Ga direct naar de content

Jrg. 21, editie 1054

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 11 1936

11 MAART 1936

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Ec

onomisch~Stati*stische

Benchten

ALGEMEEPI WEEKBLAD
VOOR
HANDEL,. NIJ
VERHEID, FINANCIËN EN VERKEËR

ORGAAN VOOR DE MEÔEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET .NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

21E JAARGANG

.

WOENSDAG 11 MAART 1936

.

No. 1054

1
i d-

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H. fi’!.’
II.
A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: L. R. W. Soutendijk.

Redactie-adres. Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigepaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagim

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s- Gravenhage. Postohèque- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad ‘ranco p. p. in

Nederland f 16,—. ,.4bonnementsprijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen
samen

f’20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

génieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD.

BIz.

LANDBOUWPRIJZEN EN KOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD

door
G. Brouwers …………………………..
178

Reisbelasting door
Prof. Dr. N. J. Polak …………
181

Economische nadeelen van een reisbelasting door
Dr.

E. M. H. A. van der Valk . …………………..
182

Aanteekeningen bij de motorrijtuigen-statistiek door

Mr. P. J. Mijksenaar ……………………….
183

De motorrijtuigen-statistiek-1935 door
J. P. B. Tissot

van Patot ………………………………..
184

Het peil der bonen in de West-Europeesche landen

door
Dr. J. Oortv.njn Botjes ………………….
185

AANTEEKENINGEN:

De Amsterdamsche forensen ………………… 186

De taak van den nieuwen Federal Reserve Board.. 187

De zichtbare suikervoorraden in de wereld……..188

ONTVANGENBOEKEN
………………………….-. 188

STATISTIEKEN
…………………………..189-192

Oeldkoersen.

Wisselkoersen.

Bankstaten.

10 MAART 1936.

De ‘lichte tendens tot stijging, die in het midden
der vorige week op de ‘geidmarkt tot uiting kwam,
‘heeft ‘zidh, vt het privaat disconto betreft, in het
‘begin’der nieuwe week nog geaccentueerd.
Di-ie-maan’ds disconto kwam van
7/
op 1% pOt. De
overige noteerin’gen bleven merkwaardig stwbiel: pro-
longatie 1% pOt. en eau -‘ pOt. Hieruit iblijkt de
neiging ‘zoo weinig mogelijk te ondernemen en in de eerste plaats liquide te ‘zijn.

* *
*

De wisselmarkt is na ‘de geweldige sho’kken der
laatste jaren ‘in een toestand van Verdoo’vi.n;g ‘geraakt,
die zelf i de meest sen’sationeele ‘gebeurtenissen niet
meer vermogen ‘te verdrijven. Men ondergaat de rede
van Hitler en ‘het antwoord van Sarrau’t en ‘de com-
mentaren der diverse landen ‘in een lus-telooze stem-
ming, welke ‘kort geleden nog voor onmogelijk zou
zijn gehouden. N’atuurlij:k ‘hebben zidh verschuivinen
voorgedaan: een aantrekken van Dollar en Pond
tegen een daling van de Vrije Mark, maar zoowel
ree1e ‘handel als ‘speculatie onhie1’den ‘zidh volkomen.
De Fransohe Franc bleef ‘stabiel op het •goud’punt,
want al sal ‘meni’ge’ Bank onder de ‘gege.’en omstan-
dig:heden ietwat hui’verig ‘staan tegenover de risico’s van een ‘goudtransactie, en al
‘zal
men alvorens daar-
toe over te gaan eie.h tweemaal ‘beden’ken, in feite is
er niets veran’der’d en vormt ‘het ‘goudpunt een na-
tuurlijke rem.
Parijs, dat ‘de periode op 9.72 •geopend was, zakte
in het midden der week ‘tot 9.70 in. De verontrustende
koersreactie ‘der Fran’scjhe ren’tes en de te Parijs’ en
Brussel circuleerende ‘geruohten over een mogelijk
aftrècien van den Gouverneur van de Banque ‘de
Franco waren hieraan ‘debet. Ondanks de pogingen
van
ihet
Engelsche nivelleerin’gsfon’ds steeg de notee
ring Londen-Parijs dan ook van 7470 tot 7485.
De verbijsterende politieke situatie van jl. Maan-
dag was oorzaak, dat Londen de limiet naar 7500
moest verleggen, aan weiken
prijs
‘den ige’heelen ‘dag
‘ihardnekkig werd vasgeh’oud’en. Behalve naar Ponden
ging de vraag te Parijs natuurhjk en in nog meer-
dere mate u’it naar Dollars. Deze bereikten de notee-
ring van 1.510, terwijl Londen-New-York van 4.99
tot 4.96i’ terugliep. Naast de Vrije Mark, die hier
‘on’der 59.— ‘terechtkwam, waren ook ‘de ‘diverse
Sperrmarken aan dru’k onderhevig: Registermarken
o.a. reageerden tot 32 laten, Crodietmarken waren op 20 aangeboden, terwijl voor Olearin’gvorderin’gen en Sond’erk’onto-posten in ‘het •gcheel ‘geen ‘koopers te
vinden waren.

De termijnmarkt, die bij’ iedere vorige crisis een
uit’erst levendige handel vertoonde, onderscheidde
‘zidh nu in niets van de contante markt. Een- en ‘drie-
maandspon’den stegen resp. ‘tot 1% cent en 7 cent
a’gio, zonder dat er practisch zaken tot stan’d kwamen.
Termijn-Parijs ‘daarentegen reageerde tot 5 cent en
20 cent la-ten.

Goud was ‘l’idhtelijk gevraagd. Baren
f
1.648; Eagles
249l’, Soverei’gn’s 12.26.
Flauw gestemd waren vanzelfsprekend Marken.
Bankpapier en Zilver:’ resp. 38 en 41.

178

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Maart 1936

LANDBOUWPRIJZEN EN KOSTEN VAN

LEVENSONDERHOUD.

In.ieiclin.g.

(70 en 15).

In discussies over den toestand van het landbouw-
bedrijf en de noodzakelijkheid van regeeringssteun
ter instandhouding van deze belangrijke bron van
volkswelvaart speelt vergelijking van de beide in den
titel genoemde :i.ndexcijfers, het eene weergevenci
het peil van cle groothandeisprijzen der landbouw-
producten, het andere het peil van de kosten van
levensonderhoud, beide ten opzichte van de vooroor-logsche cijfers, veelal een voorname rol. Deze ‘erge-
lijking moet als ten eenen male o.nemotiveerd wor-
den beschouwd.

De redeneering is doorgaans cle volgende: Men
erkent, dat de landbouw in belangrijke mate wordt
gesteund en een zekeren last legt op het budget der
consumenten. Men voegt daar evenwel onmiddellijk
aan toe, dat de sitaaie, waarin het agrarische be-
drijfsleven verkeert, nog verre van florisant is en

dat aan verlaging van den landbouwsteun derhalve
roorshands niet kan worden gedacht. Veeleer zou er
dan reden zijn tav. bepaalde onderdeelen. van liet
boerenbedrijf den steun nog te verhoogen. En als
bewijs hoe onredelijk elke eisch tot verlaging onder
de huidige omstandigheden is, wordt dan gewezen
op het groote verschil tussehen de prijzen der land-houwproducten e.a de kosten van levensonderhoud.
De eerste zouden zich nog ver beneden het peil van
vöôr 191.4 bevinden, de laatste zijn daar ver boven-
uitgestegeti. Alvorens aan verlaging van den land-
bouwsteun kan worden gedacht, zon wordt clan ge-
redeneerd, dienen de verwerkings- en distributiekos-
ten te worden verlaagd en daaronder voornamelijk
de bonen, liet loonpeil in de z.g. beschutte bedrij-
ven wordt dau met voorkeur gebruikt als een voor-

.wendsel om elders ôf steun te verleenen èf aan den
-steun niet te torne:u, zonder te bedenken, dat ons
prijspeil omlaag en .n jet nog verder omhoog moet.

De bedoeling van deze beschouwing is niet hat
vraagstuk van den landbouwsteun op zichzelf te h-
handelen. Van de noodzakelijkheid van landbouw-
steun zijn wij in heg:insel overtuigd. Evenmin zal
hier worden nagegaan, of er reden zou kunnen be-
staan wijziging te brengen in de algemeene steun-
politiek door middel van een meer of minder be-
langrijke verlaging der steunhedragen. Terwijl ook
de vraag, of het zin heeft het prijspeil van voor den
oorlog als normaal aan te nemen, niet nader zal
worden onderzocht. Liet doel van dit artikel is een
eind te maken aan het verkondigen van de opvatting,
dat vergelijking van de indexcijfers van prijzen van
landbouwproclucten en van kosten van levensonder-
houd ook maar eenigermate een richtsnoer zou kun-
nen, opleveren voor de t.o.v. den landbouw en het
overige bedrijfsleven te voeren politiek, alsmede aan
de economisch volstrekt onhoudbare gedachte, dat een
bepaald prijspeil in een bepaalden tak van bedrijf ecn
bepaald algemeen loonpei 1 zou impliceeren.

Daarbij zullen wij ons bepalen tot een kwalitatieve
behandeling van het vraagstuk. D.w.z., dat wij slechts
-de argunenten zullen aangeven op grond waarvan
een vergelijking tusschen de heide indexcijfers
0.1.
onjuist moet worden geacht. liet zou ons te ver ‘oe-
ren, wanneer wij bovendien de kwantitatieve betee-
kcnis dezer argumenten uiteen zouden zetten. Dit
immers zou, ‘zooals stra-ks zal blij-ken, leiden. tot ‘be-
studeering van het verloop van de uitgaven der con-
sumenten over een heele reeks van jaren en van de
ontwikkeling der arbeidsproductiviteit in verschil-
lende takken van bedrijf, om slechts de voornaamste
factoren te noemen. In de hier volgende beschou-
wing is het er ons slechts om te doen de redenen aan
te duiden, welke de bedoelde vergelijking princi-
pieel onmogelijk maken.
Wij
gaan hier niet nader in op cle vraag of liet in-

dexeijfer van de prijzen der idheemsche lavtd’b-ouw-
producten inderdaad door een getal van ongeveer 70
jiiist wordt”weergegeven. HôeweT hét de moeï’te waard
zou zijn eens preeies na te gaan in hoeverre dit getal
1jziging
zoû
ondergaan, wanneer cle gewichtscof-
ficiënten, welke bij de samenstelling van het totale
inclexcijfer aan de individueele prijsindexcijfers wor-
den gegeven en die de relatieve belangrijkheid der
onderscheiden producten aanduiden, in overeenstem-
ming werden gebracht met cle tegenwoordige produc-
tieverhoudingen. Deze coëfficiënten immers worden
niet telkenja’re opnieuw vastgesteld, doch zijn be-
paald aan cle hand van de – voor een vrij lange
periode berelcend.e – gemiddelde jaarlijksche waarde
der producten, -clie het landbouwbedrijf verlaten. De
relatieve belangrijkheid van -deze on-derdeelen heeft
in -de laatste jaren niet onbeteekenende veranderin-
gen ondergaan. Met name is een ‘zwaar gesteund ho-
-drijf als de ‘tarweteelt sterk in beteekenis toegeno-men. liet -ware ‘daarom geenszins onwaarschijnlijk,
wanneer het werkelijke totale ‘in-dexeijfer

hoo’ger lag
‘dan ‘het officieel ‘gepubliceerde.

Dit echter is in dit verband van ondergeschikt
belang. T-let raakt slechts -de meer of mindere juist-
held van het cijfer 70, n

iet de principieele onjuist-
heid, welke in vergelijking van het -in-dexcijfer der
agrarische prijzen met dat van -de ‘kosten van levens-
onderhoud ‘is ‘gelegen. Waarin ‘bestaat -dan ‘deze prin-
cipieele onjuistheid?

De betecicenis van het -inclexc’ijfer van cle kosten
vcsn levensonderhoud.

liet in-dexcijfer van ‘de kosten van levensonderhoud
-geeft ‘aan in welke mate de uitgaven, besteed aan
‘het ‘koopen van een ‘bepaald aantal producten, zigh
hebben gewijzigd tengevolge van -de veranderingen,
welke ‘de prijzen d-ier producten hebben ondergaan,
vergeleken met de prijzen prv.an in ecn zekere basis-
periode. Aangenomen wordt ‘daarbij, ‘dat de verhou-
‘dingen, waarin ‘die producten t.’o.v. elkaar worden
gcconsumeerct, ‘dezelfde zijn gebleven, of dat m.a.w.
‘de levenswijze, die in -de hasisperio-de ‘gold, zich .niet
-heeft veranderd. Dit indexcijfer ‘geeft -dus niet -cle
verhouding aan tusschen ‘de weikeIjke uitgaven, nu
gedaan, en ‘clie in cle ‘basis’perio’de, -doch slechts de
verhouding tussc.heu -d en ‘gemiddeld-en prijs -der -ge-
consumeercie artikelen op -het tijdstip van publicatie
en -den ge’rni’ddelclen prijs in de hasisperio-de. Dit -ge-
-middel-de intusschen is een – gewogen ‘gemiddelde in
‘dezen zin, dat, uitgaan-de van de veronderstelling ‘dat ‘de verbruilcte hoeveel,hedlen zich niet hebben gewij-zigd, -de som ‘van -de uit-gaven, aan de verschillende
producten besteed, ‘gesteld wordt tegen-over het he-
‘drag in totaal aan clie producten uitgegeven in -de
‘bas’isperiode. liet zoo verkregen index-cijfer houdt
derhalve rekening met de rélatieve belangrijkheid ‘der
u-i tgaven.

Men zou dus meenen te mogen veronderstellen, -dat
-cle beide ‘in’dexcijfers van -de kosten ‘van lev-enson’der-
‘houd van een aantal arhei’dersgezinnen te Amster-
‘dam, ‘zooa’l’s ‘deze -driemaandelijks ‘door het Bureau
van Statistiek ‘dezer ‘gemeente worden ‘gepubliceerd,
het eene gebaseerd -op ‘cle uit-gaven gedurende -de
periode 1911/’13, ‘het andere op cle uitgaven gedu-
rende ‘de’ periode
1923/’24,
voor vergelijking met -de
-index-cijfers van de groothanrlelsprijzen’ ‘der land-
houwproducten, met ‘als basis respectievelijk 1910/’14
‘en
1924/’29,
hij uitsteV in aanmerking zouden komen.
Dit echter ‘gaat slechts op in ‘de theorie, doch niet
in ‘de practijk. lIet in’rlexcijfer van -de kosten van
ievenson’derhoud, ‘gebaseerd op de per’iode 1911/’13,
‘biedt in werkelijkheid geensz’in’s alleen een ‘beeld ‘van
‘de prijsveran-deringen door -de geconsumeerde pro-
ducten ondergaan t.o.v. de prijzen in ‘genoemde basis-
periode. In ‘dit -index-cijfer zijn hoven-dien hoeveel-
hei-ds- en kwalitei tsveran’deringen verwerkt. De eerste
‘zijn een -gevolg van het feit, ‘dat in 1923/’24 een
nieuw hu’d’getonder-zoeld heeft plaats -gehad. In de

11 Maart 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

179

jaren daarna, te beginnen met 1926 is ‘de reeds
hovenvermelde som van uitgaven, aan :d’e geconsu-
meerde artikelen besteed, steeds bepaald aan de hand
van de levenswijze gedurende ‘het jaar 1923/’24. En
aangezien in de periode tussehen 1911/’13 en
1923/’24

een belangrijke welvaartsvermeerdering ‘is te consta-
teeren geweest, zal men in 1923/’24 niet slechts een
grooter aantal soorten product dan in 1911/’13 heb-
ben gecon’surneercl, doch ‘hij verscheidene soorten ook
een grooter aantal exemplaren van elk. Deze factor
heeft dus een stijging van het indexcijfer veroor-
zaakt, welke niet tt prijsveranderin’gen is terug te
voeren, en ‘de vergelijking tussohen de indexcijfers
van de
prijzen
van laudhouwproducten en van de
kosten van levensonderhoud vertroebelt.
Daarbij heeft zich echter een tweede factor ge-
voegd, ‘die der kwali teitsveranderingen. Tengevolge van ‘de vermeercierde welvaart en de daarmede hand
in hand gaande verbetering der tedhniek is de con-
sument in den loop ‘der jaren in staat gebleken ‘de
door ‘hem geconsumeerde artikelen in een betere
kwaliteit te ‘betrekken ‘dan waartoe hij in 1911/’13
in staat was. Bijzonder sprekend ‘kan ‘dit worden ge-
illustreerd aan ‘de hand van het goed ,,woning”.
Sedert ‘de jaren voor dan ‘oorlog is de huisvesting er
aanmerkelijk op vooruitgegaan. De gemiddelde wo-
n’ing van ‘destijds kan niet worden vergeleken met de
‘gemiddelde woning van
1923/’24
en nog veel minder
met die van 1936. ilet comfort is in alle ‘opzichten
‘belangrijk toegenomen, zooda’t, om een term uit ‘de
theoretische economie te gebruiken, de huur in 1936
niet den prijs van denzelfden bundel van nuttigheden
vertegenwoordigt als de huur in 1911/’13. flat ver-
loop van ‘de huren ‘geeft dus n’iet weer het verloop
van •de prijzen van ‘gelijkgehleven goederen, zoodat
ook uit dezen ‘hoofde ‘de kosten van ‘levensonderhoud
een stijgende beweging hebben ondergaan, welke niet
tot een zuivere prijbewegi.ug is terug te leiden.
Zonder twi,fel zal ‘dit verschijnsel zich ook bij ver-
schillende andere •oncl’erdeelen van het budget hebben
voorgedaan. Door verbetering van de kwaliteit zal de waarde zijn gestegen en dit zal niet nagelaten hebben
zich in ‘den prijs te reflecteeren. Aan ‘deze constatee-
ring wordt niets afgedaan ‘door de mogelijkheid, dat
an’dere factoren den prijs van een dergelijk in kwali-
teit gestegen goed hebben kunnen doen dalen.
iiermede is ‘dus ‘de sterke ‘divergentie tusschen
het iudexcijfer van ‘de prijzen der lan’dbouwproducten
en dat van de kosten van levensonderhoud, gebaseerd
op de periode 1911/’13 voor een ‘gedeelte verklaard.
flat in’dexcijfer van de ko’sten van levensoncierhoud,
gebaseerd op het jaar 1923/’24, is weliswaar voor
vergelijkings’doelein’den van clezen aard betrouwbaar-
der, doch ook hierop zal de invloed van dan factor
der kwalite’itsveranderin’gen zich tot op zekere hoog-
te storend hebben doen gevoelen.

Arbeidsp’rod,cctiviteit en andere fac toren.

Behalve de’ze ‘groep van factoren ‘dient echter
nog een tweede van princi’pielen ‘aard te worden ge-
noein’d, welke een vergelijking tusschen beide index-
cijfers onvruchtbaar ‘doet zijn. Deze factoren worden
gevormd •d’oor het verschil in ratioual’isatie, ‘het ver-
schil in de mate waarin ‘de arbe’idsproductiviteit is
opgevoerd kunnen worden in ‘de verschillende takken
van bedrijf.

