Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 960

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 23 1934

23
MEI 1984

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Econ

omisch-Statistische

B e

rïc’ht

en

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, N1J VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E
JAARGANG

WOENSDAG 23 MEI 1934

No: 960

NEDERLÂNDSCI1 ECONOMISCH INSTITUUT.
Curatoren: Mr.
G.
Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,

Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning-

meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van

Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;

Ch. J. I. M. Walter; C.
t.
P. Zaal berg.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

COMMISSIE VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. van Blom; J. van ilasselt; Jhr. Mr. L. R. va

Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. N. J.

Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Weldere’a

Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Bchiithuis;
Prof. Mr. F. de Vries.

Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart.

Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. H. A. van der Valk.

Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnemen

volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver

tenties: Nij.qh G van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,

Amsterdam, ‘s-Gra.venhage. Post chèque- en giro-rekening No

145192.

Abonne?nentsprijs voor het weekblad franco p. p.
in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per

jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen

het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie

op de verdere publicaties.

Aan get eekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

INHOUD

Blz.

DE GEVOERDE CONTINGENTEERINGSPOLfl’JEK
door
Mr.
Dr. E. Tekenbroek …………………………464

De tarweconferentie te Londen door
A. P. Schilthuis .. 467

])e ontwikkeling van den wereidzuivelexport door
Dr.
B. Am.merlaan …………………………….469

De Rijksmiddelen over April
1934 ………………472

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:

De Fransche Saarmijnen in
1933
door
Dr. W. Cartel-

he
n.

………………………………….
473

AANTEEKENINGEN:

De begrooting van het Landbouwcrisisfonds in de

Tweede Kamer …………………………
474

Nieuwe Centrale Banken in het Brit-sche Wereldrijk
476

Resultaat van de rondvraag van de Internationale

Vereeniging voor de Suikerstatistiek …………
476

J)e economische toestand van Rotterdam in het eerste

kwartaal van
1934 ……………………….477

MAANDCIJFERS:

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……..
478

STAT1STIEKEN—…

……..
47 9-482
Geidkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten.

22 MEI
1934.

Deze week zijn de gelciprijzen langzaam an nog

verder teruggeloopen. Privaat-disconto is van 1% op

l’jio
pOt. gekomen. Cail werd tenslotte
01)
%I
pCt.

gedaan. Prolongatie noteerde de ge.heele week 1 pCt.

Zooals verwacht werd, stelt de Minister van Finan-

•ciën -op 24 Mei a.s. de inschrijving open op schat-

kistpapier tea bedrage van
f
85 millioen; hiervan

dienen
f
55 millioen ter verlenging van alopend

papier.

* *
*

TarL de wisselmarkt valt maar weinig te meiden.

De stemming was.nog steeds ongeanirneerd; de hoofd-

deviezen veran]ërden nauwelijks. Den $flf koers heeft

irien dze week op ongeveer 5.11 gehouden. E[ier

kwamen Ponden van 7.53 op 7.51, terwijl de Dollar

zich rönd de 1.47 bewoog. Marken waren ‘aangebo-

dcii; zij noteerden tenslotte 58.05. Effecten Sperr-

marken lagen zeer aangeboden in verband met nieuw

te verwachten ‘bepalingen inzake het gebruik -van

dezi Markeni Fransche Francs 9.73%Ç Belga’s 3446

met zeer weinig variatie. Zwitsersche Francs kwamen

van 47.88 op 47.95. Canadeesche Dollars nog steeds

boven New-York , 1.47%. Ar-genijnsche Pesos ca.

• Termijn Ponden noteerden lager; het agio is op

c. resp. %, c. teruggeloopen. Dollars op een- en

drie-maanden werden rond den cbntnuten koers ver-

liandeld.

Ook op de goudmarkt ‘bleef liet stil; Eagles noteer-

den 2.47%, Sovereigns_12.07, Gouden Tientjes

10.07%. Baren, leveriiig Amsterdam, iond den prijs

van De Nederlandsche Bank, levering Londen onge-

ver
f
1647,—. Duitsch bankppier, was onder de 57

aangeboden. –

464

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Mei 1934

DE GEVOERDE CONTINGENTEERINGS-

POLITIEK.

Ten tweede male heeft de Minister van Economi-
sche Zaken in een nota, aangeboden aan de Staten-
Generaal, rekening en verantwoording afgelegd van
de door de Regeerin,g gevoerde contingenteeringspoli-
tiek. De Nota bestaat uit twee deden: ,,Een alge-
meen overzicht van de gevoerde contingenteerings
politiek” en ,,Overzichten der afzonderlijke contin
genteeringen”, waaraan een vijftal bijlagen met sta
tistische gegevens en grafieken zijn toegevoegd.
Hoe interessant de door den Minister overgelegde

feitelijke gegevens •ook moge zijn, de nota ontleent
o.i. in de allereerste plaats haar ‘beteekenis aan het
hier bovengenoemde eerste deel. In een sierlijk en
glad loopend ‘betoog zet de Minister in 0 blad-
zijden de algemeene principes uiteen, waardoor hij
zich hij de contingenteeringspolitiek heeft laten

leiden. Bij het lezen van dit betoog kan men soms
het gevoel niet onderdrukken, dat ‘het op bepaalde
punten wat al te glad loopt.

Er7enning van de nadeelen van contingenteerinj.

De nota bevat uiteraard bijna uitsluitend gegevens,
die moeten dienen tën lbewijze van de heil’zame wer-
king van de getroffen contingenteeringsinaatregelen.
Toch
blijkt
de Minister niet geheel blind te zijn vooi
de nadeelen, die de contingenteeringsmaatregelen met
zich brengen, in het bijzonder voor den handel. Door
gebruik te maken van de bevoegdheid van art. 2 det
Orisisinvoerwet is getracht zooveel mogelijk aan de
onbilljke en nadeelige gevolgen, die contingentee-
ririgsmaatregelen voor den handel met zich brenge, tegemoet te komen. Een en ander gaf aanleiding tot
een groot aantal incidenteele regelingen, ,,waarvan
de opsomming niet slechts ondoenlijk is, doch tevens
ongewenscht was”. Ligt hierin dus één van de oor-zaken, waarom de nota bijna uitsluitend de ,,lic.ht-
zijden” der genomen maatregelen laat uitkomen, tus-schen de regels door kan men echter op verschillende
plaatsen lezen, dat men bij de gevoerde politiek wel
eens heeft misgetast. Zoo lezen wij op pag. 10, dat
de met de eerste – contingenteeringsmaatregelen opge-
dane ervaring het mogelijk heeft gemaakt, dat bij de
latere maatregelen de ‘belangen van de betrokken
groepen allengs zuiverder konden worden uitgemeten
en op pa’g. 17, dat door de erkenning, dat bij de uit-voering der contingenteeringsmaatregelen rekening

diende gehouden te worden met seizoenvariaties, door
de nauwkeuriger bepalingen ‘betreffende de artike-

len, die wel en die niet onder de contingeeringsbe-
sluiten ‘vallen, en door de belangrijke verlaging der
consentgelden, tal van aanvankelijk gerezen bezwa-
ren ondervangen zijn. Dat in den beginne aan een en
ander wel eens iets ontbroken heeft, wordt hier dus
feitelijk erkend; overigens kan men daarvan moeilijk
iemand een verwijt maken, omdat men t.t.t. voor een
geheel nieuwe materie stond, maar de kritiek, die es
in den beginne op de contingenteeringspolitiek is
uitgeoefend, vindt er tevens zijn rechtvaardiging door.

Een niet minder belangrijke erkenning van een bij
de contingeuteeringspolitiek zich voordoend euvel
lezen wij nog op biz. 17. Het feit, dat de handel met
het vorderen van den
leeftijd
der wet steeds meer in
verouderde banen werd teruggedrongen, wordt daar
als een belangrijk nadeel gekenschetst, dat door de
wet niet kon worden overwonnen. Gelijk bekend is,
is in dit euvel door de jongste wijziging der Crisis-
invoerwet ten deele voorzien. De Minister meent, dat
dit euvel tot een oplossing is gebracht; dit lijkt ons
wat te sterk uitgedrukt, want dat de handel thans
volledige vrijheid ‘heeft om binnen het raam van het
een uitvloeisel van ‘het verloop van de onderhande. totale contingent, zelf te ‘bepalen, uit welk land ge-
importeerd zal worden, kan toch kwalijk beweerd
worden. De discriminatie, die thans plaats vindt, is

lingen over een handeisverdrag en niet het resultaat
van de krachten, die in het handelsverkeer werkzaam
zijn, die er toe leiden de goederen te betrekken uit
die landen, waar ze het goedkoopst zijn (zij het dan binnen het raam van het totale contingent).
Het zou o.i. reds een stap in de goede richting zijn,
als
hij
de verlenging van contingenteerings’besluiten
tot hasisjaren worden gekozen, jaren waarin de invoer
reeds gecontingenteerd was. Immers in de invoer-
cijfers van die jaren ‘komen de recente verschuivin-
gen in de landen van ‘herkomst der geïmporteerde
goederen beter tot uitdrukking, dan in de invoer-
cijfers van de meer in het verleden liggende jaren
1929, 1930, 1931 en 1932 die thans veelal tot basis-
jaren worden gekozen.
De positieve uitspraak in de nota, dat aangenomen
kan worden, dat de handel over het algemeen niet meer
in zijn belangen is geschaad dan absoluut onvermijd-
baar was en dat het toegebrachte nadeel niet van em-
stigen aard is geweest, is o.i. ook vat te hout. Mocht
cle Ministçr tot deze conclusie zijn gekomen op gioncl
van het feit, dat minder klachten clan voorheen wor-
den vernomen, dan gelooven wij toch erop te mogen
wijzen, dat dit voor een goed deel te verklaren is
door het feit, dat de handel het nuttelooze is gaan inzien van de moeite, verbonden aan het trachten
om verbeteri:ngen voor zich te bedingen.
Uit de redevoeringen van de Kamerleden Schut-
huis
cii
Ijzerman in de Tweede Kamer bij de behan-
deling van het contingenteeringsbesluit voor geïso-
leerde electriciteitsgeleidingen (vergadering d.d.
1 Mei 1934) bleek nog eens duidelijik, welke typische
moeilijkheden contingenteeringsmaatregelen voor den
handel met zich ‘brengen. Weliswaar zijn de meeste
contiugenteeringsontwerpen tegenwoordig z.g. hamer-
stukken, moeilijkheden in principe
gelijk
aan die,
welke door ‘bovengenoemde Kamerleden ter sprake
zijn gebracht, doen zich hij vrijwel elke contingen-
teeringsmaatregel voor.
Ook is voor het probleem der jonge ondernemin-gen, die over geen basisjaren beschikken, nog geen
bevredigende oplossing gevonden, al heeft dit vraag-
stuk de aandacht van de betreffende instanties en al
wordt incidenteel in dit euvel voorzien.
Een groot deel van de artikelen, wier invoer ge-
contingenteerd is, behoort tot de z.-g. mode-artikelen.
De productie van
dergelijke
artikelen vergt dikwijls
op korten termijn een geheel nieuwe instelling van de
bedrijven. Dit is vooral het -geval met de duurdere
kwaliteiten; de hinnenlandsche afzet daarvan is ech-
ter doorgaans te gering om de aanschaffing van de
daarvoor benoodigde nieuwe machines etc. voor Neder-
landsche producenten te rechtvaardigen. Het gevolg
is, dat het publiek, naar
.
. de nieuwe artikelen vraagt,
maar ze hier te lande nog niet gemaakt worden en
in vetbanci met den beperkten afzet ook niet gemaakt
zullen worden. Op zichzelf zou men dit nog niet zoo
erg kunnen Ïmoemen, omdat ht paal en perk stelt
aan het toegeven aan de modegrillen. Maar het pu-
bliek, en in het bijzonder dat deel er van, dat die
doorgaans duurdere modesnufjes vraagt, is geens-
zins gebonden aan het koopen hier te lande. De toch
reeds laagstaande ‘buitenlandsche valuta’s prikkelen
den reislust, waarbij men zich dan meteen in het bui-
tenland van het noodi-ge voorziet.
De omvang van dit kwaad ,,onderschatte men niet;
men mist in de nota vermelding daarvan, terwijl de
Minister het toch zonder zijn betoog veel te ver-
zwakken ‘had kunnen opnemen, omdat hij er direct
aan had kunnen toevoegen, dat al het mogelijke reeds
gedaan is om dit euvel zooveel mogelijk uit den weg
te ruimen (men denke slechts aan de kwestie der
post-pakketjes) en het Crisisiiïvoerbureau een zekere
coulance betoont als het op dergelijke gevallen stuit.
Het al te glad loopende betoog der nota gaf ons
aanleiding. ook eens ,op eenige.schaduwzijden der con-
tingenteeringspolitiek de aandacht te vestigen.

23 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

465

Te hooge productielcosten als gevolg van de con-
tingenteering.

Sterk de aandacht trekt de uitspraak van den
Minister in de nota, dat het productiekosten niveau
hier te lande nog steeds aanzienlijk te hoog is. Deze
uitspraak is kennelijk gebaseerd op de rapporten van
het onderzoek naar de werking der verschillende con-tingenteeringsmaatregelen, ‘opgenomen in het tweede

deel der nota. Onder het hoofd ,,Loonen” treft men
in de meeste der rapporten de klacht aan, dat het
loonpeil ni’ettegenstaande de reeds plaats gehad heb-

bende loonsverlagingen (die zich grootendeels tus-
schen de 10 pOt. en 20 pOt. bewogen hebben), te
hoog is. Aan dit hooge loonpeil wordt dan ook toe-geschreven, dat er een groote vraag uitgaat naar en
een tekort te constateeren is van goedkoopere vrou-
velijke werkkrachten. In sociaal-politiek opzicht is
die vervanging van mannelijke door vrouwelijke werk-
krachten funest te achten.
De vraag mag opgeworpen worden, of die te ge-
ringe daling van de bonen juist niet voor een deel
toe te
schrijven
is aan de contingenteeringspolitiek
en de crisispolitiek van de regeering op ander gehied. Deze toch heeft onmiskenbaar tot gevolg, dat de aan-

,passing van cle Ibinnenland.sche prijzen aan het we-
reldmarktniveâu belet of althans vertraagd wordt. Weliswaar blijkt uit de nota, dat de regeering met
aandacht de ontwikkeling van de binnenlandsche
prijzen gadeslaat en geconstateerd werd, dat de prij-
zen der gecontingenteerde producten nog aanmerke-
lijk gedaald zijn, gemiddeld zelfs meer dan de daling

der bonen, maar het zal steeds een moeilijk zoo niet
een onoplosbaar vraagstuk blijven, of die prijzen vol-
doende gedaald zijn.
De meest juiste maatstaf lijkt ons hiervoor nog

de vergelijking met de prijzen van dezelfde artikelen
in de ons omringende landen; van het maken van
een dergelijke
vergelijking
blijkt uit de rapporten
niet. D’it lijkt ons een lapsus, daar het wereldprjs-
niveau in deze toch wel het beste compas is om op
te zeilen. De regeering beoogt toch met contingen-
teeringsmaatregelen in de eerste plaats geen protec-
tionisme, maar de aanpassing van het binnenlandsch

prijsniveau aan het prijsniveau op de wereldmarkt
langs paden der geleidelijkheid te bewerkstelligen. Heeft die aanpassing plaats gehad, dan zouden ook
de contingenteeringsmaatregelen eigenlijk, dienen te
verdwijnen; handhaving toch zou dan zuiver protec-tionisme beteekenen. Hiermede willen wij geenszins
betoogen, dat als de aanpassing zich voltrokken heeft,
er zich niet gevallen zouden kunnen voordoen, waar-

in het raadzaam is het Nederlandsche bedrijfsleven
door middel van contingenteeringsmaatregelen te be-schermen tegen oneerlijke buitenlandsche concurren-

tie. Ook is het mogelijk, dat men verschillende con-
tingenteeringsmaatregelen wil (zoo men hier al niet
heeft te spreken van: moet) handhaven, nu door de
jongste wijziging der Crisisinvoerwet de contingen-
teeringspolitiek ,,aan een ruimer complex van belan-
gen in het Nederlandsche bedrijfsleven is dienstbaar
gemaakt”. Met deze woorden, ontleend aan de nota,
wordt bedoeld de omstandigheid, dat invoercontingen-
ten als onderhandelingsobjecten bij handeisverdragen
worden gebezigd.

Het criterium van overmatigen invoer.
De Minister verklaart op pag. 13 nog eens uitdruk-
kelijk, dat aan het criterium van overmatigen invoer, en wel als eenige richtsnoer, steeds zorgvuldig vast-
gehouden is. Uit hetgeen echter volgt op die ‘uit-
spraak mag
blijken,
dat aan dat criterium een zeer
ruime uitleg wordt gegeven. Of overmatige invoer
aanwezig is wordt niet uitsluitend beoordeeld aan de
hand van het verloop der invoercijfers. Naast het
absolute invoercijfer wordt nl. ook gelet op het ver-
loop van den export en de veranderingen, die zijn
opgetreden in de verhoudingen tussehen in- en uit-voer; er ‘wordt voorts aandacht geschonken aan het

afgenomen binnenlandsch verbruik, er wordt reke-
ning gehouden met dumping hier te lande door bui-
tenlandsche producenten, waardoor Nederlandsche

producenten slechts met verlies zouden kunnen wer-
ken, zelfs wordt wel eens rekening gehouden met een
eventueel te verwachten (dus nog niet aanwezige)
overmatigen invoer, terwijl het is voorgekomen, dat
men is overgegaan tot contingenteering van den in-
voer van artikelen, waarbij zich overmatige invoer
niet v’oordeed, maar waarbij men een invoerbeperking
noodig ac’htte om een ander contingenteeringsbesluit
effectief te maken.
Men zou kunnen zeggen, dat men bij een dergelijke
ruime interpretatie vrijwel alles onder overmatigen

invoer kan brengen, maar daartegenover staat, dat
men met evenveel recht een bepaald verschijnsel als
niet vallende ohder het complex van verschijnselen
door overmatigen invoer in het leven geroepen, kan
qualificeeren. In deze laatste omstandigheid vooral ligt o.i. het nut,’dat de vermelding in de wet van dit
criterium, hoe ‘ruim het ook geïnterpreteerd moge
worden, heeft. De Minister kan er altijd een argu-
ment aan ontleenen, waarmede hij een ‘vraag naar een
bepaalde contingenteeringsmaatregel, die in het raam van zijn politiek niet past, ‘kan afwijzen.

Werd eenerzijds zooveel mogelijk vastgehouden aan
het criterium van overmatigen invoer, de Minister
heeft zich nog andere ‘beperkingen opgelegd. Slechts
in uiterste gevallen is hij overgegaan tot de contin-
genteering van primaire grondstoffen. Een zelfde
politiek is zooveel mogelijk ook gevolgd voor secon-
daire grondstoffen en hulpstoffen. Hij kon deze poli-
tiek volgen, doordat hij op industrieën, die door een
contingenteeringsmaatregel gesteund worden, pressi
uitoefende om hun behoeften aan grondstoffen en
halffabrikaten zooveel mogelijk in het binnenland te
dekken. Dat deze politiek, evenals een anaboge poli-
tiek van de Commissie voor Werkverruiming en vele
andere overheidsinstanties voor importeurs van bui-

tenlandsche prbducten heel wat onaangenaamheden
met zich heeft, gebracht, is van algemeene bekendheid.

