28 AUGUSTUS 1935
AUTEUBSRECHT VOORBEHOIJDEN.
E
Ben
*
chten
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEËR
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
20E JAARGANG
WOENSDAG 28 AUGUSTUS 1935
No.
1026
COMMISSIE
VAN REDACTiE:
P. L’ieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing fiji abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh
d
van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Post,’hèque- en giro-rekening No.
145192. –
4bonnements prijs voorL
weekblad franco p. p..
in
Nederland f 20,— Buitenlawi en Koloniën f 23,— per
Jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op cie verdere publicaties.
INHOUD.
Blz.
EGÔNOMJSOHE POL1TIEK OP LANGEN EN OP EOaTEN TER
MIJN
door
Mr.
S.
Mees ……………………..
744
1:Teeft Nederland een toekomst ter zee? door
Mr. H. S.
Scheffer………………………………….
746
Industrialisatje en andere methoden van werkver-
ruiming door
Mr. L. J. van dr Valk …………
749
De invloed van industrialisatie op de handelsbalans
door J. W. F. Sligting ……………………..
752
T-Jet vraagstuk der regeering-garanties voor den indus-
trieelen export door
Dr. V. Kresia……………..
755
Productie en verbruik van papier in Nederland door
0. J. P. Zaulberg …………………………..
756
AAN TEEKE N IN GEN
De beteekenis van starre discontotarieven ……..757
M AA NDtJIJFEB
S:
,Productie der Steenkolen-, Il3ruinkolen- en Zout-
‘mijnen ………………………………..758
STATISTIEKEN
…………………………759-762
Géldkôersegi. – Wisselkoersen. – Bankstaten. –
27 AUGUST.JS 1935.
De rn’islukkiiig van de ‘ii.ischrijvirig op het sekatkist-
papier is vrijwel het eenige, dat van onze geldmark.t te
melden valt. Dc Minister vroeg een bedrag van
f
45 mii-
lioen; cr is voor slechts f27 millioen ingeschreven,, waar-
van f 25 milFioen werd ‘toegewezen. De volledige uitslag
is a.ls ‘volgt:
In rnillioei en Guldens.’
ingesc’hr. toegew. prijs rendement disbasis
3-inaands prom. 12
11.9
987.87 4%
%
6-
,,’
,,
3
2.4
977
4%
%
3W% jaarsb’ilj. 8.5
8.1
988.26 4
1
/
%
. 4Ys
4
%
3-
1.2
0.9
992.50 4%
%
3/n
4 %
5- ,.
2.8
1.5
977.45 4%I
%
3.t
5
h8
Nu en dan ‘had het er den schijn van, of de geidkoersen
iets -‘terugliepen, doch iii werkelijicheid is er nog .geen
wijziging van beteekenis gekomen. Driemaands-bankaccep-
ten noteeren dan ook nog steeds
47/8
k 5 pCt. Prolongatie
5%-5% en, 5 pOt. Gall geld blijft tussO.hen di 4
1
/
2
en
5 .pCt. schommelen; de laatste dagen ‘is er wat meer
aanbod.
* *
*
…
Ook over de wisselmarkt valt deze aveek niaar’ weinig
te berichten. De Pondenkoers schommelde hier tusohe.n
de 7.33 en 7.35%, terwijl Dollars nich tuascien de.47%
en
%
bewogen. De
$j
koers averd op ongeveer 4.98 ge-
houden. De fluctuaties in den silverprijs ‘zijn van ‘grooten
invloed geweest op den Dollarkoers. Waar men in be-
voegde krIngen meent, dat de ail’verprijs ‘thans op een
meer stabiel niveau is ‘aangeland, gelooft men, dat men
voorloopig uit dien hoofde vel geen verrassingen te wach-
ten heeft. De koers van den Franshen Franc liep van
9.79 op 9.76% ‘terug; slot 9.77. Ook ‘hier was de loop van
den Dollarkoers van invloed. Belga’s gingen een fractie
terug 24.88. Marken kwamen van 59.55 op 59:40.. Regis-
tennarken wa’reii aacgeboden; .dekoers – e
p
. dientep’ge-
volge ook de ‘noteering voor Reisma.rken – liep, terug.
Aageboden lagen ook Effeetensperrmarken. Waarschijn-
lijk tengevolge van een n,iet juiste u’itleggin.g van de be-
treffende voorschriften, was er deze week ook bandel ‘in
de blauco-Creditsperrmarke-n-ehèques, waarvoor prijzen
tussehen de 30 pOt. en 35 pOt. van
volwaardige
1arken
werden betaald. Er zal, aan dezen handel wel spoedig een
einde komen. N’iebtegenstaande de slechte berichten blijft
de prijs van de Lire zich op ongeveer 12.10 handhaven.
Peseta’s 20.25. Zw’itsersehe Francs 48.23. Canadeesohe
))ollars 1.47%. Ar’gentijnsche Peso’s 39%, Milreis 8, T. T.
Indië 100/.
Het agio voor Ponden op een- en drie-maanden levering
blijft nog steeds te hoog, al. resp. 7 en 21%’ c.’. Dollars, op
deze termijnen 1%
1
‘en 4
1
/._,I c..bovmi kassa. DeLir i’het
eenige devies in onze markt, dat op latere levering onder
contant genoteerd is; 40 en 110 ‘punten, welke noteering
echter meer nominaal is.
Op de goedmarkt blijft geregeld vraag voor munten,
waarbij ook het buitenland weder, als kooper optrad. So-
vereig’ns 12.27, Eagles 2.50 e’n Gouden Tientjes’ 10:40. De
prijs voor gouden baren liep op
f
1.652.50 per kg fijn
terug. Zeer groot aanbod was er van Marken bankpapier,
die tenslotte op 45.30 gedaan werden.
744
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28
Augustus 1935
ECONOMISCHE POLITIEK OP LANGEN EN
OP KORTEN TERMIJN.
De ondersche’iding onvoldoende.
Bij ‘het zoeken van een nieuw evenwicht in deze
chaotische wereld is het nodig zich hiervan reken-
schap te geven, dat de mate van welvaart, die bij een
goede huishouding te verkrijgen ‘zal zijn, zeker niet
verkregen kan w’orden in de eerstkomende ti,jd. Het
tegenwoor’dige geslacht heeft daarom de taak zijn
weivaartspolitiek te richten op het ‘heden èn op de
toekomst. Daarin ligt een grote moeilijkheid. Want
men loopt gevaar om ‘de kansen voor de toekomst te
‘bederven •door noodmaa’tregelen voor het heden; en
tegelijk om noodzakelijke maatregelen voor het heden
af te wijzen, omdat men hun inv’oed voor later
vreest. Aan onze dubbele taak ontkomen wij intussen
niet, en het is van het grootste ‘belang ‘de twee delen
‘goed te onderscheiden.
Deze positie heeft zich langzamerhand scherper af-
getekend. Men heeft aanvankelijk gemeend de toe-
stand van ‘heden te kunnen veibeteren door ‘maat-
regelen, gericht op herstel van de toestand van ‘vroe-
ger; men heeft.zich bi, geworpen op ‘het ‘herstel van
‘oude prijs’ver’h’oudingen. In plaats daarvan is men
zich nu meer en meer hewust geworden van de
veranderingen in de maatschappij, die sedert hmg
bezig waren zich te voltrekken, en men is de
noodzakelikhei’d van aanpassing aan die nieuwe toe-
stand gaan gevoelen. Die aanpassing is echter een
proces van lange adem en men is nu
tegelijk
voor
‘de noodzakelijkheid komen staan om voorzieningen
te treffen ‘voor het ‘heden en ‘het nu levend geslacht,
nu de ‘d’epressie zo ‘diep is ‘komen te liggen, en zich
zo lang uitstrekt.
Ter geruststelling in de huidige nood is er ‘her-
•haal’delijk op gewezen, dat het economische leven zou
worden hersteld, en ‘dat ‘de wereld welvarend ‘zou zijn,
als er maar een verstandig gebruik gemaakt werd van
de aardse rijkdommen en van ‘het menselijk vernuft.
Welvarend is een rekbaar begrip. Men denkt, als
men zich op deze wijze uitdrukt, aan de welvaart,
die ‘de wereld ‘gewoon was ‘te genieten, met alle ‘daar-
in opgesloten verschillen tussen de patiënten van
Sohweitzer, ‘de J’avanen en ‘de Westerlingen. Maar zeker is ihet, ‘dat ‘de welvaart belangrijk groter zou
zijn ‘dan thans, indien wij in plaats van een groot
aantal onverstandige nationale ‘huivhoudinge’n een
verstandige wereldhuishou’ding hadden.
Er ligt voor de toekomst in deze gedachte een ge:
ruststelling. Ma’ar voor het nu levend geslacht ‘be-
tekent die geruststelling weinig. Want ook aan de
kim is van een verstandige wereldhuishoudin’g nog
niets ‘te ‘zien. En al is ‘het ons aller taak om die
betere toestan’d voor te bereiden, en oo’k ons aller he-
lang, indien wij ‘het ‘belang van onze kinderen met
‘dat van onszelf vereenzelvigen, er ligt eveneens een
taak v66r ons tot reddering van de chaos, ‘die wij
nu v66r ons zien liggen, over een v.fstand, die tot
aan ‘de geziohtseinder reikt.
Nu ‘geven de politiek en de literatuur ‘herhaalde-
lijk aan, dat ‘het ‘tegenwoordige ‘geslacht het ‘dub-
bele karakter van zijn taa’k
begrijpt.
Telkens wordt
aan maatregelen, voor het heden bestemd, een tijdelijk
karakter ‘gegeven en tegelijk worden
lijnen
uitgestip-
pel’d voor ‘de periode, waarin wij later hopen te
komen.
Maar onvoldoende begrip voor ‘de huidige positie
wordt m.i.
bijv.
dan getoond, wanneer men voor ‘het
economisch herstel de aandacht concentreert op het
prijsniveau. De hoogte van ‘dat prijsniveau is natuur-
lijk voor het ‘bedrijf en voor de consument van
heden van grote ‘betekenis, in ‘het bijzonder ‘de ver-
‘houding, waarin dat prijsniveau staat tot ‘het ver-
gelijkbaar
prijsniveau
in een vorige periode en in
an’dere landen. En toch: zijn deze verschuivingen van
prijzen ei’genljk iets anders dan reflexen van fun-
damentele verschuivingen in de economische struc-
tuur? Het kan. wel eens van ‘belang zijn om als nood-
maatregel oude prijsverhoudingen terug te roepen,
n’iaar het ‘komt mij voor, d’a’t al te vaak de sëhijn ge-
wekt wordt alsof daardoor ‘genezing van de kwaal of
or’dening ‘iii de chaos kan ‘worden verkregen.
Het onderscheid tussen de twee taken wordt ‘hier
uit het oog verloren. Zo staat het ook met ‘de ‘deva-
luatie, Ik voor
‘mij
(men mag tegenwoordig ‘dit on-
derwerp haast niet noemen zonder daarin althans
met een enkel woord partij ‘te kiezen), ik voor mij
erken de voordelen, die een ‘devaluatie, inzondeihei’d
in ‘het begin, kan afwerpen. Ik ‘ben er echter geen
voorstander van, omdat ik meen, ‘dat Nederland op
den duur ‘door ‘de’ze maatregel geschaad in plaats van
‘gebaat ‘zou wezen; daarnaast omdat Nederland een
bijzonder groot belang heeft ‘hij een herstel van hèt
internationaal economisch evenwicht, en ‘dat belang
door een verder tornen aan ‘de muntparitei’ten zeker
geschaa’d wordt; tenslotte, omdat Nederland grote
behoefte heeft aan rust, en het telkens weer opge-
schrikt worden over di’t punt ‘de Nederlandse volks-
gemeenschap ‘zeker kwaad ‘doet. Verschillende man-
nen van wetenschap ‘denken over de voordelen van
‘devaluatie anders, en ik schat hun bekwaamheid als
economen hoog; maar in verband met mijn twee laat-
ste argumenten hen ik telkens weer geneigd hen als
economen toch hoger aan te slaan ‘dan als ‘staats-
lieden. Maar ‘di’t vraagstuk van d’e ‘devaluatie dan is
ook een ‘vraagstuk, dat ‘inderdaad zijn betekenis heeft
in ‘de noodtoestand, maar ‘dat mi. vaak ‘ten onrechte
wordt aangeprezen als een middel van economisch
herstel van Nederland.
De aanpassing aan het nieuwe.
Welke zijn ‘de factoren, ‘die in
‘belangrijke
mate
hebben bijgedragen tot het in ‘het leven roepen van
de tegenwoordige zorgelijke economische toestand van
de wereld (en ‘van Nederland)? Da’t zijn ‘de factoren,
die wij in ‘het oog moeten houden hij onze taak ‘van
economisch herstel. Ik noem de volgende en weet,
dat ik daarmee niet volledig ‘ben.
Daar is ten ‘eerste de zeer sterke’ toeneming van
de bevolking.
Daarnaast de snelle ontwikkeling van de tee’hniek.
Door het een in verband met het ander ‘de ontwik-
keling van ‘het grootbedrijf, inzonderheid de ‘groot-
industrie.
De deelneming aan ‘het economisch werel’d’verkeer
door landen, ‘die dit tot nu toe niet of in ‘geringe
mate deden.
De nationale oriën’t’ering van het bedrijfsleven na
de oorlog.
Sommige van deze verschijnselen dagtekenen al
van lange jaren terug; andere eerst uit’ de laatste
tijd. Zij ‘brachten gezamenlijk hun slag toe, nu de
oude maatschappij in een hause-psydhose na de ive-
reldoorlog bijzonder kwetsbaar was.
Het ‘zijn deze factoren, en geen prijsverschuivin-
gen, en ‘geen overproductie of onder-consumptie, die
de chaos van nu veroorzaakt ‘hebben. Die andere ver-
schijnselen zijn gevolgen, zoals de werkloosheid een
gevolg is. Het zijn ‘d’eze factoren, die men lbij elke
poging tot economisch ‘herstel voor ogen moet ‘hou’den.
Is het nu mogelijk ‘deze invloeden enigermate te
neutraliseren? En is ‘dit ‘gewenst?
In het algemeen past op beide vragen: neen.
Toch is een reactie niet geheel onmogelijk, en even-
min ongewenst. Ik noem een paar voorbeelden.
Het kan
zijn,
dat ‘bij een verstandige werel’dhuis-
‘houding nog voor veel meer mensen op deze aard-
bol een welvaart ‘bereikbaar zal zijn. Het is niettemin
m.i. ‘het ‘ogenblik niet om de hevolkingsaanwas he-
paal’delijk te ‘bevorderen, ‘zoals in sommige landen,
met name in Duitsland, ‘in ‘de laatste
tijd
‘geschiedt.
Indien ‘daarmee inderdaad een nationaal ‘belang (?)
wordt gediend, dan staat er naast dit voordeel voor
een ‘bepaald ‘land zeker een nadeel voor de wereld.
Het tempo van ontwikkeling in ‘de techniek is mis-
28 Augustus 1935
ECONOMISCH.STAT.ISTISCHE BERICHTEN
745
€c’hien wel de belangrijkste factor in ‘de ontwikke-
ling van de economische positie van de wereld. Het
betekent enorm ‘yeei, feitelijk en p’otentiëel. Zonder
deze snelle ontwikkeling zou ‘het er met onze levens-
kansen heel anders uitzien. Niettemin betekent dit
tempo, waarin techniek en wetenschap voortseh rij-
den, een grote vernietiging van kapitaal door het
cngeken’d vroeg oud worden van outillages op alle
gebied. liet zal zeker de vraag zijn of ‘men niet meer
dan tot heden zal moeten besluiten eerst zekere din-
gen, wat men in een gewoon huishouden noemt: op
te ge’hruiken. Onlangs heeft minister Gelissen,
in M’aastri’c’h t over zijn i ndustriaiisatiedenkbeeiden
sprekeridp,. gewezen. op de noodzakelijkheid om ook
te snoeien en te wieden, en een wetsontwerp .aange-
kondigd,waar.hij de Regering zich enig toezicht voor-
behield hijv. bij de vestiging van nieuwe ‘industrieën.
Niet kltijd immers is zulk een vestiging economisch gerehtvaardigd. De minister komt hiermee in de lijn
van ‘de Italiaanse Charta dcl Lavoro (1927) art. 9
en het daarop gevolgde decreet van 1933. Terecht mi.
Ook daarbij speelt het tempo van cle technische ont-
wikkeling een rol. Italië verschaft reeds gegevens op
dit punt, (ie interessant zijn, gegevens, die overigens
tot voorzichtigheid voor te gro te verwachtingen
stemmen.
liet ‘groothecirijf blijft nog altijd ‘de hedrijfsvorm,
waarvan ‘men voor de productie en dedistïi’butie
goeds ‘verwracht. liet heeft reeds nu grote omzettin-
gen in het economische leven tot gevolg gehad en het
zal voortgaan dit te doch. Enige reactie zal intussen
wel niet uitblijven…
De nieuw geboren landen? Hun concurrentie treft
het Westen heel zwaar, en ria de verschijning van
Japnn mag het Westen zich voorbereiden op die van
Rusland. Maar deze jonge leden van het wereldgezin
willen leven; het Westen zelf heeft hun het eerste
voedsel gegeven; en welke verschuivingen dit ook
tengevolge zal ‘hebben, de oude wereld (in ‘dit ‘ver-
hand Europa en de Vereeni’gde Staten) zal zich heb-
ben in te richten op een samengaan me1; nieuwe
landen.
Anders staat het met de nationale oriëntering van
het bedrijfsleven. Die ‘betekent economisch een groot
nadeel, en helaas wordt in deze voor later noodlot-
tige politiek nu allerwege heil gezooht. Van ‘die
nationale orië’ntering moeten wij af, willen wij in’der-
daad ‘de vruchten plukken, ‘die ‘binnen ons ‘bereik han-
gen. Omdat wij op den duur toch die vruchten zul-
len willen genieten en niet verdragen zullen ze onge-
bruikt ‘te zien ‘afvallen, zullen wij eindelijk wel zo
wijs worden van deze misstap terug te komen, en ook
nu begrijpen wij al wel, dat met die nationale oriën-
tering het ‘belang van onze ‘kinderen allerminst ge-
clienci is, maar het zal lang duren eer wij zo ver
zijn, dat wij ‘het roer durven omgooien.
Op sommige punten is e dus aanleiding tegen de
richtinggevencle invloeden in ons economisch bestel
te reageren.
Maar in het algemeen zal ‘de te voeren economische
politiek met deze nieuwe factoren rekening moeten
houden, en ‘het is ‘hier, dat voor ‘de toekomst ‘de ‘grote
‘vraagstukken liggen. Denkt men daarnaast aan de
actuële vragen van ‘muntpolitiek, aan prijsregeling,
aan lan’d.houws’teun, ‘dan voelt men ‘terstond ‘dat deze
‘liggen’ op een geheel ander plan, het ‘gebied van de
onmiddellijke noden.’ Hiermee is natuurlijk aan de
betekenis van ‘de maatregelen voor ‘het heden niet te-
‘kort gedaan. Maar elke politiek op ‘dit lagere plan,
die een goede oplossing der eigenlijke tijdsprhlemen
in de weg zal staan, moet, ‘zoveel ‘als’ enigszins moge-lijk ‘is, vermeden worden.
Het heden – de werkloosheid.
Er bestaat ‘dus ‘het gevaar, ‘dat men ibij ‘het wereld-
herstel ‘zich richten zal naar ‘de toestand van ‘het ogen-
blik, en niet naar de nieuwe eisen en mogelijkheden.
Er bestaat anderzijds het gevaar, dat men zekere
n’oo’d’t’oestanden, ‘die onmiddellijke voorziening vragen,
alleen zal trachten te verbeteren langs de lange weg
van het economisch ‘herstel. Ik doel hier in ‘het bij-
zonder op de werkloosheidsbestrijding.
Met kleine ‘middelen is aan ‘de werkloosheidsbestrij-
ding wel wat te ‘doen. Prikkeling van het bedrijfs-
leven, uitvoering van producti’e’ve openbare werken.
Helaas ligt thans de -werkverschaff ing in de wereld
feitelijk v’oor een groot deel in ‘de militaire iandsver-
dedig’ing en in de wapenindustrie. Maar veel van’deze
vormen kunnen maar
tijdelijk
worden -toegepast, om
‘dat zij interen op kapitaal betekenen. Zij kunnen
alleen stand houden, als
zij
passen in ‘de ‘omraming
van het nieuw te vormen ecôn’oinisch ‘werei.dbestel.
En ‘behalve dat deze werkloosheidsbestrijding voor
cm groot ‘deel maar van tijdelijke ‘invloed ‘zal zijn, is
ook het aantal personen, dat er ‘door geholpen wordt,
maar zo klein, dat de toekomst van de werklozen
van vandaa’g een ‘benauwenis wordt.
Ieder voelt ‘dat de werkloosheid de grote zorg is
van de tegenwoordi’ge ‘tijd, een zorg, ‘die op een ‘heel
mensengeslacht ‘drukt. Deze zorg moet men mi. op-
lossen binnen d’e omranling van de tegenwoordige tijd
en het ‘tegenwoordige geslacht. Nu de depressie zo
lang duurt kan men zih ‘daa’r’bij niet ‘bepalen -tot
een kleine categorie. Evengoed als gezorgd moet wor-
den, .dat ie’der gevoed en ‘gekleed wordt, moet er nu
voor gezorgd worden, ‘dat iedereen werken kan.
Zolang er geen werk voor ieder betaald, ‘of zelfs maar gevonden, kan worden, is mi. de enige oplos-
si ng voor het werklooshei’dsvraa’gstuk deze, ‘dat ‘het
aanwezige werk onder allen wordt ‘verdeeld, evengoed
als’ ‘de welvaart onder allen verdeeld wordt. De een
mag het ‘drukker en beter ‘ndbben dan de ander –
-de maatschappelijke ongelijkheid
‘is niet op slag weg
te nemen, aangenomen dat ‘dit wenselijk ware –
ieder moet niet alleen een zekere mate van inkomen,
maar ook een zekere mate van werk hebben. Men
houdt ‘het langer uit zonder werk dan zonder eten,
maar niet in ‘het oneindige, en ‘die oneindigheid
‘dreigt ‘voor velen. Daarom zal ‘de werkloze van heden ‘moeten worden opgenomen in het bestaande aiihei,da
proces.
De bezwaren, ‘verho’nden aan de ‘beperkte arbeid,
zouden zich nu zeker doen gevoelen.
Indien heden ‘de toestand ophield te ibestaan, waar-
in een ‘deel van ‘d’e bevolking zich overwerkt, en een
deel niets doet, en indien in plaats ‘daarvan de ge-
hele ‘bevolking zou werken, maar in mindere ma-te,
zouden wij gaan la’nterfanten; flink werken zou ons
volk afleren.
De ar.beids’techniek ‘vra’agt concentratie van krach-
ten. Verdeling van werk betekent vaak: ‘mindere ac-
tiviteit, ‘mindere bekwaamheid, verdeelde verant-
woordelijkheid.
Verdeling van de aanwezige arbeid en ‘het aanwe-zi’g inkomen ‘betekent verlaging van loon ‘voor ‘hen,, die nu werk -hebben. Al zou ‘het uurloon blijven, het
weekl’oon wordt ‘verlaagd. Zal ‘het aldus verlaagde
loon, later, als het wèl kbn, inderdaad veer verhoogd
worden?
Verdeling ‘van de ‘bestaande arbeid is ‘duur. Want
wie werkt moet meer ‘eten dan wie niet werkt. Dus
hoe meer mensen er werken, des ‘te duurder voor de
gemeenschap.
D’e ‘bezwaren zullen hiermee niet zijn opgesomd.
En toc’h moeten wij -deze richting ui-t, in weer’wil
van alle bezwaren, en al scheppen wij moeilijkheden
voor later. Want de handhaving van ‘de hui’dige werk-
loos’he’i’d is on:menseljk en onmogelijk. De werkenden
moeten het offer ‘bren’gen aan de werklozen. Als Vrij-
willige ‘daad is dit van hen te veel gevraagd. Het
moet gaan langs de ‘weg van de Overheid.
Een uitwerking van ‘deze gedachte gaat ver uit
‘buiten ‘het karakter v’an dit artikel. Ik vraag slechts
aandacht voor het beginsel, dat trouwens, in de vorm
van verkorting van arbeidstijd, meer en meer naar
voren .gbracht wordt. En bedoeld als noodmaatregel
746
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Augustus 1935
zou de arbeidsverlelin.g wellicht ook als voorberei-
ding van het economisch berstel een goede uitwer-
king hebben. Men denke sleøhts aan de inperking en opheffing van steunverlening, met alle gevolgen van
dien. En aan het veel gezondere herstel, dat onze
economische samenleving zou ondergaan, vergeleken
bij het herstel, dat nu plaats vindt. Het spreekt van-
zelf, dat een zo ver gaande arbei.dsverdeling als ik
nu in de gedadhte heb, niet op slag tot stand kan
komen. De vraag is maar of men ‘het land, de ver-
kenden en de werklozen deze richting wil laten uit-
zien.