‘Sedert 1914 ‘is de procluctiviteit van den arbeid
sterk ‘gestegen en ‘dienovereenkomstig ‘ook ‘de wel-vaart. Deze gang van zaken nu ‘heeft zich in ‘de ver-
schillende onderdeelen van ‘het bedrijfsleven voorge-
daan, doch niet overal in gelijke mate. Tegenover
landbouw en in’dustrie staat h’ier ‘de ‘distributie. In
de ongelijkheid ‘dezer ontwikkeling is een ‘belangrijk
element ‘gelegen ter verklaring van een verschil tus-

schen het ‘in’dexcijfer van de prijzen der landbouw-
producten en ‘dat van de ‘kosten van levensondethoud.
In den landbouw is ‘de productie per ha, wanneer
men ‘de perioden 1901-1910 en 1921-1930 met

elkaar vergelijkt, voor verscheidene belangrijke pro-
ducten met / gestegen. Voor de productie van de
voortbrengselen ‘der ‘veeteelt staan ons geen cijfer-gegevens ter beschikking, ‘doch zonder twijfel mag
worden aangenomen, .dat ook de productie dezer goe-
leren een stijging per eenheid productiemi.d’del heeft
ondergaan.
lletzelfcle is ‘geschied in de industrie. In verschei-
dene takken van nijverheid is de productie per arbri-
der met sprongen om’hoog ‘gegaan. Een ‘gevolg van
deze ontwikkeling was een ‘belangrijke toeneming van
het loon, een toeneming, velke in de verschillende takken niet enkel en alleen een gevolg was van de
stijging der productiviteit in dat bepaalde bedrijf,
doch welke in sterke mate bepaald werd door ‘de stij-
ging van dIe grensproductiviteit van den arbeid in

het algemeen.
Dit had voor de kosten in .den derden hoofdtak
van bedrijf, ‘welken wij hier •on’dersdheiclen, de (l’istri-
‘butie, tweeërlei beteekenis. In de eerste plaats kan
worden aangenomen, •dat rationalisatie ‘h’ier door dc
veel geringere mogelijkheid tot het ‘gebruik van
machines achter bleef bij die in’ de andere hedrijfs-‘groepen. Daardoor stegen de kosten als gevolg van
de verhooging der bonen door de gestegen grens-
product’iviteit van ‘den arbeid. In verband echter met
het feit., ‘dat in het distributiebedrijf naar verhou-
‘ding toch al veel personen werkten, sloeg deze stij-
ging nog sterker door ‘clan zij overigens reeds zou
hebben gedaan. De kosten •der distributie ‘moesten
‘daardoor ‘dus een relatieve stijging ondergaan ver-
geleke’n met de ‘kosten in landbouw en ‘industrie.
Tot ‘dezen eenen factor ‘bleef het echter niet be-
perkt. Tusschen de bonen op het land en in die stad
betaald bestaat reeds vanouds een zeker verschil, doch ‘in verband niet de boven’gesche’tste ontwikkeling nam
‘dit in ‘heteekenis toe. De arbeiders namelijk verwier-
ven sedert het begin van den grooten oorlog een
machtspositie op ‘de arbeidsmarkt, die veel grootcr
was dan zij’
eertijds
bezaten. Zij ‘slaagden erdlaardoor
beter dan in de jaren, voor 1914 in zich het aandeel,
‘dat zij ‘hadden in ‘de voorbbrenging, ‘te verzekeren.
Eertij’ds nl. stonden werkgevers en werknemers op
de arbeidsmarkt niet als geljkwaardige partijen
tegenover elkaar ‘door ‘de grootere kennis van de
markt en ‘de sterkere financieele positie van eerst-
genoem’den. In den lauc1bouw evenwel ‘zijn de arhei-
ders op organisatorisch gebied lang bij ‘hun collega’s
in de industrie ten achter ‘gebleven. Zij slaagden er
‘daardoor in veel ‘mindere mate in, hun aandeel ‘in
de stijgende welvaart te verwerven.

Daarnaast client te worden erkend, dat iii bepaalde
gevallen, met name in de .z.g. ‘beschutte bedrijven, ‘cle
arbeiders erin slaagden, ‘meer dan ‘hun rechtmatig
aandeel op te strijken (,,rechtnma’tig” ‘bedoeld in een
t’oestan’d van vrije concurrentie) doordat zij een meer
of minder nmonopoloïde positie kondlen verwerven.
Di’t ‘is een element van kunstmatigen aard, hetwelk
voor uitschakeling vatbaar is. Doch met zie ‘grootere
kennis van de arbeidsmarkt aan de zijde ‘der werk-
nemers zal men
blijvend
rekening dienen te houden.
In ‘dit verband moge tevens de vergelijking worden
gewraakt, welke aoo v’aak wordt ‘getrokken tusscheu
de bonnen ‘der landarbeiders en der in.dustrieatbei-
ders. Afgezien reeds van het zooeven uiteen’gezette
verschil in positie tussch’en beide groepen vai werk-
nemers kan er op worden gewezen, ‘dat dc levens-omstandigheden van een arbeider in cle stad en op
het platteland sterk v’an elkaar verschillen. Een be-
langrijk punt is ‘direct reeds ‘de huisvesting. Een
stedelijk arbeider, die in een huisje zou wonen, vâar-in zie gewone landar’beider min ‘of meer genoegelijk
zijn leven ‘slijt, ware ‘een pauper. En hetzelfde geldt
voor klee’ding. Tenslotte ‘heeft de larmdarbeider, die
leeft in ‘de vrije natuur, ook minder behoefte aan
‘di’vertissemen’t dan de stedelijke arbeider, w’onend in
de nog niet overal even aantrekkelijke ‘arbeidersbuur-
ten. Dit is ‘geen betoog voor het ‘handhaven voor een

180

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Maart 1936

verschil in heloonin’g voor den arbeid van een land-
en een industriearbeider, ‘het is slechts de consta-
teerin’g
van •het fei’t, dat dit vertehil uit voor een
belangrijk gedeelte natuurlijke factoren voortvloeit.
En juist de op ‘grond der gestegen arbeidsproductivi-
teit toegenomen welvaart van de laatste 25 jaar,
welke de massa der arbeiders van onder armoedi’ge
omstandigheden levenden tot kleine burgers heeft
gemaakt, heeft de beteekenis dezer factoren nog ver-
sterkt.

Wij constateerden dus een door de ontwikkeling
van den loonfactor in het leven geroepen stijging
van ‘de kosten der distributie vergeleken met die in
de andere takken van bedrijf. Er ‘zijn echter nog twee
andere elementen, welke deze stijging hbben ‘bever-
‘derd. In de eerste plaats heeft de reeds van oud’s
bestaande trek naar de steden zich sterk ontplooid
in ‘de jaren sedert 1914. Dit heeft ‘de grondprijzen in de stad, vooral in de winkelstraten, doen stijgen
in een mate, welke die van de andere ‘goederen be-
langrijk te ‘boven ging. Aangenomen kan worden, ‘dat
deze stijging tot op zekere hoogte van blijvend karak-
ter zal zijn. Hiermede wordt niet beweer.d, dat de
winkelthuren in de ‘groote ‘steden niet ‘zouden moeten
dalen, of dat een zekere dalende ten’dens niet reeds
is waar te nemen. Doch het uiteindelijk peil zal
hooger ‘blijken te liggen ‘dan dat van voor den oorlog.
Het tweede element bovenbedoeld, is gelegen in de
grootere ,,service”, welke het distributiebedrijf op
grond van ‘de toegenomen welvaart
is
gaan ‘geven.
Ook dit is niet op stel en sprong ‘ongedaan te maken,
aangenomen ‘dat de mogelijkheid daartoe zonder sterk
ingrijpen van de Regeering aanwezig nou zijn. De
belangrijkheid van het ‘distributiebedrijf is dus ge-
stegen en oo’k dit heeft ‘de kosten van dit ‘bedrijf,
vergeleken met ‘die in de an’dere deelen van ‘het pro-
ductieproces, verhoogd.

‘lotbeschovwing.

In het bovenstaande hebben wij getradht aan te
toonen, dat het verschil tussdhe’n het
in’dexcijfer
van
de
prijzen
der lan’dbouwproducten en dat van de kos-
ten van levensonderhoud tenslotte in hoofdzaak op
geheel natuurlijke wijze voortvloeit uit •de gestegen
welvaart sedert ide jaren voor den oorlog. Deze heeft
zich eenerzij’ds geuit in een stijgin’g van het loon als
gevolg van •de gestegen productiviteit van den ar-
‘bei’d, waardoor de kosten van het distributiebedrijf
tegenover’ die in ‘de andere ‘bedrijfsgroepen onvermij-
‘delijk moesten stij’gen. Anderzijds is de toeneming
der welvaart tot uiting ‘gekomen in een op haar beurt
weer door ‘de loonsrtijgintg in het leven geroepen ver-
anderin’g in levenswijze, welke in het in’dexcijfer van
‘de kosten van levensonderhoud ‘haar weerslag heeft gevon’den. Zonder twijfel is ‘de groote star’hei’d van
de loonen in ‘het ‘besehutte bedrijf ‘en de ‘daarmede
ten deele verband houdende hooge prijzen van ‘de
diensten der ‘overheidrhedrjven in deze’n tijd een
factor, welke naast and’ere factoren verlaging ‘der kos-

ten van levensonderhoud tegenhoudt. Doch ‘de nood-
zaak van ‘verlaging dezer relatief hooge bonen ‘kan
slechts gemotiveerd worden aan de ‘hand van ‘ge-
gevens over de l’oonhoogte
bij
gelijksoorti’gen arbeid
in het vrije ibedrijf en niet aan de ‘hand van een
indexcijfer van de prijzen van landbouwproducten,
dat daarmede toch al neer weinig ‘heeft uit te staan. Afgezien van de in ‘deze ‘besdhouwing bestreden
vergelijking wordt trouwens aan dit cijfer in het
algemeen een veel te overdreven 1beteekenis gehecht.
Men vergeet veelal, dat ‘zulk een cij’fer op zichzelf
nôoit een maatstaf kan vormen voor ‘de rentabiliteits-
positie van het betrokken bedrijf, ‘ook niet, wanneer
men het vergelijkt met ‘de ‘hoogte van ‘het loon in ‘het
bedrijf zelf verdiend. Slechts gecombineerd met ge-gevens over de opbrengsten kan het zin ‘hebben. En
‘door ‘de gestegen producti’viteit van ‘den arbeid ook
in den landbouw ‘is de toestand daar toch altijd nog

veel gunstigeï •dan uit de prijscij’fers alleen kan blij-
ken. Deze opbrengsten zijn in ‘het akkerbouw’bedrijf,
wanneer men ze vergelijkt met vddr-crisisjaren, niet
onbevredigend te noemen; van het veeteeltbedrijf kan
‘dit helaas niet worden ‘gezegd. Het is dan ontoelaat-
baar ‘door zich te beroepen op ‘de hoogte van ‘het
indexcijfer van ‘de ‘kosten van levensonderhoud ver-
la’gin’g af ‘te wijzen. Met volledige erkennin’g van ‘het
feit, ‘dat getracht moet worden dit {ndexcijfer omlaag
te ‘brengen, dient er op ‘gewezen, ‘dat de landbouw
daarbij niet zal mogen wachten •op de door geheel
andere factoren bepaalde bonen in de beschutte be-
drijven. De saneering van ‘den ‘landbouw en de mo-
gelijkheid tot verlaging van ‘den •steun zijn vraag-
stukken, die op zichzelf moeten worden opgelost.
Dit in aanmerking nemen’d komt het •ons ‘onjuist
voor, ‘dat ‘in ‘dit tegenwoordig ‘zoo, men zou haast
zeggen, overgereglementeerde bedrijf, waar prijzen
en ‘productie van overheidswege worden vastgesteld,
‘do ‘kosten practisch ‘ongemoeid zijn ‘gelaten. Wij
herhalen, ‘dat wij voorstanders zijn van steun aan
dit ‘d’oor de crisis ‘zoo zwaar ‘getroffen ‘bedrijf. ‘En
wij erkennen, ‘dat het stelsel van bedrijfssteun ‘om
velerlei redenen verre de voorkeur verdient boven
e’en stelsel van individueelen steun. Doch ‘het zij’ ons
ver’gun’d, er op te wijzen, dat ‘dit stelsel niet verder
mag ‘gaan ‘dan noodzakelijk is om ‘het
bedrijf
in stand
te houden. En ‘dan moet ons van ‘het ‘hart, dat de
landbouw en ‘de erbij betrokken personen – waarbij
wij ‘veeboeren, landarbeiders en ook vele tuinders uit-
schakelen – profiteeren van een steun, welke, uit-
gaande van het zoo juist weergegeven standpunt, ‘be-
langrijk zou kunnen worden verlaagd. Wij ge’looven niet, dat de grond braak zou ‘blijven liggen, wanneer
de pachten en hypotheekschulden tot een veel lager
niveau ‘dan ‘het huidige zou’den worden verlaagd.

Al staan ons daarbij bepaalde
cijfers voor den ‘geest,
wij zullen deze in ‘d.it verband niet noemen, aange-
zien dit een verdere uitvoerige ibehandeling van een
in ‘het kader van dit artikel ondergeschikt onderwerp
zou vereischen en hier slechts ‘het probleem wordt
gesteld. Het ‘bekend worden van ‘de ‘opbrengsten van
den landbouw over het ‘boekjaar 1934/’35 zal ‘daar
misschien een gereeder aanleiding toe geveit. Wel
mogen wij er de aandacht op vestigen, ‘dat ‘een der-
gelijke verlaging ‘de Regeering tevens in staat nou
stellen de ‘steun’bedra’gen in ‘den akkerbouw te ver-
lagen, eventueel ‘de monopolierech-ten op granen af
te schaffen, ‘de kosten van de veehou’derj daardoor
ook indirect ‘te verlagen en ‘den afzet der producten
van ‘dit ‘bedrijf .tegen lagere
prijzen
mogelijk te maken.
Wij zijn ons bewust van vele
moeilijkheden,
welke
een ‘dergelijke regeling met zich zou brengen. Doch
wij zijn langzamerhand wel ‘gewend geraakt aan moei-
lijkheden d’oor noodzakelijk geworden ingrijpen van
boven af ontstaan. En ook aan ‘door de crisis in het
leven ‘geroepen moeilijkheden, welke niet of zeer on-
voldoende ‘door ingrijpen van de ‘overheid konden
worden ‘gecorri’geerd. Wij ‘denken aan de vele indus-
trieele en soheepvaartondernemingen, welker credi-
teuren ‘zich noodgedwongen groote offers hebben moe-
ten laten welgevallen. Doch, zooals reeds opgemerkt,
het is hier niet de plaats op dit probleem uitvoeriger
‘in te ‘gaan.
Wij ‘hebben slechts willen
wijzen
‘op de ‘onjuistheid
van een vergelijking van twee indexcij’fers, waartus-
sehen slechts een neer gering, indirect verband ‘be-
staat, een vergelj’kinlg, waarvan men steeds veel-
‘vuldiger is ‘gebruik ‘gaan maken om de onmogelijk.
hei’d van verlaging van ‘den ‘steun aan ‘het landbouw-
bedrijf ‘te :betoogen, zoolan’g niet elders bonen en
levenspeil waren neergeschroefd tot een n’iveau, ‘het-
welk ‘door de pos’itie en ‘de strubtuur van ons be-
drijfsleven geenszins gemotiveerd was, een vergelj-
king tenslorte, welke ‘door ‘haar mogelijken iitvboed op de landbouwpolitiek het economisch leven in ons
land misschien veel schade heeft ‘berokkend.
G.
BROUWERS.

ii Maart 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

181

REISBELASTING.

De ‘belastingtheorie kent talrijke gevallen, waarin
de rechtsgrond van een heffing jonger is dan het
denkbeeld of zelfs dan de heffing zelve. Zelden ech-
ter zal men een motivering pour besoin ‘de la cause
hebben gezien van meer gewrongen karakter dan die
van het ontwerp-reisbelasting, dat bij Koninklijke
Bdodschap van 20 Februari 1936 bij de Tweede
Kamer is ingediend.
Voorgesteld wordt, van een ieder, •die zich buitens.
lands begeeft, terwijl ‘hij hier te lande woont, een !be
las’ting te ‘heffen van een zeker ‘bedrag voor iedere
dag, geheel of gedeeltelijk buiten cle landsgrenzen
doorgeb raht. Enige vrij stellingen en vaste bedragen
per jaar voor bepaalde categorieën beperken of ver-
eenvou;di’gen ‘de heffing. De grote meerderheid der
grënsoverschrjders zal per dag worden belast.
•Deze ‘belasting wordt door de Mem’orie van Toe-lichting aangeciend als een verteringsbelasting ,,van
het in ‘de laatste jaren aanzienlijk gestegen aantal in-
woners des Rijks, die een deel van ihun inkomen aan reisgenoegens in ‘het buitenland plegen te besteden”.
Tje
‘dit karakter van verteringsbelasting niet dade-
lijk mocht begrijpen wordt door deze Memorie in
docerende ‘toon aldus ingelieht:

,,i)e vertecingen zijn, voor zoover zij geschieden ter be-
vi»ndi.gin’g van andere dan noodzakelijke levensbehoeften,
een aanwijzing van draagkracht. Het ‘is om verschillende, vooral fiscaaltechuisohe, redenen niet steeds mogelijk die
ve rteri nigen
01)
directe wijze ‘te belasten; vele verteringen
moeten
01)
indirecte wijze ‘worden getroffen (door accijnzen
en dergelijke).
Het voordeel van deze nieuwe belasting is, dat zij even-als de q)ersoneele belasting den belastingplichtige voor de
door hem ‘gemaakte verteringen direct treft
;
in dit geval
is bovendien sprake ‘van een vertering, welke in nagenoeg
alle gevallen onbetwistbaar van draagkracht ‘blijk geeft.”

Dat besteding ‘van een deel van het inkomen aan
reisgenoegens ‘blijk geeft van ‘draagkracht kan niet
worden ‘tegengesproken. Hier wordt ethter een be
perking gesteld: besteding aan rei’s’genoegens
in het
buiientnnd
geeft blijk van ‘daagkradht. Deze stelling
is ‘geenszins onbetwistbaar. Een verblijf van twee
weken in Noordwijk of Zandvoort geeft blijk van
meer draag’kradht ‘dan een verblijf van langer tijd in
Heyst of Zoute. Voor een wandeltocht ‘door de.Hhe
Tauern of ‘de Oet’staler Alpen is voor hen, die niet
van jeugdherbergen gebruik maken, ondanks de lange
spoorrei’zen, minder draagkracht nodig dan voor een
todht d’oor ons eigen land. Op ‘grond van de beken4e
eis, dat een belasting algemeen moet
zijn,
zou men
dus een verteringsbe’lastin’g op draagkrac’htbasi’s van
alle reisgen’oe’gen” moeten hf(en en niet enkel van
‘de rei’sgenoegens in ‘het buitenland.

Men ‘zou ‘kunnen ‘opmerken, dat de reisgenoegens
in het binnenland reeds indirect worden belast door
accijnzen, invoerrechten, omzetbelasting, personele
belasting,
cr
i
s
i
s
h
e
ffi
ngen
en wat ‘dien meer zij. Maar
ook in het ‘buitenland ‘heft ‘men ‘zulke belastingen:
accijnzen en invoerrechten, omzet-, weelde- en ver-
‘blijdsbelastingen, en ‘heffingen met
gelijke
uitwerking
als onze personele belasting worden vrijwel overal
geheven. Het beginsel van voorkoming van dubbele
‘belasting, hetwelk ‘door ons land in het Geneefse milieu met ‘daad en woord krachtig wo’rdt onder-
steund, verbiedt, al deze ‘heffingen als verteringsbe-
lastin’gen ‘op binnenlandse reis’gen’oegens, adequaat
aan de voorgestelde belasting op reis’genoegens in ihet
buitenland, aan te zien.
Strandt reeds door de beperking ‘tot het buitenland
de motivering van de reisbelasting als verteringsbe-
iastin’g, er is nog een twede element, waardoor deze motivering niet slaagt. De belasting zal ‘slecht’s drie
jaar lang worden ‘ge’heven. Dit ‘klopt niet met ‘de
motivering. Heeft men eenmaal een ‘blijk van diffe-
rentiële draagkracht ‘ontdekt, dan vergt een billijke
verdeling der gemeen’schap’slasten, ‘dat men er een
belas’tintgo’bject van maakt, ‘zolang van ‘differentiële

draa’gkradht blijkt. Kan men nu aannemen, dat na
drie jaar reisgenoegens tot de noodzakelijke uitgaven
voor levensonderhoud ‘zullen gaan behoren?
De beperking van de ‘heffingsduur wordt in ‘de
Memorie ‘van Toelichting aldus ‘gemotiveerd, dat
,,’de reibelasting een uitvloeisel is van of althans ten
nauwste samenhangt met de abnormale onevenwich-tige economische omstandigheden hier en in het ‘bui-tenland.” Deze orakeltaal ‘kunnen wij sledhts op twee
manieren in verband brengen ‘met een verterings-
belasting. Ten’ eerste zou het kunnen, dat men de
meerdere draagkracht, die uit ‘de besteding voor reis-
genoe’gens spreekt, gering vindt en ‘liever niet wil
belasten, maar dat men ‘door ‘de abnormale oneven-
widhtige ‘toestand van ‘de schatkist ‘gedwongen wordt
tot ‘het in bedrijf stellen van alle denkbare ‘belasting-
schroeven. Ware ‘dit ‘de ‘beweegreden, dan zou men
spreken van abnormale onevenwichtige
financiële
omstandigheden, niet van
economische,
en dan ‘zou
men ‘de toevoeging
hier en in het buitenland
hebben
weggelaten. Deze eerste uitleg gaat ‘dus n’iet op; wij
proberen de tweede. Onevenwi’chti’ge economische om-
standigheden ‘hier en in het buitenland ‘doen ‘buiten-
landse reisgenoe’gens slechts dân worden tot ‘blijken
van draagkracht, indien ‘het reizen in het buitenland vergeleken met het rei’zen in ‘het binnenland abnor-maal kostbaar is. Wij zagen reeds, ‘dat dit niet zo is.
Integendeel, ‘de abnormale onevenwichti’ge econo-
mische omstandigheden, ‘hier en in ‘het buitenland,
bestaan hierin, ‘dat ‘de economische politiek van on’ze
Regering
hier
een prijsniveau ‘handhaaft, dat oneven-
wichtig hoog is ten opzichte van het buitenland.
Dë,lr’d’oor gaan de Nederlanders, die
altijd
veel in
het ‘bu’itenlan’d hebben gereisd, ‘in abnormale mate hun
ontspanning over ‘de grenzen zoeken. Dâârdoor laten
vele ‘buitenlandse toeristen, ‘die in ‘de ‘laatste jaren
v66r de ‘crisis meer en meer ons land kwamen bezoe-
ken
1),
Nederland buiten ‘hun reisplan. Dât.rdoor lij-
den alle ‘toeristenbedrijven in ons land, ‘dirïrdoor
bloeien ze ‘in Belgie
•,in Oostenrijk, in Duitsland, in
Skandinavië en elders.
De Regerin’g ‘beschermt reeds menig bedrijf tegen
de abnormale onevenw’ichtige economische omstandig-
‘heden hier en in ‘het buitenland, gevolg van haar
economische politiek, d’ie zij blijkbaar nog drie jaar
lang denkt voort te zetten. Daarom zal zij het ,,,ais een bijkomend voordeel der heffing” beschouwen,
wanneer ,,’hetgeen minder aan bu’itenlandsc’he reizen
wordt uitgegeven deels ook aan het Nederlan’dsche
reis- en
‘bedrijfswezen
ten g’oede komt”.

