Ga direct naar de content

Jrg. 21, editie 1084

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 7 1936

7 OCTOBER 1986

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

E

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID,
FINANCIËN
EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
7.

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

21E JAAROANO

WOENSDAG 7 OCTOBER
1936

No. 1084

COMMISSIE VAÎ bEDtCTIE:
:RorrEiuM,
5 OCTOBER.

(,. bieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. ne Vries ei
De prijsverhooging, welke vooi zeer velen het groot-

11.

)II.

17. A.

van der Valk

(Redacteur-Secretaris).
ste
bezwaar tegen devaluatie was, schijnt aanvanke-

S

lijk nogal te zijn meegevallen. In verschillende steden

4ssistent-Redactetzr: L. R.

W. Soutendijk.
I1eeft de politie klachten onderzocht en dikwijls on-

gegrond bevonden; slechts in enkele gevallen was in-

I?edactie-adres:

Pieter de Hoochweg 122, Rctterdam.
grijpen noodzakelijk. De wet tegen cle prijsopdrjving

A.angeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
is 400r een circulaire gevolgd, waarin verschillende

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
-artikelen, eerste levensbehoeften betreffende, genoemd
-worden, welke niet in prijs verhoogd mogen worden.

Advertenties voorpagina
f
0,50 per regel. Andere pags
Over het algemeen heeft ook het bedrijfsleven
zijn

na’s
f
0,40 per regel.

Plaatsing

bij abonnement vol gen8
medewerking gegeven. In Frankrijk is men reeds tot

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
opheffing van contingenteeringen enyerlagingen van
invoerrechten overgegaan om

prijsstijgingen

te

he-
LVijgh

&
van Ditmar N.V.,

Uitgevers, Rotterdam, Am-
letten. Hier te lande is nok slechts op enkele punten
sterdam,

‘s-Gravenhage.

Postchèque.

en

giro-rekening
er aanvang -gemaakt met vermindering van heffin-
No. 145192.
gen en bijslagen. De Nederlandsch-Indische Regeering

heeft besloten prijsverhooging zooveel mogelijk tegen
Abonnementsprijs voor het weekblad franco

p.

p.

in
,te gaan door den druk van het invoerrecht te ver-
Nederland

f 16,—.

Abonnementsprijs

Economisch-St atis-
minderen.

tisch Maandbericht
f
5,— per jaar. Beide organen samen

Voor het internationaal georiënteerd bedrijfsleven

f20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.
f
18,—,
15
de onzekerheid van de wisselkoersverhoudingen een

f6,—
en’f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
inconvenjent. Deze onzekerheid is toegenomen, toen

tours en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
na de landen van het goudbiok ook andere landen

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
moesten gaan overwegen, of zij -wijziging zouden bren-
gen in hun monetaire politiek.
genieten een reductie op de verdere publicaties.
Inderdaad hebben er eenige tot zulk een wijziging
besloten. Tsjecho-Slowakije is, na eenige vertraging

BERICHT.
tengevolge van de eischen van de sociaal-democraten
Voor de door de monetaire gebeurtenissen kier te
4aldaar, en na rijp beraad, waarbij tevergeefs gestreefd
lande noodzakelijk geworden wijziging in de statistiek
werd naar contact met andere Midden-Europeesche
der groothandelsprijzen wordt verwezen naar pag. 733.
staten, tot verdere devaluatie overgegaan.
Van de overige Midden-Europeesche staten is er


INHOUD.

BIL,
geen enkele met Tsjecho-Slowakije meegegaan. Joego-
Dn
DEVALUATIE VAN DEN GuIoEN
door
Pof. Mr. Dr.
.Slavië handhaaft zijn valuta, en ook die van Roeme-
G.

M.

Verrmj

Stuurt

……………………….716
nië

zal

geen

verandering

ondergaan.

Oostenrijk

Indische producten en valutadepreciatie door
J. F. 1-Iaccoû 718
heeft de mnogeljkheid van devaluatie ernstig onder-
zocht, maar besloten, daartoe niet ôver te gaan en de
De depreciatie en de clearing door
0. A. Klaasse….

720
exporteurs schadeloos te stellen u it een fonds, waarin

De opperste zakenman door
Dr. C. Kool …………721
o.a. zullen wordn gestort devaluatiewinsten, diè me
schulden in Fransche valuta belaste overheidslicha-
De devaluatie en de markt voor onroerend goed door
men thans ten goede komen. De Poolsche Regeering
Mr. A.

G. Lubbers ……………………………722
-heeft verklaard, geen aanleiding tot overhaaste maat-

Navordering en voorvordering van

invoerreclit door
regelen te hebben; deze orakeltaal is nog niet door

Mr. W. van Elden…………………………..723
eenige positieve daad of uitlating gevolgd.
Positiever heeft men zich in Duitschland uitgela-
De

zwevende

Gulden

en

de

geidmarkt

d,,,or

C. A.
4tefl.

Hoewel aldaar devaluatie niet onwaarschijnlijk
Klaasse

………………………………….726
,was geacht en Dr. Schacht op de mogelijkheid daar-

BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:


,,van in de toekmst heeft gezinspeeld, heeft hij later

De nieuwe Fransche valutawet door
Dr. H.
Weich-
uitdrukkelijk verklaard, er niet toe te willen overgaan.

mann

……………………………….2S
Italië daarentegen heeft, na aanvankelijk te hebben
geaarzeld en met de instelling van een exportlire het
De verdrijving der econoitjie uit de Duitsche
huis-
aantal valutacomplicaties te hebben willen vergroo-
houding door

D.5. Felmn P-inner …………….
729
ten, ertoe besloten, de Lire aan de veranderde omstan-

AANTEEKENINGEN:


digheden aan te passen.

Statistiek van grootbandelsprijzen

…………..

733
Gelijk men uit het bovenstaande, ziet, heerscht er
nog veel onzekerheid. Eerst nada-t de nieuwe verhou-
ONTVANGEN BOEKEN
…………………………..

733
dingen eenigszins zijn geconsolideerd en met de ver-

Statistieken
mindering van de handelsbelemmeringen voortgang is,


Groothandeisprijzen

……………………………
-732

733
gemaakt,. zal men verdere ontwikkeling van het ruil-
Geldkoérsèn-Wisselkoerseii’Bankstaten.

………………

731,

734
verkeer kunnen tegemoet zien.

716

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 October 1936

DE DEVALUATIE VAN DEN GULDEN.

liet loslaten van onzen ,,gaven” gulden heeft het

Nederlanclsche volk van een ware obsessie bevrijd.
Over de hier te lande te volgen monetaire politiek
kan sinds Zondag 27 September 1936 weer worden
gesproken en geschreven op dezelfde wijze als over
andere economische actualiteiten. Het streven der de-
valuïste.n, die tot dusverre met hun kritische analyse
van de feiten moesten optornen tegen een muur van
vooroordeelen hij de Regeering, bij de centrale bank
en de particuliere c.iedietinstel1ingen, bij de groote pers en hij het door deze geleide publiek, kan thans
heel wat vruchtdragender worden, daar op eenmaal
de voedingsbodem voor een nuttige gedachtenwisse-
un is geschapen en het geldvraagstuk is teruggebracht
tot de sfeer, waarin het thuis behoort, t.w. die van
eeti nuchter .onderzoek der feiten en van een zorgul-
dige en aan de werkelijkheid getoetste afweging van het pro en contra van verschillende richtlijnen der te

volgen monetaire politiek.
Deze verandering in de mentaliteit van ons volk
ten opzichte van het geldprohleein heeft ook haar
stempel gedrukt op de Karnerdehatten, welke op 29
en 30 September 1936 plaatsvonden en naar aan-
leiding waarvan wij hier enkele opmerkingen ‘illen

maken.
Zeer weinig ,,gouddogmatiek” viel in deze debatten te beluisteren. Weliswaar sprak het Tweede-Kamerlid
Schouten met een waarlijk ontstellend gebrek aan
werkeiijkheidszin den wensch uit, dat cle Regeeriig

haar politiek zou richten op herstel van de oude
goudpariteit van den gulden, wel verkeerde Ds. Ker-
sten in alle staten van moreele verontwaardiging

over de ,,muntvervalsching”, maar voor het overige
werd er slechts heel weinig nagepleit en heeft het
Parlement de toekomstmogelijkheden met nuchteren,

zakelijken blik bezien.
Daarbij trekt het in de eerste plaats de aandacht,
dat vrijwel allen, die in het Parlement het woord ge-
voerd hebben, in de devaluatie niet zien een enkel
technischen maatregel, welks uitvoering gevoegelijk
aan de montaire autoriteiten kan worden overgelaten, doch dat het een koersverandering in de economische
politiek is, die van de grootste economische en sociale
heteekenis voor ons land moet w’orden geacht. In ons
met tal van banden aan de rest van de wereld
bonden en hij voortduring aan internationale concur-
rentie blootstaande bedrijfsleven is cle rendabiliteit
verdwenen door de wanverhonding tusschen opbrengst
en kosten, welke harerzijds voor een groot deel ver-
oorzaakt werd door de deflatie der geldcirculatie.
Herstel der rendabiliteit is thans v&6r alles noodza-
kelijk, opdat de enorme hoeveelheden ongebruikte pro-
ductiekrachten, die hier te lande in. dcii vorm van
massawerkloosheid, overcapaciteit van bedrijven en stilliggend geidkapitaal aanwezig zijn, weder aan de
verheffing van onze volkswelvaart dienstbaar gemaakt

kunnen worden.
Een der eerste voorwaarden voor dit herstel be-
staat hierin, dat een juiste maat van devaluatie van
den gulden gekozen moet worden ten opzichte van
de geldee.nheden van de voornaamste landen, met
welke Nederland op de internationaal toegankelijke
markten moet concurreeren. Inzonderheid dient daar-bij te worden gedacht aan het inhalen van den achter-
stand ten opzichte van de ste±ling- en dollargroepen.
Een enkele blik op de feiten leert, dat op dit gebied
het verschil tusschen het Nederlandsche kostenpeil,
uitgedrukt in goudguldens, en dat van andere lan-
den, die met papierponden of gedevalueerde dollar
werken, aanzienlijk was. De berekeningen zijn ook in
dit weekblad meermalen gepubliceerd, zoodat wij ze
voor de lezers van dit artikel niet behoeven te her-
halen. Zij spreken een waarschuwend woord tot de-

genen, die meenen, dat met een devaluatiepercentage
ten opzichte van het goud van circa 15 pOt. wel vol-staan zou kunnen worden. Zulk een percentage ware

hij den huid igen stand van zaken volkomen onvoldoende
en zou niet anders heteekenen dan een bestendiging
van den bestaanden wantoestand met de onvermijde-
ljke noodzaak om later wederom te devalueeren tot
schade van een gelijkmatig verloop van den gang
van zaken hier te lande.
Gelet op de antecedenten der Regeering, lag de
vrees voor de hand, dat zij, eenmaal de onvermijde-
lijkheid van loslating der vroegere goudhasis erkend
hebbende, er toch naar zou streven om zoo weinig
mogelijlc te devalueeren. Uit het antwoord van Mi-
nister Oolijti aan de verschillende sprekers in de
Tweede Kamer blijkt intusschen, dat dit niet in de

bedoeling ligt.
Dc
Regeering
acht in de huidige omstandigheden
de fixatie van een nieuwe goudwaarde van den Gul-
den terecht ongewenscht. Ook al zal, naar men mag
aannemen, de devaluatie in de goudlanden n.iet tot

een algerneenen valutawedioop aanleiding geven, zoo
is er toch voorshands nog geen sprake van, dat een
algemeene stabilisatie van de verschillende geldeen-heden op goudbasis, d.w.z. ccii algemeen herstel van
den gouden standaard zal plaatsvinden. Wij laten
daarbij gebeurtenissen van minder belang, zooals de
devaluatie van Tsjecho-Kroon en Lire, buiten beschou-
wing; deze oefenen op het wereidgebenren slechts ge-
ringen invloed uit. Van doorslaggevende heteekenis
voor de geidpolitiek va:n ons land is het echter, dat
Engeland uitdrukkelijk zijn tot dusverre gevolgde
monetaire politiek handhaaft. In het op Zaterdag 26
September ji. gepubliceerde Engelsche communiqué
(zie N.R.C. 26-10-’36, Av.hl. 13) leest men om. het

volgen de:

Geen enkele wijziging van de monetaire politiek van Engeland kau het gevolg zijn. Het Pond Sterling zal een
vrij devies blijven, niet vastgekoppeld aan het goud of aan
eenig ander devies. Onze politiek zal ook voortaan geheel
rekening houden met de behoeften, die de billnenland
sehe welvaart van dc landen vail het Britsche gemeenebest
niet zich mede brengt. Het egalisatiefonds zal gebruikt
worden voor liet binnen de perken houden van de koers-
schommelingen
01)
de wisselmarkt en aldus den interna-
tionalen Jiandel vergemakkelijken.”

Engeland neemt geen repressailles tegen Frankrijk,
het handhaaft slechts de politiek, welke zich richt op
cie faclo
stabilisatie van de geidwaarde in Engeland.

1

let een en het ander is begrijpelijk. Een valutawed-
loop zou ook in Engeland zelf ernstige storingen kun-
nen veroorzaken, terwijl een nieuwe binding aan het goud thans niet te voorziene consequenties voor En-
geland met zich zou kunnen brengen.
In die omstandigheden kan een binding van den
gulden aan het goud, nu het eenmaal tot devaluatie
is gekomen, ook voor deze Regeering geen zin hebben.
De tijd is daartoe nog niet rijp. En aan het vaststel-
len van zeer ruime grenzen, waarbinnen zich de gul-den ten opzichte van het goud zou kunnen bewegen,
heeft men ook niets; zulk een hegrenzing toch schept
niet de zekerheid, die daarvan door het publiek ver-
wacht zou worden, en kan dus beter worden nage-
laten.
Dus: geen te geringe devaluatie en ook geen bin-ding aan het goud, ziedaar reeds eenige richtlijnen,
die door den Minister in de Tweede Kamer zijn aan-
geduid; wij halen uit de rede van Minister Ooljn
enkele passages aan, die een en ander voldoende dui-

delijk maken:

.,Eu nu de vraag, wat er nu verder monetair gebeuren iiioet, welke de plannen der Regeering zijn op monetair
gebied. Gebleken is reeds, dat de Regeeriug van meeniug
is, dat zij niet moet overgaan tot een oiuniddellijke 1 ixee-ring van een aieuw’e goudwaarde van den Gulden. De Re-
geering acht dit onmogelijk. Op het oogenblik is alles in
de geidwereld in wanorde en het is mij persoonlijk bekend,
Jat er nog andere landen zijn, die al gedevalueerd hebben
en die op het oogeirblik weer een devaluatie overwegen.
Daarom, zoolaug er niet meer vastheid en niet meer zeker-
heid in het internationaal geldverkeer aan te wijzen zijn, kan er niet worden overgegaan tot het vaststellen van de

7 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

717

nieuwe goudwaarde van den gulden, tenzij men zoo diep
zou willen grijpen, dat men daardoor nadeelen in het leven
riep, die ‘van bijzonder ernsti’gen aard zouden moeten wor-
den geacht. Want ik wil niet in de positie komen, dat wij ö dit oogenblik een nieuwe goudwaarde van den Gulden
bepalen en niissohien over 6 maanden genoopt zou worden
om opnieuw die goudwaarde prijs te geven.
Wat de Regeering voor oogen heeft op ëbt oogeublik, ig niets anders dan dat 1ang den weg van een geheel na-
tuorlijke depreciatie de juiste verhouding gevonden wordt
tussohen kosten en prijzen. Dat is wat in de eerste plaats noodig moet worden geaeht en daarvoor moet de gulden
nu eenmaal eerst zijn eigen evenwicht ongeveer vinden.
Elke manipulatie op dit oogen’blik zou volkomen onjuist zijn. Men moet er niet naar willen streven op het oogen-
blik om, zooals de heer Goseling zei, als hoogste wijaheid
te zieli de daling zoo gering mogelijk te doen ‘blijven, maar
men moet er evenmin op kunstmatige wijze naar streven,
die daling :grooter te doen zijn dan met de economische
eisohen van het land vereenigbaar en noodzakelijk is.”

En verder:

,,Het ligt niet in de bedoeling van de Regeering….een
bepaalden invloed uit te oefenen op de grootte van de
daling van de waarde van den Gulden, in dien zin, dat zij
gericht zou moeten zijn op de geringst mogelijke deprecia-
tie. Het ligt echter evenmin in de bedoeling van de Regee-
ring om verder ‘te gaan dan voor de aanpassing van kos-
ten en prijzen noodzakelijk moet worden geacht.”

De Nederlandsche monetaire politiek zal dts voors-
hands overeenstemming vertoonen met die, welke En-
geland sinds 1931 heeft gevoerd; de gulden gaat
zweven ten opzichte van het goud in het belang van
een goede aanpassing van de kosten bij de opbrengst
der productie, zonder dat men anderzijds vervalt in
infiatorische experimentén. Zulk een politiek is in de gegeven omstandigheden de juiste te achten en
zal, als ‘s Ministers daden in overeenstemming blij-
ken met zijn woorden, spoedig kunnen leiden tot een
zekere ,,de facto” stabiliteit van den gulden tegen-
over het volgens analoge beginselen gereguleerde
pond sterling. Is eenmaal deze phase bereikt, dan
zal ons land, na een onvermijdelijke storingsperiode,
weder de voordeelen van vaste koersen ten opzichte
van de voornaamste wereidvaluta kunnen genieten,
waarbij het er bitter weinig toe doet, of dan spoedig
een nieuwe en bruikbare goudbasis gevonden zal wor-
den. Hoofdzaak is herstel van rendabiliteit in het
binnenland, gevolgd door een stabiele interne geld-
waarde en een stabielen sterlingkoers, dit laatste
uiteraard in de veronderstelling, dat de Engelsche
geidpolitiek zich blijft bewegen in de bestaande ba-
nen, die geen perfekte waardevastheid, maar wel een
zeer ruime mate van stabiliteit aan het Engelsch eco-
noniisch leven hebben gegeven.

Maakt i.n de zooeven besproken opzichten de Minis-
terieele uiteenzetting van 30 September een gunsti-
gen indruk, zoo zal het toch zaak zijn, dat zij zoo
spoedig mogelijk van andere zijde wordt aangevuld
en onderschreven; die ,,andere zijde” is De Neder-
landsche Bank.
Minister Oolijn verkondigt thans een geidpoli-
tiek, die men twee weken geleden van hem nog
niet had kunnen verwachten; Z.E. doet zulks in dui-
delijke bewoordingen; men wachte thans de daden der
Regeering af en valle haar niet te hard over de fouten,
welke zij in het verleden heeft begaan. Voor de mone-
taire situatie van het land is het echter in de
hoogste mate gewenscht, dat de President van De Ne-

derlandsche Bank zonder eenige reserve verklaart,
dat hij het niet slechts met de technische, doch ook
met de economische zijde van de door den Minister
gegeven richtlijnen volkomen eens is. Immers, zoo er
ergens in de laatste jaren verzet is geweest tegen elk zweempje van verandering in onze geidpolitiek, zoo
was dat bij De Nederlandsche Bank het geval. Het
ware een volkomen onhoudbare toestand, wanneer er
tusschen de Regeering en De Nederlandsche Bank geen volledige overeenstemming zou bestaan over

grondslagen en doeleinden der nieuwe politiek. Een-
heid van beleid is nu meer dan ooit noodzakelijk.
Daarom is thans verheldering ten aanzien van de op-
vattingen der centrale bankleiding zeer dringend ge-
wenscht. Een bankleiding, die niet in groote trekken
de door Minister Oolijn geschetste geldpolitiek zon
volgen en daaraan voor de volle honderd proôent
zou medewerken, ware in dezen tijd niet op haar
plaats.

Wij betuigden hierboven onze instemming met den
gedachtengang, welke aan het betoog van Minister
Oolijn ten grondslag lag, voorzoover dit op de mone-
taire politiek van de naaste toekomst betrekking had.
Verder dan deze naaste toekomst te kijken ware een belangwekkende bezigheid; want met betrekking tot

de op den duur te volgen geldpolitiek zijn er nog heel
wat problemen op te lossen. Deze vallen echter buiten
het kader van dit artikel.
Wèl echter is er een ander vraagstuk, dat ook in
het Kamerdebat naar voren kwam en dat in dit ver-
band nog een korte beschouwing behoeft. Wij bedoe-
len het vraagstuk van de loonsverhooging als compen-
satie van de stijging der levenskosten, welke laatste vermoedelijk, zij het om overbekende redenen, juist
hier te lande in zeer beperkte mate, van devaluatie
het gevolg zal zijn. Het spreekt wel haast vanzelf,
dat er een aantal politieke vertegenwoordigers zijn,
die reeds thans op de wenschelijkheid van loonsver-
hooging wijzen, omdat anders de ,,koopkracht” in het
gedrang zou komen. Afgezien van de extremisten,
met welke over deze onderwerpen een redelijke dis-
cussie nu eenmaal niet mogelijk is, wordt hier vooral
gedoeld op de Sociaal-Democraten, wier woordvoerder
Albarda er als de kippen bij was met de volgende
verklaring:

,,De depreciatie van den Gulden mag niet leiden tot vér-
dere verzwakking van de koopkracht, want dan brengt ze
geen herstel, mCar verdere inzinking van ‘het economische
leven.”