R. MEES.
HEEFT NEDERLAND EEN TOEKOMST TER ZEE?
,,Het zal jaren duren eer een nieuw schip
Van Holland in zee zal zijn
Omdat de Heeren Staten
De Zee vergeten zijn
Alhoewel veel goed goud dat naar Holland kwam
Niet langs den la.ndw’cg kwam
Er was vee genoeg in Holland
En toen vergat de zee
Wat zou een land zonder ploeg zijn?
Droog en dor als ht strand
Maar een laad aan zee heeft de zee tot land
En cle Zee
wil niet schepen •geploegd zijn.”
J. W. F. Werumeus Buning:
Noordzee
1934.
De tot motto gekozen lichtregelen herinneren er-
aan, dat Holland’s roeping ter zee ligt. Daar heeft
ons land in vroegere tijden zijn taak gevonden en
den grondslag gelegd voor ‘de positie, welke Neder-land in de rij ‘der volkeren inneemt. Aan de zee, den
zeehandel en het zeeverkeer heeft Nederland een ‘goed
deel van zijn ‘heteekenis in ‘de wereld ontleend. De
gunstige ligging van Nederland aan de zeekust, aan
de monden ‘van groo’te bevaarbare rivieren, aan ‘de in-
en uitgangswegen van ‘het dichtsbbevolkte gedeelte
van Europa, wees vanzelf ‘het terrein aan, waar de
bevolking van ‘dit land in ‘de eerste plaats ‘bestaan
en welvaart zou hebben te zoeken.
Niet ten onrechte klaagt ‘de dichter. dat ‘deze his-
torische taak, ‘die Nederland ‘groot heeft gemaakt,
vergeten schijnt. De verstoring van het internationale
handelsverkeer, de monetaire ontwrichting, de door
tarieven, contin’genteerin•gen en ‘deviezen-restricties
schijnbaar ondoordri’n’g
4
baar opgetrokken grensmuren, de steeds nieer ook in ons land ‘veld winnende autar-
kische maatregelen hebiben allerwege de gedadhte
doen postvatten, dat de rol van Nederland op het
gebied van zeevaart en internationaal verkeer zoo
niet uitgespeeld, dan toch dusdanig aan ‘belang heef t
ingeboet, dat van een toekomst van Nederland als
zeevarend land nauwelijks meer gesproken kan wor-
den. Sterk is daarentegen de drang tot instandhou-
ding van onzen ‘bodemcultuur en krachtig de roep
tot verdere in’dus’triahisatie, omdat alleen op die ge-
bieden nog voldoende werkgelegenheid en perspectie-
ven ‘voor onze wassende ‘bevolking zouden ‘zijn te
vinden.
Zou het Nederlan’dsche volk zich edhter in ernst
van de zee afw’enden en voortaan nog slechts de ‘blik
landinwaarts richten, ‘dan zou deze verwaarloozi’.n’g en
miskenning van Nederland’s meest
eigenlijke
taak
ons land ‘zon’der ‘twijfel duur te staan komen; niet
slechts in materieelen zin, want het voortdurend uit-
zicht ‘op ‘den wijden horizon van ‘de open zee ver-
ruimt ‘ook ‘den menschelijken ‘geest.
Aandacht zij ‘daarom gewijd aan ‘de vraag, welke
actueele ibeteekenis het scheepvaartbedrijf voor ons
land heeft en of met een ‘zuiver defensieve politiek
tot ibehoud van het strikt noodzakelijke kan en mag
worden ‘volstaan.
Beteekenis van het. goed erenverkeer ter zee in den
bv,iten.landschen handel van Nederland.
Als aanwijzing omtrent de heteekenis van scheep-
vaart- en havenbedrijve.0 is bovenal van ‘belang het
aandeel van ‘het ‘goederenverkeer ter zee in den bui-
tenlandschen handel van ons land. Dit aandeel blijkt
uit de volgende staten, ontleend aan de publicaties
van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Invoer.
(rechtstreeks en op entrepot).
in 1000 tonnen van 1000 kg.
Totaal
waarvan ter zee
% ivoer ter zee
1930
. . . .
32.253 12.549
38,9
1930
. . . .
18.434
6.691
36,3
1931
….
30.664
12.424
40,5
1932
. . . .
25.163
10.594
42,1
1933
. .
.
24.759
11.203
45,2
1934
. . . .
23.844 11.196
.
46,9
Uitvoer.
(uit het vrije verkeer en uit entrepot).
in 1000 tonnen van 1000 kg.
Totaal
waarvan ter zee
% uitvoer ‘ter zee
1930
. . . .
18.434
.
6.691
36,3
1931
. .
. .
18.281
6.485
35,5
1.932
. . . .
15.207
5.335
35,1
1933
. . . .
13.592
4.159
30,6
1934
..
. .
14.451
4.743 32,8
Doorvoer met overlading
1).
(un 1000 tonnen van 1000 kg).
In binnenwaartsdhe richting In ‘bui.tenwa’artsehe richting
Totaal waar•van’ter zee
%
vaarvan’ter zee
%
1930 30.110
18.703
62,1
11.817
39,2
1931 22.827
12.467
54,6
10.860
47,5
1932 15.505
8.880
57,2
‘
7.200
46,4
1933
18.592 10.122
54,4
9.076
48,8
1934 22.977
12.746
55
10.817
47
Totale :goederenverplaats’iag over de grens.
(‘in 1000 tonnen van 1000 kg).
Totaal
‘Ier Zee
‘in binnen-
in ‘buiten-
in binnen-
in buiten-
vaai’tsehe
w’aartshe
vaartsohe
waartsohe
i’ih’ti ng
i’ic-hti ug
nihti ag
•
ridhting
1930
75.489
61.670
31.583
17.867
1931
66.586
54.203 25.252
16.955 1932
50.456
40.499
19.808
12.399
1933
52.809
41.642
21.617 13.587
1934
57.002
47.609
24.229
15.948
1)
De doorvoer zonder overlading,
die uiteraard ter zee vnu geringn omvang is, werd met
het oog op
de plaats- ruimte
weggelaten,
doch
is
vel
in
de
cijfers
der
totale
goederenverplaatsing inbegrepen.
Bovengenoemde cijfers toonen aan, welk een om-
vangrijke in-, uit- en doct-voerhandel in ons land nog zijn weg over zee vin’d’t, ondanks de tallooze binnen-
en ibuitenlandsche maatregelen, niet het minst die op
agrarisch ‘gebied, welke tot aanzienlijke vermindering
van het vervoer over zee ‘hebben geleid. In een zeer
ongunstig crisisjaar als 1934 werden nog in totaal
ruim 40 millioen ton goederen van en naar ons land
over zee vervoerd. Het goederenverkeer over de land-
grenzen houdt bovendien nauw verband met ‘dat ter
zee. De ‘beteekenis van het zeevervoer komt indirect
ook tot uiting ‘in •den in-, uit- en, ‘doorvoer aan •de
lan’&zijde.
De invoer ter •zee is niet in die mate achteruitge-
gaan als di’e te land, de vermindering bedroeg in
1934, ‘vergeleken met 1930, 17 pCt., terwijl ‘de ‘totale
invoer in dezelfde periode ‘terugliep met 29 pCt. On-
gunsti’ger is ‘de verhouding ten aanzien van ‘den uit-
voer, waarvan ‘het aandeel van het zeevervoer ‘niet
‘slechts absoluut, ‘doch ook relatief, vergeleken met
1930, is afgenomen. De doorvoer vindt voor ongeveer
de ‘helft langs den zeeweg plaats en het i’s dan ook
niet ‘het ‘minst ,op het – ‘door ‘de gunstige geograf i-
28 Augustus 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
747
sehe ligging van ons land ‘van nature gegeven –
transitoverkeer, dat Nederland’s bestemming tot zee-
varend land berust.
Zware slagen ‘heeft ons ‘handeisverkeer ‘in de crisis-
jaren te ‘verduren gehad, slagen deels door de econo-
mische politiek van vreemde landen, deels door de
binnenlarrdsche crisismaatregelen aan de haven- en
soheepvaardbeweging toegchrach’t; todh ‘heeft juist
deze tijd de ‘betrekkelijke onaantastlbaarhei’d van een
omvangrijk ‘goederenverkeer ter zee van en naar ons
land ‘bewezen. Beneden •het in 1932 tot 32 millioen
ton gedaalde peil is het havenverkeer ter zee niet
geslonken.
Verdere beteekenis van het scheepvaartbedrijf
Is met ‘bovenstaande cijfers dus reeds de wensdhe-
lijlQheid van een eigen koopvaardijvloot voor een land
met een zoo intensief goederenverkeer ter zee aange-
geven, de heteekenis van de scheepvaart strekt zich
tot tal ‘van andere onderdeele’n der nationale volks-
huishouding uit. Zij stimuleert toch de bedrijvig-
heid op tal van nevengebieden, waarvan bovenal de
aribeidsin tensieve scheepsbouw- en reparatiewerven
mogen worden genoemd, die grootendeels van ‘de op
drach’ten der nationale reederijen ‘afhankelijk zijn;
voorts denke men aan de havenbedrijven (stuwadoors-
en ex pedit,eursondernemingen), assuradeuren, leve-
ranciers van scheepsbenoodigd’hnden en tal van an’dere
ondernemingen, ‘clie hun bestaan aan de nationale
scheepvaartmantsohappijen onticenen. De scheepvaart
steunt en bevordert den nationalen handel ‘door over-
zeesche veilbindin’gen te onderhouden, die kwantita-
tief en ‘kwalitatief aan ‘de ‘door den ‘handel gestelde
eischen voldoen;
ij
toont in den vreemde de presta-
ties van het eigen land, brengt relaties aan en ont-
sluit nieuwe afzetgchieden voor industrie en handel;
‘cle nationale koopvaardij verschaft voorts een ‘belang-
rijk actief op de ‘betalingsbalans, dankzij de inkom-
sten, verkregen uit aan ‘het buitenland bewezen ver-
voercli ensten.
De havens.
Ter verwerking van ‘bovengenoemde ‘goederenstroom
beschikt ons land over uitmuntend geoutilleerde ‘ha-
vens, voorzien van alle voor ‘het snel laden en ‘lossen
vereischte inrichtingen en ‘door een uitgebreid net
van uitstekende verkeerswegen te land en te water
met het achterland verbonden. Deze havens en water-
werken, waarin on’tzaglijke kapitalen geïnvesteerd
zijn en welke een ‘belangrijk deel van ons volksver-
mogen vormen, worden thans slechts voor een ‘gedeel-te ‘hunner capaciteit ibenut.
1-let aandeel van de Nederlandsche vlag in de
zeescheepvaort.
Aan het vervoer ter zee ‘van deze goederen nemen de ‘schepen van tal van landen deel; percentsgewijze
is •het aandeel •der voornaamste vlaggen in het totale
scheepvaartverkeer van Nederland (binnengekomen,
geladen en ledige schepen naar ‘den netto inhoud):
1913
1930
1931
1932 1933
pOt.
pet.
pOt.
pet.
ïpct.
Nederland
………
26,2
25,6
24,88 24,30
24,21
Groot-Brittannië
…
31,4
24,1
24,65 25,21
21,83
Duitsehiand
,.,….,
17,9 18,3
18,60 17,50 18,22
Noomvegen
….,….
6,3
5,3
5,19
6,19
6,98
Frankrijk
……..
0,9
5,4
5,53
4,80
4,64
Het aandeel van de Nederlan’dsthe vlag in het
scheepvaartverkeer der nationale havens bedraagt dus
nauwelijks een kwart ‘van ‘het totaal; in onze groot-
ste ‘haven, Rotterdam, nam in 1934 niet ‘de Neder-landsehe, doch de Duitsohe vlag de eerste plaats in
met 23 pOt. van het totaal, tegen de Nederlandsche
met 20 pOt., de Britsche met 17 pOt, en de Noorsche
met’ 7 pOt. De lijnvaart houdt ‘het Ned’erlan’dsdhe per-
centage nog eenigszins op peil; zou men alleen de
trampvaart vergelijken met ‘die van andere vlaggen,
dan zou ‘het aandeel van de nationale vlag in •het
nationale havenverkeer nog veel geringer blijken.
Het is niet, ‘bekend, hoe groot ‘het aandeel van de
Nederlan’dsdhe koop’vaardij vloot in ‘het vervoer van naar en van Nederland ter zee vervoerde goederen is;
gegevens ‘hieromtrent worden door het Centraal Bu-
reau voor de Statistiek niet verzameld. Uit de eenige
aanwijzing, welke ons ten dienste staat: de
cijfers
van
‘het scheepvaartverkeer, mag echter worden afgeleid
‘dat dit aandeel slechts ‘bescheiden is en voortdurend,
zij het zeer
‘geleidelijk,
kleiner wordt.
Zulks is niet
te verwonderen, wanneer men ‘den achteruitgang van
de Nederlan’dsche tonn’age in de laatste jaren nagaat,
een achteruitgang, die veel grooter is dan van die
van de wereldvloot en van verreweg de meeste an-
dere landen. Stelt men het jaar 1931, waarin èn de
wereidvloot èn de Nederlandsche vloot ‘de grootste
‘omvang bereikten, op 100, ‘dan verkrijgt men het vol-
gende
vergelijkend
overzicht.
1931
1932
1933
1934
1935
Wereldvioct
……..
100
99 97
94
93
Groot-Br.ittaan’ië
.,,
100
97
92
87 86
V
.
Staten (zeeschepen)
100
99
97 95 93
Japan
….,.,.,….,
100
100 100
95
96
Noorwegen
100
102 100
98
98
Duitschiand
,..,,..,
100
98
92
87
87
Frankrijk
……….
100 100
99
93 85
Italië
…………..
100
102
94
88
87
Nederland
…..,.,
100
95
89
84
82
Zweden
…,..,.,,,
100
101
99
95 92
Griekenland
……..
100
105
101
108
122
Denemarken
..,,,..,
100
103
102
97
97
De Nederlandsche vloot is dus sinds 1931 met
18 pOt. verminderd, een ‘percentage, ‘dat grooter is
dan van alle andere ‘landen met uitzondering van
België, waar de venninriering 26 pOt. bedraagt –
een percentage, dat hij een ‘zoo kleine vloot als de
Belgische reeds door een betrekkelijk geringe verkoop
van schepen bereik’t wordt en dus als vergelijking
weinig zegt.
liet aandeel van Nederland in de wereldvloot is
‘dan ‘ook terug’geloopen van 4,3 pOt. in 1931 tot 3,9
pOt. in 1935.
Tot welken omvang moet cle Nederlandsche koop-
vaardïj in stand worden gehouden?
Op voor eenigen tijd ‘door den heer Brauti’gam ge-
st’eld’e vragen ‘betreffende den -tot verontrusting aan-
leiding geven’den verkoop van vele Nederlandshe
schepen naar ‘het buitenland heeft de toenmalige Mi-nister van Economische Zaken, Steertberghe, d.d. 23
Apri’l 1935 geantwoord, dat de Nederlan’dsche vloot
oo’k na den aan’zienljken achteruitgang door verkoop
en sloop in de laatste jaren ,,’nog ruimschoots kan
voldoen aan de vervoereisohen, welke aan haar kun-
nen worden gesteld op gron’d van Nederlands positie
in het wereldverkeer”. De Memorie van Toelichting
op het ‘thans nog in ‘behandeling zijnde wetsontwerp
tot verleening van rentelooze voorschotten ten be-
hoeve van ‘de zeescheepvaart verklaart, ‘dat ,,de steun-
verleenin’g er op gericht zal zijn, ‘dat deel van onze
koopvaardij in stand te houden, ‘hetwelk een vitaal
belang voor ‘het Nederlan’dsche ‘bedrijfsleven in het
algemeen en voor onze internationale handelspositie
in ‘het ‘bijzonder ‘vormt”.
De ‘be’oordeeling van de vraag tot we.lken omvang
Nederland zich veroorloven kan en ‘desnoods ‘in ‘bij-zondere omstandigheden met overheidssteun veroor-
loven moet een koop’vaardijvloo’t in stand te houden,
hangt af eeiierzijds van ‘de rol, welke men aan Neder-
land in ‘het internationale verkeer toekent en welke
perspectieven zich op dit gdbied voordoen, anderzijds
van de mogelijkheden, welke andere ibestaansbronnen
748
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Augustus 1935
(landbouw, industrie en handel) bieden om aan onze
bevolking voldoende
•
werk te yersch’affen.
S
De positie van Nederland in het internationale
handels- en scheepvaartverkeer.
Wat de rol’ van -Nederland in het vereldijerkër
betreft, wezen wij boven reeds uitvöerig op de be-
langrijke goederenbeweging, welke nog steeds langs
den ieew’eg ons land bereikt of verlaat. Er Ibestaat
weinig reden om te veronderstellen, datditkoe;deren-
verkeer niet meer voor verdere ontwikkeling vatbadr
zou zijn en dat zich nit geleidelijk een zeker ‘herstel
van den internationalen ruil’Ihan’del zou voordoen,
waarvan Nederland rijn rechtmatig aandeel ver-
krijgt. Het zou te vervoeren ‘hier in ‘beschouwingen over ‘de toekomst van den werel’d’handel te ‘treden.
Het laat zich echter moeilijk denken, .dat de mensch-
heid ‘er nog langen tijd’ genoegen mee -zou nemen
zichzelve te herooven van de niogelijkheden, welke
de scheepvaart biedt om in de th’ans nog ‘on’bevre-
digde ‘behoeften van ‘duizenden op goed’koope wijze te
voorzien; ook indien ‘de wereld’handel blijvende struc-
tuurveran.deringen ondergaat, zal toch Nederland
door -zijn geografische ligging een kn&oppunt van
internationaal verkeer . hlijven. Eveneens is te ver-
wachten, ‘dat steeds velen zich tot het maken van
zeereizen zullen voelen aangetrokken, indien het zee-
toerisme, dat zich ‘als afzonderlijk
‘bedrijf
begint te
ontwikkelen, door gunstige passagetarieven voor
grootere groepen ‘toegankelijk wordt gemaakt; al kan
-niet worden
voorbijgezien,
da’t in ‘toenemende mate
‘het passagiersverkeer de concurréntie van de lucht-
vaart zal ondervinden, ondat voor zakenreizen, waar-
‘hij snelheid een groote factor vormt, in vele gevallen
de luchtweg zal worden gekozen.
Nog steeds staat Nederland – onda’n’kt crisis en
handelsibelemmeringen – vooraan in de rij van ‘lan-
den met een ‘belangrjken ;buitenlandschen ‘handel.
Aan •de hand van -de cijfers van 1934 -bedraagt per
hoofd der ‘bevolking de in- en uitvoer in goudd-oliars
van ‘de voornaamste zeevarende land-en:
G-root-Bribtan-ië
……
69,4
Italië
……………
15,6
Ver. Staten v. Amerika
24
–
Nederland.
………..
84,8
J
apan
…………..
11,4
Zweden
………….
64,5
Noorwegen
……….
68,5
Griekenland
………
12
i)u’itsohla’nd
………
31
Denemarken
………
90,6
Frankrijk
………..
38,2
België
. …………..
91,4
Nederland behoort dus met België en Denemarken
tot de landen waar -in verhouding tot de grootte der
-bevolking -het ‘handelsverkeer de
–
hoogste waar-de heeft.
Zonder aan deze cijfers al te veel waarde te ‘hechten
– uiteraard is -d-e huiten’landsche handel van een
klein land relatief t.a.v. het aantal inwoners grooter dan van een groot land – mag toch ‘gezegd worden,
da’t de eigen ‘handel van ons land een sterke basis
aan scheepvaart- en haven’bedrijven geeft; Neder-
land’s positie ‘als 3e ‘koloniale mogen’dhei-d in de we-
reld beteekent een tweede stevi-ge grondslag voor de
nationale scheepvaart.
Andere mogelijkheden voor onze scheepvaart. Het
voorbeeld van Scandinavië en Griekenland.
Doch de seheepvaart -behoeft zich ‘allerminst te be-
palen ‘tot het vervoer van -goederen van of naar het
eigen land of tot het on’derhouden van de ‘koloniale
verbindingen. Ofschoon in vele landen een oninis-
kenibaar streven aan den dag treedt naar bevordering
van vervoer onder nationale vlag, heeft nog altijd
een omvangrijk vervoe-r plaats tusschen vreemde lan-
den onder de vlag- van een ander lnnd, dan ‘dat van
herkomst of ‘bestemming der vervoer-de goederen. Het
is niet in te zien, waarom Nederland niet meer in
staat zou rijn, zijn historische rol van vraohtvaarder
voor andere landen te vervullen, in-dien ‘het de ‘hier-toe ‘geschikte sdhepen ‘bezat en -de exploitatiekosten
niet ‘hooger waren dan die van an-d-ere landen. Be-
a1ve ‘de werk-geldgenheid, welke aldus vers9haf t
wordt, komen dê’ba4en van deze aan hetuitenldnd
-bewezen ‘diensten als actie
– f-post op de betâIi-gsbalans
aan ons geh-eele land ten -goede. – –
Een ‘groot gedeelte -der Nederlan-dsche yl’oot vindt
emplooi ‘in de vaart op of in ‘de koloniën. De stoom-en motorschepen met Ned.-Indische en Ouraçaosohe
zeebri-even ‘hadden op 30 Juni 1935 een total-en in-
houd van 454.000 B.R.T. V-oegt -men ‘hier de tonnage
van de Stoomvaart Mij. Nederland, de Ro-ttéi’damsche
Lloy-d en de Stoomvaart
Mij.
Oceaan,
zijnde
569.000
B.R.T.,
–
bij en trekt -men ‘beide -bedragen van ‘de totale
Nederla-ndsdhe stoom- en moto-rtonnage op 30 Juni
1935
1)
af, dan houdt ‘men 1.531.000 B.R.T. -over. Dit
cijfer verte’enwoord’igt ‘dus -de koopvaar-dijvloot, wel-
ke uitsluitend deelneemt aan de internationale zee-
vaart van het
Rij’k
-in Europa.
Een vergelijking met de kleine zeevarende landen,
die -geen of koloniën van weinig ‘beteekenis hb’ben
en waarvan ‘de ‘hu-itenlandsohe handel, op Denemarken
na, geringer is -dan van Nederland, -doet zien ‘dat
per ‘hoof’d -der bevolking de ton’n’age van Nederland,
uitsluitend ‘gelet op de vloot in ,,internati’on-ale vaart”
‘het ‘geringste is:
Per ‘hoofd
Stoom- -en motot-tonnage der bevolking
Noorwegen
…………
3.967.000
B.R.T.
1,388
Griekenland
1.711.000
0,258
Nederland
…………1.567.000
,,
0,185
(na aftrek van de schee’p-
–
vaart op of in -de koloniën)
Zweden
……………1.541.000
,,
–
0,248
–
I)eûemarken
………..1.099.000
,,
0,301
Ondanks -de druk der tijden -vindt -het grootste -deel
van ‘de vloot ‘dezer landen, welke -geen subsidies of andere steun ontvangt, nog voldoende la-ding te ver-
voeren, ‘gelijk iblijkt uit -de laatste -gepubliceerde cij-
fers ‘d’er opgelegde tonna-ge, welke -i-n N-oorwegen op
1 Augustus ji. 218.000 B.R.T. of 6 ‘pCt. ‘der vloot be-
droeg en in Zweden 92.000 B.R.T. of 5,9 pOt. -der
vloot.
Van Griekenland is ‘de opgelegde tonnage niet ‘be-
kend; in Denemarken zijn practish alle schepen in
de vaart, zoQd at de Deensche Reedersvereenigin-g
dezer ‘dagen besloten heeft de wekelijksche statistiek
der -opgelegde schepen -op -te heffen, aangezien -de -om-
standigheden, waarin de scheepvaart verkeert, weder
,,normaal” -zijn. In ons land was op 1 Augustus ji.
van bovengenoemde tonnage (dus exclusief -de sche-
pen der Mij. Nederland, Rotterdamsche Lioy-d en
de Stoomvaart Mij. Oceaan) 135.000 B.R.T. of 8,6
pOt. van het totaal opgelegd.
Het ware interessant meer in bijzonderheden de
vergelijking tusschen -de Nederla’n-dsche vloot en -die
van de Scandinavisëhe landen, in ‘het -bijzonder wat
de ibedrijfsresultaten betreft, voort t-e zetten; voor-
loopi-g rij volstaan met ‘de vaststelling, dat gezien de
omvang van de ‘han-delsvloten ‘van Denemarken,
Noorwegen, Zweden en -Griekenland, die over ‘het
algemeen nog ‘behoorlijk emplooi weten te vinden, er
geen aanleiding is -de than-s bereikte inkrimping van
de N-ederlandsc’he vloot als een ,,natuurljke” grens
te zbeschouwen, waartoe de achteruitgang van het we-
reldverkeer ons ‘gedwongen -heef’t en welke in verhou-
‘ding ‘tot onze internationale ‘handelspositie geen rno-
-gelijkheid tot nieuwe uitbreiding en herstel van ons
vroegere aandeel in -de w-ere-ldscheepvaart zou toela-
ten.