In dit lioht
begrj:pen
wij’ nu eindelijk de betekenis
der abnormale ‘onevenwi’chtige economische omstan-
di’gbeden, hier en in het buitenland. De Regering,
die niet in staat is, ‘op haar eigen wijze, en n’iet van
wil om op een andere manier het abnormale oneven-widhtiige prijsniveau, ‘hier ten ‘opzichte van het bui-
tenland, naar het rijk der ‘historie te verwijzen, be-
vindt ‘zich thans in ‘de noodzakelijkheid, ook de toe-
ristenibedrjven te beschermen. 0 zeker, volgens de
Memorie van Toelichting is ,,’ieder streven naar een
gedwongen om’bui’ging van het rei’zi’gersverkeer van
het buitenland naar het binnenland of naar eeni’ge
an’dere beperking van de ‘bewgingsvrjheid aan deze
heffing vreemd”. Maar een prikkel tot om’bui’ging
en een ‘beperkinig van ‘de bewegings’lust ‘brengt zij
toch wèl. Deze motivering klopt beter dan de ‘draa’g-
krahtf’ictie en ‘het sop’hisme van de verteringsbe-
lastig.

Iedere ‘belasting ondervindt weerstand van hen,
d’ie ‘betalen moeten, op ‘materiële gronden. Verzet
ech’ier ondervindt een belasting, welker ‘beweegreden
of ‘doeleinde niet strookt met de rechtsovertuiging
van •het volk, ‘getuigen de tiende penning en ‘de ge-
wezen of ‘geprojecteerde weg- of ‘brugtollen. Zulk ver-
zet schaadt het gezag, wat ook ‘het resultaat van het

1)
Dat waren heus niet alleen toeristen uit landen, die
nu het reizen naar het buitenland belemmeren!

182

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

11 Maart 1936

verzet moge zijn. Nog ernstiger wordt het gezag ge-
schaad, wanneer de motivering niet klopt, wanneer zij kan worden verondersteld onwaarachtig te vijn,
wanneer men er een andere beweegreden hij ver-
moedt, zelfs al zou die niet eens strijdig zijn met ge-

voelsovertui’gingen, welke in het volk leven.
Eerst nadat men op deugdelijker gronden heeft
duidelijk gemaakt, waarom ‘deze heffing nodig is,
zal men kunnen overwegen, of het de moeite loont,
naast geldelijke lasten nog tal van lastige plichten
op te leggen aan ‘hen, die een enkele maal voor ont-
spanning, voor ontwikkeling, voor zaken, voor zie-
kenbezoek naar het buitenland willen gaan. Want
men hedenke toch wel, wat het in geval van over-
haast vertrek naar een hioedverwant, die in het bui-
teniand door ziekte of ongeval is getroffen, of naar

een handelsrelatie, die een belangrijke transactie wil
sluiten of ‘doen a.fspringen, betekent, het paspoort
vooraf te moeten laten waa.rmetken en zich van een

voldoende voorraad zegels (voor een réis van soms
onbekende duur) te moeten voorzien. En men reali-
sere zich eens wat het zeggen wil, als men een dag
van zijn reeds korte vacantie moet offeren voor een
gang naar paspoortstempel’ings- en zegelverkoop-
loketten, als •die alleen maar open zijn op tijden,
waarop ondergesohikten buiten hun vacantiedagen
aan werkplaats of kantoor zijn gebonden. Is dat alles nodig wegens de uit reisgenoegens in ‘het buitenland
blijkende draagkracht ofwel ter wille van nog drie
jaar voortdurende abnormale onevenwichtige econo-
mische omstandigheden? P.

ECONOMISCHE NADEELEN VAN EEN REISBELASTING.

Het ingediende wetsontwerp inzake een reisbelas-
ting heeft een fiscale strekking; indien dit voorstel
eenmaal tot wet is verheven zal het evenwel leiden
tot een vermindering van het bezoek van Nederlan-
‘ders aan het buitenland. Want niet alleen het maken van buitenlandsche plezierreizen, ook andere reizen
(voor studie, zaken, enz.) worden belast. Wij laten de
vraag of dit wenschelijk is onbesproken, doch vesti-
gen er alleen (le aandacht op, dat Nederland groot
geworden is door zijn internationale betrekkingen en
dat het tegen onzen volksaard strijdt om het over-

schrijden van de nationale grenzen te belasten.

In het ontwerp hebben wij evenwel een uiteenzet-
ting gemist van de gevolgen van ‘de reisbelastiisg op
hancielspolitiek gebied. Het is aan geen ‘twijfel
onderhevig, dat, alle andere omstandigheden gelijk
blijvende, het bedrag, dat de Nederlanders in het
buitenland verteren, zal verminderen. Een deel van
de reislustigen naar het buitenland zal in het land
blijven, hetzij wegens de belasting, hetzij wegens den
rompslomp
t),
terwijl een groot ‘deel van degenen, die
wei over cle grens trekken, de belasting ui’t hun vast-gestelde reissom zullen betalen.
De bedragen, die de Nederlanders ‘in het ‘buiten-
land verteren, worden door het buitenland gebruikt,
hetzij om goederen in Nederland te koopen, waardoor
(lus de uitvoer uit Nederland toeneemt, hetzij om
de rente van schulden aan Nederland te voldoen.
Een vermindering van de bedragen, die de Neder-
landers in het buitenland verteren, leidt dus – alle
andere omstandigheden weder gelijkblijvende – ôf tot
een daling van onzen uitvoer, ôf tot een bemoeili.jking
van de transfereering van de schulden, die het bui-
tenland ons moet betalen; waarschijnlijk tot een com-
binatie van beide factoren. Hoe dit ook ‘zij, in beide
gevallen wordt ‘de handels’hewegin’g van ons land on-
gunstig beïnvloed.

t)
De wijze, waarop de ‘beïasbing betaald moet worden,
spot wel niet alle eiseheu, clie het moderne verkeer stelt.
Oni in toeristische termen te blijven; terwijl men de be-
schikking hoef t over moderne verkeersmiddelen, wordt
uien verplicht van de d’iiigence en treksohuit gebruik te
maken. Waarom wordt niet in de grootegrenastations de
gelegenheid geopend zioh van reiszegels te voorzien?

Op de nadeelen van een verdere daling van den
uitvoer van ons land ‘behoeft hier niet ‘te worden ‘ge-
wezen. Het andere ‘geval – een ‘bemoeilj’king van

de transfereering – is belangrijker. Indien de be-
taling van de schulden door het buitenland niet meer
kan geschieden door vertering in het land zelf (of
in andere landen), dan zal zij moeten plaatsvinden

of in ‘goederen of in goud. Afgezien van het feit, ‘dat
vele landen niet in staat zijn in goud te betalen,
hebben wij aan een grcloter goudtoevloed geen be-
‘h’oef te. En een vermeerdering van ‘den ‘goed’ereninv’oer
acht men schadelijk. Immers, onze han’delspolitlek is
er juist op gericht om den invoer zooveel mogelijk te

beperken.

De reishelasting zou feitelijk gepaard moeten gaan
met een verruiming van de invoerinogeljk’haden; de
‘huidige tendens is juist omgekeerd. De vraag rijst
‘dan ook, of Nederland wel handelt overeenkomstig zijn
positie als crediteurland. Wij zijn er Ons wel ‘degelijk
van ‘bewust, ‘dat, gezien ‘de bedragen, waarom het
gaat, ‘de ‘genoemde ‘bezwaren niet verontrustend zijn,
maar het betreft ‘hier een tendens, waarmede in de
laatste jaren veel te weinig rekening is ‘gehouden.

Een ander bezwaar te’gen dc voorgestelde reis’bo-
l’asting is ‘de geringe overeenstemming met lhet stre-
ven om het vreem:delingenverkeer in ons land te be-

vorderen. Terwijl het eene Departement maatregelen beraam’d om ‘het ‘bezoek van vreemdelingen aan ons
land aan te moedigen, doet het andere Departement
voorstellen, ‘die tot een vermindering van de door
Nederlandsohe reizigers in het ‘buitenland te beste-
den ‘bedragen za’l leiden. In principe zijn deze maat-
regelen met elkaar in strijd. Terecht heeft ‘de Vol-
kenibon’d in zijn onlangs uitgebracht rapport over ‘het
toerisme ‘op ‘dit puilt ‘de aan’dacht ‘gevestigd. ,,V’ouioir
attirer chez soi le plus gran’d nom’bre de touristes et
faire en mêsne temps tout son possih’le pour cm-
pêcher ses propres ress’ortissants de se ren’dre dans
les pays voi’sins (tel est h’ien le sens de certaines
campagnes de propaganda et le but ‘d’une série ‘de
mesures tracassières oontre la propaganda touristi-
que étran’gère) est aussr ‘dénué •de bon sens éoonomi-
que que ‘de vouloir tout exporter san’s rien impor-
ter.”
1)
Hetzelfde verschijnsel neemt men thans prin-
cipieel ook in ons land waar.

Afgezien van cle vraag ‘of voor 1het aantrekken van
vreemdelingen —het initiatief voor een Nederlandsoh
hotelplan is een gelukkig verschijnsel – de invoe-
ring van een reisbe1a’s’tin’g wel bevorderlijk is in verS
‘hand met de onts’tem’ming, die ‘deze maatregel wekt,
kan men deze kwestie ‘ook nog van een anderen kant
bezien. Bij alle maatregelen, ‘d’ie ons land in de laatste
jaren heeft ‘genomen en waarbij bu
j
tenlan’dsohe ‘be-
lan’gen werden geschaad, heeft men er steeds – ‘te-
recht ‘of tea onrechte, deze vraag laten wij buiten
beschouwing – op gewezen, ‘dat ons land ‘daartoe
door de internationale vethoudingen gedwongen
werd; het waren defensieve niaatregelen. De reis’be-
lasting is, ‘h,oewe1 niet zoo ‘bedoeld, agressief, treft
het buitenland en vooral Zwitserland ), waar ‘de
‘h’otel’industrie, een van de ‘hoofdtakken van het eco-
nomish leven, reeds ‘in groote moeilijkheden ver-
keert. Daarom reeds is deze belasting tegen ‘den
geest van ons volk;
wij
laten geen gelegenheid voor-
‘hij’gaan om ‘den nadruk te leggen ‘op ‘het ‘herstel van
de internationale betrekkingen, ‘dat zoo be’langrijk is
voor ‘de welvaart van ons land. Laten wij ‘dit ‘dan ‘ook
door daden toonen! v.d.V.

t)
,,Etudes relatives an Tour,isme considéré comme fac-
teur de i’économie ‘internationale.” (Genève 1936);
‘) In ihet algemeen zijn de reizen naar Zwitserland, wat
Europa betreft, de duurste. De reisbelastiI’g zal zonder
twijfel leideii tot een verdere verschuiving in het reizi-
gersverkeer naar de goedkoopste landen. Van de goede
voornemens, geuit op de conferentie van de gondlanden in
October 1934, om o.a. wederzijdech ‘het toerisme te be’vor-
‘deren, is dus ook op dit gebied al heel weinig terechtge-
komen.

11
Maart 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

183

AANTEEKENINGEN BIJ DE MOTORRIJTUIGEN-

STATISTIEK.

Aan de ‘tallooze feiten, die de steeds diepere
inzin-

king van het economische ‘leven in ons land manifes-
teeren, is een nieuw toegevoegd: ‘het totaal der mo-
torrijtu’i’gen, dat ‘zich sinds het einde van den wereld-
oorlo’g ‘onafgebroken in ‘opwaartsohe richting be-
woog, vertoont voor ‘het eerst een daling. In cijfers
uitgedrukt ‘bedroeg ‘het totaa’l ‘der in Nederland aan-
wezige motorrijtuigen op 1 Augustus 1934 188.264,
op 1 Augustus van ‘het jaar 1935 was dit totaal
184.592; een .’dalin’g’ dus van 3672.
i)

Merkwaardig is het na te gaan, h’oe de crisisin-
vloed op ‘den ,,jaargroei” van de diverse categorieën m’otorrijtuien allen’gs méér merkbaar werd.
De jaargroei van alle categorieën tezamen vertoon-
de sinds 1 Augustus 1929 ‘het volgend verloop:

1

Aug.

1929

…………
+
17.284
1930

…………
+
15.038
1931

…………
+
14.462
1932

…………
+
12.864
1933

…………
+

9.095
1934

…………
+

7.921
1935

…………

3.672

Het resultaat van 1935 vertoont al een ‘zeer bijzon-
der karakter. In stede van een vertnrin’der’den jaar-
groei, ‘die bijv. ‘op 5000 te
stellen,
ware ‘geweest, zien
wij nu plotseling een bijna catastrophalen terugval
tot – 3.672. Het is duidelijk, dat ‘hier nog’ andere
factoren ‘dan ‘de economische crisis een rol hebben
gespeeld. De voornaamste ‘hiervan behoeft niet lang
gezocht te worden: je’t_is.,de, motorrijtui’gbelastin’g-
politiek van de Regeer’ing, die tot dezen terugval ‘ge-

i

leid heeft. Het b’hd’ft hauwelij’ks verder bewijs, ‘dat
de zeer sterke verhooging van ‘de ,,wegenbelastin’g”
(d
,
ie varieerde van ruim 30 tot vaak 100 procent)
hier een overheerschen’de rol heeft ‘gespeeld.
Des te duidelijker ‘is ‘dit, wanneer men ‘bedenkt,
dat op 1 Augustus 1934 nog een ‘lichte
toeneming
van

‘den jaallgroei van personen- en vrachtauto’s kon wor-
‘den ‘geconstateerd. In het nummer van 3Juli 1935
konden wij erop wijzen, ‘hoe over cle periode 1 Aug.
1933/’34 – vergeleken ‘bij die van 1 Aug. 1932/’33 –
de jaar,groei van het aantal ‘personenauto’s was op’ge-
loopen van 4100 tot 4700 ‘en ‘clie van de vradhtauto’s
van 500 tot 900! In vollen crisistijd!
Overziet men ‘de verschillende categorieën, waaruit
het contingent der motorrijtuigen ‘is samengesteld,
dan kan men ‘bij zijn beschouwingen al ‘direct die
van de autohussen ecarteeren. Jarenlang reeds ‘schom-
melt ‘het totaal – door ‘het destij’d’s ingevoerde con-
cessieste’lsel, dat elke vooruitgang ‘heeft onmogelijk
gemaa’kt – ron’d de 3800.

Wat ‘de motorrij’wielen betreft, reeds eerder merk-
ten wij op, ‘hoe ‘dit voertuig in ‘ons land voornamelijk
als sportmadhine wordt ge’bruikt. Zelfs ‘in crisistijd
bleken de motorrijder’s ‘aan hun sport over het alge-
meen vast te houden; ‘het totaal van ‘hun ‘madhines
schommelde ‘dan ‘ook sinds jaren rond de 32.000. Wij
meenen, dat er weinig reden is om aan te nemen,
dat op ‘dit terrein de fiscale politiek grooten invloed
heeft uitgeoefend. Met zekeriheid dit te ‘zeggen is
onmogelijk, nu door een wijziging van ‘de aanslag-
maatstaven van de motorrijtui’gbeia’sting vele drie-
wielers, die vroeger t’ot ‘de vradhtaubo’s werden ge-
rekend, ‘de rubriek ‘der motorrijwielen zijn komen
versterken.
Wèl staat vast, dat de verhoogde bela’stin’gtarieven
merkbaren invloed ‘hebben gehad ‘op de eigenaars van
ultra-lichte motorrjwielen, de groep ‘der typische
utiliteitsv’oertuigjes. Het aantal van ‘deze madhines
is gedaald tot 10.354, hetgeen in elk geval ‘in één jaar
tijds een afnemin’g van ‘ongeveer 1200 machines be-
teekent.

t)
Alle cijfers ontleend ‘aan de ,,Statistiek ‘der Motor-
rijtuigen” ‘bewerkt door het Centraal Bureau voor de
Statistiek te Den Haag.

De twee ‘hoofd’groepen, waar ‘het ‘in statistisplien
en economischen zin ‘om ‘draait, vormen de personen-en vrachtauto’s.
T,at de eerste betreft, ‘het aantal personenauto’s
is in één jaar tijds teruggeloopen van 90.088 tot
88.293, een vermindering du’s van 1795 voertuigen.
Het aantal vrachtauto’s is ‘in ‘dezelfde periode
teru’ggeioopen van 49.951 tot 47.160, een vermin’de-
ruig van 2791 stuks. Intusscihen zal de werkelijke
‘dalin’g geringer ‘zijn, daar ‘immers diverse ‘driewielers
naar de categorie ,,motorrijwielen” zijn overgegaan.
Hetjuiste geval is ‘dus niet vast te stellen; vermoe-
delij’k zal ‘het liggen tussohen de 1500 en 2000.
Van de 3672 motorrijtuiigen, ‘die er op 1 Augustus
1935 minder waren ‘dan op 1 Augustus 1934, behoor-
de dus het ‘leeuwendeel tot de beide hoof’dca’tegorieën,
‘die in economisch ‘opzicht van verreweg het grootste
‘helan’g zijn. Deze ‘daling in ,getal’sterkte ‘heeft zich
reeds aanstonds in fiscalen zin ‘duidelijk getoond;
Want de op’brengst van de m’ot’orrijtui,gbelartin’g, clie
voor het jaar 1935 op
f
22.000.000 werd geschat,
‘bleef
f
1.262.670 ‘daarbij ten ac’hter.
Evenzeer zal de ‘getalsteiktezlal’in’g zich in fiscalen
zin ‘doen gevoelen op ‘het stuk van de personeele be-
lastin’g, terwijl de opbrengst van de ‘beu’zinebelasting
(die jaarlijks ongeveer
f
30.000.000 beloopt) evenzeer
‘in on’gunstigen zin zal worden beïnvloed. Een daling
van inkomsten uit ‘dien ihoofde, ‘ten bedrage van on-
geveer
f
2.500.000, is – naar experts verzekeren –
te verwachten.
Maar de sneeuwbal gaat verder. Want ‘de 3500 mo-torrijtu’i’gen, ‘die op stal zijn gezet of op andere wijze
onschadelijk gemaakt, verschijnen ook niet meer in
de reparatiewerkplaatsen, aan de oliepompen cii ‘de
magazijnen, waar ‘han’clen in voorraad worden gehou-
den. Het verzekeringsbedrijf zal er evenzeer ccci
terugslag van ondervinden.
Een ‘toeneming van de werkloosheid zal er onge-
twijfeld ‘het ‘gevolg van zijn, een verder vallen in ‘de
,,pool of depression”. Ha’d men nu
ânclerzijds
n’og
de zekerheid, ‘dat deze offers op ‘het altaar van een
logische verkeerscoördina’tie gebracht zouden ‘zijn, dan ware de stand van zaken iets minder ongunstig.
Maar ‘sin’ds drs. A. M. G’root in
zijn
monografie ,,De
Spoorwegtek’o’rten” heeft aangetoond, dat de invloed
van de autoconcurreutie ‘door velen ernstig wordt
overschat, dat – zelfs al zou èJ het ontnomen vervoer
aan de spoorwegen terugkomen – dan nèg mi’llioe-
nentekorten zouden ‘blijven optreden, ‘dan valt ook dit
perspectief weg.

