………..
100 Leva
1.79
7
2.374
6
Belgrado ……….
100 Dinar
–
4.40
5
Turksch
£
–
1.50
100 Drachme
–
1.70
7
100 Lira
–
9.924
44
Berlijn
)…………
Parijs *) ………….
…………
100 Peseta
48.-
–
5
Luxemburg
………
………
Lissabon ……….
–
–
44
Praag …………..
Milaan
…………
Kopenhagen
)
….
100 Kronen
41.20
34
Boedapest
……….
Boekarest
……….
Oslo *) 100
,,
–
46.374
34
Sofia
…………..
Stockholm *)
,,
.-
47.60
24
Istanbul ………..
Reickjavick
……
100
sl.Kr.
IJ
..
–
41.65
Athene
…………
Warschau
………
100 Zloty
27.90
9
35.50
5
Madrid
5)
……….
Kovno (Litauen)
E
.scudo
100 Lita
24.88
31.75
6
..
.
Riga (Letland)
100 Lat
48.-
37.-.
54_6
Tallinn (Estland) ,,
.100
100 Estl. Kr.
..
–
51.-
44
100 Finnmrk.
–
4.064
4
Tjerwonets
–
26.50
Helsingfors
…….
Moskou
………..
(100 Roebel)
Danzig
………..
100 Gulden
27.90e
35.50
5
Amerika.
New-York
)
$
146
9
1.884
14
Canad.
$
–
1.88k
24
Mexico
…………
Mex. Dollar
–
52.30
Buenos Aires ……
P
.eso (papier)
–
0.524
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
–
0.184
Rio de Janeiro..,
Milreis (pap.)
–
0.114
34
(papier)
0.15
0.07
Bogota (Columbia)
8)
Peso
–
1.07
Quito (Ecuador)
•
Sucre
–
0.18
Valparaiso ………Peso
–
0.464
Montreal
……….
Lima (Peru) …….Sol
Montevideo (Urug.)
Peso
–
–
Caracas (Venezuela)
Bolivar
–
0.48
Gulden
–
1.004
San
J08é (0. Rica)
Colon
–
–
G-uatemala ……..
Quetzal
–
1.864
Willemstad (Cura.)
Gulden
–
1.014
Managua (Nicar.)
8)
Cordoba
..
–
–
San Salvador
8)
Colon
–
0.75
Azië.
Paramaribo
……..
–
0.70
3
I.G.
–
1.004
4
Yen
–
0.54
3.284
Dollar
–
574 Kobe
………….
Eongkong ………
Dollar
–
55
Shanghai
………
Straits Dol!.
1.41
1.084
Calcutta ………..Rupee
Batavia ………..Gulden
Singapore
………
Phil. Peso
–
94.50
reheran ‘)(Perzië)
Pahlavi
–
1.144
Baht
–
0.854
tani1la
………..
Afrika.
Bangkok ………..
Eaapstad
£
–
9.22
34
Alexandrië ……..
Egypt.
£
–
9.46
Auatraiië.
delbourne, Sidney
.
en Brisbane
£
–
7.38
24
4ieuw Zeeland
£
–
7.44
‘)0ff. 0.36 vrije markt 0.09.
4)
Munteenheld = Rial (= een Kran.)
5)
Nom.
8)
Goudpeso. ) Milrels Goud.
*) Not, te A’dam. 0v. not, part. opg.
14 October
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
751
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
(Disc.Wissels. 3
7 Juli ’36
Lissabon …. 4
5Mei’36
230 Juni’32
’36
7
Juli
1Vrsch.inR.C.3
g
dB
e
l.Bi
nn
.Eff.3
Londen ……
7
Juli
’36
Madrid ……5
9Juli’35
Athene ……….
7
14Oct.
1
33
N.-YorkF.R.B.
41
Feb.’34
Batavia……….
4
1 Juli’35
Oslo
……..
322 Mei’33
Belgrado
……..
5
1Febr.’35
Parijs
…… 2.8
Oct.’36
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1 Jan.’36
Boekarest ……..
4
15Dec.’34
Pretoria
….
315Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome ……..4
18Mei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
.. 21
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
5
21 Oct.’35
Weenen ……
31OJuli’35
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Warschau…. 5
26Oct.’33
Kopenhagen
3
22Aug.’35
Zwits. Nat. Bk. 2
8Sept.’36
OPEN MARKT.
1936 1935
1934
1914
10
5110
28Sept.11
21/26
7112
8/13
201
24
Oct.
Oct. 3 Oct.
Sept.
Oct.
Oct.
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
2
3
18
21/
4
3/
9
1’/,-2
1816-3/9
511
4
51
9
1
12
3
1
Is-116
Prolong.
3
23(-3’/
1
3
(423j4
lI4-2
6
1
2
1
4-
3
J4
Londen
Dagd.
. .
‘(,-1
‘J,-1
‘/,-t
‘J,-1
‘/,-1
‘j,-1
1314-2
Partic. disc.
!16
17
132
-9
116
17132-15132
I713_91
16
5J5_11j16
/16718
411414
Berlyn
Daggeld…
251-3
25j-3
351
2
1
4-
34
3
112
45514
–
Maande1d
2314-3
2314-3
2
3
14-3
2’j-3
31!,
411
–
Part, disc.
3 3
3
3
3-
1
19
371
2’/a-
1
I
Warenw.
. .
4-11
4_I1
4
4_11
4
4_11
4_11
4_11
–
t’Jew York
Dage1d
L)
1
t
1 1
‘/
1
13j4-2
1
19
Partic.d’isc.
2
3
18
211
431
9
1
114
1
14
5116
31
–
t)
Koere van 9 Oct. en daaraan voo afgaande weken
t/m.
Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Da a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York)
)
t)
t)
t)
1)
6 Oct.
1936
1.88% 9.24
75.75
8.80
31.75 100%
7
,,
1936
1.88%
9.20%
75.75
8.78% 31.60
100%
8
,,
1936
1.87%
9.19%
75.50
8.77
31.62
100%
0
1936
1.88% 9.25
75.75
8.79
31.72
100%
10
1936
1.88
9.19
75.50
8.77
31.60 100%
12
1936
1.88%
9.22%
75.70
8.78
31.63
100K6
Laagste d.w1)
1.86%
9.15
75.-
8.72%
31.50 100%
Eloogste d.wl)