Het is niet zoozeer het gebrek aan te vervoeren
lading, dan wel het te hooge kostenpeil, dat onze
reederjen terrein heeft doen verliezen.
t)
Teneinde -de cijfers te kunnen vergelijken met die van
andere landen, zijn de gegevens ontleend niet aan die sian
de Soheepvaartinspectie, doch aan Lloyd’s Regi-ster, of-
sohoon hierin sleepbooten, baggei’mater-ia-al en visschers-
vaartuigen zijn opgenomen.
28 Augustus 1935
ECONOMISCH
STATISTISCHE BERICHTEN
749
Fieef t’ ‘Nederland ‘in’ zoo voldoende male andee
br’nnen van ‘bestaan
d
dat ook maar’ gedeeltelijke terug-
tiekkin uit het internationale verkeerswezeri te ver-
antwoorden is?
Welk deel onzer koopvaardij ,,een vitaal belang
voor het Nederlan’dshe ‘bedrijfsleven” vormt, wordt
behalve door onze internationale han’delspositie mede
bepaald •door de best’aansmogelijkheden, die zich op
andere gebieden voor onze bevolking voordoen. Ons
land wordt geteisterd door een stijgende werkloos-
hei’d; dit nijpend tekort aan werkgelegenheid maakt
het dringend noodzakelijk geen •hronn’er, die vroeger
welvaart ‘brachten, te laten opdrogen zonder het
uiterste ter verhinderin’g beproefd te hebben.
Waar de landbouw niet meer werkkrachten kan
opnemen, zal naar werkgelegenheid gezocht moeten
worden in industrie, handel en verkeer. Met kracht
wordt thans het ond,erzoek aangevait naar voortgezette
industrialisatie van ons land, doch van gezaghebben-
de zijde, in de eerste plaats ‘door Minister Oolijn, is
reeds ‘herhaaldelijk verklaard, dat men als resultaat
van den arbeid ‘van de menigvuldige technologische instituten niet kan verwachten, ibinnenkort overal in
‘het land rooken’de schoorsteenen van nieuwe fa’brie-
ken aan te zullen treffen. Op zijn Ibest zal . dan ook
verdere in’dustrial’isatie slech’ts tot gedeeltelijke ver-
mindering van de werkloosheid kunnen lei’den; ook
bij ‘den ‘aanleg van openbare werken – ‘die boven-
dien geen blijvende werkversch:affing vormen – zul-lon ‘sledhts een ‘beperkt aantal arbeiders te werk ge-stel’d ‘kunnen worden. Blijft dus als resteerende mo-
gelijkheid, die nog perspectieven ‘biedt en welke dan
ook minstens evenveel aandacht verdient als ‘het thans
zoo ‘in ‘het ‘brandpunt ‘der ‘belangstelling staande in-
dustrialisatievraags’tuk: versterking van onze positie
als handels- en scheepvaar’tland. Slechts door afzet
van kwaliteits-proiducten en het ibewijzen van ‘dien-
sten aan het buitenland, zal ons land in staat zijn
den noodzakelijken invoer ‘te
‘blijven
betalen ‘en een
behoorlijk welvaartspeil onzer ibevolking te ‘hand-
haven.
De geschiktheid van ons land, •de kundigheid van
de Nederlandsche reeders en zeevarenden om ver-
keersdiensten te Ibewijzen, ‘die aan hooge eischen vol-
doen, is ‘in ‘het verleden en het heden afdoende be-
wezen. De ‘bekwaamheid van de Nederlan’dsche gezag-
voerders, ‘stuurlieden en machinisten – waarvan
thans maar al ‘te weinig partij getrokken wordt, ge-
zien ‘het groot aantal van hen, dat werkloos rond-
loopt – wordt wel het beste geïllustreerd •door ‘het
feit, dat de statistieken van Lloy’d’s ‘betreffende de
totaal verliezen, over vele jaren een minimum percen-
tage voor de Nederlan’dsche vloot vermelden. Is oo’k
geen sprekend bewijs van ‘de ‘hekwaamiheid van ‘de
Nederlandsche zeevarenden, ‘dat zelfs de Britsche ad-
miraliteit belangrijke sleepreizen door Nederlan’dsche
sleepdiens’ten laat verrichten?
Er ibestaat •dus alle reden om krachtig te streven
naar uitbreiding van ons aandeel in het internatio-
nale verkeer, instede van zich, zooals thans met onze
scheepvaart- en havenhedrjven geschiedt, uit een
eenmaal verkregen positie te laten terugdringen en het veld te ruimen voor buiteulandsche concurren-
ten, die klaar staan onze taak over te nemen en dit
voor een deel reeds hebben gedaan. Ook de kapitaal-
kracht van Nederland geeft daartoe zeker geen aan-
leiding.
Men verlieze voorts niet uit het oog, hoeveel or-
ders een krachtig scheepvaartbedrijf met al zijn dage-
lij’ksche ‘behoeften en zijn regelmatig terugkeereude scheepsbouwopdrachten aan allerlei ‘binnenlandsche
industrieën kan verstrekken. De zoo wenschelijke mo-
dei-niseeriii’g onzer koopvaar.dijvloort is een direct ver-
koud middel ‘tot productieve werkversc’haffiug.
De internationale verkeersbedrijven een vitaal en on-
misbaar orgaan der Nederla,ndsche volks gemeenschap.
Uiterste inspanning is geboden om het reeds in
gang
zijnde
veria1′ van scheepvaart ën “hkvens te stui-
ten en ‘het ‘wrk ‘vën wederopbouw aan ‘te vatten. Dit ‘beteekeut niet slechts het in stand houden van
transportondernemin’gen, die voor ons land ‘gewich-
tige verbindingen onderhouden of ‘het verleenen van
jncidenteele steun in een bepaald geval aan onze
havens, d’och het inschakelen van het geheel onzer internationale, verkeers’bedrjven ‘al’s een vitaal or-
ga’an in onze volksgemeenschap en hun erkenning als
een ‘der onmisbare, peilers, waarop onze volkswelvaart
rust. De negatieve politiek van ‘het nog juist voor-
komen van ondergang en ‘het overigens afwachten
van ‘betere tij’den is niet voldoende. In ‘de zich in-
grijpend veranderende economische wereldorde zal
Nederland opnieuw principieel en positief ‘haar
plaats moeten bepalen, in de overtuiging dat zij in
‘het internationale verkeer op een rol van beteekenis
gerechtva’ardigde aanspraak kan en moet maken. Voor
de vervulling dezer taak is het n’oo’dig om – even-
zeer als dit thans gemeengoed ten aanzien van het
binnenlandsch verkeer is ‘gewo’rden – ook Neder-
land’s ‘aandeel in het internationale verkeer als een
éénheid te ‘beschouwen en ‘dus een coördinatie tot
stand te ‘brengen tussohen ‘de ‘belangen van scheep-
vaart, ludhtvaart en ‘havens, ‘die nu nog maar al te
veel verspreid en zonder onderling veibaud en zelfs
menigmaal op tegen’strjdige wijze hun hehartiging
in stad, s’taat en ‘maatschappij vinden. Daarnaast
zullen ‘bij het bepalen ‘der te volgen economische Po-
litiek, bij het ‘besdhermen van binnenlandsche be-
drijven, ‘bij het sluiten van han’delsverdragen en het nemen van çrisismaatregelen de ‘belangen der inter-
nationale verkeertbedrjven evenzeer gewicht in de
schaal moeten leggen als die van landbouw en in-
dustrie; ‘de ongelijke en inconsequente behandeling
van verschillende doelen onzer volks’huis’houding
1)
heeft reeds genoeg scha’de aan de economische weer-
kracht van ‘het land toegebrac’ht.
Slechts ‘door coördinatie van alle ‘beschikbare
krachten en geldmiddelen en uit daden blijkend besef
in alle ‘betrokken en verantwoordelijke kringen, dat
ons volkbestaan met versterking van scheepvaart-
en ‘haven’bedrijven gemoeid is, kan worden ‘bereikt,
dat de ,,’goodwill” ‘der verkeersondernemingen en de
groote kapitalen, die ‘belegd zijn in onze ‘haven- en
waterwerken, in onze scheepvaart en scheepsbouw ten
nutte van :h
e
t ‘geheele Nederlandsche volk worden
aangewend.
Mr.
H. E. SCHEFFEI1.
N a s ch r i f t. In het bovenstaande is ‘het alles-
beheerschen’de kostenvraagstuk – als zijnde van ge-
heel andere orde – ‘buiten beschouwing gebleven,
omdat wij ons bepaalden tot de principieele vraag of
Nederland zich nog op een toekomst als zeevarend
land ‘heeft in, ‘te stellen. Ii. E. S.
1)
Zie het artikel van Dr.
H. M. H. A.
van der Valk:
Steun aan den landbouw, aan de industrie en aan de
scheepvaart in E.-S.B. van
19 Juni 1935.
INDUSTRIALISATIE EN ANDERE METHODEN VAN
WERK VERRUIMING.
In de Mem’orie van Antwoord op ‘het Voorloopig
Verslag nopens ‘het wetsontwerp tot verlaging van de
openbare uitgaven zijn zeker niet de minst ‘belang-
wekkende passages ‘die, welke betrekking hebben op
een eventueele verdere in’dus’trial’isatie van Neder-
land. ‘Na al hetgeen hieromtrent in den loop der laat-
ste ‘jaren reeds is ‘geschreven en gesproken, laatstelijk nog naar aanleiding van het ‘door de Roomsch-Katho-
lie’ke Stan’dsorgan’isaties ‘belegde In’dustrialisatie-Oon-
gres, werd ‘dit onderwerp nu ‘ook in het Regeerings-
programma opgenomen. Het feit, dat Prof. Dr. Ir.
G’elissen, ‘de ‘geestelijke vader van ‘de Industriedagen,
‘de Economisch-Technologische Instituten en ‘de In-
dustriehanken, deel uitmaakt van ‘de Regeerin’g, zal
aan deze uitdrukkelijke opname in ‘het regeerings-
programma ‘zeker, niet vreemd zijn. Het ‘is misschien ‘goed nog eens ‘de aandacht te vra-
750
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Augustus 1935
gen voor een heschouving over het vekan’d Vusshe.n
de bestaande structuur van het Nederlan’dsche be-
drijfsleven en een verdere industrialisatie, nu de uit-
voering daarvan van officieele zijde wordt gepropa-
geerd en dus waarschijnlijk zal worden bevorderd.
Wij lezen ‘zlienaangaan’de in de M. v. A.:
,,Zij
(de Regeering) wenscht de aanwezige bron-
nen van bestaan, voor zoover de’ze nog in de na-
tionale en internationale oecon’omisohe huisbouding
passen, in stand te doen houden, en indien verant-
woord, tot uitbreiding daarvan te stimuleeren.
De Regeering staat hierbij op het standpunt, dat
een verder doorgevoerde industria.lisatie ten behoe-
ve van grootere werkgelegenheid wenscheljk is.
Nu •het steeds moeilijker wordt door vervoerdien-
sten of door het
profijt
van kapitaaiJbelegging in
het ‘buitenland de middelen te vinden tot dekking
van allerlei behoeften van elders betrokken, lijkt
haar een verdere in,dustrialisatie van Nederland
onder deze omstandigheden een der middelen waar
de kans •op eenige uitkomst aanwezig is.”
En iets verder wordt de eventueele financiering
van overheidswege dezer in’dustrialisatie beschreven:
,,De gelden, waarover de Regeering door middel
van ‘het Werkfonds kan beschikken, wil zij, gelijk
in het voornemen lag, meer en meer dienstbaar
maken aan de financiering van ,geaon’de indus-
trieele ontwikkeling. Op den duur zal zulks, bij sla-
gen, en indien de behoefte daaraan blijkt – gelijk
de Regeering reeds bij enkele vroegere gelegenheden
deed uitkomen -, ‘kunnen leiden tot de instelling
van een nationaal financieringsinstituut voor de
industrie.”
Al zijn de passages slechts kort,
zij
zijn zeer be-
lan’gwe’kken’d, en de uitwerking daarvan kan niet
alleen voor de nieuwe industrieën, ma’ar voor het ge-
heele tegenwcord’i’ge Nederlandsohe bedrijfsleven, en
met name voor de bestaande exportbedrijven, ‘zeer
vèretrekkende gevolgen hebben. Ten bewijze ‘hiervan
moge worden uitgegaan van de woorden •der Regee-
ring zelve, waar als eerste voorwaarde voor de indus-
trialisat’ie wordt genoemd •de daardoor te scheppen
grootere werkgelegenheid. In •deze schijn’baar ‘zoo
vanzelfsprekende voorwaarde schuilt nu juist het ge-
vaar. Want ‘het i’s allerminst zeker, dat een oogen-
schijnlijke werkverruiming niet alleen relatief, maar
ook
absoluut
de werkgelegenheid in Nederland zal
vermeerderen.
In dit ‘opzicht dient een ondersciheid te worden ge-
maakt tussohen twee soorten van industrialisatie, ni.
een zoodanige, welke geheel nieuwe producten voort-
brengt, en de industrialisatie ter fabricatie van ‘arti-
kelen, welke tot dusverre u’it ‘het buitenland werden
betrokken. Het vervaardigen van nieuwe producten,
wel’ker faibricatie in den regel op ‘octrooien zal be-
rusten, zal meestal uibbreiding van werkgelegen’heid
medebrengen, en in vele gevallen zal zelfs een nieuwe
exportmogelijkhei.d worden geschapen. Tijdens de dis-
cussies op het ‘bovengenoemde In’dustrial’isatie-con-
gres werd ‘daarop nog door Prof. Mr. van Loon de
aandacht gevestig’d, en Minister Gelissen zelve ‘heeft
bij herhaling gewezen op de wenscheljkheid van een
export van •ons intellect, dat zijn weg naar het bui-tenland ‘zelfs dn zal kunnen vinden, wanneer hooge
invoerrechten ‘den import van in Nederland gefabri-
ceer’de goederen ‘beletten, omdat de in het buitenland
verkregen octroo’ien een vestiging van bedrijven ‘daar
te lande mogelijk maken, waarvan ‘de pr.ofijten gehee1
of voor een belangrijk gedeelte naar Nederland
vloeien.
Een ‘dergelijke ‘industrialisatie zal ‘ons land slechts
voordeel kunnen brengen, en alle maatregelen welke
een exploratie van het Nederlan’dsche intellect op dit
gebied kunnen ‘bevorderen, dienen ten zeerste te wor-
‘den toegejuiht. Want het is dit ‘intellect, dat Prof.
Mr. Josephus Jitta ‘in zijn Engeische ‘brochure over
Nederland als een der ‘peilers van onzen welvaart
kenmerkte, ‘dat ook in •de toekomst de basis voor het
‘behoud en den uitbouw van ‘deze welvaart ‘kan blijven.
Het practische voorbeeld ‘hiervan is te vinden in de
Philips’ ‘bedrijven, waar men door een uitgebreid en
systematisch laboratorium-onderzoek voortdurend
nieuwe fabrikaten schept en zoo als het ware de we-
reld f’orceert om deze af te nemen.
Het is echter allerminst zeker, dat de situatie ook
zoo gunstig is voor die industrialisatie, waarbij men
zich ten doel stelt om producten, welke tot dusverr,e
uit het ‘buitenland werden ‘betrokken, voortaan even-
goed of bijna evengoed, en niet of slechts weinig
duurder in Nederland te produceeren. Dit streven
ontmoet men heden ten dage niet alleen hier te lan-
de, ‘doch vrijwel overal. Het doel is natuurlijk steeds
werkverruiming, doch hier bestaat ‘het gevaar, dat
deze werkverruiming slechts oogensohijnljk plaats
vindt. Daarom zal men goed doen in dergelijke ge-
vallen steeds nauwkeurig te onderzoeken, welke ge-
volgen een bepaalde industrialisatie niet alleen in
het nieuwe bedrijf, •docih in het geheele Nederland-
sche bedrijfsleven zal teweeg brengen.
1-Toe onbegrijpelijk het ook klinke, steeds weer op-
nieuw schijnt men ook bij dit vraagstuk het nood-
zakelijke verband tussc’hen import en export te negee-
ren. Terwijl ‘beide onverbrekelijk aan elkaar
zijn
ver-
bonden, en samen moeten stijgen of dalen, wil toch
ieder land zijn i’mport beperken en tegelijkertijd zijn
export opvoeren. Dit resultaat is natuurlijk onbereik-
baar, integendeel, wanneer men door industrialisatie
een import-mogelijkheid af snijdt, zal in de meeste ge-
vallen een beperking van den export daarvan het ge-
volg zijn. Dit gevolg behoeft natuurlijk niet direct
in te treden, maar na een zekeren overgangstijd zal
‘het getroffen ‘land, dat zijn export-mogelijkheid naar Nederland zag af’gesneden, tegenmaatregelen nemen
door den import uit Nederland te belemmeren.
Een sprekend voorbeeld hiervan ‘geeft de kort ge-
leden door Dr. Ooljn in ‘de Tweede Kamer gedane
mededeeling omtrent de van Engelsche
zijde
ontvan-
gen iveuk, meer goederen uit Engeland te betrekken,
aangezien dit land anders niet zou kunnen voort-
gaan met het koopen van Nederiandsdhe producten
in den tegenwoordigen omvang.
1)
Men
krijgt
dan het volgende verloop: Terwijl werk-
1)
Vgl.
ook Mr. Trip in het jaarverslag der Nederland-
sche Bank over 1934/’35:
Dit streven vindt veelal zijn grondslag in de overwe-
ging, dat niet behoort ingevoerd te worden wat in het
land zelf vervaardigd kan worden. Tezelfder tijd wordt dan
het postulaat gesteld, dat de uitvoer krachtig dient be-
vorderd te worden. Dat een tegenstelling tussohen beide
eischen zich in de practijk zal doen gevoelen, behoeft
geen betoog en
zulks te minder, waar de handelsbetrek-
kingen meer en meer een bilateraal karakter verkrijgen.”
Vgl.
ook wat Dr. Colijn opmerkte in de Tweede Kamer
bij het algemeen debat over het Bezuinigingsontwerp:
Waar zoo de handelspolitiek van de buitenlaudsche sta-
ten er op gericht. is om evenwicht te ‘brengen in hun
handelsbalans, daar zal men zich ‘bij de bevordering van
industrialisatie natuurlijk hebben af te vragen, welken
invloed de industrialisatie hebben zal op onze handels-
verhouding niet het buitenland, met name op onzeil uit-voer. Wanneer toch de vrucht daarvan zou zijn, dat met
een bepaald land het evenwicht verbroken werd, zooda’t
wij weer, tengevolge van vermindering van invoer uit
dat bepaalde land, een actief in onze handelsbalans zou-
den krijgen, dan zou te duchten staan, en ik ga verder,
dan kan men met Vrij groote zekerheid zeggen, dat dat
repercussie éheeft hetzij op onzen ‘invoer, ‘hetzij op onzen
uitvoer. Daar ontkomt men niet aan en wie het tegendeel
gelooft, daarvan zeg ik in zeer ‘duidelijke woorden: die
weet er niets ‘van !”
En in zijn na de oplossing der kabinetscrisis op
2
Augustus gehouden radio-rede zeide Dr. Colijn nog eens
over de industrial’isatie: ,,Profe’tie over de resultaten laat
ik achterwege, want dit probleem heeft vele zijden. Ik
denk buy. aan •de rentabiliteit van die op ‘te richten in-
dustnieën en aan den ‘invloed die vermindering van in-voer hebben kan op onzen u’itvoer, nu alle landen aan-
sturen op een sluitende handelsbalans, d.w.z. dat zij van
ons niet meer willen koopen dan wij van hen koopen.”
28 Augustus 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
751.
gelegenheid biatstaat in het nieuw gevestigde.’bcdrijf,
zal een ‘bestaand .eporthedrijf zijn afzet langzamer-
hand zien afnemen, de productie moeten ,inkrimpe
en aibei.ders moeten ontslaan. De schijnbare werk-
verruiming blijkt dus slechts werkverschuiving ‘ge-
veest te zijn. Toch zou men vanuit •het gezichtspunt
der werkgelegenheid •het experiment missdhien kun-
nen aanbevelen, onder het motto: ,,baat het niet, dan
schaadt het niet”, ware het niet, dat een dergelijk
experiment ten koste van het Nederlan’dsche volks-
vermogen zou geschieden. Want voor de nieuwe in-
dustrie ‘zou nieuw geld moeten worden geïnvesteerd,
terwijl door het inkrimpen, respectievelijk verdwij-
nen van het bestaande bedrijf, vroeger geïnvesteerd
kapitaal zou komen ‘braak te liggen, en waarschijn-
lijk als definitief verloren zou moeten worden he-
sdhouwd. Zoodoende zouden bestaande bedrijven, wel-
ke hun bestaansreden hadden bewezen en gebaseerd
varen op de economische structuur van ons land,
worden te gronde gericht ten bate van nieuwe bedrij-
ven, waarvan het allerminst zou vaststaan, dat zij
niet méér ‘op ‘beschermende maatregelen van de Re-geering dan op de economische structuur van Neder-
land waren geba,seerd. Het in het ‘belang onzer volks-
welvaart bedoelde streven zou dan uitl’oopen op een
vermindering van ons volksvermogen, en een mindere
paraatheid van onze economische structuur.’)
Hiertegen ‘kan worden aangevoerd, dat voorwaarde
voor het voortbestaan ‘der •bestaande exportbedrijven,
waaronder meer in het algemeen kunnen worden ver-
staan alle vormen waarin wij diensten aan ‘het bui-
tenland bewijzen, ‘toch zeker ‘is dat het ‘buitenland be-
reid blijkt om die producten, respectievelijk ‘die dien-
sten te accepteeren als betaling van de artikelen, die
dat buitenland aan Nederland levert. Wanneer men
blijk ‘geeft op onze exportproducten en op onze dien-
sten in het geheel ‘of gedeeltelijk •geen prijs meer te
stellen, •dan zouden wij toch beter doen om die bui-
tenlandsche producten, welke wij vroeger in ruil
‘daarvoor verkregen, zoo ‘mogelijk zelve te gaan fa’bri-
ceeren, ‘ook al zou zulks ‘zuiver economisch gezien
onjuist zijn.
Zonder twijfel doelt ‘daarop ook de ‘boven aan-
gehaalde ‘zinsnede uit de Mem’orie van Antwoord:
,,Nu het steeds moeilijker wordt ‘d’oor vervoer’dien-
sten of ‘d’oor ‘het profijt van kap’itaal’belegging de
middelen te vinden tot dekking van ‘allerlei behoef-
ten van elders ‘betrokken…..
Toch wil het ‘ons voorkomen, ‘dat zelfs in dat eval
‘het ‘oprichten van nietiwe industrieën nog niet steeds
‘het aangewezen middel is, ‘zoolang namelij’k niet vast-
staat, dat er om ‘het verlangde doel (d.w.z. de af-name onzer producten) ‘te bereiken, geen andere
wegen zijn, welke ‘de economische structuur van Ne-
‘derland minder geweld aandoen en deze meer tot
haar recht doen komen.
Wij denken hier aan de
mogelijkheid
‘om het bui-
tenland te
dwingen
tot het aannemen van onze ex-
portproduc’ten en onze diensten als betaling van het-
geen wij uit het huitenlad’d moeten betrekken. Wij
ontvein’zen ‘ons geenszins, ‘dat het ‘gemakkelijker is
om deze oplossing ‘hier neer te schrijven ‘dan ‘haar in de practijk tot uitwerking te ‘brengen, maar toch zou-
den wij een onderzoek naar hetgeen in deze richting
mogelijk ‘is ten sterkste willen aanbevelen, omdat
1)
‘Vgl. Mr.
Trip
t.a.p .,,Ï-Ïet ware voor de Nederland-
sohe oec000mie een ‘bij uitstek bedenkelijk streven, het
zou een nieuwe belemmering vormen
01)
den weg naar de
‘noodzakelijike aanpassing, wanneer Nederland met over-
heids’hulp zou trachten zelf duurder te fabriceeren hetgeen
.goedkooper en wellicht ook beter uit het buitenland kan
betrokken worden, tegen uitwisseling van producten, op
welker afzet de Nedem’land’sohe oeconomie meer in ‘het bij-
zonder is aangewezen. Een verwezenlijking van dat stre-ven zou ongetwijfeld een nadeel’igen invloed uitoefenen
01)
de ‘toch reeds ‘zoo moeilijke positie onzer voor expoi’t
werkende bedrijven, zij zou cle z,00zeer noodige verlaging
van de kosten van ‘het levensonderhoud verder ‘bemoei-
lijken en tot kapitaalverlie.s leiden.”