Het is dan ‘ook een somber beeld, ‘dat de jongste
statistiék van ‘de motorrijtuigen ons biedt. Bijna 1800
eigenrijders ‘zijn uitgeschakeld.
Procen’ts’gewijs is ‘de teruggang ‘bij de vrachtauto’s
nôg sterker. Dit bevestigt slechts ‘liet verschijnsel,
dat wij reeds eerder aanwezen, namelijk, dat ‘de
vrachtauto conjunctuurgevoeli’ger is ‘dan de perso-
nenwagen. In ‘dit verband herinneren wij eraan, hoe
de, jaargroei ‘d’er vrachtauto’s, die in ‘de periode 1928/
1929 6300 bedroeg, in de periode 1932/33 was afge-nomen tot. . . . 500, terwijl over dezelfde ‘tij’dvakken
de jaangroei ‘van de personenwagens van 8300 zich
wist te handhaven op 4100.
Nu twee ‘hoof’doorzaken hebben ‘geleid tot een om-
keerin’g van den jaargroei in een daling van het
totaal ‘der m’otorrjtui’gen, zou het interessant zijn

te weten, in welke mate ‘bei’de oorzaken tot dit uit-
eindelijk resultaat hebben samengewerkt. De statis-
tiek geeft uiteraard ‘hierover geen nadere ‘gegevens.
In dit verband herinneren wij eohter aan eeni’ge pu-
blicaties van Ir.
J. M. I.
Reitsma.’)
Ir. Rei’tsma ‘heeft nagegaan, of ‘de groe’iwe’t van
Quetelet-Verhulst-Pearl-Reed ook o’gaat voor den
groei van ‘het aantal ‘motorrijtui’gen in Nederland.

t)
,,De invloed van de crisis op het aantal motorrijtuigen
in Nederland” in ,,De Ingenieur” van
2
Augustus
1935
en een artikel over groeikurvein van motorrijtuigen in dns
laad, in ,,De Econornist” van
1934,
aH.
5.

184

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Maart 1936

Dit blijkt ‘z.i. ‘het. geval te zijn, hetgeen hij aan de
hand van cijfermateriaal bewijst.

Het maximum aantal auto’s in ons land zal –
zoo berekent ‘de schrijver – volgen’s in ‘de rede lig-
gende verwachtingen niet ‘boven de 190.000 á 200.000
stijgen, ziedaar de zeer belangrijke conclusie, die
hij aan de hand van de geconstrueerde .gr’oeikromme
trekt.

Een conclusie, die zoowel voor het Ministerie van
Waterstaat als voor dat van Financiën verstrekkende
gevolgen dient te hebben.

Op gr9n’d van de door hem geconstrueerde groei-kromme voorspelde hij het totaal aantal auto’s (per-
sonen- en vrachtauto’s, plus autohussen) op 1 Au’gus-
tus 1934. De waarde, die hij vond, ‘bedroeg 143.524.
Kort daarop verscheen de gdbru’ikelijke statistiek;
deze gaf aan. . . . 143.853!

In zijn berekend totaal had Ir. Reisma reeds de
door hem berekende crisiscorrectie aan’gchracht. Dit
bracht met zich, dat het totaal op 14.000 stuks min-
der werd gesteld. Op 1 Augustus 1934 was ons land
door den’cr.i’s’isinvl’oed dus juist dat ‘getal ,,achter”.

Waar ‘het geschatte en werkelijke totaal aantal
auto’s voor 1 Augustus 1934 z66 weinig (s’ledhts 2,3 pro mille) versch’ilden, lag ‘het voor de hand, dat wij
aanstonds de prognose voor 1 Augustus 1935 ‘in het
oog hielden. Deze bleek te bedragen 156.732. Ook in’
dit cijfer is een crisi’soorrecitie verwerkt, die door
schrijver op ongeveer 8300 werd ‘gesteld, m.a.w. wij
zouden in 1935 crisisachterstand hebben moeten in-
halen.

Zou normaal het aantal auto’s ‘in ons land op
1 Au’gustus 1935 ‘hebben ‘moeten bedragen 165.018, de
crisis zou volgens de groeikromme (‘die voor 1934
dergelijke verrassende resultaten gaf) dit aantal heb-
ben mogen doen terugdringen tot 156.732.

Maar de
cij’fers
‘van het Centraal Bureau voor de
Statistiek wij’zen thans uit, dat dit totaal slechts
139.247 bedraagt!

Het staat dus vast, dat ‘de werkelijkheid met
17.500 stuks achter is gebleven hij ‘de wiskundige
verwachtingen, die naar aanleiding van ‘de meerge-
noemde groei krommeoonstru’cti e gekoesterd ‘mochten
worden.

Een zeer groot percentage van dit totaal zal –
waar de ,,n’ormale” crisisinvioed reeds in rekening is
gebracht – op het debet moeten worden gesteld van de aanzienlijke wegenbelastingverhoogin’g, die per
1 Januari 1935 werd ingevoerd. En ‘dus feitelijk nog
maar 7 maanden
‘zijn
invloed heeft ‘kunnen doen ge-
voelen.

Dat de veLh’oo’gde tarieven n&g sterker ‘hun in-
vloed zullen doen ‘gaan gevoelen op de opbrengst van de motorrijtuigenbelasting, is een mogelijkheid, waar-
mede zeker rekening moet worden ‘gehouden. Nt
reeds wijzen ‘de cijfers over Januari van dit jaar op
een ‘daling van de opbrengst van ‘de motorrjtuigbe-
lasting – vergeleken bij die van Januari 1935 (‘de
eerste maand ‘onder de ver’hoogd’e tarieven) – van….
20 procent! Bedroeg in Januari 1935 ‘deze opbrengst

f
1.693.136, vo’or Januari 1936 ‘beliep ‘het totaal
slechts
f
1.359.717. Deze
cijfers
wijzen er dus ‘op, ‘dat de neerdrukkende
tendens, die uit ‘de
cijfers
van 1 Au’gustus 1935
spreekt, inmiddels nog krachtiger is ‘geworden en
dus het aantal afgeschafte of opgelegde auto’s weer
is toegenomen.

Van de personenauto’s bleek
bijna
42 procent ouder
dan. . .. 5 jaar te zijn. Voor ‘de vrachtauto’s was ‘dit
percentage zelfs ruim 51 procent, terwijl het voor
de autobussen 46 beliep. Wij’ aarzelen niet deze leef-
tijden ongunstig te noemen. Voor het overgroote deel
heeft men hier te doen met een Amerikaansh massa-
product, dat ingesteld is ‘op tijdige vervanging door
nieuw materiaal. Dat ‘de crisis het tempo van ver-
nieuwing ‘heeft vertraagd, is een 1bekende klacht van
de Ameri’kaansche automobielfabrikanten. Dat men

in de drie ‘grootste steden van ons land – vergeleken bij ‘den toestand ‘op 1 Au’gustus 1934 – het percen-
tage motorrjtuigen, ‘dat vijf jaar of ‘ouder i’s, ‘zag
toenemen, wijst in dezelfde richting.
Resumeerend ‘kunnen wij zeggen, dat ‘de crisis en
vooral ‘de fiscale politiek ‘hun stempel sterker dan
ooit ‘hebben gedrukt ‘op den ontwikkelingsgang van de
Nederlan’dshe motorwereld. Mr.
P. J. MIJKSENAAR.

DE MOTORRIJTUIGEN-STATISTIEK-1935.

De ‘onlangs verschenen
Statistie1 der moorrijtui-
gen per 1 Aug. 1935 geeft een daling te zien van
het aantal motorrij’tuigen van 188.261 in 1934 op

184.592 ‘in 1935. De ontwikkeling van het motorweg-
verkeer, welke van 1933 op 1934 nog te bespeuren
viel, heeft dus schijnbaar plaats gemaakt voor een
in’schrompel’ing tot het niveau van ongeveer
1 Januari 1934, welke achteruitgang men geneigd •is,
benevens aan de cris’is, toe te schrijven aan ‘de Regee-
rin’gspolitiek, ‘die op 1 Jan. 1935 ‘de wegenbelasting
aanmerkelijk verzwaarde en daarmede bezig zou zijn
de plaats van het motorwegverkeer in het nationale
vervoersysrteem in te perken.

De thans gebolden
cijfers
vra’gen echter o.i. veel
meer voorzichtigheid bij het maken van •gevolgtrek-
kingen ‘dan bij de ‘bovenvermelde, spontane conclusie het ‘geval is en wel om ‘de volgende redenen.
le. In deze statistiek heeft tussohen ‘de groepen een
verschu’iving plaats gevonden, welke, ‘omdat ‘de om-
vang daarvan onbekend is, een oordeel omtrent de
ontwikkeling van verschillende ‘soorten motorrijtui-
gen in de lucht doet hangen. Specificeert men het
aantal motorrij’tu’i’gen naar de verschillende soorten,
‘dan krijgt men het volgende overzicht:

Soort

1934 t 1935

Motorrijwielen en rijwielen

met hulpmotor
…………..
42.122 44.411


la. 2-en3-wieligemotorrijtuig
en

45.345
Personenauto’s
………..
85.400

90.088

88.293
Autobussen ……………3.814

3.814

3.794
Vrachtmotorrijtuigen
…… .

..9.007 49.951


4a. Id. op meer dan 3 wielen

47.160

Totaal

180.343 188.264 184.592

De in deze statistiek voor het eerst in’gev’oegde groepen la en 4e’ danken ‘hun ontstaan aan •de oP

1 Jan. 1935 ingevoerde motorrijtuigenbelasting, welke
niet – zooals voorheen de wegenbelasting – de
driewielers onder de groep vrachtmotorrijrtui’gen
‘bracht en voor ‘de rijwielen met hulpmotor een af-
‘zonderljk tarief kende, maar ‘deze ‘groepen gelij’k-stelde met de motorrijwielen en aldus tot een split-
sing van mo’torrijtuigen op 2 en 3 wie’len en op meer
‘dan 3 wielen aanleiding ‘gaf. Dientengevolge ‘zijn mo-
torrjtuigen, ‘die voorheen in ‘groep 4 voorkwamen,
overgesc’hreven naar groep 1a, waardoor beide ‘groe-pen niet een aequivalenten inhoud hebben verkregen.
Dit laatste is voor een juiste ‘beoordeeling van ‘de
ontwikkeling van het aantal vrachtauto’s van niet
gering belang.

Het verschil tusschen ‘de ‘groepen 4 en 4a bedraagt
2.791 vraohtim’otorrjtui’gen, hetgeen een daling van

5.5 pCt. t.o.v. 1935 ‘beteekent. De helft van dit ver-
schil komt evenwel voor rekening van cle klasse met
een ‘gewicht ‘beneden 1000 kg, welke van 2838 in
1934 op 1550 in 1935 viel.

Een ‘opheldering van ‘den ‘val in ‘deze laagste klasse
geeft de statistiek echter niet, aangezien zij vermeldt,
dat slechts in
sommige
gevallen ‘overschrijving van
groep 4 naar la ‘heeft plaats ‘gevonden. Deze mede-
deelin’g moet echter ‘in twijfel worden getrokken en
vel om ‘de voligende reden. Wanneer men groep 1 en
la ‘splitst naar de ‘gewichtsklassen krijgt men ‘de vol-
gende ‘specificatie:

11 Maart
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

185

1934

1935
tot
60
kg ………………….
12.411

10.354
60-120
kg ………………..
12.225

11.663
120-250
k

……………….
19775

22.522
boven
250
kg ……………………
806

De daling in de groepen tot 120 leg is te verklaren
uit de ‘op 1 Jan. 1935 ‘ingetreden verzwaring van las-
ten op (het rijwiel met hulpmotor (van
f
5.50 op
f 10)
en/of aan de vermindering der welvaart. Hoe
is evenwel de zeer sterke stijging van de groepen
boven 120 kg te verklaren? Wij vinden het antwoord
door aan te nemen, dat de oversdhrijving van drie-
wieiers van groep 4 naar deze klassen veel igrooter
is geweest dan de statistiek vermoedt. Deze tegen-
spraak met de statistiek wordt echter bevestigd door
de practijk der belasting, welke •de driewielers (waar-
van er op 1 Aug. 1935 3344 voor goederenvervoer
bestonden) met meeren’deels een ‘gewicht van 120-250 kg als vrachtmotorrijtuigen in de laagste klasse
(tot 1000 kg) ‘beschouwde.
Van hoe groot belang dit voor de ‘beoo’rdeel’ing van
de ontwi’kkeling van (het vrachtautoverkeer is, blijkt
uit het volgende. Neemt men bijv. •aan, dat de ‘helft
v.an het thans ‘bestaanide aantal ‘driewielers in 1934
in groep 4 opgenomen was, dan zouden 1700 ‘drie-
wielers naar groep la ‘overgeschreven ‘zijn en het aan-
tal vraohtm’otorrij’tui’gen beneden 1000 kg, dat in 1934
(zonder overschrijving) 2.838 en ‘in 1935: 1.550 be-
droeg, in plaats van afgenomen met 400 toegenomen
zijn. De oogenschijnlijke daling van
alle
vrachtauto’s
zou daarmede •van 2.800, aooals de statistiek meldt, tot omstreeks 1.100 gereduceerd zijn. Nadere ophel-
dering op dit punt zou dus wel gewenscht ‘zijn en
maakt voorshands een definitief oordeel onmogelijk.
2e. De cijfers betreffende het ‘aantal zitplaatsen
der autobussen geven aan, dat, niettegenstaan.de
de
vermindering van •het aantal bussen, ‘het vervoerver-
mogen niet ongeveer 1500 zitplaatsen is ‘gestegen en
thans een totaalcijfer van 92.000 zitplaatsen vertoont.
Deze stijging is gelijk aan die van het vorig jaar toen
het aantal ‘bussen ‘gelijk ‘bleef, terwijl het nu met
20 achteruitliep.’) Maar ook al ware het aantal zit-
plaatsen n’ièt gestegen, ‘dan nôg ware aangaande de
diensten van dit verkeersmiddel ‘geen conclusie te
trekken, aangezien de z’itplaatsencapaciteit nog geen
aanwijzing ‘is voor de frequentie, waarm8de men aan
de markt komt.
3e. Een dergelijke opmerking kan ook geplaatst worden t.a.v. de ontwikkeling van het verkeer per
vrachtauto. Ook ‘bij deze groep zegt ‘het aantal op
zidhzelf niets voor de diensten, tdie dit verkeersmi’d-
del bewijst. Hierbij valt nog aan te teekenen, dat
voor ‘bepaalde gewichtskla’ssen nog een betrekkelijk
belangrijke vermeerdering heeft plaats gevonden.
Specificeert men ul. het aantal vrachtauto’s naar •de
gewichtsklassen “dan krijgt men ‘het volgende beeld:

1933

1934

1935 beneden
2000
ton …………
34.836
1
) 32.509
1
) 27.302

2000-3000
tea
………….11.395

14.518

16.862

3000-4000 ……………1.310

1.449

1.592

4000-5000 ……………723

737

695

meer clan
5000
‘ton ………..
739

738

709
i) Met x driewielers.

Het aantal vrachtauto’s boven 4000 ton nam dus
in 1935 ‘af, de ‘groepen van 2000 tot 4000 ton vertoo-
nen .daarentegen een stijging van 10 pOt.
4e. Er is echter een aanwijzing, dat de (al of niet
gewijzigde) capaciteit met ‘grooter frequentie is ge-
bruikt en wij’ vinden ‘deze in ‘de stijging van den
benzine-invoer van 335.553 ton in 1934 tot 369.187

ton in 1935. Men beden’ke
hierbij,
‘dat de stijging van

het benzine-verbruik nog slechts een
gedrukte
in’dice
is voor ‘de ‘grootere bedrijvigheid van ‘het autover-
keer. Niet alleen, dat ‘de wegenverbeterin’g en de per-fecti’onneerin’g der motoren een zuiniger gebruik ver-
oorzaken, maar ook de intrede van ‘den Diesel-motor

t)
De Nedei’landsohe Spoorwegen stelden
op 31
Dec.
1934 170.000
zitplaatsen ter ,besc,h’ik’ki iig.

en van ‘de Ersatzbran’dstoffen staan een grooter aan-
tal verreden vradhtauto-knn bij ,gelijkblijven’den ben-
zine-invoer toe.
Het is (bovendien ook bekend, •dat men, tenein’de
cle ‘grootere vaste lasten over een grootere hoeveal-
heid vervoerd goed om te kunnen ‘slaan, •door over-
en ‘sacmenla’ding het ‘goederenvervoer per vradhtauto steeds meer concentreert en zoodoen’de een, goedkoo-
•pere exploitatie verkrij’gt.
5e. Ook ‘de ‘inv’oerstatistiek ‘over 1935 geeft een
ander beeld ‘dan uit de cijfers ‘der motorrijtuigen-
stadstiek 1935 naar voren komt. Het aantal in’ge-
voerde persorienautomdb’ielen ‘daalde weliswaar van 10.283 in 1934 ‘op 9.793 in 1935, maar de invoer van
chassis voor personenvervoer, die van 296 op 224
daalde, was todh nog meer dan in 1932 (208) en
1933 (151). Ook ‘de invoer van andere chassis, die
van 3.993 (1934) ‘op 2.840 (1935) ‘daalde, was hooger
‘dan in 1932 (1.941) en 1933 (2.088), terwijl de in-
voer van on’derdeelen van auto’s eveneens op een hoo-
ger niveau lag ‘dan in ‘de jaren van 1931 tot 1933.
Meent men alzoo, ‘dat er aanwijningen zijn voor een
toegenomen frequentie van het autoverkeer, en voor
een ondnnks :de mindere bedrijvigheid onverzwakt ge-
han’dhaafd vervoer per autobus en vrachtauto, ‘dan
wordt hiertegen wel aangevoerd, dat de opbrengst der
motorrijtuigenbelasting ‘in 1935 (ad
f
20.747.329,89)
met een niet onbelangrijk bedrag onder de ramin’g bleef (ad
f
22.000.000). Maar men bedenke ‘daarbij
wel, dat in de ‘staatshuishouding ‘in het algemeen ‘de
neiging bestaat ‘om ‘de uitgaven te krap en de inkom-
sten ‘te ruim te ‘berekenen, ‘zooals ook ‘de opbrengst
van an’dere ‘belastingen te zien ‘geeft.
De hierboven, gereleveerde overwegingen laten •het
o.i. daarom niet toe om alleen op grond van de ‘sta-
tistiek der motorrijtuirgen
7
1935 te conciudeeren tot
een teru’gdringing van ‘het autobus- en ‘vr.achtautover-
voer. Hoewel he’t_a’tl a_’tex.ug’gel’oopen..is,_ —
‘zijn er ‘aanwijzingen voor een
i,e erE’hflijkt

om alvoren

definitief oordeel te vellen ‘de volgende statis-
tiek af te wachten. Het is zeer wel mogelijk, dat deze
sleöhts een vertraging van de ontwikkeling en ‘geen
in’sehrompelin’g van ‘het autoverkeer te zien ‘geeft.
J. P. B. Tisso’r
VAN PATOT.

HET PEIL DER LOONEN IN DE WEST-EUROPEESCHE

LANDEN.