Groote publieke werken en steun aan den weder-
opbouw van particuliere
bedrijven
ter versterking van de concurrentiepositie (genoemd wordt o.m. de ver-
betering van de outillage der handelsvloot) worden
in dit verband aangeprezen, maar daarnevens zullen ,,de indexcijfers richtsnoer moeten zijn voor salaris-
correcties”.
Ziedaar dus het beginsel van de glijdende loon-
schaal. Dat beginsel is in dezen tijd allerbedenkelijkst.
[-let is ons immers te doen om herstel van de renda-
biliteit van het bedrijfsleven. Dat beteekent, dat kos-ten en lasten van, den ondernemer zoo laag mogelijk
moeten blijven bij stijgende afzetmogelijkheden. Wan-
neer het geheele loonpeil verhoogd wordt p’ari passu
met de stijging der levenskosten, dan ontneemt men
ian de devaluatie haar effect. Maar de koopkracht
dan? zoo vraagt Ir. Alharda.. Het antwoord luidt: de
koopkracht ontstaat uit rendabele productie, uit ver-
koop op voorwaarden, waarbij het
bedrijf
bestaan kan
en aan zijn medewerkers een behoorlijk inkomen kan
verschaffen, maar niet uit het opvoeren van dat in-
komen, voordat vaststaat, dat de opbrengst zulk een
-verhooging toelaat.

– Dit laatste ware ook om sociale redenen beden-
kelijk. Werd het advies van Ir. Albarda gevolgd, dan
zou de dringend noodige vermindering van werkloos-
heid in het gedrang komen en dan zou men den wan-
toestand behouden, dat een deel der bevolking werkt en
dat anderen naar schamelen steun worden verwezen;

hij dit laatste viert het groepsegoïsme hoogtij; wan-
neer men niet van de devaluatie gebruik maakt om dien kaker onzer maatschappij te bestrijden, is een
der hoofddoeleinden van de geheele operatie ge-
mankeerd. ‘

Daarmee willen wij niet zeggen, dat er niet wel
eens in bepaalde gevallen van zeer drastische aanpas-sing in de onbeschutte bedrijven aanleiding tot eenige

718

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 October 1936

loonsverhooging kan zijn, noch ook dat snelle uitvoe-

ring van werken op het gebied der outillagevernieu’
wing niet gewenscht zou kunnen zijn. Het e.en
behoeft het ander niet uit te sluiten. Verhooging van
bonen over de geheele linie en economisch herstel
zijn echter twee zaken, die thans onvereenigbaar zijn.
Eerst als de werkloosheid drastisch verminderd zal
zijn, zal de vraag naar verhooging van het geheele
peil der geldloonen gesteld mogen worden, niet eer-
der, en zulks inzonderheid in het belang der gezamen-
lijke arbeiders, die zich zelf als groep door ontijdige
looneischen schaden.
Zoo zeer als de rede van Minister Oolijn ons is mee-
gevallen daar, waar
Z.E.
de richtlijnen der geld-
politiek behandelde, zoo weinig bevredigend is zij op
dit punt, en wel wegens haar vaagheid. In antwoord

aan Ir. Albarda merkte de Minister om, op:

nu eenmaal de gouden standaard losgelaten is, zijn
daarvan ongetwijfeld in sommige opzichten goede gevolgen
te verwachten, maar in andere opzichten is het zoo, dat
men er kwade gevolgen van •te duchten heeft. Nu moet
men bij de beoordeeling van den toestand, die
‘zich
gaat
ontwikkelen, zich niet onttrekken noch aan het een noch
aan het ander. Men moet den toestand nemen zooals hij
door deze wijziging in den monetairen toestand geworden
is. En wanneer er kwade gevolgen optreden in den geest als door den heer Albarda bedoeld, moet men die kwade
gevolgen onder de oogenzien. Wanneer zij afmetingen aan-
nemen, die voorzieningen noodig maken, dan zal natuur-
lijk ook .tot die voorzieningen behooren te worden overge-
gaan. Maar ‘het is op dit oogenblik niet mogelijk – boven-
dien doet ht geval zich nog niet voor – om eenige con-
crete
toezegging van dien aard te doen.”

Dat is vage en daarbij slappe taal. De Regeering
heeft het volgens de bewoordingen van de prijsop-
drijvingswet in de hand om niet gerechtvaardigde
opdrijving van de prijzen van diensten tegen te gaan.
Minister Gelissen verklaarde Dinsdag 29 September
in de Tweede Kamer, dat hierbij aan de arbeids-
bonen niet was gedacht. De harde realiteit zal de
Regeering spoedig genoeg leeren, dat het wel degelijk
noodzakelijk kan blijken om aan het streven naar on-
gerechtvaardigde loonsverhooging paal en perk te
stellen. Zou zij dat niet doen en zou zij thans, anders dan in gevallen van overmatige loonsverlaging in de
depressie, tot loonsverhooging haai’ goedkeuring ver-
leenen, zoo zou’ zij uit de devaluatie niet halen, wat
er ten behoeve van het economisch herstel hier te
lande uit gehaald kan worden. Dit laatste ware te

betreuren. Nederland krijgt nu weer zijn kans te
toonen wat het waard is. liet zag zich deze kans door
jarenlange deflatie- en aanpassingspolitiek onthou-

den. T-let grjpe de thans geboden mogelijkheden met
beide handen aan. Maar dat eischt dan ook op het
stuk der arbeidsboonen, dat aan een generale loons-

verhooging eerst gedacht kan worden, wanneer de
productiefactor ,,arbeid” weder vol in bedrijf is,
d.w.z. wanneer de werkloosheid hier tot de geringe
proporties van de laatste hausse zal zijn terugge-
bracht. Wie een andere politiek aanprijst, verdedigt

onsociale denkbeelden.
Er zitten aan de devaluatie van den gulden nog
vele kanten, waarvan er verschillende in het Kamer.’
debat ter sprake kwamen, zooals de questie der goud-
clausules, de prijsopdrijving der goederen, e.a. Wij
kunnen daarop in het kader van di.t artikel niet nader

ingaan.
Wij hadden gevreesd na de eerste berichten over de
devaluatie te moeten zeggen van deze Regeering: ,,dankbaar voor de voorloopige stappen, maar ten’
aanzien van het geheel nog hoogst onvoldaan”. De
werkelijkheid is een andere geworden; wij kunnen
thans zeggen: ,,dankbaar voor de aangegeven richt-

lijnen van nieuwe monetaire politiek hier te lande
en verlangend uitziende naar de dienovereenkomstig
te verrichten daden”. G. M. V. S.

INDISCHE PRODUCTEN EN VALUTADEPRECIATIE.

De vraag, welken invloed de valuta-depreciatie op
de
prijzen
van Indische producten zal oefenen, hangt
nauw met de economische positie dier producten sa-
men. Dat daarop tal van invloeden werkzaam zijn
blijkt reeds uit het feit, dat voor sommige producten
de productie en uitvoer beperkt zijn, terwijl voor
andere nog een vrij aanbod bestaat, dat voor bepaalde
producten het aanbod binnen korten tijd kan worden
vergroot, voor andere eerst na geruimen tijd, dat de positie van het eene Indische product op die grond-
stoffenmarkt een geringe rol speelt, die van het an-
dere echter van grootere beteekenis is, dat tenslotte een monopolie-karakter van het product hier tegen-
over een elastische, eldei’s echter tegenover een on-elastisehe vraag staat. Dat onder deze omstandighe-
den de reactie ook, zeker gradueel, verschillend zal
zijn, behoeft geen betoog. De eerste indruk is, dat,
na de aanvankelijke tijdelijke verwarring, nu de mark-
ten weer meer tot een – betrekkelijke – rust zijn

gekomen, de exportproducten in den
prijs
in guldens

een verhoogd provenu ontvangen. Doch deze eerste
reactie behoeft nog geen aanwijzing te zijn, dat hier-
mee nu ook de werkelijke reacties vast staan. Inte-
gendeel, hoe de Indische producten op den duur op
de genomen maatregelen zullen reageeren, hangt niet
alleen van de mate der depreciatie af, doch ook van

de wijzigingen, welke
bij
de kosten van het levenson-
derhoud zullen optreden. Dit geldt zeker wel in de
eerste plaats voor de bevolkingsproducten, doch ook
die der grootlandbouwbedrjven, voor zoover zij nog
onhelemmerd in hun voorthrenging zijn, kunnen
daardoor beïnvloed worden.
Daar waar de voortbrenging of de uitvoer aan be-
perkende bepalingen onderworpen zijn, kunnen de
valuta-maatregelen dus niet tot een vergrooing van
de productie leiden. Wij denken hier allereet aan de
rubber.
Doordat £ en daarnaast $ de prijsbepaling op de wereldmarkt beheerschen, viel het te verwachten,
dat de depreciatie van den gulden tegenover deze den
prijs in guldens evenredig zou doen stijgen; de vrees
toch, dat Nederlandsche producenten met minder ge-
noegen zouden nemen – een vrees, welke de Londen-
sche markt even scheen te beïnvloeden – was niet ge-
grond, omdat er voor hen geen aanleiding toe bestaat.
1-let aanbod van rubber is door de restrictie vast-
gelegd, het verbruik ontwikkelt zich zeer bevredi-
gend, overtreft o.i. zelfs de verwachting, zoodat pro-ducenten geen aanleiding hebben om den consument
iets te schenken. Daarbij komt, dat ook de technische positie van de’ markt, mede door de Vrij aanzienlijke
voorverkoopen, welke op £-hasis hebben plaats gehad,
geen aanleiding tot concessies gaf. Voor de onderne-
mingsrubber heteekent dit dus een voordeel in gul-
dens, voor de bevolkingsrubber evenwel ligt de positie
anders. Ware er geen restrictie geweest, dan zou de
prijsverhooging daar tot een vergrooting van den uit-
voer hebben geleid, waarvan de omvang weliswaar
niet nauwkeurig te voorspellen, doch waarschijnlijk
zeer aanzienlijk zou zijn geweest. Dat dit van invloed
op het prijsniveau zou zijn geworden – en de prijs
daarop dus reeds dadelijk gereageerd zou hebben –
staat wel buiten twijfel; thans echter moest de Indi-
sche Regeering dadelijk ingrijpen en, den prijs te
Batavia als maatstaf houdende, werd het bijzondere
uitvoerrecht achtereenvolgens van
f
37 tot
f
48 per

100 kg verhoogd, waarbij de prijsstijging, na de eer-
ste verhooging met
f
10 geheel, na de tweede slechts
gedeeltelijk teniet werd gedaan. Vermoedelijk zal bin-
nenkort de aanpassing, voor zoover de stijging der
kosten van levensonderhoud op deii duur geen aan-
wijzing tot herziening van den grondslag der heffing
zal geven, op de vroegere basis moeten worden her-
steld, opdat de toegelaten uitvoer over 1936 met niet
meer dan 5 pOt. overschreden zal worden.’) Het ge-

1)
Inmiddels vond een verhooging van het recht tot
f50 plaats.

P0

7 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

719

volg daarvan zal dus zijn, dat de bezitter en tap-
per van bevolkingsrubbertuinen daar, waar de mdi-
vidueele restrictie niet bestaat, noch in prijs noch
in hoeveelheid de eerste vruchten van de depreciatie
zullen kunnen plukken.

Voor een ander product, dat aan een restrictie is
onderworpen, de
thee,
liggen de verhoudingen ten
deelë hetzelfde. De eerste veiling na de monetaire
maatregelen heeft de depreciatie in het algemeen vol-
ledig in de prijsstijging tot uitdrukking gebracht,
doch het aanbod was hier klein en het zou niet te
verbazen zijn indien hier wel een kleine reactie zou
worden waargenomen, zij het, dat o.i. op den duur
de depreciatie volledig in het provenu in guldens tot
uitdrukking zal komen. Het theeverbruik, dat groo-
tén invloed op het prijsverloop heeft, ontwikkelt zich
dit jaar niet gunstig en het gevolg daarvan zou kun-
neu zijn, dat de Indische producenten eerder tot con-
cessies bereid zouden kunnen worden gevonden, dus
vooruitloopend op wat zij eventueel voor het alge-
meen marktverloop zouden vreezen. Dit echter is
dan geen gevolg van de depreciatie en ook de we-
reldprijs zou dan niet door die waardevermindering,
doch uitsluitend door de economische positie van het product worden beïnvloed en hiermede raken wij dus
een probleem, dat buiten het kader van dit artikel
valt. Hoofdzaak ook bij de thee is, dat de uitvoer, zij
het ook niet zoo omvattend als bij de rubber, inter-
nationaal voor dc belangrijkste productie-gebieden
wordt vastgesteld en dat dus het internationale co-
mité, zij het minder elastisch, de uitgevoerde hoe-
veelheden voor de aangesloten gebieden in de hand
heeft. Voor de theeproducenten in Ned.Indië is even-
wel een gewichtig gevolg, dat hun positie, voor zoo-
ver de kosten, waaronder de bonen, in guldens min-
der stijgen dan door de depreciatie de prijzen, ster-
ker is geworden.

Een voorbeeld van een product, dat voor Indië nog
een vrije aanbodzijde heeft, is de
koffie.
Vooropge-
steld dient te worden, dat, omdat Ned. Indië voor de
urereidkoffieproductie slechts een bescheiden betee-
kenis heeft, er geen aanleiding is hier een ander re-
sultaat dan een evenredige stijging van het provenu
in guldens te verwachten. Een vraag is evenwel, in
welke mate daardoor de productie en de verdeeling
der consumptie zullen worden beïnvloed, waarvan het
gevolg een prijsdaling op de wereldmarkt zou kunnen
zijn voor bepaalde soorten. Ook voor de Indische kof-
fieproductie – en uitsluitend voor de lagere kwali-
teiten – speelt het bevolkingsproduct een groote rol
en een verhooging van het provenu zou, via grooteren
zorg hij onderhoud en oogst, wel eens tot een groote-ren oogst kunnen leiden, terwijl anderzijds de lagere-
kwaliteit-koffies product van massa-verbruik zijn en
als zoodanig – bijv. in Ned. Indië zelf – ongunstig
op een
prijsstijging
zouden reageeren. Ook de invloed
van de muutdepreciatie op het algemeene verbruik in
Frankrijk en Nederland moet worden afgewacht,
doch heeft eenzelfde tendens. Het gevolg hiervan
zou zijn een vergrooting van het aanbod elders, doch door de vele handelspolitieke belemmeringen op een
kleiner gebied dan bij vrijen ruil mogelijk ware en
wat hiervan weer de gevolgen op den prijs zullen zijn,
valt nog niet te voorzien. Mogen wij dus een aan-
passing ook voor den koffieprjs verwachten, of de
wereldprijs voor mindere-kwaliteit-koffies niet indi-rect ongunstig beïnvloed zal worden – en of Brazilië
hier dan niet ter vermijding van voor hem onaange-
name gevolgen verder zal pogen in te grijpen – is
een vraagstuk, waarvan de toekomst de oplossing zal
leeren.

Voor de
Java-suiker
heeft de centrale verkoop-or-
ganisatie, de N.I.V.A.S., de limites met het percen-
tage der gulden-depreciatie verhoogd. Hoewel de sui-
kerpositie in het algemeen, en die van Java ook, wei-
nig rooskleurig is en wellicht het gevolg van een ge-
deeltelijke verhooging een verbetering van de voor-

raad-positie op Java zou zijn geweest, meende zij,
dat de vraag in Java’s natuurlijke afzetgebieden on-
elastisch is, zoodat hiervan in totaal-opbrengst geen
voordeel viel te verwachten, terwijl zij véér alles
elders de gedachte aan een clumping-politiek wilde
vermijden, teneinde rancune-maatregelen, welke op
den duur de positie van Java’s product niet zouden
hebben verbeterd, te voorkomen.
Voor producten, die op de wereldmarkt in verhou-
ding tot de positie van de soort grondstof slechts
ondergeschikte heteekenis hebben – wij denken hijv.
aan
palmolie, mais
en
copra –
zal de depreciatie ten
volle in de opbrengst in guldens tot uiting komen,
ook al zou de productie, bijv. bij de copra, door den
‘nieiweu toestand gestimuleerd worden.
Voor een product als
kina,
waar mede de productie
aan banden is gelegd, mag, doordat ook hier de vraag
onelastisch is en dus niet verwacht kan worden, dat

een niet-verdisconteeren van d depreciatie in den prijs tot een algemeene vergrooting van den afzet
zou leiden, aangenomen worden, dat de opbrengst in guldens zal stijgen. Ook hier wordt de afzet overwe-gend centraal, door de belanghebbenden, beoordeeld
en wellicht kunnen andere motieven tot een afwij-
kende politiek leiden, doch de depreciatie op zich-
zelf kan, naar het ons voorkomt, alleen in evenredige
prijsstijging tot uiting komen.
Een product, dat zijn markt in Nederland heeft, is
de
tabak,
zoowel het Java- als het Sumatra-product,
en wat hier de gevolgen zijn, valt niet zoo te over-
zien; immers, de Nederlandsche consumptie zal prijs-
stijgingen niet zoo vlot accepteeren; voor het Suma-
tra-product kan het buitenland weliswaar meer gul-
dens besteden, doch de positie van koopers en verkoo-
pers speelt een belangrijke rol. Ook hier mag echter
worden verwacht, dat de waardevermindering van het
ruilmiddel grootendeels in de prijzen tot uiting zal
• komen.
Wij hebben hier voor enkele van de belangrijke In-
(lische uitvoerproducten, met zeer verschillende as-
I)ecten, de gevolgen van de muntdepreciatie in het
kort trachten na te gaan, waarbij wij er hier en daar
op wezen, dat zich naast de gevolgen voor den prijs
van het Indische product ook andere gevolgen kun-
iien voordoen, welke het uitvloeisel van de munt-
maatregeleil hier en elders zijn, doch zich zeker niet
dadelijk laten overzien; het economisch organisme
laat in den regel niet toe simplistisch de gevolgen
van een bepaalde kracht in de practijk vast te stel-
len; veeleer ontstaat er een wisselwerking, welke de
gevolgen van een bepaalde tendens weer verzwakken
of zelfs kunnen opheffen, doch in het algemeen ge-
boven wij, dat de hierboven gegeven tendenzen op
den duur haar uitdrukking zullen vinden, vooral daar,
waar de markt beslissend beïnvloed kan worden.

* *
*

Beteekent de maatregel voor de producenten, wat
dit blad van de schaar betreft, een voordeel, zeer be-
langrijk is het wat het andere blad, de kostprijs, zal
doen. Van buitengewone beteekenis is daarbij de in-
vloed der depreciatie op het Indische prijsniveau en
via dit op de bonen en dan moet ook hier een stijging
verwacht worden, welke haar stempel op de kosten zal
drukken. Weliswaar werd de prijs van de rijst op
-. Java boven het wereld-prijsniveau gehouden en zal
zich dus nu, zonder wijziging, reeds beter aan dit ni-
veau aanpassen en wellicht mede, omdat Indië ten-slotte nog steeds een rijst-importeerend land is, ook
al door de stijgende vrachten een stijging ondergaan,
omdat andere producten van den Inlandschen land-
bouw – maïs en andere meelproducten – den gun-
stigen invloed van de depreciatie in guldens onder-
vinden. Doch afgescheiden daarvan worden zeker an-
dere producten, die voor de kosten van levensonderhoud
van den Inlander van groote beteekeuis zijn, ten deele
geïmporteerd. Zoowel direct als secundair zullen de

720

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 October 1936
kmten van levensonderhoud, temeer omdat naast rijst
ook mais en andere voedingsmiddelen, waarvan een
surplus geëxporteerd wordt, worden genuttigd, dus
stijgen en daaruit mag voor Java zeker, voor de Bui-tengewesten zeer waarschijnlijk een verhooging van
de bonen worden verwacht; van bonen, welke op
Java op een zoo laag niveau zijn gekomen, dat de In-dische Regeering het verzamelen van gegevens daar-
omtrent noodig heeft geoordeeld. Daarnaast staat
evenwel, dat cle arbeider als groep niet voor zijn ge-
heele hehoeftebevrediging op de markt is aangewezen,
zoodat de stijging, voor zoover veroorzaakt door de
muntmaatregelen, niet ten volle de depreciatie zal be-
hoeven te weerspiegelen, zonder dat daarvan een da-
ling van het reëele inkomen het gevolg zou zijn.
Een andere belangrijke post van den kostprijs
vormt de afschrjving op de bezittingen. In de afge-
loopen jaren zijn de vervangingswaarden der ver-
schillende activa – oowel die der aanplantingen als
die van gebouwen en niachines – sterk gedaald en
is in het algemeen het daaruit resulteerende kapi-
taalsverlies niet tot uiting gebracht. Van de deprecia-
tie kan nu weliswaar een stijging van de vervangings-
waarden in guldens worden verwacht, doch het valt
nog niet aan te nemen, dat de totale waarde daardoor
boven de vroegere uitkomt, omdat een deel ervan niet
uit geïmporteerde, doch uit door inlandchen arbeid
vervaardigde goederen (aanplantingen) bestaat. Alleen
hij de suiker ligt het vraagstuk, door het machine-
intensieve karakter, anders, doch of dit hier tot een
stijgende vervangingswaarde zal leiden, mag voorals-
nog, mede met het oog op de voortschrijdende tech-
niek en de herkomst van een deel der machines, wor-den betwijfeld. Onder deze omstandigheden mag dus aangenomen worden, dat de afschrijvingen geen ver-
hooging behoeven te ondergaan.
hetzelfde geldt, althans voor zoover de verwach-
ting gebaseerd kan zijn op hetgeen op de kapitaalmarkt
geschiedt en elders na depreciatie viel waar te ne-
men, met betrekking tot een stijging der rentelasten;
ook daarvoor behoeft niet te worden gevreesd. Veel-eer wijst de ontwikkeling op een handhaven of zelfs,
nadat de rust zal zijn weergekeerd, op een verlaging
van deze lasten. Voor een deel der kosten, waaronder ook de vrach-
ten, moet dus met een stijging,
voor een ander deel mag
met een gelijkbiijven rekening worden gehouden waar-
door het winstuiveau, de overige omstandigheden op
de wereldmarkt (prijsverloop) even ter wille van een
juiste vergelijking als constant aannernend, een ver-
hooging, resp. de bestaande verliezen een verkleining
zullen ondergaan.