Onderzoeic naar de w erlcgelegenh,eid.
Voorts heeft men bij de contingenteeringspolitiek
in het bijzonder het werkloosheidargument op den
voorgrond geplaatst. In dit verband wijst de Mi-
ilister erop, dat men met uitzondering van één geval, den invoer van eindproducten, die tevens het karak-
ter van stapeiproducten dragen, niet gecontingenteerd
heeft. De productie dier goederen draagt in den regel
een weinig arbeidsintensief karakter, zoodat kan wor-
den gevreesd,, dat de voordeelen van een eventueele
contingenteering voor d’e profiteerende groepen niet
zouden opwegen tegen de nadeelen, welke andere
groepen van zoo’n maatregel zouden ondervinden.
Aan de hand van de rapporten hebben wij een
opstelling gemaakt van den invloed der contingen
teering op de werkgelegenheid in de betreffende in-
dustrieën. Blijkens Bijlage III bedroeg de totale in-

roe
r
in de ‘basisjaren van de gecontingenteerde goede-
ren
f
223.700.000. Bij goederen vertegenwoordigende
een invoer in de basisjaren van
f
193.000.000, dus
ruim 86 pCt. van het totaal, was het mogelijk den

invloed op de werkgelegenheid na te gaan. Onze be-
rekening gaf het volgende resultaat:
iii houderdtallen
Aantal a’beidsuren per week in ‘het be-

gin van 1931 ) ………………..43.177
Aantal arbeidsuren per week op het mo-

ment, waarop de betreffende contin-
genteeringsmaatregelen in werking
traden)

…………………….39.313
Aantal arbeidsuren per week ult. 1933.

35.538
1)
In de gevallen, waarin de gegevens voor het begin
van
1931
niet vermeld zijn, hebben wij genomen de ge-
geveiis van het tijdstip, dat daar zoo dicht mogelijk bij
ligt.
) Ook hier namen wij, waar noodig, de gegevens’
van
het tijdstip, dat. daar zoo dicht mogelijk bij ligt.

466

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Mei 1934′

Bij de nadere bestudeering der rapporten bleek
ons, dat aan de uniformiteit der rapporten wel het
een en ander ontbrak.. Het zou o.i. wel aanbeve-
ling verdienen voor eventueele toekomstige publica-
ties over de resultaten der contingenteeringspolitiek nog meer uniformiteit in de rapporten te betrachten;
daardoor wordt het eerst goed mogelijk van de resul-
taten der contingenteeringspolitiek een totaal over-
zicht samen te stellen.
‘.’ –
Onder de opmerkingen, die aan de rapporten voor-
afgaan, lezen wij, dat de gegevens door de fabrikan-
ten verstrekt zijn en aangenomen is, dat ze in over-
eenstemming zijn met de werkelijkheid. Daarop volgt
onmiddellijk een waarschuwing tegen het gbruik
van de aldus samengestelde gegevens, een waarschu-
ving, die ook slaat op het feit, dat er ‘bovendien
eenige schattingen gemaakt moesten worden. Maar
als men die waarschuwing in acht neemt, dan ,,be-
staat echter de overtuiging, dat de overzichten ee.it juiste beoordeeling van het effect der verschillende
contingenteeringsmaatregelen mogelijk maken.”
In dit deel van de publicatie is kennelijk een
accountant aan het woord, die zijn ,,accountantsge-
weten” schoon wascht door de noodi’ge voorbehouden
te maken. Van accountantsstandpunt beschouwd alles-
zins begrijpelijk; ook schrijver dezes heeft men hij
zijn studie voor accountant en daarna in de prak-
tijk steeds, en met recht, ingeprent toch vooral niet
zonder eigen onderzoek, af te gaan op de gegevens,
die overgelegd worden, vooral als degenen, die ze overleggen er belang bij hebben om bepaalde ten-
denzen te laten uitkomen. Wij kunnen ons echter niet
aan den indruk onttrekken, dat een dergelijk voor
behoud in een geschrift als het onderhavige toch
eigenlijk niet noodzakelijk moest zijn.

* *
*

In Bijlage IV wordt een overzicht gegeven van het
aandeel der gecontingenteerde goederen in den tota-
len invoer. Is het echter wel juist den totalen in-
voer als vergelijkingsbasis te nemen? Onder dan tota
len invoer komen toch goederen voor, die nooit en
te nimmer voor contin.genteering in aanmerking kun-
nen komen; zou men niet een beteren indruk krijgen
van de mate, waarin de regeering van de haar bij de
Crisisinvoerwet gegeven bevoegdheden gebruik heeft
gemaakt als men tegenover elkaar stelde den totalen
invoer, die eventueel voor contingenteering in aan-
merking zou kunnen komen en den daadwerkelijk
reeds gecontingenteerden invoer?
Overigens
blijkt
uit de gepubliceerde cijfers, dat van deze gecontingenteerd goederen in totaal ca.
28 pCt. van den invoer is afgesneden.
Blijkens de nota zijn de bevoegdheden, die de
Crisisinvoerwet aan de Regeering geven, ook ge-
bruikt om het tot stand komen van een nauwer con-
tact tusschen de belanghebbenden in een bepaalde
branche te bevorderen; op zichzelf werkt een systeem
van contingenteeringen trouwens een dergelijke aan-
eensluiting reeds in de hand. Tal, van ondernemers
van den ouden stempel zullen zich bij deze aaneen-
sluiting wel moeilijk kunnen neerleggen, omdat deze
doorgaans gaat ten koste van de vrijheid. Ons komt
het, echter voor, dat dit niet de kwaadste zijde van
de contin.genteering is. Op de schouders van de Re-
geering komt echter

de niet gemakkelijke taak te
rusten er voor ‘zorg te dragen, dat die aaneensluitin-
gen niet misbruikt worden om anderen, in het bij-
zonder dan de consumenten, te benadeelen.

Contingenteering en protetionisme.

Men zou dikke boeken kunnen volschrijven om de
vraag, of het contingenteeren van den invoer al of
niet protectionisme is, te beantwoorden. De Mi-
nister schijnt in dit verband een onderscheid te ma-
ken tusschen eigenlijk en oneigenlijk protectionisme;

hij wijst er ni. op, dat de Regeering de grootste voor-
zichtigheicl in acht moest nemen om de contingentee-
ring niet tot protectie in eigenlijken zin uit te brei-
den.
Het Kamerlid Kortenhorst stak hij de hierboven
reeds ter sprake gebrachte ‘behandeling van den con-

tingenteeringsmaatregel voor de geïsoleerde electrici-
teitsgeleidingen in de Tweede Kamer den draak met
de Kamerleden Yzerman en Schilthuis, die een waar-
schuwend geluid hadden laten hooren; hij noemde
hen twee Jorissen, die opgestaan waren om de Draka
te bestrijden, zag in hun optreden een unicum in de wereld en constateerde tenslotte met verbazing, dat
zij blijkbaar slechts hebben willen ,,getui.gen”, want
zij waren tenslotte niet tegen de onderhavige maat-
regel.
Toch mag men een dergelijk getuigen in ons par-
lement o.i. toejuichen; juist in een periode, waarin
het zoo lastig is een voor de praktische economische
politiek hanteerbaar criterium van onderscheid te
formuleeren tusschen protectionisme eenerzijds en door
den nood der tijden geboden steunmaatregelen ander-
zijd’s, hebben dergelijke zij het dan bloot ,,platonisc’he
getuigenissen” in ons parlement hun beteekenis, al
ware ‘het alleen maar om als tegenwicht te dienen
tegen het ultra-protectionistische
drijven
van be-
paalde groepen in den lande, voor een deel bestaande
uit direct belanghebbenden, die in Mr. Kortenhorst
een buitengewoon bekwaam en slagvaardig woord-

voerder hebben.

De positie is thans toch zoo, dat de Regeering met
de bevoegdheden, die zij zich allengs op handelspoli-
tiek gebied heeft laten geven, in feite een protec-
tionistisc’he politiek kan gaan voeren en dan slechts
over weinig advocatentalenten behoeft te beschikken
om te kunnen betoogen,, dat haar politiek ‘binnen het raam van de haar verstrekte bevoegdheden blijft. Het
gaat hier thans voor alles om de gezindheid, waarmede
de Regeeri.ng van die bevoegdheden gebruik maakt. In
dit opzicht was ook het debat in de Tweede Kamer
over het wetsontwerp tot instelling, afschaffing of
verlaging van invoerrecht op korten
termijn
van bui-
tengewoon groot belang, in het bijzonder clan het
met groote meerderheid afstemmen van het amen-
dement-Korten-horst c.s. op art. 2. De dag, waarop
die stemming. plaats had, was voor de ultra-protec-
tionisten (de eigenlijke protectioriisten zou men kun-
nen zeggen) een kwade dag; men vraagt zich af, of
zij niet beter hadden gedaan te luisteren naar den
raad, dien het Kamerlid Schouten ‘hun gaf om het niet
op een stemming te laten aankomen. De tegenstelling
werd thans noodeloos op de spits gedreven; in elk
geval mag o.i. niet gesteld worden, dat bij de stem-
ming over ‘het amendement-Kortenhorst c.s. de ultra-•protectionisten tegenover de vrijhandelaren stonden.
Voorstanders van het voeren in het huidige tijdsbestek
van, een ,,rticksich tslose” vrijhandelspolitiek, zitten wellicht niet meer in ons parlement.

Vooral waar het in deze gaat om de gezindheid,
waarmede de Regeering van de haar gegeven be-
voegdheden gebruikt maakt, zal men in den persoon
van dengene, die op den opengevallen zetel van Minis-
ter Verschuur za’l komen te zitten, meer dan in we-
tenschappelijke vertoogen en uitvoerige ministe
rieele nota’s het antwoord moeten vinden op de vraag
of de Regeering naar het protectionisme in eigenlj-
ken zin zal overgaan. Het komt ons voor, dat in den
onduhbelzinuigen uitslag van de stemming over boven-genoemd amendement voldoende aanwijzing te vinden
is om aan te nemen, dat de opvolger van Minister Verschuur niet in de kringen van de ultra-protec-
tionisten gezocht zal worden.
De vraag of Minister Verschuur van de bevoegd-
heden der Orisisinvoerwet al of niet gebruik heeft
gemaakt voor het voeren van een protectionistische
politiek in eigenlijken zin, valt moeilijk te ‘beant-
woorden. Eigenlijk kan op deze, vraa’g eerst een ant-

23 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

467

woord gegeven worden, nadat hog eenige jaren ver-
loopen zijn en de toestanden weer normaal zijn ge-
worden. Voor goed begrip zij er op gewezen, dat wij
onder normaal niet verstaan terugkeer van de toe-
standen van vôôr den oorlog of zoo men wil van 1920
of een ander jaar; dat is een ,,wensch-droom”. Onder
normaal moet o.i. verstaan worden: meer gestabiliseer-
de toestanden, waaibij de veranderingen, die zich in
het internationale economisch leven voltrokken heb-
ben, of om het mode-woord te gebruiken: de structuur-
veranderingen, ,,gesettled” zijn, en groote schomme-
lingen in de valuta’s, zoomede plotseling overstag gaan van de handelspolitiek der landen, minder te
duchten zijn.
Het zal natuurlijk uitermate arbitrair zijn vast te
stellen, wanneer de toestanden normaal in bovenge-
noemden zin geworden zijn. Maar aangenomen, dat
men voor een bepaalden bedrijfstak op een zeker mo-
ment kan zeggen, dat de toestanden ,,gesettled” zijn,
dan zal op dat moment tevens, niettegenstaande de
steun die hier te lande door middel van coutingen-
teering aan den hetreffenden bedrijfstak gegeven is,
deze zich met zijn productiekosten, organisatie en be-
drijfsinrichting aan het niveau van het buitenland
moeten hebben aangepast.
Dit lijkt ons de eeni’g mogelijke doelstelling voor
de contingenteeringspolitiek, zoo men deze niet in con protectionisme in eigenljken zin wil laten ont-
aarden.
Juist omdat hier zoo weinig met objectieve maat-
staven gemeten kan worden, rust op de Regeering
‘bij het voeren van de contingenteeringspolitiek (trou-
wens hetzelfde geldt voor de overige steunmaatrege-
len) een buitengewoon groote verantwoordelijkheid.
Terwijl in het normale geval door het economische
verkeer zelve uitgemaakt wordt of een bepaalde hin-
nenlandsche bedrijfstak zich voldoende aanpast, op
straffe er uit geconcurreerd te worden, moet thans de
Overheid daarvoor waken. Doet Zij dat op onvoldoen-de wijze, dan mag dit voor de direct helanghëhhenden
een voordeel beteekenen, aan de economische kracht
van ons land in zijn geheel wordt er afbreuk door
gedaan.

Dit alles klemt te meer, nu in de nota, gelijk wij
reeds vermeidden, door den Minister zelf geconsta-
teerd wordt, dat het productiekostenniveau hier te
lande nog te ‘hoog is.

De Overheid verlicht voor zichzelve die taak, d’oor
binnen het raam der eontingenteering de buitenland-
sche concurrentie zooveel mogelijk toe te laten.
Mr. Dr.
E. TEKENaROEK.

DE TARWECONFERENTIE TE LONDEN.

Reeds gedurende v.”i’ cheiden jaren zijn de groote
productie van tarwe de enorme wereldvoorraden
een reden van zorg vt . de regeeringen. De oorzaak
van de te groote prodtie moet gezocht worden in
den wereldoorlog, toen Oost-Europa als leverancier
was uitgesloten en in West-Europa arbeidskrachten
tekort kwamen om het land voldoende te bebouwen.
Voor de voorziening van de tarwebe’hoefte in Europa
richtte men zich tot Noord-Amerika, Argentinië en
Australië, waar mede tengevolge van de hooge prij-
zen de bebouwde oppervlakte aanzienlijk werd uitge-
breid. Toen na het sluiten van den vrede de toestan-
den weder normaal begonnen te worden, in West-
Europa het land weder voldoende werd bewerkt en
Rusland zijn plaats weder opeischte als exporteur,
doch de overzeesche uitvoerlanden hun productie
niet inkrompen, bleek dat ‘het aanbod te groot was
voor de vraag en daalden de prijzen.
In de Ver. Staten heeft de regeering getracht den
prijsval te stuiten door oprichting van den Farmboard,
welke groote hoeveelheden tarwe opkocht om de markt
te steunen en deze tarwe zou bewaren tot de prijzen

weder op een hooger, peil zouden
zijn
gekomen. Wel
is toen de prijs in de Vereenigde Staten gestegen,
doch een verdere inzinking der vereldprijzen heeft
de Farm’board niet kunnen voorkomen en per slot van rekening is de tarwe verkocht moeten worden
met ‘ontzaglijke verliezen voor den staat. Ook is nog
eene flinke hoeveelheid gratis ter beschikking ge-
steld als steun voor werkloozen. Ook in Canada zijn
groote hoeveelheden tarwe achtergehouden. Dit ge-
schiedde door de Canadeesche tarwepool, die de door
de bij haar aangesloten boeren ‘geleverde tarwe in
silo’s opsloeg, bij banken beleende, de geleende be-
dragen aan de boeren uitkeerde als voorloopige be-
talingen en met die boeren definitief afrekende na
verkoop. Met dien verkoop ging het slecht daar tarive
invoereude landen niet de door de tarwepool ver-
langde
prijzen
wilden betalen, zich elders van tarwe
voorzagen en de Pool met ‘haar tarwe lieten zitten.

Ten koste van groote verliezen is de Canadeesche
tawepoo1 gelikwideerd.
Na de in ‘de Ver. Staten en Canada mislukte po-gingen om de tarweprjzen te verbeteren, is de toe-
stand langzamerhand nog slechter geworden. De over-
zeesche landen bleven tarwe verbouwen op te groote
schaal en door de economische crisis begonnen Euro-
peesche invoerlanden den invoer van tarwe te be-
perken en den verhouw van eigen tarwe uit te ‘brei-
den. In Italië,
Frankrijk
en Duitschiand is dat in
sterke mate het geval geweest. De invoerbehoefte
werd daardoor kleiner en de overzeesche productie-landen zagen de afzetgebieden voor hun uitvoersur-plus inkrimpen. Een scherpe concurrentie was daar-
van het gevolg en verschillende middelen werden
toegepast om de prijzen te verlagen, waarvoor men
in Europa kon verkoopen in concurrentie met an-
dere uitvoerlanden. Uitvoerpremies werden gegeven om de ‘boeren te steunen in landen waar de verbouw niet loonend was tegen de
bij
uitvoer te maken prij-
zen, semi officiëele lichamen werden opgericht om
het uitvoersurplus’ zoo goed mogelijk van de hand te
doen in het buitenland, Australië en Canada, wier
ruilmiddelen zich richten naar het Engelsche Pond,
konden goedkooper leveren, toen het Pond van de
goudbasis ging en in koers daalde. Argentinië, welks
geidkoers reeds zeer gedepreciëerd was, heeft in het najaar van 1933 minimumprijzen voor tarwe vastge-
steld en een deviezencontrôlecominissie ingesteld, aan

welke commissie de graanexporteurs hunne bij ver-
koop in het buitenland verkregen vreemde deviezen
moeten afgeven tegen een vast te stellen koers. De
deviezencontrôlecommissie verkoopt de aldus gekoch-

te vreemde deviezen aan importeurs van industriëele
producten en maakt daarop een groote winst, welke
verliezen op de tarwetransacties goedmaakt. Rusland
heeft vaak door zijn staatsbedrijf tarwe tot lage
prijzen in West-Europa verkocht, doch sedert gerui-
men tijd wordt van aanbiedingen van Russisehe tarve
niet meer gehoord. Ook zijn er landen, waarvan wat
tarwe betreft Hongarije het voornaamste is, welke
door compensatie-overeenkomsten zich in staat stel-len voor lage prijzen met tarwe aan de markt te zijn.

Volgens dit laatste systeem wordt de invoer van
verschillende artikelen toegestaan, wanneer een be-
paalde hoeveelheid graan wordt gekocht en uitge-
voerd. De verkoop dier granen in het buitenland ge-schiedt met gevoelige verliezen, welke door de winst
op cle ingevoerde artikelen weder moet worden goed-
gemaakt. De valutadepreciatie in de Vereenigde Sta-
ten heeft daar de prijzen voor tarwe doen stijgen,
zoodat zij toch nog boven exportpariteit zijn. Alleen
is een voorraad witte tarwe uitgevoerd en verkocht
tot de maakbare wereldprijzen, terwijl de staat het
verschil ‘betaalde tussc’hen den verkoopprijs en de
waarde in de Vereenigde Staten.

Een overvloedige oogst in Europa in 1933 heeft
den toestand nog verergerd. en ,de behoefte aan bui-
tenlandsehe tarwe verminderd in landen in West-

488

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Méi 1934

Europâ, welke iii den regel tot dë invoerlanden wor-
den gerekend. De wereldprijs voor tarwe was tot zulk
een laag punt gezakt tengevolge van de scherpe con-
currentie der uitvoerlanden, soms met regeerings-
steun aan de boeren of tengevolge van gedeprecieerde

geldkoersen, dat de verbouw van tarwe in West-
Europa den boeren groote verliezen moest opleveren.
In de meeste landen, welke tarwe invoeren, zijn toen
maatregelen genomen om de eigen boeren te steunen.