West-Europa bezat vôôr ‘den oorlog een so’ort mo-
nopolie voor de levering van ind,ustrieele artikelen
naar Azië, Afrika en Zuid-Amerika.
Nederland profiteerde op tweeërlei wijze van ‘deze
bevoorrechte positie. ilet kon in ‘de eerste plaats een
‘deel van de levering van deze artikelen voor zich op-
eisdhen, terwijl het in ‘de ‘tweede plaats in staat was
veredelde lan’dbouwproducten te leveren aan sterk ge-in’dustrialiseerde landen als Engeland en Duitsohlan’d.
In ‘de laatste jaren hch’ben de West-Europeesche
landen dit monopolie echter verloren en zijn zij op
Az’i.atische, Afrikaan’sche en Asnerikaansalie markten
voortdurend meer teruggedrongen. Zij zijn niet meer
in staat groote (hoeveelheden ‘landbouwp roducten te
betalen met (hetgeen de export van in’dustrieele pro-ducten heeft ‘opgeleverd, en ‘zij zijn daarom overge-
gaan tot een sterke bescherming van hun landbouw.
Nederland, ‘dat zeer sterk is ‘benadeeld door het
verlies van den afzet van industrieele producten,
heeft bovendien nog groote scha’de ‘geleden ‘d’oor ‘de ‘beschermende maatregelen, welke ‘de West-Europee-
sche staten (hebben ‘genomen om ‘de productie van
land- en tuin’bouwproducten ‘in eigen land te ‘be-,
vorderen.
Ten dee’le kan men compen’satie voor verloren
export verkrijgen door zelf de producten voort te
‘brengen, welke vroeger uit ‘het buitenland werden
verkregen. Wij kunnen in eigen land meer tarwe,
meer veevoeder, meer industrieele producten voort-

186

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11
Maart 1936

brengen en daardoor de invoer v-eiininderen. Maar
een klein land als Nederland, met een kleine opper-
vlakte cultuurgrond per inwoner en met weinig mine-
ralen in den grond, is altijd genoodzaakt groote hoe-
veelheden. grondstoffen in te voeren. Wij moeten hout,
ijzer, koper, wol, katoen, olie, koffie, thee en talrijke
artikelen in massa uit het buitenland betrekken en
wij moeten deze grootendeels betalen met de op-
brengst van onzen export naar het buitenland.
Om te kunnen exporteeren moet -ons land met
and-ere landen kunnen concurreeren. Of dit mogelijk
is, hangt in ‘hoofdraak af van ‘de vraag ‘hoeveel loon
en rente in Nederland noodig is -om een bepaald pro-
duet te vervaardigen in verhouding tot loon en rente
in andere landen.
De verhouding van loon en rente in de verschil-
lende ‘bedrijfstakken is zeer -ongelijk; maar als men
de cijfers van ‘het Oentraal Bureau voor de Statistiek nagaat, komt men tot ‘de conclusie, dat zij gemiddeld
ongeveer worden uitgegeven in een verhouding van
4 tot 1.
Het is dus wel duidelijk, dat ‘bij de vraag of ons
land met andere landen kan concurreeren -het loon-
peil een zeer -groote rol speelt.
Nu heeft Nederland op -d-it oogen’bli’k in -heel
Europa het hoogste loonpeil. Wanneer men het loon
in Londen aanduicit met het cijfer 100, was het loon, blijken-s een ‘onderzoek, ingesteld door het Arbeids-
bureau te Genève, te Kopenhagen in 1930 108, te
Stockholm 88, Amsterdam 85, Berlijn 71,
Parijs
56,
Madrid 54, Milaan 49, Brussel 49, Praag 47, •Weenen
45, Reval 44, Rome 42 en Warrdhau 40. In Enge-
land is in de periode van 1929 tot December 1934,
volgens de cijfers van het Arbeidsbureau te Genève, -het ‘geldloon, uitgedrukt in Pon-den, van 100 tot 95
-gedaald; het Pond zelf daalde met ongeveer 40 pOt.,
zoodat het ‘goudloon is gekomen van 100 tot 57 en
dus gedaald ‘is met 43 pOt. In Denemarken steeg
het geid’ioon uitgedrukt in Ponden, van 100 tot 95
met 4 pOt. en ‘daalde de muntwaarde met 50 pOt.
In Zweden daalde het geldloon in Kronen uitge-
drukt met 2 pOt. en daalde de waarde van de
Zweedsehe Kroon met 44 pOt. In Duitschlan’d daalde
het loon met 21 pOt., in België (véôr -de -devaluatie)
met 17 pOt. en in Nederland met 16 pOt. In Frank-
rijk steeg ‘het sloon met 1 pOt.
De rverhoud’ingscijfers van de bonen in de West-
Europeesche thoofdsteden worden -dan naar bovenge-noemde maatstaf:

Londen 57, Kopenhagen 56, Stockholm 49, Berlijn
56, Parijs 57, Brussel, (v66r de devaluatie) 41 en
Amsterdam 73.

Het -loon ‘te Londen, Kopenhagen, Berlijn en Parijs
is thans ongeveer -gelijk. Het loon te Amsterdam -is
2-8 pC-t.
hooger
dan het loon te Londen, het loon te
Stockholm is nog lager en het loon te Brussel veel
lager -dan te Londen, Kopenhagen, Berlijn en Parijs.
Bovenstaande cijfers kunnen er natuurlijk

geen
aan-spraak -op mak-en de verhouding van het l’oonpeil
in -de ver-schillen-de ‘landen zuiver weer ‘te ‘geven;
maar ‘zij ‘zijn m.i. wel in staat duidelijk te maken, dat
het Nederlandsche loonpeil ‘belangrijk ligt boven -dat
in de naburige landen.
De productiviteit van -de

n arbeid wordt v-o-or ecu
-belangrijk deel baheerscht ‘door de ‘oppervlakte cul-
tuurgrond, die per inwoner beschikbaar is en dooi

het voorkomen van de mineralen, die in den bodem
worden ‘gevonden.

Een volk met weinig cultuurgrond per inwoner
en met weinig mineralen kan ziek -de luxe niet per-
mitteeren een ‘hoo-ger lo’onpeil te ‘hebben ‘dan andere,
meer
,
bevoorrechte volken. In verband met ‘deze v-oor
‘ons volk nadeel-i’ge omstandigheden was de loon-
standaard v66r den oorlog in Nederland clan ook
lager ‘dan in Duitsthlan’d en En-geland. Nu -de ver-
houdingen voor Duitsohlan-d zooveel slechter zijr
geworden, behoeft ‘het loonpeil in Nederland zeker
niet lalger te -zijn dan ‘dat in Duitschlan’d; maar wel

moet het lager zijn -dan in Engeland. Als
bij
ons de
bonen zeer aanzienlijk ‘honger zijn -dan in En-geland
en in alle andere ons omringen-de landen -dan kun-
nen wij niet con-curree-ren. W’ij moeten arbeid expor-
teeren om -grondstoffen te kunnen invoeren; maar
als -onze arbeid -duurder is ‘dan ‘die van alle andere
volken, dan koopt men onzen arbeid niet.
Een ‘der methoden, -die men kan gebruiken om het
peil der bonen te verlagen, is een devaluatie van de
munt. Alle ons omringende landen hebben dit mi-d-
dcl, ‘het een vroe’ger en het an’der later, toegepast en-
de v’oor onze concurrentiemogeljkheid slechte toe-
stand is uitsluitend te wijten aan -de verlaging van
bonen en renten, -die men door -devaluatie in het
buitenland ‘heeft verkregen. Een andere methode be-
staat hierin, dat men in de verschillen-de bedrijven
de bonen rechtstreeks naar -benedefl brengt.
Bij toepassing van de eerste methode dalen alle
l-oonen gelijktijdig, terwijl ook de rente evenredig
met ‘het boon daalt. Daardoor -dalen ‘de Icosten van
‘het levensonderhoud, d-ie oolc grootendeels worden be-
invloed ‘door -de factoren rente en loon. Bij t-oepas-
ring van de tweede -methode daalt het loon slechts
in ‘die bedrijven, waar -de cm standigiheden dit moge-
lijk maken. Rechtvaardigheid s-overwegingen spelen
daarbij

meestal -slechts een ondergeschikte rol, terwijl
‘daarentegen de sterkte van ‘de werkgevers- en werk-nemersorganisaties, en het ‘belang, ‘dat de werkgever
hij loonsverlaging – heeft, als -belangrijke factoren
-moeten worden beshouwcl. In -de -beschutte bedrijven,
waar ‘het loon t’hans reeds ‘het h-odgst ‘is, bestaat er
voor de werkgevers veel min-der -aanleiding een loons-
verlaging te forceer-en dan in de onibesohutte bedrij-
ven. In verband hiermee zijn dan ook in Nederland
-de 1-oonen in de onbesehutte ‘bedrijven ‘het -sterkst
achteruitgegaan.
Bij ‘de keuze van -de wegen, die beide naar loons-
verlaging leiden, moet mi. in ‘de allereerste plaats
rekening gehouden worden met het belang van den
arbeider. En nu wijzen -de cijfers van het Interna-
tionaal Arbeidsbureau te Genève met -groo’te duide-
lijkheid aan, -dat de methode, die door Minister Dr.
Oolijn de rbin’ksc’he methode wordt genoemd, verre
t-e prefereeren is -hoven ‘de rechtstreeksche methode,
Het Bureau ‘te Genève gaat niet alleen de ‘geldloonen
na, maar ‘oo’k de werkelijke bonen, waarbij het reke-
Tung ‘houdt met ‘de kos’ten van -het levens-onderhoud.
En ‘dan blijkt uit ‘de cijfers, ‘dat het werkelijke loon,
dat ‘is ‘dus hetgeen de arbei’der van zijn loon krgen
kan, -in ‘de pen-ode van 1929 tot Dec. 1934 in alle
West-Europeesche ‘landen is -gestegen. Deze stijging
bedroeg in Engeland 8 pOt., in Denemarken 7 pOt.,
in Zweden 8 pOt., in Duitsohiand 2 pOt., in Frank-
rijk 12 pOt., iii België (v66r ‘de devaluatie) 6 pOt.
en in Nederland 4 pOt.

Het werkelijke loon is dus in Nederland minder
gestegen ‘dan in Engeland, Denemarken en Zweden,
terwij-1 de daling in het goudloon in Nederland
slechts het ‘derde deel bedraagt van de dal-ing van het
gou-dloon in Engeland en de Scandinavische landen.
Om te ‘kunnen -concurreeren -zal het loon van den
ar’be-i’der bij ons nog twee keer -zooveel verlaagd -moe-
ten worden al-s thans reeds is geschied, terwijl geen
loonsverlaging meer n-oodi’g ‘geweest zou
zijn
als Ne-
derland het voorbeeld van Engeland ën -de Scan’di-
navische landen -had -gevolgd. –
Dr.
J. OORTWIJN
BoTJEs.

AANTEEKENINGEN.
De Amsterdamsche forensen.

Aan ‘de Eerste Kamer ‘heeft -de heer Kropman
eeni’ge
cijfers
overgelegd, waaruit -blijkt, in welke
mate de forensen een onder-deel vormen van ‘de eco-
nomische samenleving van Amsterdam en hoezeer
de forensen in het -al-gemeen -de meest ‘draagkrachti-
-gen van de burgers zijn. Hij wees erop, dat er ‘in
Amsterdam sedert jaren een vestigings-oversc’hot van

11 Maart. 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

187

lagere ninicomejas en een vertrekoverschot van de hoo-
gere inkomens is, en dat dit •de laatste jaren ook
voor inkomens van
f 1100
tot
f 2100.
geldt.

Vestigi.ugsoverschot van naingeslage ne u in de
inkomenagroep.

000
f
1100 –
2100
f2200-
5000
f5101-
21000
f21100
en
hooger

1

f21001
f2200
en
hooger

1923124
1243
912-
147-
100

1
2155-
248
1924125
161
322

483

202

15
483

700
1925126

443 274

550

205

28

169-
780
1926;27
145 481

604

246

41
626

891

1927128
368
560-
492-
157

22
934-
671
1928129
65
210-
323-
60

13
275-
396
1929130
749
989-
256

63

25
1738

344
1930/31 1020
51

202-
80

13
1071

205
1931132
1107

305

409-
115

66
802

590
1932133
488

230-
532-
1181

3
01
258-
680

Uit de laatste twee kolommen blijkt, dart de vesti-
ging van de lagere inkomens afneemt en dat het ver-
trek der hoogere inkomens toeneemt.
Uit de gegevens over het laatste jaar, waarin •de
plaatselijke inkomstenbelasting en de daaraan ver-
b
on
d
en
forenserheiasting in Amsterdam is ‘geheven,

dit is over
1930-1931,
blijkt, dat het aantal helas-
tingbetalende frense’n toen reeds meer dan 11.000
bedroeg, en hun aandeel in de gemeentebelasting
bijna
f 4.000.000;
•dat het gemiddeld inkomen van de
belastinighetalende ingezetenen rond
f 2536
bedroeg,
tegen dat van de forensen rond
f 7105.

1930-193 1.

Ingezetenen

1

Forensen

Aantal

Zuiver

Aantal

Zuiver

B

t’
aanslagen

inkomen

e as ing

inkomen

elas ing

249.310 632.317.000128.574.0001
.
11.230179.784.0001 3.934.000

De heer Kropman wijst er op, dat het aantat foren-
sen v’ooi Amsterdam tegenwoordig minstens
12.000 S

13.000 is.
Als men hierbij telt het aantal gezinsleden
en bovendien de personen, ‘die in de forensengemeen-
ten een bestaan vinden in ‘de verzorging dezer ge-
zinnen,. clan kan het aantal personen, dat afhankelijk
is van ‘de Amsterdamsche bestaanshronnen, doch
elders woont, gerust op 100.000 worden gesohat.
Op grond van deze cijfers bepleit cle heer Krop-
man weder invoering van de belasting de
r
werk-

forensen.

De taak van den nieuwen Federal Reserve Board.

De Banking Act van
1935
legde Roosevelt de ver-

plichting op v66r 1 Februari
1936
een nieuwen Fede-
rai Reserve Board te benoemen. Daarbij werd tevens bepaald, dat ‘de twee leden ex officio, t.w. ‘de Score-
tary of the Treasury en de O
om
pt
ro
‘ll
er
of the Our-

rency, van den nieuwen Board geen deel meer moch-
ten uitmaken en .dat de nieuwe leden in tegenstelling tot de tot dusver ‘bestaan hebbende regeling voor een bepaalden langen termijn mo’esten worden benoemd.
Deze ingrijpende reorganisatie in een tijd van zich
opstapelen’de moeilijkheden van ongekenden aard en
omvang geeft H. Parker Willis aanleiding tot een
‘belangwekkende beschouwing van de problemen en
de taak, waarvoor de onlangs benoemde nieuwe Board
zidh gesteld ziet (,,The Oommercial and F’inancial
O.hronicle”, 1 Febr.
1936).
Als eerste plicht van ‘cle nieuwe ,,G-overnors” ziet

de scihrijver: de banken te bevrj’den uit hun onder-
geschiktheid aan het Treasury Department, en ‘hen
aan te sporen tot een veiliger politiek en een ‘grooter
liquiditeit.
Grond tot ‘ongerustheid vormen voor ihem de ruim

$ 3.000.000.000
aan ‘z.g. ,,excess reserves”, waarvan
bijna de helft in New-York te vinden is, ‘iets min-

der dan
%
in cle andere ,,reserve cities” en ongeveer

Y
in ‘de ,,country”. Sommigen beschouwen deze
,,reserves” als het gevolg van den grooten goudi’m-
port; anderen weer als het resultaat van de opbreng-
sten van ‘door member-ban’ks gekochte regeeringso’bii-
gaties.
In elk geval is men het erover een’s, dat het een
a’bno.rmaal verschijnsel is en ‘dat ‘deze dekkinigs-reser-
ves een fonds voor credietverleening beteekenen, ge’-
‘heel buiten het bereik der normale crediet-contrôle.
De nu aftreden’de Board heeft vrijwel niets gedaan
om het gevaar hiervan te verminderen. Be’dacht dient
hierbij echter te worden, ‘dat ‘de wet van Januari
1934
eenige van zijn belangrijkste bevoegdheden aan
het Treaury Dept. overdroeg, waardoor ‘de verant-
woordelijkheid voor cle monetaire politiek tussohen
Board en Treasury verdeeld werd en het publiek
e
i
gen
lijk geen van ‘heide meer voor een verkeerd be-
le’i’d ‘aansprakelijk kon stellen.
Noodzakelijk i’s ‘dus in de eerste plaats, ‘dat de
banken zich van het Departement van de Schatkist
losmaken en een veiliger positie nastreven. Een po-
litiek van goedkoop geld kan het monetaire he
r
stel

niét brengen. De bestaande euvelen ‘zijn juist voor-
namelijk te wijten aan een ongezonde ‘op’drijving van
ten’dccle thans bevroren crediet.
De Board, aldus Parker Willis, welke nu aan het
hoofd staat van een systeem van ‘banken ‘op
particu-
lieren
grondslag en lie als zoodaning belast is met de
zorg voor hun ‘belangen, ‘dient om te beginnen een
ein’d te maken aan ‘de verschillende officieele of
semi-officieele overheidsinstellingen, welke zich op
terrein bewegen, ‘dat aan de ‘banken behoort. Tevens
moet hij de eisch stellen, ‘dat ‘de Regeering zich
terugtrekt uit ‘de om en hij
6000
banken, waarvan
zij een aanzienlijke ‘hoeveelheid aan’deeien ‘bezit. Vele
‘banken immers ‘zijn langs dezen weg tot louter onder-
afdeelingen van ‘de Refico ‘geworden. Tenslotte moet
de B’oard zijn invloed ertoe aanwenden, dat ‘de De-
positors’ Insuran’ce Corp., aan welke de veiligheid
van ta,llooze ‘deposito’s is toevertrouwd, op sol’iedei
basis ‘komt te staan. Momenteel is de toestand zoo,
dat zij ‘haar acti’va meerendeels belegd ‘heeft in Re-geeringsobl’igaties, welke ‘bij de huidige financieele
politiek geen al te groote zekerheid meer ‘geven.
De B’oard moet verder trchten het hem toekomen-
de terrein te ‘herwinnen. Sedert Roosevelt’s ambts-
aanvaarding, en vooral sedert de wet’ van Januari
1934,
bestaat er, iooals reeds ‘opgemerkt, practisnh
een verdeelin’g van bevoegdheden tusschen ‘de Board
en de Schatkist, waarvan ‘de laatste om. de geheele
contrôle van ‘de monetaire verhoudingen met het
buitenland in ‘handen ‘heeft. Van deze taak nu heeft
het Treasury Dept. weinig of niets terecht ‘gebracht.
Den goudinvoer ‘heeft hij bevorderd’, en ‘hij ‘heeft een
enormen voorraa’d ‘zilver aangekocht. Doch niets is
gedaan voor een ‘betere verstandhouding met het
‘buitenland en voor stabilisatie van den wisselkoers.
Het hernemen van ‘de leiding van ‘de ‘buitenlandsche
gel’dpolitiek ‘door ‘den B’oard is een conditie sine qua
non voor ‘het ‘herstel van een gezonde ‘bank’organisa-
tie. Zijn eerste werk ‘zal dan moeten zijn het tot-
standbren’gen van een ‘stabilisatie-overeenkomst met
andere landen.
‘Sinds ‘zijn ‘ontstaan ‘heeft ‘de Board voortdurend
geleden aan zijn karalcter van nood-instelling, het-
welk ‘hem in den ‘beginne werd verleend. Dit ver-
‘hinderde ‘hem te ‘komen tot het uitwerken van een
behoorlijke ‘m’oneta’ire theorie en een daarbij aanslui-
ten’cle politiek; o.a. ten aanzien van het discontopeil:
de vraag, wanneer het ‘h’oog en wanneer het laag
moet zijn, of het voor ‘het bede land
gelijk,
dan wel
gedifferentieerd naar ‘de afzonderlijke staten moet
‘zijn. Nu de nieuwlbenoemde ,,Govern’ors” een vaste
aanstelling voor langen tij’d hebben gekregen, hebben
zij’ het meer dan tevoren in hun ‘hand een ‘stel’selma-
tige ‘gelclpo’litiek te ontwikkelen. Hier ligt een be-
langrijk ‘deel van ‘hun taak. Dit beteekent evenwel
geenszins, ‘dat ‘zij op grond van een star .dogniatis’me

188

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11
Maart
1936

in tijden van nood elke ‘hulp aan de schatkist moeten
weigeren.