1.90% 9.34 76.50
8.90
32.-
100%
v1untpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
sd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid
6 Oct.
1936
43.40
–
–
–
–
–
7
,,
1936
43.45
–
–
–
–
–
8
1936
43.30
–
–
–
–
–
9
,,
1936
43.45
–
–
–
–
–
10
,,
1936
43.25
–
–
– –
–
12
,,
1936
43.35
–
6.75
–
–
–
Laagste d.w
1
)
43.-
–
7.-
1.40
10.-
–
Hoogste d.w’)
43.75
35.-
7.25
1.45
10.50
–
Muntpariteit
1
48.003
1
35.007
7.3711.488
13.094 48.52
D ata
Stock-
Kopen-
S 0
)
Hei-
Buenos-
Mon-
holm
t)
hagen)
fSfl52Ç)
Aires’)
1
freal’)
6 Oct.
1936
47.65
41.25 46.50 4.10
53
1.88%
7
,,
1936
47.50 41.10
46.30
4.05
52%
1.88%
8
1936
47.50
41.10 46.30
4.05
53% 1.88%
9
1936
47.65
41.30
46.45
4.05
53
1.88%
10
,,
1936
47.40 41.05 46.20
4.05
53
1.87%
12
1936
47.60
41.20
46.371
4.07
52%
1.87%
Laagste d.wl)
47.-
40.65 45.80
4.-
52
1.868/
4
Hoogste d.w’)
47.90
41.45 46.75
4.15
54
1.90%
Muntpariteit
166.671,
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
t)
Noteering te Amsterdam.
tt)
Not, te Rotterdam. ‘)Part. opgave.
In ‘t lste of Zde No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
1)a a
Londen
Parijs
Berlijn
1
Amsterd
($ per £)
($ p. lOOfr.)
($ p. 100 Mk.) ($ p. 100
6 Oct.
1936
4,90.ç
6
4,67%
40,22
53,03
7
,,
1936
489K6
4,67
40,22 53,30
8
,,
1936
4,89
2
‘/
4,67%
40,17%
53,28
0
,,
1936
4,90
17
/
32
4,8619.4
40,-
53,40
10
1936
4,90%
4,66’%
40.23
53,44
12,,
1936
–
–
–
–
14 Oct.
1935
4,90%
6,59
40,24
67,78
Muntpariteit..
1
4,86
3.90%
23.81%
4094
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
1
eenheden
25Sept.
1
1936
3Oct.
1936
5/10
Oct.’36
LaagstelHoogste
10Oct.
1936
Alexandrië..
Piast.
p. £
97% 97%
97%
97%
97%
Athene
….
Dr.
p.0
531
547%
540 560
550
Bangkok.
…
Sh.
p.
tical
1110
8
-0
1I10T5T
‘/’°’
‘/’°T
1/10k
Budapest’)..
Pen.
p. £
27
26%
25%
27%
26%
BuenosAires’
p.pesop.g
17.771 17.621
17.50
17.70
17.55
Calcutta
. . ..
Sh.
p.
rup.
1/6% 1/6%
.
1163182
116
5
1
116%
Constantin.. Piast.p..0
634
620 612
620 612
Hongkong
..
Sh.
p. $
1
1
1
2%
1/2%
1/2%
11394
112191
2
Sh.
p.
yen
112
1
1
112
l/l
31
/,
11234
112
1
1
22
Lissabon….
Escu.p.c
11094
110k
110
110%
11094
Mexico
….
$
per £
18.40 18.10
17.60
17.80
17.70
Montevideo
5
)
d.per.0
25%
26%
25%
26%
26
Montreal
..
$
per
£
5.03%
4.92%
4.88%
4.93
4.90%
Kobe
…….
Riod.Janeiro
d. per Mii.
2
51
1
2
27
1
52
213
16
229132
2%
Shanghai
..
Sh.
p. $
64
112
9
1
1/2%
1/2% 1/2%
112%
Singapore
..
id.
p. $
214
8
1
2/4
8
1
2/434
214%
214
8
1
82
Valparaiso
5).
$
per
£
131%
131%
131% 131% 131%
War8chau
..
Zl. p. £
26%
2634
25%
27%
26
1)
Offic. not. 25 Sept. 16
7
/8;
29 Sept. 16118; 7 Oct. 16112.
2)
Otfic. not.
IS
laten,
gein, not., welke imp. hebben
te betalen 2 Sept. 17.00.
3)
Offic. not. 25 Sept. 38
5
/8;
6
Oct. 391j. 4) Id.
II
Mrt. 1935 41/
4
,
5)
90 dg. Vanaf
28 Aug. laatste .export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
2)
Londen’)
N.York’)
Londen
6 Oct.
1936.. 20%
44%
6 Oct.
1936….
14117
7
,,
1936.. 20%
44%
7
,,
1936….
1421_
8
,,
1936..
20%
44%
8
,,
1936….
14213
9
,,
1936..
20 44%
9
,,
1936….
141110
10
,,
1936.. 20%
–
10
,,
1936….
1411101
12
1936..
20
–
12
,,
1936….
141111
14 Oct.
1935.. 29%
65%
14 Oct.
1935….
141191
27 Juli
1914.. 24%
1
59
27 Juli
1914….
84110%
‘)in pence
p.
oz.stand. 2) Foreign silver
in
$c. p. os.
line.
3)
in sh.
p.oz.
line
STAND VAN
‘
t RIJKS KAS.
V
oraeringen.
1
.su.ept.
iuio
i
i uce. io
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne-
f
37.156.502,70
f
35.452.799,12
derlandsche Bank
……………….
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
2.087.281,69
1.531.529,29
Voorschotten
op
ultimo Augustus 1936
a(d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gein.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas-
tingen en
op
de vermogensbelasting
,,
3.548.276,89
,,
3.548.276,89
,,
85.157.550,92 •
97.348.421,91
Idem aan Suriname ………………
12.740.487,39
,,
12.740.844,12
Kasvord.weg. credietverst. alh. buitenl.
,,
117.065.626,95
,,
116.899.780,41
Voorschotten aan Ned.-Indië
……….
Daggeldleeningen tegen onderpand..
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen
….
11.200.000,-
33.133.646,16
,,
19.000.000,-
.
38.186.114,07
Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)….
,,
1.857.792,49
,
1.734.614,49
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…
,,
28.863.589,13
,28.820.000,-
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten in omloop ………
f440.310.000,-
f448.902.000,-
,,
85.740.000,-
,,
77.050.000,-
.
1.163.844,50
,,
1.162.960,-
Schuld
op
ultimo Augustus 1936 aan de
gem. weg. a.h.uittekeeren hoofds.d.
pers. bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die
.
Schatkistpromessen in omloop
…….
bel, en
op
de vermogensbelasting
Zilverbons in omloop
……………..
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,
908.338,28
,
421.453,75
,,
957.042,08
,,
2.726.632,12
83.038.688,23
Schuld aan Curaçao’)
……………..
T. 1)
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
…
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
58.956.271,40
,
,,
1.500.000,-
Id. aan diverse instellingen’)
………..