De middelen tot dien steun zijn in den regel invoer-
rechten, verplichte bijmenging van inlandsche tarwe
hij de meelfabricage of voorgeschreven uitmalings-
percentage. In Frankrijk, Italië en Duitschland kan
door de maatregelen ter bescherming der eigen boeren
al heel weinig buitenlandsche tarwe worden inge-
voerd. Ten deele hebben die maatregelen ook ten doel
in deze crisis de invoeren zooveel mogelijk te beper-
ken, welke aan het buitenland moeten worden betaald.
Behalve de mislukte pogingen van de regeering
der Vereenigde Staten met de instelling van den
Farmboard en dé eveneens mislukte van de door de
provinciale regeeringert gesteunde Canadeesche tar-
wepool, zijn gedurende •de laatste jaren verschillende
malen door regeeringen van landen met een voor uit-
voer beschikbaar overschot vn tarwe pogingen in
het werk gesteld om in samenwerking en overleg met
regeeringen van andere landen te komen tot verbe-
tering van den toestand van de tarwemarkt. De bij
den uitvoer van tarwe belang hebbende landen van
het Donaubekken hebben eenige malen conferenties
gehouden om tot een bevredigeuden afzet van hun
tarwe in West-Europa te geraken. Deze conferenties
hebben niet geleid tot succes, omdat de plannen
steeds neerkwamen op den eisch, dat cve rzeesche lan-
den hunne exporten zouden moeten verminderen ten bate van de Donaulanden en daarin hadden die over-
zeesche landen geen zin. Een te Rome gehouden con-
ferentie, waar vele groote belanghebbende landen,
zoowel exporteerende als importeerende, vertegen-
woordigd waren, heeft ook geen direct succes gehad,
omdat de tijd nog niet rijp was voor samenwerking met
opoffering van echte of vermeende eigenbelangen.
In het vorige jaar hebben afgevaardigden van ver-
schillende landen tijdens de Londensche economische
conferentie gelegenheid gehad weder van gedachten te wisselen over het tarwevraagstuk, enis een tarwe-
codferehtie kehouden, waarop men het over de maat-
regelen eens is geworden, welke zouden moeten wor-
den genomeïL om verbetering te brengen op de tarwe-
markt. Deze maatregelen zouden moeten bestaan in
productiebeperking in de groote exportianden, niet
verder uitbreiden van de bebouwde oppervlakte in
importlanden. en hêt allengs doen afnemen der im-
portbelemmeringen. Productiebeperking kon alleen
voor volgende oogsten gelden en voor het seizoen
1933/’34 is men na veel onderhandelen gekomen tot
de vaststelling van de hoeveelheid tarwe, welke elk
exportland van 1 Augustus 1933 tot 31 Juli 1934 zou
mogen uitvoeren.

Deze tarwe-overeenkomst is nu in werking en
aan het einde van het seizoen zal blijken wat er van
terecht gekomen is. Voor zoover tot nu bekend, heeft Hongarije de toegestane hoeveelheid reeds bereikt en
omdat dan nog een uitvoeroverschot overbleef, een
arrangement getroffen met Roemenië, waar de tarwe-
opbrengst dit seizoen niet van dien aard is, dat het
kan uitvoeren, om een gedeelte van het aan Roeme-
nië toegewezen kwantum over te nemen. Rusland
concurreert op het oogenblik niet in West-Europa,
heeft meer een afzetgebied gezocht in het Verre Oos-
tei, •en zal zijn hoeveelheid vermoedelijk niet over-
schrijden. Evenmin de Vereenigde Staten, die alleen
met rjkssubidie exporteeren en overigens boven
exportpariteit staan, en Canada dat in de resteerende
maanden flink zal moeten uitvoeren om de toegewe-
zen hoeveelheid ten volle te halen. Ook Australië zal wel binnen zijn hoeveelheid blijven. De laatste oogst

is niet overvloedig geweet en belangrijk kleiner dan
de vorige. De voor uitvoer beschikbare voorraad
wordt iets kleiner geschat dan de toegestane hoeveel-
heid.

Blijft Argentinië, dat dit jaar een groote tar-
we-opbrengst heeft. Wanneer men van de aan Ar-
gentinië voor uitvoer toegestane hoeveelheid het reeds
in de in 1933 vallende maanden uitgevoerde aftrekt,
blijft er voor verscheping van 1 Januari tot 31 Juli
1934 een in verhouding tot den voorraad slechts be
perkte hoeveelheid over. De verschepingen van den
nieuwen oogst begonnen in het begin van dit jaar op
ruime schaal en men maakte zich beangst, dat Argen-
tinië zijn kwantum zou overschrijden, doch van Ar-
gentijnsche zijde werden daarover geruststellende

mededeelingen gedaan. Wanneer Argentinië zich ech-
ter aan de afspraak zal houden, dan zouden na
1 Juni de uitvoeren naar Europa zeer klein moeten
worden, indien men de Zuid-Amerikaansche landen
zou willen blijven bedienen waarheen geregeld Argen-
tijnsche tarwe wordt uitgevoerd.

In het begin van April is een sub-commissie van
de tarweconferentje te Rome bijeengekomen, waar de
toestand nader is besproken en waar men tot de con-
clusie is gekomen, dat de hand moet worden gehou-
den aan de afgesproken uitvoerkwantums der ver-
schillende landen, dat de productie moet worden be-
perkt, en dat het wenschelijk zou zijn minimumprij-
zen vast te stellen. Maatregelen om langs wettelijken
weg tot beperking van den uitzaai te komen, waren
tot dusver alleen in de Vereenigde Staten genomen,
doch zonder veel resultaat, want de bebouwde opper-
vlakte van wintertarwe is er grooter dan in het vo-
rige jaar.

De punten, welke volgens de sub-commissie te
Rome aanbeveling verdienen, zijn door de gedele-
geerden aan hunne regeeringen gezonden ter beoor-
deeling en begin Mei is men weder te Londen bij
elkaar gekomen ter nadere bespreking. Daar werden
verschillende wenschen naar voren gebracht. Argen-
tinië wenschte vergrooting met een millioen ton van
het voor uitvoer in dit seizoen toegestane kwantum,
de Vereenigde Staten verlangden vermeerdering van
hun hoeveelheid in verband met de verwachting van
een grootere opbrengst van den nu groeienden oogst.

De handel in Engeland verzette zich bij zijn regee-
ring tegen de vaststelling van minimumprijzen. In
de conferentie moest worden beslist of minimumprij-
zen eventueel bepaald zouden worden f.o.b. de havens
der uitvoerlanden of c.i.f. de Europeesche invoerlan-
den. Besloten werd, dat •de prijzen zouden worden
vastgesteld c.i.f. Europeesche havens in Engelsch geld.
De meeste exporteerende landen waren voorstanders
van het plan om minimumprjzen vast te stellen, doch
één land was er tegen en daar aanvaarding met al-
gemeene stemmen noodig was, is door de tegenstand van dat ééne land het plan mislukt. De importianden,
welke op de conferentie vertegenwoordigd waren, hadden het plan willen aanvaarden, indien het met
algemeene stemmen door de exportianden aangeno-
men was geworden. De conferentie is nu uit elkaar
gegaan na weder een sub-commissie te hebben be-
noemd om te trachten andere plannen uit te werken,
welke weder aan de verschillende landen zullen wor-
den voorgesteld. Men hoopt dan 27 Juni weder te
Londen bij elkaar te komen. Nader bleek, dat het
tegenstemmende land Argentinië is geweest. Het had
alleen willen toestemmen in minimumprijzen, wan-neer het een vergrooting van het in dit seizoen voor
uitvoer toegestane kwantum tarwe van 40 millioen
bushels of ca. 1 millioen ton had kunnen
krijgen.
Het
had dan voor het volgende seizoen in een verlaging
willen toestaan. De Vereenigde Stateil, Canada en
Australië wilden in deze richting wel concessies doen
in verband met d groote Argentijnsche oogst, en een.
vermeerdering toestaan van 35 millioen bushels
waarvan 10 millioen zouden moeten worden gedena-

23 Mei
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

409

tureerd op voorwaarde, dat Argentinië de minipaum-
prijzen goedkeurde en de bebouwde oppervlakte ver-
minderde. Verder werd van Argentinië gevraagd zijn
oppositie te laten varen tegen een verhooging van
de Russische uitvoerhoeveelheid met 10 millioen
hushels. Deze voorstellen zijn aan de Argentijnsche regeering overgebracht en het antwoord zal worden
overwogen.
De afwijzende houding van Argentinië om mede te
werken. tot het vaststellen van minimumprjzen zal
zeker verband houden met het feit, dat het groote
voorraden tarwe heeft die het wil verkoopen. Ook zal
het angst hebben voor •het slechte resultaat van po-
gingen om prijzen vast te stellen in andere landen, zooals in Brazilië met de. koffie. Argentinië ‘heeft
weliswaar minimumprjzen vastgesteld, doch deze
zijn meer bedoeld om de boeren te steunen, daar door
de operaties der deviezencontrôlecommissie de con-
currentie in het buitenland mogelijk blijft. Argenti-

nië zet
zijn
pogingen voort een afspraak te maken
met een ander exportiand over het overnemen van
een gedeelte van het uitvoerkwantum, doch resulta-
ten daarvan zijn nog niet bekend. Voorloopig is dus
de Londensche tarweconferentie wat de minimum-
prijzen betreft niet tot resultaat gekomen en men
zal trachten tusschen nu en de volgende bijeenkomst
tot overeenstemming te komen met Argentinië, zoo-
dat dan in Juni nieuwe voorstellen kunnen worden
gedaan. Het kan niet gemakkelijk zijn een overeen-komst tot stand te brengen tusschen zoovele landen
niet hunne uiteenloopende belangen en verschillende
opvattingen, die vaak elkaars taal niet verstaan. Toch bestaat er

hoop, dat uiteindelijk tot overeenstemming
gekomen wordt door den noodtoestaid waarin het
tarwevraagstuk is geraakt en waarvan alle landen te

lijden hebben.
A.
P. SCHILTHULS.

DE ONTWIKKELING VAN DEN WERELD.

ZUl VELEXPORT.

De gestadige vermeerdering van de wereidzuivel-
productie, die gepaard ging met een voortdurende
toeneming van den wereidhandel in ‘boter en kaas, heeft Nederland, dat vroeger bijna een monopolie-positie in •dezen handel innam, teruggedrongen tot
een exportland van ondergeschikten beteekenis.
Om de oorzaken, die tot deze ontwikkeling geleid
hebben naar waarde te schatten, dient men terug te
gaan tot ongeveer de helft van de vorige eeuw, want
in dien
tijd
begonnen de groote veranderingen, die
zich in later jaren
op
het gebied van landbouw en
veeteelt zouden voltrekken reeds een aanvang te
nemen.

Nu ligt het niet in onze bedoeling deze oorzaken
aan een nader onderzoek te onderwerpen. Wij meenen
hier te mogen volstaan met slechts de belangrijkste
feiten aan te wijzen om daarmede in herinnering te
brengen, dat zij ten nauwste samenhangen met de
ontwikkeling van heel het economisch leven in de achter ons liggende jaren. De eerste aanleiding tot
de productie-uitbreiding was de verschuiving, die in
Europa omstreeks 1850 inzette van den graanbouw
naar de zuivelbereiding. Deze verschuiving geschied-
de onder invloed van het toenemend aanbod van
Noord-Amerikaansche tarwe, dat een einde maakte
aan de stijging, die de tarweprijzen reeds meer. dan
een eeuw te zien gaven. De Londensche tarweprjzen
die van 1800 tot 1849 gemiddeld 6919 per quarter be-
droegen daalden tot gemiddeld 5211 in de jaren 1850
tot 1879 en aangezien de prijzen van vee en zuivel-
producten deze dalende beweging niet volgden begon
de veeteelt en daar-mee de zuivel-bereiding op den
landbouw terrein te veroveren.
Naarmate de tarweprjzen verder terugliepen zette
deze beweging zich voort en het is dan ook vooral
na de -groote graancrisis, dat de zuivelbereiding zich
krachtig ging ontwikkelen buiten de natuurlijke

weidegebieden, die men in Europa aantreft ïn Hol-
land, Frieslan-d, Oldenburg, Zwitserland, Tio1 en in
sommige rivierdelta’s. Daâr komt
,bij,
dat juist in
dezen tijd (1880) de techniek van de boter- en kaas-
bereiding zoo verbeterde, dat fabriekmatige vervaar-
diging mogelijk werd, wat de ontwikkeling van- de
nieuwe zuivelgebieden in versneld tempo deed plaats
hebben. Nemen we tenslotte nog in aanmerking, -dat
vooral in den laatsten
tijd
de verbeteringen in het
transport per spoor, boot en auto een loonende pro-
•ductie
mogelijk
maakt in gebieden die daartoe voor-
heen totaal ongeschikt waren, dan zijn hiermede wel
de belangrijkste oorzaken aangewezen van de produc-
tietoeneming in -de zuivelindustrie. –
Een nauwkeurig beeld te geven van den groei, die
de zuivelproductie in den loop der tij-den in de ver-
schillende landen heeft te zien gegeven is niet moge-
lijk, aangezien de cijfers omtrent den – omvang- dier productie over vroegere jaren geheel ontbreken, ter-
wijl tegenwoordig nog maar enkele landen -gegevens
daarover verzamelen. Slechts betreffende -de aantal-len melkkoeien zijn
cijfers
‘bekend en deze zijn voor
sommige landen dan nog maar geschat en niet eens
het resultaat van een min nf meer nauwkeurige
telling. Toch moge uit de cijfers blijken hoe aanzien-
lijk tegenwoordig het aantal melkkoeien is en hoe
omvangrijk -daarmede de zuivelproductie in de ge-bieden, die voor- de internationale zuive]ïnarkt van
overwegend.belang zijn en tevens in welk tempo de productie na den oorlog nog moet zijn toegenomen.

Aantal melkkoeien -in de voor den internationalen handel
belangrijkste zuiveigebieden in duizendtallen.

1

1 Toe-

em Jaari.
L a n
d
e n

192

name
1 1931 1

toename

10
perc.

België …………………
717

931

214

3,0
Denemarken$) …………
1421

1676

255

1,8
Duitschland …………..
8206
1)
9658

1452

2,0 Estiand
……………..320
2)
428

108

4,2 –
Frankrijk8) ………..
7170
1
)8274

‘1104


—–
1,7
Finland 8)
…………….1174
3)
1269 )

95

0,8
Groot-Brittannië ………
2293
1)
2389

96

0,4
Italië
0)
……………
-. 3071

3425
5)

354

1,2
Letland ………………
580

745

165

2,3
Lithauen………………
543
6)
693

150

2,8
Nederland
10)
………….
1086

1299

2132,0
Polen ……………….
5300

6550

1250

2,4
Zweden 8) ……………
1607
7)
2037

430

2,2
Zwitserland
8)
…………
747

867

120 1

1,6
Argentinië ………….. .
3295

3738

443

1,3
Australië ……………
1688
1
)1957

269

1,8
Nieuw-Zeeland ………..
998
1
)1499

501

5,7
1)
1922;
2)
1923;
3)
1920;
4)
1930;
5)
de cijfera voor
1931
zijn geschat op basis van het aantal runderen ad
6.893.000
tegen
6.240.000
in
1921;
6)
geschat;
7)
1919;
8)
onder de cijfers zijn ook andere dan die betreffende
melkkoeien opgenomen;
0)
de cijfers hebben betrekking op
koeien en vaarzen;
10)
de cijfers betreffen melk- en kalf-
koeien;
il)
het cijfer voor
1921
is -geschat op basis van
het aantal runderen ad
7.976.000
tegen
9.786.000
in
1931.

In de bovengenoemde Europeesche landen is in
deze tien jaren tij-ds het aantal melkkoeien met ruim
20 pOt. vermeerderd, wat neerkomt op een toeneming
van rond 6 millioen stuks. Voor Argentinië, Austra-
lië en Nieuw-Zeeland samen bedroegen deze cijfers
respectievelijk 29 pOt. en 1.200.000 stuks, zoodat wel –
duidelijk blijkt
van hoe weinig belang de toeneming van rond 200.000 stuks in Nederland (welke toene-
ming door de bekende Regeeringsmaatregelen thans
wëer is teniet gedaan), voor -de vermeerdering van de —
zuivelproductie gedert den oorlog geweest is. – –
Hoe zich onder invloed van een en ander de we-
reldzuivelexport in een –steeds sneller tempo -ging –
ontwikkelen, blijkt wel uit onderstaande – grafiek. De
wereldboterexport, -die nog in 1860 nagénoeg uitslui-
tend beperkt was tot -den uitvoer van Nederland naar
Engeland, nam van 1860 tot 1900 met gemiddeld
3.700 ton per jaar toe, zoodat hij in die periode bijna –
verviervoudigde.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

‘In de periode van 1900 ‘tot aan den wereldoorlog
had de vèrineerdering al in een driemaal sneller tem-
po plaats, want de gemiddelde jaarlijksche toeneming
bedroeg toen reeds 12.500 ton. De oorlog heeft na-
‘tuurl.ijk ‘dezè gang van zaken verstoord, maar reeds
in 1920 had de boterexport van de meeste landen zich
nagenoeg op het vooroorlogsche niveau hersteld, met
uitzondering van die uit Rusland en Siberië. De
vooruitgang van den ”boterexport uit de randstaten
Polen, Finland en Zweden, de verdere toeneming van
den Deenschen export, zelfs vergeleken met de jaren
van v66r den oorlog, deden den Europeescheia boter-
export sedert 1920 enorm stijgen. Neemt men daar
nog fbij dat ook Australië en Nieuw-Zeeland benevens
Argentinië, met grootere hoeveelheden ‘dan ooit aan
de Europeesche markt kwamen, dan begrijpt men hoe
het mogelijk was, dat deze wereldexport in tien jaren
tijd nagenoeg verdrievoudigde, zoodat de gemiddelde
‘jaarlijksche toeneming niet minder dan 36.800 ton

bedroeg.