‘daarmede in de eerste plaats 66k werkgelegenheid
wordt geschapen, maar bovendien omdat dit ge-
schiedt in de bestaande
bedrijven,
met behulp van
reeds geïnvesteerde kapitalen, en op ‘de ‘basis van
Nederland’s eigenlijke economische structuur, welke
hij terugkeer van meer normale ‘omstandigheden toch
weer ‘het leidsn’oer voor ‘de samenstelling van ons
bedrijfsleven zal moeten zijn.
1
)
Wij durven ‘het zoeken van een oplossing in de
‘hier bedoelde richting temeer aanbevelen, omdat de
practijk reeds de
mogelijkheid
van een ‘dergelijke
oplossing bewijst,
rij
‘het ook dat die
practijk
om
geheel andere redenen werd ‘ingesteld. Wij heb-
ben hier nl. het oog op het clearing-systeem, dat
sinds betrekkelijk korten tijd met eenige landen in
werking is getreden, met het ‘doel om uit die landen
verschuldigde betalingen zo’oveel mogelijk veilig te
stellen. Als voorbeeld kan de Nederlan’dsch-Duitsche
clearing worden genomen, welke in omvang verre-
weg de belangrijkste is.
Sedert ‘het in werking treden dezer clearing nu
kan, afgezien van het geringe percentage, dat in vrije
‘deviezen naar Duit’schlan’d wordt ‘overgemaakt, de
import van Duitsche goederen ‘hier te lande nooit
meer als een nadeel voor het Nederlan.dsche ‘bedrijfs-
leven (in het algemeen bezien) worden beschouwd.
Integendeel, iedere Dui’tsche invoer ibeteekent voor
een ‘gedeelte ‘het realiseeren van bestaande vorderin-
gen op Duitsohiand en voor het grootste deel de mo-
gelijkheid van nieuwe exporten naar Duitschiand.
Want de ‘betalingen voor de invoeren uit Duitsch-land mogen niet langer ‘daarheen worden overge-
maakt, doch wor’den in Nederland gestort in een ‘kas,
waaruit ‘de exporten naar Duitsohlan’d worden betaald
en gedeeltelijk oude crediteuren worden voldaan.
Tengevolge van de clearing ibeteekent iedere Duit-
sche invoer dus een direct voordeel voor ‘het Neder-
lan’dsche bedrijfsleven. Dat ook de Regeering dit in-
zicht deelt ‘blijkt uit het verslag van ‘de Kamercom-
missie voor ‘overleg met de Re,geerin’g ‘omtrent vraag-
stukken en maatregelen, betrekking hebbende op aan-
gelegenheden van handelspolitieken aard, inzake ‘het wetsontwerp tot goedkeuring van het Nederlan’dsc’h-
Duitsch verdrag nopen’s de regeling van ‘het goede-
renverkeer v’oor ‘het jaar 1935. Daarin wordt namelijk
medegedeeld, dat volgens ‘de Regeering in ‘de eerste
plaats aandacht geschonken ‘zal moeten worden aan
‘den invoer van ‘die goederen, welke zonder overwe-
gend nadeel v’oor de Nederlandsche nijverheid in
Duitsohlan’d kunnen worden gekocht. Verder ver-
klaart de Regeering zich bereid om te ‘bevorderen,
‘dat inkoopen van open’bare lichamen, voor zoover uit
handelspolitiek oogpunt ‘daartegen geen bezwaren be-staan en daaruit geen ‘overwegende nadeelen voor ‘het
N’ede’rlandsch fabrikaat voortvloeien, rooveel mogelijk
in Duitschland ‘geplaatst ‘blijven.
Men zou zelfs nog verder kunnen gaan, en ‘kunnen
vragen of ‘het wel noodig is om voortaan Duitsche
producten nog ‘geheel of ‘gedeeltelijk te weren ‘d’oor invoerrechten en con’tin’genteeringen, aangezien het
invoeren van Duitsche producten voor ‘het Nederland-
1)
Bij ‘deze beschouwing zijn wij uitgegaan van de ver-
ou’derstelli.ng, dat de bestaande exportbedrijven nog op
rendabele wijze kunnen worden ‘geëxploiteerd. Wanneer dat
niet moer het geval is, en wanneer na nauwgezet onder-
zoek zou blijken, dat de rentabiliteit van een bestaand
exportbedrijf als definitief verloren ‘zou moeten worden
beschouwd, zou bet natuurlijk dwaasheid zijn om ter wille van het behoud van dit verl’iesbrengende bedrijf de moge-
lijkheid eener rendabele voortbrenging van vroeger uit
het buitenland betrokken producten te laten voorbijgaan.
Het vervangen van een niet-rendabele export door een
rendabele honme-nmarke’t in’dustrie moet zeker als een voor-
deel ‘worden ‘beschouwd. Men dient dan echter voor beide
niet allereerst de rentabiliteit van het oogemiblik, doch de
waarschijnlijke rentabiliteit ‘in de toekomst te ‘beschouwen,
en daarom zal ook op dit punt een zeer nauwgezet onderzoek
noodzakelijk zijn alvorens ‘definitieve maatregelen wor-
den genomen.
752
ECONOMISCH-STATISTISCHË
BERICmEN
”
28 Augustus 1935
sche ‘bèdrijfsleven in het algemeen nooit schadelijk
kan zijn, zoolang wij dank zij de clearin’g ‘de op-
brengst dier Duitsche producten zelve in handen hou-
(len en daarmede Nederiandsche exporten kunnen f i-
nancieren. Wij zeiden, ‘dat zulks voor het Nederland-
sche bedrijfsleven
in het algemeen
nooit schadelijk
zou kunnen zijn, doch liet spreekt vanzelf, dat be-
paalde nationale bedrijven hiervan vel schade zou-
den kunnen ondervinden. Wij stooten hier op de
tegengestelde interessen van de exportbedrijven en de
horne-market industrie, en het aal taak der Regeering
zijn om tusschen de belangen dezer beide ‘bedrijfs-
groepen een billijke verdeeling te maken. Waarop wij
slechts den nadruk wilden leggen is, dat er van een
algemeen Nederlandsch standpunt ‘beschouwd, •dus niet name ook wat de werkgelegenheid betreft, geen
aanleiding bestaat om den invoer van producten uit
landen, waarmede Nederland een elearing heeft, op
eenigerlei wijze te belemmeren.
Wanneer men vanuit dit gezichtspunt de indu-
trialisatie beschouwt, dan volgt daaruit, dat het op-
richten eener nieuw’e industrie om producten te gaan
fa’hriceeren, welke wij tot dusverre betrokken uit een
land, waarmede Nederland een clearing ‘heeft, even-
tueel nadeelig kan werken, en •dus zonder nader en-
‘derzoek niet zal mogen worden ‘bevorderd.
1)
Want
het weg’vallch van ‘den vroegeren buitenlandschen im-
port kan automatisch en onmiddellijk een verminde-
ring van onzen eigen export ‘tengevolge hebben. In
dat geval ontstaat geen werkverruiming, ‘maar
slechts werkverschuiving, een reeds geïnvesteerd ka-
pitaal komt ‘braak te liggen en kan waarschijnlijk als
verloren worden ‘beschouwd, en de structuur ‘van het
Nederlandsche bedrijfsleven wordt omgchouwd in een
richting, ‘die niet correspondeert met de economische en ‘geografische gesteldheid van ons land.
Op grond van deze overwegingen kan men -zich
zelfs afvragen of ‘het niet beter is om op ‘de ‘boven
aangegeven wijze ‘het buitenland in ‘het algemeen
(dus ook ‘de landen waarmede wij geen elearing heb-
ben) tot afname van onze producten te dwingen, dan
om over te gaan tot het oprichten van nieuwe in-
dustrieën, die ‘geen basis vin’den in ‘de economische structuur van ons land. Daartoe zou ‘dan ten opzich-
te van iederen invoer uit ‘het buitenland hetzelfde moeten worden bepaald als nu voor Dui’tsche im-
porten geldt, dat namelijk ‘betaling moet geschieden
door storting ‘bij een instelling in Nederland. Aan
‘de leveranciers zou ‘kunnen worden overgelaten, op
welke wijze zij ‘dat tegoed in Nederland in Neder-
landsche producten wilden ‘besteden. Niet ieder
importeeren’d land zou misschien voor een gelijk ‘bedrag zijner uitvoer naar Nederland ‘hier in Ne-
derland kunnen ‘besteden, ‘doch dan zou dit te-
‘goed kunnen worden verhandeld met an’dere landen,
wier ‘handelsbalans ten opzichte van Nederland pas-
sief is.
Op ‘deze wijze kan ‘dan ook rekening worden
ge’houden met ‘het feit, dat het werel’d’verkeer niet
steeds van land tot land gaat, ‘doch dat er ‘driehoeks-,
zelfs veelhoeksverkeer bestaat, waarmede in een ‘twee-
zijdi’ge clearingovereenkomst geen rekening kan wor-
den gehouden, en waarbij Nederland, gezien onze
transitohandel, juist ‘het grootste ‘belang heeft.
Wij eindigen met nogmaals te her’halen, ‘dat wij
ons niet ontveinzen, dat ook aan de uitwerking van
‘d’it systeem ‘bezwaren zijn verbon’den, doch ‘het voor-
deel is, ‘dat de werkgelegenheid minstens evenzeer
wordt uitgebreid als ‘door een in’du’strialisatie voor
producten, welke tot dusverre uit ‘het ‘buitenland wer-
den betrokken, terwijl geen nieuwe kapitaalsuitga-
ven noodig zijn en ‘het Nederlan’d’sohe ‘bedrijfsleven
zich blijft ‘bezighouden met ‘de vervaardiging van die
producten, waarvoor ons lan’d ‘van nature is aange-
wezen.
L. J. VAN
DER
VALK.
1)
Uitgezonderd natuurlijk ‘in ‘het reeds besproken ge-
val, dat
‘zou
vaststaan dat de nieuwe industrie rendabel zal
zijn, terwijl de rentabiliteit van het exportbedrijf, dat
als offer valt, toch als verloren moet worden beschouwd.
DE INVLOED VAN INDUSTRIALISATIE ‘OP DE
HANDELSBALANS.
Er wordt in ons land geijverd voor uiUbrei’din’van
de industrie, maar, zòoals wel’ haast vanzelf spreekt,
zijn er ook lieden, die ‘daartegen hun waarschuwende
stem verheffen. Zij wijzen op ‘de g’evôlgen, ‘die in-
‘dustrialisatie zal ‘hebben op onie ‘handelsbalans. Wan-
neer wij goederen zelf gaan maken, ‘die wij tot nu
toe uit het buitenland importeerden, dan zal onze
invoer afnemen. Dit kan zijn invloed niet missen óp
onzen u’itvoer,’diê noodzakelijk met een zelfde bedrag
zal dalen. hieruit wordt ‘dan, gewoonlijk stilzwij
gend, geconclu’d’eerd, dat door ‘de oprichting van.
nieuwe industrieele ondernemingen de werkgelegen-
heid in ons land niet wordt ‘bevorderd. Eet resuFtaat
zou slechts een verplaatsing der werkgelegenheid
zijn, nl. van de exportindustrie naar ‘de nieuw op te richten ‘bedrijven. Verhooging van de welvaart zou
men dus van industrialisatie niet mogen verwachten,
zooals •de voorstanders ervan meenen; eerder zou
men met ‘het tegendeel rekenin’g moeten houden, om-
dat ‘de verplaatsing der ‘bedrijvigheid tot vernieti-
gin’g van kapitaal zou leiden.
Deze redeneerin.g komt men dikwijls tegen, ook in
uitspraken van ‘de Regeering, ‘die ‘daardoor ‘blijk
geeft ernsti’ge bezwaren te zien tegen ‘de, blijkens
andere uitspraken, ‘door haar toch voorgestane uit-
‘breiding van de Nederlandsche industrie’) Er is dan
ook alle aanleiding eens nauwkeurig na te gaan in
hoeverre er waarheid aan ten grondslag ligt.
Zooals men ziet wordt uitgegaan van de stelling,
dat er een automatisch verband bestaat tu’ssc’h’en ‘den
omvang van den invoer en dien van ‘den uitvoer,
zoodat een ‘beperking van den eers’te, vermindering
van den laatste tengevolge moet hebben. iieruit
wordt ‘dan geconcludeerd, dat ui’Vbreiding van de
werkgelegenheid in ons land, wanneer deze ‘beperking
van den invoer van ‘buitenlan’dsche, goederen tenge-
volge heeft, teniet wordt gedaan door vermindering
van ‘de werkgelgen’hei’d door ‘den even grooten ach-teruitgang van onzen uitvoer.
Tusschen in- en uitvoer bestaat natuurlijk ver-
band. Wanneer wij goederen uit het buitenland in-
voeren of ons diensten door buitenlanders laten be-
wijzen, hetgeen onzichtbare invoer is, dan krijgen
buitenlanders •de beschikking over koopkracht, die uitsluitend in,ons land aangewend kan worden. Be-
perken wij ‘den invoer, ‘dan beperken wij tegelijker-
tijd ‘de hoeveelheid koopkracht, die het buitenland op
onze markten kan aanwenden en dan daalt als ‘ge-
volg ‘daarvan onze zichtbare en onzichtbare uitvoer.
Toch is dit verband niet zoo automatisch als het
lijkt. Was ‘dit wel ‘het geval, dan zouden de loopende
pos’ten van de betalingsbalans van eenig land, die
immers nie’ts anders zijn dan de posten van den
zichtibaren en onzichtbaren in- en uitvoer, nimmer een saldo kunnen opleveren. Dat zulk een saldo in-
tegendeel regelmatig voorkomt, ‘bewijst, dat aan het
automatisme iets mankee-t. Dit komt, ‘doordat het
altijd mogelijk is, dat ‘de ‘door den uitvoer van goe-
deren ‘of ‘het bewijzen van diensten ‘in een ander land
verkregen koopkracht wordt aangewend voor beleg-
ging ‘of voor schul’daflossin.g.
Neemt ‘men als ‘voorbeeld de loopen’de posten van
(Ie Nederlan’dsche betalingsbalans over 1933, de
laatste, waarvan de cijfers ‘door ‘het Centraal Bureau
voor de St’a’tistiek zijn ‘gepubliceerd, dan ziet men,
dat ‘in ‘dat jaar in ‘ons land uit het buitenland goe-
deren zijn ingevoerd ter waarde van
f
1.257.000.000;
wij hadden verder te betalen aan rente en divi’denden
f
52.000.000 en voor andere diensten
f
62.000.000.
In totaal kreeg ‘het ‘buitenland dus een koopkrach:,
‘die •in ons land moest ‘worden uitgeoefend, van
f
1.371.000.000. Deze koopkracht is tot een ‘bedrag
1)
Minister Colij.n bijv. spreekt nooit over industriali-
satie zonder te wijzen op den invloed, welken deze op
ouzen in- en uitvoer zal hebben.
:28 Augustus 1935
ECONOMISCHST’ATiST-ISCHEBERICHTEN.
‘r
753
‘van &754.000.000.- aangewend’,om’.’goederen- ‘in ons
land te koopen, verder, -ontvingen-wij voor rente en
divi-denden
f
138.000.000 en . voor andere diensten,
welke wij aan buiterïl’andérs ‘bewezeir,
f
203.000.000.
D, er
i’ is tamen
f
1.095.000.000. Behoudens -onnauw-
keurighéden en omissies blef ér dus een bedrag van
f
276.000.000 over, .dat liet b
u
it
en
l
an
d blijkbaar
heeft aangewend voor ‘het aflossen van vroeger ge-
maakte schulden.
Men aou nu kunnen veronderstellen, ‘dat, wanneer
wij in ons land allerlei goederen gaan maken, die
tot’ nu ‘toe uit het buitenland werden ingevoerd, en
wij dus onzen invoer gaan beperken, de uitvoer van
N-ed’eTland-sche ‘goederen daarvan ‘geen invloed be-
hoeft te ‘ondergaan, maar dat alleen ‘de terugvioeiing
vaii kapitaal uit het lbuitenlan.d een langzamer -tempo
zal aannemen. Deze veronderstelling ‘houdt echter
geen rekening met de feitelijke omstandigheden. Men
‘dient er zich rekenschap van te ‘geven, dat het kapi-
taalverkeer niet beschouwd mag worden als ‘de sluit-
post op de ‘betalingsbalans.. Dit verkeer ontwikkelt
zich langs geheel zelfstandige ‘banen en er is zelfs
reden voor de opvattin’g, ‘dat wij zooveel goederen
invoerden, omdat wij kapitaal uit ‘het buitenland
wenschten terug te trekken. Zuliks is ‘bijv. het geval
ten aanzien van buitenlandsdhe vorderingen, ‘die be-
vroren zijn en ‘die alleen door middel van -goederen-
invoer, waarbij de crediteur zich een verlies getroost
(Sperrmarken!), geliqui-deer’d kunnen worden.
Bovendien heeft men te bedenken, ‘dat de ‘aard van
‘de tegenwoor’dige ‘han-delsp-olitieke betrekkingen het
automatische vei1band tusschen in- en uitvoer zeer
heeft versterkt. Vroeger was ‘de normale gang van
zaken, dat vorderingen en schulden, voortkomend uit
‘het internationale verkeer, ‘door middel van allerlei
véel’h’oeksverh’ou’dingen en door credietverstrekking
werden vereffen’d. De laatste jaren is van interna-
ti’onle credieten z’oo goed als geen sprake meer, ten-
minte niet van vrijwillig verstrekte credieten;
011-
vrijwillig worden nog credieten verstrekt, die tot uit-
cirukking komen in ‘de ,,cleariug-spitzen”. Verder is
de mogelijkheid ‘om schulden te vereffenen door
middel van veelhoe’ksverhoudin-gen ‘belangrijk inge-
krompen, ‘doordat het internationale’handelsvekeer
th’ans in h’ooge mate wordt Ibe’heerscht ‘door een stel-
sel van ‘bilaterale handels- en ‘betalingsovereenkom-
sten. Ieder land voelt zich gedrongen zijn economi-
sche positie te veibeteren door te trachten aan an-
dere landen diensten te ‘bewijzen. Men streeft er
daarom zooveel mogelijk naar ‘den uitvoer te ver-
grooten en gebruikt
daarbij,
als middel om -druk •op
‘andere landen uit te •oefenen, den ‘invoer uit -die
landen. De situatie ‘is veelal zoo gew6rd-en, dat men
dien invoer slechts toelaat, wanneer daartegenover
direct, ‘dus niet ‘door -middel van veelhoeksverhou-
dingen, uitvoer wordt toegestaan.
Er zal derhalve in eerste instaiitie op moeten wor-den gerekend, dat, wanneer in ons land ‘de vervaar-
diging van -goederen ter hand wordt genomen, ‘die
wij uit een an’der land pleegden in te voeren, onze
uitv’oer naar dit land met een gelijke ‘waarde zal
worden beperkt. Het eerste -deel van -de re-deneerin’g
van hen, ‘clie op ‘grond van overwegingen aan de
handelsbalans ontleend, bezwaar maken tegen uit-
bre’iding van ‘cle NedeTlandsche industrie, is volko-
men juist. Het automatische verband tusschen -den
-omvang van in- en uitvoer is niet te 1-oochenen, ten-
minste niet ‘bij ‘de tegenwoordi’ge -han’delspolitieke ‘be-
trekkirtgen. Thans ‘moet worden nagegaan of daar-
mee tevens vaststaat, dat deze uitbreiding geen nieu-
we werkgelegenheid schep t, d’och -slechts verkgele-gen’hei’d verplaatst. Alvorens -hiertoe over te gaan, is
er aanleiding voor -de volgende opmerking.
Wanneer to-t oprichting van nieuwe fabrieken in ons land wordt over-gegaan, zal
–
het eerste gev-olg
daarvan zijl’l, -dat verschillende Icapitaalgoederen uit
het buitenland zullen moeten worden ingevoerd. Voor-
lo’op’i’g zal de invoer dus eerder toenemen dan ver-
minderen en -daarvan – kan on-ze uitvoer. profiteeren.
‘Eerst wanneer de projecten
zijn
verwezenlijkt,- het-
geen niet plotseling, maar, langzamerhand het geval
zal
zijn,
zal -de invoer achteruitgaan en eerst dan zal
als -gevolg -daarvan ‘de kans bestaan, dat ook -de uit-
voer zal afnemen. De invoer -zal echter niet afne-
men tot het volle bedrag van de ‘dan -ontstane nieuwe
binnenlandsche productie. Er zal ni. voor de nieuwe
bedrijven invoer n-oodig zijn van verschillende -grond-
en ‘hulpsto,ffen. Alleen tot het ‘bedrag van de toege-
voegde. waarde daalt onze invoer en alleen tot dat
-bedra’g ‘behoeft ‘dus ook onze uitvoer achteruit te
-gaan. Nu ‘moet daar echter -bij worden opgemerkt,
-dat het niet zeker is, -da’t wij de beno-odigde grond-
en hulpstoffen juist zullen ‘gaan invoeren uit de
landen, die ons tot nu toe -de ein’dpro-ducten lever-
den. Er zal zich -dus, -bchalve een ‘vermindering van
het totaal d-er “handelsbewcgin-g, ook een zekere ver-
schuiving naar -andere landen ‘kunnen voordoen,
waard-oor -de taak van -hen, die on’deihan’delin-gen met
het buitenland plegen over ‘handelsverdragen, niet
-gemakkelijker wordt. Er zullen 7,1ch echter on-danks
het net van bilaterale overeenkomsten, waardoor het
internationale verkeer tegenwoordig wordt be-
-heerscht,
altijd
nog wel verschuivingen voordoen, zoo-
dat principieel -daartegen -geen bezwaar kan zijn.
Een tweede opmerking jbrengt ons midden in het
probleem, waar het -om gaat. Wanneer ‘door ‘de op-richting van nieuwe -ondernemingen ‘de koopkracht
in -ons ‘land wordt verhoogd, onts-taat ‘de mogelijkheid
om andere goederen uit het ‘buitenland te importee-
ren, zoodat- onze invoer wel -een verandering, maar
geen vermindering on’dergaat en -onze uitvoer dus
ook even groot kan blijven.
Hier ligt de kern van het probleem. Met een voor-
beeld zullen wij -dat toelichten. Nemen wij aan, dat
in ons 1-and -een nieuw bedrijf tot stand is gekomen,
dat voor een waar-de van
f 10.000.000
aan goederen
jaarlijks produceert. Onze invoer van afgewerkte pro-
ducten uit ‘het buitenland da-alt ‘daardoor met dit-
zelf d-e ‘bedrag. Nemen wij ver’der -aan, dat de waarde
van buitenlan-dsche grond- en ‘hulpstoff-en, -die dit
‘bedrijf
jaarlijks
noodi-g heeft,
f
4.000.000 bedraagt,
-dan daalt ‘de Nederlandsche invoer per saldo met
f
6,000.000. Ook ‘de Nederlan-clsche uitvoer -zal ‘dus
met
f
6.000.000 dalen. Immers, het ‘buitenland krijgt
voor
f
6.000.000 minder koopkracht op de Neder-
lan’dsche markt. Di-t is een gevolg van ‘de omstandig-
‘heid, dat wij nu slechts ‘gron-d- en hulpstoffen uit
het buitenland betrekken, ‘terwijl wij vroeger -die
grond- en ‘hulpstoffen eerst tot ein’dpro-ducten lieten
m-aken. Men kan zeggen, dat wij vroeger, ibehalve
gron’d- en ‘hulpstoffen, arbeid en kapitaal’diensten in-
voer-den -en d’i’t alles ‘betaalden -door den uitvoer van goederen ter waar-de van
f 10.000.000.
Nu presteeren
wij ‘dien arbeid en die kapita’al-dienst-n zelf, wij voe-
ren slechts ‘grond- en hulpstoffen- in en behoeven
-deze slechts te -betalen met -goederen ter waarde van
f 4.000.000.
De overige, vroeger uitgevoerde goede-
ren ter waar-de van
f
6.000.000
behoeven wij
niet
meer -aan ‘het buitenland af te staan;
wij hebben die
zelf verdiend. –
Uit ‘dit voorbeeld ziet men, dat terwijl vroeger
‘do-or den uitvoer van -goederen ter waar-de van
f 10.000.000
‘de Nederlan-dsche v’olksgemeenscha-p de
-beschikking kreet over buitcnlan-dsche govderen tot
een zelfde ‘bedrag, na -de oprichting van cle nieuwe
fabriek ‘die zelfde goederen te onzer ‘beschi’klcing
komen, en wij bovendien nog voor
f
6.000.000 -goe-
deren, die vroeger aan ‘het -buitenland moesten wor-
den af-gestaan, kunnen consumeeren. De exportbe-
-drijven, ‘di-e hun buitenlandsohe afnemers zullen -gaan
missen, .doio-rdat -het ‘buitenland minder k-oopkracht -op
onze markt -zal kunnen uitoefenen, vinden nieuwe
afnemers in het -binnenland, waar door de in-dustria-
lisatie nieuwe koopkracht is ontstaan.