..1.500.000,-
10
..6.081.521,92
,
107.865.147,52
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
3Oct. 1936
1
10Oct. 1936
f
604.000,-
–
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
,,
462.000,-
f
230.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijksinstell.
•
96.671.000,-
,
97.835.000,-
Saldo Javasche Bank
…………..
Schatkistpromessen in omloop …….
4.250.000,-
4.250.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
………
2.000.000,-
,,
2.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
,,
1.414.000,-
1.414.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank ,
802.000,-
..
..
820.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen ,
790.000,-
,,
790.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
…
–
21.000,-
1)
Betaaimiddelen in
‘s
Lands Kas
op
19 Sept. 1936
/
49.781.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten
in
duizenden guldens.
Data
Metaal
Czrcu-
atie
Andere
opeischb.
schulden
.
Discont.
Div. reke-
ningen’)
5 Sept.
1936..
720 1.168 517 637
1.430
29 Aug.
1936..
720 1.183 454
641
1.445
22
1936..
731
992 474
637 1.434
15
1936..
732
1.088
500
632 1.435
8
1936..
732
1.179 530
631
1.450
1 Juli
1914..
845
1.100
580 735
396
‘) Sluitp. der activa.
752
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 October
,
1936
STATISTISCH OVERZICI
GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE
Manitoba
00E
74
°
g l3ahia
MAIS
OERST
kg
LI NZAAD
DRUIVEN
TOMATEN
BLOEM-
RUND-
VAKENS-
loco
La Plata La Plata
La Plata
Black
A
1
rt
e
S 0
VLEESCH
VLEESCH
Rotterdam
/
Amsterdam
Blanca loco
R’dam/A’dam
loco
R’dam/A’dam
loco
R’damlA’dam Alicante
per kg
per 100 kg
P. 100 St.
(versch)
per 100kg (versch)
per 100 kg
per lOO kg.
per lOO kg.
per 2000 kg.
per 2000kg.
per 1960 kg.
Westland
Westland Rotterdam
Rotterdam
5)
t
°!o
f
%
t
°Io
f
0
1
/
010
t
°lo
t
°Io
t
°le
f
0
1
f
0/
1925
17.20
100,0
13,075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
–
–
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50 77,9
– –
1927
14,75
85,8
12,47
5
95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50
78,4
–
–
1928
13,470
78,3
13,15
100,6
226,00
97,7 228,50
96,8
363,00 78,5
080
100,0
20,-
100,0 14,80 100,0
93,-
100,-
77,50
IOC
1929
12,25
71,2
10,875
83,2 204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
0,64
80,0
16,-
80,0
17,23
116,4
96,40
103,7
93,12
5
120
1930
9,67
5
56,3 6,225 47,6
136,75
59,1
II 1,75 47,4
356,00
77,0
0,62
77,5
20,-
100,0
14,22
96,1
108,-
116,1
72,90
94
1931
5,55
32,3
4,55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
0,49
61,3
14,50
72,5 7,54
50,9
88,-
94,6
48,-
61
1932
5,225
30,4
4,62
5
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
0,41
51,3
11,50
57,5 9,92 67,0
61,-
65,6
37,50
48
1933
5,02
5
29,2
3,55
27,2
68,50
29,6
70,00
29,7
148,00
32,0
0,31
38,8
8,21 41,1
6,69 45,2
52,-
55,9
49,50
63
1934
3,67
5
21,4
3,325
25,4
70,75 30,6
75,75
32,1
142,50
30,8 0.27
33.8
553
27,7
8,26 55,8
61,50
66,1
46,65
60
1935
4,125
24,0
3,07
5
23,5
61,25
26,5
68,00
28,8
131,75
28,5 0,29
.36,3
6,64 33,2
8,85
59,8
48,12
5
51,7
51,625
6€
Jan.
1935
3,30
19,2
3,525
27,0
74,25
32,1
89,25
37,8
137,25
29,7
53,625
57,7
45,62
5
56
Febr.
,,
Maart
3,20 3,20
18,6 18,6
3,375
3,07
5
25,8
23,5
68,00 67,75
29,4
29,3
71,25
64,00
30.2
27,1
124,25 120,50
26.9
26,1
———————-
51,90 55,8
47,55
61
April
4,07
5
23,7
2,95 22,6 70,75
30,6
66,75
28,0
125,00
27,0
———————–
———————-
51,40
51,925
55,3 55,8 51,20
50,25
6€ 64
Mei
•
4,05
23,5
2,90
22,2
59,90
25,9
67,25
28,5
125,50
27,1
50,80
54,6 48,50
62
Juni
4,02
23,4
2,90 22,2 57,50 24,8
75,00
31,8
124,25
26,9
48,-
51,6
46,12
5
59
Juli
Aug.
3,92 4,25
22,8
24,7
2,55
2,625
19,5
20,1
54,50 55,25
23,5 23,9
66,75
64,50
28,3
27,3
124,50 132,25
26,9 28,6 0,42 52,5
10,19
7,29
50,9
36,5
48,-
44,80
51.6
48,2
47,375
52,55
61 67
Sept.
4,75
27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50
30,2 0,27
33,8
4,45
—-
—
–
—
–
—
—
–
22,3
6,61)
44,6
43,375
46,6
56,625
73
Oct. Nov.
4,95 28,8
3,35
25,6
57,75
24,9
64,75
27,4
142,75
30,9 0,19
23,8
4,61
—-
—
–
–
—
—
—
–
23,1
10,94
73,9
46,07
5
49,5 64,625
82
Dec.
4,65 5,15 27,0 29,9 3,20
3,40
24,5 26,0
55,00
56,75
23,8
24,5
59,75 60,75
25,3
25,7 137,75
29,8
—-
—
–
—
–
—
—
—
9,02 60,9
42,75 46,0
56,85
73
146,50
31,7
—————-
44,75
48,1
52,25
67
Jan.
1936
5,45
31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50 27,0
153,50
33,1
—–
–
–
—
–
–
—
–
–
–
—
—–
–
–
–
—
–
–
–
–
—
44
,
–
47,3 50,87
5
65
Febr.
,,
Maart
•
5,225 5,225
30,4 30,4 3,40 3,50
26,0
26,8 55,25
59,50
23,9
25,7
64,50
69,75
27,3 29,6
152,50 150,00
33,0 32,4
–
–
.
—-
–
–
—
–
—
—
—
–
43,775
45,75
47,1
49,2
48,25
46,57 5
62 60
April
Mei
•
5,175
5,125
30,1
29,8
3,45
3,17
5
26,4
26,6 64,00
63,75
27,6
.27,5
70,00 72,25
29,7
30,6
147,25 147,75
31,8
31,9
—-
–
–
—
–
—
—
–
–
48,50
52,1
45,375
58
Juni
,,
5,05
29,4 3,45
26,4
66,00
28,5
71,50 30,3
154,00
33,3
————–
51,60
54,15
55,5
58,2
44,30 46,25
57 59
Juli
,,
Aug.