De ontwikkeling van den wereidkaasexport ‘geeft in
de jaren na den oorlog een ‘heel wat rustiger beeld te
zien ‘dan die van de boter. Weliswaar gaat zij in de
jaren 1860 tot 1900 nagenoeg parallel met die van den
boterexport, zoodat toen de gemiddelde toeneming
ruim. 3.500 ton per jaar’ bedrbeg, maar reeds vanaf
1900 tot aan den wereldoorlog blijft de wereldkaas-
export riiet een .gemiddelde jaarlijksch,e’ toeneming
van 7.100 ton aanzienlijk achter. Sedertdien is er van
een evenwijdige ontwikkeling in het geheel geen
sprake meer. Weliswaar kon de kaasexport zich na
den oorlog eerder op het vooroorlogsche niveau her-
stellen dan de boterexport, maar de verdere vooruit-
gang die reeds in 1925 nagenoeg tot stilstand kwam
veroorzaakte een gemiddelde toeneming van 13.200
ton per jaar, zelfs tusschen de jaren 1920 en het top-
jaar 1930.
Het merkwaardigste in de hier geschetste ontwik-

KAA5EXF’0R1
SOTEREXPOPT) IN 000 TON

keling van den’ zuivelexport is ‘ wel, dat, hij öndanks
zijn enorme groei zich vrijwel uitsluitend geconcen-
treerd heeft op •de vanouds bestaande afzetgebieden.
Engeland, dat’, al in 1860 het eenige
belangrijke
im-
portland voor boter was, heeft zich als zoodanig tot
ongeveer 1900 gehandhaafd en zelfs thans nog ver-
‘bruikt dit land ruim 70 pOt. van de gezamenlijke
hoeveelheden boter, die in internationaal verkeer
gebracht worden. De ‘boterinvoer, in de overige min
of meer belangrijke boterimportianden Duitschiand,
België en Zwitserland, omvat rond 17 pOt. van den
wereldexport en’ heeft slechts plaats ter aanvulling
van de in verhouding veel grootere eigen productie
in die landen. Alle overige landen tezamen impor-
teeren dus slechts 13 pOt. van den wereidboterexport,
zoodat’ daar over het algemeen de import niet tot een
omvang van eenige beteekenis is uitgegroeid. Hoewel
bij den kaasimport ‘de verhoudingen niet ‘zoo scherp zijn afgebakend als bij dien van de ‘boter, vinden wij
ook daar een dergelijke toestand. Engeland bleef tot
1900 het eenigé kaasimportiand van beteekenis, zoo-
dat ook de toeneming van den wereidkaasexport tot
dat jaar nagenoeg aan den groei van het kaasverbruik
in dat land te danken is. Sedertdien echter is deze
groei tot stilstand gekomen, zoodat de Engelsche
kaasimport thans weinig boven het niveau van 1900 uitsteekt en tegenwoordig ongeveer 47 pOt. van den
wereldexport bedraagt. Merkwaardig is .. weer, dat
evenals bij bot&r, de’ overige kaasexport zich hoofdza-
kelijk concentreert op die landen’, diè zelf ‘belangrijke
kaasproducenten zijn. Duitschiand, België, Frankrijk en de Ver. Staten van Amerika importeeren namelijk
samen 34 pOt. van den wereldexport, terwijl dit per-
centage voor alle overige landen’ tezamen, behalve
Engeland, slechts 19 bedraagt.
Dit feit nu, dat de afzet ondanks de steeds toene-
mende exporthoeveelheden tot de enkele’ van ouds be-
kende consumptiegebieden beperkt bleef, is tenslotte


WEL0
V

550
500
EU
OPA

450

Qp

EK
AND
,

WEI
ELD
350

3001

200

150


ENGEL
NO

:
/

50

1860 ‘

1880

1900
— — KAA5IN1POT

T
.

‘B0TEIMP0R’T IN 000 ON

79.441
9,8
17.500
22.130

‘39.630
5,0
170.928
22.072
6,2 5,8
25.400 3.982
21,418
6,0
550.099
8,4
148,000
51.271
199.271
3,0
17,109
9,668
2,6
4,668
3
)
2.108
2.560
0,7
198.710
4,8
‘4,3
159.000 12.065 171,065
4,1
4,0
1.655
0,2

1,023
1,710
2.733
‘0,4
416785
9,3
6,72)
143.220
146.551 ,)
3,32) 3,42)
18,728 1,320
0,7
16

28.927
50.503
6,3
5,1
132.830
85.781
47.049


:6:0
3,7
4.526

1,6
3.768 286 3.482

-”
1,2
26.588
6,5 5,4
51,000
20.791
30.20e,
7,5
8,2

1931
8.159
61.840
Denemarken
………
1931
3,566
193,000
1931
65,441
450.000
1930
3.667
26.777
3
)

België

…………….

1930

.

41.400
198,340
Griekenland

…..
193!
6.480
721

Duitschland
1)
……..
Finland
……………

Groot-Brittannië
5)
1931
44.831
25,000

Frankrijk
4)

……….

1931
1.920
20.030
6
)
1931

.

8.062
79.430
Letland
…………….
Nederland
…………
Noorwegen
………..
1930
2,831
7)

3,945
Zwitserland
…..
…….
1931
4,077
1

16.000

17.601

100.099

370 934
391,785

581
10,588

23 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

471

cle• kern waaruit. de moeilijkheden zijn voortgevloeid,
waarin thans de heele zuivelindustrie verkeert. Het
toenemende aanbod van de laatste jaren moest name-
lijk als eenige uitweg plaatsing vinden ôf op de En-
gelsche markt, ôf in de enkele andere importianden,
die zelf groot-producent zijn en het is bekend, hoe dit
eenerzijds geleid heeft tot een ongekende prijsdaling
en anderzijds tot belemmering van den invoer.
* *
*
Uit een en ander blijkt, hoe onvoldoende de basis is,
waarop de internationale zuivelhandel is opgebouwd.
Hoe gebrekkig deze handel functioneert wordt duide-
lijk wanneer wij zien, welke hoogte het verbruik van
boter en kaas in de diverse landen bereikt heeft. Dit
verbruik beweegt zich slechts in die landen, die zelf
vanouds belangrijke hoeveelheden produceeren en in
Engeland, vanouds het bekende importiand, op een
min of meer behoorlijk niveau. In alle andere landen,
waaronder ook vele nieuwe zuivelxportlanden behoo-
ren, speelt het vergeleken met dat van andere levens-
middelen geen rol van beteekenis. Hoe volkomen wil-
lekeurig dan nog de verbruiksontwikkeling in de
eigenlijke consumptiegebieden heeft plaats gehad
blijkt wel o.a. hieruit, dat in Engeland het zuivelge-
bruik meer is ingeburgerd dan in eenig ander land
in Europa ondanks het feit, dat dit land slechts in
zeer .geringe mate in eigen ‘behoefte kan voorzien.
Daartegenover staat echter, dat in Frankrijk vanouds een der belangrijkste zuivellanden van de wereld het
zuiveigebruik op een veel lager niveau staat dan in
Engeland. Nederland misschien wel het oudste zui-
velland zou
vrijwel
zijn heele -boterproductie zelf con-
surneeren, wanneer -het zijn boterverbruik tot het hui-
dige Engelsche peil wist op te voeren. Nu

meene men
niet, dat Engeland een abnormaal hoog boterverbruik
heeft. De Engelsche dominions Canada, Australië en
Nieuw’Zeeland, die zelf groot-producent zijn, staan
op een nog hooger niveau en in de Ver. Staten van,
Amerika met een zeer gemengde bevolking wordt het
Engelsche peil zeer dicht benaderd. In de noordelijke
en oostelijke landen van Europa, die hun zuivelexport
sedert den oorlog zoo enorm wisten op te voeren,
‘schijnt het verbruik bepaald gering te zijn, terwijl dit
in nog sterker mate het geval is in Argentinië, welk
land thans quantitatief tot de belangrijkste boter-
exportlanden der wereld behoort. Zooals reeds uit het verloop der
exportcijfers
te verwachten was is het
kaasgebruik in den loop der jaren lang niet in die

mate to-t ontwikkeling gekomen -als dat van de boter.
Slèchts in ‘de voornaamste Europeesche. productielan-
.den heeft de kaas een eenigszins behoorlijke plaats onder de levensmiddelen weten te veroveren, maar
daarbuiten is van een ontwikkeld kaasverbruik geen
sprake. Merkwaardig is ‘dat voorâl voor -de overzee-
.schë’ productie-gebieden als de Ver. Staten’ van Ame-
‘rika, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland; waar het
iverbruik van kaas verre ‘bij dat van boter achter
ustaat. Dat ‘de kaas in ‘de sub-tnpische landen ‘nog
gunstig afsteekt
bij
de boter,’ oiidanlçs het feit, dat
het gebruik van gèite.n- en schapenkaas ,daar soms
helangrjke afmetingen heeft aangenômen, koiiit om-
dat sommige kaassoorten beter dan boter tegen warm-
te bestand zijn.

• Qn’derstaand staatje, waarvan de cijfers -voorioover
niet anders ‘vermeld, ontleend zijn, aan de officiëele
-statistieken van het Internationaal
Landbouw
Instituut
,te Roe geeft een zoo nauwkeurig mogelijk beeld van
het boter- en ‘kaasverbruik in die landen, die ge
gevens verschaffen ovei de eigen prqductie’ Hoewel -de absolute waarde van deze cijfers natuurlijk “aan-
vechtbaar is (enkele zijn -b.v. officiëel geschat, ‘bij
andere loopt bruto en netto dooreen), kunnen wij
toch vel aannemen, dat zij ‘bij benadering juist zijn. Wat b’etreft, de historische ontwikkeling en groei
van het zuivelverbruik zijn natuurlijk geen cijfers
beschikbaar, maar in hoe betrekkplijk korten tijd dit
verbruik zich kan ontplooien
blijkt
wel uit de toe-
neming, die he,t gemiddeld verbruik van importboter
per hoofd der 1ev6lki,ng in Engeland sedert 1860
héeft te zien gegeven., Wij kunnen deze toeneming ge-
rust als maatgevend beschouwen voor de ontwikke
lizi’g, dié het tptale :boterverbruik
in Engeland in dn
loop ‘der’ jaren gehâd- hêeft, aangezien de eigen pro-ductie’ deze çijfers nauwelijks ‘beïnvloedt. Uit onder-
staand staatjé
blijkt
namelijk, dat nog in 1860 het
Epgelscheb9teryerbruik op een even onbelangrijk ni-
veau stond’ als-waarop het zich in de meeste landen
thans nog beweegt, maar dat dit in 1913 reeds tot
het drievoudige was gestegen. Na den oorlog heeft
‘deze verbruiksontwikkeling verderen voortgang gehad
en in 1927 werd reeds een niveau bereikt van gemid-
deld 6.7 lkilogram per hoofd der bevolking. Nog merk-
waardiger misschien dan deze snelle verbruiksver-
meerdering zelf is het feit, dat deze kon plaats heb-
ben zonder dat de boterprijzen een noemenswaaidige
verandering ondergingen. En het is dan ook aan dezen

1
Boter. In tonnen van 1000 KG.
In KG.
Kaas.

In tonnen van 1000 KG, In KG.
Bevol-
___

LAN D EN
Jaar

1
Pro-
lmport.IExport-‘
Beschikb.
Gem. per hoofd
Pro-
lmport-‘ExportJ
Beschikb.
Gem, per hoofd der
tal!.
ductie
saldo saldo
voçr
der bevolking’0)
ductie
1

saldo
1

saldo voor
bevolk,
bi
verbruik
1

1927
1 1

1
verbruik
1

1927

1931
10.377
149,955
3.565
146.390
11,0
12,9
57,562
37.803′
-19759 :, –
l;9
1,8
Ver. St. v. Amerika
1931
124.070
1.010.350
57
1.010.407
8,1
6,4
223.338
27.273
250.611 2,0
1,9
1930
2,006
9
)
128
39
167

803
41

844
0,4
1930
11.659
33,569
23.201
10.368
0,8
0,8
15.294 1.376
,

1.16,670
1,4 1,6

Canada
……………..

1929130 4.351
7)

3.505
4)
3509
0,8
0,3
2.503
.173,8)
,

‘ .

2.676
0,6 0,6

Guatemala

…………. Argentinië

………….

1929
6.237
7
)
1.011
672
1.683
0,3
7.780.

309
:


8.089
1,3
Chili

……………..

Syrie ën Lybanon
1931
2.768
3.594
725
2.869
1,0


3.446
.,


316

. ,
3.762

1,4

Peru

……………….

1930
65.367
2.094
274
2.368

-.

,
181..
T
1930
6.553
2.134
2,070

4.204
0,6
,
221
2735
-..
2.956 0,4

Japan

………………

1929/30
8.132
5.110
750
4.360


, 0,5,
0,6′
– ,.
202 ‘176’”(572)


Aliers

……………..
Zuid-Afrika
………..

Austraiië
1930131
6526
158940
72.033
8
)1
86907
131
101
15013
3289
9
)
12724
19
19
Nieuw-Zeeland
……..
1930131
1.523
119.700
98370
8
)1
21.630
14,0
:19,0.
93.383
-‘

87.614
8
)
5.769
3,8 2,2
1)
De

melkproductie

bedroeg

197.900.000

H.L.

netto,

1344

Be-

‘sch’ajieii, en’ g’eitenbotei-‘ 2,000″t’dnt
‘)
In En’getand en
Wales wer-
rlchtsmolkerelen ‘die

33,2

millioen

EL.

verwerkten,

maakten

‘dee’ in
1930131′ in ‘totdat- 51.685.000

H.L.

melk ‘geproduceerd.
De
samen 76,650 ton

boter en 24,737 ton kaas, terwijl 10,3 millioen’

,boterproductie .bedroeg

rond’ 25,000

ton,

aangezien
volgens

de
H.L.
versche melk werd afgeleverd. 3258 Molkeretgenossenschaf-

Empire Mar,keflng Board’ ln”1931 per hoofd 20,6 lbs.
verbruikt
tea die 44,3 miflioen
H.L.
verwerkten maakten samen 123,200 ton

‘werd’. °)’Bôter onder contrôle.
7)
Aantal aan het einde
van 1931.
boter

(Statistisches Jahrbuch)
op
grond waarvan de productie-

8) Gemiddelde van beide- jaren,
9)
Aantal in 1932.
IS)
Voor ver-
cijfers

geschat

zijn,

2)
Betreft

uitsluitend

geïmporteerde

boter

gelijking zijn de cijfërs ‘van 1927 zooveel mogelijk eveneens ver-
of kaas.
3)
Gefabriceerd in boter- en kaasinakerijen.
4)
De pro-

‘meld.

ductie
van
schapen

en geitenkaas samen bedroeg 39.000 ton van

472

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Mei 1934

gang van zaken te danken, dat de huidige moeilijk-
heden in de zuivelindustrie zich niet reeds veel eer-
der hebben voorgedaan.

Verbruik van importboter en -kaas in Engeland.

Import in tonnen

Voor verbr. beschikb. p
J a a r
1

a 1000 KG.

1

hoofd der gem. bev.

Boter 1 Kaas 1 Boter KG. 1 Kaas KG.

1860

42.700

29.500

1,4

0,9
1880

118.000

90.000

3,4

2,6
1900

172.000

137.000

4,1

3,3
1913

212.000

120.000

4,7

2,6
1931

410.000

146.000

9,2

3,3

Wanneer wij nu zien in hoeveel landen het gebruik
van zuivelproducten onbelangrijk is en in hoevele
het verbruik nog kan worden opgevoerd, terwijl het
Engelsche voorbeeld toont hoe snel de consumptie tot
ontwikkeling kan komen, dan ligt het voor de hand,
dat er ten aanzien van den internationalen zuivel-handel nog tal van
mogelijkheden
voor verwezenlij-
king vatbaar zijn. Dat het hiertoe nooit is gekomen,
vindt zijn oorzaak in de passieve houding, die de zui velproducenten zelf ten aanzien van den afzet hunner
producten
altijd
hebben aangenomen. En dit is dan
ook, menen wij, de zwakste plek in de Organisatie
van de geheele zuiveibranche. De zuivelindustrie heeft
de boter in het geheel niet en de kaas slechts gedeel-
-telijk boven het niveau van gewone stapelartikelen
weten te verheffen en met een verkooppolitiek, die
gericht was op de eigenlijke verbruiksontwikkeling
harer producten, heeft zij zich nooit ingelaten, ter-
wijl ook de handel op enkele uitzonderingen na, niet
in voldoende mate tegen deze taak was opgewassen.
Nu kunnen wij ervan verzekerd
zijn,
dat onder
deze omstandigheden, de toekomst voor de Nederland-
sche zuivelindustrie, voorzoover deze slechts stapel-
artikelen ter markt kan aanbieden, verre van roos-
kleurig is. De oorzaken namelijk, die de productie-
uitbreiding in de achter ons liggende jaren hebben teweeggebracht, zullen ich nit deze crisis nog met
vernieuwde kracht doen gelden, want, evenals na de
landbouwcrisis in de tachtiger jaren van de vorige
eeuw, zal er een verdere verschuiving van den land-
bouw naar den veeteelt en zuivelbereiding moeten plaats hebben om beide in een nieuw evenwicht te
brengen.
Het is bovendien niet denkbaar, dat het wereld-
zuivelverbruik zonder meer in dat tempo zal toene-men, wat voor de uitbreidingsmogelijkheden van de
wereldproductie wenschelijk zou zijn, met als resul-
taat, dat de stapelmarkten voor boter en kaas voort-iurend den druk van het aanbod zullen ondervinden.
Met het oog hierop is het
duidelijk,
dat onze zui-
velindustrie, wil zij in de toekomst weer tot bloei
geraken, principiëele veranderingen zal moeten on-
dergaan. Nu ligt het voor de hand, dat deze op de
eerste plaats moeten gezocht worden in de organisa-
tie van den afzet, vooral omdat de Nederlandsche
zuivelexport voor een zon groot deel in slechts enkele
handen is geconcentreerd en daarom beter dan de
export in de meeste andere landen in staat is om zich
te gaan instellen op grootere activiteit ten aanzien
van den afzet harer producten.
Een algemeene propaganda ter bevordering van het
zuivelverbruik heeft voor onzen export natuurlijk
weinig zin, want daardoor wordt tevens den weg ge-
haand voor de producten der andere zuivelexportlan-
den) Een eerste vereischteis daarom, dat men onze boter en kaas boven het niveau van gewone stapel-
artikelen weet te verheffen, eenerzijds door ze onder
diverse kwaliteitsmerken te gaan verkoopen en ander-
zijds door deze mrkartikelen van land tot land aan
te passen aan de eischen, die daar de verbruikers er-
aan zullen stellen. Vervolgens moet dan de afzet e-
steund worden’ door een goed geoutilleerde verkoop-
organisatie, doelmatige propaganda, enz.
Het is hier uiteraard niet de plaats om in details
te treden ‘betreffende den organisatorischen opbouw

van dergelijke bedrijven, evenmin om de mogelijkhe-
den te detaileeren, die door een juist geleide ver-
bruiksontwikkeling te verwezenlijken zijn. Wij wilden
slechts erop wijzen, welke mogelijkheden onze zuivel-
export in de toekomst kan bieden, mits men haar in
de juiste richting weet te ontwikkelen.
Dr. B.
AMERLAAN.

DE RIJKSMIDDELEN OVER APRIL 1934.