Men ziet ‘dus, -dat, -hoewel ‘beperking van -den in-
voer -d-oor uitbreiding van -de Nederlan’d-sche in-dus-
754
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Augustus 1935
trie tot evengroote beperking van den uitvoer leidt,
dit nog niet vermindering van de werkgelegenheid
in het overige Nederlaudshe ‘bedrijfsleven tot gevolg
behoeft te hebben, doordat in ons land ‘door het ver-
richten van arbeid en door ‘de prestatie van kapitaal-
diensten bij de productie van goederen, die vroeger
geïmporteerd werden, een koopkracht ‘is ontstaan,
die juist gelijk is aan ‘het bedrag, waarmee de uit-
voer achteruitgaat. Natuurlijk zullen zich ook hier
wel versdhuivingen voordoen. Het wu wel zeer toe-
vallig
zijn
als de nieuwe koopkracht in ons land juist
gebruikt werd om de ‘goederen op te nemen, die het
buitenland nu niet langer kan koopen. Het is zelfs
mogelijk – ‘op deze mogelijkheid ‘doel’den wij hier-boven reeds -, dat die koopkracht zich richt op bui-
tenlandsche goederen, ‘die onze volksgemeenschap tot
nu toe moest ontberen. Wanneer dat het geval is,
daalt onze invoer en dus ‘ook onze uitv’oer in het
geheel niet; doch ‘ook dan komen goederen voor een
waarde van
f 6.000.000
extra te onzer beschikking.
Resumeerende komen wij tot de volgende conclusie.
Wanneer in ‘ons lan’d nieuwe industrieele bedrijven
worden opgericht, ‘dan zal ‘het gevolg daarv’an ‘zijn,
dat onze invoer v’an ei’ndproducten zal afnemen, die
van ‘grond- en huipstoffen zal toenemen. Aangezien
de waarde der grond- en hulpstoffen geringer is,
dan de waarde der ein’dproducten, wordt onze invoer
in totaal geringer. Onze uitv’oer za’l met een zelfde
bedrag verminderen, aangezien ‘het ‘buitenland min-
‘der koopkracht op onze markt zal kunnen uitoefe-
nen. Daarvoor komt echter in de plaats een even
sterk vermeerderde koopkracht van uit ‘het binnen-
land. Doordat die nieuwe ibinnenlandsohe koopkracht
zich niet zal richten tot precies dezelfde goederen,
‘die vroeger uitgevoerd werden, zal de ‘bedrijvigheid
in de verschillende takken van industrie een ver-
sdhuiving ondergaan, welke verschuiving echter van
geen anderen aard is dan ‘die, welke ‘zich in het
economische leven voortdurend plegen voor te doen.
Dit is voor sommige bedrijven een inconvenient,
dat echter wijken moet voor ‘het belang van de volks-
gemeenschap, ‘dat door de nieuwe pro’ductie is ge-
diend. Deze maakt immers, dat voor een bedrag, ge-
lijk aan ‘de in ‘het binnenland bij de verwerkin’g van grond- en hulpstoffen tot eindproducten ‘aan de eer-
ste toegevoegde waarde, nieuwe goederen ter beschik-
king der volksgemeenschap komen ‘te staan. Uitbrei-
‘ding van de industrie in ons land verhoogt dus de
welvaart.
Lag ‘deze conclusie nu eigenlijk niet voor ‘de hand?
WT
anneer
wij in ons land de mogelijkheid scheppen
om arbeid en kapitaal’diensten, die vroeger te onzen behoeve in ‘het ‘buitenlan’d werden gepresteerd, zelf
te presteeren, dan ontsluiten wij een nieuwe ‘bron van
welvaart en het ‘gevolg daarvan kan toch niet anders
zijn, •dan dat ‘de welvaart wordt verhoogd! Met een
beroep op argumenten aan onze handelsbalans ont-
leend kan deze waarheid niet met succes worden be-
streden.
* *
*
Op één punt moeten wij nog even n’a’der ingaan.
In het ‘bovenstaande voorbeeld zijn wij stilzwijgend uitgegaan van de veronderstelling, ‘dat d’e nieuw op
te richten fa’briek in staat is ‘goederen te producee-
ren tegen eenzelf’den prijs, waarvoor het buitenland
deze levert. Wij hebben m.a.w. verondersteld, dat de
nieuwe fabriek
rendabel
zal werken. De vraag is nu
of ‘deze rentabiliteit in alle gevallen als eisch moet
worden ‘gesteld.
Wij meenen van wel. Er mogen in ons land geen nieuwe fabrieken worden opgericht ‘of
zij
moeten
rendabel zijn. Dat is een ‘zware •eisdh, vooral thans,
nu het peil van prijzen en kosten in ons land nog
belangrijk ‘hooger ligt dan in ‘de meeste ons ‘omrin-
gende landen. Die eisch mag echter niet uit het oog
worden verloren.
D’it houdt in, dat er ‘geen nieuwe bedrijven in
ons land mogen worden gesticht, wanneer ‘zij niet in
staat zijn goederen te leveren voor ten hoogste den-
zelf’den
prijs,
als waarvoor ‘het ‘buitenland ze tot nu
toe levert. Laten wij nog eens met een voorbeeld na-
gaan wat ‘dit ‘beteekent.
Evenals wij dat hierboven deden, veronderstellen
wij ‘de oprichting van een fabriek, ‘die eindproducten
maakt, waarvoor wij vroeger aan het buitenland
f10.000.000
moesten betalen. De ibuitenlandscihe
grond- en hulpstoffen, •d’ie ‘het bedrijf noo’dig heeft,
kosten
f 4.000.000,
zoodat voor een bedrag van
f 6.000.000
aan arbeidsloon en kapitaalrente kan
worden uitgegeven. Wanneer ‘dit ‘bedrag nu niet vol-
‘doende mocht zijn, wanneer ‘daarvoor bijv.
f
8.000.000
noodi’g ‘zou wezen, omdat in ons land de productie
meer kapitaal en/of meer arbeid of ‘duurderen arbeid
zou eisohen dan in het ‘buitenland, dan zou de fabriek
niet rendabel zijn, immers, ‘de prijs, waarvoor zij d’e
ein’dproducten ‘zou kunnen leveren, zou
f 12.000.000
bedragen, terwijl het buitenland slechts
f 10.000.000
vraagt.
Nu is ‘het duidelijk, dat deze fa’briek rendabel te
maken is ‘op ‘drie manieren. Men ‘zou in de eerste
plaats de ibelooning van arbeid en kapitaal kunnen
verminderen. Dat is een volkomen gezonde wijze om
de rentabiliteit te herstellen. Het ‘kan echter zijn,
dat men om sociale redenen die belooning niet
wenscht te verlagen. Dan ‘kan een invoerreciht van
20
pCt. uitkomst bren’gen. Het buitenlan’dsche pro-
duet kost dan evenveel als het ‘biunenlandsche. Ook
zou uit ‘de Overhei’dskas het verschil van
f 2.000.000
kunnen worden ‘bijgepast. In ‘deze gevallen wordt
een last op de gemeenschap gelegd ter wille v’an het
nieuwe bedrijf.
Men kan van opvatting
zijn,
dat hiertegen ‘geen
bezwaar is. Wij hebben gezien, dat ‘het nieuwe bedrijf
maakt, ‘dat jaarlijks goederen ter waarde van
f 6.000.000
extra ‘door ‘de ‘gemeenschap zullen kun-nen worden verbruikt. Zo’olang kapitaal en ‘arbeid in
ons land ‘beschikbaar zijn om ‘die
f 6.000.000
extra
‘goederen te produceeren, moet het ‘de ‘gemeenschap
zoo noodig een offer waard
zijn
‘om ‘deze productie-
factoren ‘daartoe in ‘de gelegenheid te ‘stellen. Men
heeft er slechts ‘op ‘te letten, dat het offer ‘beneden
genoemd bedrag van
f 6.000.000
blijft.
Hier ligt echter ‘de moeilijkheid. Wij mogen niet
veronderstellen, dat in ons land permanent gebrek
aan werkgelegenheid zal ‘bestaan. Wij mogen nog
hopen op een ‘herstel uit de erns’t.i’ge depressie, waar-
in ons land verkeert en ‘dan zullen wij ‘geen arbeid
en kapitaal meer beschikbaar hebben om extra goede-
ren te produceeren. Ons ‘geheele productie-apparaat
is dan ‘op normale wijze ‘bezet. Wij mogen dan niet
meer voortgaan offers te brengen om additioneel
goederen te produceeren, want voor een dergelijke
additi’oneele producti’e is ‘geen plaats meer. Wanneer wij thans onrendabele fabrieken zouden ‘bouwen, dan
zouden wij ‘deze in de periode gedurende welke de
depressie nog ‘heerscht, zoover moeten
a
f
sc
h
r
ij
ven
, dat
zij rendabel ‘zouden zijn ‘geworden wanneer de depres-
sie voorbij is. Niemand weet ‘hoe lang ‘of •hoe kort
d’ie peri’o’de duurt en voorzichti’gheids’halve zou ‘dus onmiddellijk zeer sterk afgeschreven moeten w’orden
en daarvoor zouden ‘offers noo’dig zijn, ‘die de winst
aan extra goederen, ‘die de fabrieken ‘ter ‘beschikking
van de volksgemeensohap stellen, waarschijnlijk zou-
den overtreffen.
De eisch ‘der rentabiliteit moet derhalve worden gesteld. Het ‘bouwen van onrendabele fabrieken is
veel te kostbaar om als werkverschaffing te dienen.
Wanneer wij onze werkloozen niet ledig willen laten
ron’dl’oopen is het beter, ‘dat wij hun werk verschaf-
fen, waar minder ‘kapitaal, ‘dat dus wel direct kan
worden afgeschreven, voor ‘noodi’g is. Het aanleggen
van plantsoenen en wegen is daarvoor geschikt.
Dit ‘beteekent echter niet, ‘dat ‘bij de uitbreiding
van. ‘ons in’dustrieele apparaat de Overheid zich moet
onthouden van elken steun ‘door middel van de ‘han-
28 Augustus 135
ECONOMISCH-STATISTiSCHE BERICHTEN
755
delspol-itiek. Het is te verwachten, dat de ‘buitenland-
scihe producenten, die de Nederlan-dsche markt voor
hun artikel door de oprichting van nieuwe bedrijven
verloren zien gaan, ‘door middel van aanbiedingen
tegen lagere en verliesgevende prijzen zullen trach-
ten ‘deze oprichting -te belemmeren. Zouden ivij er
zeker van zijn, .dat ‘het goedkoope aanbod permanent
was, .dan was er geen enkele reden om in te grijpen.
Die zekerheid bestaat echter niet. Het is integendeel
zeer onwaarschijnlijk, ‘dat ‘het ‘buitenland er te eeuwi-
gen ‘dage mee voort zal gaan ons geschenken te .doen.
Zoodra het gevaar voor het optreden van nieuwe
concurrenten afgewend is, zullen de prijzen weer
stij’gen. In ‘zulk een geval is er aanleiding voor de
Overheid ‘om door middel van ‘de han-delspolitieke
wapenen, waarover zij ‘besc’hikt, ‘de stichting van
nieuwe ‘ondernemingen mogelijk te maken. De eisdh
van -de rentabiliteit houdt in, dat redelijke concur-
rentie het ‘hoofd geboden moet kunnen worden; een
onredeljke, ‘die slechts tot doel :heef t ‘de industriali-
satie van ons ‘land te ‘beletten, kan zon’der bezwaar
worden afgesneden. Immers, ‘de consument zal niets meer hebben te ‘betalen voor de te pro’duceeren arti-
kelen, dan -hij ‘gedaan zou ihebben, wanneer ‘het Ne-
deriandsc’he ‘bedrijf n’iet zou zijn ontstaan, misschien
zelfs minder.
Wel moet, wanneer de eisch der renta’biliteit voor
nieuw op te richten bedrijven – wordt gesteld, deze
eisch ook ‘gesteld worden voor reeds bestaande onder-
nemingen. Er w’orden in ons land thans vele bedrij-
ven, in-dustrieele en agrarische, ‘gesteund ‘door ‘de
Over’he’idsmaatregelen; zonder die maatregelen ‘zou-den zij tegen ‘de ‘buitenlandsche concurrentie niet •op
kunnen. Hier moet ‘ook de vraag worden ‘gesteld ‘of
het ‘goedk-oope aanbod uit ‘het ‘buitenland permanent
geacht mag wovden ‘of niet. Is het permanent, -dan
zal ‘het betrokken ‘bedrijf zich ‘zoo-dani.g technisch en
financieel moeten reorganiseeren, da-t ‘het de concur-
rentie zonder steun ‘kan weerstaan of het zal opge-
geven moeten worden. Natuurlijk kan •dit laatste
slechts geleidelijk geschieden, ‘omdat ‘anders ontoe-
laalibare sociale vers’toriiagen zouden ‘optreden, maar
geschieden moet ‘het. Is het goedkoope aanbod echter
naar alle waarschijnlijkheid van tijdelijken aard, ‘dan
is er tegen even tij’delijken steun geen enkel ‘bezwaar.
Het is niet overbodig er ‘de aandacht op te vesti-
gen, ‘dat het ‘beantwoorden van de vraag of het goed-
koope aanbod uit -het ‘buiten-land, w’aartegen ‘onze be-
drijven worden ‘besdherm-d, permanent of tijdelijk
moet worden ‘geacht, niet weinig wordt ‘bemoeilijkt
door ons van het buitenland ‘zoo sterk afwijkende
kos’tenniveau. In vele ‘gevallen zal eerst n’a een vol-led’ige aanpassing van onze prijzen en kosten -bij die
in ‘het ‘buitenland ‘op ‘deze vraag een ‘duidelijk ant-woord zijn te geven. Het is daarom te wenschen, dat
de Nederlan-dsche Regeerin’g spoedig ‘de maatregelen
neemt, ‘die noo’dig zijn om ‘die aanpassing tot stand
te brengen.
J. W. F. SLIGTING.
HET VRAAGSTUK DER REGEERING- GARANTIES
VOOR DEN INDUSTRIEELEN EXPORT.
Er zijn in de tegenwoor’di’ge omstandigheden eenige
mogelijkheden om voor onze industrieën buitenland-
sche bestellingen te ontvangen, maar daarmede is de
kwestie verb.Dn-clen van garanties voor het risico van
dergelijke transacties. –
Sommigen willen den grooteren aandrang van de
zij-de der industrieën op de Regeerin’g om dergelijke
garanties te geven, hiermede verklaren, dat ,,l’appé-
tit vient en mangeant”, en dat -de industrieën ge-
bruik trachten te maken van de crisisomstan-dighe-
den en het risico trachten af te schuiven op ‘de schou-
ders der ‘belastingbetalers, ‘die tenslotte zullen heb-ben te betalen voor het risico van ‘den in-dustrieelen export,- als de ltegeerin’g -hierbij garanties gaat ver-
leenen. Men wijt daarbij ‘ook op het feit, -dat véôr
de crisis toch eveneens een normaal risico ‘bestond
‘bij iedere ‘handelstransactie, terwijl toen niemand zich
tot ‘de Regeering wendde om eenige garantie te ver-
zoeken.
Men vergeet bij deze tegenwerpingen tegen ‘garan-
tieverstrekking echter twee voorname factoren, die den toestand, in vergelijking met vroeger, -grondig
he’b’ben gewij’zigd, en wel in de eerste plaats ‘dat ‘het
risico, ver-bonden met de uitvoering van buitenland-
sche opdrachten ihans veel -grooter is dan v66r de
crisis, terwijl in -de tweede plaats ‘de Regeering
rechtstreeks
geïnteresseerd is bij ‘het verkrijgen van
dergelijke opdrachten, omdat ‘de vergrooting van het aantal werken-den de – uitgaven voor on-dersteuning
der werkloozen -doet afnemen.
Om deze redenen neemt onze Regeering ‘dan ook,
evenals zulks met andere Regeeringen het geval is,
-bij ‘bepaalde export-tiansa-cties -de garantie op zich
voor te verleenen credieten.
Het crediet-risico is tegenwoordig echter niet meer
het eenige ,,crisis-risico”, want er is een minstens
even groot risico verbonden aan het aanvaarden
eener ‘buitenlan’dsc-he -bestelling in de valuta van -het
land van den opdrachtgever, indien -deze valuta geen
stabiele is, of wel men geen zekerhei’d ‘heeft, dat -deze
stabiel zal ‘blijven. Het risico van koersverliezen op
‘buitenlandsche valuta is zeer groot.
– Garanties voor ‘dit valuta-risico zijn veel gecchi-
pliceerder -dan crediet-garanties, en op -het oogen-
‘blik is ‘geen enkele Regeeringsorganisa-tie in ons land geschikt om een -der-gelijke garantie op zich te nemen
of zelfs te ‘bestudeeren. Daarbij komt, -dat het risico
van koersver]jezen nog niet alle soorten crisis-risico’s
omvat, terwijl het Regeeringsapparaat voor andere
risico’s evenmin een geschikt orgaan heeft, ‘dat deze
–
kan beoordeelen.
Dit alles belemmert zon’der eenigen twijfel ‘de ont-
vikkelin’g van onze-n in-dustrieelen export, en ver-
kleint in -de eerste plaats de mogelijkheid voor onze
scheeps’bouwwerven en machinefabrieken om buiten-
lan-dsche bestellingen te krijgen. Wij -zijn er stellig
van overtuigd, dat ‘in de tegenwoordige omstandig-
heden’ -de Regeering er -direct ‘belang ‘bij ‘heeft om onze industrieën -het verkrijgen van ‘buitenlandsche
bestellingen te vergemakkelijken, en daarom •is het
ook logisch, ‘dat -zij deel dient te nemen in •de -garan-
tie van de verschillende soorten crisis-risico’s van
onzen export.
D&t zulks in an-dere landen terdege wordt beseft,
‘blijkt -bijv. uit een wetsontwerp, -dat -door -de Fransche
Regeering is ingediend en waarbij belangrijke uit-
brei-ding van ‘diverse staatsgaranties ingeval van bui-
tenlan-dsche opdrach’ten wordt voorgesteld. Het Fran-
sche wetsontwerp voorziet ook in -de noodza-keljkhei-d
om ‘de vorderingen op ‘het buitenland volgens -de ver-
schillende clearing-verdragen sneller liqui-de te ma-ken en zulks met behulp van een credietverzekering,
die moet worden georganiseerd.
Ook ten onzent achten wij ‘het hoogst noodzakelijk,
dat de Regeerin’g ten volle -deelneemt in dat deel
van het crisisrisico, ‘hetwelk overeenstemt met hare directe belangen. Dit beteekent, -dat ‘de verkverrui-
mi’ng ten-gevolge van een bepaalde buitenlandsche
bestelling een maatstaf dient te zijn voor de deel-
neming der Regeering in het risico.
Hierdoor gaat
de Regeering in elk afzonderlijk ‘geval uitsluitend
van ‘het standpunt der rentabiliteit uit, en – wel in
overeenstemming met ‘hare directe ‘belangen. Wanneer
men van Regeeringszij’de ook -de indirecte gevolgen
der werkverruiming in aanmerking zou nemen, en
op ‘grond ‘daarvan -haar politiek van exportgaranties
zou vaststellen, dan zou zulks te vèrstrekkende con-
sequenties
–
kunnen ‘hebben, en wij gelooven dan ook,
dait voorloopi-g voldoende resultaten te ‘bereiken zijn,
wanneer men zich tot de directe belangen -beperkt,
d.w.z. de vermindering van de uitkeeringen aan
werkloozen.
Wij willen -hier met na-druk waarschuwen tegen
756
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Augustus 1935
begripsverwarri’ng, die bij deze kwestie belaas vaak
optreedt.
Indien de Regeering zekere cxportcredieten of
koersrisico’s bij den export garandeert, beteekent
zulks volstrekt niet, dat dit de schatkist op groote
uitgaven komt te staan. Dergelijke garanties kunnen
en moeten, gelijk zulks ook
thans,
in Frankrijk wordt
voorgesteld, gebaseerd zijn op een verzekeringspre-
mie, die de exporteerende industrieën gaarne bereid
zijn om te betalen.
Bij ‘de in ons land reeds bestaande export-crediet-
verzekering, die met Regeeringshulp en sanctie wordt
gegeven, werkt men dan .00k in het geheel niet met
verlies, doch wordt tot nu toe zelfs winst op de
premies gemaakrt.
liet spreekt vanzelf, dat de kansen ongunstiger
worden wanneer men de garanties zou gaan uitbrei-
den tot ‘koersrisico’s, doch in het ongunstigste geval
zullen de verliezen toch stee’ds niet meer dan een
deel ‘van het verzekerde bedrag uitmaken.
Twee vragen ‘komen naar voren, wanneer men zich
‘de realisatie van deze denkbeelden voorstelt, en wel
in de eerste plaats, welk Regeeringsinstituut in deze
kwesties de leiding moet hebben, en in de. tweede
plaats, hoe gehandeld moet worden in die gevallen,
wanneer het direct belang van het Rijk niet groot
genoeg is om deel te nemen in de garantie van het crisisrisico, d.wz. het risico, ‘dat uitgaat boven het
normale, ‘dat de exporteurs op zich kunnen nemen.
De eerste vraag kan de Regeering zelf beslissen
door ‘buy. ‘bij het Ministerie van Financiën een com-
missie te stichten, waarin ‘ook vertegenwoordigers
van andere overheidsorganen zitting ‘hebben. Wij
stellen de stichting van een nieuwe commissie voor,
omdat, naar onze meening, de bestaande commissies
voor werkverschaffing, werkfonds, enz. in dit geval
slechts de rol kunnen spelen van a-dviseeren’de in-stantie die bepaalt in hoeverre iedere concrete bui-
tenlandsche bestelling arbeid kan -verschaffen in Ne-
derland. Deze commissie kan echter niet namens de
Regeering ‘beslissen of eenige garantie zal worden
verstrekt voor credietrisico of niet.
Wat ‘de tweede vraag betreft, lijkt -het ons logisch
om -de ervaring, ‘die in andere landen is opgedaan, te
benutten en in ide eerste plaats ‘de mogelijkheid te
bestudeeren van samenwerking voor dit doel tus-
sdhen de Regeering, de ‘belanghe’bien’de industrie en
-de banken. Hoe paradoxaal het ook moge klinken,
wij gelooven -dat in Nederland juist de banken, ‘dat
zijn de organisaties, die de grootste ervaring en ken-
nis hebben in zaken, welke ‘in verband staan met
financiering of -garantie ‘voor credieten, zich afzijdig
houden van ‘deze ‘moeilijkheden.
De -kwesties, verbonden met de ‘garantie van het
abnormale crisisrisico, boven het risico, dat -de pro-
ducent op zidh kan nemen, dienen ten spoedigste
beslist te worden, omdat onduidelijkheid op ‘dit ge-bied een ernstige hinderpaal is op ‘dec weg naar het
verkrijgen van bestellingen in Oost-Europa en het
Nabije Oosten.
Op ‘het oogen’blik ‘heeft men ‘de Regeering eenige
concrete gevallen ter beoordeeling voorgelegd van
opdrachten, -die onze sdheepsbouw-industrie en onze inachinebouwers zouden kunnen krijgen, -doch waar-
bij het risico der koerssc’hommelingen tot nu toe een
beletsel is geweest •om -de opdrachten te aanvaarden.
Dr. V. IÇn.
PRODUCTIE EN VERBRUIK VAN PAPIER IN
NEDERLAND.
Blij- en treurspelen in een notedop voert in grote
verscheidenheid het Centraal Bureau voor de Statis-
tiek ten ‘tonele. Een sterk ‘geconcentreerd treurspel
beslaat 5
Y2
bladzijden in de Juli-aflevering van het
Maan’dschrift in ‘de rubriek Statistiek van Voort-
brenging en Verbruik” met -de ondertitel ,,Papier-
fabrieken 1934″.
Zonder aan de niet minder grote betekenis van
soortgelijke statistieken van aderb bedriveii •iets
tekort te doen, menen wij ‘dat die ‘betreffen-de het
papier ‘bizon-der’belangwekkend is én’ -waard dm er
de aandacht voor te vragen.
Wij beperken ons d
–
aarbij tot wat deze 5 3” -blad-
zijden geven en zoeked niet verder in ‘oitdere ge’
gevels, omdat het Ons ‘thans sleoh-ts te dôen is om
de jongste lotgevallen. In -de hierbij afgedrukte gra-
f-iek hebben wij getracht de kennisnem’in’g van de
verschijnselen te vergemakkelijken.