5,62
5
6,35
32,7
3,65
27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
–
–
7,47
37,4
– –
57,35
61,7 47,75
61
,,
Sept.
,,
6,50
36,9 ‘37,8
4,025
4,40
30,8
33,7
84,00 85,00
36,3
36,7
88,00 88,00 37,3
37,3
170,00
166,75
36,8
36,1
0,48 0,25
60,0
31,3
4,23
3,45
——
–
—
—
—-
–
–
——–
—
—–
–
——–
—
—–
–
21,2
17,3
–
5,81
–
39,3
60,40 61,05
64,9 50,20
64
5 Oct.
,,
8,75
50,9
5,85 44,7
98,50
42,5
113,50
48,1
203,50
44,0
0,25
31,3
9,75
48,8
9,68
65,4 ’62,_6)
65,6
66,7
51,875
54,_6)
66 69
2
,,
8,90
51,7
6,40
48,9 98,50
42,5
122,50
51,9 201,00
43,5
62,-7)
66,7
54,50
7
)
70
‘) lvlen zie voor ne toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
5)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 1931
tot 16Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei 1
Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ’33 62163 kg Z-Russ. Van 24 Juli ’33-7 Oct. ’35 64165kg La Plata. Van 7 Oct. ’35-18 Mei ’36 62163
Vervolg STATISTISCH OVERZICI
MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalsche/
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL WOL
Hollandsche
Mid. Contin.
‘Crucle
Gulf exp.
_____________ __________ ___________
gekamde
Australische,
gekamde
Australische,
KOE-
HUIDEN
KALK-
SALPETEI
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
33 t/m. 33.9°
Bé s
g
641660
cts. per
Middling locoprijzen
F.0. F.
Sakella-
(2. F. No. 1
Merino, 645 Av.
CrossbtedColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 kg
R’dam/A’dam
1000 kg.
per
per brr’el
U.S. gallon
New-York
rides
Oomra
Liverpool
loco Bradford
per Ib.
505 Av. loco
57-61 pnd.
netto per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.
1925
t
10.80
s/
s
100,0
TTi
4,16
5
010 100,0
cts.•
36,85
0
10
100,0
cts.S
57,7
–
01
0
100,0
ets. 0
147,5
°/o
100,0
ets. 0
47,1
01
0
100,0
ets. 0
277,2
1
10
100,0
cts.
148,7
100,0
–
34,70
100,0
12,-
-010
100,
1926 17,90 165,7
4,68
5
112,5
33,85
91,9
43,5
75,5
81,8
55,5
31,8
674
238,1
85,9
124,7
83,9
28,46
82,0
11,61
96,
1927
11,25 104,2
3,225
77,4
36,85
100,0
43,4
75,3
84,6 57,3
36,6
778
244,4
88,2
133,6
89,8
40,43
116,5 11,48
95,
1928
10,10
93,5 2,975
71,4
24,75
67,2
49,6
86,0
96,8
65,6
37,9
80,4
259,6 93,6
153,7 103,4
47,58
137,1
11,48
95,
1929 11,40
105,6
3,05 73,2
24,80
67,3
47,5 82,4
859
58,2
33,2
70,5
1966
70,9
127,3
85,6
32,25 92,9
10,60
88,
1930
11,35
105,1
2,78 66,7
21,75
59,0
33,6
58,3 60,5
41,0
19,8
41,9
134,8
48,6
81,9
55,1
25,36
73,1
9,84
82,
1931
10,05
93,1 1,44
34,5
12,50
33,9 21,3 37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5
40,7
18,65
53,7
8,61
71, 1932
8,00
74,1 2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7
26,3
17,8 15,7
33,3
80,6.
29,1
42,8 28,8
11,15
32,1
6,15
51, 1933
7,00
64,8
1,115
26,8
8,95 24,3
16,7
29,0 25,9
17,5
14,0
29,7
97,0 35,0
47,9 32,2
13,26
38,2 6,18
51,
1934
6,20 57,4
1,56
37,5
7,14
19,4
18,2
31.6
26.8
18,2
13,5
28,7
97,0
35,0
51,7
34,7
12,07
34,8
6,11
50,
1935
6,05
56,0
1,55
37,2
7,49
20,3
17,5
30,3
26,0
17,6 14,9
31,7
84,4
30,5
42,8
28,8
12,54
36,1
5,89
49,
kan.
1935
6,05
56,0
1,55
37,2
7,38 20,0
18,7
32,5
27,1
18,4
15,1
32,0
74,3
26,8
41,6
28,0
10,75
310
6,15
51,
ebr.
6,05
56,0
1,55
37,2
6,82
18,5 18,6
32,3
26,4
17,9
15,1
32,1
70,6
25,5
39,1
26,3
10.50
303
6,20
51,
Maart
5,90
54,6
1,54
36,9
6,80
18,4
16,9
29,2
24,4
16,6
14,1
29,8
69,3
25,0 37,8
25,4
10,25
29,5 6,25
52,
April
6,00
55,6
1,56
37,5 7,42
20,1
17,5
30,3
24,6
16,7
14,6
30,9
74,3
26,8
40,3
27,1
10,75
31,0 6,30
52,
Mei
•
6,05
56,0
1,54
36,9 7,38 20,0
18,1
31,4
25,0
16,9
15,5
32,8
80,6
29,1
42,8
28,8
11,75
33,9 6,30
52,
uni
6,05
56,0
1,54
36,9
7,81
21,2
17,4
30,1
24,3
16,5 15,0
31,9
84,4′
30,5
42,8
28,8
12,-
34,6 6,30
52,
juli
6,05
56,0
1,54
36,9 7,73 21,0
18,0
31,2
24,3
16,5 15,5
329
92,0 33,2
45,4
30,5
11,75
33,9
5,40 45,
Aug.
6,15
56,9
1,54
36,9 7,64
20,7
16,9
29,2
24,7
16,8
14,3
30,3 92,0 33,2
46,6
31,4
12,-
34,6
5,40 45,
Sept.
,,
6,10
56,5
1,55
37.2
7,07
19,2 15,9
27,5
24,9
16,9 13,3
28,1
92,0
33,2
44,1
29,7
14,50
41,8
5,50
Oct.
6,05
56,0
1,55
37,2
7,44 20,2
16,6
28,8
26,7
18,1
14,9
31,7
93,2
33,6
44,1
29,7
16,-
46,1
5,55
Nov.
»
6,05 56,0
1,54
36,9 7,86
21,3
17,5
30,3
29,7
20,2
15,9
33,8
94,5
34,1
45,4
30,5
16,-
46,1
5,60 46,
Dec.