Oppervlakkig beschouwd, maakt het middelenover-
zicht over April 1934 een niet zoo ongunstigen in-
druk; zooals echter bij nadere analyse zal blijken, is er nog weinig reden om over den ioop der middelen
tevreden te zijn.
Vooraf mogen echter eenige opmerkingen worden
gemaakt over cle directe belastingen van Afdeeling 1
van den staat. De stand van ultimo April van dit
jaar
wijkt
slechts weinig af van dien van ultimo
Maart. Dit feit vindt zijne verklaring in de omstan-
digheid, dat wat op dit oogenblik voor rekening van
het begrootingsjaar 1934 op de kohieren komt voor
113 betrekking heeft op het belastingjaar 1933/’34,
welk belastingjaar teneinde loopt, waardoor in d
laatste maanden slechts weinig aanslagen zijn opge-
legd. Zoo was de stand van het kohier der inkomsten-
belasting ultimo Maart
f
20.649.000 en eind April

f
21.103.300, zoodat de toeneming over een .geheele
maand, na aftrek van het meerder bedrag aan kwade
posten, niet meer dan
f
454.300 bedraagt. Eerst wan-neer het nieuwe belastingjaar 193411935, waarvan 2/3

voor rekening van het begrootingsjaar 1934 komt,
aanvangt, zal een sterke toeneming der aanslagen
zich in de kohierbedragen weerspiegelen.
Wat nu de
vergelijking
met het overeenkomstige
tijdstip van het vorige jaar aangaat, blijkt, dat de
teruggang uitsluitend zit in de inkomstenbelasting,
waarvan het zuiver kohierbedrag een vermindering
met
f
4.874.000 vertoonde. De overige kohierbelas-
tingen geven een gunstiger beeld te zien. De stand
der grondbelasting per ultimo April is voor den
dienst 1934
f
97.000 hooger, vermoedelijk een nor-
maal accres, en die van de Verdedigingsbelasting T
wijst een vermeerdering aan met
f
71.000. Ook de
vermogensbelasting, die einde Maart nog in verge-
lijking met het vorige jaar een teruggang liet zien,
heeft thans een ‘hooger kohierbedrag dan op 30 April
1933 (voordeelig verschil
f
187.200). Zou de daling
van de waarde van het vermogen als gevolg van de crisis tot staan zijn gekomen? Zooals reeds gezegd,
hebben de hierboven vermelde cijfers slechts een be-
trekkelijke waarde, zoolang de invloed van het nieu-
we belastingjaar 1934/1935 zich nog niet kan doen
‘gevoelen.
Wij komen thans tot de ,,Overige middelen”, welke
volgens het systeem van de kas-ontvangst-opgave
worden verantwoord. De totale ontvangst bedroeg

f
26.787.200, hetgeen een vooruitgang beteekent van

f
5.286.700 boven de ontvangsten van April 1933.
Hierbij moet al dadeljk worden overwogen, dat de
opbrengst van laatstgenoemde maand zeer laag was.
Tegenover deze stijging in de ontvangsten staat een
nadeelig verschil ten opzichte van de gemiddelde
maandraming van een bijna even groot bedrag
(f
5.422.600). Indien voorts als naar gewoonte de
omzetbelasting en de couponbelasting, die het vorig
jaar nog niet werden geheven, buiten de vergelijking
worden gehouden, blijken de resteerende middelen

f
1.461.300 meer te hebben opgeleverd dan in de
maand April 1933; daarentegen zijn zij
f
1.923.000
bij de maandraming ten achter gebleven.
De totale opbrengst over de eerste vier maanden
van het jaar beliep
f
100.734.700 tegen
f
98.311.600
in hetzelfde tijdvak van 1933. De vooruitgang bedroeg
derhalve
f
2.423.100. Hiertegenover staat evenwel,

dat het deficit ten opzichte van de raming niet min-
der dan
f
28.104.500 bedraagt. Schakelt men ook hier
de beide nieuwe middelenposten uit, dan ‘blijkt, dat

23 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

473

de overige middelen in vier maanden
f
11.051.500
minder hebben opgeleverd dan in het vorige jaar en
dat het nadeelig verschil met de raming
f
12.279.000
beloopt.
Evenals de vorige maand gaf de dividend- en tan-
tièmebelasting bij verrassing een surplus, ditmaal
zelfs van
f
758.000. Mogelijk moet dit accres aan het vroeger opleggen van aanslagen worden toege-
schreven. De belangrijke maanden moeten voor dit
middel nog komen. De vrees is niet ongewettigd, dat
de thans verkregen voorsprong slechts tijdelijk zal
blijken te zijn.

De invoerrechten gaven
f
620.300 minder dan in
April 1933, welke laatste maand toch al geen bijzon-
der goede maand voor dit middel was. De ontvang-
sten bleven
f
291.500 ‘bij de maandraming ten achter.
Wel is het peil al iets hooger geworden dan in het
begin van het jaar, toen de invoerrechten een diepe
inzinking vertoonden na den grooten invoer vtiôr het
einde van 1933 in verband met de invoering der om-
zetbelasting. Toch oefenen de verminderde invoer
tengevolge van de crisis en de contingenteeringen en
de
prijsdaling
nog een ongunstigen invloed uit en het
vroegere peil is dan ook nog geenszins bereikt. De
vermindering van de waarde van den buitenland-
schen handel blijkt
ook uit de mindere opbrengst van het statistiekrecht (in de afgeloopen maand
f
5.900).
Gerekend over vier maanden, vertoonden de hier be-
sproken middelen een teruggang van resp: f 5.833.800
en f42.200.

Met de accijnzen ging het in de afgeloopen maand
iets ‘beter. Alleen de
zoutaccijns,
de gedistilleerdac-
cijus en de
tabaksaccijns
gaven mindere baten (daling
resp. f
10.200,
f 326.000 en f 179.800). De op-
brengst van den
zoutaccijns
was al bijzonder laag,
doch wellicht is hier een wisselwerking met de vorige
maand, toen de ontvangsten bij wijze van uitzonde-
ring bevredigend waren. De daling van den gedistil-
leerdaccijns zal wel aan het verminderd verbruik zijn
te wijten. Bij den tabaksaccijns is er nog steeds een
terugsiag op eenige vorige maanden, toen een ver-
meerdering van invoer met het oog op de verwachte
verhooging van den
accijns
viel waar te nemen. In
ieder geval kwam de opbrengst al weer f 676.600 uit
boven het dieptepunt van Maart jl. Van de overige
middelen moge nog worden gewezen op den bier-
accijns, die
f
358.100 meer opleverde, waarbij intus-
schen valt te bedenken, dat deze heffing in de maan-
den April en Mei van het vorige jaar door toevallige omstandigheden een groote depresie vertoonde. Tot
dusver is de loop van dit middel in 1934 teleiirstel-
lend. Tenslotte de suikeraccijns, die een
stijging
van
f 1.321.400 te zien gaf, welke stijging echter groo-.teudeels slechts schijnbaar is, daar de maand April
ditmaal een verschijudag van den crediettermijn meer
telde dan in het vorige jaar; bovendién was de op-
brengst van April 1933 abnormaal laag. Op zichzelf
beschouwd, was de ontvangst van April jl.
(f 4.126.400) zeer ongunstig, immers zelfs nog ruim
een millioen gulden onder de raming.

De belasting op gouden en zilveren werkn leverde

f 10.800 minder op. Met de omzetbelasting gaat het
nog steeds niet naar wensch; de ontvangsten ‘bleven
ditmaal f 3.334.800 bij de maandramini ten achter.
Hetzelfde kan gezegd worden van de couponbelasting,
die ook slechts langzaam in opbrengst stijgt; ditmaal
werd f 368.500 ontvangen bij een maandramiii van

f
533.300.

Van de middelen, die in meer rechtstreeksch ver-
band met het zakenleven staan, verschaften de zegel-
rechten een surplus van f 61.000, welke vermeerde-
ring niet aan de beurs’belasting was te danken, daar
deze laatste juist met f 144.700 terugliep. De regis-
tratierechten stegen met
f
54.800. De hier besproken
groep-van middelen houdt zich tot dusver vrij goed;
over de eerste vier maanden gaven de zegel- en regi-
stratierechten resp. f 741.900 en f 30.100 miieer dan

in dezelfde periode van 1933. De successierechten
vertoonden een toeneming met f13.900 en kwamen
voorts een flink stuk boven de raming (overschrij-
ding f 191.000). Hier zullen wel toevallige omstan-
digheden in het spel zijn. De loodsgelden gingen met

f
36.000 vooruit, waardoor het accres over de afge-
loopen maanden steeg tot f 125.000. Hieruit valt
althans eenige opleving in het scheepvaartverkeer af
te leiden.

Over de ‘bijzondere fondsen kunnen wij kort zijn.
Het Gemeentefonds geeft een .vrj zuivere vergelij-
king tusschen raming en kohierbedrag, aangezien
hier geen verschil bestaat tusschen begrootingsjaar
en dienstjaar van de belasting. Het ‘belangrijkste
middel van dit fonds, de Gemeentefondsbelasting,
vertoonde een daling in het zuivere kohierbedrag van f 69.683.700 tot
‘f
58.839.600. Daartegenover is het
bevr?digend, dat de raming voor 1934 ad f 50.000.000
bereids is overschreden. Het Wegenfonds
blijft
goed
‘op peil; tegenover een totaal-ontvangst van f 5.751.500
in de eerste vier maanden van 1933 staat in het tijd-
vak Januari t/m. April van ‘het loopende jaar een
opbrengst van f 6.121.800.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE FRANSCHE SAARMIJNEN IN 1933.

Dr. W. Cartellieri te Saarbrücken schrijft ons:

Voor den veertienden en op een na den laalsten
keer vôôr de volksstemming, verschijnt de jaarsta-

tistiek van de Saarmijnen onder Fransch beheer. De
resultaten ‘voor 1933 toonen, dat de Saarmijnbouw
het laagterecord van 1932 nauwelijks heeft overschre-
den en verder geheel en al stagneert. Het aantal va-
cantiedagen is nog toegenomen en het aantal arbei-
ders wederom afgenomen. Deze ontwikkeling staat in
merkwaardige ‘tegenstelling tot de opleving van de sleutelindustrieën in het Saargebied in 1933, welke
zich in de eerste plaats in de ijzerindustrie voordoet.
De ruwijzerproductie kon met 18 pOt., de ruwstaal-
productie met 14 pOt. ten opzichte van het vorige
jaar worden ‘opgevoerd. Daartegenover geeft de pro-
ductie van steenkolen van de Saarmijnen een toene-ming van 10.438.000 tot 10.561.000 ton te zien, dus
slechts met 1,2 pOt.

In de veertien jaren na den oorlog van 1920-1933
‘heeft de Fransche fiscus van de mijnen, die aanvan-
kelijk de productie van de Saarmijnen wilde verdub-
belen, slechts vijfmaal de vôôroorlogsche productie
(13.216.000 ton), met een gering bedrag kunnen
overschrijden en verder veel slechtere resultaten be-
reikt. De geheele productie van Frankrijk uit de
Saarmijnen bedraagt sedert 1920 166.004.000 ton.
Hierbij dient te worden bedacht, dat de als gevolg
van den oorlog verwoeste Noord- Fransche kolen-
• mijnen, te welker vervanging de Saarmijnen bestemd
waren, tot haar algeheelen wederopbouw in 1925
– slechts een productieverlies van 68.577.000 ton heb-
ben geleden. Het door Frankrijk behalve de herstel-
betaling verkregen overschot bedraagt dus rond 100
millioen ton.

– ..Decokespioductie kon iets meer worden opge-
– voerd, namelijk tot 252.000 ton (1932: 216.000). Hier-
mede is het vredesniveau (250.000 ton) weder
bereikt, dat onder Fransch beheer slechts tijdelijk
– ietwat werd overschreden. De productie van briket-
– ten, welke vele jaren stil heeft gelegen, bedraagt voor
1933 7700 ton (6900 vorig jaar).

De vacantiedagen bleven’ streng gehandhaafd. In
totaal werd in 1933 aan de Saarmijnen op 78,7
(1932: 76,5) arbeidsdagen vrijaf gegeven. Dit- wil
m.a.w.
zeggen, dat de mijnwerkers van het Saargebied
voor een geheel kwartaal aan werk en loon hebben
ingeboet. Op enkele mijnen kwamen zelfs 80 tot 90
vacantiedagen voor. Het record werd echter door de
mijn Bexbach ‘behaald met 103 vacantiedagen, d.w.z.

474

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Mei 1934

meer dan een derde werkjaar; Het gemis aan loon
vah de arbeiders bedraagt volgens de ,,Saarbergknap-pen” Frs. 129.681.000. De capaciteit per- arbeider on-
dergronds en bovengronds bedraagt 1118 K.G.. tegen
1034 K.G. verleden jaar en geeft daarmede opnieuw
een stijging te zien, welke evenwel bij de door het
Roergebied sedert 1913 bereikte toeneming van de
capaciteit nog aanzienlijk ten achter blijft. Het aan-
tal arbeiders is in den loop van het jaar verder met
1246 gedaald en bedraagt thans nog slechts 45.119
tegen 56.589 in 1913.
Ten aanzien van den afzet van de Saarkolen heb-
ben zich in 1933 tegenover 1932 geen belangrijke
veranderingen voorgedaan. Het Saargebied kreeg
rond 3,3 millioen ton, het overige Duitschland 0,9
millioen ton, Frankrijk en Elzas-Lotharingen 4,0 mil-
lioen ton en het overige buitenland 0,8 millioen ton.
In vergelijking met 1913 neemt Frankrijk thans
slechts 1,3 millioen ton Saarkolen meer op (de afzet
in Elzas-Lotharingen is als gevolg van de uitbreiding
van de Lotharingsehe mijnen zelfs sterk achteruit-
gegaan), terwijl de afzet van Saarkolen in het overige
Duitschland 3,8 millioen ton is gedaald. De door de
geweldige verschuiiing van de Saarkolen van het
Oosten naar het Westen ontstane vermindering van
den afzet met 2,5 millioen ton komt, daar op de bui-
tenlandsche markten geen equivalent kon worden ge-
vonden, in een overeenkomstige vermindering van de
productie lot uiting. Van de 29mijnen van de Mines
Domaniales liggen sedert 1931/’32 zeven stil. De ko-
lenprijzen zijn in 1933 niet veranderd en zijn nog
steeds tot 30 pOt. hooger dan die van dezelfde soort in het Roergebied, zoodat de Saarindustrie een soort
additioneel herstelbedrag aan
Frankrijk
betaalt.

AANTEEKENINGEN.

De begrooting van het Landbouwcrisisfonds in de
Tweede Kamer.

De Tweede Kamer heeft de begrootingen van het
Landbouwcrisisfonds voor 1933 en 1934 zonder hoof-
delijke stemming aangenomen.
Zij
heeft daarmede
erkend geen andere oplossing voor de crisismoeilijk-
heden in den Landbouw te kunnen aangeven dan die
der reeds genomen crisismaatregelen. Dit wil niet
zeggen, dat men met die maatregelen geheel tevre-
den is, of zelfs maar grootendeels. Er is veel critiek
en twijfel naar voren gekomen in de discussies, maar
de moeilijkheid voor critici en twijfelaars lag hierin, dat zij geen andere oplossing wisten aan te geven.
De discussies waren daarom van zooveel belang,
omdat een aantal principiëele questies in den breede
zijn besproken. De clbatten hebben zich feitelijk tot
de algemeene beschouwingen ‘beperkt. Wat de artike-
len betreft, zijn er slechts opmerkingen te ‘berde ge-bracht bij de monopolierechten op granen en bij den
tuinbouwsteun, en deze waren nog, gelijk de Minis-
ter-President terecht deed uitkomen, feitelijk replie-
ken op zijn antwoord bij de al-gemeene beschouwingen
gegeven. Wij kunnen ons daarom tot die algeeene
beschouwingen beperken, temeer, omdat het niet in
onze bedo’eling ligt, ‘in ‘dit overzicht alle detailques-ties weer te geven, die besproken zijn – zulk-s zou-te
veel ruimte vorderen – maar omdat wij ons juist
tot de principiëele zijde, al-gemeen economische zijdé
van den Landbouwsteun willen bèperken.
De eerste vraag, die uitvoerig is ‘belicht in de
discussies, is deze, o± deteun;. gelijk die thans wordt
vérléénd, een loonend bedrijf mogelijk maakt. De
heeren Louwes en Van Voorst tot Voor-st
waren
in
dit opzicht ,,matig tevreden”. Volgens hen werd thans
tenminste zonder verlies gewerkt. Ook de heer
v. d. Heuvel gin-g in dezelfde richtig met zijn oor-
deel, al waarschuwde hij ertegen, dat geen te groot
-deel van den steun bij de landeigenaars terecht moest

komen.

Dairtegenover stond d heer Van Houten, die met
klem van argumenten en met verschillende bedrjfs-
gegevens trachtte aan te toonen, dat er van loonend
bedrijf voor de kleine ‘boeren geen sprake was. In de
kleine bedrijven komt, volgens hem, de geheele steun
aan den geldschieter of verpachter ten goede, de
pachters of hypotheekboeren gaan nog steeds finan-
ciëel achteruit. Hij wees er dan ook op, met tal van
voorbeelden, dat men niet alleen op de gegevens der
openbare executies van wegens schuld verkochte per-ceelen mo’ét letten, maar dat men z.g.
vrijwillige
ver-
koopingen daarbij ook moet insluiteii, waarvan het
aantal wel degelijk hand over hand toeneemt.
De vergelijking van deze meeningen en gegevens van ter zake kundigen schijnt het feit te bevestigen,
dat er van een gelijken toestand in de verschillende
boerenbedrijven niet kan worden gesproken. De groo-
tere boeren, vooral wanneer zij geen zwaren schul-
denlast hebben, schijnen met den huidi-gen steun te
kunnen rondkomen, de kleinere in het algemeen niet.

In verband hiermede is de tweede questie van be-
lang, door den heer Van Houten en verschillende
anderen naar voren gebracht, en wel de stijging van
pachten en grondprijzen door de uitbreiding der
steunmaatregelen in het laatst van 1933. Dit wijst
er wel op, dat de grondeigenaars een deel van den
steun toevloeit. In het algemeen is de concurrentie
tusschen pachters of tusschen koopers zoo groot, dat
zij bereid zijn tot h-et hoogste ‘bod te gaan, en daar-
bij in hun calculatie eigen belooning wel tot een
minimum moeten teru-gbreugen. Ofschoon op deze
onwenschelijke verhouding genoegzaam werd gewe-zen, wist toch niemand practische voorstellen te doen
ter bestrijding van dit euvel.

Ook de regeerin-g heeft een open oog voor dit
vraagstuk, en de Minister-President deelde mede, dat
wettelijke maatregelen op het gebied van landelijke
hypotheken en andere schulden reeds in vergevor-
derd stadium van voorbereiding zijn. Naar zijn ver-
dere uitingen, waarop wij nog terugkomen, moet men
zijn verwachtingen ten aanzien van verlichting van
den schuldenlast in dit opzicht echter niet te

hoog
spannen. Minder kans schijnt er te bestaan voor
regeling van het pachtvraagstuk, dat opnieuw zeer
urgent dreigt te worden, nu cle thans vastgestelde pachten hooger dreigen te worden dan in 1932 en
1933 het geval was. Wel heeft de crisis-pachtwet de
mogelijkheid gegeven om bij loopende contracten den
pachtprjs te verlagen, maar voor nieuw afgesloten
contracten geldt zij niet.