* *
*

hebben wij hierboven de gevolgen, welke van een
muntdepreciatie moeten worden verwacht, globaal uit-
cengezet, een dadelijk gevolg van den ,,zwevenden
gulden” zoolang deze niet een, zij het tusschen rui-
mere grenzen schommelend, equatiepunt heeft gevon-den, is, dat aan de vele onzekerheden nog die van den
wisselkoers wordt toegevoegd, waardoor het doen van
zaken met het buitenland wordt bemoeilijkt. Onder
(le gegeven omstandigheden meenen wij evenwel, dat
dit tijdelijke nadeel terwille van de toekomst aanvaard
moet worden en wij kunnen slechts hopen, dat de gul-
den spoedig een punt zal hebben gevonden, waarop
hij, in afwachting van definitieve maatregelen, een zij
het uiteraard labiele rust zal toonen. J. F. H.

DE DEPRECIATIE EN DE CLEARING.

De depreciatie van den Gulden heeft ook voor de
clearing, die ons land onderhoudt met verschillende tegenpartijen in het internationale goederenverkeer,
problemen geschapen. Deze vraagstukken zijn ten
deele van internen aard, voor zoover zij betrekking
hebben op de onderlinge verrekeningsbasis der weder-

zijdsche stortingen. Die kwesties mogen in het kader van dit artikel onbesproken blijven. Voor den handel van meer belang is liet feit, dat na de heropening der
verschillende clearingrekeningen de stortingen zijn
hervat op basis van de nieuwe wisselkoersen, zoodat
dus importeurs, die in vreemde valuta kochten, nu
hun stortingen hebben te verrichten met een aanmer-
kelijk hooger bedrag in guldens dan v6ôr cle depre-
ciatie. Het meest van belang is dit vraagstuk met be-
treicking tot onze voornaamste clearing, die met
Duitschland, omdat in verhouding tot het verkeer

met andere clearinglanden hier het meest veelvuldig voorkwam, dat in de valuta van het leveranciersland

werd gekocht.

Op het eerste gezicht zou men geneigd zijn te con-
stateeren, dat er geen reden is om den invloed van de
depreciatie voor importeurs in dit geval anders te
zien dan voor alle andere importeurs, die in landen
kochten waarmee een vrij betalingsverkeer bestond.

Ook deze laatsten moeten nu cle benoodigde deviezen
aankoopen op het verhoogde koerspeil. Toch is er aan-
leiding om de situatie van de importeurs, die uit
Duitschband warn betrokicen, in een ander licht te
bezien. De stelling, dat ieder importeur, die in bui-
tenlandsche valuta goederen heeft gekocht, de ver-
hoogde waarde van die valuta in guldens te betalen
zal hebben, is ni. in zijn algemeenheid zeker niet
juist. De importeur, die een vaste calculatiebasis wil hebben voor de fixeering van zijn verkoopprijzen, is
daartoe in de gelegenheid door het afsluiten van een
valutatermijn-affai re. Die Icans om Guldensdepreci –
atierisico te elimineeren was nu juist voor de impor-
teurs uit Duitschland niet op normale wijze aanwezig.

Ik wil niet zeggen, dat die omstandigheid geheel of

zelfs in de eerste plaats te
wijten
was aan het feit,
dat de clearing bestond. Weliswaar kon de importeur
op geen andere wijze aan zijn Markenverplichting
voldoen dan door op den vervaldag van de schuld
Guldens in de clearing te storten volgens den alsdan
geldenden markenkoers.
Hij
kon dus niet, zooals de
importeur die goederen uit Engeland betrok, op ter-
mijn de benoodigde yreernde valuta aankoopen, en de aldus ontvangen deviezen aanwenden tot betaling van
zijn schuld, want hij kon niet in marken betalen.
Maar dat neemt niet weg, dat het risico van koers-
schommelingen evengoed door een termijntransactie
kon worden uitgeschakeld, door die affaire niet als
reëele dekking van de henoodigde deviezen te heschou
wen, doch eenvoudig als een prijssecureering, zooals
dat immers ook bij zoovele goederentermijntransacties
het geval is. Wanneer de importeur marken kocht op
termijn en die affaire deed afboopen op den dag, die
gold voor de fixatie van. den koers voor zijn clearing-
storting, dan was daarmee ook het risico afgedekt in
dier voege, dat de marge, die de afwikkeling van de
termijnaffaire opleverde, gecompenseerd kon worden
met voor- of nadeelig koersverschil op de clearing-
storting.

Ook deze mogelijkheid was echter meer theoretisch
dan practisch, omdat de handel in termijnmarken
zeer beperkt was, en posten van eenige omvang vaak
niet af te sluiten, hij gebrek aan tegenpartijen. Onder
de Nederlandsche exporteurs waren er maar weinig,
die in marken verkochten, en ook elders ging de han-
del naar Duitschiand meest in niet-Duitsche valuta
in verband met het weinige vertrouwen, dat men in
de duurzame stabiliteit van die munt had. Zoodat er
niet of nauwelijks natuurlijke export-tegenpartijen
voor die transacties waren. Aan dat manco had tege-
moet gekomen kunnen worden indien de banken zich-
zelf tegenpartij hadden gesteld door contant marken
in te dekken en deze met een marge op termijn af te
geven. Zulke transacties, combinatie van termijnver-
koop en contante koop, waren volgens het bekende
gentiemen’s agreement niet geoorloofd omdat de con-
tante guldensmarkt daardoor onder druk kwam te
staan.

7 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

721

Natuurlijk waren er voor de importeurs uit
Duitschiand andeie middelen om het risico van den
Gulden af te dekken: men kon contante vrije marken
aankoopen en deze op het moment van clearingstor

ting tegen de alsdan geldenden koers verkoopen. Dat
kon echter alleen hij, die de noodige middelen daar-
toe had, en die dus feitelijk niet op crediet hoefde te
koopen. Tenslotte was er nog de mogelijkheid geweest
om waar geen termijnmarken gekocht konden worden
hijv. termijndollars in te dekken omdat het tenslotte
ging om het guldensrisico te elimineeren. Maar dit
laatste schept, als men een markenverplichting heeft, toch weer nieuwe extra-risico’s. Zoodat voor hen, die
uit Duitschland importeerden inderdaad veel minder
kans bestond om zich te wapenen tegen een val van
den Gulden. Begrijpelijk is het dus, dat in deze krin-
gen, nadat de depreciatie een feit is geworden, de
vraag opkomt, of de regeering hen niet tegemoet kan
komen.
Uit billijkheidsoverwegingen ware daarvoor wel-
licht iets te zeggen, wanneer althans de mogelijkheid
aanwezig zou zijn om dit te doen zonder de last op
de gemeenschap te doen drukken. Dit laatste nu lijkt
niet heelemaal uitgesloten en wel door de toevallige
en indit verband gelukkige omstandigheid dat de
clearing met Duitschland een zeer belangrijk tekort
aantoont. Dat deficit wordt gevormd door stortingen
door Duitsche importeurs bij de Deutsche Verrech-
nungskasse, waartegenover nog geen stortingen door
Nederlandsche importeurs bij het N.C.I. staan. Voor
zoover het nu betreft Nederlandsche leveranties in
Guldens gefactureerd (en dat is een zeer groot deel
van onzen uitvoer) zal er in de clearing een winst ont-
staan ter hoogte van de depreciatie. De Duitsche koo-
pers hebben immers destijds nog gestort volgens den
ouden, hoogen, guldenkoers. Voor zoover de leveran-ties in marken geschiedden, zal bij het door het N.O.I.
gevolgde systeem, hetwelk daarop neerkomt, dat die
bedragen reeds bij storting bij de Verrechnungskasse
in guldens worden omgerekend volgens den dan. gel-denden koers, eveneens de invloed van de guldensde-
preciatie leiden tot een winst voor de clearing. Zoo-dat op het geheele bedrag van het deficit in de clea-ring ad ruim 40 millioen gulden de depreciatiewinst
zal worden gemaakt.
Op dezen grond nu zou men hen, die véér de losla-ting van den gouden standaard in iharken hebben ge-
kocht, kunnen veroorloven, nog op de ‘oude basis te
storten of op een niveau, dit ligt tusschen den ouden
en den nieuwen koers. Zulk een regeling ware nïoge-
lijk, temeer omdat, gezien den gemiddeldén crediëtter-
mijn, dien de importeur uit Duitschiand neemt, het to-
taal der op het moment van loslating van dén Gulden bestaande verplichtingen wel niet hooger zal zijn dan
het bedrag van het deficit. Iets anders is natuurlijk
of men deze regeling wenscheljk acht, en de moeilijk-
heid voor deze importeurs om zich op termijn te dek-
ken aldus wil aangrijpen als argument om impor-
teurs dit relatieve voordeel jegens hen, die van elders
importeerden zonder zich op termijn te dekken – wat
toch ook nog heel veel gebeurde – te verschaffen.
Dit is natuurlijk iets wat niet beslist kan worden
zonder ampel pro en contra te overwegen. In elk ge-
val is er dit motief, dat de vorderingen vanhen, die
aandeel hebben in de massa, welke het clearingtekort
vormt, de facto hétaald worden uit de stortingen in
Guldens door de importeurs. MTaar de’ oude vorderin-
gen
01)
basis van den vroegeren koers wordea véref-
fend, lijkt er iets voor te zeggen om de importeurs,
die de middelen daartoè verschaffen, ook niet meer
dan dien ouden koers te doen betalen. iladden wij nog
het oude systeem van het Sonderkonto gehad dan zou
hetgeen de importeurs betaalden en wat de exporteurs
ontvingen ook gelijk zijn geweest. In elk geval is dit
vraagstuk mi. van voldoende belang om het arthans
o.nder oogen te zien. C. A. KI.

DE OPPERSTE ZAKENMAN.

Op Zaterdag 26 September jl. hebben wij, Neder-
landers, afscheid genomen van het aanpassingsproces.
De Regeering verbood met ingang van 27 Septem-ber den gouduitvoer en, welken naam men ook aan
de huidige monetaire positie van ons land mag geven,
of men van devaluatie of van depreciatie wenscht te
spreken, de industrieel, de handelaar, de consument
hebben slechts één conclusie-te trekken: ,,De gulden
is minder waard”. Voor het moment en, naar op
grond van ervaringen elders vaststaat, ook blijvend,
hebben industrie en handel van de wijziging onzer
monetaire politiek verreweg de belangrijkste conse-
quenties te dragèn. Daarbij willen wij thans een
oogenblik stilstaan.

Bij diverse gelegenheden heeft de Regeering in de
dagen, die op het goudembargo zijn gevolgd, ervan
blijk gegeven, dat ook naar haar meening aanstonds
voor een bepaald aantal artikelen prijsverhooging was
te verwachten: Daartegen zou zij ‘geen bezwaar maken,
doch zij zou slechts erop toezien, dat de prijsverhoo-
ging niet ontaardde in een prjsopdrijving. Minister
Ooljn maakte ter gelegenheid van de bespreking van
de Regeeringsverklaring inzake de monetaire politiek
in de Tweede Kamer op 30 September jl. in dit
verband de opmerking, dat voor bepaalde artike-
leu, nl. die van Nederlandsche grondstoffen – en
met Nederlandsche arbeidskrachten vervaardigd, zoo-
als bijv. stroocarton en aardappelmeel, in de nabije
toekomst geen prjsverhooging noodig was. Of dit
inderdaad volledig juist is, meen ik te moéten be-
twijfelen. Ook deze takken van industrie gebruiken
een aantal producten, welke uit het buitenland wor-
den betrokken en dus thans in Hollandsch geld aan-zienlijk duurder zijn geworden. Noemen wij voor de
stroocartonindustrie slechts het waterglas en de regel-

matig te vernieuwen machine-onderdeelen als koper-
doeken en vilten. Doch laat ons bij deze en derge-
lijke ,,kleinighedeii” niet stilstaan en liever vragen
naar de positie van die ondernemingen, welke vrijwel
al haar grondstoffen of de door haar te verkoopen
producten uit het buitenland betrekken.

Men heeft voorraden van eindproducten en (of)
grondstoffen, die tegen oude guldens zijn aangekocht.
Bij vernieuwing van deze voorraden zal men, bij -ge-
lijke noteering op de wereldmarkt, thans (op basis
£ = pl.m.
f
9.30) circa 25 pOt. meer guldens moeten
betalen dan een maand geleden. Industrie en handel
beschikken slechts in weinig gevallen over zooveel
bedrijfskapitaal, dat zij uit eigen middelen de hoo-
gere prijzen kunnen betalen, zoodat zij wel genood-
zaakt zijn voor hun huidige voorraden evenveel meer
te vragen, als zij voor hun nieuwe aankoopen meer
moeten besteden. Wij moeten ons wel op het stand-
punt stellen, dat, willen industrieel en handelaar
hun voorraden op peil houden, zij voor hun verkoo-
pen, ongerekend hün verkoopkosten, minstens dienen
te ontvangen hetgeen hun aanstaande fabricage of
inkoop kosten zal. M.a.w.
de vervangingswaarde zal
(en grondslag moeten liggen aan de berekening van
den verkoopprijs der huidige voorraden.

Zou de Regeering een dergelijke berekening niet
toelaten, dan zijn de ergste gevolgen te vreezen.
Toen de crisis in 1929 was uitgebroken en de prj-
:zen. omlaag vlogen, was het het bedrijfsleven, dat met
zijn duur ingekochte voorraden het gelag betaalde.
rl
oen
het buitenland devalueerde en in één slag zijn
kosten op een lager niveau bracht, stond de Regee-
ring-Oolijn op het ,,aanpassingsstandpunt”, waardoor
het kwijnende bedrijfsleven opnieuw het kind van
de rekening werd.
En thans’?,

.

Nu wij eindelijk begonnen zijn ons op het’ niveau
van .het buitenland te brengen, dreigt het bedrijfs-
leven opnieuw in de hoek te moeten staan, waar de
klappen vallen. Immers, de conjunctuurverbetering,
relke in de laatste 12 â ’18 maanden in het buiten-

722

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 October 1936

land is opgetreden, heeft een dusdanige prijsstijging
op de wereidmarkten veroorzaakt, dat in een groot
aantal gevallen, ook zonder depreciatie van den gul-
den, de industrieel en de handelaar hun huidige voor-
raden niet voor dezelfde prijzen kunnen vernieuwen.
Men vergelijke slechts het statistisch overzicht der
groothandeisprjzen (o.a. voor koper, lood,
ijzer,

hout), zooals dat op een der laatste pagina’s van dit tijdschrift voorkomt. Bij de stijgende wereldmarkt-
prijzen heeft zich nu de gulden-depreciatie gevoegd

en doet op die stijging nog een extra schepje. Hier
ondervindt men de consequentie van de (late) depre-

ciatie. Toen Engeland devalueerde, daalden de prijzen
en werd relatieve stijging in nominale munt daar te lande gecompenseerd door de prijsdalende tendens
van de crisis. Thans is er herleving overal met stij-
gend prijsniveau op de wereldmarkt. Op dit oogen-
blik laat Nederland de gouden standaard los en stij-
gen verschillende prijzen in nominale munt gerekend
hier te lande derhalve uit twee oorraken. Politiek
noch psychologisch is dit voor de Regeering welkom.
Zij heeft dit echter als de consequentie van haar

standpunt te aanvaarden. Zal het
bedrijfsleven,
nu de dageraad der opleving

zich aan den einder vertoont, ten derden male om-
laag worden gedrukt? Zal de Regeering, – uit welke
motieven dan ook -, slechts prijsverhooging wegens
de depreciatie toestaan en die, welke aan beide ge-
noemde factoren gekoppeld is, als prjsopdrjving be-
stempelen? Zal zij als opperste zakenman de prijspo-
litiek van het geheele bedrijfsleven reglementeeren?
Het heeft er helaas allen schijn van. Blijkens de dag-
bladen’) heeft de Minister van Binnenlandsche Za-•
ken op 2 October een (tweede) circulaire betreffende
de uitvoering van de wet tegen prjsopdrjving aan
alle burgemeesters doen uitgaan. Dit stuk is econo-
misch onverantwoord.
Op twee punten daarvan willen wij thans de aan-

dacht vestigen.
Loopende contracten (afgesloten voor 27 Septem-
ber ji.) moeten volledig gehandhaafd worden. De daar-,
in bepaalde prijzen mogen niet worden verhoogd. Dit
is inderdaad acceptabel. Geen koopman te goeder
trouw zal een gesloten contract annuleeren. Ernstiger
is echter, dat, naar verluidt, eventueele goudclausules
in dergelijke contracten althans voorloopig buiten
werking behooren te blijven. Indien de Regeering dit
standpunt handhaaft, grijpt zij generaliseerend wel
uitermate diep in het zakenleven in. Wie een con-
tract met goudclausule sloot, heeft daarvan op zijn
beurt de consequenties te ervaren. Hoe kan niet van geval tot geval de positie wisselen en door een der-
gelijke regeling publiekrechtelijk een groot aantal
bedrijven worden benadeeld in hun privaatrechtelijk
gesloten contracten. Hier is geen plaats voor een
noodmaatregel der Regeering, maar zal de burger-lijke rechter zoo noodig in ieder afzonderlijke zaak
hebben te beslissen.
Even bedenkelijk is, dat de winkelier den prijs van
een product slechts mag verhoogen met
hetzelfde

bedrag,
waarmede
zijn
leverancier de nieuwe offerte
hooger stelt dan de vroegere. In het algemeen en
volkomen terecht neemt de handel een percentage op
zijn inkoop. Heeft
hij
voor hoogere inkoopen veelal1
geen grootere bankcredieten noodig en moet daarvoor
niet meer aan rente worden betaald? Loopt hij bij
doorlevering geen risico voor een grooter bedrag bij
zijn afnemers dan vroeger en heeft hij daarvoor niet
met een bedrag voor credietrisico, – en zeker onder
de zoozeer gewijzigde omstandigheden – te rekenen?
Neen, de Regeering ziet het anders. Zij decreteert,
dat het bedrijfsleven, dat onder zware zorgen gebukt
gaat, en de kwijnende middenstand dit alles maar
weer voor hun rekening moeten nemen.
Gaat men dezen weg op, dan staan industrie en
handel opnieuw in de hoek, waar de slagen vallen.

1)
Avondbiaden van 3 October.

Zal de verbetering, die van de monetaire wijzigingen
het gevolg zou kunnen zijn, niet bij voorbaat de kop
worden ingedrukt, dan is het noodzakelijk, dat de
Regeering met spoed zich de taak van opperste zaken-
man weder van de schouders legt. Haar blijft een
zeer breed terrein: de liquidatie der crisismaatrege-
len, die, voor zoover mogelijk en met bekwamen spoed
ter hand genomen, een belangrijk tegenwicht tegen de
noodzakelijke prjsverhoogingen kan vormen. Overi-
gens zal zij tegen ongemotiveerde prjsopdrijving met
haar wijdvertakt apparaat voldoende kunnen waken;
daarvoor zijn geen decreten als het onderhavige noodig.
Dr. C.
KOOL.

DE DEVALUATIE EN DE MARKT VOOR ONROEREND

GOED.

De man aan het stuur heeft dan eindelijk terug

geschakeld.
Hij
weet nog niet, welke versnelling hij
tenslotte zal moeten kiezen, maar. .
Wel, laten we hopen, dat de wagen thans hellingen
zal kunnen nemen, die tot nu toe te steil bleken. En
dat de motor niet te veel heeft geleden.
Als wij ons er rekenschap van willen geven, welke
gevolgen de devaluatie zal hebben op de markt voor
onroerend goed, dan dient vooropgesteld, dat de ont-
wrichting, die hier te constateeren viel, niet alleen
en ni.et in de eerste plaats een gevolg is geweest van
de eigenlijke deflatie, doch veeleer van het z.g. vaste
lasten ontwerp, dat in
zijn
consequenties nog funester

is gebleken, dan door de somberste profeten werd
gevreesd.
De huurdaling, welke inhaerent was aan het de-
flatje-systeem, had weliswaar onder de huiseigenaren
reeds slachtoffers gemaakt, doch door de indiening
van het vaste lasten-ontwerp werd aller toestand met
één slag
vrijwel
catastrophaal. Aan de mogelijkheid
om de daling der huren ten deele op te vangen door
verlaging der rente enz., was een abrupt einde geko-
men. Het aantal déconfitures en executies nam
schrikbarend toe. Er kwam een overstelpend aanbod
van onroerend goed, doch daar er geen geldgevers meer waren, ontbraken koopers vrijwel geheel. En
hoe de toestand wordt op een overvoerde markt, waar
geen koopers zijn, behoef ik in dit blad niet uiteen te
zetten.
Speciaal in dit opzicht nu verwacht ik de eerste.
verbetering. Nu aan de onzekerheid en waarschijnlijk
ook aan de vrees voor verdere experimenten een ein-
de is gekomen, is er geen reden om aan te nemen,
dat de kapitaalmarkt zich blijvend van het onroerend

goed zal afzijdig houden.
Te verwachten is dus, dat weer geld voor hypo-
thecaire belegging beschikbaar zal komen en zoodra
dat het geval is, komen er ook weer koopers aan de
markt. Aan den anderen kant zullen de hypotheek-
banken gelegenheid krijgen de conversie harer pand-
brieven, waaraan het vaste lastenontwerp een einde
had gemaakt, te hervatten. Het verleden wettigt het
vertrouwen, dat zij alsdan ook
harerzijds
tot conces-

sies jegens geldnemers in staat en bereid zullen zijn.
Welbegrepen eigenbelang zal daartoe trouwens dwin-

gen. De toestand voor vele exploitanten, wien het
water reeds tot aan de lippen was gekomen, zal aldus
minder slecht worden en het aantal executies af ne-
men. Kortom, er zullen op de markt voor onroerend
goed weer normale verhoudingen ontstaan; op die
markt zullen koopers en verkoopers elkaar weer kun-
nen vinden; de periode der z.g. afbraakprijzen zal
als geëindigd kunnen worden beschouwd. In hoeverre
de markt verder stijgende tendenzen zal vertoonen,
zal van vele factoren afhangen.
De voornaamste factor daarbij zal zijn de verhou-
ding tusschen huren en de vaste lasten.
De huren. De Regeeriug heeft zich gehaast ken-
baar te maken, dat zij strenge maatregelen zal nemen
tegen een opdrijven daarvan. Deze voortvarendheid
is waarschijnlijk meer gebaseerd op politiek-psycholo-

7 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

723

gische dan op zakelijke gronden. Immers met de huur-
stijging zal het bij het bestaande overschot aan wo-
ningen zulk een vaart niet loopen. De meeste huis-
eigenaars zullen voorloopig reeds meer dan tevreden zijn, als zij öp het huidige prijsniveau emplooi zullen
vinden voor hun leegstaande woningen. Eerst als het
woningoverschot tot een meer normaal percentage
zal zijn teruggebracht, zal in verband met de geste-
gen kosten van nieuwbouw wellicht met eeu stijging

der huren moeten worden gerekend. ,,Aanpassing”
naar boven dus. Dat deze huurstijging groote vormen
za] aannemen, lijkt niet waarschijnlijk. Behalve dan in de gevallen, dat zeer groote huurdalingen hebben
plaats gehad. Groote winkelhuizen en dergelijke. Ook
hier was de markt volkomén overvoerd. Talrijke win-
kels waren practisch onverhuurbaar of slechts te
verhuren tegen afbraakprijzen. Mocht echter de toe-
stand voor den middenstand beter worden, dan zal
ook dit veranderen.
De vaste lasten. De aankondiging van haar maat-
regelen tegen opdrijving der huren ware voor de Re-
geering een goede gelegenheid geweest tevens een
verlaging der vaste lasten in uitzicht te stellen. Hier-
over echter is met geen woord gerept. Evenwel, wan-
neer inderdaad het zakenleven zal gaan floreeren en
alle belastingbronnen ruimer zullen vloeien, is niet
te verwachten, dat de vaste lasten op het tegenwoor-
dige peil zullen worden gehandhaafd. Een verlaging
dier lasten ligt stellig in de lijn van het beleid, dat
de Regeering heeft aangekondigd ook verder te zul-
len voeren.
Resumeerende komt het mij voor, dat wanneer in-
derdaad de devaluatie een verbetering van den alge-
meenen oeconomischen toestand ten gevolge zal heb-
ben, deze verbetering zich zal manifesteeren:
wat betreft de markt voor onroerend goed zelf, al-
lereerst in een terugkeeren van meer normale toe-
standen en eerst daarna in een oploopen der prijzen;
en wat betreft de huren: allereerst in een verm:in-
dering van het overschot aan woningen en winkels en
wellicht daarna in een oploopen der huren.
In ieder geval kan gezegd worden, dat met de ont-
trooning van den Gulden voor vele huiseigenaren, die
den wanhoopstoestand nabij waren, althans weer eenig
perspectief is geopend.
Mr.
A. G.
LUBBERS.