In nauw verband shiermede dringt zich ‘dan on-
middellijk de vraag op, in hoeverre men de Reserve
Banks kan toestaan hun portefeuille te vullen met
,,lang” papier. Sommigen willen hierin tamelijk ver
gaan, anderen wijzen op de ‘groote ‘moeilijkheden, ‘die
de enorme beleggingen in overheidsobli’gaties aan de
banken ‘berokkend hebben. Wanneer men de mogelijk-
heid daartoe echter wil openla’ten, ‘dient daaruit ‘de
consequentie te worden getrokken in den vorm van
amendeering van de bestaande bankwetigeving.
Nauw verbonden met ‘den eisch tot uitwerking van vaste richtlijnen op het gebied ‘der monetaire politiek
i’s de noodzaak door gebruikmaking van nieuwe
methoden het Reserve System voor de member-.banks
aantrekkelijker te maken. Er ‘heersc’ht een, toenemende
scepsis omtrent ‘de waarde van het ,,members,hip”. De
verhouding van ‘de Reserve Ban’ks tot de member-
banks is niet als zij wel wezen kan en ‘de door de
eerste verleende diensten zijn geringer dan ergens
elders. De door ‘de Reserve Banks ‘gemaakte regeling
van ‘de acceptenmarkt, hun weigering ‘om accepten
te verhandelen ‘op een voor de memher-banks voor-
‘deelige wijze, hun afwijzing ‘van het vestigen van filialen in ‘het buitenland (wat in het ‘bijzonder ‘de
buitenlandsche relaties ‘der kleinere ‘banken ten goede
zou komen), het falen van hun pogingen om hun be-
voe
gd!h
e
id tot het voeren eener open-matktpoIitiek te
‘benutten tot bevordering van de ‘verhan’del’baanheid
van ‘han’dels’papier – het zijn even 7oovele bewijzen
van ‘de weinige toeschietelijkheid der Reserve Banks.
Hierin
moet
verandering komen, willen zij ‘hun be-
staansrecht hoven verdenking stellen.
Het is een zware taak, ‘zjoo eindigt Parker
Willis
`

waarvoor de Board nu staat, doch ‘de gelegenheid is
gunstig. De ervaring ‘zkl moeten ‘leeren in hoeverre
hij voor •d’ie taak zal zijn ‘opgewassen.

Verlag.
482
pag. Prijs R.M.
16.-, in linnen
R.M.
17.50).
De kern van ,,Zwecksparen” is te vinden in het eo!
lectieve. Men spaart
‘g
emeenschappelijk, .zooals de naam
aangeeft, voor een bepaald doel. Het meest voorkomend is
wel het bouwsparen. Dit instituut, zijn oorsprong vindend
in de Angelsaks’isehe landen, heeft in Duitschiand op
groote schaal navolging gevonden en is reeds veelvuldig
in de literatuur behandeld. Het principe is evenwel ook
elders toegepast, zooa.ls voor het verkrijgen van een som
geids voor een uitzet, meubelen, êen studie, de betaling
‘van een sahuld, ‘het a.flossei ‘van een ‘hypotheek e.a. Het
komt ‘steeds neer op ‘het gedurende een zekeren tijd geza-menlijk ‘sparen, waarna ‘de verschillende deelnemers ach-
tereenvolgens het gewenschte bedrag als leeuing tegen
zekenheid:sstelling ontvangen. De ‘tijdwinst is het voor-naa.mste voordeel, alleen degene, die ‘het laatst een uit-
keeriug krijgt, had in dezeifden tijd hetzelfde alleen kun-
nen bereiken. In verschillende landen zijn wettelijke rege-
lingen tot stand gekomen tav. deze instituten. T-Eet is
de verdienste van dit werk, ‘dat het deze regelingen, de
uitkeeringsmethoden, de wachttijd, enz. kortom alles, wat
01)
,,Z’weehspar”-onderuem’ingen betrekking ‘heeft, ‘grondig
en duidelijk ‘behandelt.

Person.eelsselectie en Psychoteclsn,iek
door Dr. R. A.
Biegel. (Leiden
1936;
Uitgave van ‘de Handels-
‘wetenschappelijke Bibliotheek. Prijs
f 2.60).
J)’i’t boekje geeft ‘in het kort een overzicht van de
redenen, welke bedrijfsleiders ertoe ‘hebben gebracht
l)SY
c,hotecihniek bij de selectie van personeel ‘in ‘te voeren. ‘De
verschillende principes, waarvan kan worden uitgegaan en
de onderzoekmethoden, welke daaruit voortvloeien, wor-
dcii uiteengezet. Ook worden eenige ‘punten ‘behandeld, bij
de leiding en opleiding van nieuw personeel van belang.
Emigratie. Biedt Indië uitkomst?
door Mr. J. Kalm,a.
(Rotterdam
1936;
Nijgh & van Di’tmar N.V.
Prijs
f 1.50).
Het werkje zoekt een antwoord op de vraag, of op Su-
matra (andere gebieden ‘worden slechts terloops ‘beschouwd)
door vakkundige Nederlandsohe landbouwers in ‘hun eigen
ondeilhoud kan ‘worden voorzien, wa.nneer hun daar op
billijke voorwaarden eroriden ter beschikkin’e worden ce-

De zichtbare suikervoorraden in de wereld.

De zichtbare voorraden per 1 Febr, zijn volgensC. Czarnikow:

1936 1935
1934
tons tons
tons
Duitschland …………..
1.280.000
1.242.000 1.130.000
Tsjecho-Slowakije

……..
413.000
462.000
418.000
Frankrijk …………….
864.000 891.000 651.000
Nederland…………….
278.000 312.000
353.000
België

………………
200.000
212.000
173.000
Hongarije …………….
100.000 100.000 115.000
Polen ……. ………….
366.000
370.000 359.000
U.K. Geïmp. suiker

……
321.000
302.000 508.000
Binnen!.

,…….
185.000
205.000
172.000

Europa……..
4.007.000

.4.096.000
3.879.000
V.S. Alle havens

……..
182.000
555.000
271.000
Cubaansebe havens
184.000
304.000
390.000
Cuba binnenland……….
377.000 546.000 487.000
Java ………………..
1.079.000
1.868.000
2.708.000

Totaal……
5.829.000 7.369.000

7.73.000

ONTVANGEN BOEKEN.

Zw
ecksparen und Zw ecksparunternehmen.
Entwick-

lung urmd Stand des
Zwecksparwesens
door Dr.
Waldemar Koch. (Berlijn
1935;
Cari Heymanns

Aanvoeren in t<

stelo. Een eergelijk onderzoek, geschreven doOr een oud-
‘hoo4d van de administratie van het bosohwezen in Ned.’
Indië, verdient in dezen ‘tijd van groote werkloosheid en
koloniale be’geerten alle aandacht. Zonder de moeilijkheden
weg te cijferen bepleit schrijver een proefkolonisatie op
Sumatra, w’,at zich hiertoe het best aal leenen,
Het Plan van de Arbeid. Verklaring en critiek. Het
600 millioenenplan. De excessen der vrije con-
currentie. De verlaging van de vaste lasten
door
Drs. J. en Drs. A. M. Groot. (A,mster.dam
z.j.; Van Holkema & Warendorf N.V. Prijs
f 0.75;
per afzonderlijke brochure
f 0.25).
Hoewel volgens sahrija’ers het Plan op verschillende
plaatsen aanduidingen geeft, welke
te
de goede richting
wijzen tav. maatregelen, w’elke moeten worden genomen
om aan -de gevaren van het voortu’oekerend prijshederf,
door lhet stelsel van de -vrije concurrentie in het leven geroepen, ‘h’et hoofd te bieden, zijn deze aanduidingen
onvoldoende uitgewerkt om tot toepassing van de in
het l’lajn gedane voorstellen te adviseeren. Het is onjuist
te tr,adhte’n, ‘in één slag de vraagstukken van conjunc-
tuurbeheersch’ing, ordening en rationalisatie te willen
oplossen. Dat ,het Plan de problemen opnieuw stelt en
onder de aandah’t van de bevolking brengt, ivordt van
groote be±eeken’is geacht.
Tav. de vaste lasten .wordrt geconcludeerd, dat de in-
vloed van de -verlaging van de -vaste lasten op de toe-
neming van de consumptie sterk wordt overschat.
ns van 1000 kg.

Artikelen

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

117 Maart
Sedert
Overeenk.
1(7 Maart
Sedert
Overeenk.
1936 1935
1936
1Jan. 1936 tijdvak 1935
1936
1Jan. 196
tijdvak 1935

1
8.
968

212.832
196.724

,

4.361
2.477
217.193
199.201

2
.
712

45.050 41.883


250
45.050 42.133
Tarwe

……………..
Rogge

………………
Boekweit
3.241
5.615
2
223

100

3.341
5.615
……………..
8.700
167.945

160.896
0
2.106.191
22,661 194.136
183.557

1.
2
37
58.691
69.135
835
4.393 7.285
63.084
76.420
200
10.612
21.842


460
10.612
22.302

MaIs ……………….


35.787
14.028
7.717
43.378
121.124
79.165
135.152

Gerst

………………
Haver

……………….

Lijukoek …………..
17.737
1.939



17.737
1.939
Lijnzaad

……………….
2.50
.
0
607
4,807 3.810
142
805
1.145
5.613 4.955
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten ,,..
422
5.866 7.727

566
794
6.432
8.521

11 Maart 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

189
STATISTIEKEN.
BANKD1SCONTO’8.
Disc.Wissels. 244
Febr.’36
N d
Lissabon …. 5
13Dec.’34
2
3c) Juni’32
‘Be1.Binn.Eff.
Bk
1Vrsch.inR.C.
3
4 Febr.’36
Londen ……
3
4Febr.’36
Madrid ……
5

9Juli ’35
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-York F.R.B. 141
Feb.’34
Batavia……….
4

1 Juli’35
Oslo

……..
3422
Mei’33
Belgrado

……..
5
lFebr. ’35
Parijs

……
34
6Feb.’36
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……
3
1 Jan.’36
Boekarest ……..
44 15Dec.’34
Pretoria

….
3415
Mei’33
Brussel ……….
2

16Mei’35
Rome ……..
S9Sept.’35
Budapest ……..
4
28Aug.’35
Stockholm
.. 24
1Dec.’33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.65

2Juli’33
Dantzig ………..
5

21 Oct.’35
Weenen ……
34
10Juli’35
Ilelsingfors ……
4

3 Dec.’34
Warschau….
5
260ct.’33
Kopenhagen

….
34
22Aug.’35
Zwits. Nat.
Bk. 24
3 Mei’35

OPEN MARKT.

1936 1935 1934
1914

7

1

217

1
24129

1
17122

1
4
!9
5110
20124
Maart
Maart
1
Febr.

1
Febr.
Maart Maart
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
1
112
1
71_111
i

71
8
_111
8

9
1,
6

1
1
/4
3
1
/_
3
1ii
Prolong.
1
3
14
1
3
14
1I1ei12
111
3

1
1
2
1
14-14
Londen
Dagged.
. .
‘I-1
112
_1
1
13-1
/-1
‘1-1
3
14-1
13/
4
-2
Partic. disc.
17133_9/35

17
13_91i
1
7131_9I6
132116

1
12_9
116
1511.4
41/4_314
Berlijn
Daggeld ..
21/3
2113-313

2113-3

2/3-3j4
3414.4114

411
4
5
1
1
3


Maandgeld
2
3
14-3
2
3
/4-3
2
3
14-3
2
3
14-3
351
9
_31
4

411
4
.531
4

Part, disc.
3 3
3 3
331
4

3718
211-115
Warenw.
. .
4_
1
1
4.31
3

4_11
4

4_11
4

4.114
4_114

We,o York
Daggeld
1)
31
4

31
4

31
4

314
1
1
Partic.disc.
31
3
116
116
iis

1 1,
116
113_314

1)
Kers van 6Maart en daaraan voorafgaande weken tfm. Vrijdag

WISSELKOERSEN.
KOERSEN iN NEDERLAND.

Data
Neiv
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York,
S
,
)
S) S)
S)
1)

3 Mrt. 1936
1.45%
7.26%
59.17
9.71%
24.814
1009
4

,,

1936
1.45y,
7.26%
59.14
9.70%
24.82
100
5

,,

1936
1.45% 7.26J
59.13
9.70%
24.82
100%
6

,,

1936
1.45
7.26%
59.124
9.70% 24.824
100
7

,,

1936
1.45%
7.26% 59.13
9.70
24.83
100%
8

9

,,

1936
1.46%
7.27%
59.00
9.70
24.83
100%
Laagste d.wl)
1.45%
7.26
59.00
9.69% 24.79
100%
Hoogste d.w
1
)
1.46%
7.27%
59.20
9.72
24.85
100%
Muntpa.riteit
2.4878
12.1071
59.263 9.747
34.592
100

Data
snd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

3 Mrt. 1936
48.11

6.11
1.10

20.14
4

1936
48.04

6.11
1.10

20.114
5

1936
48.03

6.10
1.10

20.11
6

1936
48.02%

6.101
1.10

20.104
7

1936
48.04

6.10
1.10


9

1936
48.02

6.10
1.10

20.10
Laagste d.w’)
48.-

6.08
1.05
11.75
20.05
hoogste d.w
1
)1
48.15 27.75
6.14
1.15
11.85
20.224
Muntpariteit
1

48.003
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52

Data
Stock-
Kopen-
Os1o’
Buenos-
Mon-
holm
)
hagen
S)
for
f
Aires
1)
(real)

3 Mrt. 1936
37.45
32.45
36.50
3.20 40% 1.45%
4

,,

1936
37.474
32.45
36.524
3.20 40%
1.45%
5

,,

1936
37.45
32.424
36.50
3.20
40%
1.45%
6

,,

1936
37.45 32.45
36.50
3.20
40%
1.45%
7

,,

1936
37.474
32.45
36.524
3.20 40%
1.45%
0

,,

1936
37.50
32.474
36.55
3.20
40%
1.46
Laagste d.wl)
37.35
32.324 36.374
3.174
39%
1.45%
Eloogste d.w’)
37.55
32.55
36.60 3.224 40%
1.46%
Muntpariteit
1
66.671 66.671
66.671
6.266
95%

2.4878
S) Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
in ‘t late of Zde No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da a
Londen
(

per
£)
Parijs
($ p. IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100
Mk.)
1
Amsterdam
($
p. 100
gid.)

3 Mrt.

1936
4,99%
6,66% 40,66
68,70
4

,,

1936
4,90 6,66% 40,67
68,72
5

,,

1936
4,99%
6,67
40,68
68,75
6

,,

1936
4,99%
6,67%
40,69
68,75
7

1936
4,08%
6,647
40,60
68,75
9

,,

1936
4,98%
6,64%
40,47
68,54

11 Mrt.

1935
4,76%
6,64% 40,60 68,29
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
22
Febr.129
1936
Febr.
1

1936
217
Mrt.
’36
1LaagstelHoogstel

7
Mrt.
1936

Alexandrië..
Piast.
p.
97% 97%
97%
97%
97%
Athene

.

Dr. p.
515 516 515 517
517
Bangkok.
. ..
Sh.p.tical
l/lO’
1110 1110
35
v

1/109,
1110
Budapest

..
Pen.
p. £
16% 16% 16%
16%
16%
BuenosAiresl
p.pesop.0
18.10
18.05 18.00 18.10
18.074
Calcutta . . ..
Sh.
p.
rup.
1/634
1/6%
1163132

116
5
1
33

1/6%
Constantin. .
Piast.p.0
615 615 615 615
615
Hongkong ..
Sh. p. $
1/3% 1/3%
113%
114
113%
Sh. p. yen
112
6
1
33

111191
111
1

112
1
1
33

112
Lissabon….
Escu. p. £
110%
110%
109%
110%
110%
Kobe

…….

Mexico

.
.. .
$peiC
18
18
17% 18%
18
Montevideo
2)

d. per £
22%
22%
22%
23%
22%
Montreal

..
$
per £
4.98%
4.98%
4.98%
4.99%
4.98%
Riod.Janeir03
d. per Mil.
2%
2%
2131
33

21%
3

2%
Shanghai

..
Sh.
p. $
1/2
1/29.j
6

1/2%
1/2%
112K6
Singapore ..
id.
p. $
2/4% 2/4%
214
214%
2/4%
Valparaisos).
$per
129 128 128
130 130
Warschau
..
Zl. p. £
26% 26%
26
26%
26%
1)
Offic. not. 15 laten, gem. not., welke importeurs hebben te betalen,
31Jan. 17.03; 27 Febr. 17.02.

3)
Offic. not. 17 Febr. 39
1
/8; 24 Febr. 3911
29 Febr. 395/
s;
4 Mrt.
39116;
7 Mrt. 3911. 3) Id.
II
Mrt. ’35 4114. 4) 90 dg.
Vanaf 28 Aug. laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
9
Londen’)
N.Vork’) Londen
3 Mrt.

1936..

1934
4 4 %

3 Mrt. 1936….
14111
4

,,

1936..

19%
44%

4

,,

193e….
141/114
5

,,

1936..

19%
44%

5

,,

1936….
14111
6

,,

1936..

19
44%

6

,,

1936….
14104
7

,,

1936..

19%

7

,,

1936….
141104
9

,,

1936..

19%
44%

9

,,

1936….
1411_
11
Mrt. 1935.. 27%
58%

11
Mrt. 1935….
14814
27 Juli 1914.. 24%
59

27 Juli

1914….
84110%
t)
in pence
p. oz.
stand.
1)
Foreign silver in
$c. p. oz.
line.
3)
in sh.
p.oz.
line

STAND_VAN_’s_RIJKS_KAS.

Vorderingen.
29 Febr. 1936

1
7 Mrt. 1936
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne-
1
50.383.127,20
f
55.487.875,67
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

766.527,51
,,

112.659,48
derlandsche Bank
………………..

Voorschotten
op
ultimo Januari 1936
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofda. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas-
tingen en
op
de vermogensbelasting


,,
130.064.423,95 135.921.265,98
Idem aan

Suriname
………………
14.088.148,-

14.114.934,73

Voorschotten aan Ned.-Indig
………..

Kasvord.weg.credietverst.a/h.buitenl
,,
117.863.171,82
,117.91 1.484,85
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der

10.000.000,-
28.936.607,50
,,

4.000.000,-
34.740.171,24

Idem aan Curaçao
…………………

postrek.v.R/jkscomptabelen
Vord.
op
het Alg.Burg. Pensioenfonds’)

….

,


Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)
,,

28.909.642,82 28.520.518,12
Verstr. ten laste der
.
Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
,,
36.773.396,24
,
36.773.396,24
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in Omloop ………
f426.070.000,- f438.103.000,-
,,
121.660.000,-
,
106.190.000,-
Schatkistpromessen in omloop
……..
w.v.
rechtstr. bij De Ned. Bank gepl


.

1.186.812,50
,,

1.186.139,-
Schuld

op
uIt. Januari 1936 aan

de
gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds. d.

Zilverbons in omloop

……………..

pers. bel.,aand.i.d.hoofds.d.grondb.

.

e. d. gem.’ fondsb. alsm.
opc. op die
bel, en
op
de vermogensbelasting
1.006.961,04 1.006.961,04

Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,

641.973,50
,,

416.263,14
,,

677.364,36
.,

187.242,85
Schuld aan Curaçao’)
……………..

Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T. 1) …
,,

66.807.409,20
,,

76.257.947,75
Id. aan diverse instellingen
1)

……..
81.948.796,60
82.933.066,51
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
29 Febr. 1936
1

7 Mrt. 1936


Saldo b. d. Postchèque. en Girodienst
/
32
.0.000,-
/

386.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijksinatell
,,
130.064.000,-
135.921.000,-

Saldo Javasche Bank
– ………………-

,,

4.500.000,-
Schatkistbiljetten in Omloop ………
3.000.000,-
,,

3.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
714.000,-
,,

1.039.000,-

Schatkistpromessen in omloop ………1.500.000,-

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,

..

1.166.000,-
,,

1.279.000,-
Belegde kasmiddelen Zelf besturen
,
680.000,-
,,

680.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
813.000,-
3.332.000,-
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldenB.