Blijken er derhalve groote verschillen te ‘bestaan
tusshen landbouwers, die wat grootte van bewerkten
grond en streek betreft, uiterlijk in gelijke omstan-
digheden verkeeren, terwijl men voorloopig geen mo-
gelijkheid ziet om met deze verschillen in de situatie
rekening te houden, minstens even groote of nog
grooter

e verschillen zijn aan

het licht gekomen tus
schen verschillende groepen van landbouwers, die
op de zandgronden, die in de veidestreken en die in
akkerbouwstreken, terwijl natuurlijk elke groep weer onderverdeeld kan worden. De diverse teeltbeperkin-
gen, die op een theoretisch gemiddelde voor het ge-
heele land waren -gebaseerd,

blijken in de practijk
juist door het verschil in bedrjfsstructuur in de
diverse gebieden van ons land tot -groote onbilljk-
heden aanleiding te geven.
Vrijwel alle sprekers waren het erover eens, en ook
cle regeering is hiervan doordrongen, dat in de toe-
komst
bij
de teeltregelingen meer rekening moet
worden gehouden met den aard van het bedrijf dan
tot nu toe. Inkrimping van den rundveestapel is
eerder te eischen in akkerbouwstreken dan in weide-
streken, waar het rundvee de eenige bron van in-
komsten is. De varkensteelt mag minder of in het

geheel niet worden ingekrompen in de
bedrijven
op
zandgrond, meer in weidestreken en akkerbouwstre-

ken. Wij
mogen derhalve verwachten,- dat de be-

23 Mej 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

475

staande regelingen in de naaste toekomst in overeen-
stemming met deze inzichten zullen worden gewij-zigd. Verder dan een algemeene aanduiding in deze
richting van differentiatie is men noch van de zijde
der Kamerleden, noch van die der regeering gekomen.
Allerwegen werd beperking van de meeste takken
van veeteelt in de discussies noodzakelijk erkend.
Merkwaardigerwijze heeft echter niemand erop
ge-
wezen, dat deze beperking door de loonende prijzen
zelf wordt tegengehouden en dus slechts door een
zekeren drang is te bereiken. Zelfs met dwang gaat
het nog
moeilijk
genoeg. Er is bij de behandeling van
deze begrooting op gewezen, dat de inkrimping van
de kippenfokkerij gepaard gaat met uitbreiding op
andere plaatsen. Het uitbroeden van kuikens in
broedmachines is beperkt, maar wat op de boerderij
gebeurt weet men niet. De Minister-President ant-
woordde den heer v. d. Heuvel op deze klacht, dat
er geen mogelijkheid bestond om bij iedere boerderij
een politieagent te plaatsen, zoodat aan die uitbrei-
ding op de boerderij, zonder broedmachines, niets te
doen was. Toch is dit voorbeeld er een uit velen, dat
bewijst, hoe moeilijk het is bij het stelsel van ge-
steunde
prijzen
tot een effectieve inkrimping der vee-
teelt te komen, die algemeen noodzakelijk werd ge-
acht.

Ook de vraag, wat er moet gebeuren met het wei-
land, dat overtollig wordt, wanneer de rundveestapel
belangrijk wordt ingekrompen, is besproken. Een
globale schatting leidt tot het resultaat, dat in dit
geval ca. 300.000 H.A. weidegrond voor bouwland
beschikbaai komen. De heeren Van Voorst tot Voorst
en Weitkamp wilden regeeringsgarantie voor den
duur van ten minste drie jaar van loonende prijzen voor akkerbouwproducten op die gronden, die van
weiland in ‘bouwland zouden worden veranderd, maar
de Minister-President durfde die garantie – niet te
verleenen, en waarschuwde ertegen, dat deze omzet-
ting vooral geleidelijk moest geschieden, omdat men
tenslotte niet wist, hoe de situatie met betrekking tot
den export en het verbruik van veeteeltproducten
zich zou ontwikkelen.

Wanneer men echter groote geleidelijkheid
in
dit
opzicht ‘betracht, beteekent zulks, dat voorloopig ‘de
weide-oppervlakte, en daarmede practisch de melk-
en vleeschproductie, onveranderd blijft, ja, dat •deze
zelfs de tendens heeft toe te nemen in verband met
de allerwegen erkende intensificatie van de veeteelt.
De ‘heer Van Voorst tot Voorst ging zelfs zoover
mede te deelen, dat men thans 2 koeien per H.A.
kon houden tegen vroeger een. Het komt hier niet
precies op de cijfers aan, •de tendens tot vergrooting
der ‘productie per oppervlakte-eenheid bestaat’. Ten
aanzien van de plaatsing dezer steeds. toenemende
productie blijft men dus voorloopig voor dezelfde
groote moeilijkheden staan.

Reeds in de Memorie van Antwoord had de regee-.
ring medegedeeld, dat na de thans vigeerende steun-
regeling het doel was om tot een’ algemeene verlaging
van het prijs- en kostenniveau in het ‘geheele be:.
drijfsleven, ook buiten den landbøuw, te geraken. De
vertegenwoordigers der landbouwbelangen in de,
Kamer, de heeren Louwes, Weitkamp, en anderen;
hebben daartegenover duidelijk doen uitkomen, dat van een verlaging van den landbouwsteun naar hun
meening geen sprake mocht zijn. Daartegenover stel-
de de Minister-President categorisch, in antwoord op
desbetreffende wenschen, dat van verhooging van
den land’bouwsteun niet meer gesprokeii mocht wor-
den. Deze had het maximum bereikt, dit ‘door de be-
volking kon worden gedragen.

De regeering was bereid in verschillende opzichten
principiëel gehoor te schenken aan de naar voren ge-
brachte wenschen, zooals ten aanzien van differen-tiatie in teeltbeperking en ook min of meer wat’ be-
treft de hulp aan zwaar verhypothekeerde bedrijven.
Overigens werden de wenschen ten aanzien van be-

perking der mararineproductie afgewezen, evenals
die ten aanzien van de wijziging der bevoegdheden en
werkwijze der Nederlandsche Varkenscentrale. Wat
het laatste betreft, wenschte deze Minister ad interim
geen organisatie, die nu eenmaal was opgebouwd, op
losse schroeven te zetten, en zoodoende zijn even-

tueelen opvolger voor groote moeilijkheden te plaat-
sen. Op de vraag betreffende de werking der Var-
kenscentrale zelf ging de ‘Minister niet verder in.
Slechts gaf hij als zijn meening te kennen, zonder
daarvoor ‘bewijzen aan te halen, dat de Varkenscen-
trale den export van varkensvieesch, enz. beter had
behartigd dan door eventueele particuliere expor-
teurs zou zijn geschied. De reden van afwijzing der
contingenteering van de margarineproductie achten
wij niet het sterkste deel van ‘s Ministers argumen-
ten. Hij ‘beriep zich erop, •dat thans zooveel minder
margarine wordt geproduceerd dan vroeger, maar
‘dit wordt goeddeels veroorzaakt door verplaitsing van
margarinebedrijven door Unilever naar Engeland. De
productie van margarine van dit concern is niet ver-
minderd, alleen heeft zij minder in ons land laten
,vervaardigen.

Ovérigens was het een voldoening te vernemen, dat
de regeerin’g een open oog heeft voor de mogelijk-heid van de verwerking van suikerbieten tot andere

producten dan bietsuiker, waardoor de tegenstelling tusschen riet en biet minder scherp zou worden.
De ‘heeren Schilthuis en Rutgers vestigden de aan-
dacht op eenige gevolgen van den Landbouwcrisis-
steun, die zich tot ver buiten de grenzen van den
Landbouw doen gevoelen. De heer Schilthuis bracht
de gevolgen voor den graanhandel, voor de meelin-
dustrie en aanverwante ‘bedrijven naar voren. De
regelingen op landbouwgebied hebben ingrijpen in
de aanverwante industrieën met zich gebracht, en volgens dezen afgevaardigde toont de stroom van
voorschriften voor de ‘betrokken bedrijven aan, dat
men in regeeringsinstanties niet op de hoogte van
deze bedrijfstakken is. . De heer Rutgers legde den
nadruk op het verlies voor de scheepvaart, dat uit
den verminderden invoer van verschillende massa-
,’goederen voortvloeit. De Minister-President bleek
niet ongevoelig voor deze klachten te zijn, en zegde
toe, in de betrokken instanides ook vertegenioordi-
gers van- het, industriëele bedrijfsleven en van den
handel te zullen opnemen.

In het algemeen zal er derhalve voorloopig weinig
verandering in ‘het systeem van landbouwsteun wor-den gebracht, hetgeen bij een Minister van Economi-
sche Zaken ad interim ook niet anders kan. De Mi-
Snister-President liet geen enkelen twijfel bestaan om-
trent het feit, dat deze landbouwsteun voor zeer
velen geen oplossing der heerschende moeilijkheden
zou brengen. Waar pacht of hypotheeklasten te zwaar
zijn, kan, volgens hem, steun geen uitkomst brengen.
De steun moet erop berekend zijn om middelmatige
bedrijven nog net staande te houden. Wat beneden
die grens ligt, moet ten onder gaan. ,,Het klinkt
hard”, aldus de Minister-President, maar hij wilde
geen valsche hoop wekken ten aanzien van de maat-
regelen in het belang der hypotheekhoeren, die in
voorbereiding zijn.

De verschillende problemen zijn in deze discussies
dus wel aangeroerd, maar men heeft er, noch van de
zijde der Kamerleden,, noch. van die, dr regeering,
een afdoende oplossing voor.weten ,aan te geven. Het
is intusschen duidelijk,, dat de .tijd zelf.op den duur
een oplossing in de een of andere richting zal blij-
ven” eischen.

B.

476

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Mei 1934

Nieuwe Centrale Banken in het Britsche Wereld-

rijk.
1)

In de na-oorlogsjaren heeft de vestiging van cen-
trale banken in de verschillende deelen van het Brit-
sche Imperium een belangrijken omvang aangenomen.
In 1920 werd de Zuid-Afrikaansche Reservebank op-

gericht. De Commonwealth Bank of Australia, opge-
richt in 1911, werd in 1924 vervormd tot een cen-
trale bank in den eigenlijken zin des woords. Thans
zijn de plannen tot het verkrijgen van centrale ban-
ken in Nieuw-Zeeland, Canada en Britsch-Indië in
éen vergevorderd stadium gekomen. Een overzich.t
daarvan treft men hieronder aan.

Nieuw-Zeeland.

In dit land werd einde 1933 de ,,New Zealand Re.
serve Bank Act” aangenomen met ‘het doel een cen-
trale bank te verkrijgen, die to taak zal hebben het
uitoefenen van ,,control over monetary circulation
and credit in New Zealand to the end that the eco-
nomic welfare of the Dominion may be promoted and
maintained”. Deze bank zal per 1 Augustus 1934 de
taak der biljettenuitgifte en der goudpolitiek over-nemen van de zes particuliere banken, welke deze
thans vervullen. De biljetten van de particuliere ‘ban-
ken zullen dan worden vervangen door biljetten van
de nieuwe Reserve Bank; deze laatsten zullen wettig
betaalmiddel zijn en inwisselbaar in Sterling tot be-
dragen van ten minste vijfduizend Pond en tot een
door de Reserve Bank vast te stellen koers.
Het dekkingsperceutage van de Reserve Bank is
vastgesteld op 25. Zoowel de biljetten als de andere
opeischbare schulden moeten tot dit percentage ge-
dekt zijn. Strikte, gebondenheid is er echter niet. De
nieuwe ‘bank zal werken onder een stelsel, dat men
als ,,indirecte proportionaliteit” kan betitelen en dat
o.a. ook voorkomt in de Ver. Staten en in Duitsch-
land. Van de minimum dekking mag nl. worden af-
geweken na verkregen machtiging van. den Minister
van Financiën en tegen betaling van een zekere belas-
ting over het tekort aan dekking, terwijl, in dat ge-
val tevéns het bankdisconto moet worden verhoogd,
tenzij de Minister van Financiën van dit laatste dis-

pensatie mocht verleenen.
De dekking mag..’bestaan uit drie bestanddeelên:
1. gouden munt en baren; 2. Sterlingwaarden in den
vorm van tegoeden bij. de ‘Bank of England, Britsch
schatkistpapier en handelswissels op Londen; 3. ,,gold
exchange” op andere plaatsen (hetgeen beteekent
wissels ,,on a country the currency of which by law

1)
Zie
Monthly Review van de Midiand Bank, April
—Mei1934.

and in fact is convertible on demand at a fixed price
into exportable gold”). De onderlinge verhouding van
deze drie ‘bestanddeelen der dekking mag door de Bank
zelf worden bepaald.
Voordat de Reserve Bank haar werkkring begint,
zal het goud van de particuliere banken aan haar
worden overgediagen, en wel tot den ouden prijs, dus
zonder rekening te houden met het agio, hetwelk het
edele metaal sinds geruimen tijd ten opzichte van
het Nieuw-Zeelandsche Pond doet. De hieruit ont-
staande winst zal, zooals in dergelijke gevallen ge-‘bruikelijk, aan den Staat ten goede komen.
Het ismoeiljk om den standaard van Nieuw-Zee-
land onder het nieuwe stelsel precies aan te duiden.
Op het eerste gezicht zou men geneigd zijn te zeg-
gen, dat Nieuw-Zeeland een goudwisselstandaard zal
krijgen. Dit is echter niet het geval. Inwisseling in
göud of goudvaluta is niet voorgeschreven. De inwis-
seling zal plaats vinden in Sterling, doch de koers,
waartoe deze zal worden afgegeven, wordt bepaald
door de Bank en is dus niet vast. De Bank zal hier
vôlledige vrijheid hebben. Noch van een goudwissel-
standaard, noch van een Sterlingwisselstandaard kan
derhalve worden gesproken. De nieuwe Reserve Bank
zal een mate van vrijheid genieten, welke inzonder-
heid de centrale ‘banken in de goudianden haar wel
eens zullen ‘benijden!

Canada.

In Canada is een wetsvoorstel in behandeling tot
oprichting van een centrale bank, de Bank of Cana-
da. Thans is de biljettenuitgifte in dat land in han-
den van particuliere ,,chartered banks” en van de
Overheid. Een bepaald lichaam, dat in hoogste in-
stantie verantwoordelijk is voor de gelduitgifte en de
credietmarkt, bestaat in Canada niet.
Na de oprichting van de nieuwe bank ‘zal de uit-
gifte van Overheidspapiergeld worden gestaakt en
het uitstaande papiergeld door de bank worden over-
genomen. Het particuliere bankpapier zal echter in
tegenstelling tot Nieuw-Zeeland niet terstond ver-
dwijnen, doch geleidelijk tot een zeker in 1945 te be-
reiken minimum worden ingekrompen. De particu-
lieré banken moeten t.z.t. al hun goud bij de Bank
of Canada inleveren tot den ouden prijs; de winst op dit goud zal ook in dit geval aan den Staat ten goede
komen.
De biljetten van de Bank of Canada zullen wettig
betaalmiddel zijn. De dekking, van deze ‘biljetten en
van de verdere opeischbare schulden zal ten. minste
25 pCt. beloopen en zal moeten bestaan uit goud. De
Gouverneur in Rade kan dispensatie van de dek-
kingsbepaling geven voor ten hoogste een jaar; daar-
Resultaat van de rondvraag van de Internatiônale Vereeniging voor de Suikerstatistiek.

Dr. Gustav’ Mikusch te Weenen zendt ons onderstaand overzicht’ van de Internationale Vereeniging voor
de Suikerstatiatiek:

.

.

.

Aantal werkende
.

.
.
Bebojiwde

fabrieken
Aantal
i

opper-

vlakte n H.A.
±
in procenten

ant-
woorden
t.o.v. liet vorige jaar

1934/35
1933134 1934135 1933134

211
209


211
334.793
278.891
+
20.04
.


.114.
116 114
134.865 139.011
+

3.9
Oostenrijk

……..

•.’
7

,

.
.

7
,

7
.
49.502
,

46.224
+

7.09

Duitschiand ……………………….

Hongarije …………………..
.
.
1


12
12
37.712 37.712

Tsjecho’Slowakije

. .

…………….

8

8
8
23.313
23.260
+

0.23 Joego-Slavië

…………………….
4
1′
4
18.000
.

6.170
+
191.73
37
36
37
47.911
48.020
.-

0.23
.

51


51
.


‘.51
,.

82.850
79.324
.

+

4.45

lersche

Vrijstaat

………………..

Polen ………………………..
62 62
.

62
,
115.000
.98.249
+
17.05

België

………………………..
Italië …………………………

9
9
43.000 43.500
.

1.15
Denemarken

…………………9
Zweden ……………………..
19

.

20
19
49.400
50.514

2.21
Turkije (Europ. en
Aziat.)

. . .
Y.
4
3
4

,
32.524
25.968

25.25

Totaal
538
534

.538

,
977.870
876.843
,

+
11.52

23 Mei 1934

ECONOMISCHSTATISTISCHE’BERICHTEN

477

– eischt disensatie wettelijke goedkeuring. Het
baukpapier zal, althans op den duur, inwissel’baar

zijn
in
goud, en wel tot een minimum-van Qngeveer
400 ons fijn. Voorloopig echter zal, van dëz’e inwis-
seling nog wel niets komen, aangezien- Canada nog
niet tot de vaststelling van een nieuw goudpeil voor
den Canadeeschen Dollar is overgegaan;
De nieuwe regeling zal dus, als zij in alle opzichten
zal zijn doorgevoerd, neerkomen op de invoering van een .goudkernstelsel in Canada. Een yergelijking met
Nieuw-Zeeland toont, – dat tusschen de.. in beide ge-
bieden getroffen regelingen zeer ‘groote verschillen

bestaan.

Britsch-Indië.

In dit land wacht een wetsontwerp tot initelling
van een Reserve Bank of Indië op der’ o’edkeuring
van den Onderkoning.
– Onder de niëuwe wt zal dez’e Reserve Bank de
eenige instelling zijn, welke .bankpapier mag uitgeven
en’ de in omvang beperkte centrale bankfuncties van
de Imperial Bank of badia overnemen.: –
De – Indische :geldcirculatie bestaat uit zilveren
Rupees en Staatspapiergeld, inwisseibaar in Rupees.
Op een nog nader te bépalen tijdstip zal de Reserve
Bank het Gouve.rnementspapiei- tegen hankpapier in-
wisselen en de daartegen door het Gouvernement aan-
gehouden dekking overnemen. Hetnieuwe bankpa-
pier zal wettig betaalmiddel zijn en inwisselbaar zijn in Rupees. Op het voorbeeld van de Bankof England

zal de,

Reserve Bank worden verdeeld ‘in- een Issue Department,, belast met de ui4g.ifte van bankpapier,
en een Banking Departinent; ua,arin de anderé -bank-
zaken zullexï worden verrichf.

De dekking vaii het uit te
éidii
barikpapier zal

– voor 40 pOt. moeten bestaan
uii«
goud- en Sterling-

waarden; zoolang deze laatsten,
in
de dek.king voor-
komen, zal de gouddekking niet mo’gen dalén beneden
een .bedrag van Rs. 400 millioen ‘De rest van het
bankpapier zal m’oeten ‘bestaan -uit’ Ihdische teéken-
munt, Indische Staatsschuld oi – korten -of langen ter-
mijn en onder zekere !voorwaarden ook uit – Ritpeewi,s-

sels. De Gouverneur-Generaal ii
.
il
.
Ráde mag ispensa-
tie; verleenei van het minimumpercentage,. met dien
– verstande, dat de goûddekking nimmer beneden het
zooeven genoemde be’drag van-Rs. 400 ‘millioen i zal

mogen daln.

– DeBank ‘zal verplicht,zijn ,Steiling.tè koopen
én te verkoopen tot,. prijzen,oïeree’nkomende met de
pariteit van 1 s. 6 d.