NAVORDERING EN VOORVORDERING VAN

INVOERRECHT.

Gedurende de laatste jaren is onze wetgever eenige
malen op zeer ingrijpende wijze van systeem veran-derd ten aanzien van het tarief, dat men heeft te be-talen hangende een wetsvoorstel tot heffing van een
nieuw of tot verhooging van een bestaand invoer-
recht.

Toen het tarief nog laag was, placht het nieuwe
of verhoogde invoerrecht eerst geheven te worden
over hetgeen werd geïmporteerd vanaf den dag, waar-
op de betreffende wet van kracht was geworden. In
dien goeden ouden tijd hadden importeurs, wanneer,

er een wijziging van de invoerrechten op komst was,
gewoonlijk alle gelegenheid om voordien hun inge-
klaarde voorraden zoover uit te breiden als hun
met het oog op het nieuwe tarief dienstig scheen. Hadden zij hun goederen opgeslagen in entrepôt,
dan konden zij zelfs rustig afwachten tot beide
Kamers hun votum hadden uitgesproken.
Vooral door de importeurs van stapelgoederen is
onder dit stelsel rege]matig een dankbaar gebruik
gemaakt van de gelegenheid om, voordat de rechten-verzwaring inging, nog ruime vrije voorraden te vor-
men, d.w.z. voorraden, waarover men het nieuwe
meerdere invoerrecht nog juist niet had behoeven te
betalen en waarmede men dus vervolgens, nadat met
de heffing daarvan een aanvang was gemaakt, een
tijdlang wat extra kon verdienen of wat gemakke-

lijker kon concurreereia. Weliswaar ontging den f is-
cus dan gedurende de eerste maanden het meerdere
invoerrecht, dat aldus door
tijdige
vrije voorraad-
vorming was uitgespaard. De bedragen, waar het om
ging en de nooden van ‘s lands schatkist waren toen-
tertijd echter nog niet zoo groot, dat de fiscus op hetgeen hem aldus ontging, al te zeer acht had te
slaan.

Toen echter in de latere jaren de geldzorgen van onzen Minister van Financiën hand over hand toe-
namen en de invoerrechten in hetzelfde tempo hooger
en talrijker werden, is het verschijnsel der vrije voor-
raadvorming meer en meer op den voorgrond ge-
komen. In de crisisjaren vormde een zeer klein ver-
schil in den
kostprijs
vaak reeds een belangrijken
factor. Niet te verwonderen valt het dus, dat de
importhandel zich er speciaal op toe ging leggen uit
de vrije voorraden te halen, wat er uit te halen viel.
Fiscaal was het effect hiervan, dat de opbrengst van
een rechtenverhooging den eersten tijd steeds sterker
en steeds langer bij de raming ten achter ging blij-
•ven. Economisch kon bovendien worden opgemerkt,
dat de abnormale vrije voorraden ontwrichtend op
de binnenlandsche markt gingen werken.
Om aan het verschijnsel der vrije voorraad-vor-
ming, dat aldus fiscaal en economisch als een euvel
werd gevoeld, paal en perk te stellen, is men begon-
nen in enkele gevallen, welke daartoe in bijzondere
mate geëigend schenen, een systeem van navordering
toe te passen in dier voege, dat het meerdere in-
voerrecht werd nagevorderd over de geïmporteerde
voorraden,. wrelke in het binnenland aanwezig waren
op het oogenblik, waarop de nieuwe wet in werking
trad.
Zoo is op 1 Januari 1932 bij de invoering van de
z.g.
Benzinebelasting,
die in den vorm van een bij-
zonder invoerrecht werd geheven, dit nieuwe recht
nagevorderd over nagenoeg alle vrije voorraden van dit product in Nederland. Deze navordering was uit-
drukkelijk in de desbetreffende wet geregeld ‘). Allen,
die op genoemden datum een benzinevoorraad van
eenig belang in eigendom hadden, moesten daarvan
aangifte doen en ontvingen een aanslag.

Voor den handel werkte dit stelsel gunstig. Alle
belanghebbenden werden gelijkelijk getroffen, op alle
benzine, welke vanaf 1 Januari 1932 werd afgele-
verd, drukte hetzelfde bedrag aan invoerrechten. Voor de belastingadministratie was het echter een
zeer bezwaarlijk systeem. Er moest op 1 Januari 1932
immers een uitgebreide contrôle worden uitgeoefend
op voorraden, die over duizenden punten overal in
ons land verspreid lagen, en een enorm aantal, veelal
kleine aanslagen moest worden opgemaakt, uitge-
reikt en geïnd. Fraude was in tal van gevallen niet
te achterhalen.

Bovendien leent dit stelsel van navordering zich
slechts voor bepaalde artikelen, waarvan de vrije
voorraden in hoeveelheden van eenige beteekenis zich
in handen van niet al te veel belanghebbenden be-
vinden. Voor gedistilleerd past het en voor tabak;
voor benzine past het reeds minder. Bij een invoer-
recht, dat op een groot aantal verschillende artikelen
tegelijk wordt toegepast, of op artikelen, die grooten-
deels in kleine hoeveelheden circuleeren en die niet
voor consumptie bestemd zijn, is een dergelijke na-
vordering practisch onuitvoerbaar.
Het is dan ook te
begrijpen,
dat bij de eerstvol-
gende gelegenheid een proef genomen is met een aan-
merkelijk vereenvoudigd stelsel van navordering.
Deze gelegenheid deed zich reeds enkele maanden na
het in ,werking treden van de benzinebelasting voor, toen op 17 September 1932 het
Opcenten-Ontwerp )
bij de Tweede Kamer werd ingediend. Dit wetsont-
werp, dat bij de indiening de heffing van 30 opcen-

‘) Wet van
19
December
1931,
Staatsbi
527
•art.
14
e.v.
) Wet van
24
December
1932
tot tijdelijke heffing van
opcenten op sonmiige invoerrechten enz. Staaitsbl.
634.

724

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 October 1936

ten op alle invoerrechten beoogde, bevatte aanvanke-
lijk geen narorderingsbepaling. Waar de tariefsver-

hoogiug echter aanzienlijk was en te verwachten viel,
dat op groote schaal vrije voorraden zouden worden
gevormd, meende onze toenmalige Minister van Fi-

nanciën, De Geer, dit punt toch niet ongeregeld te mo-
gen laten. Op 28 September 1932 – dus 11 dagen
na de indiening van het wetsontwerp – kwam hij
met een Nota van Wijziging, behelzende, dat t.z.t.
na het inwerkingtreden van de wet de opcenten als-
nog zouden worden nagevorderd over alle goederen,

clie vanaf
29
September tot het inwerkingtreden zou-

den blijken te zijn ingevoerdt). De importeurs had-
den dus voorloopig hangende de discussies in de Ka-
mers nog slechts het oude tarief te betalen; kwam
het wetsontwerp er echter door, dan hadden zij later
met terugwerkende kracht tot 29 September de 30
opcenten alsnog bij te passen.
Een dergelijk systeem van navordering was op dat
oogenblik voor ons land een opzienbarende nieuwig-
heid. Voor den fiscus maakte het de zaak al bijzon-
der gemakkelijk. Deze kreeg slechts te maken met de
importeurs, die tenslotte slechts beperkt in aantal
zijn en wel bekend bij de ambtenaren der invoerrech-
ten. Waar de goederen, waarover nagevorderd werd,
inmiddels gebleven waren, was iets waar de ambte-
naren zich verder niet mede behoefden in te laten. Geen contrôle van binnenlandsche voorraden dus,
geen heslommeringen als bij de benzinebelasting.

De belangen van de importeurs kwamen echter
wel zeer in het gedrang. Hen hing boven het
hoofd
j
dat over de importen, welke na 29 September
hangende de behandeling in de Kamers hadden plaats
gevonden, de opcenten later rtet terugwerkende
kracht alsnog zouden worden nagevorderd. Hoe moes-
ten zij zich tegen deze kwade kans dekken? Het lot
van het Opcentenontwerp scheen zeer onzeker. Moes-
ten de importeurs niettemin op de aanneming ervan
anticipeeren en de dreigende opcenten bij voorbaat
op den prijs leggen? Moreel was dit nauwelijks te
verantwoorden, commercieel in de meeste gevallen in het geheel-niet door te voeren. En waar de ingevoerde
goederen geleverd moesten worden op loopende con-
tracten, was de afwenteling meestentijds rechtens
volkomen uitgesloten.

Ter tègemoetkoming aan het laatstaangestipte be-
zwaar is op 4 October 1932 een tweede Nota van
Wijziging gevolgd, inhoudende, dat de navordering
niet plaats zou vinden voor goederen, waarvan ten
genoege van den Minister werd aangetoond: ,,dat zij
door dengene, voor wiens rekening de heffing’ zou
komen, v66r 29 Sept. (reeds waren) verkocht” ).
Vrijgesteld werden dus importen, die dienden om
oude loopende contracten af te werken.
Het is leerzaam te zien, hoe deze vrijstellings-bepa-
ling in de practijk is toegepast, zulks temeer omdat
overeenkomstige bepalingen ook bij volgende gelegen-

heden worden aangetroffen
3)
en in de toekomst
waarschijnlijk nog wel meer voor zullen komen.

Op het eerste gezicht krijgt men den indruk, dat
de importeur,om voor de vrijstelling in aanmerking
te komen, slechts twee dingen had aan te toonen, nl.

ten eerste,
dat de goederen ingevoerd waren in het
tijdvak 29 September-31 December 1932, waarop de

navordering betrekking had, en
ten tweede,
dat de

goederen v66r 29 September reeds waren verkocht. –
De Minister van Financiën stelde echter nog een
derden en een vierden eisch.

– Zijn
derde
eisch was, dat hem moest worden aan-
nemelijk gemaakt, dat de koopeontracten van v66r
29 September niet anders konden worden uitgevoerd,
dan door daarop te leveren in het navorderingstijd-

t)
Art.
6
(Kamerstukken no. 4).
Art.
7
(Kamerstukken no.
5).
Vgl.
K.B.
4
Mei
1935
art.
3
Staatscet. no.
193,
Schuur-
man & ,Jordens no.
100 p. 293
en K.B.
20
Februari
1935
ai-t. 2
Staatsért. no.
42
Ibidem
p. 290.

vak ingevoerde goederei, d.w.z. dat voor de afwer-
king dier contracten niet uit vrije voorraden van
v66r 29 September had kunnen worden geput. Die
vrije voorraden dienden volgens den Minister aller-
eerst aangewend te worden om de oude contracten
af te werken. De Minister verlangde daarom opgave
van die vrije voorraden en wilde van vrijstelling
slechts weten, voor zoover de afleveringen, op oude
contracten genoemde vrije voorraden overtroffen.

Als
vierde
eisch stelde de Minister voorts, dat de importeur geenerlei mogelijkheid had gehad om de
nagevorderde opcenten op zijn afnemer te verhalen.

Onder ,,dengene voor wiens rekening de heffing zou
komen” werd dus niet eenvoudig verstaan de per-

soon, aan wien de navordering zou moeten worden op-
gelegd, maar de importeur, die de opcenten niet af had
kunnen wentelen. Dat de’ ‘importeur de opcenten in
feite niet af
had
gewenteld, bleek niet voldoen-
de. Verlangd werd het bewijs, dat tot afwenteling
iedere gelegenheid, hoe dan ook, had ontbroken. Al-
dus kwamen voor vrijstelling slechts in aanmerking leveranties op oude contracten tegen vasten prijs en

zonder rechten-clausule. Contracten tegen dagprijs
bleven buiten beschouwing ook al was die dagprijs na
29 September niet verhoogd.
In een procedure betreffende thee heeft de Hooge
Raad dit jaar gelegenheid gehad zich over deze kwes-
tie uit te spreken
1)
Ons hoogste rechtscollege heeft

alstoen overwogen, dat voor
vrijstelling
in het bijzon-
der ook vereischt was, dat het juist de ná 29 Septem-
ber ingevoerde goederen waren, die bij het oude koop-

contract reeds waren verkocht, zoodat de importeur
contractueel gebonden was om
die
goederen te leve-
ren en geen andere. Voor de gevallen, waarin vrije
voorraden ter beschikking stonden, brengt deze opvat-
ting met zich mede, dat men alleen recht op vrijstel-
ling kon doen gelden, indien de betreffende goederen
waren ingevoerd ter uitvoering van een vbôr den f a-
talen datum afgesloten specieskoop. Bovendien laat
liet arrest wellicht nog plaats voor vrijstelling, indien

weliswaar een genuskoop was afgesloten, doch de
vrije voorraad feitelijk dusdanig was geblolkeerd, dat
de importeur ter uitvoering van het oude contract

wel later ingevoerde partijen had
moeten
aanwendn.

Implicite heeft de Hooge Raad in het thee-arrest
voorts nog overwogen, dat de vrijstelling juist daar-
om in de wet was opgenomen, omdat men rekening
had willen houden met het bezwaar, dat als gevolg
van voordien afgesloten koopen velen de opcenten
niet zouden kunnen verhalen op hun afnemers. Dit
is van belang voor ‘s Ministers vierden eisch omtrent de volstrekte onafwendbaarheid van de navordering.
Men krijgt den indruk, dat de Hooge Raad ook dezen
Ministerieelen eisch door de wet gedekt acht. –
Ondertusschen was niet alleen uit den nasleep van

processen doch ook anderszins duidelijk gebleken, dat
aan een stelsel van navordering met terugwerkende
kracht, als in 1932/33 bij de Opcentenwet ‘incidenteel
toegepast, zeer ernstige bezwaren kleefden. De handel
komt in een te groote onzekerheid te verkeeren, in-
dien de Minister van Financiën aan de Kamer een tariefsverhooging voorstelt, daaraan terstond toe-
voegt, dat hij die tariefsverhooging t.z.t. met terug-
werkende kracht wil invoeren, doch de beslissing of
het al dan niet tot zulk een invoering zal komen naar
later moet verschuiven en af moet laten hangen van
het Kamervotum. Het toeval ‘heeft gewild, dat ,het
a

lot van het Opcentenontwerp aan een zijden drad
heeft gehangen en dat bedoelde onzekerheid daardoor
al wel zeer treffend tot uiting is gekomen.
Toen op 1 Januari 1934 de
Omzetbelasting
werd in-
gevoerd, die evenals de opcenten nagenoeg den ge-
heelen handel raakte en voor wat de geïmporteerde
artikelen betreft in den vorm van een bijzonder in-

t)
Rb. R’dam 15
Juni
1934 W. 12965
N.J.
1934
1o.
1423,
Hof
1-laag
20
Juni
1935 W.
en N.J.
1936
no.
178, H.R. 22
Mei
1936
(nog niet gepub.).

7 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

725

oeirecht werd geheven, is er dan ook van af gezien
de vrije voorraden met een navordering te treffen.
Duidelijk kwam toen echter aan den dag, dat de fis-
cus zich een dergelijke liberaliteit niet langer kon
permitteeren. Niettegenstaande de Regeering ter
voorkoming van overmatigen import van luxe-arti-

kelen contingenteeringsmaatregelen had getroff en en
de omzetbelasting op de overige goederen slechts zeer
matig was, hadden de importeurs van beide catego-
rieën waren voor Nieuwjaar 1934 hun vrije voorraden
zoo hoog opgevoerd, dat mede dientengevolge de op-
brengst der nieuwe belasting gedurende de eerste
maanden, ja zelfs gedurende nagenoeg het geheele
eerste jaar voor onzen fiscus uiterst teleurstellend
geweest is.
Waar de ervaring had uitgewezen, dat men er met
incidenteele maatregelen niet kwam en dat eene voor-
ziening toch dringend noodzakelijk was, is het vraag-
stuk van de vrije voorraden kort daarop meer princi-
pi.eel aangepakt. En met bekwamen spoed! Op 15
Maart 1934 werd bij de Tweede Kamer ingediend het wetsontwerp betreffende instelling, afschaffing, ver-
hooging of verlaging van
Invoerrecht op Korten
Termijn,
welk wetsontwerp reeds na twee maanden
tijds op 17 Mei 1935 in het Staatsbiad verscheen.
Deze nieuwe wet lost het navorderingsvraagstuk
op uiterst radicale wijze op door te bepalen, dat een
bij de Kamer aanhangig gemaakte tariefswijziging
door de Kroon eenvoudig bij K. B. reeds voorloopig
kan worden ingevoerd. In plaats van een n.-vorde-
ring wordt hier de ‘mogelijkheid geopend voor wat
men v66r-vorderingou kunnen noemen. De Kroon
krijgt de bevoegdheid om op de goedkeuring van de
Kamers vooruit te loojjeu en de tariefswijziging in
de practijk reeds in te voeren, in afwachting van het
Kamervotum. Hei ii een typisch voorbeeld van een
moderne machtigingswet.
Maakt de Kron van hare bevoegdheid gebruik en
stelt zij dadelijk bij de indiening van een tariefswij-
ziging deze ook voorloopig reeds in werking, zoo
wordt voor den importhandel een periode van onze-
kerheid vermeden en speculatieve vrije voorraadvor-
ming voorkomen. De importeurs weten in dat geval
terstond waar zij aan toe zijn. Het voorgestelde
nieuwe invoerrecht wordt van stönde af aan bij hen
geïncasseerd. Men kan in deze omstandigheden niet
zeggen, dat men niët weet of en hoeveel men aan in-
voerrechten heeft te betalen. –
Blijft de moeilijkheid, hoe het moet gaan met de
leveranties op oude contracten. In de gevallen, waar-
in de Kroon van haar bevoegdheid tot voorvordering
gebruik heeft gemaakt, is in dat bezwaar voorzien,
doordat aan den Minister van Financiën toe is ge-
staan voor zooveel noodig teruggaaf te verleenen van
de rechtenverhooging. Uitdrukkelijk is dan telkens
echter tevens bepaald, dat voor deze teruggaaf niet
in aanmerking komen goederen, waarvan niet kan
worden aangetoond, dat het verschil in invoerrecht

niet op koopers
kan
worden verhaald
1)
Voor de
strekking van dergelijke vrjstellingsbepalingen is het
boven besproken arrest van den Hoogen Raad om-trent de Opcentenwet ten volle van beteekenis’ ge-
bleven. Bij genuskoopen zullen de oude koopcontrac-
ten zooveel als maar eenigszins mogelijk is, uitge-
voercl moeten wordën uit de oude voorraden op
straffe, dat men anders over de correspondeerende
latere importen’ niet op teruggaaf zal mogen rekenen.
Is geen vaste prijs, doch slechts dagprijs overeenge-
kbrnen, dan zal van teruggaaf evenmin sprake kun-
nen zijn.

Voorvoidering heeft plaats gevonden hangende de
discussies in de Kamers :over de
Nieuwe Tarief wet,

welk
‘OP
15 J’uni 1934 bij de Tweede Kamer’werd in-
gediend èn met ‘ingang van 1 Tu-li 1934 voorloopig
bij KB. grootende’els toepasselijk’ werd verklaard.
Een ander voorbeeld vormt de voorloopige heffing

i) K.B. 4
Mei
1935
en
K.B. 20
Febr.
1935
‘tap.
van invoerrecht op zinkwit lithopoon en andere met
zink bereide witte verfstoffen per 27 Februari 1935
1).