Data
Metaal
ci
Andere
1
oP,isflb.
D
i
scont.
ID

8 Febr.

1936..
744 1.132 476
585
1.571
1

,,

1936..
766
1.193
420 580
1.591
25 Jan.

1936..
771
1.076 447 579 1.602
18

1936..
762
985 428 576 1.521
11

,,

1935..
755
1.026
436
573
1.534

5
Juli

1914..
645
1.100
560
735 396
Sluitp. der ictiv.

190

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Maart 1936

STATISTISCH OVERZICH1

GRANEN EN ZADEN
TIJINBOUWARTIKELEN
VLEESCH


TARWE
R000E
MAIS
GERST
LIJNZAAD
,,
. WITTE
KOOL
,
UIEN ROODE
KOOL
RUND-
VARKENS-
g

a
74 kg Bahia La Plata
g
L.-rusIsche
La Plata
Ie kwal.
gewoon Ie kwal.
0
Blanca loco
loco
er-
loco
1-5 pond
per 100kg
1-5 pond
(versch)

.
(versch)
Atst
e
erd
aa

R’dam/A’dam
R’damiA’dam
dJA’d
R’dam/A’dam
, per 100kg
Broek op
per 100 kg per 100 kg
per 100 kg
per 100 i<
per 100 kg.
per 2000 kg.
per
‘per 196.0 kg.
Langendijk

Broek

Rotterdam
Rotterdam
Lk

Lik

f1
o/
f1
01
f1.
°/o
f1
01
f1
0/
f1
0
10
0
0
10
f1.
0/
f1.
01
f1.
°!o
1925
17,20 100,0
13,075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9”
-.


1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50 78,4

-.


1928
1929
13,47
5

12,25
78,3 71,2
13,15
10,87
5

100,6
83,2
226,00
204,00
97,7
88,1
228,50
179,75
96,8
.76,2
363,00 419,25
‘78,5
90,6
4,55
,38
.100,0
162,4
13,25
11,78 100,0
88,9
17,23
9,10
100,0
52,8
93,-
96,40
100,-
103,7

77,50
93,12
5

100,-
‘120,2
1930
9,67
5

56,3 6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77;0
2,05
45,1
2,14
16,2
5,77
33,2
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55 32,3 4,55 34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4.
3,06
67,3
2,94
14,6
6,96 40,4
88,-
94,6
48,-
61,9
1932
5,22′
30,4
‘ 4,625
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
1,49
32,8
8,07
60,9
1,84 10,7
61,-
65,6 37,50
48,4
2933
5,02
5

29,2
3,55
27,2
68,50 29,6
70,00
30,0
148,00
32,0 0,82
18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
’52,-
55,9
49,50
63,9
1934
3,67 21,4
3,325
25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8 3,23
71,0
1.89 14,3
3,04
17,6
61,50
66,1
46,65
60,2
1935
4,125
24,0
3,075
23,5
61,25
26,5
68,00
28,8
131,75
28,5
2,21
48,6
2,58
19,5
5,25
30,5 48,12b
51,7
.

51,625
66,6

Jan.

1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25
28,2
58,00
24,6
144,25
31,2 3,65
80,2 2,30
17,4
3,08
17,9
62,50
67,2

53,75
69,4
Pebr.,,
3,40
19,8
.2,775
21,2
65,25
28,2
58,50
24,8
133,00
28,8 3,97
87,3
1,63
12,3
3,12
1.8,1
63,-
67,7
53,50
69,0
Maart

,,
3,25′
18,9
2,725
20,8 70,75
30,6
58,75
24,9
132,00
28,5
5,99
131,6

—————-

1,23
9,3 4,24
24,6
61,75
66,4
50,50
65,2
April
3,20
18,6
2,70
20,7
70,50
30,5 56,75
24,0
136,50
29,5
63,50 68,3
49,125
63,4
Mei

,
3,32
5

19,2
2,875
21,9 62,00 26,8
63,00
26,7
154,50
33,4

100,0
—————————-

65,75

70,7
47,50
61,3
Juni

,
3,676
21,4
3,175
24,3
65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8
-..
63,25
68,0
43,75
56,5
Juli

,,
3,80
22,1
3,30 25,3 71,50
30,9
78,75
33,4
152,25
32,7
63,-
67,7
44,62
5

57,6
Aug.
4,37
25,4
4,27
5

32,7
83,25
36,0
93,50
39,6
159,25
34,4
63,95 68,8
,

43,30
55,9
Sept.
4,-
23,3
4,15 31,7 77,25
33,4
93,25
39,5
145,50
63,55
68,3 42,62
5

55,0
‘Oct.
3,50
20,3
3,70
28,3
69,50
30,0
93,50 39,6
135,25
60,70 65,3 42,12
54,4
Nov”
3,50
20,3
3,45
26,4
71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
1,28
28,2
2,25
17,0


53,75
57,8 44,50
57,4
Dec.

,,
3,45
20,1
3,55 27,2
76,25
32,9
91,00 38,6
134,00
29,0
1,26
27,7 2,03
15,3
1,73 10,0
53,15
57,2
44,65
57,6

Jan.

2935
. 3,30
19,2
3,52
27,0
74,25
32,1
89,25 37,8
137,25
29,7
1,13
24,8
31,5











2,59
19,5
2,89
16,8
53,62
5

57,7
45,62′
58,9
i’ebr.
3,20
18,6
3,375
25,8
68,00
29,4
71,25
30.2
124,25
26,9
0,91
20,0

29,2












2,14
16,2
4,26
24,7
51,90 55,8 47,55
61,4
Maart
3,20
18,6
3.07
5

23,5
67,75
29,3
64,00
27,1
120,50
26,1
0,88
19,3
2,92
22,0
7,69
44,6 51,40 55,3 51,20
66,1
April
4,07
5

23,7
2,95 22,6
70,75
30,6
66,75 28,0
125,00
27,0

—-









—————–

51,925
55,8 50,25
64,8
Mei

,
4,05
23,5 2,90 22,2
59,90
25,9
67,25
28,5
125,50
‘27,1

—————-











50,80
54,6
.

48,50
62,6
juni

,
4.02
23,4 2,90 22,2
57,50
24,8
75,00 31,8
124,25
26,9












48,-
51,6
46,12′
59,5
Juli
3,925
22,8
2,55
19,5
54,50
23,5
66,75 28,3
124,50
26,9
48,-
51,6
47,375

61,1
Aug.

,,
4,25
24,7
2,625
20,1
55,25
23,9
64,50 27,3
132,25
28,6
44,80
48,2
52,55
67,8
Sept.
Oct.
4,75
.4,95
27,6 28,8
3,-


3,35 22,9 25,6
55,75 57,75
24,1
24,9
64,50 64,75
27,3
139,50
30,2
43,375
46,6
56,62
5

73,1
,,
Nov.
4,65 27,0
320

.
24,5
55,00
23,8
59,75
27,4 25,3
142,75 137,75
30,9
29,8 3,83
84,2
2,65






——–






——–







——–

20,0


46,075
42,75
49,5
46,0
64,62
5

56,85 83,4 73,4
Dec:

,,
5,15 29,9 3,40 26,0
56,71
24,5
60,75
25,7
146,50
31,7 4,32
94,9
2,59



















—-




—-



——

19,5
6,17
35,8 44,75
48,1
52,25
,

67,4

Jan

1936
5,45 31,7
3,526
27,0 56,00
24,2
63,50 27,0
153,50
33,1
4,47
98,2
2,26

—-



——

17,1
6,41
37,2
44,
47,3
50,87
5

65,6
Febr.

,,

,
5,225
30,4 3,40
26,0
55,25
23,9
64,50 27,3
152,50
33,0
4,50
98,9
2.59
19,5
7,43
43,1
43,775

47,1
48,25 62,3
2

‘aort
5,20
30,2 3,45
26,4
55,50
24,0
67,50
28,6
151,50
32,8
5,52
121,3
2,74
20,7
8,16
47,4
45,_5
48,4
44,-5
62,9
9

,,

,,
5,25
30,5
3,47
5

26,6
57,0)
24,6
68,50 29,0
150,00
32,4
9
Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 2928, 25 Febr. 1932 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2.van Jan. 1931 tot
6 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 kg Hongaarsche vanaf 26 Mei 2930 tot 23 Mei 1932 74 .kg Zuid-Russische: van 23 Mei 1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ‘3362163kg Z.-Russ. Van 24Juli ’33-7 Oct. ‘3564165kg La Plafa.
5)7
Mrt.
li)
5 Mrt.
7
)6 Mrt.

Vervolg STATISTISCH OVERZICH1

MINERALEN

TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche’ Mid. Contin.
rude
Gulf exp.

__________
gekam cs Australische,
HUIDEN
SALPETER
Middling
locoprijzen
F. G. F.
Sakella-
G. F. No. 1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33 t/m
64/66°
Sets. per

US
raj,
,
“°’dfd
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
200 kg
R dam/A’dam
per barrel
0.5. gallon
New-York
rides
, omra
Liverpool
l
OCO

r II,
pe
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

f1.
%
$
% Sets.
0
10
$ets.’
0
l
pence
0/

pence
0/
pence
01
pence
°h,
f1.
0
10
61.
Io
1925 10.80
100,0
2.68
100,0 24,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
200,0
34,70
‘200,0
22,-
100,0
1926 17,90 265,7
2.89
112,5 13,65
91,9
27,55
75,5
16,24
55,5
6,30 67,4 47,25 85,9 ‘24,75
83,9
28,46
82,0
21,61
96,8
1927
21,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
27,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77.8 48,50 88,2 26,50
89,8
40,43
116,5 21,48
95,7
1928
10,10
93,5
.1.20
71,4 9,98
67,2
20,00
86,0
19,22
65,6
7,52
80,4
.

51,50
93,6 30,50
203,4
47,58
137,1
12,48
95,7
1929
11,40
105,6
2.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
‘17.05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6 32,25
92,9
10,60
88,3
1930
‘21,35

.
105,1
1.22
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
22,-
42,0
3,92 41,9
26,75
48,6
16,25
55,2
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58 34,5
5,04
33,9
8,60
37,0 7,33
25,0
3,08 33,0
21,50
39,2
12,00 40,7
18,65
53,7
8,62
72,8
1932
8,00
74,1
0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,22
17,8
3,11
33,3
16,00
29,2
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15 51,3
2933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
29,25
35,0
9,50
32;2
13,26
38,2 6,18 51,5
2934
6,20
57,4
0.63 37,5.
2,88
19,4
7,35
31,6 5.32
18,2
2,68
28,7
19,25


35,0
20,25
34,7
12,07
34,8
6,12
50,9
1935
6,05
5,60 0.625
37,2 3,02 20,3
7,05
30,3 5,26
27,6
2,96 32,7
16,75
30,5
8,50 28,8
12,54
36,1
5,89
49,1

Jan.

2934
6,65
62,6
0.66


39,3
3,74 25,2
7,10
30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
13,-
37,5 6,15 51,3
Febr.
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25 21,9
7,50
32,3 5,64
19,3
2,68
28,7
23,75
43,2
12,75
43,2
13,-
37,5 6,20
51,7
Maart
6,25
57,9
0.63
37,5 3,05 20,5
7,40
31,8 5,50
18,8
2,76
29,5 23,25
42,3
11,75
39,8
12,50
36,0 6,25
52,2
April
6,30 58,3
0.62 36,9
2,79
5

18,8
6,95
29,9 5,37
18,3
2,50
26,7
23,00 41,8
11,50
39,0
12,-
34,6 6,30 52,6
Mei
. 6,25
57,9
0.62 36,9
2,88
19,4
6,80
29,2
5,20
17,8
2,48 26,5 22,00 38,2
20,50
35,6
11,88
34,2 6,30 52,6
Juni
6,15
56,9
.0.62
36,9
2,83
29,0
7,15 30,8
5,23,
17,9
2,77 29,6
29,00
34,5
9,50
32,2
11,50
33,2
6,30
52,6
Juli
‘6,25
56,9
1 0.62

,
36,9 2,68
28,0
7,55 32,5
5,22
17,8
2,83
30,3
17,00
30,9
9,00
30,5
21,50
33,1
6,30 52,6
Aug.
6,15
56,9
0.62 36,9 2,68
18,0
7,85
34,0
5,32
18,2
2,85 30,5
16;00
29,1
8,50 28,8
12,75
33,9
5,80
48,3
Sept.

,,
6,00
55,6
0.62
36,9
2,74
28,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28,8
22,-
34,6
5,85 48,8
Oct.

,
6,00
55,6
‘0.62
36,9 2,60
27,5
7,40
31,8 4,93
16,8
2,57 27,5
15,00
27,3
850
28,8
12,50
36,0
5,90
49,2
Nov.

,,

6,10
56,5
0.62 36,9 2,53
17,0
7,40 31,8
5,42
28,5
2,67
28,6
15,00
27,3 8,75
29,7
12,-
34,6
5,95
49,6
Dec.
6,05 56,0
0.62

.
36,9 2,76
18,6
7,50
32,3
5,43
18,6
2,77
29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
41,25.
32,4 6,05
50,4

Jan.

1935

6,05
56,0
0.625
37,2
2,97
5

20,0
7,55
32,5.
5,38
18,4
2,99
32;u
24,75
26,8
8,25
28,0
10,75
32,0
6,15
51,3
Pebr.
6,05
56,0
0.62
5

37,2 2,75
18,5
7,50
32,3
‘5,24 17,9
3,-
32,1
14,00
25,5
7,75 26,3
10,50
30,3 6,20 51,7
Maart
5,90
54,6 0.62 36,9
2,74
28,4
6,80
29,2 4,85
.
16,6
2,79
29,8
13,75
25,0
7,50
25,4
10,25
29,5 6,25
52,1
April

,,

6,00
55,6 0.63
37,5
2,99
20,1
7,05
30,3
4,89
16,7
2,89
30,9′
14,75
26,8
8,00
27,1
10,75
32,0 6,30 52,6
Mei
6,05
56.0
0.62
36,9 2,976 20,0
7,30
31,4
4,96
26,9′
3,07
32,8
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33,9
6,30
52,6

j
uni


6,05
56,0
0.62 36,9 3,15 22,2
7,-
30,1
4,82
16,5
2,98
31,9
16,75
30,5 8,50 28,8
12,-
34,6
6,30
52,6
uli
6,05
56,0
0.62
36,9
3,115 21,0 7,25 31,2
4,82
16,5
3,08
32,9
28,25
33,2 9,00
30,5
11,75
33,9
5,40
45,0
Aug.
6,15
56,9
0.62
36,9
3,08
20,7
6,80
29,2
4,91
16,8
2,83
30,3
28,25
33,2 9,25
31,4
12,-
34,6
5,40
45,0
Sept.
6,10
56,5 0.62
5

37.2 2,85
19,2
6,40 27,5
4,95
16,9
2,63
28,2
28,25
33,2 8,75 29,7
14,50
41,8
5,50
45,8
Oct.
.6,05
56,0
0.62
5

37,2
3,-
20,2
6,70
28,8
5,30
18,1
,
2,96
31,7
18,50
33,6 8,75
29,7
16,-
46.1
5,55
46,3
Nov.

,,
6,05
56,0 0.62

,
36,9
3,17
22,3 7,05
30,3
5,90 20,2
3,16
33,8
18,75
34,1
9,00 30,5
16,-
46,2
5,60
46,7
Dec.
.
6,05
56,0
0.62
36,9 3,39
22,8 7,05
30,3
5,92
20,2
3,15
33,7
18;50
33,6
8,75
29,7
14,25
“41,1
5,70
47,5

Jan.

1936
6,15
56,9
0.62
5

36,6 3,39 22,8 7,05
.30,3
5,82
19,9
2,91 31,1
19,25
35,0
9,00
30,5
15,-
43,2
5,80 44,3
Febr.
6,15
56,9
0:61
36,3 3,45 23,2
6,60


29,2
5,49
18,8
2,74 29,3
19,25
35,0 9,25 31,4
15-
43,2
5,85
48,8
2 Maart

,,
6,15
56,9
0.60
5

36,0
3,472)

23,4
6,55
28,2
5,40
3

18,4
2,7l
29,0
.”
5,90 49,2
9

,,


6,25
56,9
0,61
5

36,6
3,472)

23,4
6,70
28,8
‘ ‘
5,90
49,2
L)Jaar en maandgem. afger. opt/opence.
2)7
Mrt.
3)4
Mrt.
4)5
Met.

11 Maart 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

191

VAN GROOTHANDELSPRIJZEN’)

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
I
J
ZER

Cleveland

1
GIETER1J-
ZINK
GOUD
ZILVER
per kg
Leeuwar-
Htfg
Crisis

Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not.
Elermijn
Standaard
Locoprijzen Locoprijzen
Londen
Locoprijzen
Londen per
Foundry

1
No. 3 f.o.b.
1

IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
derComm.
Zuivel
kaas
Roermond
Londen
per Eng, ton
Eng, ton
Middlesb.
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce
Standard
Ounce
Noteering
Centr

kI. mjmerk
p. 100 St.
per Eng, ton
per Eng, ton
Antwerpen
Eng. ton
fine
per 50kg.
1
f].
1
10
1E’
“IE
i”

n.
1
10
T
0
10
“j
0
1
0

Sh.
ÎE
iE
01
0

sh.
01
0

pence.
0/
o

1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
62.116
100,0 36.816 100,0
261.171-
100,0
731-
100,0
671-
100,-
36.316
100,-
85(6 100,-
32
1
/
100,0 1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5 34.216
94,3
851-
99,5
28
11
/j6
89,3
1927
2,03 87,9

43,30
77,3
7,96
86,7 55.141- 89,7
24.41-
66,4
290.41-
110,8
731- 100,0
6416
96,3 28.101- 78,8
851-
99,5
26
3
4
.83,3
1928
2,11
91,3

48,05 85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
66/-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
/10
81,1
1929
2,05 88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.14/-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
99.5
24
7
/13
76,2
1930 1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2 54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-

I
54,3
67/-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
85/-
95
17′
3
/

1
55,4
1931
1,34
58,0

31,30 56,9
5,35
58,3
36.51-
58,4
12.1/-
33,1
110.1/-

1
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
92/6
108,2 1318

1
41,6
1932
0,94 40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
22.171
36,8
8.121.
23,6
97.21-

/
37,1
421″
57,5
371-
55,2
9.16j-
27,1
118/-
138,0
12
7
(
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35.6
7.1716
21,6
131.181-

1
50,4
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
124/7
3
/4
145,8
12/
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4
3,45
37,6
18.1416
30,2
6.1516
18,6
141.1916
I
54,2
40/-
54,8
3317 50,1
8.91- 23,4
137173/
4

161,0
13
1
116
40,7
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
19.116
30,7
8.1116
23,5
134.1616
51,5
3916
54,1
3318
50,2
8.101- 23,5
142/2
166,3
17U/16
55,1

Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.7/-
20,2
148.31-
56,8
3916 54,1
361-
53,7
9,121-
26,5
12916
151,5
12
3
14
39,7
Feb.
,,
0,47 20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
39/6
54,1 3615
54,4
9.-/6
24,9
13711
160,3
1211
3

38,9
Mrt.
0,44
19,0
1,-
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
7.316 19,7 144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21-
25,2
13618
159,8
125/
39,3
Apr.
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72 29,6
20.1416
33,4
7.416 19,8 150.1016
57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.716
25,9
135114
158,0
12
7
/16
38,7
Mei
0,41 17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.4/-
32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
9.21-
25,2
13613
159,4
12
1
116
37,5
luni ,,
0,41
17,7
1,-
19,40
34,6
2,746 29,9
19.1816
32,1
6.141-
18,4
14011-
53,5
4016
55,5
3119
47,4
8.161-
24,3
137184 161,1
121/
4
38,1
juii
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
2,81
30,6
18.111-
29,9
6.1416
18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
32/4
48,2
8.61-
22,9
137/11
161,4
12
3
/
4

39,7
Aug.
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3
3,325
36,2
17.61-
27,9
6.141-
18,4 139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.716
23,2
13816
162,0
13
40,5
Sept.,
0,43
18,6
1,-
18,12
5

32,4
3,31 36,1
16.101- 26,6
6.516
17,2
137.17/-
52,6
3916
54,1
3216
48,5
7.171-
21,7
1411-
164,9
13
1
/
40,9
Oct.
0,43
18,6
1,-
17,37
6

31,0
3,95
43,0
16,31-
26,0
6.61-
17,3 137.1916
52,7
3916 54,1
3216
48,5
7.71-
20,3
141110
165,9
14
43,5
Nov.
,
0,47 20,3
1,-
11,
30,4
4,525
49,3
16.1116
26,7
6.81-
17,6
139.81-
53,2
401
54,8
3216
48,5
.7.716
20,4
139164
163,2
14
7
j
.46,3

Dec.