Hieruit ‘volgt, dat Britsch-Indië feitelijk een Ster-
ling-standaard zal’ hebben ,met een zekere minimum
gouddekking, welke eöhter niet beslissend is voor den
koërs van de – Rupee ten opzichte van andere geld-
eenheden. Immers, de inwisseling van het bankpapier
gesh’iedt. ‘in Ruee en. deze zullen -weder gefixeerd
zijn, niet ten opzichte van het ‘goud, doch ten opzich-
te van het Pond Sterling:

Zoo ziet men, -dat’ met betrekking tot de , verschiF
lende deelen van het Britsche , Wereidrijk ‘ een

streven merkbaar is om te geraken tot oprichting van centrale banken; zoodat op den duur het geheele Im-
perium ‘voorzien zal zijn van een aaneensluitende
‘eeks van opper’ste bankinstellingen, d’och tevens is
het
duidelijk,
dat de systemen, die in de onderschei-
‘den gebieden gevolgd zullén worden, onderling niet
onaanzienlijk afwijken. –
Uit een oogpunt van rationeele circulatie’bankwet-
e’vin’g komt on-,voorshands de regeling van Nieuw-
‘Zeeland het’ meest geslaagd voor,, omdat daar de beste
verhouding- tussc’hen ‘vrijheid en gebondenheid ‘be-
st’aat. Minder geslaagd s’chijnt de oplossing, welke in
Canada is voorgôsteld; de gebondenheid aan het goud
toch, welke :daar’bij wordt na’gestreefd, za’l tot eenige
moeilijkheid aanleiding kunnen geven, indien Canada
op den duur een ,,gold bullion standard” zou invoe-
– ren, terwijl andere. deelen iran ‘het Wereidrijk een
Sterling-standaard, of; zooals ‘ Nieuw-Zeeland, een
vrije valutaregelin’g zouden hebben. Voorlotipig zal
‘het met deze m’oèilijkheden nog ‘wel zoo’n vaart niet
loopen, want het is niet .aan te nemen, dat Canada’
tot het ‘goud – zou terugkeeren zonder ,verband met
de rest ‘van’ het Rijk. Maar wij. kunnen ons voorstel-

len, dat
‘bijv.
bij divergentie van de politiek der.
«Ver.

Staten, waarmede Canada zulk een nauw contact
-heeft, en die van’GrootBrittannië, de Britsche Rijks-
keten van centrale “banken wel eens gevaar zou kun-

– nen loopen. – ‘ ‘ ‘ V. S.

De economische toestand van ‘Rotterdam in het

eerste kwartaal van 1934.

Na jde kennisneming van de jaarcijfers over 1933
geeft bestuderin’g van’ de uiteraard veel lagere ge-
tallen over het enkele eerste kwartaal van ‘het nieuwe
jaar, welke ‘wij vin’den in de dezer dagen daarover
verschenen statistiek van-de Kamer van Koophandel
en Fabrieken, onwillekeu.ri’g.. een indruk van voorloo-
pigheid. Het is alsof voorwérpen, die wij het laatst
ni het ‘volle – iidht hebben’ gezien, zich slechts nog
weder vaag beginnen af te teekenen in het eerste
schemeren van een nieuwen dag. Mogen wij deze
ergeljkin’g ook anders uitwerken door op grond van
de uitkomsten van het eerste kwartaal hoop uit te
spreken op herrjzing van de welvaart van onze

– ‘havenstad?
– Zeker is, dat de verkeerscijfers
bevredigend
zijn,
al nioet bij -het maken van vergelijkingen niet uit het
oog worden vrloren, dat zoowel het eerste als het
laatste kwartaal’ van 1933 een vorstperiode hebben
gekend, die in -het thans verloopen tijdvak achter-
wegeis gebleven. Deze laatste omstandigheid is oor-

zaak, dat
wij
althans aan vergeljkhig van de’ abso-

lute cijfers niet te veel waarde kunnen hechten. Be-moedigend is echter, -dat de positie vaia Rotterdam
verhoudingsgewijs wat is verbeterd. Het aandeel van
de haveii ‘op dè séheepvaart van ‘het geheele Konink-
rijk is, vergeleken .bij het overeenkomstige kwartaal
van het vo’rige’jar, ‘gestegen van 46,69 pOt. tot 47,58
pCt. vaiïhe’t aantal rechtstreeks uit zee binnen’geko-‘

Sedert


1Jan. 1934

Overeenk.’
tijdvak 1933
11

,13-19 Mei-
:

:1934

,.

Sedert


,1 Jçin. 1934
Overeenk.’
tijdvak 1933

510.003
451.234
– :
i.000:
20.009-

11.870

530.012
197.275
172.191
t”-

-”
12.75-..
2.195
210.032
9.659
-10.765-
‘ –


‘ ‘

– –
25
9.659
377.691
419.534
13.058 96.043
85.845
473.734
157.800
124.665
– –
25.554
14.023
183.354
,,74.003.
150
1.853
1.922
63,924
106.107
108.418
“-‘-6.720”

1-15.660
136.583
221.767
40.137
,26.435
:.


25

–‘

40d62
-‘

7.495


8
1
.35
6


1.1-96′
3.338
-8.691
.23.225

242,
,


2.462

4-047
—-


25.687

Art! kelefl’,,

T
arwe …………….
R
ogge ……………….
Boekweit………….
Maïs………………..
Gerst …………………
Haver ……………….
Lijnzaad …………….
Lijnkoek , …………..
Tarwemeel . ………..

Andere meelsoorten

AANVOEREN
in
tOOS-
an:4000 KG:

Rotterdam

II

Amsterdam

1319 Mei
1934

35.338
13.120
— 1.195
20.922
10.167
4470,,
5.18,0
743
– “-
.
471
• 94

Totaal

“1933′”

470.104
174.386
10.790 505.379:
138.688
75.925
245.001′
-26.435
11.973 –
26.789

478

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Mei 1934

men schepen, alsmede ten aanzien van hun tonnage
van 52,21 pOt. tot 56,24 pOt. In het kader van het
scheepvaartverkeer op de gezamenlijké havens van
Groot-Hamburg,. Antwerpen en den Nieuwen Water!
weg is het aandeel van de enkele haven van Rot-
terdam gestegen van 25,58 pOt. tot 28,1′ pOt. van
het aantal binnengekomen schepen en van:
27,42
pOt.
tot 30,56 pOt. voor hun tonnage. .
De overeenkomstige cijfers voor het goederenver:
,

voer over Rotterdam spreken dezelfde taal, zij het
dan op minder overtuigende wijze. Voor het geheele
goederenvervoer zien wij een vooruitgang van 33,81
pOt. tot 34,74 pOt.; voor het vervoer zonder de ty-
pische massa-artikelen (granen, meststofféh, hout,
erts, minerale’ oliën en steenkool) van 22,24 ‘pOt. tot
23,98 ‘pOt. Op den Rijn is het beeld niet anders ge-
weest: het aandeel van Rotterdam aan het totale goe-
derenvervoer langs Lobith is gestegen van 46,21 pOt:
tot 50,33 pOt. De verlaging van het havengeld heéft
onder de havens in de Rijn-Maasdelta een verschuiving
ten koste van Sc’hiedam en ten bate van Rotterdam
in het leven geroepen.

In verband met één en ander zien wij vooruitgang
in het bunkerbedrijf, eenige toeneming van de taken,

verricht in dienst van bij de S.V.Z. aangesloten werk-
gevers, meerdere levendigheid in het telefoon- en
telegraafwezen (opmerkelijk: het telefoonverkeer met
Du’itschland maakt een uitzondering).
Nogmaals: moeten wij ons nu verheugen? In de
eerste plaats moet ter tempering van de voldoening
er op worden gewezen, dat vooral erts en steenkool
de lading hebben geleverd, die de betere verkeers-
cijfers verklaart. De grootere levendigheid in de
Duitsche industrie, welke in het laatste Kvataalbe-
richt van dit blad is vermeld, is daarbij wel in het
spel. In dit verband treft het onmiddellijk, dat de
toeneming van het zeegoederenvervoer niet of nau-
welijks is veroorzaakt door in- en uitvoer in den en-
geren zin, de doorvoer ‘heéft den grooten stoot ge-
geven.

Een vraag, die aan deze bevinding aénsluit, is
deze, of en in hoeverre de Nederlandsche agrarische
politiek de Rotterdamsche ‘havenbeweging treft. De
den laatsten tijd veel besproken vermindering der
graanaanvoeren is dan een veeg teeken.
1)
Ook de
invoeren van vruchten, zuidvruchten, groenten en
aardappelen zijn sterk verminderd. Daaronder hebben zich de Amerikairnschè’ appelen no’g goed gehouden.
Intussohen moeten wij ook op dat artikél niet al
te gerust zijn. Immers is het laatste kwartaal van
1933 slecht geweest, zoodat het seizoen als geheel tot
dusver nog niet wijst op zeer groote toeneming der
aanvoeren, die dan nog niet mogen worden geïdenti-
ficeerd met de invoeren tot verbruik, de eenige, die
rechtstreeks den invloed der monopolieheffingen on-
dervinden. Tenslotte moet worden afgewacht, of en
hoelang importeurs met het oog op de tegenwoordige
uitkomsten deze groote aanvoeren zullen vo1houden Er is voor Rotterdam en Nederland op’ het oogenblik
heel weinig reden, om gerust te zijn’ op de. toekom-stige ontwikkeling van de graan- en fruit- en groen-
temarkten, waarop onze haven de laatste jaren voor-
al heeft gedreveia.

Het is daarom te hopen, dat de nieuwe Minister
van Economische Zaken niet minder dan zijn be-
treurde voorganger – het interregnum niet medege-
rekend – oog zal toonen te hebben voor de betee-
kenis van Rotterdam in het kader van onze volks-
welvaart en het complex van gewichtige vaderland-
sche belangen, dat met het wel en wee van .onze
grootste havenstad is verbonden, op de juiste waarde
zal weten te schatten.
L.

i) In Duitschiand, dat ons op denzeifden weg ver voor-
uit is

gegaan, treft de geweldige vermindering van het
graanvervoer over Hamburg, in beide richtingen.

OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.

(In Guldens)
Afdeeling 1
Kohieren
voor den dienst
193

Dir. belastingen.
.

,
Bedragen,
welke zijn
terugge-
beE
Benaming der
Totaal
geven of
.
Zuiver

middelen
bedrag
anders dan
wegens be-
bedrag
_

taling op de
kohieren
af-
geschreven
0

Grondbelast. a)
9.470.956

9.470.956 9.373.939
Inkomst.bel. b) 21.865.510
762.164
21.103.346
25.977.283
Vermogensbel. c)
5.941.663
55.788
5.885.874
5.698.627
Verdedig.bel. I 3.179.444
50.499
3.128.946
3.057.985

Totalen..
40.457.573
868.451
39.589.122
44.107.834

Y4
hoofdsom +
20
opcenten op de hoofdsom der ge-
bouwde eigendommen.
Hoofdsom +
20
opcenten. c) Hoofdsom +
55
opcenten.

Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit
213
gedeelte van het met
1 Mei
1934
aanvangende belastingdienstjaar
1934/1935
en
113
gedeelte van het belastingdienstjaar
193311934.

Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit
2/3
gedeelte van het be-
lastingdienstjaar
193311934
en 1/3 gedeelte van het be-
lastingdienstjaar
193211933.

A5,

1

TT
ee ing

.
Overige middelen.

.
pri
Sedert
1
Januari
1934

Overeen-
komsilge
periode
1933
Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel.
‘)
1.424.605
3.017.447 2.171.618
Rechten op den invoer *)
5.963.752
20.630.062 26.463.816
138.916
567.023
609.260
155.888
671.862
762.943
Statistiekrecht- …………

Accijns op geslacht

. . . .
536.040 2.323.743
2.089.270
Accijns op wijn

)
50.625
766.784 687.576

Accijns op zout
.
…………

Accijns op ‘t gedistill.

)
2.408.196 9.904.412
10.915.121
Accijns op bier

)
814.299
2.965.780 3.729.714
Accijns op suiker *)

. . .
4.126.356 15.860.179 20.493.235
Accijns op tabak ‘)

. . . .
2.064.329 8.930.812 9.516.579 Bel, op gouden en zilverw.
40.535
182.654
207.953
Omzetbelasting
3)
3.456.893 12.638.509

Couponbelasting
4
)……..
368.506
835.995

Recht, en boeten v.zegel*) 51.301.850
8

5.699.348 4.957.481
Recht. en boet. v. registr.
943.863
3.695.124
3.664.975
Recht, en boet.’ v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden en

v.

schenking
2.724.267
10.771.996 10.894.162
Opbrengst d. loodsgelden
268.269 1.272.945 1.147.925

Totalen ….
26.787.1891 100.734.6751 98.311.628

)
Hoofdsom en opcenten, ook wat betreft de ontvang-sten over het vorige jaar, bedoeld in kolom
3.
)
Het verschil tusschen de raming en de opbrengst van
dit middel, is in hoofdzaak het gevolg van de in vorige
overzichten medegedeelde oorzaken.

)
Ofschoon de ram’ing van dit middel over een vol jaar
is’berekend, trad de wet tot heffing van deze belasting
eerst op
25
Februari
1934
in werking.
5)
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
f216.061.
(Beursbel.).
8)
Id.
f 1.221.363:

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET WEGENFONDS.

Wegenbelasting ……….
3.614.038

6.030.391

5.650.624

Rijwielbelasting ………
34.878

91.395

100.903

Totaa,l …………3.648.916

6.121.786

5.751.527

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS

Dienst 193311
Zuiver bedrag der ko-
Zuiver bedrag der

•hïeren
voor den dienst
kohieren tot en met
1932(33 tot en met de-
de maand April 19341 zelfde maand van 1933

Gemeente.f.belast..
58.839.628
69.683.745
Tijd. opc. o. d. gem.f.b
.
.
22.448.663

Opc. verm. t. get. v.
50
‘5.454.784
5.362.355
Tijd.opc.o.d.verm.b.
,

3.272.870

.

23
Mei
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

479

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
DscWissels.24l95ept.’33
Ned
Lissabon

•…
54
8Dec.’33
~

Bel.Binn.Eff. 3
19Sept.’33
Londen ……
2
30Juni’32
Vrsch. in R.C. 3
19Sept.’33
Madrid ……
6
26 Oct.’32
Athene ……….7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B.
11
1 Feb.’34
Batavia ……….
4416Aug.’SS
Oslo

…….
.
3422Mei’33
Belgrado

……..7 9
Febr. ’34
Parijs

……
3

8Feb.’34
Berlijn ……….4
22Sept.’32
Praag

……

3425 Jan.’33
Boekarest……..6

5Apr.’33
Pretoria

….
3415 Mei’33
Brussel ……….3

26Apr.’34
Rome……..
3

11Dec.’33
Budapest ……..
44
17 Oct.’32
Stockholm
..
24
1Dec.’33
Calcutta

……..
3416Feb.’33
Tokio

….
3.65

2Juli’33
Dantzig

……..3

6
Mei
1
33
Weenen……
5
23Mrt.’33
Helsingfors ……
44
20 Dec.’33
Warschau….
5
26 Oct. ’33
Kopenhagen

….
24

1Dec.’33
Zwits.Nat.Bk. 2
22Jan.’31
OPEN MARKT.

1934 1933
1932
1914

19M ei
14/19
7112
l3OApril/
15/20
16/21
20/24
Mei
Mei
5
Mei
Mei Mei
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
1
1
18
1
1
14′
1
14
1
1
14
3
18
13
14′
21
14
2
5
183
9
116-
7
18
4
) 3
1
1_
8
116
Prolong.
1
1
1
1
12
111
2
131
4

2
14
)
214-
814
Londen
Daggeld.
. .
1
12
-1

11
2
1
‘j,-I
3
14-1
1(
4
1
3t4-1I2

121
4
-2
Partic.dlsc.
71_111
1

71
4
_15/
14

7/su(ia
7(_251
1
12_9116
214
.1/
4

411
4
.81
4

Ben/In
Daggeld…
4.521
4
2)
454
4
3)
4511
4

411
4
_531
4

411
4
511
3

521_6112

Maandeld
4ij
3
_5.I
4
3
3
7
I8
‘)

41(_53(42
4I2-5I4
41(3_53(4
4
1
12-6
57
4)

Part, disc.
37,8
3)
3/8
37(
318
47j

4)
21
1
4
1
1
1

Warenw.
..
4

11

2)
411
4
3)
4114
4.1(4
4
1
12
5112
9

New York
Daggeld
1)
I
l
1
1
1
1
4)
1
3
1
-2
1
1

Partic.dlsc.
1(
4

11
4

1(
4

11
4

31
4

211
3
3/
4

Koers van
18Mei
en daaraan voorafgaande weken tlm. Vrijdag.
Koers van 18Mei.
3)
Koers van
14118
Mei.
4)
Koers van
17121
Mei.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Rat avla
York)
) ) ) )
1)

15 Mei

1934
1.47i
7.53
58.30
34.484
l00s
1
8

16

1934
1.471/
8

7.53%
58.30
9.734 34.474
1008/
8

17

,

1934
1.4711
4

7.5281
4

58.26
9.734
34.47
1001
s

18

,,

1934
1.47
7.51 y,
58.18
9.734
34.464
10081
4

19

1934
1.47’/
7.52%
58.10
9.734
34.46
10081
8

21

1934-





Laagste d.w’)
1.4671
4

7.501
58.024
9.73
34.424
100
Hoogste d.w’)
1.47518

7.539/
4

58.35
9.744
34.50
100$1
4

Muntpariteit
2.4878
12.1071 59.263
9.747
34.592
100

Data
Zwit-
serland
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
i
,

rest’.
‘)
•,)

15 Mei

1934
47.88j,

6.144
1.48
12.54
20.174
16

,,

1934
47.95

6.144
1.48
12.544
20.18
17

,,

1934 47.9234

6.15
1.48
12.55
20.174
18

,,

1934
47.97

6.15
1.48
12.544
20.174
19

,,

1934
47.95

6.15
1.48
– –
21

1934




– –
Laagste d.wl)
47.8211
2


6.10
1.45
12.524
20.10
Hoogste d.w
1
)1
48.0234
28.-
6.174
1.50
12.60
120.30
Muutpariteit
1 48.003
35.007
7.371 1.488
13.094
48.52

D a a
Stock-
holm *)
Kopen-
hagen)
Oslo
*1
/

ff,1_

for!2)
Buenos-
Aires’)
Mon-
freal’)

15 Mei

1934 38.85
33.65 37.85 3.34
34%
1.47
2
18
16

1934
38.85
33.65 37.85
3.33
3481
4

1.475,
17

1934
38.80 33.60
37.80
3.33
34’1
1.47%
18

,,

1934
38.75 33.55 37.75
3.33
34
1.478/
8

19

,,

1934
38.80
33.60 37.80
3.33
34
1.47
8
/8
21,,

1934-

– –


Laagste d.w1)
38.50 33.30 37.50
3.30 33%
1.47
Hoogste d.w’)
39.10 33.90
38.10
3.374
35% 1.48
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671 6.266
958%
2.4878

Noteerine te
Amaterdam.
)
Not, te
Rotterdam.
1)
Part.
ooeave.
In ‘t isfe of 2de No. van iedere maand komt
een ovezicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D ta
a
Londen
($
per

)
Parijs
($ p. IOOfr.)
Berlijn
(8 p. 100 Mk.)
Amsterdam
(8 p. 100 gid.)