Bijzondere vermelding verdient de toepassing der
Voorvorderingswet bij gelegenheid van het wetsvoor-
stel tot heffing van 20
Opcenten op cle Omzetbelas-
ting
en het daarmede correspondeerend Bijzonder
‘invoerrecht, welk wetsvoorstel in het najaar van
1935 bij de Tweede Kamer aanhangig werd gemaakt
‘en wat genoemd bijzonder invoeTrecht betreft, vanaf 15 ‘October 1935 bij K.B.
2)
voorloopig werd toepas-
eljk verklaard, doch op 14 ‘November d.a.v. door de Regeering weder werd teruggenomen, waarna per 15
November ook aan de ‘vooHoopige heffing een einde
kwam ‘).

Hier heeft zich de merkwaardige situatie voorge-
daan, dat door de Kroon gedurende een voile maand
geanticipeerd is o een wt, die het Staatsblad niet
heeft gehaald. Wat in zulk een geval met de iètwat
îoorbarig v6orgevorderde ‘ invoerrechten gebeuren
moet, of de fiscus deze kan behouden dan wel dient te
restitueeren, zgt de Voorvorderingswët nièt met zoo-
veel woorden. De voorvordering is onvoorwaardelijk toe-
gelaten, de rechtsgeldigheid daarvan dus niet afhan-
kelijk van het al of niet wet-worden van het inge-
diende wetsontwerp. Slechts is bepaald, dat het K.B. tot voorvordering onverwijid moet worden ingetrok-
ken, als het wétson’twerp, vatrop is geanticipeerd,
ingetrokken of verworpen wordt. Een rechtsvorde-
ring tot restitutie van het inmiddels betaaldé invoer-
recht heeft men in zulk een geval dus niet.

Aanvankelijk wilde. de Regeering van teruggaaf in
het geheel niet weten. Slechts schoorvoetend ver-
klaarde zij zich tenslotte bij wijze van comj)roinis be-
reid de geïncasseerde dpceuten op de ‘grootere in-
voerposten’ te restitueeren, indien de importeurs de
opcenten niet af hadden gewenteld
4)•
Op de kleinere
posten zijn de opcenten niet teiugbetaald, ook al be-
liepen deze voor één en deuzeifden importeur. teza-
men zeer hooge bedragen. Had de importeur voorts
de opcenten op grond van een rechtendilLusule of an-
derszins op zijn afnemer verhaald en zag deze afne-
mer zijnerzijds geen kans hen op zijn beurt weer af
te wentelen, dan.bleef deze in de tweede hand ermede
litten. Slechts importeurs konden restitutie vragen;
de tweede hand kon dit niet.

Men ziet, ook het voor-vorderingssyteem heeft zijn
bezwaren. Waarschijnlijk zijn de onaangename erva-
ringen, die de fiscus aldus in den winter van 1935
heeft opgedaan, niet vreemd aan het feit, dat voor-
vordering achterwege is gebleven tijdens de behande-
ling van het wetsvoorstel tot
Financiering van den
Versnelden ]3ruggenbouw
5),
dat het Bijzonder Invoer-
recht op benzine, de z.g. henzinebelasting, tijdelijk
van
f
8 op
f
8,60 per 100 kg beoogde te brengen.
Aanvankelijk zal onzekerheid omtrent het lot van dit
wetsontwerp den Minister van voorvordering hebben
téruggehouden. Ook later echter, toen h’et lot van
het wetsontwerp bezegeld was, is tot voorvordering
niet overgegaan. Zelfs heeft het na aanneming door
de Eerste Kamer op 2 J’uni 1936 nog tot 17 Juni
van dat jaar geduurd, alvorens de verhooging op de
gewone wijze in werking werd gesteld. De benzine-
importeurs hebben hier weder op ouderwetsche wijze
vrije voorraden kunnen vormen.

Hiermede is de ontwikkeling van het vraagstuk
der vrije voorraden tot op’ heden in groote trekken
geschetst. Na enkele minder bevredigend ve’rloopen
incidenteele experimenten met- gewone navordering
en navo.rdering met terugwerkende krht
;
‘is . dit
systeem prijs gegeven voor een stelsel, dat de môge-
i.ijkheid hied medr principieel te werk ,te gan en op

) K.B. 4
Mei
1935
en
K.B. 20
Febr.
1935
‘tap.
2)
K.B. 30-
September
1935
S-taatsert. no,”
194.
I.B:
19
Novènber
1935
Staatsert.. n.o.
228.-
“4)
Min. Bech.
23
Januari
1936,
na-der gewijzigd bij Min.
Besch.
28
Januari
1936 Staatscrt.
1936
no.
16.
) Staatsbi.
1936
no.
400.

726

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 October 1936

rechtenverhooging vooruit te loopen. Dit nieuwe
voorvorderingsstelsel is echter tot nog toe niet ten volle consequent toegepast. Nadat het eerst in een
paar gevallen, o.a. bij de behandeling van de Tarief-
wet 1934, met succes was benut, is de Regeering er
bij de mislukte opcenten op de omzetbelasting door in moeilijkheden geraakt. Bij de verhooging van de
benzinebelasting voor de financiering van de ver-
snelde bruggenbouw is men er daarop min of meer
voor teruggeschrikt. Ofschoon de ontwikkeling zeer
bepaaldelijk in de richting van voorvordering gaat,
heeft zich op dat stuk nog geen vaste practijk ge-
vormd, waarmede de handel in voistrekten zin kan

rekenen.
Voorkomen dient te worden, dat met het oog op
te verwachten rechtenverhoogingen extra vrije voor-
raden worden gevormd. Navordering bleek hiervoor
minder bruikbaar. Beter voldoet voorvordering. Een

consequente toepassing van dit stelsel schijnt mij echter in hooge mate gewenscht. De handel moet

weten, waar
hij
bij een wijziging in het Tarief aan
toe is. Wordt de voorvordering niet stelselmatig,
doch met een zekere willekeur nu eens wel dan weder
niet toegepast, zoo kan dit niet anders dan ontwrich-
tend werken. Een consequente voorvordering in alle
gevallen, waarin heffing van een nieuw, of verhoo-
ging van een bestaand invoerrecht bij de Kamer aan
de orde is gesteld, acht ik verre te verkiezen boven
een incidenteele toepassing van dit systeem. Indien
bij hooge uitzondering een voorvordering eens mocht
mislukken, gelijk wij dit bij de 20 opcenten op de
omzetbelasting hebben beleefd, zoo kunnen de admi-
nistratieve beslommeringen aan teruggaaf verbonden,
niet van zulk een omvang wezen, dat alleen op grond
daarvan van consequente voorvordering zou dienen

te worden afgezien.
De Wet tot Wijziging van Invoerrechten op Kor-
ten Termijn is een crisiswet en komt, behoudens ver-
lenging, op 1 Januari 1937 te vervallen. Het eerste
artikel van deze wet, dat meer in het bijzonder over
voorvordering handelt, schijnt
mij
van zoo groot be-lang toe, dat dit artikel niet slechts tijdelijk dient te
worden gecontinueerd, maar zelfs op meer blijvende
wijze in onze invoerrechten-wetgeving ware op te
nemen en vel in dier voege, dat de voorvordering
niet facultatief, gelijk thans, doch imperatief worde

voorgeschreven.
Mr. W.
VAN ETDEN.

DE ZWEVENDE GULDEN EN DE GELDMARKT.

Wanneer men nagaat, wat de consequenties van het
verlaten van den gouden standaard voor de ontwik-
keling van de geidmarkt zullen zijn, dan komt men
tot de conclusie, dat verschil gemaakt moet worden
tusschen de duurzame en de voorloopige invloeden.
Dat op den duur een verruiming, en zelfs een zeer,
aanmerkelijke van de geldmarkt te verwachten is, is
zeker aan te nemen. Twee factoren zijn als basis voor
deze verwachting te noemen. In de eerste plaats de
winst, die op den goudvoorraad te boeken zal zijn,
zoodra opnieuw de Gulden aan het goud wordt ge-
koppeld. Voor het overgroote deel zal deze winst
aan den Staat komen, welke de aldus beschikbaar
komende middelen zal aanwenden voor aflossing van hetzij vlottende hetzij geconsolideerde schuld, zoodat

de geldcirculatie evenredig zal
stijgen.
Het aanbod

ter geldmarkt zal dus t.z.t. met het volle bedrag van
de goudwinst toenemen.

De tweede factor, die als regel de geidmarkt in
landen, welke de munt zich laten ,,aanpassen” aan
de gewijzigde internationale monetaire situatie, hetzij door loslaten van den gouden standaard zonder meer,
hetzij door herstel van dien standaard op ander ni-
veau, aanmerkelijk verruimt, is de beweging van.
repatrieering van gevlucht kapitaal, die na de be-trokken operatie pleegt in te treden. Die kapitaal-
stroom zal natuurlijk het snelst zich doen voelen in

die gevallen, waarin dadelijk weer een nieuwe defi-
nitieve basis voor de verhouding tot het goud wordt
gekozen of althans een voorloopige de facto stabili-
satie plaats vindt. Zoolang de Gulden ,,zwevende”
blijft is het natuurlijk denkbaar, dat velen, die bijv.
in Dollars zijn gevlucht, er de voorkeur aan geven
de kat nog uit den boom te kijken terzake van de
waardedaling, die tenslotte de Gulden in vergelijking
tot goud en Dollar zal aanwijzen. Maar op den duur
zal het kapitaal, dat uitsluitend uit hoofde van valu-ta-angst gevlucht is, weer terugkeeren. En wanneer
dan ook weer een nieuwe verhouding tot het goud
wordt vastgesteld zal deze beweging de goudschat
van de centrale bank zeer belangrijk kunnen doen
toenemen, gepaard gaande met een evenredige ver-
ruiming van de geldmarkt.

De omvang en beteekenis van dezen factor is na-
tuurlijk moeilijk onder cijfers te brengen. Voordat
in 1932 de angst voor den Gulden voor het eerst
outstond was onze goudvoorraad rond 1035 millioen
als maximum. De sedertdien ingetreden daling is
ongetwijfeld ten deele toe te schrijven aan terugtrek-
ken van hier uitgezet kapitaal door buitenlanders,
dat voorloopig niet zal terugkeeren, en wellicht nim-
mer. Maar dat een weer ,,thuishalen” van door in-
heemsche beleggers in goud en deviezen of buiten-
landsche waarden belegde kapitalen eenige honderden
milliôenen Guldens van de huidige waarde zou op-
leveren lijkt niet overdreven.

Zoowel de eerste als de tweede genoemde factor
kunnen, zooals gezegd, hun invloed op de circulatie
en dus op het aanbod ter geldmarkt pas gaan uit-
oefenen zoodra de centrale bank erbij betrokken
wordt. Wat de goudwinst
bij
herwaardeering aan-
gaat kan dat per sé niet eerder dan bij herstel van
den gouden standaard. En ook de invloed van de in-
komende kapitaalbeweging zal zich als regel niet
voor dat tijdstip doen gelden op den geldsomloop.

Zoolang de munt zwevend is wordt immers de func-
tie, die de centrale bank vervult ten aanzien van de
saldeering der betalingsbalans, overgenomen door een
wisselkoersegalisatiefonds. Het principieele verschil
tusschen den invloed van de operaties van zulk een
fonds instede van interventie van de centrale bank ligt juist in het feit, dat de centrale bank bij activi-
teit van de betalingsbalans de geidsomloop tegen het
aangeboden goud (of bij toepassing eener deviezen-
politiek: tegen de aangekochte deviezen) uitbreidt.

Het egalisatiefonds daarentegen kan, waar het geen mogelijkheid tot geldcreatie heeft, slechts ingrijpen
wanneer het eerst middelen aan de geldmarkt ont-
trekt. Indien het fonds te onzent in de kapitaalrepa-
trieering en daaruit voortvloeiend aanbod van devie-
zen aanleiding vindt om Guldens af te geven tegen
deviezen of goud zal het eerst zich de daartoe benoo-digde middelen moeten verschaffen door een evenre-
dig bedrag van het bij de creatie te zijner beschik-
king gestelde schatkistpapier te verkoopen. Geschiedt
die verkoop in de geidmarkt dan onttrekt dus het
fonds aan deze markt juist evenveel middelen
als
het

daaraan weer toevoegt in ruil voor de gekochte be-
dragen goud en deviezen. De geldmarktverruiming,
die bij normaal functionneeren van den gouden stan-
daard, althans bij intervenieeren door de centrale
bank, automatisch het gevolg is van terugkeereud
kapitaal,
blijft
nu ûit.

Natuurlijk is het denkbaar, dat men een regeling treft waardoor ondanks de tusschenschakeling van
het egalisatiefonds toch door de centrale bank de
middelen voor die operaties worden verschaft, zoo-
dat ook voor de geldmarkt een soortgelijk verloop ontstaat als bij rechtstreeksche interveutie door de
centrale bank.
ru
de eerste plaats kan het schatkist-
papier, dat het fonds spuit om goud of deviezen aan
te koopen, direct bij de centrale bank worden onder-
gebracht. Vervolgens is het denkbaar, dat het fonds
zijn goud- en deviezenvoorraad beleent. En tenslotte

7 October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

727

is het niet geheel uitgesloten, dat tot verkoop van
goud aan de centrale bank wordt overgegaan, al heeft
dat het bezwaar, dat deze niet meer kan betalen dan
den ouden goudprijs, hetgeen overigens niet meer
dan een formeel euvel is omdat immers beide goud-voorraden toch voor rekening van den Staat worden
aangehouden, en de bij herwaardeering te maken
goudwinst van de centrale bank dan verrekend kan
worden tegen het verlies bij den verkoop door het
fonds geleden.

In Engeland heeft men, teneinde de politiek van
goedkoop geld niet te verstoren, zijn toevlucht geno-
men tot deze oplossing. Toen destijds het fonds (dat
was v66r de verhooging tot £ 250 millioen) vrijwel
volgekocht was met goud en deviezen werd rond £ 70 millioen goud naar de Bank of England overgebracht,
en in den loop van dit jaar heeft vrij regelmatig dit instituut goud verworven. Het verschil tusscheu de
invloed van de kapitaalrepatrieering op de geidmarkt
bij devaluatie eenerzijds en het zwevend laten van de
munt anderzijds is derhalve niet te ontkennen, maar
het is ook slechts gradueel.
Terwijl
bij devaluatie mi
wederinschakeling van de centrale bank een zeer aan-
merkelijke verruiming per se moet intreden, zal zij
bij functionneeren van een egalisatiefonds niet auto-
rnatish plaats vinden, doch alleen dan wanneer men
het effect van ruime geidvoorziening wenschelijk
acht en te dien einde speciale maatregelen treft, waar-
door indirect toch de centrale bank bij de operaties
wordt betrokken.

Voor het kapitaal, dat niet in den vreemde werd gevlucht doch in goud belegd, geldt m.m. hetzelf-
de. Ook dat kan bij realisatie door de bezitters alleen
tot verruiming van de markt (de geidmarkt althans,
de kapitaalmarkt wordt natuurlijk zoowel door repa-
trieering van elders uitgezette middelen als door
goudverkoop verruimd voor zoover de bezitters tot
belegging in het binnenland van het provenu over-
gaan, ook, al gaat de beweging buiten de geidmarkt
om) leiden wanneer tenslotte het goud bij de cen-
trale bank terecht komt. Zoolang het goudembargo
van kracht blijft (men vraagt zich af waarvoor eigen-
lijk dit uitvoerverbod werd uitgevaardigd, nu toch
niet tot confiscatie van den goudvoorraad onder het publiek is overgegaan) zal het egalisatiefonds gele-
genheid hebben tegen in vergelijking tot de wissel-
koersen relatief lagen koers het gehamsterde goud op
te koopen. Door het embargo is er immers geen direct
verband tusscheu inheemsche en wereldmarktprjs
voor goud, en er is geen debouché voor onmiddel-
lijke realisatie. Weliswaar kan juist door het embargo
van dit opgepotte goud ook geen invloed uitgaan op
de wisselmarkt, zoodat uit dien hoofde voor het ega.
lisatiefonds geen aanleiding zal bestaan om hier te intervenieeren. Maar aangezien men toch met em-bargo wel eens zal opheffen kan er alle aanleiding
zijn om tegen den nu nog geldenden lagen ,,binnen-
landschen” prijs goud uit de markt te nemen.

Welke conclusie kan nu getrokken worden uit het
feit, dat door het zwevend blijven van den Gulden
de duurzame verruiming van de geidmarkt, die zeker
het gevolg zal zijn van devaluatie, voorloopig nog
niet of in geringe mate zal optreden? Moet daarom
op den korten duur met een relatief hooge geidrente
worden gerekend? Want wanneer het aanbod op de geldmarkt voorloopig onveranderd zou blijven dan
ware het denkbaar, dat door vergrooting van de
vraag de rente de tendens zou vertoonen om op te
loopen.

Bij de stijgende koersen op de aandeelenmarkt en
de
blijvend
toenemende activiteit ter beurze zal de
vraag naar beursleengeld de neiging tot toeneming
vertoonen. Ook wat de commercieele credietgeving
betreft zal er hier en daar een toeneming van de
vraag te constateeren zijn, al wordt natuurlijk een
belangrijk deel van de grootere bedrijfskapitaalbe-
hoefte in verband met de
prijsstijging
opgevangen

door kapitaalaccres uit hoofde van waardestijging
der voorraden. Tegenover deze factor, die voor de
short-run inderdaad een opgaande tendens van de
geidrente zou kunnen doen verwachten, staat het
feit, dat v66r den val van den Gulden de rente hoo-
ger was dan de zuiver technische positie van de markt
motiveerde.

In verband met de financieele situatie in Frankrijk
deed reeds lang de vrees zich gelden, dat onze goud-
voorraad weer onder druk zou komen te staan. Dat
was de reden waarom particulier disconto bij een
overvloedig voorziene geidmarkt, die gedwongen was
rond 90 millioen renteloos bij de centrale bank uit
te zetten (ondanks het feit, dat de schatkist ook
voortdurend 50 millioen uit de markt hield als saldo
bij De Nederlandsche Bank) toch relatief veel hooger
bleef dan eenige jaren geleden, toen bij een wel iets
ruimere, maar principieel toch niet veel afwijkende
technische marktpositie disconto op een nominaal
1)eil stond van ongeveer
V4
pOt. Nu de druk van
angst voor goudonttrekkingen van de markt is weg-
genomen kan de rentekoers zich aanpassen aan de
oogenblikkelijke verhouding van vraag en aanbod,
zonder te behoeven anticipeeren op een belangrijke
vermindering van het aanbod. Na de afgifte van
rond 40 millioen goud in de laatste dagen voor den
jongsten monetairen maatregel is verdere goudaf-
gifte niet te verwachten (hoewel theoretisch via het
egalisatiefonds denkbaar) zoodat, wanneer de biljet-
tencirculatie weer op het peil van voor de maands-
wisseling is teruggevallen, en de extra beleeningen
en voorschotten-in-rekening, die de laatste week-
staat aantoonde, zijn terugbetaald, gerekend kan
worden op een ter beschikking van de markt staand saldo van ongeveer 60 millioen, ongeacht het saldo
van het Rijk.

Ondanks de om bovengemelde redenen verwach-
te factoren van grootere geldvraag is het dan
ook aan te nemen, dat de stijging van de geldrente,
die zich in de eerste week van de nieuwe situatie
heeft gemanifesteerd, wel weer ongedaan gemaakt
wordt en de rente terugloopt tot het niveau van voor
den guldenval en wellicht lager. Temeer omdat zeker
te verwachten is, dat De Nederlandsche Bank een
ruime voorziening van de geidmarkt in de hand zal
werken, en wanneer deze door inschakeling van het egalisatiefonds wordt geremd desnoods overgegaan
zal worden tot één van de bovengenoemde methodes
om de operaties van het fonds zich op de geldmarkt
te doen weerspiegelen.
Blijft nog de vraag of de rentekoersen nog beïn-
vloed zullen worden door externe factoren en geld-
verplaatsing naar het buitenland. Het is alleszins
denkbaar, dat bij een wisselende Guldenskoers de ac-
tiviteit van importeurs op de valutatermijnmarkt
sterk zal toenemen. Gegeven ons importoverschot kan
op deze markt een surplus aan vraag ontstaan, dat
tot termijnagio’s leidt, wat voor de banken aanleiding
zou kunnen zijn tot rente-arbitrage. Dat de geld-
rente, hier te lande onder druk daarvan zou opioo-
pen is echter niet waarschijnlijk, omdat immers nog
steeds het bekende gentiemen’s agreement van kracht
is, volgens hetwelk de banken deze operaties niet
mogen ondernemen. Eveneens uit dezen hoofde is dus
een opwaartsche druk op de geidkoersen niet te voor-
zien.

Alles
bijeen
genomen kan men op den duur zeer
zeker een ruime geldmarkt verwachten, terwijl tij de-
lijk wellicht een toestand zal ontstaan, waarin die
overvloed zich nog niet zal doen gelden, maar waar-
in toch ook geen hooge rentenoteeringen te wachten
zijn. C. A. Ki.

728

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 October 1936

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE NIEUWE FRANSCHE VALUTAWET.

Dr. H. Weichmann te Parijs schrijft ons:

De door het kabinet Léon Blum op den voor Frank-rijk thans zoo gedenkwaardigen 26sten September zoo
onverwacht tot stand gebrachte devaluatie werd ge-
durende de daarop volgende dagen helaas niet met
evenveel methode en planmatigheid in het voor haar
slagen noodzakelijke economische en juridische kader
gevoegd. Zoowel de opzet als de techniek van de
nieuwe muntwet, zoowel de beraadslagingeu in de
heide Parlementen als op de hureaux deden een week
lang vreezen, dat de devaluatie in Frankrijk wellicht
niet met hetzelfde succes als in andere landen zou
kunnen worden doorgevoerd, omdat niet-economische
factoren het methodisch juist doorgevoerde experi-
ment in gevaar dreigden te brengen. Niettemin zijn
met het afhandelen van de wet de sociale en politieke
spanningen, welke bijna een geheele week in tegenstel-
ling met den toestand in Nederland en in Zwitserland
het Fransche procédé in gevaar dreigden te brengen,
verdwenen. hierdoor is het mogelijk, de eerste balans
voor het tweede xperiment-Blum op te maken.