Voor menigeen zal ‘het een verrassing zijn, dat
in -‘de jaren 1921 tot 1934 het verbruik van papier
meer dan ver’drievoudigd is. Ware ei’ ‘geen crisis ge-
komen, dan zou die toeneming van ‘het- verbruik nog
sterker ‘zijn. ‘gewees’t. Want tot 1930 ‘had een stijging
plaats van 72.000 ton tot 222.000 ton, waarop -drie
jaar stilstand volgde, waarna weer
•stijging
intrad.
Zon-der -de crisis maden wij nu ‘zeker viermaal zoveel
papier verbruiken als in 1921. Het niet geringe
papierverbruik van -de crisisinstellin-gen weegt dus
niet op -tegen het ‘mindere verbruik door de vermin-
derde welvaart.
Die toeneming vertoont zich -in alle soorten –
pa’k-, ‘druk-, schrijf- en couran’tenpapier – vrij ge-
lijkmati-g. Dat de oorzaak niet in de eerste ‘plaats
bij ‘de kranten gezocht moet worden -toont -de met 4
aangeduide volle lijn. Wel is dit verbruik na 1930
langzaam -blijven stijgen, maar het totale verbruik
aan krantenpapier is nauwlijks ide helft van ‘de hoe-
veelheid, waarmede het totale ‘papierverbruik toe-
nam sedert 1921. Belangivekkend is voorts, dat in een artikel, waar-
in ‘ook tijdens ‘de crisis het verbruik nog toenam en
de binnenlandse productie slechts tijdelijk iets terug-
liep, -de financiële resultaten zd snel -daalden, -dat de
hedrijfst’oes’tand zorgwekkend is te noemen en be-
schermen’de maatregelen noodzakelijk zijn geworden
om ineenstorting te voorkomen.
20
–
1
3iNRErL.PAPiE1IVERBRUjlç.
230
220
!3
210
2 BiNNENL,PAPiER
200
PRODUCTiE
l90
80
170
?>>
6 WAARDE BiNUERL,
–
– PAPiERPRÖDUCTiE
i6o
.
-,
150
140
130
120
r”
– –
flo
00
q
,
48lNrvE
1..
VERBR
AN
80
iP
IEIEN
70
5DiaNEULPRO]IUTiE KRANTENF’APiER
,,-
6o
7
VERDRuIiÇ itl NEDERL.VAN BiNNENL.
KRANTENPAPIER
.50
’40
)
9
WAARDE NEDERL
30
PROIUCTiE KRAfvTErvFAPiE_………—»
7
‘
20
8
WAARDE
VERBRUiKTE
ÇROISD-&
BRArDSTOrFErV
/
VOOR BiNNENL:PAPIERPRODUcTIE
/
10
J
.
–
l9lIII922Jl92ôII924Jl92SII926II92,7ll928Jl929JI93oJl9JIl9J2II933JIa3J
‘2Augustus 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
757
-De’ oorzaak hiervan is ‘te winden •in de lijnen 2 en
6
•
in ,yrban.d met lijn 1. Liepen to-t 1929 de lijnen
van ‘binneulands verbruik (1) en ‘binnenlandse pro-
ductie (2)., ongeveer evenwijdig (van 1921-1925
geven de lijnen 2, 3 en 6 het gemiddelde van die
jaren aan), van 1929 af neem-t de afstand tussen 1
en 2, •d.w.z. het saldo van,’de. invoer ‘toe, gevolg van
de prijsdaling en invoerbelemmeringen in de concur-
rerende landen. De invloed •datrvan op de prijs in
Nederland toont lijn 3.
Van 1929 tot 1984 daalde de
waarde der binnenlandse p’roductie van 40 miljoen
gulden tot 20 miljoen gul çl en voor een met nog
4 püt. toegenomen hoeveelheid.
Tegenover die 20 miljoen gulden minder ontvang-
sten staan grote besparingen. Daling in de prijzen
van grond- en brandstoffen staat daarin bovenaan.
Deze bed,raagt in 5 jaren ibijna 12 miljoen gulden
(grondstoffen 10.132 ‘millioen, brandstoffen 14 mil-
lioen). Technisehe en organisatorische rationalisatie
heeft -tot grote arbeidsbesparing geleid. Het aantal
arbeiders is relatief veel langzamer gestegen dan de
productie en sedert 1930 ‘gedaald. Van gemiddeld
4.690 in ‘de jaren 1921/25 ‘heeft een stijging tot 6.380
plaats gehad in 1930, waarna een ‘daling intrad tot
5.480.
Een gewaagde ramiing doet ons door deze ver-
mindering met 900 arbeiders en een loonsverlaging
een besparing vermoeden van 2
á
3 millioen gulden.
– Er blijft ‘dus nog vijf â zes millioen gulden te
overbruggen door andere besparingen.
De daartoe nod’ige aanpassing is nog ‘op verre na
niet ‘bereikt. Toch ligt daar alleen het middel om
‘dit ‘bedrijf, -dat technisch tot de sterkste behoort
en een artikel maakt, waarvan het gebruik niet daalt,
weder zijn .bestaansinogelijkhei’d te geven.
De me-t ingang van 1 Januari 1935 ingevoerde
contingentering van de invoer van vershiilende pa-
piersoorten (o.a. krantenpapier niet) kan ‘de zieke
nog wat in leven houden, herstel is alleen mogelijk
als -de pr&ductiekosten in de buurt komen van die
in de concurrerende landen (Duitsland, Finland,
Zweden, Groot-Brittannië, Noorwegen, e.a.).
Van 1930 tot 1934 -daalde ‘de uitvoer inhoeveel-
heid van 74.601 ton tot 38.988 ton, in waarde van
f
15.931.000 -tot
f
4.814.000 en cle invoer van 108.29.0
ton tot 92.895 ton en van
f
25.833.000 tot
f
11.423.000.
Het is ‘dus niet de grootte van de invoer, ‘die onne
industrie verliesgevend maakt, -doch de ‘buitenlandse
prijs, ‘die -de binnenlanzische markt verliesgevend en
de buitenlandse ontoegankelijk maakt.
Geen actieve handelspolitiek kan -daarin verbete-
ring brengen, doch alleen ‘daling der productiekosten
-door vermindering van lasten en daling van het
binnenlands prijspeil.
C. J. P. ZAALBERG.
AANTEEKENINGEN.
De beteekenis van starre discontotarieven.
De Bank -of England heeft kortgeleden, aldus ont-
leenen wij aan de ,,Wirtschaftliohe Ncchrichten Nr.
797″ van de ,,Berliner Handels-Gesellsohaft”, ‘het
driejarig jubileum van een ononderbroken hankd’is-
conto van 2 pOt. kunnen vieren. Eenmaal slechts in
de econ’omishe geschiedenis van Engeland, nl. in het
laatste decennium ‘der vorige ee
u
or,
kon een even lage
bankrente zich zoolan’g handhaven. De voorwaar-
den voor de liqui’cliteit van de geld- en kapitaalmarkt
waren dezelfde; na het einde van een economische
crisis, welke vele jaren had geduurd, beschikte het
credietapparaat over middelen, voor welke nog geen geschikte aanwending bestond. De rendementen van
•de staatspapieren varen aan het einde van deze
periode gehalveerd, terwijl de meeste andere landen, niet in ‘de laatste plaats ook Duitsubland, een gelijke
ontwikkeling ‘te zien gaven. Wat deze zijde van de
kapitaalmarkt ‘betreft, is de parallelliteit met ‘de hui-
dige verhoudingen
‘duidelijk.
Toen het Engelsehe ‘dis’
conto op 30 Juni 1932 van 2Y2, pCt. tot 2 pOt. werd
vérlaagd, hadden de Engelsche staatspapieren een
rendement van ce. 4 pOt.; inmiddels is dit tot iets
meer dan 2 pOt. ‘gedaald.
De stabilisatie van zeer lage :discontotarieven bleef
echter ook -ditmaal niet ‘tot Engeland beperkt. Even-
eens in ‘de Ver. Staten en in de landen van het goud-
‘blok was het gedurende de laatste jaren niet nood-
zakelijk, ‘deze uit conjunctuurpolitieke overwegingen
te verhoogen. In geen enkel land hebben de lage
rentetarieven tot overspeculatie aanleiding gegeven
cii men mag hierin een ‘bewijs zien, dat aan een
gezonde en normale investeering in de geheele wereld
nog buitengewoon veel hindernissen in den weg
staan. De veranderingen in de geldrente, welke in
-de laatste maanden in verschillende landen ‘hebben
plaatsgevonden, blijken nergens uitsluitend of over-
wegend een gevolg te zijn van interne economische
‘bewegingen, doch
zij
zijn bijna zonder uitzondering
uit de muntpol’itiek en daardoor in ru-imeren zin ook
uit de economische politiek ontstaan. Voor zooverre
een oordeel thans reeds mogelijk is, heeft het dis-
conto-instrument cle goudbloklanden het afweren van
on.gewensohte valuta-invloeden vergemakkelijkt en
-daarmede de eigen inuntpolibiek helpen slagen. In-
tusschen mag niet over ‘het hoofd ivor-den gezien,
dat ‘het verlagen van het disconto zoowel in Zwit-
serland als ook in Nederland zeer
duidelijk
met een
verzwakking van de goudvoorraden ‘gepaard ging.
Dergelijke maatregelen -kunnen derhalve niet aoo
vaak worden herhaald, tot -de goudvoorraad uitge-
put raakt; de gunstige goudposit’ie van Frankrijk be-
hoort ‘hierbij afzonderlijk te worden beschouwd.
Het feit, dat de -discontokoersen in de landen van
het gou’d’biok na de strjdphases meestal weder spoe-
dig tot het vroegere niveau konden worden verlaagd, bewijst, dat men het met opzet wild& vermijden, via
het -disconto rechtstreeks op het verloop van ‘het ‘bin-
nenlandsc’be ‘bedrijfsleven invloed uit te oefenen,
resp. het begin van ‘het herstel tegen te houden. De
conclusie is dus gerechtvaardigd, dat ‘het laag hou-
den van de -discontokoersen zioh niet alleen op het
gebied van een doel’hewuste politiek tot liquidatie
van de crisis en tot opleving van het bedrijfsleven
bewoog, doch in groote trekken ook met ‘de natuur-
lijke omstandigheden van ‘de geld- en -kapitaalmark-
ten in overeenstemming was. Hoe langer -deze dis-
contotarieven nu van kracht zijn, -deste meer wordt
het uitblijven van den mogelijken prikkel voor
het particulier iniria-tief een probleem. Toegegeven
‘dient te worden, dat de aanpassing van de rente-
voeten van oude schuidverhou:dingen aan de nieuwe tarieven door middel van conversies -de onvermijde-
lijke voor’berei-ding van de markten was voor nieuwe schulden van den Staat en van ‘het bedrijfsleven tegen
-den verlaagden rentestand. Dit proces is thans
grootendeels beëindigd. In de Vereenigde Staten
heeft het zich ook tot ‘het uiterste terrein, van de
sehuldbekentenissen van industrieele ondernemingen,
uitgestrekt en [bevindt het zich reeds in ‘het stadium
van een ‘geleidelijke nieuwe aanwending van kapitaal.
Het is ongetwijfeld waar, dat de functie van de kapitaalmarkten in -de laatste jaren sterk is inge-
schrompeld, hetgee
n
ten -dccle in verband staat met
de verminderde spaarkracht van ‘breede lagen -der
-bevolking, ten dccle echter ook met een veranderde
positie van de banken op de geld- en kapitaalmarkt.
Een van -de belangrijkste functies van de meeste
kapitaalmarkten zal -daarin ‘bestaan, de grondslagen van -de kapitaalverdeeliisg weder soepeler te maken
en ‘de credietinstellin’gen, voor zooverre zij geen be-
leggingsmaatschappijen zijn, uit -die eenzijdigheid van
-de beleggingen te bevrijden, waarin -zij ten dccle door
gebrek aan economische mogelijkheden, ten -dccle ech-
ter ook -gedwongen als gevolg van de toeneming van
de schuld van -den Staat, zijn ‘geraakt. In dit ‘opzicht schijnt gedurende -de laatste weken zoowel in Enge-
758
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Augustus 11935
land als ook in de Vereenigde’ Staten een ibepaal-
de ommekeer te hebben plaatsgevonden, welke uit
het oogpunt van ‘het particuliere orudernemersinitia-tief een gunstige ‘beoorcleeli.ug toelaat, Zoo zijn •de
beleggingen in staa’tspapieren van de member ‘hanks
van het Federal Reserve System sedert einde Juli
voor de eerste maal met meerdere honderd millioe-
nen Dollar gedaald. De bereidwilligheid van de ban-
ken om staatspapier te koopen was reeds vroeger
minder geworden. De aankoopen van staatspapieren
van de ‘banken daalden van $ 1.460 millioen in de
eerste ‘helft van 1934 tot
527
millioen in de tweede
helft van 1934 en tenslotte tot $ 215 millioen in ‘de
eerste helft van 1935. Anderzijds stegen ‘de credieten
aan het bedrijfsleven. Bij ‘de banken te New-York
zijn tenslotte de :depos’ito’s in het tweede kwartaal
van 1935 met $ milliard toegenomen. Ten opzichte
van ‘den stand gedurende dezelfde periode van het
vorige jaar zijn ‘de ‘depos’i’to’s $ 1.25 milliard hooger.
Men krijgt dus ‘den indruk, dat ‘het hoogtepunt
van •de financieringspolitiek van den Staat met ‘be-
‘hulp van ‘de banken in de Veree.uigde Staten is over-
schreden en ‘het zou een
bijzonder
gunstige -toevallig-
hei.d zijn, wanneer in deze perio’de •de opleving van
het
bedrijfsleven
van binnen u’it, het voortzetten van
‘de staatsconjunctuur op ‘dezelfde schaal als tot dus-
verre, overbodig zou maken. Overigens is •het voor
‘den stan’d van ‘de Amerikaansehe staatsschuld ken-
merkend, dat
‘bijna
50 pOt. van de ‘totale rentedra-
gende schulden van den Staat, d.w.z. ruim $ 12 mil-
liard, ‘in een tijd van 5 jaren, vervallen. Daaruit
blijkt, ‘dat de financiering van ‘de staatsconjunctuur
ook ‘in de Vereeni’g’de Staten zich in sterke mate heeft
afgewikkeld via ‘de geidmarkt niet haar lage
tarieven. Ook in Engeland is ‘de effectenporte-
feuiile van ‘de clearin’gbanken ‘in Juli, voot de
eerste maal ‘sedert een jaar, aanzienlijk gedaald.
Men leidt hieruit af, •dat ‘de ‘banken n’iet ongun-
stig •over ‘de mogelijkheden van een ‘verdere ople-
ving van het ‘bedrijfsleven •denken. In een kortge-
leden verschenen boek, waarin ongeveer 150 in het
puiblieke leven bekende persoonlijkheden zich voor
een Engelsch economisch programma uitspreken,
wordt bij de ‘beschouwing van den cred.iettoestand
gez’eg’d,• dat ‘de Engelsch’e kapitaalmarkt met ‘het oog
op de ‘behoefte van ‘de ‘industrie nog veel zwakke
punten vertoont en dat vooral voor ‘de kleinere en
meer riskant werkende ‘ondernemers er nog een
‘groot gebrek aan mogelijkheden tot ‘kapitaalversc’haf-fin’g heerscht. In ‘het Macmillan-rappor’t wer’den ‘des-
tijds de Du’ibsche banken als voorbeeld voor de
En’gelsche groote banken gesteld, en men moet af-
wachten, ‘of het tijdperk, waarin ‘het Engelsche be-
drijfsleven thans treedt, een zekere wijziging van •de
taak van ‘de banken zal ‘brengen.
1)
1)
Juist in liet jongste nummer van ,,The ]Dc-onomist”
wordt aan dit vraagstuk aandacht geschonken en erop
gewezen, dat speciale f.inaiicieri.ngsmaatsohappijen, vooral
voor •de kleinere ondernemingen, welke moeilijk la.ngloo-
peiide credie’ten kunnen verkrijgen, zouden moeten opt’e-
d’en. ‘Deze maatschappijen zullen een iets hoogere rente
kunnen vergoeden, hetgeen voor vele kleinere beleggers,
welke door ‘de conversies getroffen zijn, juist nu deel-
neming aanlokkelijk zou maken.
Terwijl ‘de ren-tepolitiek tot ‘duserre ‘in wezen
onder ‘toezicht van ‘den Staat stond, zou’den bij een
toeneming van ‘de particuliere credietbehoeften voor
‘de En’gelsche en de Amerikaansche ‘banken rentewin-
sten ontstaan, welke reeds in verband met de ‘steeds
moeilijker wordende winstmogeljkheden van d.e ere-
d’ie’tins’tellin
,
gen een ‘geleidelijke ‘omzetting van de
beleggingen zouden beteekenen. Hier beginnen ‘de
on’derste grenzen van ‘de rentevorming, welke juist
door ‘de Amerikaansche financieringsmetho’den in een
oneconomische richting werden verplaatst, zich ge-
leidelijk weder te cons’oli’deeren. ‘Wordt eenmaal een
opleving in het ‘bedrijfsleven ‘merkbaar en leeft de
vraag naar cre’diet ‘op, ‘dan zal men ‘gemakkelijk in-
zien, dat het vasthouden aan ongewoon lage renteta-
neven, hetgeen gedurende ‘de peri’o’de van ,ht volledig’
‘door den Staat opéischen van ‘het kapitaal stellig ge-
rechtvaardigd was, anders moet w’or’den beoordeeld.
Ook wat de vorming van spaarkapitaal ‘betreft, ‘zijnde
rentetarieven in ‘de Vereenigde Saten waarschijnlijk
reeds ‘sedert ‘geruimen tijd gedaald onder die, ‘welke
een maximum resultaat geven. De d’iscontopolitiek,
welke, aooals werd aangetoond, gedurende de laatste
jaren principieel en beslissend ten ‘dienste van de crisis-
bestrijding met overhe’i’d’siniddelen s’tond, zal onge’t’vij
fel’d ‘hij de contrôle over ‘de ‘hes’temniin’g, welke ‘het
kapitaal in liet binnenland, en – voor ‘z’ô’overre het
kapitaalkrachtige landen be’tref’t – in ‘het ‘buiten-
lan’d wordt gegeven, een nieuwe taak krijgen en inien
zal ‘in de toekomst elke grootere ‘beweging vaû de
rentetarieven, voor zooverre zij niet zuivôr ‘door de
muntpolitie’k wordt veroorzaakt, als symbool van
nieuwe economische verschijningsvormen moeten be-
schouwen.
MAANDCIJFERS.
PROI)UOTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN-
KOLEN- EN ZOUTMIJNEN
Gegeven verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.1
t
C,avw.nl
ijke
Steen kolen mijnen.
Juli
1
Jan. ‘Juli
Jan./Juli
1935 1935
1934
Prod. Steenkolen in tonnen
1.058.031 6.805.641
7.114.376 Aantal normale werkdagen
.
25
1
)
163 179
H. Bruinkolenmijn ,,Carisborg”.
Netto.productie in tonnen.:
11.324
2
)
58.411
67.401
Aantal normale werkdagen
15
1
101
134
III. Zoutmijnen. (Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)
Afgeleverd:
Geraif.
zout ……..(ton)
Indust.riezout
……(
)
6.057
39.893
11.9323)
Afvalzout ……….(
J
Aantal normale werkdagen
27
‘
178
51
3
)
(iezameni.
Bruin-
Aantal arbeiders.
Steenkolen-
kolenmijn
Zoutmijnen
mijnen
Carisborg”
1
Augustus
1935
……..
{5)
77
278
1
Augustus
1934
……..
(
10.546
4
1 j
‘
.
81
–
‘
207S36’j
1)
Wilhelmina;
24
Enima en Maurits;
23
Hendrik, Domaniale Miin
en Laura en Vereeniging;
21
Willem-Sophia;
18
Oranje-Nassaumijnen,
‘) 8158
ton ruwe bruinkool en
3.166
ton bruinkoolbrjketten,
3)
Januari
en Mei.
4)
Bovengronds.
5)
mcl.
1.919 arbeiders in de nevenbedrijveji.
6)
Ondergronds.
7)
Inch
2.007 arbeiders in de nevenbedrijven.
Artikelen
Rotterdam
‘
Amsterdam
Totaal
l8I24Aug.
Sedert
Overeenk.
181
24
Aug.
Sedert
)vv’reenk.
1935
1Jan.
1935
tijdvak
1934
1935
1Jan.
1935
Itilak
1934
1935
1934
10.690
566.887 867.050
—
13.842
23.835 580.729′
890.885
3.825
133.741
279.459
–
281
15.257
134.022
294.716
Tarwe
……………..
Rogge
………………
Boekweit ……………….
170
14.072 14.705
–
–
–
14.072 14.705
Male ……………….
15. 550
496.965
595.013
3.552
81.790 144.510 578.755
739.523
605
193.591
253.631
–
23.023
36.111
216.614
289.742
Gerst
……………….
414
.
87.774 83.396
–
1.660
2 696
.
8943
86.092
9.512
128.866 147.048 3.048
250.331
159.656
.
379.197
–
306.704
Haver
……………….
1.100
30.193
54244
–
–
‘
25
30.193
54.269
Lijnzaad
……………
Lijnkoek ……………
392
13.311
13.357
59
4.227
1.838
17.538
15.195
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
•
251
17.970
37.551
47
2.098 4.684
20.068 42.235
AANVRAAGBRIEFJE
Schrijver:
Korte titel:
Numer(
c.
Ondertekening
ROTTERDAM,
2 .
N. B. Elk brielje mag slechts één titel bevatten
V9O438
28 Augustus 1935
ECONOMISCHSTATISTISChIE BERICHTEN
759
STATISTIEKEN.
BANKD1SUONTOS.
isc Wissels. 5
3 Aug.’35
Lissabon
….
5
13Dec.’34
Ned
Bel.Binn. Elf. 5
3Aug.’35
1Vrsch.
Londen ……
2
30 Jttns’32
Bk
in R.C. 5
3Aug.’35
Madrid ……
5
9
Juli ’35
Athene
……….7
14Oct.
1
33
N.-YorkF.R.B.
11
1 Feb.’34
Batavia
4
1 Juli’35
……….
Oslo
……..
3
22
Mei’
33
Belgrado
……..5
1 Febr. ’35
Parijs
……
3
8 Aug. ’35
Berlijn ……….4
22Sept.’32
Praag
……
325
Jan.’33
Boekarest …….. 4
15Dec.’34
Pretoria
•…
3
15Mei’33
Brussel
2
16Mei’35
……….
Rome ……..
4
12Aug.’35
Budapest ……..4
17Oct.
1
32
Stockholm
•. 2i
1Dec.’33
Calcutta
……..3
116Feb.
1
33
Tokio
…. 3.65
2 Juli’33
Dantzig
……..6
1Mei
’35
Weenen ……
310 Juli’35
Helsingfors ……4
3 Dec.’34
Warschau….
5
26
Oct. ’33
Kopenhagen
322
Aug.’35
Zwits. Nat. Bk.
2
3 Mei’35
OPEN MARKT
1935
1934
1933
1914
24 Aug.
ug.
9124
Aug.
12!17
Aug.
5110
Aug.
20125
Aug.
21126
Aug.
2024 Juli
Amiterdam
Partic.disc.
5
418-5
418-51I8
41/9314
/16’18
31
4
311
9
31
79
Prolong.
–
5_113
431
4
_5
4.11
3
1 1
2
1
1e14
Londen
DageId.
. .
1
/-1
1
121
i(z1
Il
3/4-1
1
14-1
1
3
14-2
Partic.disc.
9
(26
-5
/5
(l6I8
1l6I8
/16I8
.43116
3/
5
_1J
3
411
4
_31
4
Berlijn
Daggeld…
27I83t14
27Is-3314
71
5
_31j
4
2715.3314
451I4
41I4-512
–
Maandeld
231
4
311
4
231
4
.361
4
231
4
311
4
231
4
311
4
412-6
41
3
6
–
Part, disc.
3 3
3
3
31
371
211h/,
VTarenw.
. .
4I1
4.11
4
4_11
4
4_11
4
4_I1
3
4..11
3
–
New York
Dageld
1)
11
4
114
11
4
11
4
1
1
Partic.disc.