»
6,05 56,0
1,54
36,9
8,41
22,8
17,5
30,3 29,8 20,2
15,9
33,7
93,2
33,6
44,1
29,7
14,25 41,1
5,70
47,
lan.
1936
6,15
56,9
1,525
36,6
8,41
22,8
17,5
‘
30,3 29,3
19,9 14,7
311
97,0
35,0
45,4
30,5
15,-
43,2 5,80
48,
ebr.
6,15
56,9
1,51
36,3 8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8 13,8
293
97,0
35,0
46,6
31,4
15,-
43,2 5,85
48,
Maart
6,15
56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9
47,9
32,2
14,25
411
5,90
49,
April
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51 23,1
17,1
29,7
27,6
18,7 13,8
29,2
99,5
35,9
47,9
32,2
14,-
403
5,95
Me
i i
6,25
57,9
1,525
36,6
8,51 23,1
17,1
29,7 27,3
18,5
13,5
28,6
100,8
36,4
47,9
32,2
13,75
39,6
6,-
uni
1
6,30
58,3
1,52
5
36,6
.
8,33
22,6
17,6
30,5
27,4
18,6 16,8
35,7
97,0
35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,
uh
•
6,25
57,9
1,525
36,6
8,06
21,9
19,3
33,5
31,4
21,3
18,1
38,5
97,0 35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,
Aug.
»
6,30
58,3
1,52s
36,6
7,94
21,5
17,9
31,0
33,3
.22,5
17,2
36,6
99,5
35,9′
46,6
31,4
13,50
38,9
5,25
43,:
Sept.,,
6,35
58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0
‘
31,2
32,3
21,9
17,8
37,8
99,5
35,9
49,1 33,1
14,50
41,8
5,35
44,
5 Oct.
,,
.
7,90
73,1 1,97
5
47,4
10,40
1
)
28,2
23,7
41,1
40,7
3
)
27,6
22,2
3
)
47,1
118,5
4
)
42,7
60,2
4)
40,5
5,40
45,’
2
»
,,
7,80 72,2
1,95
5
5)
46,9
10,34
2
)
28,1
23,0
2
)
39,9
.
5,40
45,’
3 Oct. ‘) 10
Oct.
3)7
Oct.
4
)1 Oct.
5)
Indexeijfers op goudbasis resp. 36,5
en
28,9.
6)
Op goudbasis 36,2 en 31,7.
14 October 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
753
AN GROOTHANDELSPRIJZEN
‘)
.ZUIVEL EN EIEREN
•
•
METALEN
BOTER
BOTER
KAAS
Eier
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
CId
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
per kg
Leeuwar-
Heffing
Crisis
AIkiiaar.
Fabrieks-
Gem.
Elermijn
not.
Standaard
Locoprijzen Locoprijzen
Londeti
Locoprijzen
Londen
Foundry No.3f.o.b.
IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
derCornm.
Noteering
Zuivel-
Centr.
kaas
Roermond
P. 100 st.
Londen
per Eng. ton
•
per En
ton
.
per Eng ton Middlesb
Eng. t. f.o.b.
Antwerpen
per
Eng. ton
per ounce
fine
Standard
Ounce
per Eng.ton
1
o!o
f
1
°Io
f
Oj
f
•
OJ
f s
oj
f
•
oj
f
•
.
oj
f
•
OJ
f
•
Oj
f
•
°Io
f
•
O(o
1925 2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0 44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0
162,00
100,0
1026 1,98
85,7
–
43,15
77,1
8,15 88,8
702,50
93,5
376,00
85,3
3519,50
111,1
52,25
118,5
41,50
102,5
413,00
94,3
51,75
100,0
144,50
89,3
1927 2,03
87,9
–
43,30
77,3
7,96
86,7
674,00
89,7
292,75
66,4
3511,50
110,8 44,25
100,0
39,00.
90,3
344,75
78,8
51,75
100,0
134,75
83,3
1928 2,11
91,3
–
48,05
85,8 7,99
87,0
772,00
102,8
254,75 57,8
2749,75
86,8 40,00
90,4
38,00
93,5
305,75 69,9
51,75
100,0
131,25
81,1
1929 2,05
88,7
–
45,40
81,1 8,11
88,3
916,00
121,9
281,25 63,8 2465,75
77,8 42,75
96,6
41,50
102,6
301,00
68,8
51,75
100,0
123,25
76,2
1930 1,66
71,9
–
38,45
68,7
6,72
73,2
661,25
88,0
218,75
49,6
1721,25
54,3 40,50
91,8
36,00
88,8
204,00
46,6
51,75
100,0
89,75
55,4
1931
1,34
58,0
–
31,30
56,9
5,35
58,3
438,75
58,4 145,75
33,1
1331,50
42,0 33,25
75,3
28,75
70,9
139,50
31,9
51,75
100,0
67,50
41,6
1932 0,94
40,7
–
22,70
40,5
4,14
45,1
276,50
36,8
104,00
23,6
1175,00
37, 1
25,50
57,5
22,50 55,2
118,50
27,1
51 75
100,0
65,00
40,1
1933 0,61
26,4
0,96
20,20
36,1
3,71
40,4
267,75
35,6
95,25 21,6
.1596,00
50,4 24,75
56,2
21,25
52,2
128,50
29,4
51,75
100,0
62,25
385
1934 0,45
19,5
1,-
18,70
33,4
3,45
37,6 226,50
30,2 82,00
18,6
1718,00
54,2 24,25
54,8
20,25
50,1
102,25
23,4
51,75
100,0
‘65,75
40,7
1935 0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
230,75
30,7
103,75
23,5
1631,50
51,5 24,00
54,1
20,25
50,2
102,75
23,5
51
.
,75
100,0
89,25
55,1
Jan.’35 0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
5
34,0
205,00
27,3 75,75
17,2
1676,50
529 24,00
54,1
20,75
51,5
88,75
20,4
51,75
100,0
74,25
45,9
Feb. ,, 0,52
22,5
0,95
14,375
25,7
3,20
34,9
196,00
26,1
75,00
17,0
1650,50
52,1 24,00
54,1
20,75
51,5 86,75
19,8
51,75
100,0
74,75
46,1
Mrt. ,,
0,37
16,0
1,02
13,30
23,8
2,74
29,8
198,50
26,4 77,25
17,5
1503,75
47,5 23,00
52,1
20,50
50,4
84,75
19,4
51,75
100,0
79,50
49,0
Apr.