De nieuwe wet.

De wet inzake de aanpassing der valuta, zooals de
regeering haar devaluatievoorstel heeft betiteld, kan
in drieën worden verdeeld: ho. het techisch-rnouetaire gedeelte,
2o. een aan de hesnoeiing van speculatieve winst
gewijd hoofdstuk en. 3o. het laatste gedeelte, hetwelk door den wetgever
eenigszins vaag ,,speciale bepalingen” werd genoemd,
dat echter in werkelijkheid het leiden van het deva-

luatie-experiment mogelijk maakt.
Het
technisch-monetaire gedeelte
behoeft .niet na-
der te worden uiteengezet. Het bevat de vaststelling
van de nieuwe goudpariteit van den Franc
01)
een
voorloopig glijdende basis, de instelling van een egali-
satiefonds, de opichorting van het vrije goudverkeer
en daarmede dus slechts die hépalingen, welke ge-
voonlijk niet het devaluatieproces gepaard plegen te
gaan. Dit deel van de wet werd dan ook door Kamer
en Senaat .zonder speciale moeilijkheden, afgehandeld.
De devaluatie was reeds door de verklaring van de
Regeering tot stand gebracht. Haar coificatie in den
tekst der wet was feitelijk slechts een kwestie van
vorm.
De aan de besnoeiing van speculatieve winst
ge-
wijde bepalingen zijn een concessie aan de vijandige
gezindheid van het volk ten aanzien van het devalua-
tie-experiment; zij kunnen echter in geen.en deele als
geschikte en gelukkige maatregelen worden gewaar-
deerd. Teneinde de hamsteraars van goud te treffen,
is de Fransche Regeering in tegenstelling met de
Zwitsersche en Nederlandsche Regeering tot een re-
quisitie van goud overgegaan, op basis van de oude
pariteit. Dit treft in werkelijkheid niet de hamste-
raars, die reeds sedert lang naar het buitenland zijn
getrokken, doch hoogstens een categorie kleine voor-
zichtige lieden of angstige ondernemers; die tot be-
houd van hun spaarpe.nningen, hun bedrijfskapitaal
of ter verzekering van hun grondstofaankoopen
zekere metaalreserves hebben gevormd. De gevluchte
kapitalen, de deviezenhamsteraars, de exporteurs, die
hun vorderingen in het buitenland lieten staan, om
‘zon te. zeggen de devaluatiedeskundigen, worden niet
door de wet getroffen.. Er mag daarom worden aange-
nomen, dat dit gedeelte van de wet door zijn klaar-
bljkelijke onrechtvaardigheid zeer spoedig ondoel-
iatig zal blijken en dat aan het egalisatiefonds dien-
tengevolge slechts een zeer klein gedeelte van de in
het land gebleven en zich in particulier bezit bevin-
dende goudreserves zal toevloeien. Een niet veel gun-stiger beoordeeling verdient de door de Regeering he-
raamde speciale belasting van 50 1)0t. op de tusschen
21 en 26 September 1936 afgesloten winstgevende

termijntransaeties. Deze maatregel beteekent, afge-
zien van de technische moeilijkheden bij zijn toepas-
sing, gezien het hem eigen principe van terugwer-
kende kracht een inbreuk op de tot dusverre ten-
minste in de Westelijke democratieën hooggehouden
rechtsheginselen. Hij kan derhalve juist in de kapi-
taaikrachtige kringen nieuw wantrouwen tegen de
Fransche Regeering doen ontstaan en zulks juist op een tijdstip, waarop voor het slagen van het experi-
ment terugkeer van het vertrouwen onvermijdelijk is.
Zoo bevat het tweede gedeelte van de wet in zijn stre-
ven om aan de psychologische moeilijkheden van de bevolking tegemoet te komen, juist de aanleiding tot
psychologische moeilijkheden van anderen aard.
De z.g. speciale bepalingen
waren het meest be-
twiste gedeelte van de wetgeving en de feitelijke oor-
zaak voor de parlementaire uiteenzettingen in Kamer
en Senaat. Het oorspronkelijke wetsontwerp bevatte,
onder invloed van de communistische wenschen, de
invoering van een glijdende salarisschaal op basis van
de indexcijfers. De doorvoering van deze bepaling
strandde op den tegenstand van den Senaat en de
Senaat heeft hiermede ongetwijfeld nuttig werk ge-
daan. Salarisaanpassing en vatuta-aanpassing, om
.zoo te zeggen gelijk te schakelen zou een bijna voor
100 pCt. mislukken van de devaluatiekansen hebben
heteekend. In de huidige redactie is deze glijdende
salarisschaal vervallen. De Regeering heeft daaren-
tegen een verdere volmacht gekregen om onrechtvaar-
dige prijsstijgingen te onderdrukken en de oorspron-
‘keljk sociale gezichtspunten bleven slechts dien vorm
behouden, dat ingeval van bovenmatige prijsstijgingen
véér 31 December 1936, loonaanpassingen door een
scheidsrechterlijk proces na advies van den Nationa-
,leii Economischen Raad mogelijk zullen zijn. Daar-
mede werd de devaluatie een basis gegeven, welke, .na
de opgedane ervaringen, voorwaarde is voor een goeden
afloop van het proces. Het blijft evenwel nog nood-
zakelijk, dat de Regeering, die juist na de eerste re-
dactie van den tekst der wet geen methodisch plan
had, absoluut meester blijft over de prjsbeweging. Zij
heeft hiermede door de verlaging van de invoerrech-
ten en de opheffing van verschillende contingentee-
ringen reeds een veelhelovend begin gemaakt.

De nieuwe muntpositie.
De devaluatie werd in Frankrijk op een tijdstip
doorgevoerd, waarop zijn goudvoorraad weliswaar
sterk was verminderd, maar toch nog zeer groot was.
Zuiver muuttechnisch beschouwd, had de goudvoor-
raad ook een verdere handhaving van de valuta mo-
gelijk gemaakt. Na de devaluatie is de munttechni-sche positie versterkt. Nauwkeurige cijfers kunnen
nog niet worden vermeld zoolaug de Bank van Frank-
rijk haar eerste balans na de dea1uatie.niet heeft ge-
publiceerd. Wel kan men een belangwekkende verge-
lijking maken tusscheu de laatste balans van de Bank
vaii Frankrijk véér den datum van de devaluatie en
haar eersten staat na de stabilisatie van 1928.

De eerste en laatste balans van den franc van Poincaré.
25.6.1928 25.9.1936

Verschil
Activa
Goudvoorraad

……….
28.934
50.111
+
21.177
Buitenlandsche wissels

.
26.529
1.233

25.296

Totaal
…….
55.463 51.344

4.119
Bons v. d. zelfst. amort.kas
5.930 5.639

291
Rentelooze voorschotten
.
3.200 3.200

Nieuwe voorschotten

‘…

13.833
+ 13.833
,Conv. 18
Juni Art. 1
1
2, 3

2.070
+

2.070

Totaal
…….
9.130 24.742
+ 15.612

Passiva
,Circulatie

…………..
58.772
83.749
+
24.977
Rekening-courant
……..
12.757
8.008
.-.

4.749

Totaal
……
71.529
91.757
+
20.228
Dekkingspercentagé
……
40,45o
54,42o1
+
13,97of

Hieruit blijkt dus, dat in 8 jaar de goud- en devie-
zehreserves met ongeveer Fr. 4 milliard zijuvermin-
derd, de omvang van de voorschotten aan den staat

7
October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

729

daarentegen met ongeveer Fr. 15 milliard is geste-
gen. De munttechnische situatie in 1936 komt dus
overeen met den toestand in 1928. Door een verhoo-
ging van het dekkingspercentage met bijna 14 pOt. is deze iets gunstiger, anderzijds echter door een voort-
bestaande schuld van den staat en uit gebrek aan
voldoende valutawinst tot dekking van de voorschot-
ten niet zoo gezuiverd als in 1928. Daar de devaluatie-
winst slechts Fr. 16 milliard bedraagt, waarvan 10
milliard in het egalisatiefonds wordt gestort, staat
slechts Fr. 6 milliard voor dekking van de rekenin-
gen van de schatkist ter beschikking.

De stand van de prijzen.

De voor het slagen van het experiment meest be-
langrijke vraag is de loop van het prijsniveau. In de
debatte in de Kamer heeft de oppositie van de Re-
geering reeds het argument naar vQren gebracht, dat
de devaluatie een mislukking moet zijn, omdat als ge-
volg van de voorafgegane reflatieperiode een boven-
matige verhooging van het prijsniveau heeft plaats
gevonden. Het is derhalve bij de opstelling van een
eerste balans voor de nieuwe economische periode,
zooals wij in dit artikel hebben geprobeerd, tenslotte van speciaal belang, het uitgangspunt van de prjzmn
vast te stellen. Dit blijkt uit de volgende tabel:

De prijsstijging.

Groothandels-
Kleinhandels.
Kosten
prijzen Landb.
prijzen Landb.
van
45 ar-

126 ar-
prod.
13 ar-

34 ar-
prod.
levens-
tikelen tikelen
10011930

tikelen tikelen
10011930

onderh.
100=1913
100=1914
teParijs
1933
388

398
82,9
491

519
82,7
520
1934
366

376
78,2
481

491
78,0
516
1935
347

339
68,9
414

440
69,2
483

376
74,9
446 452
73,9

486
371
74,2
443
451
72,8


374
73,5
456
459
72,2

497
378
76,1
458
461
74,5


391
75,2
446
461
73,6


401
74,4
460
477
73,7


330
64,4
397
420
65,4

469

Uit deze cijfers blijkt, dat de prijzen zich in de
laatste maanden inderdaad eenigszins in opwaartsche
richting hebben bewogen. Het is echter stellig niet
gerechtvaardigd te beweren, dat de omvang hiervan reeds zoo hoog is opgevoerd, dat het gekozen deva-
luatie-percentage onvoldoende zou blijken.

liet nieuwe experiment staat dus objectief in een
kader, waarin het bij beschouwing van de in andere
landen opgedane ervaringen tot een gelukkig einde
kan worden gebracht. Zooals in alle voorafgegane
stadia, zullen echter ook in de nieuwe economische
periode de algemeene omstandigheden tenslotte be-
slissend voor den afloop zijn.

DE VERDRIJVING DER ECONOMIE UIT DE

DUITSCHE HUISHOUDING.

Het kostenvraagstuk bijzaak.

Dr. Felix Pinner schrijft ons:

Eenige weken geleden heeft Dr. Schacht bij zijn
economische onderhandelingen te Parijs tot uitdruk-
king gebracht, dat Duitschlancl het heil van zijn, huis-
houding niet ziet in de afsluiting van de buitenwe-reld, maar alleen in de algemeene activeeri’ng van
tien wereldhandel. Eenigen tijd later heeft de leider
van de rjksgroep ijdustrie,-‘de staatssecretaris Tren-
delenburg, op de Leipziger Messe verklaard, dat
Duitschland zichzelf niet zou kunnen verzorgen, maar
onvoorwaardelijk op het ruilen van zijn voortbreng-
selen tegen de producten en grondstoffen der andere
landen was aangewezen Onmiddellijk na dit pro-
nunciamento van de prominente leiders der Duitsche
htiishouding heeft Adolf Hitler op het partijcongres
te Neurenberg een programma voor de verwezenlij-
king van de
groote Duitsche autarkie
verkondigd en
tegelijkertijd medegedeeld dat hij het reeds aan de
Duitsche huishouding en de Duitsche wetenschap in
opdracht heeft gegeven. ,,In vier jaren tijds moet
Duitschland geheel van het buitenland onafhankelijk
zijn, wat alle stoffen betreft, welke op een of andere
wijze door de Duitsche bekwaamheid, door onze che-
miscize en machine-industrie, alsmede door,, orizen
mijnbouw zelf geleverd kunnen worden.” Geheel onaf-
hankelijk en op een of andere wijze in het binnënlancl
verkrijgbaar, wanneer dat niet de radicaalste autarkie
is, wat zou dan wel autarkie zijn! Is dat echterzoo,
hoe is het dan gesteld met de hovenbedoelde leiders
der Duitsche economische politiek, wanneer 1-litler
dit met hun uitingen zoo lijnrecht in strijd zijnde
autarkieprogramma met hun toestemming en hun
voorkennis heeft geproclameerd, hoe is dan hun po-
sitie, wanneer de Rijkskanselier het zonder hun voor-
kennis en in zekeren zin achter hun rug besloten en
geproclarneerci zou Iieb1en?

Echt autariciedoel of tactiek?

Grillige .improvisaties zijn Adolf Hitler nooit
vreemd geweest; aan den anderen kant moet men ook
bij Dr. Schacht op plotselinge wijzigingen in zijn
meening zijn voorbereid. Maar in dit geval zou men
er toch tot het bewijs van het tegendeel aan willen
twijfelen, dat de politieke leider van het Duitsche
Rijk zijn eersten economischen raadgever naar het
hart heeft gesproken. Men kan ook niet gelooven, dat
de Duitsche industrie eenige bevrediging over het
nieuwe groote autarkieprogramma bespeurt, nadat
reeds de financiering van de eerste, nog bescheiden
vezelstoffenprojecten zoo aanzienlijken tegenstand in haar kringen had ontketend en zoo omvangrijke rijks-
garanties noodzakelijk heeft gemaakt. De Minister van economische zaken en de industrie zullen ook
reeds hun gemotiveerden twijfel in de praemisse van
Hitler stellen, dat de tegenwoordige, voor betaling
der ,,onvermijdelijke levensmicidelenimporten” noodza-
kelijke industrieele export werkelijk gehandhaafd zou
kunnen worden, wanneer Duitschlancl door de ont-
wikkeli ng van surrogatenindustr i eën zijn grondstof-
fen- en fabrikateninvoer tot een minimum beperkt en zoo mogelijk het totaal van zijn exp’ortdeviezen voor
de dekking van zijn tekort aan levensmiddelen reser-
veert. Zoo geroutineerde kenners van den internatio-
nalen handel als Schacht en Trendelenburg zullen
het veeleer met den door Hitler zoo geringschattencl beoordeelde economen er over eens kunnen zijn, dat
een beperking van de Duitsche industrie-importen
met groote waarschijnlijkheid het tegenwoordige
volume van de Duitsche exporten zou moeten ver-minderen en zeer belangrijke afnemerslanden, van
welke Duitschland dan niet meer zou koopen, ooit als
kooper van Duitsche exportartikelen van zich
ZOu
vervreemden.
Hitler heeft in zijn proclamatie echter nog een
verder argument voor de noodzakelijkheid der stich-
ting van een groote Duitsche grondstoffenindustrie
aangevoerd, een argument, dat van de groote zorg
der leidende instanties in Duitschland voor de toe-
komstige. ontwikkeling van de arbeidsmarkt getuigt
en blijkens de toespelingen, die Schacht te Parijs
maakte, reeds bij de invoering van den tweejarigen
diensttijd een rol heeft gespeeld. De herbouw van een
groote Duitsche grondstoffenindustrie, zoo meende
hitler, zal het bijkomstige voordeel hebben, dat ,,na het
beëindigen der bewapening
vrijkomende
menschen-
1 massa’s in economisch opzicht nuttig bezig te houden.”
De industrieën, waarop deze woorden in de eerste
plaats betrekking kunnen hebben, namelijk cle kolen-
en de drijfstoffenchemie alsmede de surrogatenindus-
trieën voor textielgoederen, zijn nu wel zeer kapitaal-
intensief, maar zeer weinig arbeidsintensief. Zij ver-eischen een ruime mate van investeeringen, maar zij
geven slechts betrekkelijk weinig menschen werk.
Het

1936
Maart
379
Api1..
374
i1ei
. . 377
Juni .,. 372
Juli .. 388
Aug.
.. 395
Aug.
1935 348

730

ECONOMISCH-STATÎSTISCHE BERICHTEN

7 October 1936

aantal arbeiders dat in de produeties van dezen aard

tot dusver een onderkomen heeft gevonden, bedraagt
slechts enkele tienduizenden. Zelfs bij een toekom-
stige grootscheepsche uitbreiding van de surrogaten-
industrieën zal het in het gunstigste geval eenige
honderdduizenden bedragen. Daar kan, zoo lang de
bouw van de nieuwe industrieele bedrijven duurt,
nog ten hoogste een even groot aantal bouwvakarbei-ders bij komen; maar er kan geen sprake van zijn, dat
de bouw en het
bedrijf
van surrogatenindustrieën in
staat is, de millioenen werk te geven, die na het ein-
digen der bewapening vrij zouden moeten komen.

Zijn al deze vraagstukken, waarvan ook de Duit-
sche economische deskundigen zich rekenschap zullen
geven, den heer Hitler duidelijk gemaakt, of zouden
degenen gelijk hebben, die zich de oplossing van het
raadsel veel eenvoudiger voorstellen? Misschien in
den vorm, dat de steeds toenemende nooden van de
Duitsche levensmiddelenvoorziening den Rijkskanse-

her het concept der toekomstige reserveering der
exportdeviezen voor de dekking van het landbouw-
deficit in de hand hebben gedrukt, om het op karig
rantsoen gezette volk althans een straal hoop op een
toekomstige verbetering der levensmiddelenvoorzie-
ning te laten? Nog andere beoordeelaren zijn van
meening, dat de verkondiging van het groote autar-

kieprogramma slechts zooiets als een intimidatie van
het buitenland zou zijn, met de bijkomstige gedachte,
zich het niet-verwezenlijken van dit programma tegen
bepaalde concessies, zooals credieten, schuldafschrij-
vingen, toegenomen leveranties uit Duitschiand of
koloniën te laten afkoopen.

Koloniën en deviezenmarkt.

Wat in het bijzonder het
koloniale vraagstuk
be-
treft, op dit gebied is Schacht het stellig met Hitler
eens. De economische leider heeft dezen eisch zelfs reeds gesteld op een tijdstip, waarop hij den politie-
ken leider nog onbelangrijk voorkwam.
Gelijk men weet, is het opnieuw verkrijgen van
icoloniën voor Duitschland vooral een quaestie van
prestige en eer. In economisch opzicht hebben de ge-
tallen het bewijs geleverd, dat de vroegere Duitschc
koloniën slechts zeer geringe deelen van de Duitschc
behoefte aan grondstoffen en levensmiddelen hebben
gedekt. Zeker kan de voorthrenging van vele produc-ten, zooals ohievruchten, rubber, hennep, cacao, enz.
door geforceerde uitbreiding geleidelijk worden ver-
groot. Dat is een quaestie van de kosten en in dit
opzicht is de stand van zaken bij de koloniën precies
zooals bij de surrogatenindustrieën. Men meent de
oplossing hierin te zien, dat men hetgeen men, indien
men in het bezit was van voldoende deviezen, elders
veel goedkooper zou kunnen koopen, met een veel
grootere uitgave van productiekosten en bovendien nog met een aanzienlijke aanwending van investee-ringskapitaal in het binnenland of in eigen koloniën
vervaardigt en waant zich reeds gered, wanneer men
daarbij de deviezenmarkt vermijdt. Maar de deviezen-
markt is slechts een ingeschakeld element. Tenslotte

moeten praestaties nationaal zoowel als internationaal

met tegenpraestaties worden betaald, en een land, dat
ter overbrugging van acute moeilijkheden besluit,
praestaties en producten van mindere qualiteit –
bovendien nog met een overmatige betaling van kos-
ten – zelf voort te brengen, verliest daardoor op
den duur de mogelijkheid, zijn productie-energieën op
de voortbrenging van betere praestaties te concen-
treeren, met de economische voorthrenging en toepas-
sing waarvan het de inferieure praestaties belang-
rijk voordeeliger zou kunnen verwisselen. Maar het-
geen de economische wetenschap van Ricardo af als
het principe der comparatieve kosten heeft gedoceerd
en overtuigend gemotiveerd, is voor de nieuwe Duit-
sche economische opvattingen een susp eet en vreemd
gebied worden. Op niets komt het haar in het alge-
meen minder aan dan op kosten,
en dat is begrijpe-
lijk bij een economische politiek, die het huishouden
meer en meer van de economie ontdoet en ook voor
de huishouding als eenig leidend doel de politieke
oriëntatie voorschrijft.

Elasticiteit of onzichtbaarmalcen van de moeilijk-
heden?

Bij dit alles is het verwonderlijk, met welke elasti-
citeit de Duitsche huishouding in de moeilijke posi-

tie, waarin zij door de onverschi]ligheid van den ‘staat
ten opzichte van de economisch gezonde verhouding
tusschen uitgaven en opbrengst, risico en kans ge- bracht is, nog steeds het binnendringen van de on-
economie tegenstand biedt en de haar opgelegde ver-
zorgingsproblemen oplost. De praestatie, die zij tot
dusver heeft volbracht, is in ieder geval veel indruk-
wekkender dan die, welke in het raam van de veel

geroemde agrarische marktordeningspolitiek van Darré valt te vermelden. Immers, Hitler moest in
zijn Neurenbergsche proclamatie de voor zijn vriend
Darré hiarnabele erkentenis doen, dat hét met het
fuudamenteele principe van Darré betreffende de na
te streven voedingsvrijheid eigenlijk niets gedaan is
en ,,clat de uitbreiding der Duitsche productie op art-
dcie gebiedeti zou moeten plaats vinden, daar een productietoeneming van den Duitschen landbouw
slechts in zeer beperkten omvang mogelijk zou zijn.”
Degeen. echter, die alleen uit de Duitsche pers of een
kort bezoek aan Berlijn gedurende de Olympiade zijn
inlichtingen put, zal niet altijd in de gelegenheid
zijn, werkelijk te beslissen, vat op het gebied van de
industrie evenals op dat van de agrarische voorzie-
nin.g slechts tijdelijk onzichtbaar maken van de moei-
lijkheden is
en vat werkelijke elasticiteit in de aan-
passing aan de veranderde omstandigheden. Dat men

bij den plotselingen en sporadischen rijkdom aan
eieren, vet en vleesch gedurende de Olympiade
slechts met het onzichtbaar maken van het chronische
voorzieningsgebrek had te maken, weet in Duitsch-
land en in het buitenland bijna iedereen. Indien daar
elasticiteit bestond, berustte
zij
uitsluitend bij de
koopkrachtige kringen der bevolking, die de goede
(Zie vervolg pag. 732.)