0,54
23,4
0,95
15,126
27,0
4,07
44,3
16.161-
27,1
6.61-
17,3
137.816
52,5
3916 54,1
3411
50,9
7.416
20,0
140164
164,4
14
11
/16,
45,7

Jan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7 3,12
6

34,0 16.191-
27,3
6.51-
17,2
138.111-
52,9
3916
54,1
3416
51,5
7.616 20,4
141/104
165,9 1414
45,9

Feb.
,
0,52
22,5
0,95
14,37
5

25,7
3,20
34,9
16.41-
26,1
6.41-
17,0
136.81-
52,1 3916 54,1 3416
51,5
7.316 19,8
14218
16.6,9
14(j
46,1

Mrt.
0,37
16,0
1,025
13,30
23,8 2,74
29,8
16.81-
26,4
6.716
17,5
124.516
47,5
381-
52,1
3319
50,4
7.-/-
19,4
14715
172,4
153(4
49,0
Apr..
0,37
16,0 1,08 11,50
20,5
2,31
5

25,2 18,81-
29,6
7.516 20,0
131.-/6
50,0
3816
52,7
3316
50,0
7.111-
20,9
14415
168,9
18
3
116
56,6
Mei
,
0,34
14,7
1,10
11,85
21,2
2,38
26,0
20.-?-
32,2
8.616
22,9
135.516
51,7
39/-
53,4
3316
50,0
8.15/6
24,3
142134
166,4
20
62,3
Juni
,
0,41 17,7
1,07
5

11,95
21,3 2,41e 26,3
18.161-
30,3
8.1116
23,5 136.5/6 52,0
3916 54,1 3316
50,0
8.11?-
23,6
14116
165,5
19
5
/


61,1
Juli

,,
9,44
19.0I
1,-
12,37
6

22,1
2,54
27,7
18.10/-
29,8
8.13/-
1
14
0.
11
/6
53,7
39/6
54,1
/
33/6
50,0
8.10/
23,51140/10
164,7
/18
5/13
57,0
Aug.
frj,’
i,gI
I,
15,10
27,0
3,316
36,1
19.15/
31,8
9.11/.’
26,2
/135.12/6
51,8
40f.

54,8
1
33/6
50,0
8.18/6
24,71140/4
164,1
j17
7
!s
55,6
Sept.,
0,58
25,1?
0,97
20,25
36,2
3,16
34,4
20.10/6
33,1
9.1416
26,7
/135.4/6
51,6
3916 54,1
I

3316
.
.
50,0
9.8/-.
26,0
141/-

1649

1179/16

54,7
Oct.
,
0,65
28.11

0,89
19,876
35,5 3,95
43,0
21.316
34,1
1131-
30,6
1
1
36.
17
/
6

52,3
3916
54,1
/
3316
50,0
10.-/6
27,7114118

165,7
hiS/s

.54,9
Nov.”
Io,s9
25,5 0,94
16,90
30,2 4,69
51,1
21.216


34,0 10.15(6 29,6
135.1316
51,8
4016
55,5
1
3316
50,0
9.16-
27,11141134
165,3
/17(i
547
Dec.,
0,57
24,7
0,95
15,80
28,2 4,60
50,1
21.2/6
34,0
10.1-6
27,5
132-16

50.41
411-
56,2
3316
50,0
9.21-
25,2114111
165,0
15
5
116
47,7

Jan.’35
0,57
24,7 0,95
16,80
30,0
4,04 44,0
20.1616
33,5 9.61-
25,5
125.616
48,0/
411-
56,2
3316
50,0
8.1516
24,3140111
.164,8
12
.37,4
Feb.,
0,61
26,4
0,92
5

17,37
5

31,0
3,375

36,8
21.316
34,1
9131-
26,5
/123.8/6
4,l?

411-
56,2
3316
50,0
9.316
25,4/140110
164,7
1115(16
.37,2
2 Mrt.,
0,526
22,5
0,95
17,25
7
)
30,8
3,20
34,9 21.61- 34,3
9.161- 26,9
/125.8/-
47,9?

411-
56,2
3316
50,0
9.1116
26,5
I141/14

165,1
1111/16
36,4
9

,

,
1,-
2,85 31,0
21.151-
35,0
10.-!-
27,5
/128.8/-
49,0/
411-
56,2
3316
50,0
9.1516
27,0/14111
165,0
11
1
3(16,1
36,8

26 Sept. 1932 79tK.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van
Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 6415 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No, 3

VAN GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

V
°ENHOUT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
°
BBE°
SUIKER

THEE
INDEXCIJFK

Kolo-
basis 7″f

b
Zwedeif’

binnenmuur

buitenmuur
G.F.Accra
NdIid.
L3
t
?
jza
en

Standaard
Ribbed Smoked
Witte
e’1″

erti?a d
per

per
50 kg c.i.f.
per
100
kg
Amsterdam Rotterdam
/2
kg.
per
loc
S
:
t
e

R’dam/A’dam
per
100
kg.
Java- en Suma- trathee
p.
1
/2
kg.
Grond-
stoffen
nlale

‘an 4.672
M.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland

f

er
dten

1
10
110
0/
sh.
ofo
/

01
cts,
O!
o

Sh.
ofo
f1.
0/
cts.
O
fo
1925
159,75 100 15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,871

100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
15350
96,1
15,75 101,6 19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
2/-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96,0
102.6
1927
160,50 100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
5

90,9 46,875
76,4
116,375
51,6
19,126 102,0
.
82,75
97,9 87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,876
88,9 49,625 80,9 -110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6 97.4
1929
146,00. 91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45110 107,9
27,37
6

76,3
50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9 85.5
1930
141/50
88,6
12,50
.

20,75
109,2
34/11
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75 71,8 66.0 64.3
193!
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
22(5
52,8
15,376
42,9
25 40,7
-/3
8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
48.8 46.6
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,326
33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30 25,9 21,10 34,2 -12,25 6,3
5,52
6

29,5
32,75
38,7
35.2 34.7
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
1316
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4

-13,875
10,9
4,07
5

21,7
40
47,3
34.4
32.1
1935
59,50
37,2
7,25
46,8
8,75
46,1
1315
31,6
9,15
25,6
14,10
23,0
-/3,625
10,2
3,85
20,5 34,50 40,8
33.6
29.0

Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2
7,45
20,8
16,50
26,9 -12,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9
33.8
Feb.
,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9 7,25 20,2
17,25
28,1
-13
8,4 4,970 26,5
46,75
55,3
35.9
35.9
Mrt.
,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
14/1
33,1
7,-
19,5 17,75
28,9
-13,25
9,1
4,52
6

24,1
45,50
53,8
35.7 35.2

Apr.
,
80,00
50,1
9,75 62,6
12,-
63,2
1414
33,7 6,25
18,3 17,75
28,9 -13,625
10,2
4,25
22,7
44,25
52,4 35,6 34.5
Mei
,
80;00
50,1
9,25
59,7 11,25
59,2
15/2 35,7
6,72
5

18,7
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1
42,75
50,6
35,1
34.3
Juni
,
77,50 48,5
8,-
51,6
10,-
52,6
1514 36,1
7,-
19,5
17
27,7
-/4
11,2
4,20
22,4
41
48,5
34.5 33.8
Juli

,,
77,50
48,5
7,50 48,4
10,-
52,6
13111
32,7
6,92
6

19,3
16,75
27,3
-14,375
12,3
3,975

21,2
40,50 47,9
34.1
32.2
Aug.,
75,50
47,3
7,25
46,8
9,50
50,0
12110
30,2
6,87
5

19,2 16,50
26,9
-14,5
12,6
3,975

21,2
39,75
47,0
33.9 31.4
Sept..
73,50
46,0
7,-
45,2
8,75
46,1
12j5
29,2
6,65
18,5
16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,72
5

19,9
33,50
39,6
33.1
29.5
Oct.
,
73,00
45,7
7,

45,2 8,75
46,1
1117
27,3
6,70
18,7
16,50
26,9

1
4,125
11,6
3,525
18,8
32,75
38,8
32.1 27.8
Nov.
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
12
1
3
28,8 6,62
6

18,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7
276
Dec.,
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1218
29,8
7,17
20,0
16
26,1
-13,875
10,9
3,376
18,0
34,50
40,8
32.7
28.6

Jan.’35
66,00 41,3 7,25 46,8
8,50 44,7
1411
33,1

8,776 24,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9
.29.5
Feb. ,
66,00 41,3 6,75 43,5 8,25
43,4
1412
33,3
9,375

26,1
15,625
25,5
-13,75
10,5
3,45
18,4
32 37,9 32.4 28.9
Mrt.
.
59,00
36,9
7,-
45,2 8,25
43,4
1313
31,2
8,576
23,9
14,62
5

23,8
-13,25
9,1
3,55
18,9
29
34,3
30,9
27:4
Apr.,
60,00

37,6
7,-
45,2
8,25
43,4
1316
31,8
9,15 25,6
14,50
23,6
-13,375 9,5
4,15
22,
1

31,25
37,0
32.1
28.5
Mei
,
57,50
36,0.
.7,-
45,2 8,25
43,4
13
1
4
31,4
9,50
26,5
,
14,125
23,0

1
3,5


9,8
4,20
22,4
32,75 38,8
33.3
28.6
Juni
,
57,50
36,0

7,25
46,8
9,-
47,4
13
1
3
31,2
9,07
5

25,3
13,87
6

22,6

1
3,625
10,2
3,87
5

20,7
30,25
35,8
33.2 27.8
Juli
.
57,50
36,0 7,25 46,8
8,75
46,1
1312
31,0

22,3
13,50
22,0

1
3,5 9,8 3,570
19,1
30,75
36,4
33.4
27.1
Aug.,,
58,25
36,5
7,

45,2
9,25
48,7
13fl

30,8
8,07
5

22,5
13,50
22,0

1
3,5
9,8
3,525
18,8 32,50
38,5
33.1 27.4
Sept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2

47,4
13
1
5 31,6 8,47e 23,6
13,50
22,0 -13,375
9,5
3,726
19,9
36 42,6
34.2 28.8
Oct.
,
56,50
35,4
7.25
46,8
9,25
48,7
1315
31,6
9,976

27,8
13,50
22,0
-13,75
10,5
4,226
22,5 46,25 54,7
35.5 31:9
Nov.,
57,75
36,2 7,25
46,8
8,75
46,1
13/3 31,2
10,325
28,8
13,50
22,0
-13,75
10
1
5
4,10 21,9
39,50

46,7
35.8
31.1
Dec..
58,00
36,3
7,50 48,4
9,50
50,0
13(6
31,8
10,45
29,
1

13
21,2

(3,875
10,9
4,20
22,4
39,50
46,7
35.4 30.4

Jan.’36
63,00
39,4
.8,25
53,2

52,6
14/

32,9
11,12
6

31,0
13
21,2

1
4,125
11,6
4,32
6

2,1
39,50
46,7
35.5 30.9
Feb.,
63,00
39,4
•8,

51,6 9,50
50,0
14
1
3 33,5
10,625
29,6
13
21,2
-14,375
12,3
4,12
6

21,3
38,50
45,5
35.6 30.6
2Mrt.,
63,00 39,4

9,75 27,2
13
21,2

/4,4375
12,5
3,75 20,0
37,_4)
43,8
35.6 30:2
9

,

,
63,00
39,4
9,50 26,5

13
21,2

14,4375
12,5
3,875
20,7
35.9
29.8
N.B. Alle Pondennoteeringon vanaf 21 Sept.’31 zIjn op goudbasis omgerekend; de Dollarnoteeringen vanaf 20April
1
33 zijn In verhouding van de depreclatie
van den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

.192

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Maart
1936

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 9 Maart 1936.

Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
24.71 1.331,57
sels, Prom.. Bijbnk. ,,

534.443,80
enz.indisc.Ag.sch. ,,

2.851.825,65
f

28.097.601,02
Papier o. h. Buitenl. in disconto ……,,


Idem eigen portef.
f

1.617.750,-
Af: Verkochtmaar voor
debk. nog niet afgel.,,

Beleeningen }Hfdbk.
f
mci. vrsch.
in rek.-crt Bijbnk.
op onderp. Ag.sch.,,

f
125.608.559,31

Op Effecten …..TT2.1.871710,85Ï)
Op Goederen en Spec. ,,

3.736.848,46
125.608.559,311)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..,,

Munt, Goud
……f
132.600.240,- Muntmat., Goud
.. ,,
547.668.199,64

f
680.268.439,64
Munt, Zilver, enz.

19.680.624,58
Muntmat., Zilver..


699.949.064,22e)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………..
39.582.321,46
Gebouwen en Meub. der Bank

……..,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
10.048.857,85
Staat d. Nederl. (Wet v. 275/’32, S. No. 221) ,,
15.486.148,55

f
924.990.302,41
Passiva.
Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
4.049.884,01
Bijzondere

reserve

………………,,
5.675.000,-
Pensioenfonds

………………….
9.931.685,93
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
769.117.205,-
Bankassignatiën in omloop

……….,,
36.288,13
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f

55.956.140,11
saldo’s:

Anderen,,52.698.841,76
108.654.981,87
Diverse

rekeningen ………………

,,
7.525.257,47

f
924.990.302,41

Beschikbaar metaalsaldo

…………f
349.882.150,52
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
874.705.376,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..,,

1)
Waarvan aan Nederlandsch-1ndi
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
j
71.153.775,-
1)

Waarvan in het buitenland ………………………
,,
68.735.108,64

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Circu (atje
1
opeischb.
Metaal-
kings
Munt _Muntmat.
schulden
saldo
_perc.

9 Mrj. ’36
132600
547.668
769.117
108.691
349.882
80
2

,,

’36
132600
547.668
783.530
99.229
348.569
79

25 Juli ’14
65.703
96.410
310.437
6.19843.521
54

Totaal
Schatkist-
fi


ee
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
n
__
i
__g
op het
reke-
disconto’s_
rechtstreeks
_
buitenl.
nin genl)

9 Mrt. 1936
28.098

125.609
1.618
10.049
2

,,

1936
28.278

129.851
1.618
9.883

25 Juli

1914
67.947

6l.6s6
20.188
509
.,
IJIIuvL
UC AÇUVU.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud

1

Zilver
Circulatie
1 opeischb.
1
schulden

1 metaal-
1

saldo

7 Mrt.’36
2
)
10iT600
159.630
23.620 28.300
29 F’eb.
1
36
2
)
101.790
155.540
22.270
30.660
S Feb. 1936 80.038
1

21.303
158.965
20.883
29.402
1

1936
,,
80.029
1

22.002
154.421
22.204
31.381

25Juli
1914

22.057

31.907
110.172
12.634
4.42
1

Wissels,
1
Diverse

1
Dek-
Data
1

buiten
Dis-
1

Belee-
reke-

1
kings-
1

N.-Ind.
1

conto’s
1
ningen t
ningen’)

per.en-
1

betaalb.
1
i
taffe

7 ivlrt.’36
2
)
2.060
1

79.000
29 Feb.’36
2
)
2.090 75.490

8Feb. 1936
1.760
1043
56.443
1

,,

1936
1.602
10.654
54.392

25 Juli1914
6.395 7.259
75.541
11
Sluitpost activa.
1)
Cijfers
telegrafisch
oi

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilj.
1
Bankbilj.
1.
OtherSecurities
Data

Metaal

in

un Bankingl Disc.and circulatie Departni. 1 Advances Securitles

4Maart1936 201.352 404.029

56.584 11.922. 14.663
26 Febr. 1936 201.357 399.881

60.730 10.999 14.128

22 Juli 1914 40.164

29.317

33.633

urnerieposirs1

1 Dek-
Gov.

Public

1 Other Reserve) kings-
Data

Sec.

Depos. Bankers Accountsi

1
perc.’)

4 Mrt. ’36 83.440

7.931 104.522 36.639 57.323 38,4
26Febr.’36 82.105

8.823 106.189 35.457 61.475 40,8

22 Juli ’14 11.005 14.736

42.185

29.297 52
9 Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.

Data
Goud
Zilver
Te
ne
e
t
l
!
Wis-
Waarv.
ophet
Belee-

.

Ivoorschot
Renteloos

buitenl.
sels

buitenl.

wagen
Iv.d.
Staat

28 Feb.’36
65.789 694
6
11.062
1.3031
5.405
3.200
21

,,

’36 65.437
705
24
10.644
1.3031
5.058
3.200

23 Juli’14
4.104 640

1.541
81
769

Bons
es
v
i
.dt

1

Rekg.Courant
Data
Diveç;
sen
Circulatie
Staat

Zelfst.

Parti-
amort. k.
1
amort.k.I culieren

28 Feb.’361
5.708
2.550
81.239
100
1
2.754
8.706
21

,,

‘361
5.708
1

2.754
1

79.717
1

95
2.784 9.348

23 Juli ’14j

1


1

5.912
401
J

1.

943
OIUiLPUSL LIÇLIV1I.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere

Data
Goud
bij bui-
1

als goud-
wissels Belee-
tenl. circ, dekking
en
ningen
banken
1
)
geldende
cheques

29 Febr. 1936
1
71,7 20,3
5,4
4.025,7
72,4
22

,,

1936
73,6 22,2
5,4
3.521,8
44,5

30 Juli

1914 11.356,9

-.
750,9 50,2

Data
1

Effec-
1
Diverse
1

Circa-
Rekg.-
Diverse
ten
Actival)
1

(atje
Crf.
Passiva

29 Febr. 1936
1

348,5 706,9
4.176,7
652,5
292,8
22

,,

1936
349,0 716,4 3.756,5
642,4
272,9

30 Juli

1914
1

330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
IJIIUC1d1L. 1 W.U. JtCIILCIIUaIIKaL,,CIIIC

.
LL
JeU!. lebU. JIJ. £1111111.
NATIONALEBANKVANBELG1E(inBelga’s).

Goud

o

Rekg. Crt.

Data
1936
.9
.
.i

IJ
IJ
.9

5 Mrt.
13.3331

64
11.1811
92
160
40
4.102
34
726
27
Febr.13.359

66
1.201
84
160
40
4.072
1

23

1

806

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad
Wissels

Data
,,Other
1

Goud
In her-

1
In de
Totaal
1

certifi-
cash”
2)
disc.
v.
d.
t
open
bedrag

caten’)
member
1
markt
banks
1
gekocht

19 Feb.’361
7.685,6 7.670,2
342,0
6,6

1
4,7
12
,,’
36
1
7.677,1
17.661,2
337,3
8,01

4,7

Belegd
F.
R.
Notes
Totaal
1
Gestort
1
Goud-
1

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Data
in
u.

.
Gov.Sec.
in circu-I
Depo-
sito’s
Kapitaall
kings-
1

kings-
latie
1 1 1
perc.$)

1

perc.
4
)
___________
19 Feb.’361
2.430,3
1
3.664,7
.6.632,1
1
130,7

1
78,0
1


2.430,2
1
3.656,1 6.629,7
130,7

1
1


‘) vele certiticaten weruen uuur ue ocriataist aal, ue fleberve Dahiltdn
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
lOO op 59.06 cents werd gedevalueerd.
1) ,,Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bonk
notes.
• 3) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelachbare
echul1en: F. R. Notes en netto deposito. 4) Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmIddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

1
1
Dis-

1

Iervel
Totaal
1
Waarvan
Data
Aantal
conto’s
1

Beleg-
de
i

depo-
time
leening.
en

gingen
beleen.

1

R.
banks
1

sito’s
deposits

2
1

7.995
13.087

t
4.741

1
25.514
1

4.889
12Feb.’361
5

,,

13
6
1
1
13
.
046

1
4.825

1
25.541

1

4.892
ito pO!IOfl
!Jflfl
ijo nou, 000k
1
00 .IOVOOUI1O 0011k 0fl 00 Oflk 01 •119′
land zijn In duizenden, alle overige uosten in mililoenen van de be.
treffende valuta.

11

1.617.750,-

85.61 7.930,70
1
)
4.652.433,56
35.338.195,05

13.670 1

55

11.350

57

10.885

56

11.572

58

2.228

44 ngen.

Auteur