0,37
16,0
1,08
11,50
20,5
2,31
5
25,2
222,75
29,6 88,00
20,0
1585,50
50,0 23,25
52,7
20,25 50,0
91,25
20,9
51,75
100,0
91,75
56,6
Mei
,,
0,34
14,7
1,10
11,85
21,2
2,38
26,0
242,00 32,2
100,75
22,9
1636,75
51,7 23,50
53,4
20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
100,75
62,3
Juni
0,41
17,7
1,-
11,95
21,3 2,416
,3
227,50 30,3
103,75
23,5
1649,00
52,0 24,00
54,1
20,25
50,0
103,50
23,6
51,75
100,0
99,00
61,1
Juli
0,44
19.0
1,-
12,37
5
22,1
2,54
27,7
223,75
29,8
104,75
23,7
1701,00
53,7 24,00
54,1
20,25 50,0
102,75
23,5
51,75
100,0
92,25
57,0
Aug.
0,46
19,9
1,07
15,10
27,0 3,316
36,1
239,00
31,8
115,50
26,2
1641,00
51,8 24,25
54,8
20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
90,00
55,6
Sept.,,
0,58
25,1
0,97
20,25
36,2
3,16 34,4
248,25
33,1
117,75
26,7
1636,25
51,6 24,00
54,1
20,25
50,0
1 13,75
26,0
51,75
100,0
88,50
54,7
Oct.
,,
0,65
28,1
0,89
19,87
5
35,5
3,95 43,0
255,25
34,1
135,00
30,6
1656,25
52,3 24,00
54,1
20,25
50,0
121,25
27,7
51,75
100,0
88,75
54,9
Nov. ,, 0,59
25,5
0,94
16,90
30,2
4,69
51,1
255,50
34,0
130,50
29,6
1641,75
51,8 24,50
55,5
20,25
50,0
118,50
27,1
51,75
100,0
88,50
54,7
Dec. ,,
0,57
24,7
0,95
15,80
28,2
4,60
50,1
255,50
34,0
121,25
27,5
1597,50
50,4 24,75
56,2
20,25
50,0
110,00
25,2
51,75
100,0
77,25
47,7
Jan.’36 0,57
24,7
0,95
16,80
30,0 4,04 44,0
252,00
33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0 24,75
56,2
20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
60,50
37,4
Feb.
.
0,61
26,4
0,925
17,375
31,0
3,375
36,8
256,25
.
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1 24,75
56,2
20,25
50,0
111,00
25,4
51,75
100,0
60,25
37,2
Mrt. ,,
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6
2,69
,3
261,75 34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7 24,75
56,2
20,25
50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr. ,,
0,44
19,0
1,026
l6,82
30,0
2,49
27,1
269,50 35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1 24,75
56,2
20,25 50,0
1 10,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7
Mei
0,4
7
20,3
0,99
.
18,75
33,5
2,52
27,5
270,25 36,0
1 14,75
26,0
1495,50
47,2 25,00
56,8
20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
62,25
38,5
Juni
0,57
24,7
0,89
20,20
36,1
2,69 29,3
268,50
35,8
110,50
25,1
1358,25
42,9 25,00
56,8
20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli
,,
0,60
26,0
0,81
6
19,35
34,6
2,91
31,7
275,25 36,6
117,75
26,7 1382,00
43,6 27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.
0,62
26,8
0,80
17,876
31,9 3,316
36,1
282,50 37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9 27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75 37,0
Sep.,,
0,59
25,1
0,79
16,25
29,0
3,63
39,5 289,75 38,6
134,50
,30,5
1459,00
46,0 27,25
61,6 20,25 50,0
104,25
23,8
51,75
100,0
60,75
37,5
5Oct.,, 0,66
8
)
28,6
0,75
17,75
6
)
31,7
4,50
49,0
371,50
49,5
170,75
38,7
1894,75
59,8 34,00
76,8
26,25
64,8
131,75
30,1
66,00
127,5
78,00
48,1
2
,
,
0,64
5
)
27,7
0,75
19,-
10
33,9
4,60
50,1
371,25
49,4
168,25
38,2
1854,25
58,5 33,75
76,3
26,00
64,2
129,75
29,6
65,50
126,6
77,00
47,5
Sept. 193279 K.G. La Plata;
van 26 Sept.
1932 tot
5 Febr.
1934
Manitoba No.
2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli1936
80kg. La Plata.
3)
Tot
Jan. 1928 Western;
vanaf Jan. 1928
2
Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan.
1928 Malting;
van Jan.
1928 tot 9
Febr. 1931
Anierican
No. 2, van
9 Febr.
1931 tot
23Mei1932 64165 K.G.
Zuid-Russische.
Russische.
5)
De jaren 1928
en 1929 Broek op Langendijk.
6)
2Oct.
7)
10 Oct.
8)1
Oct.
9
)8 Oct.
N
GROOTHANDELSPRIJZEN.
–
BOUWMATERIALEN
–
KOLONIALE PRODUCTEN
VURENHOUT
711
S T E E
N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER
SUIKER
THEE
INDEXCUFER
Kolo-
.
binnenmuur
buitenmuur
Zweden/
(1F. Accra
Ned.-lnd.
Standaard
a
Srced
Afl.N.-L theev.
e
T
dd
per
per
50 kg c.i.f.
per 100 kg
Ln
Rotterdam
1
L
ets
d
R’dam!A’dam
Java- en Suma-
Grond-
fl
a e
ai412 M3.
1000 stuks
1000 stuks
Nederland
Amsterdam
per ijs kg.
ocper
en
per 100 kg.
trathee p. ‘/
kg.
S 0
en
dc?en
1
°Io
f
0
1
/
0
10
f•
°Io
/
°lo
cts.
°jo
/ .
°Io
1
°io
cts.
0
10
1925
159,75
100,0 15,50 100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,87
5
100,0
61,375
100,0
1,80 100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926
153,50
96,1
15,75 101,6 19,50 102,6
29,65
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
1,21
67,4
17,50
93,3 94,25
111,5
96.0 102.6
1927
160,50 100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
41,14
160,0
32,626
90,9
46,875
76,4
0,93
51,6
19,125
102,0
82,75
97,9
81.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
34,64
134,9
31,87
5
88,9
49,625
80,9
0,54 30,2
15,85
84,5 75,25
89,1
84.6 97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
27,73
107,9
27,37
6
76,3
50,75
82,7 0,52
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9 85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12
82,2
22,626
63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0 64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
13,56
52,8
15,376
42,9
25
40,7
0,15
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8 46.6
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
36,2
24
39,1
0,09 4,9
6,32
5
33,7
28,25 33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
9,28 36,0
9,30 25,9
21,10
34,2
0,11
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2 34.7
1934
76,50
47,9 8,50 54,8
10,50
55,3
8,17
31,8 6,90
19,2
16,80
27,4 0,20
10,9
4,07
6
21,7
40
7,3
34.4
32.1
1935
59,50
37,2
7,25 46,8
8,75
46,1
8,12
31,6
9,15 25,6
14,10
23,0
0,18
10,0
3,85 20,5
34,50
40,8
33.6
29.0
p
n’35
66,00
41,3 7,25
46,8
8,50
44,7 8,52
33,1
8,776
24,5
16
26,1
0,20
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9
29.5
.