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
,

Totaal

Artikelen
27 Sept .13
Oct.1
Sedert
Overeenk.’
27 Sept.13 Oct.I
Sedert
Overeenk.

1936
1935
1936
1jan. 1936
tijdvak 1935
1936
1Jan. 1936
tijdvak 1935

30.716
749.633 716.452

8.311

.
14.876
757.944
731.328
9.193 196.956 169.168

1.976
701
198.932
169.869
Tarwe

……………..
Rogge

………………
64 19.838
15.759

350

20.188
15.759
Boekweit
……………….
Male
……………….
21.9 37
562.912
611.407
3.074 116.976
94.476
679.888
705.883 9.735
232.317
234.589
715
14.295
23.523
246.612 258.112
74.045
115.478

1.175
1.660
75.220
117.138 6.285
195.589 140.472

145.016
276.087 340.605
416.559

Gerst

……………..
Raver

……………..1.631
Lijuzaad

……………
37.857
37.280

375

38.232 37.280
Lijnkoek ……………40
Tarwemeel

……………
582
..

1.030
27.987
14.577
75
7.296
4.424 35.283
19.001
Andere meelsoorten
25.747
23.414

1.101
2.473
26.848
.
25.887

7
October 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

731

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.

c
Bel
~i…EffDsWissels. 3
7
Juli ’36
N d
Lissabon
….
4

5Mei’36 230 Juni’32
’36
Bk

. 31 7
Juli
Ii
Londen ……

Vrsch.inR.C.3* 7
Juli
’36
Madrid ……5

9Juli
’35
Athene ……….
7

14Oct.
1
33
N.-YorkF.R.B.
1*
1Feb.’34
Batavia……….
4

1 Juli’35
Oslo

…….. 3*22Mei’
33

Belgrado

……..
5 lFebr. ’35
Parijs

……3

1

Oct.’36
Berlijn

……….
4 22
Sept.’32
Praag

……3

1 Jan.’36
Boekarest ……..

*
15Dec.’34
Pretoria

….

*
15Mei’33
Brussel ……….
2

16Mei’35
Rome ……..
*
18Mei’36
Boedapest

……
4
28
Aug.’35 Stockholm

..
2

1Dec.’38
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio….

3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
5

21 Oct.’35
Weenen ……

*
10Juli’35
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Warschau…. 5
260ct.’33 Kopenhagen

….
322
Aug.’35
Zwits.Nat.Bk. 2
88ept.’36

OPEN
MA%KT.

1936

1
1

1935 1934
1914

21
1
26
14
1
19
30Sept.
1

116
20
1
24
Oct.
3

I28Sept.
11

3Oct.
Sept.
Sept.
5Oct.
Oct. Juli

Amsterdam
Partic. disc.
2
11/22
13/1 6-8(8
13(141(4
5/s-6
”!16
(2
3
1
1
8

1
1
16

Prolong.
2
3
14
1
3
(4-2
3
(4
111
4
-2
1114
6_
11
1
2
1
f4-
3
14
Londen
Daggd.
. .
l/..i
1
12_1
1
1.1
1
12_1
1121
121
1314-2
Partic.
disc.
9/34
17
132
19
132
17
132
9
16

17
132-
9
1i6
1(8.11(11

‘(is-(s
41(4_3(4

Berl4jn
Daggeld…
31I2-19
3_51
14-14
23(4.31(4
3
1
18_
1
11
4

5
1
12

Maandeld
2314

3
2
3
(4-3
214-3
2
3
1-3
3-
1
1
4
1
1-6

Part, disc.
3
3
3
3
231i
371
21(4
1
(2
Warenw.
. .
4_.11
4_1(
4

4_11
4

4.1/
4

4.
1
(2
4
1
12

New York
Dageld
1)
1
1
1
1
‘(
1
13(
4
.22(
2

Partic.dlsc.
11
4

114

114

114
316
1
18

1)
Koere van 2 Oct. en daaraan voorafgaand weken t/m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Bot avia
Yorkt,)
S
,)
S
)
S)
S)
1)

29 Sept. 1936
1.79%
8.91
70.-
9.40
30.37*

100 30

,,

1936
1.82%
9.02
70.50
9.35
30.87*

100%
1 Oct.

1938
1.82%
9.03%
73.-
9.00
30.80
100%
2

1936
1.858%
9.16
74.75
8.67%
31.37*

100%
3

1936 1.89
9.28
75.50
8.90
32.-
100%
5

,,

1936 1.90
9.34%
75.75
8.90
31.90
100
Laagste d.w’)
1.78%
8.84
68.-
8.60
30.-
100%
Hoogste d.w1)
1.90
9.34%
76.-
9.75
32.-
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Da
4
Zwit-
serlan
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
t)
2)
rest
t)
*5) *5)

29 Sept. 1936
42._





30

,,

1936
42.12%

7.30

– –
1 Oct.

1936
42.25

7.75

– –
2

1936
42.90





3

,,

1936
42.60





5

,,

1938
43.80

– –


Laagste d.w
1
)
41.-




Hoogste d.w1)
44.-
35.-

1.45
14.50

M.untpariteit
1 48.003
35.007
7.3711.4881
13
.0
94
_
4
8.
52

D a
Stock-
Kopen-
*
1

Buenos-

Mon-
holm
)
hagen5)

Of
Aires
1)
treal’)

29
Sept. 1936
45.95
39.85
44.80



30

,,

1936
46.65 40.40 45.471
4.-
51
1.82
1 Oct.

1936
46.60
40.35 45.40
4.-
51
1.84
2

1936
47.25 40.90
46.05 4.10 52% 1.86%
3

,,

1936
48.-
41.55
46.80
4.10
53
1.89%
5

1936
48.20
41.75
47.00
4.12*

53
1.89%
Laagste d.wl)
45.50
39.25
44.50
3.85
50 1.7234
Hoogste d.wi)j
48.20
41.90
47.00 4.20
54
1.90
Muntpariteit
166.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
5)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t late of
2de
No. van ieder maand komt
een
overzicht
voor van
een aantal
niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D t
a
0
Londen
($ per £)
Parijs
($
p.
lOOfr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
( p. 100 gld.)

29
Sept.

1936
4,95 5,55 39,70
56,05
30

,,

1936
4,94
1
%
3

4,95
40,-
55,-
1 Oct.

1936
4,93%
4,80 40,15 54,18
2

1936
4,93%
4,66%
40,21
53,42
3

1936
4,93%
4,67%
40.25
53,12
5

,,

1936
4,911%
4,67%
40,22%
52,55

7 Oct.

1935
4,90%
6,59
40,25 67,56
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
19Sept,
1936
25Sept.
1936
28Sept.13Oct.’36
LaagstelHoogstel

3Oct.
1936

Alexandrië..
Piast.p.
97%
97%
97% 97%
Athene

….
Dr. p.
532
531
520
555
547%
Bangkok.

Sh. p. tical
1110
1110
1110
1110T8
‘I’°TT
Budapest
1)..

Pen. p. £
27 27
25%
27%
26%
BuenosAires
5

p.pesop.
17.75
17.77*
17.40 17.85 17.62*
Calcutta
. . ..
Sh. p. rup.
11631
1/6%
1161
116
6
1
82

1/6%
Constantin..
Piast. p. £
630 634 620
634
820
Hongkong
..
Sh. p.
$
112
25
1
82

1
1
1
2%
1/2%
113
1/2%
Kobe

……
Sh. p. yen
112
1
1
88

112
1
1
82

11181182

1/211
112
Lissabon….
Escu.p..6110%
6

110%
110
110%
110
T
s
w

Mexico

….
$
per £
..d.per
18.40
18.40 17.60 18.60 18.10
Montevideo
8
)
25% 25%
26
26%
26%
Montreal

..
$
per £
5.06
5.03%
4.92% 4.96%
4.92%
Riod.Janeiro
d. per Mii.
2%
2
61
1
2
25
1
82

2’%,
2
87
/
82

Shanghai

..
Sh. p.
$
1/2%
112
6
1
62

1/2%
1/2%
1
1
2%
Singapore
..
id. p.
$
2
1
45
182
214
8
1
82

214% 214%
2/4
5
/
55

Valparaiso
5).
$
per £
131%
131%
131%
131%
131%
Warschau
..
Zi.
p. £
26%
26%
25% 27% 26%
1)
Offic. not. 11 Sept.
17;
25
Sept.
16
7
(8; 29
Sept.
16114.
2)
Offic. not.
15
laten, gem. not,, welke imp. hebben
te betalen 2 Sept. 17,00.
3)
Offic.
not, 10 Sept.
38j3;
25 Sept. 38114.

4)
Id.
II Mrt.
19354
1
(4.
5)
90 dg. Vanaf
28 Aug. laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
5)

Londen’)
N.Yorki)
Londen
29 Sept. 1936.. 19%
44%
29 Sept. 1936….

14017
30

,,

1936..

19%
44%
30

,,

1936….

14012
1 Oct.

1936..

191%
44%
1 Oct.

1936….

140/5*
2

,,

1936..

19’9.
44%
2

,,

1936….

1411_
3

,,

1936..

2034

3

,,

1936…,

1411_
5

,,

1936.. 20%
4

44%
5

»

1936….

1
4
110*
7
Oct.

1935.. 29%
65%
7 Oct.

1935….

1421_

27 Juli

1914.. 24%
59
27 Juli

1914….

84110%
1)
in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. fine.
3)
in ah. p. oz. line

STAND VAN

3
RIJKS KAS.
Vorderingen.

1
23Sept.
1936

1
30Sept. 1936
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Ne-
1 60.584.262,98
f
37.156.502,70
Saldo b. d. BankvoorNed,Gemeenten

3.352.418,64
2.087.281,69
derlandsche Bank ……………….

Voorschotten op ultimo Augustus
1936
a(d. gemeent. verstr, op a. haat uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,

3.548.276,89
,,

3.548.276,89
,,

89.057.799,88
85.
1
57.550,92
Voorschotten aan Ned.-lndie ……….
Idem aan Suriname………………..12.529.209,-
.

12.740.487,39
Kasvord.weg. credietverst. a(h. buitenl,
,,
1
l6.789.l39,69
,,
117.065.626,95
Daggeldieeningen tgen onderpand
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen

,

39.854.735,36
,,

11.200.000,-
,,

33.l33.646,16
1.687.791,43
1.857.792,49
Vord. op andere Staatsbedrijven’) …….
Verstr. ten laste der
.
Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…

29.028.798,82
,,

28.863.589,13
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt


Schatkisibiljetten in Omloop ………

f440.325.000,- f440310.000.-
,,
85.740.000,-
85.740.000,-
Zilverbons in omloop …………….
1.164.747,50
.

1.163.844,50
Schatkistpromessen in omloop …….

Schuld op ultimo Augustus
1936
aan dc

.

gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.
pers, bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel. en op de vermogensbelasting

….

Schuld aan het Alg. Burg, Pensioenf.
1)
,,

915.393,06
,

198.871,22
,,

908.338,28
,,

421.453,75 58.956.271,40

Schuld aan Curaçao’) ……………..

1)
Id. a. h
.
Staatsbedr, der P.T. en T.


69.522.561,88
,

1.500.000,-
,,
,,

1.500.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…….
Id. aan diverse instellingen’) ………..
106.596.125,02
,,
106.081.521,92
t
)
In rekg.-crt. met’s Rijks SchatkIst.
NEDERLANDSCH

INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

1

26Sept. 1936
3Oct.
1936
Vorderingen:’)
Saldo Javasche Bank
…… . ………
/

924.000,-
f

604.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
,,

58.000,-
462.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell
,,

84.513.000,-

.

,,
96.671.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….

,,

4.250.000,-
,,

4.250.000,-
Schatkistbiljetten in omloop ………
Schuld aan het Ned,-lnd. Muntfonds
2.000.000,-

1.264.000,-
2.000.000,-
,
,,

1.414.000,-
Idem aan de Ned,-Ind, Postspaarbank
,,

1.008.000,-

.
..

,,

802.000,-
Belegde kasmiddelen Zeifbesturen

850.000,-
,,

790.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
– –
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas op 19 Sept.
1936
f
49.781.000,-.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten
in duizenden
guldens.

Data
Metaal

latie
Andere
apeischb.
schulden
Discont.
g

DTk,eÇ

5 Sept.

1936..
720 1.168 517
637
1.430
29 Aug.

1936..
720 1.183
454
641
1.445
22

1936..
731
992 474
637 1.434
15

1936..
732
1.088
500 632
1.435
8

,,

1936..
732
1.179 530
631
1.450

1 Juli

1914..
645 1.100
560
735
396
t
)
Sluitp. der activa.

1
1-1
19

732

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

7
October 1936

gelegenheid ten deele voor uitgebreide hamsteraan-
koopen gebruikten. Op het gebied der industrieele
voorziening heeft zich den laatsten tijd een zeer ge-
voelig gebrek aan goede rubberartikelen voorgedaan,
dat er reeds toe heeft geleid, dat een fabriek gelijk
de Qontineiatal Caoutchouc Geseilschaft verscheidene
dagen per week moest staken. Ook leer is bijzonder
schaarsch geworden. Beide tekorten hebben op de uit-
voering van de voor binnenlandsch gebruik bestemde
automobielen reeds zeer qualiteitsverminderend ge-
werkt, terwijl voor de exportwagens – en daarin
schuilt weer een bewijs van de geringe schatting van
het kostenprobleem in Duitschiand – ondanks de
door de uitvoerpremies sterk verlaagde exportprijzen
de onzichtbaarmaking der grondstoffenmoeilijkheden
tot propagandistische wet is gemaakt. Op het gebied
dér textielvoorziening hebben de reeds lang gevreesde
qualiteitsverrninderingen daarentegen nog niet den
verwachten omvang aangenomen en in de civiele me-
taalwarenvoorziening is de vervanging van vreemde door inheemsche grondstoffen tot dusver eenigszins
grillig verloopen.
De grootste elasticiteit heeft de Duitsche indus-
trieele huishouding intusschen tot dusver op het
prijsgebied
vertoond. Dat ligt ten deele aan de in-
vloeden van de kostendegressie bij toenemenden omzet,
die in een, in vergelijking met de ervaringen van
vroegere conjuncturen, buitengewoon grooten omvang
in dienst zijn gseld van het laag hduden der prijzen.
Maximumprijzen en dergelijke prijzencontrôle plegen
ten opzichte van inflatorische prjsopdrjving op den
duur niet veel uit te richten, maar zij zijn misschien
nooit – ook niet onder den invloed van de militaire
eontrôlepolitiek in den tijd der oorlogshuishouding
– zoo betrekkelijk sterk actief geweest als in het
tegenwoordige Duitschiand. Men is er echter in
%Ädár

kringen van het Duitsche ondernemerschap van over-

zakelij1é verminderd en in het bijzonder de distri-
huantnwinst voor levensmiddelenij
haigdelaren moest

tot een minimum worden ter .
gge racht, om de teer
krachtige stijging der agrarische produtenprjzen

niet in volle hoogte voor hèt consumeefende (of uit
gebrek aan goederen in de consumptie gehinderde)
publiek zichtbaar te maken. De vermindering der
tuschenh4elvinsten blijft ook geenszins be-
perkt to’f de kleine en middelmatige
bedrijven,
tot
de slagers, schoenmakers en eierhandelaren, van wie
thans wordt verondersteld, dat zij er met een distri-
butiewinst van. 1 Pfennig per ei kunnen komen,
maar zij perst ook van de zijde van den prijs
,
en be-
lastingdruk de winstmarges van de industrie peer en
meer ineen. Nadat door de kapita1accurhulatiewet
en de opschorting van alle emissies lie kapitaalmarkt-
financiering der industrie zoo goed als onmogelijk is
gemaakt, werd onlangs door de verhooging van de
Körperschaftssteuer ook de zelfstandige financiering
ten zeerste bemoeilijkt. ,,Wij, Duitsche ondernemers,
hebben van onze bedrijven”, zoo drukte onlangs een
industrieel het in een gesprek uit, ,,weliswaar nog
het formeele eigendomsrecht en de verantwoordelijk-
heid. Hetgeen ons aan kans en werkelijke beschik-
kingsvrijlieid is overgebleven, rechtvaardigt echter
ternauwernood nog den naam ,,particuliere onder-
nemer”.

Bij deze nog slechts in geringe mate eenerzijds
naar de kosten en anderzijds naar de behoeften van
de particulier-economische kapitaalvorming georiën-
teerde wijze der economische leiding is het onvermij-
delijk, dat de sector, waarin zich nog particulier
initiatief kan ontplooien, voortdurend kleiner wordt
en de sector van het staatsinitiatief evenzeer vrt-
dat ook dit uiterlijke succes sterk
ten koste van de particuliere economie is
bereikt. De handels-
winsten zijn op vele gebieden tot beneden het nood-

STATISTISCH OVERZICI

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
Manitoba
1
1

R000E
MAIS
GERST
64/65 kg
LIJNZAAD
DRUIVEN
TOMATEN BLOEM-
KOOL
RUND-
VLEESCU
VARKENS-

loco
74 kg Bahia
La Plata
La Plata
La Plata
Black
A
le Soort
VLEESCI-1

Rotterdam!
Amsterdam
Blanca loco
1
R’damlA’dam
1

loco
R’dam!A’dam
loco Rotter-
dam/A’dani

loco
R’damjA’dam
Alicante
per kg
per lOO kg
P. 100 St.
(versch)
per 100 kg
(versch)
per 100 kg
per 100 kg.
per lOO kg.
per 2000 kg.
per 2000 kg.
per 1960 kg.
Westiand Westland
Groote-
broek 5)
Rotterdam
Rotterdam
5)
41

%
f
9
7ïf’%
/
it
%
/1%
t
%
/1%
/
j
1925
17,20 100,0
13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
0,80
6
)
100,0
20,_
6
)I
l(),0
14,809
100,0
93,_6)J
100,-
77,50
6
)
100,.

lan.

1936
5,45
31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1
44,_
47,3
50,87
5

65,1
ebr.

,,
5,2
5

30,4
3,40
26,0
55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0
43,775
47,1
48,25
62,:
Maart


5,22
5

30,4 3,50
26,8 59,50 25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
45,75
49,2
46,57′
60,
April

,,
5,17
30,1
3,45
26,4
64,00
27,6
70,00
29,7 147,25
31,8
48,50
52,1
45,376
58,1
Mei
5,12
29,8
3, 75
26,6
63,75
27,5
72,25
30,6
147,75
31,9

—-








51,60
55,5
44,30
57,
Juni

,,
5,05 29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3

——






54,15
58,2
46,25
59,’
Juli
5,625
32,7
3,65
27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
7,47

———





——-




37,4
57,35
61,7
47,75
61,1
Aug.

,,
6,35
36,9
4,025
308
84,00
363
88,00
37,3
170,00
36,8
0,48
60,0
4.23

———




21,2
60,40
64,9
50,20
64,1
Sept.

,,
6,50 37,8 4,40 33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1
0,25
31,3
3,20
16,0
6,05
40,9
61,05
65,6 51,875
66,1
28

»

,,
6,90v)
40,1
4,80
7
)
36,7
83,00
7
)
35,9
190,50
7
)
38,3
168,00
7
)
36,3
0,24
30,0
3,42
17,1
4,46
30,1
58,90
7
)
63,3
51,507)
66,
5 Oct.

,,
8,75
50,9 5,85 44,7
98,50 42,5
1113,501
48,1
203,50
44,0
62,-8)
66,7
54,8)
69,
‘)Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
1)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931 1
tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei It
Van 23 Mei-19 Sept.1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ’33 62/63 kg Z.-Russ. Van 24 Juli ’33-7 Oct. ’35 64/65 kg La Plata. Van 7 Oct. ’35-18 Mei ’36 62163

Vervolg STATISTISCH OVERZICH

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
WeStfaalsche!
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp
_____________ __________
gekamde
Australische
Australische,
HUIDEN
SALPETE Middling’ locoprijzen

__________ –

1

F.0. F.
1

Sakella-
1

G. F. No. 1
1

bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
33 tlm 33.9
0

64/66°
cts. per
Merino, 64’s A’v.
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 kg
R damjA’dam Bé s. g.
per barrel
U S gallon
New-York
1

rides
Oomra
Liverpool
loco Bradford
per 1h.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per 1h.

71
%
ets..
cts. 0
‘T
cts.•
%
cts.•
%
cts.•
‘i’
cts.•
1925 10,80
1

100,0
1

4,165
100,0
36,85
100,0
57,7
100,0 147,5 100,0
47,1
100,0
277,2
100,0 148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,1

Jan.

1936
6,15
56,9
1,52
5

36,6
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19,9
14,7
311
97,0
35,0
45.4 30,5
15,-
43,2
5,80
48,:
Febr.
6,15
56,9
1,51
36,3 8,56
23,2
16,9
29,2 27,7
18,8
13,8
2
9:3
97,0
35,0 46,6 31,4
15,-
43,2 5,85
48,1
Maart
6,15
56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9 47,9 32,2
14,25
411
5,90
49,;
April
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,6
18,7
138
29,2
99,5
35,9 47,9 32,2

403
5,95
49,1
Mei
6,25
57,9
1,525
36,6
8,51 23,1
17,1
29,7
27,3
18,5 13,5
28,6
100,8
36,4
47,9
32,2
13,75
39,6
6,-
50,1
luni
6,30
58,3
1,’2′
36,6 8,33
22,6
17,6
30,5 27,4
18,6
16,8
35,7
97,0
35,0 46,6 31,4
13,-
37,5
6,-
50,1
Juli

,,
6,25
57,9
1,52′
36,6 8,06
21,9
19,3
33,5
31,4
21,3
18,1
38,5
97,0
35,0 46,6 31,4
13,-
37.5
6,
50,(
Aug.