S/
116
1
5
116
5
/16
–
3(ie
–
18
–
14
1)
Koers van 23 Aug. en daaraan voorafgaande weken tim. vrijaag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
D a
New
Londen
*)
Berlijn
Parijs
5)
Brussel
5)
Bataeia
1)
York*)
8)
1
20 Aug. 1935
1.47
9
116
7.35k
59.56
9.79
24.94
1003%
21
1935
1.4701
16
7.3434
59.55
–
9.78s1
24.92-
100
22
1935
1.473%
7.347,
59.50
9.78
24.91
1003%
23
1935
1.4751
7.331,, 59.50
9.77
24.884
100
24
1935
1.475,
7.34k
59.40
9.76
3
%
24.884
1003%
26
,,
1935
1.4791,
7.34iij
s
59.374
9.773%
24.90
1003%
Laagste d.w
1
)
1.473%
7.33
59.35
9.763%
24.85
100
Hoogste d.w
1
)
1.4771
8
7.36
59.65
9.79
25.-
10011
8
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100
Data
s1L
t
znd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid
20 Aug. 1935
48.323%
–
6.15
1.20
12.10
20.29
21
1935
48.28
–
6.15
1.20
12.10
20.26
22
1935
48.24
–
6.15
1.20
12.-
20.28
23
,,
1935
48.22
–
6.15
1.20
12.074
20.26
24
,,
1935
48.23
–
6.14
1.20
–
–
26
,,
1935
48.23
–
6.15
1.20 12.10
20.25
Laagste d.wl)
48.173%
–
6.10
1.15
12.-
20.15
Hoogste d.w’)
48.35
28.15
6.174
1.25
12.20
20.30
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52
Data
.Stock-
holm ‘)
Kopen-
hagen*)
Oslo
5)
‘:
f5051)
Buenos-
Aires
1)
Mon-
treal
11
20 Aug. 1935
37.90
32.85 36.85
3.25
393%
1
.
47
f8
21
,,
1935
37.90
32.85 36.95
3.25
393%
1.47′,
22
1935
37.90
32.85 36.95
3.224
3971,
1.473%
23
1935
37.80
32.75
36.85 3.23
393%
1.4721,
24
,,
1935
37.90
32.85 36.95
3.23
393%
1.4701
9
26
1935
37.874
32.80
313.90
3.24
393%
1.473%
Laagste d.w’)
37.50 32.50
36.55
3.174
39
1.47
Hoogste d.wl)
38.15
33.10
37.20
3.30
403%
1.47
3
%
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671 6.266
953%
2.4878
*1
Nnfeerine
te
Amsterdam.
5
*1
Not, te
Rotterdam.
1)
Part.
opgave.
113’t1seof 2de No. van iedere maand komt een over’zicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D
a a
Londen
($ per £)
Parijs
(3 p. lOOfr.)
Berlijn
(3 p. 100
Mk.)
Amsterdam
(3
p. 100 gld.)
20 Aug.
1935
4,983%
6,635/
40,40
67,85
21
1935
4,98k
6,633%
40,39 67,83
22
1935
–
4,979/,
6,623%
40,37 67,76
23
1935
4,973%
6,6211,
40,29 67,77
24
1935
4,975/
8
(j,621
40,30 67,86
26
1935
4,9811,
6,623/
8
40,27
67,81
27 Aug.
1934
5,057/
8
6,673%
39,50
68,55
Muntpariteit..
4,86
3,901
23.813%
4011
6
KOERSFN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
–
Noteerings-
eenheden
10
Aug.I
1935
17Aug.
1935
19124 Aug.1935
LaagsteHoogste
24Aug.
1935
Alexandrië.
.
Piast.
p.
973%
973%
9731
s
97
5
1,
973%
Athene
….
])r.p.
517 516
516
518 518
Bangkok….
Sh. p.tical
1110
1
1
8
11101/
8
11101/
9
111011
9
1/10
1
/
1
Budapest
. .
Pen. p. £
165/
1611
9
1651 1651 1631
9
BuenosAires’ p.pesop.,
18.55
18.50
18.40
18.60 18.50
Calcutte
. . . .
Sh. p.
rup.
1/61,,
116
1
1
8
116
3
1
33
116
5
1
33
11611,
Constantin.
.
Piast.p.
613
613 613
614 613
Hongkong
. .
Sh. p. $
2/1
1
/,
2/-
1/11
2,0s
2,0’/,
Sh.
p.
yen
11251
35
11231, 112I1
1123%
1i231,
1obe
…….
Lissabon….
Escu. p. £
1101/
8
11011, 10971
s
110
3
18
11011
s
Mexico
. .. .
$per
18 18
173%
183%
18
Montevideo
2)
d.perC
20i
20tj
e
193%
20
193%
Montreal
. .
$
per
£
4.963%
4.98
4.973%
4.993%
4.983%
Riod.Janeir0
3
cl.
per Mil.
2
5
/
11
2
9
,’1
23%
2211,
2
9
1,
Shanghai
. .
Sh.
p.
tael
11571
1
1
!5l8/,
1153%
1163%
16
Singapore
. .
id.
p. $
213
15
/15
213
31
1
32
1
2,371
5
2431,
6
21411
18
ValparaisoS).
$perC
119 119 119
119
119
lVarschau
. .
ZI. p. £
2631 2681
6
26
1
26
,
1
2
263%
1) Offic. not. 15 laten, gem. not., welke importeurs heoben te betalen,
8 Juli 17.02, 19 Aug. 17.03; 22 Aug. 17.04.
2)
0111e. not. 6 Aug. 3913; 21 Aug.
3 23 Aug. 39
1
/2; 24 Aug. 3931
8
. 3) Id. Ii Mrt. 421
4
4) 90 dg. Vanaf
28 Aug. laatste
4
export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 8)
Londen
1
) N.Vork
3
)
Londen
20 Aug. 1935.. 29
6531
8
20 Aug. 1935…. 140
/
1
21
1935.. 29
65e/9
21
,,
1935…. 139/114
22
1935.. 29
65s1,
22
,,
1935…. 140;-
23
1935., 297/
653%
23
,,
1935…. 140/14
24
1935., 29i
24
,,
1935…. 139114
26
,,
1935.. 29
6581
9
26
,,
1935…. 139/104
27 Aug. 1934.. 2191
4961
8
27 Aug. 1934,… 1394
27 Juli 1914.. 241éj,, 159
27 Juli 1914…. 841103%
1) in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
3)
in sh. p. oz.fine
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
1Aug.
I33
1
zi
iug.
W.33
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne-
f
6.571.876,93
f
251.248,48
derlandsche Bank
……………….
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
751.213,29
,
224.600,15
Voorschotten
op
ultimo
Juli
1935
a/d. gemeerit. verstr.
op
a, haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gen.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas-
tingen en
op
de vermogensbelasting
»
4.968.163,98 4.968.163,98
,,
131.221.623,77
,
125.723.430,63
Voorschotten aan Ned.-lndië
……….
»
12.570.740,64
,,
12.571.650,49
Idem
aan
Suriname……………….
Idem
aan
Curaçao
….
……..
…..
..1.166.072,77
•
1.155.433,94
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buitenl.
120.988.568,15
1
,,
120.772.748,70
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek.
v.
Rijkscomptabelen
–
24.483.771,28
–
,,
22.469.547,65
Vord.
op
het Alg.Burg. Pensioenfonds’)
–
–
Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)….
35.289.419,34
,,
33.419.421,20
Verstr. ten laste der
.
Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeent(
38.584.852,88
,,
38.584.852,88
V e r
Pl
IC
h t i n g e n
Voorschotdoor De Ned. Bank ingev.
–
art,
16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in
omloop ………
f400.508.000,-
f400.083.000,-
Schatkistpromessen in omloop
……
–
129.820.000,-
,,
129.820.000,-
– –
1935
de
1.219.705,-
,,
1.217.804,-
Schuld
op
ultimo
Juli
aan
gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds. d.
..
pers, bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb.
.
Daggeldleeningen
………………………
Zilverbons in omloop
…………………
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op die
bel, en
op
de vermogens belasting
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
—
852.655.68
,,
–
370.263,86
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T. 1)
»
85.462.054,81
,,
68.699.937,54
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
,,
813.698,71
,,
1.085.130,43
Id. aan diverse instellingen’) ….
…..
..119.617.022,24
.
119.622.832,24
,,
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-JNDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
–
1
17 Aug. 1935
/
24 Aug. 1935
Vorderingen:
f
2.881.000,-
f
911.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
653.000,-
,,
513.000,-
,,
60.164.000,-
–
Verplichtingen:
Saldo Javasche
Bank…………….
Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijksinstell
131.516.000,-
,,
125.723.000,-
Betaalmiddelen in
‘s
Lands kas
……
–
–
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
226.000,-
,,
226.000,-
Schatkistpromessen
…………………
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank
276.000,-
,,
439.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
C rcu-
latle
Andere
opeischb.
schulden
1
Dlscont
‘
D
reke-
ningen’)
27
Juli
1935..
819
1.052 399
581
1.711
20
1935,.
805 964 411 580 1.725
13
1935..
804
997
426
581
1.712
6
1935..
798
1.072
424
586
1.703
29 Juni
1935..
814
1.149
419
593
1.720
5
Juli
1914,.
645
1.100
560 735 396
5) Sluitp. der ictiva.
760
ECONOMISCR.STATISTISCHE
–
BERICHTÉ
.
28 Augustus ‘1935
STATISTISCH OVERZI(
–
GRANEN EN ZADEN
TTJINBOflWARTIK’ELEN
VLEESCH’
‘
TARWE
80
.
,
a
ROGGE
MAIS
,
GERST
64165 K.
LIJNZAAD
DRUIVEN
TÔMATEN
‘
AARD-
VH
VAR
K
ENS
a a oco
K.G. Bahia
anca oco
La Plata
.
‘
oco
.
a
a a
La Plata
oco
Black
ican e
Al’
‘
A
APPELEN
‘
verse
VLEESCH
:
Rotterdamj
Amsterdam
R’dam!A’dam
R’damjA’dam
loco Rotter-
damjAdam
R’damjA’dam
.
per K 0.
per 100 K.G.
,
‘
P
100 1(0.
‘
Gem.v.3kw.
.
verse
er
ioo
K C
per
,
100 K.G.
e
100 K 0
P
r
.
.
e
2000 K
«
p
r
.
.
per
000
K.G.
per
1
.
.
Westland
‘
Westiand
.
roote-
,
per
ioo
K.O.
‘
Rotterdam
2)
____•
.
..
4)
•
__
roe
0
eram
f1.
0
Io
f•l.
0
/0
.
f1.
.
.
0
/0
f1.
0
/0
f1.
0
10
f1.
%
f1.
0
10
f1.
0
,0
f1.
ijT
f1.
Of
1925
17,20
100,0.
13,07
5
100,0
231,50
•
,IOO,O
236,00
100,0
462,50
100,0
–
:
1926 15,90
92,4
11.75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4 360,50
77,9
1927
14,75
85,8
12,41
5
95,4
‘176,00
76,0237,00
100,4
362,50
78,4
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
1928
13,47
5
78,3
13,15
100,6
226,00
.
97,7 228,50
96,8
36300
78,5
0,80
100,0
20,
–
100,0
4,93
100,0
93,-
100-‘
77,50
10
1929
12,25
71,2
10,87
6
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
064
80,0
16,-
80,0 3,15
63,9
96,40
1037
93,12
5
12
1930
9,67
5
56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
35600
77,0
0,62
77,5 20
k
–
100,0
412
83
1
6
108,-
116,1
72,90
9
1931
5,55
32,3
4,55
34,8
84,50
‘
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
0,49
61,3
14,50
72,5
495
1004
88-
946
48-
6
1932
5,22
0
30,4
4,62
5
35,4
77,25
.
‘
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
0,41
51,3
1150
,
57,5
1,69
34,3
61,-
656
37,50
4
1933
5,02
5
29,2
3,55
27,2
6850
29,6
70,00
30,0
148,00
32,0
0,31
38,8
8,21 41,1
0,85
17,2
52,-
55,9
49,50
6
1
34
3,670
21,4
3,32
5
25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
3
0
,8
0,27
33,8 5,53
27,7
3,23 65,5
61,50
66,1
46,65
6
Jan.
1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25
‘
–
28,2 58,00
24,6
144,25
31,2 62,50
672
5375
6
Pebr
.
.,,
3,40
19,8
2,770
21,2
65,25 28,2 58,50
24,8
13300
28,8
63,-
67,7
5350
6
Maart
,,
3,25
18,9
2,725
20,8
70,75
30,6
58,75
24,9
132,00
28,5
61,75
664
5050
April
.,
3,20
18,6
2,70
20,7
7050
•
‘
30,5 56,75
24,0
136,50
29,5
63,50
68,3
49,125 M
e
i
3,32
5
19,2
2,8fl
21,9
62,00
26,8 63,00
26,7
154,50
33;4
—
65,75
70,7
47,50
61
Juni
3,67
5
21,4
3,175
24,3
65,00
281
74,75
31,7 156,50
33,8
63,25 68,0
43,75
juli
,,
3,
8
0
22,1
3,30
25,3
71,50 30,9 78,75
33,4
151,25
32,7
-.
8,28
41,4
———————-
3,52 71,3
63,-
67,7 44,62
5
5
Aug.
,
4,37
25,4
4,27
32.7
83,25 36,0 93,50
39,6
159,25
34,4
0,35 43,8
5,89 29,5 2,93
59,4
63,95 68,8 43,30
5
Sept.
,,
4,-
23,3
‘4,15
31,7
77,25 33,4 93,25
39,5
145,50
31,5
0,25 31,3
2,02
10,1
63,55
68,3
42,625
.
Oct.
,,
3,50
20,3 3,70 28,3
69,50 30.0 93,50
39,6
135,25
29,2.
0,21
26,3 5,92
29,6
60,70 65,3
42,125
54
Nov.
3,50
20,3 3,45
‘
26,4
71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
,
–
53,75
578
4450
‘
57
Dec.
,,
3,45
20,1
3,55 27,2
76,25
32,9
91,00
38,6
134,00
29,0
———————–
–
–
—
—
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
—
——————-
53,15
.57,2
44,65
57
Jan.
1935
3,30
19,2
3,525 27,0
74.25
32,1
89,25
37,8
137,25
29,7
–
–
–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
—
–
–
—
—
—
–
–
–
–
–
–
–
–
–
—
—
–
–
–
–
–
–
—
—
–
–
–
–
53,625
57,7
45,62
5
5g
Febr
.
.,,
3,20
18,6
3,375
25,8
68,00
29,4
71,25
30,2
124,25
•
26.9
51,90
55,8
4755
61
Maart
,,
3,20
186
3,07
5
23,5
67,75
29,3
64,00
27,1
120,50
26,1
51,40
55,3
51,2fl
66
April
4,075
23,7
2,95
22,6
70,75 30,6
66,75
28,0
•
125,00
27,0
5
,’2
55,8
50,25
64
Mei
4,05
23,5 2,90
22,2
59,90 25,9 67,25
28,5
125,50
27,1
–
–
–
–
–
—-
–
–
–
—
–
–
–
—
–
–
—
–
–
–
—-
–
–
–
–
—
–
–
—
–
–
–
–
–
–
–
—-
–
–
–
—
–
–
—
–
–
5080
54,6
4850
62
Juni
,.
4,02
23,4
2,90
22,2
57,50
24,8
75,00
31,8
124,25
26,9
_
48,-
51,6
46 12
5
59
Juli
3,925
22,8 2,55
19,5
54,50
23,5
66,75
28,3
124,50
26,9
• –
–
10,19
———————
50,9
4,24
86,0
48,-
51.6
47,375
61
5 Aug.
,
4,25
24,7
2.60
19,9
57,00
24,6
65,00
27,5
132,00
28,5
0,18
€0(i
10,5
———————
52,5
2,07 42,0
45,_S)
.
48,4
52,-
5
)
6
3
12
,
4,15
24,1
2,60
19,9
55,50
24,0
6500
27,5
130,50
28,2
0,40
50,0
8,10 40,5
2,15
436
45,_S)
48,4
52,75
6
)
68
19
,,
26
4,25
4,40
24,7
25,6
2,60
2,70
199
53,00
•
22,9
64,00
27,1
130,00
28,1
0,48
60,
0
6,83 34 2 2,25
45,6
45,-)
48,4
52-7)
67
•,
20,7
55,50
24,0
64,00
27,1
136,00
29,4
0,42
52,
‘6,88
34,4
1,86
37,7
44,
–
8
)1
47,3
52,50)
67
1)
Men zie voor
de tolelichting
op clezen
staat
de nos.
van8,
15
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en 15
Febr.
1933.
) Tot Jan.
1931
Hard Winter
No.2.
van Jan. 1931
16 Dec. 1929
tot 26 Mei
1930
74
1
5 K.G.
Hongaarsche
vanaf
26
Mei 1930
tot
23 Mei 1932
74 K.G.
Zuid-Russische;
van 23
Mei 1932
tot 2 Oct. 1933
No.
2 Canada.
4)
Canada. Van
19 Sept.
’32
tot
24 Juli ’33
62163 K.G
Z.-Russ.
5)
2
Aug.
6)
9 Aug.
7)
16 Aug.
8)
24 Aug.
‘J)
1
Aug.
00)
8 Aug.
II)
15
Aug.
12)
22 Aug.
13)
23 Aug.
Vervolg
STATISTISCH
OVERZICI
MINERALEN
_
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE
.
WOL
KATOEN
WOL
•
Hollandsche
Mid. Contin.
Çrude
Gulf exp.
gekamde
________
gekanide
Australiselie,
.,
KOE-
HUIDEN
KALK-
SALPETE bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
tlm 33.9
$cts. per
Middling
F. G. F.
•
Mer
CrossbredColo-
locoprijzen
Sakella-
o. 1
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 K.G.
R’dam/A’dam
per 1000 K.G.
Bé s. g.
per barrel
U.S. gallon
~J.~
N
c
do d
New-York
rides
mra
0 0
erib
50’s Av. loco
ivepool
P
.
57-61 pnd.
netto
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.
1925
f1.
10,80
uio
100,0
S
1.68
°o
100,0
$c2.
14,86
“,o
100,-
$
ets.
23,25
–
,,
100,0
pence
29,27
‘go
100,
pence
9,35
“to
100,-
pence
55,00
‘
100,0
pence
29,50
100,0
f1.
34,70
‘
100,0
f1.
12,-
100
,(
1926
17,90
165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30 67,4
47,25 85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,1
1927
11,25
104,2
1.3!?
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50 88,2 26,50 89,8 40,43
116,5
1 1,48
95,
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98 67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
5150
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
t 1,48
95, 1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,
–
67,3
19,15
82,4
17.05
58,2 6,59 70,5
39,-
70,9
25,25
85,6 32,25
92,9
10,60
88, 1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
392
41,9 26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,1
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
504
33,9
8,60
37,0
‘
7,33
25,0
3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,1
1932
8,00
74,1
0.81
48,2
4,50
30,3
6,45
27,7
5,21 17,8 3.11
33,3
16,00
29,1
8,50
,
28,8
ll;15′
32,1
6,15
51,
1933
7,00
64,8
045
26,8
3,61
24,3 6,75 29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18
51,
1934
6,20 57,4
0.63
37,5 2,88
19,4
7,35
31,6 5,32
18,2
2,68 28,7
19,25
35,0
10,25
34,7
12,07
34,8
6,11
50,1
Jan.
.
1933
7,05
65,3 0.53
31,5
4.16
28,0
6,15
26.5
5,13
17,5
2,95 31,6
15,75
28,6
8,25 28,0
11,50
33,1 6,30
52,1
Febr.,,
7,20
66,7
0.38 22,6
3,97
26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25 28,0
10,38
29,9
6,40
53,
Maart
,,
7,25
67,1
038
22,6
3,87
5
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29.6
15,25
27,7
7,75 26,3
10,75
31,0
6,40
53,
April
7,25
67,1
0.37 22,0
3,67 24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6 7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,
Mei
,,
7,15
66,2
0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3
6,40
53.
Juni
,,
7,15 66,2
0.25
5
15,2
3,02
20,3
7,85
33,8
5,85
20,0 3,25
34,8
18,50
33,6
9,00 30,5
15,75
45,4
‘
6,40
53,
juli
7,05
65,3
0.41
24,4
3,33
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20
34,2 20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
.
6,40
53.
Aug.
,,
6,95 64,4 0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7 5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7 9.75
33,1
14,75
42,5
5,80
48.:
Sept.
,,
6,85 63,4
0.52 31,0
3,50
23,6 6,60
28,4
4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48,1
Oct.
.
6,60
61,1
0.66 39,3
4,04 27,2 6,40 27,5 4,55
15,5
2,48
26,5 20,75
37,7
10.75
36,4
14,50
41,8
5,90
49.
Nov.
,,
6,75
62,5
0.66
39,3 3,72
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39
25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
1
3,38
38.6
5,95
49.1
Dec.
6,95
64,4
0.67
39,9 3,75
25,2
6,50 28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-.
,
’50f
Jan.
1934
6,65
61,6
0.66
39,3
3,74 25,2
7,10
30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14.75
50,0
13;-
37,5
6,15 51,:
Eebr.
,,
6,30
58,3 0.64
38,1
3,25 21,9 7,50
32,3 5,64
19,3
2,68
28,7
23,75
43,2
1
275
43,2
13,-
37,5
6,20.
51.i
Maart
,,
6,25 57,9
0.63
37,5
3,05
20,5
7,40
31,8 5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11.75
39,8
12,50
36,0 6,25
52,1
April
,,
6,30
58,3
0.62
36,9
2,79
5
18,8
6,95..
29,9 5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6 6,30
52,1
Mei
6,25 57,9
0.62
36,9
2,88
19,4
6,80
29,2 5,20
17,8
2,48
26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2
6,30
52.1
luni
,,
6.15
569
0.62
36,9
2,83
19,0
7,15
30,8 5,23
17,9
2,77
29.6
19,00
34,5
9,50 32.2
11,50
33,1
6,30
52,1
juli
6
15
569
0.62
36,9
2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83
30,3
17,00
30,9 9,00
30,5
11,50
33,1
6.30
52.
(
Aug.
6,15 56,9
0.2
36,9
2,68
18,0
7,85
34,0 5,32
18.2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33,9
5,80
48.:
Sept.
,,
6.00 55,6
0.62 36,9
2,74
18,4
7,70
.
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28.8
12,-
34,6 5.85
48,1
Oct.
6,00
55,6
0.62
36,9
2,60
17,5
7,40
31,8 4,93
16,8
2,57
27,5 15,00
27,3
8,50 28.8
12,50
36,0
5,90
.
49,
Nov.
6,10
56,5
0.62
36,9 2,53
17,0
7,40
31,8
5,42
18,5
2,67
28,6
15.00
27,3 8,75
29.7
12,-
34,6 5,95
‘f49,
(
Dec.
6,05
56,0
0.62
36,9 2,76
18,6
7,50
‘
32,3 5,43
18,5
2,77
29,6
14,50 26,4
8,50
28,8
11,25
32,4 6,05
Jan.
1935
6,05
56,0 0.625
37,2
2,97
5
20,0
7,55 32,5
5,38
18,4
2,99
32,1)
14,75
26,8
8,25 28,0
10,75
31.0
6,15
Jebr.
,,
6,05
56,0
0.625
37,2
2,75
18,5
7,50
32,3
5,24
17,9
3,-
32,1
14,00
25,5
7,75 26,3
10,50
30,3
6.20
t,’
Maart
5,90
54,6
0.62
36,9
2,74
18,4
6,80 29,2
4,85
16,6
2,79 29,8 1
13,75
25,0
7,50
25,4.
10,25
29,5′
6,25
April
,,
600
55,6 0.63
37,5
2,99
20,1
7,05
30,3
4,89
16,7
2,89 30,9
14,75
26,8
8,00
27,
1
10,75
31,0
6,30
2,1
Mei
6,05
56,0 0.62
36,9
2,97
5
20,0 7,30 31,4
4,96
16,9
.3,07
32,8
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
33,9
6,30
2,1
Juni
,,
6,05 56,0
0.62
36,9
3,15
21,2
7,-
,
30,1
4,82
16,5
2,98 31,9
16,75
30,5
8.50 28,8
12,-
34,6
6,30
2,1
juli
51
Aug.
6,05 56,0
0.62
36,9
3,11
5
21,0
7,25
31,2 4,82
16,5
3,08
32,9
18,25
33.2
9,00
30,5
11,75
33,9
5,40
5,’
6,10 56,5
0.62 36,9 3,10
8
)
20,9
7,-
30,1
4,89
6
)
16,7
3,_6)
32
t
18,00
9
)
32,7
9,00
9
)
30,5
12,_is
34,6
5,40
5,’
12
,,
,,
6,15
56,9
0.62 36,9 3,103) 20,9
6,80
29,2
4,957)
16,9
2,86
7
)’
30,6
18,25
10
)
33,2
9,25
00
)
31,4
5,40
5,
19
,,
,,
6,15 56,9
0.62
36,9
3,104) 20,9
6,95
29,9
4,958)
16,9
2,828)
30,2
‘
5,40
5
1
26
,,
6,15
56,9
0.62
36,9
3,105) 20,9
6,40 27,5
1
)Jaar-enmaandgem.afger.op
1
18pence.’2)3;
3
)10;
4
)17; 0)24;
6)7;
7
)14;
8
)21;
0
)1;
10)
15; 11)
20; 00)6;
13)
13;
14)
20;
1
)2;
16
)8Aug.