,,
66,00
41,3
6,75 43,5
8,25
43,4 8,57
33,3
9,376
26,1
15,62
5
25,5
0,19
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4
28.9
Mrt. ,,
59,00
36,9
7,-
45,2
8,25
43,4
8,02
31,2
9,576 23,9
14,625
23,8
0,16
9,1
3,55
18,9
29
34,3
30.9
27.4
Apr.
•
60,00
37,6
7,-
45,2
8,25 43,4 8,17
31,8 9,15
25,6
14,50
23,6 0,17 9,5
4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
28.5
Mei ,,
57,50
36,0
7,-
45,2
8,25
43,4
8,07
31,4 9,50 26,5
14,12
5
23,0
0,18
10,0
4,20
22,4
32,75 38,8
33.3
28.6
Juni
•
57,50
36,0 7,25 46,8
9,-
47,4 8,02
31,2
9,07
5
25,3
13,87
6
22,6
0,18
10,0
3,876
20,7
30,25
358
33.2
27.8
)uli
57,50
36,0 7,25
46,8
8,75
46,1
7,97
31,0
8,-
22,3
13,50
22,0
0,18
100
3,576
19,1
3075
364
33.4
27.1
Aug.,
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
7,92
30,8
$,Ø76
22,5
13,50
22,0 0,18
10,0
3,525
18,8
3250
385
33.7
27.4
Sept.,
57,75 36,2
7,-
45,2
47,4
8,12
31,6
8,476 23,6
13,50
22,0
017
95
3725
199
36
426
34.2
28.8
Oct.
•
56,50
35,4
7,25
46,8 9,25
48,7
8,12
31,6
9,975 27,8
13,50
22,0
019
10,5
4226
225
4625
54’7
35.5
31.9
Nov.,
57,75 36,2 7,25 46,8 8,75
46,1
8,02 31,2
10,32
6
28,8
13,50
22,0
019
105
410 219
3950
46’7
35.8
31.1
Dec.
58,00
36,3 7,50
48,4
9,50
50,0 8,17
31,8
10,45
29,1
13
21,2
0,20
10,9
4,20
22,4
39,50
467
35.4
30.4
Jan.’36
63,00
39,4 8,25 53,2
52,6
8,47
32,9
11,12
6
31,0
13
21,2
021
116
432
6
231
3950 467
35.5
809
Feb.
,
Mrt.
,
63,00 64,25
39,4
40,2
8,-
8,-
51,6 51,6 9,50
10,25
50,0
54,0 8,62
8,47
33,5 32,9
10,62
5
.9,776
29,6
27,2
13 13
21,2
212
0’22
023
12’3
126
4,125
3926
21,3
209
38’SO
45’5
44’l
35.6
306
Apr.
,
65,00
40,7
8,
–
51,6
10,25
54,0 8,67 33,7 9,725
27,1
13
21
2
0’23
12’6
3’975
21’2
3725
36’SO
43’2
35.8
35.6
299 298
Mei
,
65,00
40,7
8,
–
51,6
10,25
54,0 9,23 35,9
9,526
26,6
13
21,2
.
0’23
12’6
365
195
37′
43’8
35.2
299
Juni
,,
Juli
,
68,00
71,25 42,6 44,6 7,75
7,-
50,0 45,2
10,-
9,25
52,6
48,7
10,34 10,34
40,2
40,2 9,90
10,476
27,6
29,2
13
13,126
21,2 21,4
023
024
126 133
385
370
205
197
3650
36’25
43’2
42’9
35.3
310
Aug.,
73,25
45,9 6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,825
30,2
13
21,2
023
130
3,55
189
36’75
43’S
35.9
36.2
311
311
Sep.
,,
.iOct.,,
79,00
110,00
49,5 68,9
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
15,88
3
)
47,8
61,8
11,275
14,-
31,4 39,0
13 15
21,2
0,24
133
3,476
185
37’SO
444
37.2
32:6
106,00
66,4
.
13,625
38,0
14,50
24,4 23,6
0,3!
0,30
17,2 16,7
4,25
4,50
22,7
24,0
44754)
530
‘
41.15)
46.4
6)
37.3
5)
40.6
6)
De tegenn’aarde
in guldens,
van
de
£ en
$
not eeringen, berekend
tegen
den ivisselkoers
van
den dag.
754
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 October 1936
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 12 October 1936.
Activa.
Binnen!. Wis-rufdbk.
f
20.249.205,95
sels,Prom..
Bijbnk.
196.362,31
enz.indisc.Ag.sch.
,,
2.359.413,50
f
22.804.981,76
Papier o. h. Buiteni. in disconto
……
,,
–
Idem eigen portef.
f
2.207.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
–
2.207.000,-
Beleeningen lHfdbk.
210.371.723,661)
)
mcl. vrsch.Bbflk ;,
11.613.580,45
2fl
r
ek.c
rt
.fAgsch. ,,
34.097.101,14
op onderp.J
f
256.082.405,25
Op Effecten
……f
251.021.242,89
1
)
Op Goederen en Spec. ,,
5.061.162,36
256.082.405,251)
Voorschotten a. h. Rijk
…………..
,,
-_
tEunt, Goud
……
r
124.106.010,- Muntmat., Goud
..
,, 445.788.032,87′)
f
569.894.042,87
Munt, Zilver, enz.
,,
19.784.260,48
Muntmat., Zilver
–
589.678.303,358)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
…….. .
……………
..
39.433.272,13
Gebouwen en Meub. der Bank
… …. .
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
5.268.866,01
Staat d. NederL (Wetv. 27,5j’32, S. No. 221)
,,
11.958.329,12
f
932.033.157,62
Paseiva.
Kapitaal …..
…………………..
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
3.105.769,04
Bijzondere
reserve
………………
,,
6.300.000,-
Pensioenfonds
………………….
,,
10.234.141,96
Bankbiljetten in omloop ……….. …
,,
775.274.565,-
Bankassignatiën in omloop
……….
..
15.303,12
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f
41.798.477,25
saldo’s:
Anderen,,72.999.285,16
,,
114.797.762,41
Diverse
rekeningen ………………
,,2.305.616,09
f
932.033.157,62
Beschikbaar metaalsaldo
…………f
234.579.027,19
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
586.447.567,97
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..
2)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
f
68.518.450,-
2)
Waarvan in het buitenland………………………
,, 10.500.000,-
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Goud
–
Andere
Beschikt,.