,,
6,30
b8,3
1,52°
36,6
7,94
21,5
17,9
31,0
33,3
22,5
17,2
36,6 99,5
35,9 46,6 31,4
13,50
38,9
5,25
43,1
Sept.

,,
6,35
58,8
1,54
36,9
7.81
21,2
18,0
31,2
32,3
21,9
17,8
37,8
99,5
35,9
49,1
33,1 14,50
41,8
5,35
44,(
28

»
6,351)
58,8
1,55
37,2
7,64′)
20,7
18,6
32,3
38,8
3

26,3
21,93)°
46,5
99,54)
35,9 50,4
4
)
33,9

43,2
5,35

5 Oct.

»
7,90
73,1 1,97
5

47,4
10,40
2
)
28,2 23,7
41,1
1 1
1

118,55)
42,7
1

60,25)
40,5 5,40

1) 26 Sept
2)
3Oct.
6
)30 Sept.
4)
24 Sept. 5)1 Oct. 6)22 Sept.
7
)
17 Sept.
8)
lndexcijfers op goudbasis resp. 36,5 en 28,9.
*)De
z
e cijfers zijn niet in het maandgemiddelde van Sept. opgenomen.

October
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

733
1

durend toeneemt. Want het kapitaal, dat de Staat
aan
de huishouding onttrekt, de middelen der kunst-
matige credietereatie, die hij daarenboven in grooten
stijl in toepassing brengt, worden met ijzeren dwang
aan
de financieringsdoeleinden van den Staat dienst-baar gemaakt. Hetzelfde geschiedt met de penningen
van
de kleine spaarders, en al dit geld vloeit uit de
productieve sfeer der naar
de
kosten georiënteerde
particuliere economie naar de niet-productieve der
bewapening,
waarbij
het kostenvraagstuk altijd bij-
zaak is. Nu heeft Hitler verklaard, dat dit spel, wan-
neer het
eenmaal
geëindigd zal
zijn
door de kapitaal-
overbrenging
naar de
eveneens slechts zeer beperkt productieve surrogatenindustrieën zal worden voort-
gezet. Daar aan
den anderen kant ook de bonen der
arbeiders
aan
spaar- en koopkracht voortdurend meer
afnemen, komt men
tot de slotsom: Het systeem, dat
op
het oogenbiik in Duitschiand wordt toegepast, is
er niet een,
waarbij
de ondernemers de arbeiders uit-
buiten, ook niet, gelijk thans in Frankrijk, een, waar-
bij de arbeiders de ondernemers dreigen uit te buiten,
maar
de
staat
in zijn omuipotentie en zijn totaliteits-
eisch buit beiden, zoowel ondernemers als arbei-
ders uit.
Kan en
zal
zulk in den grootsten onivang toege-
past
systeem
ooit nog den
weg
naar
het
Vrije
kapi-
talisme terugvinden? De in Duitschland heerschende
kringen zullen waarschijnlijk zelf deze vraag met
neen beantwoorden en daar nog een voordeel in zien.
Daarboven echter verheft zich de vraag, of zulk een systeem, met de verlaging van den levensstandaard,
die het noodzakelijk tot gevolg heeft, werkelijk in de
gelegenheid zal zijn, de door Adolf Hitler te Neuren-
berg
als
nationaal-socialistisch doel geproclameerde
,,opvoering der natuurlijke vruchtbaarheid der natie”
te bereiken.

AANTEEKENINGEN.

Statistiek van groothandelsprjjzen.

Na het loslaten van den gouden standaard in En-
geland en ook na de devaluatie van den Dollar heb-
ben ij de
in £
en
$
luidende noteeringen in onze
Statistiek herleid op goudbasis. Hierdoor werd een
vergelij
khaa
rh ei d
met
de
ii
Gulden verkregen, hetgeen
noodzakelijk was
Voor de samenstelling an de index-
cijfers van
grondstoffen en koloniale producten.
Nu ook de Gulden van het goud is losgemaakt heeft
een verdere herleiding op goudbasis geen zin meer.
De Commissie van redactie heeft daarom besloten,
alles voorloopig op guldens te herleiden, ook de vroe-
gere £ en
$
noteeringen, zoodat van de prijzen te Lon-
den en New-York thans de tegenwaarde in guldens, berekend telkenmale tegen den wisselkoers van den
dag, wordt gegeven. Binnenkort zal de Commissie van
redactie nader haar standpunt bepalen en de prijssta-
tistiek, daarbij rekening houdende met mogelijke op-
merkingen van lezers,. in overeenstemming brengen
met nieuwe verhoudingen en behoeften.

ONTVANGEN BOEKEN.

Inleiding tot de economie
door
J. Mol. (Bandoeng
1935; N.V. v/h A. 0. Niz & OoL_
Dit boekje
wil
niet anders dan, zooals de titel aan-
duidt, een inleiding zijn tot de economie voor zeifstudie
en onderwijs en is vooral ook vo6r hen bedoeld, die uit
dei
aard hunner werkzaamheden de grondbeginselen van
de economie niet kunnen missen.
Bulgczriens Aussenha,ndel
door S. Zuckermann. (Ber-lijn 1936; Zuckermanu’s Graphische Wirtshafts-
dienst.
Prijs
R.M. 10.-).
Grafische voorstellingen van
1909-1913
en
1921-1935.
met een
toelichting.

N GROOTHANDELSPRIJZEN’)
(De volledige statistiek werd
het
laatst opgenomen
in
E.-S. B. van
30 September
J.1.)______________

ZUIVEL EN EIEREN

METALEN

BOTER
BOTER

P• kg
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK GOUD
ZILVER
per
kg
Leeuwar-
Heffing Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not.
Eiermijn
Standaard
Locoprijzen
Foundry

Locoprijzen
Locoprijzen
IJZER
Locoprijzen
cash cash

derComm.
C
~
is
Zuivel
kaas
Roermond Londen
Londen
Londen per
No. 3
f.o.b.
(Lux
III)
p.
Eng. t. f.o.b.
Londen per
Londen
ounce
per
Londen
per
Standard
Noteering
Centr.

kI. mjmerk
p.
100
St.
per Eng, ton
per Eng. ton
Eng. ton
Middlesb.
per Eng. ton
Antwerpen
Eng. ton
fine
Ounce
per 50kg.


t!

%
/

%
i•I

%

t’
.5′
7’j
f.
%
f.I%
/
%
cts.•l
%
1925
2,31

100,0

5
6,-

100,0
9,18

100,0
751,00

1100,0
440,75

100,0
3168,50

100,0
44,25
100,0
40,50
100,-
437,75
1100,.
5175
100,0
162,00
1
100,0

an.’360,57

24,7

0,95
16,80

30,0
4,04

44,0
252,00

33,5
112,50

25,5 1516,50

48,0
24,75
56,2 20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
60,50
37,4
Feb.,, 10,61

26,4

0,92′
17,37
5

31,0
3,375

36,8
256,25

1

34,1
116,75

26,5
1493,50

47,1
24,75
56,2
20,25
50,0
111,00
25,4 51,75
100,0
59,50
36,8
Mrt.

10,46

19,9

1,04
17,70

31,6
2,69

29,3
261,75

34,8
120,75

27,3 1544,25

48,7 24,75
56,2 20,25
50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr.,,
10,
44

19,0

1,02
16,82
5

30,0
2,49

27,1
269,50

35,9
117,25

26,6
1522,75

48,1
24,75
56,2
20,25
50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
377
Mei

0
,
47

20,3

0,99
18,75

33,5
2,52

27,5
270,25

36,0
114,75

26,0
1495,50

47,2
25,00
56,8 20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
62,25
385
Juni

0,57

24,7

0,81
20,20

36,1
2,69

29,3
268,50

35,8
110,50

25,1
1358,25

42,9
25.00
56,8
20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli

,

0,60

26,0

0,815
19,35

34,6
2,91

31,7
27525

36,6
117,75

26,7
1382,-

43,6
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.,,
1
0
,6
2

26,8

0,80
17,87
5

31,9
3,31
5

36,1
282,50

37,6
123,75

28,1
1358,75

42,9
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75
37,0
Sep.,,

0,
58

25,1

0,79
16,25

29,0
3,63

39,5
289,75

38,6
134,50

30,5
1459,00

46,0
27,25
61,6
2025
,
50,0
104,25
23,8
51,75
100,0
6075
37,5
0,53
6
)1 22,9

0,75
15.50
7
)

27,7 4,15*

45,21
285,77)

38,1 130,507)

29,6 1452,00
7
)

45,8
26.25
7
) 59,6
20,257)
50,0
102,50
7
)
23,4
51,75
7
)
100,0
60,5
7
)
37,5
Oct.

0,66

1 28.6

0,75
17,756)

31,7
4,50

49,01
371,50

49,5
170,75

38,7
1894,75

59,8 34,00
76,8
26,25
64,8
1131,75
30,1
66,00
1127,5

1
78,-
48,1
Sept. 193279 K.G. La Plata;
van 26Sept.
1932 tot 5 Febr.
1934
Manitoba
No. 2; van 5
Febr.
1934
tot
6Juli 193580kg
La Plata.
3
)Tot
Jan.
1928
Western
vanaf
Jan.
1928
2 Oct.
1933
No. 2 Canada.
4)
Tot lan.
1928 Malting: van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 Amercan No.
2, van
9 Febr.
1931
tot
23 Mei
1932
6415
K.G.
uid-Russische.
Russische.
5)
De jaren
1928
en
1929
Broek op Langendijk.
6
)1928.
7)
25 Sept.
8)
2Oct.
9)
21 Sept.’°)
1 Oct.
*) Dit cijfer
is
niet in
het maandgem.
van
Sept.
opgenomen.

N GROOTI-IANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
1

KOLONIALE PRODUCTEN

VURENI-IOUTI
S T E
E
N
E
N
1
CACAO
1

COPRA
1

KOFFIE
RUBBER
1

SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

basis 7″
f.o.b.
Zweden!
binnenmuur
1

buitenmuur
1
G
.
F. Accra
1

Ned.-Ind.
1

Robusta Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Afi. N.-I. theev.
Finland
1

1
1

per
1. m.
S.
1

Locopriizen
Sheets
1

suiker loco
A’dam gem. pr
.
K010
per standaard per

1

per
1000
stuks

1000
stuks
50
kg c.i.f.
Nederland

1
per
100
kg
1

Rotterifam
per 1
1
26kg.
loco Londen
1
R’damjA’dam
per
100
kg.
Java- en Suma-
trathee

‘/2
kg.
P.
Orond-

stoffen
1

niale
1

pro.
van 4.672 M3.
1

1
i
Amsterdamj
1
per Ib.
1
ducten

f

f
1%
f
%
f
%
t
%
ets.
%
f
%
f
%
ets.
%
1925
159,75
100,-
15,50
i
100,-
19,-
100,-
25,71
100,-
35,87
5

100,0
61,375
100,0
1,80
100,0 18,75
100,0
84,5 100,0
100.0
100.0

Jan.’36 63,00
39,4 8,25 53,2
10,-
52,6
8,47
32,9 11,125
31,0
13
21,2
0,21
11,6
4,325
23,1
39,50
46,7
35.5
30.9
Feb.,,
63,00
39,4
8,-
51,6
9,50
50,0
8,62
33,5
10,62
5

29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,125
21,3
38,50
45,5
35.6 30.6
Mrt.

64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
8,47
32,9
9,775

27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,925
20,9 37,25
44,1
35.8 29.9
Apr.,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
8,67 33,7
9,72
5

27,1
13
21,2
0,23
12,6
3,975

21,2
36,50
43,2
35.6 29.8
Mei
,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0 9,23 35,9
9,52
5

26,6
13
21,2 0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2 29.9
Juni,,
68,00 42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
10,34
40,2 9,90 27,6
13
21,2
0,23
12,6
3,85
20,5
36,50
43,2
35.3 31.0
juli

,,
71,25
44,6
7,-
45,2
9,2.5
49,7
10,34
40,2
10,475
29,2
13,12
5

21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
Aug.,
73,25
45,9
6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,825
30,2
13
21,2
0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
31.1
Sep.,,
79,00
49,5
12,30
47,8
11,275
31,4
13
21,2
0,24
13,3
3,475
18,5
37.50
44,4
37.2 32.6
80,00
5
)
50,1
12,65
6
)
49,2 11,375
31,7
31)
21,2
0,23
13,0
3,375
1)
18,0
1

3’7,50
7
i
44,4
37.3
33.2
Oct..
110,
00

68,9
14,

39,0
15
24,4
0,31
17,2
4,25
22,7
44,75
5
)
53,0
47.18)
37.3
8
)
De tegen waarde
in guldens,
van
de
£ en
8
noteerin
gen,
berekend
tegen
den
wisselkoers
van
den dag.

734

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7
October 1936

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 5 October 1936.

Activa.
Binnen). Wis- (flfdbk.
f
20.289.49,33
sels,Prom.. Bijbnk.
,,

172.151,60
enz.indise.Ag.sCt1.
,,

.O.JAb,OD

f
22.823.707,58
Papier o. h. Buiten!, in disconto

Idem eigen portef.

f

2.207.000,

Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafge!.
,,


2.207.000,-
Beleeningen
f
216.619.209,23′)
I
Hfdbk.

mcl.vrsch.
Bijbnk.
,,

12.164.644,91
in
rek..crt.Agsch.
,,

34.565.534,75
oponderp.

f
263.349.388,89

Op Effecten ……
f
258.091.766,31
1
)
Op Goederen en Spec.
,,

5.257.622,58
263.349.388,891)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..
,,

lunt, Goud ……
f
124.105.990,-
Muntmat., Goud
..
,,
445.788.032,87

f
569.894.02,87
Munt, Zilver, enz.

,,

19.809.374,50
Muntmat., Zilver
.
.
,,

,,
589.703.397,372) Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………
,,
39.433.272,13
Gebouwen en Meub. der Bank

……..

4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
4.904.782,59
Staat d. Nederi. (Wetv.2751’32, S. No. 221)
,,
11.958.329,12

f
938.979.877,68
Passiva.
Kapitaal ……………………….
f
2(
1
.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
3.105.769,04
Bijzondere reserve

……. ……….

,,
6.300.000,–
Pensioenfonds

………………….
,,
10.241.309,46
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
789.147.065,-
Bankassignatiën in omloop

……….

1.032.276,26
Rek..Cour.
J
Het Rijk
f

26.720.241,86
saldo’s:

Anderen
,,
80.158.209,79

,,
106.878.451,65

Diverse

rekeningen ………………
,,
2.275.006,27

f
938.979.877,68

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f
231.816.057,85
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
579.540.145,–
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15Maart
1933,
Staatsbiad No. 99)………..
/
68.518.450,-
Waarvan in het buitenland…… …………… .

…..

,,

10.500.000,-

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Data

1
Munt
Muntmat.I
ICirculatiel
opeischbi
1
schulden

Metaal-
1

saldo

1
king
pen

5 Oct.
‘3611241061
445.788
789.1471107.911
231.816
1
66
28 Sept.
‘3611241061
545.734
772.693100.592
342.368
1
79

25Juli’1
4
1
65.7031 9
6
.
410

_3
1
0.
4
371
6
.
198

43.521
54
1

Totaal

1
Schatkist-
Belee-

Papier
Diverse
Data
1

bedrag
,
1
_
promessen
ningen

1

op het
reke-
Idiscontoslrechtstreeksl
buitenl.
ningen
1
:

5 Oct.

19361

22.824

1
263.349

2.207

4.905
28 Sept. 1936!

23.369
1

137.488

2.207

4.848

25 Juli

1
9
14
1

87.947
1

61.686

20.188

509 1)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Andere
Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

3 Oct.
‘362)
108.840
158.240
23.070
36.316
26Sept.’36
2
)
108.760
155.390
23.280
37.292

5Sept.1936
87.064 1

20.285
160.088
21.823
34.585
29Aug.1936
87.064
1

20.478
157.001
24.996
34.743

25 Juli 1914
22.057
1

31.907
110.172 12.634 4.842

Wissels,
Diverse
Dek-

Data
buiten
Dis-
Belee-
reke-
kings
N.-Ind.
conto’s
ningen
ningen’)

percen-
betaalb.
tage

3 Oct. ’36
5
)
1.910
71.870
10.640
60
26Sept.’36
2
)
1.950
69.790
10.040
61

5Sept.1936
2.117
13.404
59
10
.
l21
1

50.803
29Aug.1936
2.552
10.999
1

52.055
11.559
59

25 Juli 1914
6.395
7.259

75.541
2.228
44
11 Sluitpost ac(iva.
‘)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
Bankbilj.
I

OtherSecurities
Data
Metaal
1
in

un
Bankingl
Disc.andlSecunties
1
circulatie
1
Departm.
1
Advances

30 Sept. 1936
1
249.755
1
449.396
1

59.254
8.588
1
20.402
23

.,

1936
1 248.706
445.104

62.497
7.881

20.337

22 Juli

1914

40.164

29.317 33.633

OtherDeposis
1
Dek-
Data
Gov.
Sec.
Public
Depos.
Bankers
1

Other

1
Reservel
kin gs
1
_Accounis)
1
perc.
1)

30Sept.’36
80.323
1

49.714 60.719

40.949
1
60.3591
39,9
23

,,

’36
83.663
10.442
107.98238.795
1 63.6021
40,5

22 Juli ’14
11.005 14.736
42.185
1
29.2971
52
V CIIIUUUI.Ig IIIS2ULICIL flCCCI VC CII IJC)VCI3.
BANK VAN FRANKRIJK.

1

ITe goed Wis

Waari.I

IRenteloos

1
buite
e
n!.
sels
1
buitenl.)
ningen
1v.
d. Staat
Data

Goud Zilverl in h t


op het Belee- voorschot

25Sept.’36
50.111
1
594
1
1
I

8.7451
1.234F
5.670 1
3.200
18

,,

’36
52.692
1
595i
154
8.780I
1.2371
5.5301
3.200

23Juli’14
4
.10
4
1
6
4
01

1
1
.
541

8
1
7691

Bons P. d.
Diver-
Rekg.Courant Data
zelfst.
sen
1)
Circulatie
Staat
Zei/st.
‘Parti-
amort.!’
_
amort.k.p
_
culieren

25Sept.’36!
5.640
4.004
83.750
168
1
1.511
1

6.660
18

,,

‘361
5.640
2.471
83.765
77
1.470
1

6.461

23 Juli ‘
14
1


5.912
401 1

1

943
1)
Sluitpost activa.
DUITSCHE
RIJKSBANK. Daarvan
1

Deviezen
Andere

Data
Goud
bij bui-

1
als goud-
wissels
Belee-
tent. t irc.

1
dekking
en
ningen
banken
1
)
1
geldende
cheques

23 Sept. 1936
65,0 24,5
5,7

4.299,1
39,9
15

,,

1936
1
66,0 24,5
5,6
4.462,5
41,4

30 Juli

1914
1.356,9


750,9
50,2

Data Effec-
1

Diverse
1

Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
1
Actival)
latie
Crt.
Passiva

23 Sept. 1936
1

219,3
1

633,7
4.177,1
732,3 245,1
15

,,

1936
1

219,2
1

562,0
4.300,8
669,5
237,1

30 Juli

1914
1

330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
UIIUCIUSI.
‘,
W.V. n.CIIiCIIuaflKeUIICIlIC w
11
OUIJL.
scop.
NATIONALE BANK VAN BELGIE
(in BeIa’e).

Data

Goud

CI
.,

.
n

•:i”

Rekg.Crt.

.-

1936
.5
n

1 Oct.
13.7971
53
~1.396~
75
157
40 4.577
62
870
24Sept.
13.7261
54

1.367
73
157
40
4.506
63
840

1 J Pl
al


Z1 aii al 4YA

VI
.•!

Goudvoorraad
Wissels

Data
,,Other
cash”
2)
Totaal
1

Goud-
In her-

1
disc. v. d.
In de
open
bedrag
1

certifi-
caten’)
member
markt
banks
1
gekocht

23 Sep.’36
8.397,5
1

8.384,7
267,1
7,0

1
3,1
16
,,
’36 8.398,2
_8.386,1
263,5
8,0

_
3,1

Belegd
F. R.
Notes

Totaal

1
Age

Data

1
Gestort
Goud-
Dek-
Dek-
in
u. s.
Gov.Sec.
incircu-
C2;
kings-
1

kings-
latie
perc.2)
1
perc.4)

23 Sep.’361
2.430,2
1
4.033,8
6.868,1
1
130,2

1
79,5
1
16

,,

‘3612.
4
30,
2
1
4.045,5
6.874,4
130,2
L
1
‘,
veze cgr,irica,en weruen ubur
UC OCIIUIKISI 11411 UC flCCCI
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100 op
59.06
cents werd gedevalueerd.
,,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden: F.
R.
Notes en netto deposlto.
4)
Verhouding totalefl
voorraad
muotmaterlaal en wettig
betaalmIddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Dis-
1
Totaal
Waarvan
Aantal
R

Data
cénto’s
Beleg-
de
depo-
time
leenin.
ed
__gingen
R.
sto’s
deposits
beleen.
banks

16 Sep.’361 31
I

8.659
113.955
I
4.869

I
27.133
5.031

9

,,

’36f 22
8.627
113.806
5.109
27.082
1

5.036
iae
posten van
iie nee.
naTie,
cc aavascoc nar,.t cl,

nhIfl cl
land zijn in duizenden, alle overige Oosten in millioenen van do be.
treffende valuta.

Auteur