.,
28 Augustus 1935
ECONOMISCH
–
STATISTISCHE BERICHTEN
761
VAN GROOTHANDELSPRIJZEN’)
.
ZUIVEL EN EIEREN
METALEN
BOTER
BOTER
Edamnier
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
CIvnd
GIETERIJ-
IJZER
ZINK
GOUD
ZILVER
cash
per K.G.
Leeuwar-
I•t
•
n
Alkmaar Fabrieks-
Gem. not.
Eiermijn
Standaard
Locoprijzen
Loco rizen
Lodn
Loco rizen
Londen
er
Foundr
No. 3 t o
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
Londen per
derComm.
Crisis
Zul ei
kaas
Roermond
Londen
er En
ton
g.
En
ton
g.
Middlesb
Eng. t. t.o.b.
per per ounce Standard
Ounce
Noteefing
Centr.
kI.mjmerk
p.
100 st.
per Eng. ton
per Eng. ton
Antwerpen
Eng. ton
fine
fi.
°jo
f1. f1.
Oj
o
II.
Oj
£
°lo
g
%
010
5h.
0
10
sh.
0
10
£
°Io
sh.
0
10
pence
Oo
1925
2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0 62.116
100,0 36.816
100,0
261.171-
100,0
731-
100,0
671-
100-
36.316
100,.
85,
1
6
100,.
32
1
1
100,0
1926
1,98
85,7
–
43,15
77,1
8,15
88,8
58.1j-
93,5
31.1/6
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
1025
34.26
94,3
851-
99,5
28
11
116
89,3
1927
2,03
87,9
–
433e
77,3
7,96
86,7
55.141-
89,7
24.41- 66,4 290.41-
110,8
731-
100,0
6416
96,3
28.101-
78,8
851-
99,5
26
3
(4
83,3
1928
2,11
91,3
–
48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90
1
4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
116
81,1
1929
2,05
88,7
–
45,40
81,1
8,11
88,3
75.14!-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8 85e-
995.
24I16
76,2
1930
166
71,9
._L
38,45
68,7 6,72 73,2 54.131- 88,0 18.1/6 49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
59i6
88,8
16.171-
46,6
85/-
95
17
1
/16
55,4
1931
1,34
58,0
.-
31,30
56,9
5,35 58,3 36.51- 58,4
12.11-
33,1
110.11-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216
108,2
131
41,6
1932
0,94
40,7
–
22,70
40,5
4,14
45,1
22.171- 36,8
8121-
23,6
9721-
37,1
42!-
57,5
371-
55,2
9.16-
27,1
1181-
138,0
12
7
1
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216′
35.6
7.17(6
21,6
131181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
124/714 145,8
12
3
1
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4 3,45 37,6
18.1416
30,2 6.1516
18,6
141.1916
54,2
401-
54,8
3317 50,1
8.91-
23,4
137/714 161,0
13
1
116
40,7
Jan.14
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.71-
20,2
148.31-
56,8
3916
54,1
361-
53.
9.121-
26,5
12916
151,5
12
3
1
39,7
Feb.
0,47 20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0 7.4e-
19,8
140.131-
53,7
3916
54,1
3615
54,4
9-16
24,9
13711
160,3
1211i
38,9
Mrt.
0,44
19,0
1, b
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
7.316 19,7
144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21-
25,2
13618
159,8
12
5
18
39,3
Apr.,,
0,42
18,2
1,-
17,20 30,7
2,72
29,6
20.1416
33,4
7.416
19,8
150.1016
57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.716
25,9
135114
158,0
12
7
f16 38,7
Mei
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27.7
20.41- 32,5
6.1616 18,7 144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
9.21-
25,2
13613
159,4
12
1
118
37,5
0,41
17,7
1,-
19,40
34,6
2,745 29,9
19.1816
32,1
6.141-
18,4
140.11-
53,5
4016
55,5
3119
47,4
8.161-
24,3
137181
161,1
1211
4
38,1
J
uni
uli
0,40
17,3
1,-
21,50 38,4
2,81
30,6
18.111- 29,9
6.1416
18,5
14291-
54,0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137111
161,4
12
3
1
39,7
ug..
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3
3,32e
36,2
17.61-
27,9
6.141-
18,4
139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.716
23,2
13816
162,0
13
.
40,5
Sept.
0,43
18,6
1,-
18,12
5
32,4
3,31
36,1
16.101- 26,6 6.516
17,2
137.171- 52,6
39j6
54,1
3216
48,5 7.171-
21,7 1411-
164,9
13
1
18
40,9
Oct.
,,
0,43
18,6
•
1,-
17,37
6
31,0
3,95
43,0
16.3/-
26,0
6.6!-
17,3
I37.19j6
52,7
39j6
54,1
326
48,5
7
7f-
20,3
141/10
165,9
14
43,6
Nov.
0,47
20,3
1,-
17,-
30,4 4,52
5
49,3
16.1116
26,7
681-
17,6
139.81- 53,2
40s-
54,8
3216
48,5
7.7,6
20,4 13916*
163,2
14
7
18
46,3
Dec.
0,54
23,4
0,95
15,12
27,0 4,07
44.3
16.161-
27,1
6.61-
17,3
137.816
52,5
3916 54,1
34,1
50,9
7.410
20,0
140j64
164,4
14
1
(16
45,
Jan. 35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
6
34,0
16.191- 27,3
6.51-
17,2
138.11(-
52,9
3916
54,1
3416
51,5
7.66
20,4
1411104 165,9
1414
459
Feb.
,,
0,52 22,5
.0,95
14,375
25,7
3,20 34,9
16.41-
26,1
6.41-
17,0 136.81-
52,1 3916 54,1
3416
51,5
7.316
19,8
14218
166,9
14j16
461
Mrt.,
0,37
16,0
1,02
5
13,30
23,8
2,74
29,8
16.81- 26,4 6.716
17,5
124.516
47,5
381-
52,1
3319
50,4
7.-!-
19,4
14715
172,4
15314
49,0
Apr..
0,37
16,0
1,08
11,50
20,5
2,316
25,2
18.81-
29,6
7.516
20,0
131-16
50,0
3816
f2,7
3316
50,0 7.111-
20,9
14415
168,9
181
1
e
566
Mei
,,
0,34
14,7
1,10
11,85
.21,2
2,38
5
26,0
20.-j-
32,2
8.616
22,9
135.516
.51,7
391-
53,4
3316
50,0
8.1516
24,3
14213
166,4
20
62,3
Juni.
0,41 17,7 1,07
11,95
21,3
2,41
6
26,3
18.16-
30,3
8.1116
23,5
136.5j6
52,0
3916 54,1
3316
50,0
8.11!-
23,6
14116
165,5
1(8
61,1
Juli
0,44
19,0
1,-
12,37
5
22,1
2,54 27,7 18.101- 29,8
8.131-
23,7
140.1116
53,7
3916
54,1
3316
50,0
8.101-
23,5
140110
164,7
18
5
1
1
e
57,0
5 Aug..
0,46e)
20,8
1,-
15,50
5
)
27,7
3,60
39,2
.5/-&)
31,0
9.7i-)
25,7
140.21-
5
)
53,5
396
54,1
33/6
50,0
8.13!-
23,9
I40fI0) 164,7
18
Isa)
56,4
12
,,
046
10
19,9
1,-
I4,-)
25,0
3,15
34,3
.4j-
30,9
9.716
25,7 134.2(. 51,2
39/6
54,1
3316
50,0
8.1316
24,0
14015
164,2
l8
l
Ii
56,2
19
,,
,,
0,46k’
10,4412
19,9
1,-
15-
7
)
26,8
3,-
32,7
.19!-
1.121-
32,1
9.13j6
26,6
133.9/-
r51,0
40!-
54,8
3316
50,0 9.21- 25,2
140j24
164,0
17
11
116
55,1
26
19,0
1,-
15,501
3
27,7
3,50
38,1
33,2
9151-
26,8
134.161-
51,5
401-
54,8
33,
1
6
t0,0
9.61-
25,7
1391104
163,6
17
1
1116
55,1
26 Sept. 1932
79K.G.
La Plata;
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba
No.
2
)
Tot Jan.
1928
Western
;
vanaf Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No.
2, van
Jan. 1928
Malting;
van
Jan. 1928tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei .1932
6415
K.G. Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3
VAN GROOTHANDELSPRIJZEN.
,
BOUWMATERIALEN KOLONIALE PRODUCTEN
VU°ENH” T
•
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
0
BE°
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
1(010-
basis 7″
0
b
Zwedeii
•
binnenuur
buitenmuur G.F.Accra
Ned.-Ind.
Standaard
Ribbed Smoked
suikerloco-
gem.pr.
.
er
rd
per
per
50 K.G.
c.i.f.
per 100 K.G.
Amsterdam
Rotterdam
’12
K.G.
per
Ioc
t
R’damlA’dam per 100 K.G.
Java- en Suma-
trathee
p.’12
K.G.
Grond
stoffen
nlale
.
,anS4i2
13.
per 1000 stuks per 1000 stuks
Nederland
per
.
den
f
Oj
f
OIo
f
°Io
5h.
°Io
t
•
!o
cts.
O/
Sh.
°Io
f1.
°Io
cts.
0
10
1925
159,75 100
15,50
100,-
19,-
100,-
42/6
100,-
35,87e 100,0
61,375
100,0
2/11,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926
153,50
96,1
15,75
101,6 19,50 102,6 491- 115,3
34,-
94,8 55,375 90,2
21-
67,4
17,50
93,3 94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
68/-
160,0
32,626
90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,12
5
102,0
82,75 97,9 87.5
109.1
1928
151,50
94,8.
12,-
77,4
18,50
97,4
57/3
134,9
31,87
0
88,9 49,625
80,9
-10,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
64.6
91.4
1929 146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
45/10
107,9
27,37
5
76,3
5075
82,7
-110,25 28,8
13,-
69,3
69,25 82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,62
0
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
60
,
.75
9,60
51,2
71,8
66.0
84.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,375
42,9
25
40,7
-13
8,4
8,
42,7
42,50 50,3
46.8
46.6
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,325
33,7 28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30
25,9
21,10 34,2 -12,25 6,3
5,52k 29,5
32,75
38,7
35.2
34.7
1934
76,50 47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
1316
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4
-13,875
10,9
4,07
5
21,7
40
47,3
34.4
32.1
Jan.
’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,37
1
28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
,.
70,00 43,8 9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,62
5
29,6
23,75
38,7 -11,5
4,2
5,60 29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.
•
70,00 43,8
9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,37
5
28,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9 34.9
Apr.
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3
9,50
26,5
23,50
38,3
-11,625 4,6
6,07
5
32,4
27,50
32,5
32.8
Mei
70,00
43,8.
9,50.
61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
.26,5
23
37,5
-12
5,6 6,02
5
32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
Juni
.,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27.9
22,50
36,6
-12,375
6,7
6,35
33,9
31
36,7
37.2
37.5
Juli
,,
75,00 46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
.17/8
41,6
9,475
26,4
22,50
36,6
–
12
,6
2
5
7,4
5,92
5
31,6 33,50
39,6
38.2 37.4
Aug.
,,
75,00 46,9
10,50
67,7
13.-
68,4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8 -12,625 7,4 5,27
5
28,1
35,25
41,7
38.5 35.8
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25 23,0
19,75
32,2
.12,5
7,0
5,375
28,7
36,75
43,5
96.7
34.8
Oct.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,62
5
21,3
17,75
28,8
-/2,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0
36.5
33.4
,,
Nov.
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8 12/6 29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-/2,75
7,7
4,65 24,8 40,50
47,9
36.4
32.7
Dec.
•
75,00 46,9
.
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26.9
7,975
22,2
16 26,1
12,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5
37.1
31.3
Jan.
1
34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12/10 30,2 7,45 20,8
16,50
26,9
-/2,805
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9 33.8
Feb..
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14/5
33,9
‘
7,25 20,2
17,25
28,1
-13
8,4
4,975
26,5
46,75
55,3
35.9 35.9
Mrt.,,’
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1411
33,1
7,-
19,5
17,75
28,9
-13,25
9,1
4,525
24,1
45,50 53,8
35.7 35.2
Apr.
80,00
50,1′
9,75
62,6
12,-
63,2
1414
33,7
6,55
18,3
17,75
28,9′
-/3,625
10,2
4.25
22,7
44,25
52,4
35.8 34.5
Mei
..
80,00
50,1
9,25
59,7 11,25
59,2
.
1512
35,7
.6,72
5
18,7
17
.
27,7
1
4
11,2
4,15
22,1
42,75 50,6
35.1
34.8
.Juni
77,50
48,5
8,-
7,50 51,6 48,4
10,- 10,-
52,6 52,6
15/4
13
1
11
36,1
32,7
7,-
6,92
5
19,5 19,3
17
16,75
27,7 27,3
‘
–
1
4
-(4,375
11,2
12,3
4,20
3,975
22,4
21,2
41,-
40,50
48,5 47,9
34.5
34.1
33.8
32.2
Juli ,,:
Aug.,,
.
77,50
.75,50
48,5,
47,3
7,25
46,8.
9,50
50,0
12
1
10
30,2
6,87
5
19,2
16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,975 21,2
39.75
47,0
33.9 31.4
Sept.,
73,50
46,0
7,-,
45,2 8,75
46,1
12/5 29,2
6,65
18,5
16,50
26,9
-(4,5
‘
12,6
3,725
19,9
33,50
39,6
33.1
29.5
‘tOct.,,
7300
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
1117
27,3
.6,70
18,7
16,50
26,9 -14,125
11,6
3,525
18,8
32,75
38,8.
32.7 27.8
Nov.
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
12
1
3
28,8
6,62
5
18.5
16
26,1
–
1
3,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7 27.6
28.8
Dec..
73,00 45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
.12/8
29,8 7,176
20,0
16
26,1
-(3,875
10,9
3,376
18,0
‘34,50
40,8
32.7
Jan.’35
66,00
41,3
7,25 46,8 8,50
44,7
1411
33,1
‘
8,77
5
24,5
16
26,1
-/3,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9
29.5
/Feb.,
66,00
41,3 6,75 43,5 8,25 43,4
14
1
2
33,3
9,375
26,1
15,625
25,5
–
1
3,75
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4 28.9
!Mrt..
59,00 36,9
7,-
45,2
8,25
43,4
1313
31,2
8,57
5
23,9
14,625
23,8
-13,25
9,1
3,55
18,9
29 34,3
30.9 27.4
pr.,
60,00 37,6
7,-
45,2 8,25 43,4
13
1
6 31,8
9,15
25,6
14,50
23,6
–
1
3,375
9,5 4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
28.5
Mei
,,
57.50 36,0
7,-
45,2
8,25 43,4
13
1
4
31,4 9,50
26,5
14,125
23,0 -13,5
9,8
4,20 22,4
32,75
38,8
33.3
28.6
uni,
57,50 36,0
7,25
46,8
9,-
47,4 13/3
‘31,2
9,07
5
25,3
13,875
22,6
-/3,625
10,2
3,87
5
20,7
30,25
35,8
33.2
‘
27.8
Juli
•
57,50 36,0
.
7,25 46,8
8,75
46,1
1312
31,0
8,-
22,3
13,50 22,0 -13,5
9,8 3,575
19,1
30,75
36,4
33.4
27.1
5 Aug..
57,50 36,0
12/11
12
30,4
.
8,125
22,6
13,50
22,0
_
1
3,515)
9,8
3,375
18,0
32,50
16
)
38,5 33.7
26.9
12
,,
58,50 36,6
13
1
1
13
‘30,8
8-
22,3
13,50.
22,0
–
1
3,5
9,8
3,50
18,7
33.5
27.4
19
58,50 36,6
.
1311
14
30,8
‘
8,-
22,3
13,50
22,0
-13,5
9,8
3,62
5
19,3
33.8
27.7
•,,
,,
26
58,50
36,6
8,12
5
22,6
13,50
22,0
–
1
3,5
9,8
3,626
19,3
1
33.9
27.7
I.B
•
Alle
Pondennoteeringen
vanaf
21
Sept.
1
31
zijn op goudbasis
omgerekend;
de Dollarnoteeringen
vanaf
20April
1
33
zijn in
verhouding
van
de depreciatie
lan den Dollar
t•o.v.
den
Gulden
verlaagd.
762
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Augustus 1935
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 26 Augustus 1935,
Activa.
Binnen!. Wis-(Hfdbk.
f
35.823.842,49
sels, Prom., Bijbnk.
2.262.176,23
A…
1
t. ..,.
i.
0 000 ‘700
-n
f
40.711.781,51
Papier o. h. Buiten!, in disconto
……
Idem eigen portef.
f
356.500,-
Af: Verkocht maar voor de bk.nog niet af gel.
–
356 500-
Beleeningen
mci. vrsch.
11f dbk. 1
94.858.825 66
1
)
”
Bijbnk.
,
9.849.153 25
inr:k,-crt.
Ag.sch. ,,
37.633.450,66
f
142.341.429,57
Op Effecten
……f
136.140.264,921)
OpGoederenenSpec. ,,
6.201.164,65
142341429571)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
15.000.000,-
Munt, Goud ……
127.595.590,-
Muntmat., Uoud
.. ,,
463.672.805,16
t
591.268.395,16
Munt, Zilver, enz.
23.934.359,09
Muntmat., Zilver..
,,
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
615.202.754,25
2
)
sioenfonds
……………………,,
39.582.297,94
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ……………..,,
3.595.106,46
Staatd. Nederl. (Wetv. 27f51’32, S. No. 221) ,,
15.486.148,55
t 876.876.018,28
Passiva.
Kapitaal ………………….
……
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
Bijzondere reserve
………………,,
4.049.884,01 5.675.000,
Pensioenfonds
………………….,,
9.928.952,92
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
794.946.295,_
Bankassignatiën in omloop ……….,,
24.476,04
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
–
saldo’s:
‘I Anderen
,,39.541.893,43
.
39.541.893,43
Diverse
rekeningen ………………
,,
2.709.516,88
t 876.876.018,28
Beschikbaar metaalsaldo
…..
…….
f
282.231.299,09
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 705.578.245,- Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..,,
-_
Waarvan aan Nederlandach-Indje
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
/
71.153.775,-
Waarvan In het buitenland …………………….
..38.671.695,06
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Goud
Munt
1
Muntmat. Circulatie
Andere
opeischb.
Beschikb.
Metaal-
Dek-
kings
schulden
saldo
perc.
26 Aug. ’35
127596
463.673 794.946 39,566 282.231
73,7
19
,,
’35
124095
461.724
793.160
38.851
277.817
73,2
25 Juli
’14
65.703
96.410
310.437
6.198 43.521
54
Data
bedrag
I
d
Totaal
Schatkist-
promessen
1
tBelee-
Papier
op het
Diverse reke-
isconto’s
_rechtstreeks
1
ningen
buitenl.
ningen
1
)
26 Aug. 19351
40.712
1
–
142.341356
3.595
19
,,
1935f
43.003
–
158.073
356
3.449
25 Juli
1
91
4
1
67.947
–
61.686
20.188
509
‘)Onder de activa.
JAVASCHEBANK.
–
Andere
Beschikt,.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo
24Aug.’35
2
)
17170
164.720
20.880
33.930
17
,,
1
35
1
)
111.140
167.740
23.020 34.836
27 Juli1935
89.015 1
23.300
166.912
22.260 36.646
20
,,
1935
98.003
1
22.833
169.566
30.581
40.777
25Juli1914
22.057
31.907 110.172
12.634
4.842
Data
Wissels.
buiten
Dis-
Belee-
1
Di verse
1
reke-
1
Dek-
kings-
_______________
N.-Ind.
betaalt,. conto
‘s
ningen
1
ningen
1)
1
percen-
tage
24Aug.’352)
1.830
7R870
11.170
58
17
,,
1351)
1.970
77.580
11.470
58
27Juli1935
1.991
12.145
59
11.830
1
52.69
20
,,
1935
2.638
11.727
1
53.639
13.403 60
25 Juli1914
6.395
7.259 75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.
9Aug.’35
71.583
1
7191
8
1
7.8311
1.2291
5.105
1
3.200
2
’35
71.630
1
712!
8
1
7.8781
1.2311
5.361
1
3.200
23Juli’14
4
.
104
1
640
i
–
11.5411
8J
769
_
-.
Bons
v.
d.I
Diver-
Rekg. Courant
Data
zei/st.
1
sen
1)
Circulatie
1
Zelfst.
1
Parti-
amort.k.
1
Staat
Iamort.k1
culieren
9Aug.’35
5.800
1
2.387
1
81.490
160
J
3.108
110.405
2
,,
’35 5.800
2.567
82.214
140
1
3.121
1
9.869
23 Juli’14
–
–
1
5.912
401
!
–
1
943
‘)Sluitpost activa.
DUITSCHE_RIJKSBANK.____
Daarvan
Deviezen
Andere
1
Data
Goud
bij bui-
1
als goud-
1
wissels
1
Belee-
tenl. circ.
1
dekking
1
en
1
ningen
banken
1
)
geldende
1
cheques
23 Aug. 1935
1
94,8 29,6
5,
1
3.537,1
1
31,9
15
,,
–
1935
1
94,7
29,6
5,3
1
3.643,7
!
35,0
30 Juli
1914
1
.
3
56,9
–
–
!
750,9 50,2
Data Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa2)
latie
Crt.
Passiva
23 Aug. 1935
1
340,0
1
679,0
1
3.638,5
768,7
1
225,5
15
,,
1935
339,2
!
669,3
1
3.717,2
763,3
1
226,5
30
Juli
1914
330,8 200,4
1
1.890,9 40,0
‘)Onbelast. 2)
W.o.
Rentenbankschelne
23, 15
Aug.,
resp. 30,26
milI.
NATIONALE BANK
VAN BELGIE
(in Belga’s).
Goud
.1
‘c
Rekg. Crt.
Ot,
Data
‘
1935
‘3
n
d
L
en-
Ç)
.
22 Aug.13.4941
55
1
126
162
40
4.100
1
17
11.140
13
,,
3
.5
2
1!
53
1.408 130
162
40
4.129
J
20
1
.
1
57
FEDERAL RESERVE
BANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
–
,,Other
cash” 2)
Totaal
Goud-
1
certifi-
In her-
1
disc.
v.
d.
1
In de
open
rg
caten’)
member
1
markt
banks
1
gekocht
7 Aug.’35I
6.310,2
I
6.288,6 238,9
6,3
I
4,7
31Juli’35
1
6.245,9
_6.224,1
269,2
6,6
4,7
Data
Belegd
1
in
U.
I
Notes
1
Totaal
I
G
tort
lKitaalI
1
Goud-
1
Dek-
1
Algem.
Dek-
Gov. Sec.
in circu-1
kings-
kings-
1
latie
1
t
1
perc.S)
I
perc.4)
7 Aug.
1
351
2.430,3 3.303,1
I
5.480,9
l
146,7 74,6
I
–
31Juli
‘I
2.430,2 3.261,6
1
5.478,4
1
146,6
1
1
–
1
Q,.Ila(,tLbL adil UC flCCCIVC O4IIKVLI
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.
1
34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
2)
.,Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
8) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover Opelsabbare
schulden: F. R. Notes en netto depcjalto.
4)
Verhouding totaien
voorraad muntmatgrlal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Data
1
Aantal Dis-
1
conto’s
1
‘
1
Beleg-
Reserve
‘ce
I
Totaal
1
Waarvan
lleenin.
en
beleen.
gingen
depo-
sito’s time
1
deposits
–
1
banks
1
31
Juli
‘351
1
t
7.327
11.180 3.863
1
20.428
1
4.398
.’5l
1
7.446 111.272
13.697
1
20.449
14.394
.. — __.,•
flahin 0fl U0 0011K 01
land zijn In duizenden, alle
overIge posten In mililoenen van de be.
treffende valuta.
BANK VAN ENGELAND.
1 Bankbilj. Bankbilj.
OtherSecurities
Data
Metaal
1
i
L
n
in Bankingl Disc.andI
ecur
iti
es
1
circulatie
1
Departm. Advances
21 Aug. 1935 193.909 1400.440 1 52.811 1 12.952 1 15.002
14 ,,
1935 193.370 405.546
47.229
15.171
13.154
22 Juli 1914 40.164
29.317
33.633
OtherDeposits 1
Dek-
Data
1
Gov.
Public
1
Other
1
Reserve1 kings-
____________
1
Sec.
Depos.
Bankers
IAccountsl
1
perc.
1
)
.
L-
21 Aug.’35 83.490 15.902 93.898 1 36.900 53.4691 36,4
14 ,, ’35 82.045
16.718 86.275
37.021 47.8241 34,1
22 Juli ’14 11.005 14.736
42.185
29.297f 52
1) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Data
Goud Zilverl in het
op het 1
1
Te goed
Wis-
Waarv.I Belee-
1
Renteloos
voorschot
buitenl. sets buitenl,I ningen v. d. Staat