Dek-
Data
Circutatie
opeischb.
Metaal-
1
kings
Munt
1
Munt,.’)
schulden
saldo
perc.
12 Oct.
’36
124106
445.788
775.275
114.813
234.579
6 5
,,
’36
124106
445.788
789.147
107.911
231.816
66
25 Juli
’14
65.703
96.410 310.437
6.198 43.521
54
Totaal
Schatkist-
1
–
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
,
g
op het
reke-
1
disconto’s rechtstreeks
buitenl. ningen
1
)
12 Oct.1936
22.805
–
256.082
2.207
5.269
5
,,
1936
22.824
–
263.349
2.207
4.905
25 Juli
1914
67.947
–
61.686
20.188
509
1)
Onder de activa.
‘)
De vermindering van den goudvoorraad en de
stijging van de
beleeningen” zijn een gevolg van het aan het Egali-
satiefonds ter beschikking stellen van een deel
van den goudvoorraad
als werkkapitaal.
JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikt,.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal- schulden
saldo
10 Oct. ‘368)
108.650
162.270
23.490
34.346
3
,,
1
36
2
)
108.840
158.240
23.070 36.316
5Sept.1936
87.064
20.285
160.088
21.823
34.585
29Aug.1936
87.064
20.478
157.001
24.996
34.743
25 Juli1914
22.057
31.907
–
110.172
12.634
4.842
Data
Wissels,
buiten
Dis-
Belee-
.
‘ Dek-
kings-
N.-Ind.
betaalb.
conto’s
ningen
fin en
g
perceii-
tage
10 Oct. ‘362) 2.330
7520
11.260
58
3
,,
’36’
1.910
71.870
10.640
60
58ept.1936
2.117
13.404
59
10.721
50.803
29Aug.1936
2.552
10.999
52.055
11.559
59
25Juli1914
6.395
7.259
7f.5
1
1
2.228
1
1
Sluitpost acliva.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilj.
1
Bankbilj.
OtherSecurities
Data
Metaal
1
in in Bankingl
Disc.and
circulatie
1
Departm.
1 Advances
Securities
7 Oct.
1936
1
249.751
450.842
1
57.818
9.291
1
19.569
30 Sept. 1936
249.755
1
449.396
1
59.254
8.588
20.402
22 Juli
1914
40.164
29.317 33.633
00v.
Public
OtherDeposits
Dek- Data
Sec.
Depos.
Ban
kers
1
d
_
Other
Reservel
kings
ccoun
1
perc.
1)
7 Oct. ’36
79.753
24.752 84.192
1
40.942
1
58.9091
39,3
30Sept.’36
80.323
49.714 60.719
40.949
1
60.3591
39,9
22
Juli
’14
11.005 14.736
42.185
29
.
297
1
52
-, verlitluullig ii,aaçnen reaerve en lJepuslts.
BANK VAN FRANKRIJK.
Data
Goud
Zilver
Te goed
in
t,
t
Wis
–
Waarv.l
op
het
1
Belee-
1
.
t
Renteloos
voorschot
buitnl.
sets
buitenl..nInen
ie.
d. Staat
2 Oct.’36
57.359
559
16
9.397
1.477
6.807
3.200
25Sept.’36
50.111
594
lii
8.745
1.2341
5.670 3.200
23Juli’14
4.104
640
–
1.541
8
769
–
Bonsv.d.1
Diver-
1
1
Rekg.
Courant
1
_________________________
Data
zelfst.
amort.
k.
sen’)
Circulatie
Staat
1
zit.
1
Parti-
Iamort.k.I
culieren
2 Oct.’361
5.640
1
2.723
1
86.027
1 1
1.537
1
6.698
25Sept.’36I
5.640
1
4.004
83.750
1
1681
1.511
1
6.660
23 Juli’14
– –
5.912
401
–
943
•) atuiiposi acuva.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
1
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
i
als goud-
,vissels Belee-
tenl.
nrc.
1
dekking
en
ningen
banken
1
)
geldende
cheques
7 Oct.
1936
1
63,3
27,6
5,5
4.699,1
25,8
30 Sept. 1936
63,1
2
–
2,5
5,6
4.874,6
58,7
30 Juli
1914
1
1.356,9
– –
750,9
50,2
Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa’)
.
latie
Crt.
Passiva
7 Oct.
1936
219,4
567,6
4 469,2
677,5 255,7
30 Sept. 1936
219,4 573,5
4.657,0
743,5
251,9
30
Juli
1914
330,8 200,4
1.890,9
944,-
40,0
‘.JlIUCldSt. ) W.V. flCIILCIIUHIIKSCIICIIIC
1
ULI.,30 OCPI. [tIP.
, II
111111.
NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Belga’s).
Data
Goud
iz
11
.
0.
a
,
.o
.s
Rekg.
Crf.
–
;
—
1936
2
°cr
.
0
1..
.5
2
a
8 Oct.
3.7691
51 11.3951
68 1157
40
4.564
29
1
879
13.797
,,
53
1.396
75
157
40
4.577
62
1
870
FEDERAL RESERVE BANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
,,Other
1
Goud-
In her-
1
In de Totaal
1
certifi-
cash’)
disc.
v.
d.
1 1
open
bedrag
j
caten’.
member
markt
banks
1
gekocht
30 Sep.’36
8.397,1
1
8.384,7
261,4
9,5
1
3,1
23,,’36
8.397,5
_8.384,7
267,1
7,0
_
3,1
Belegd
F. R.
Notes
Totaal
‘
1
Gestort
1
Goud-
1
Dek-
1
Algem.
1
Dek-
Data
in u. s.
Gov.Sec.
in
circu-
Kapitaall
kings-
1
kings-
latie
1
perc.’)
1
perc.
4
)
30 Sep.’361
2.430,2
1
4.049,1
6.843,5
1
130,2
1
79,5
1
–
23
,,
‘361
2.430,2
1
4.033,8
6.868,1
130,2
–
‘) veze certijicaten weruen uoor ue ocnaisist aan ue iteserve nansen
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,,Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettIg betaalmIddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Dis-
1
1
IReservel
Totaal
1
Waarvan
Data
t
Aantal
conto’s
Beleg-
1
bij
de
1
depo-
1
time
Iieening.
en
beleen.
1
gingen
1
F. R.
1
banks
sito’s
1
1
deposits
23 Sep.’361
17
1
8.648
1
13.962
1
4.891
1
27.129
1
5.018
16
,,
‘361
31
8.659
113.955
1
4.869
1
27.133
5.031
u puIoII va,I
nou. nau.n, 10 ..awao.iuuo nou… 0u uU aulu% u •uu.
land zijn In duIzenden, alle overige posten in millioenen van do be-
treffende valuta.