15 Mei

1934
5,11%
6,61
39,61
67,88
16

,,

1934
5,1071
8

6,609/
,
39,59
67,88
17

,,

1934
5,11
6,62%
39,64
68,-
18

,,

1934
5,107/
8

6,61%
39,49 67,95
19

,,

1934
5,1071
8

6,61%
39,55 67,94
21

,,

1934
5.1111
5

6.6134
39,63
68,-

22 Mei

1933
3,89%
4,53% 27,07 46,37
Muntpariteit..
4,86
3,9081
t

23.81%
403/

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen
en
Landen
Noteerings-
eenheden
5Mei
1934
12Mei
1934
14119Mei’34
LaagsteHoogste
19
Mei
1934

Alexandriö..
Piast.p.
97%
9734
97s1
8

975I8

9734
Athene Dr.
p.0

530 530
530
530
530
Bangkok….
Sh. p.tical
1/1011
5

111011
8

111011
4

111011
4

1/101/
4

Budapest

..
Pen. p. £
1734
1734
17%
1734
1734
Buenos Aires
d. p.$
2434
25%
24′
25 25
Calcutta
….
Sh. p. rup.
116
8
1
32

1/6I1
116
116
3
1
33

116
1
1
32

Constantin..
Piast. p. £
630 630
630 630 630
Hongkong
..
Sh. p.
$
1/42%
115
1
1
46

11434
115%
1/511
8

Sh. p. yen
1/2% 1/2%
1/281i0

1/251,
1123
Lissabon.,..
Escu.p.
110 110 109%
11034
110
Mexico

….
$per
1834
1834
18 19
1834

Kobe

…….

Montevideo
.
d.per
1834
19 1834
19%
19
Montreal

..
$
per £
5.10%
5.1011
4

5.09%
5.11
5.093
Rio d. Janeiro
Shanghai
d. per Mii.
Sh.

tael

43133

434
4%
4%
4
..
p.
113’1
8

1/31
112%
1/3%
1/3%
Singapore
..
id. p.
$
2148132
2
1
45
182
214t
214%
214
5
1
3

Valparaiso
1).
$
per £





Warschau
..
Zl. p. £
27
27
1
26%
27%
27 1) 90 dg.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
8)
Londenl) N.Yorkl)

Londen
15 Mei 1934..
19
21
46
4434

15 Mei 1934 …. ..6/4
16
,,

1934.. 19
,
1
8

44

16
,,

1934…. 1361_
17
,,

1934..
191I/,

4471,

17
,,

1934…. 13611
18
,,

1934..
1981
8

44%

18
,,

1934…. 136
1
2
19
,,

1934.. 1961
16

45

19
,,

1934…. 136124
21
,,

1934..

4511
,21
,,

1934….
22 Mei 1933,. 18%

33s1
5

22 Mei 1933…. 122184
27 Juli 1914.. 24isj

59

27 Juli 1914…. 84110%
t)
In pence p.oz.stand.
1)
Forelgn silver in $c. p.oz. line.
3)
in sh. p.oz.fine

STAND VAN
‘s RIJKS KAS
Vorderingen.
1

7Mei1934
15Mei1934
Saldo van’s Rijks
Schatkist
bij
De Ne-
/

8.639.934,17
/ 17.732.003,80
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
100.455,57
,,

54.813,42
Voorsch. op uit. April (resp. Mrt.) ’34aan
de gem. verstrekt op aan haar uit te

derlandsche

Bank……………….

keeren hoofds.der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbei., alsmede opc. op die belas-
tingen
en
op de vermogensbelasting
,,

7.981.020,44
,,

3.443.955,07
Voorschotten aan Ned.-lndië
………
277.173.080,76
,,277.715.735,45
Id. aan

Suriname …………………

11.575.572,19
..
,,

11.990.853,19
Id. aan

Curaçao ………………….
..
,

4.374.662,57
….
,,

2.595.051,13
Kasvord. weg. credietverst. ajh. buiteni
,,
106.808.470,94
,,
109.133.780,33
Saldoderpostrek.v.
Rijkscomptabelen
,,
39,241.953,39
,,

34.191.109,28
Vord. op
het
Aig.Burg.
Pensioenfonds’)

,,

4.440.461,-
,,

14.264.574,02
Vord. op andere Staatsbedrijven
2)
…….
16.371.404,80
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…..
49.476.932,15
.,

49.288.932,15
Verplichtingen.

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art. 16 van
haar
octrooi

verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in omloop ………

/434.025.000,-
,,434.025.000,- Schatkistpromessen in omloop …….

37.370.000,-
,,
37.370.000,-
Zilverbons in omloop
…………….
1.350.757,-
1.348.799,–
Schuld op
uit.
April (resp. Mrt.) ’34 ajd

.

gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d. pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.

….

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle

…..

bel, en
op de verm. bel
…………..
– –
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.’)
,,

8.532.518,58

Id. a. 11. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
..,,
107.321.412,17
,1
1
2.430.098,37

…….



Id. aan andere Staatsbedrijven
1) ………
Id. aan diverse instellingen’) ……..
..

6.38 9.736,11

,,

6.864.241,05
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks SchatkIst.

NEDERLANDSCH

INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.


Betaalmiddelen in ‘s Lands kas
……

waaronder Muntbiljetten
………..
….

Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinstell
/277.599.000,-

Saldo Javasche Bank…………. … …..

Schatkistpromessen
………………
1.000.000,-
Schatkistbiljetten
………………..

….

10.705.000,-
Muntbiljetten in omloop
………….

….


Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.

..

1.386.000,-
idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
,,

…..

2.100.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
….
..
3.470.000,-

CURA9A0SCHE BANK.
Voornaamste oosten in duizenden guldens.

Circu-
Voor-
sdzotten
Dis-
D
Diverse
Data
Metaal
latle
aan de
conto’s
reke-
reke- kolonie
ningen’
nlngenl

1 April

1934
4.513
4.612
121
120
580
131
1 Maart

1934
4.510
4.564
62
120
521
60
1 Februari 1934
4.660 4.802
117
116
580
81
1 Januari

1934
4.801
4.916
105 117
.

610
125

1 April

1933
4.712
4.906′
68
150 653
82
1)
SluItp. der activa.
8)
Sluitp. der passiva.

/ 69.414.000,-

,,274.917.000,-
1.000.000,-
10.705.000,-

1.385.000,-
1.802.000,-
3.655.000,-

480

EC0NÖMISCH-STATISTISCHË BERICHTEN

23 Mei 1934,

STATISTISCH OVERZICHT

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
80 K.G. La
R000E
MAIS
OERST
64165 K.G.
LIJNZAAD
(Loosduinen)
RUND-
VLEESCII
VARKENS-
VLEESCH
Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
BLOEM-

KASKOM-
SALADE
(versch) (versch)
Rotterdam! Amsterdam
R’dam!A’dam
R’damlA’dam
loco Rotter-
damlA’dam

R’damfA’dam
KOOL

KOMMERS
lesoort

le soort

le soort
5)
Oem.v.3kw.
ioo
KO.
per
per lOO KO.
per 100 K.O.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
.
per 2000 K.G.
per 1960 K.O.’
P. 100 st.
5)

p. 100 st. 6)

J). 100 Krop
Rotterdam
Rotterdam

t!.
0
10
11.
°lo
t!. 0
10
6.
9
10
f1.
1
10
T
010
°i

Y
T
010
/
0
10
1925
17,20 100,0
13,07
5

100,0
231,50
1000
236,00
100,0
462,50
100,0
-.
– – –
-.



1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12;47
5

95,4
176,00
76,0 237.00
100,4
362,50
78,4


1928
13,47
5

78,3
13,15
100.6
226,00 97,7
228,50
96,8
363,00
78,5
26,47
100,0
23,08
100,0
5,83
100,0
93,-
100,- 77,50
100,-
1929
12,25
71,2
10,87
5

83,2
204,00
‘88,1
179,75
76,2 419,25
90,6 26,32
99,4
23,83
103,3
7,60
130,3
96,40
103,7
93,12
5

120,2
1930
9,67
5

56,3 6,22
5

47,6
136,75
591

111,75
47,4 356,00
77,0
16,32
61,7
18,28
79,2 3,51,
60,2
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4.55

.
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
18,49
69,9
16,89
73,2
4,33
74,3
88,-
94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5

30,4 4,62
5

35,4 77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
16,71
63,1 11,87
514
3,57 61,2
61,-
65,6
37,50 48,4
1933
5,01
5

29,2 3,54
27,1
68,50 ‘29,6
70,00
30,0
148,00
32,0
14,47
54,7
9,96
43,2
1,86
31,9
52,-
55,9
49,50 63,9

lan.

1932
5,05
29,4
5,07
6

38,8
71,25
30,8
114,00
48,3
142,50
30,8


,
70,-
75,3
40,-
51,6
l?eb
r
.
5,30
30,8
5,07
5

38,8
74,00 32,0
108,50
46,0
142,25
30,8

68,-
73,1
34,-
43,9
Maart
5,525
32.1
.
5,80
44,4 86,75 37,5
118,00
50,0
143,25
31,0

67,-
72,0
32,1
41,3
April
5,65
32,7
6,22
5

47,6
88,75 38,3
124,50
52,8
135,25
29,2 20,38
77,0
15,06
65,3
5,27
90,4
63,-
67,7
28,1
36,1
Mei
5,60
32,6
.5,30

.
40,5 78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
13,03
49,2
14,78
64,0
3,71
63,6

67,7
26,-
33,5
lUnh
1

5,225
30,4
4,15
31,7
80,75 34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
5,76
25,0
1,73
29,7
67,-.
72,0 34,
43,9
,ul
4,90
28,5
4,-
30,6
78,75 34,0
100,25
42,5
129,75
28,1
.

68,8
35,50 45,8
Aug.,,
5,20
30,2 4,07
5

31,2
77,50 33,5 98,25
41,6
133,00
28,8

62,-
66,7
40,50
52,2
Sept.,,
5,476
31,8
4,20
32,1
78,50 33,9
88,50
37,5
150,75
32,6
55,-
59,1
42,50
548
Oct.,.
5,25
30,5
3,92
5

30,0
7450
32,2
‘79,50
33,7
138,25
29,9

————————-




—-
—-

51,-
54,8
44,-
568
Nov.,,
4,90
28,5
3,90 29,8
71;25′ 30,8 79,00
33,5
135,25
29,2

53,-
57,0
46,-
59,3
Dec.
4,72
5

27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9
135,00
29,2


——




53,-
57,0
46,-
59,3

Jan.

1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00′
31,5
75,25
319
136,50
29,5


—-








50,50
54,3
44,75
57,7
Febr.,,
4,775
27,8 3,70 28,3
71,00
30,7 74,75
‘31,7
130,25
28,2

.

—————-

– .
49,25
53,0

58,1
Maart

,,
5,05
29,4
3,825 29,3
73,50 31,7
76,25
32;3 130,50
28,2 46,50
50,0

59,3
April

,,
5,15
29,9
3,75
28,7
72,75.
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0
14,62
55,2
13,59






























58,9 3,27.
56,1
49,50
53,2
48,25
62,3
Mei

,,
5,40
31,4
3,775

28,9
70,50 30,5 73,25
31,0
146,75
31,7
14,32
54,1
10.74


—-






46,5
1,51
25,9 52,25
56,2
49,-
63,2
Juni
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3 5,56
24,1
0,81
13,9
51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,82
5

33,9
3.85
29,4
64,25
27,8 78,00
33,1
176,25
38,1

—————–













,
49,25
53,0
4850
626
Aug.
5,30
30,8 3,55
27,2
61,25
26,5 67,75
28,7
161,50
‘349
49,-
52,7
4925
63:5
Sept.
4,95
28,8
3,476
26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00′
34,4
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25 26,0
63,50
27,0
141,25
.30,5
-.

56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.
4,55
26,5
2,95 22,6
74,50
32,2
60,00
25;4
147,25
31,8′











59,50
64,0
54,375
70,2
Dec.

,,
4,57
26,6
3,30
25,3 73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4
60,75
65,3
53,50
69,0

lan.

1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25
28,2
58,00
24,6
144,25
31,2









—-
















62,50 67,2
5375
69,4
lebr.,,
3,40
19,8
2,77
5

21,2
65,25
28,2
58,50
.24,8
133,00
28,8
63,-
67,7

5350
69,0
Maart

,,
3,25
18,9
2,72
5

20,8
70,75
30,6
58,75 24,9
132,00
28,5









——-










———

61,75
66,4 50,50
65,2
April

,,
3,20
18,6
2,70
20,7
70,50
30,5
56,75
24,0
136,50
29,5
17,03
64,3
12,20









———

52,9
4,6!
79,1
63,50
68,3
49,12
5

63,4
7 Mei

,
3,20
18,6
2,80
21,4
67,50
29,2
62,00
26,3
150,50
.
32,5
14,25
53,8
16,83











——










—–

72,9
3,23
55,4
64,_6)
68,8 48,50
6
)
62,6
14

,,
3,35
19,5
2,85
21,8
62,00
26,8
62,50
26,5
153,00
33,1
12,37′
46,8
10,53
45,6
1,97
33,9
66,-)
71,0 48,50
7
)
62,6
22

,,

,,
3,30
19,2
2,90 22,2
58,00
25,1
61,50
26,1
154,50
,
33,4
13,50
51,0.
9,66 41,9
1,70
29,2
65,_S)

69,9

47,_8)

60,6
1) Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
6)
Tot Jan. 1931 ‘Hard Winter No. 2. van Jan. 1931 tot
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930
7415
K.O. Hongaarsche vanaf 26Mei1930 tot 23Mei1932 74K.O. Zuld-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Canada.Van 19 Sept.’32 tot 24 Juli ’33 62163 K.G. Z.-Russ.
5)
De jaargemiddelden zijn berekend uit de gemiddelde prijzen van April, Mei en Juni van het betreffende

MINERALEN

TEXTIELGOEDEREN DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche)
PETROLEUM BENZINE’

KATOEN
WOL
.
WOL
‘gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Cr’ide
Gulf exp
gekamde
‘Australische
Australische,
‘HUIDEN
SALPETER Middling
locopriizen
F. G. F.
Sakella-

__________

G. F. No.1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33 t!m
64j66°
$cts. per
Merino, 64’s A’v.
Crdssbred
Colo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100
KG.
R damjA’dam

g.
per barrel
U.S.
gallon
New4ork
rides
Oomra Liverpool
loco
Bradford
per Ib.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
K.G.
per
16.

,
Liverpool Bradford per Ib.

j

17;
$ets.
0
10
$
cts.
Ol
o

pence
0/o

pence
O/
pence
0
10
pence
ok
_jj
010

1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0.
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89 112,5
13,65
91,9
17,55
15,5
16,24
55,5
6,30 67,4
47,25 85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2 1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
.77,8
48,50 88,2 26,50 89,8 40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5

1.20
71,4
9,98
67,2 20,00
86,0
19,21
65,6
7.51′
80,4
51,50 93,6 30,50
‘103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40 105,6 1.23
73,2
10,-
67,3
19,15

.
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25 85,6 32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7′ 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92 41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25;36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05


93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
37,0
7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1 12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,01)
74,1 0.81
48,2
4.50
30,3
.
6,45
27,7
5,21
17,8

3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00 64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75 29,0
5,13
17,5
2,78 29,7
19,25
35,0
9,50 32,2
13,26
38,2
6,18
51,5

Jan.

1932
8,25
76,3
0.71
42,3
5,25
35,3
6,65
28,6 5,09
17,4
3,38 36,2
16,50

30,0 9,00
30,5
11,63
33,5
7,10 59,2
Febr.,,
8,25 76,3
0.71
42,3 4,925
33,1
6,90
29,7
‘5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
‘9,00
30,5
11,75
33,9
7,25 60,4
Maart

,,
8,35 77,3
0.71
42,3
4,626
31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40

61,7
April

,,
8,65
80,1
0.86
51,2
4,34 29,2
6,25
26,9
5,08
17,4
3,08 33,0
16,50
30,0
9,00 30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86 51,2 4,25 28,6
5,80
24,9
4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6
8,25 28,0
8,88
25,6
7,40
61,7
juni
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25 28,6
5,25
22,6
4,44
15,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75 26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
Juli
8,10
75,0
0.86 51,2 4,25
28,6
5,80
24,9
4,97′
170
277
29,6
.

16,00
.29,1
8,50
28,8
9,75
28,1


Aug.,,
7,80
72,2
0.86 51,2 4,30 28,9
7,35
31,6
5,71′
1
9:5 3:33
35,6
15,75
28,6
8,25
28,0

34,6
5,70 47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86 51,2
4,375

29,4
7,75
33,3 6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86
‘51,2
4,45 29,9
6,50
28,0
5,68.
19,4
3,16
33,8
15,75


28,6
8,50 28,8

40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68,5
0.86
51,2
4,60 31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0

34,6
6,10 50,8
Dec.
7,25
67,1
0.745
44,3
4,435

29,8′
5,95
25,6 4,73
16,2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05
65,3
,
0.53 31,5 4.16 28,0
6,15

•..
26.5 5,13
17,5
2,95
.
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30 52,6
Febr.,,
7,20
66,7 0.38
22,6
3,97
26,7
6,10
26,2 4,98
17,0
‘2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40 53,3
Maart

,,
7,25
67,1
0.38 22,6
3,87′
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77 29,6
15,25
27,7 7,75
26,3
10,75
31,0
6,40 53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37 22,0
3,67
24,7
6,65
28,6 5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40 53,3
Mei
7,15
66,2
0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00 ‘30,9
8,25
28,0
12,25
35,3
6,40 53.3
juni
7,15
66,2 0.25
5

15,2
302
20,3
7,85
33,8 5,85 20,0
3,25 34,8
18,50
33,6 9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
)
uli
7,05
.65,3
0.41
24,4
3′,33
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40 53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7 5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5
5,80 48,3
Sept.
6,85
63,4
0.52
31,0
3,50
23,6
6,60
.28,4
4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13 44,1
5,85
48,8
Oct.


6,60
61,1
0.66
39,3 4,04
27,2
6,40 27,5 4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90
49,2
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3
3,7.2
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39 25,6 23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95 49,6
Dec.

,,
6,95
64,4
0.67
39,9 3,75
25,2
6,50
28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0

Jan.

1934
6,65
61,6
0.66
‘39,3
3,74
.
25,2
7,10
30,5
5,47
.18,7′
2,59
27,7
27,00
49,1

14,75
50,0

37,5
6,15
51,3
Febr.
6,30
58,3 0.64 38,
1

3,25
‘21,9
7,50
32,3
5,84
19,3.
2,68
28,7
23,75
43,2
12,75
43,2

37,5
6,20
51,7
Maart
6,25
57,9
0.63 37,5
3,05
20,5 7,40
31,8
5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11,75
39,8
12,50
36,0
6,25
52,1
April
6,30
58,3
0.62

36,9
2,795
18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50 26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6
6,30
52,6
7 Mei
625
57,9
0.62 36,9
2,88)
19,4
6,75
29,0
5,05
5
)
.
17,3′
2,295)
24,5

22,50
8)

40,9

11,258)

38,1
11,75
11

33,9
6,30
52,6
4

,,

,,
.

6,25 57,9
0.62′
36,9
2,88)
19,4
6,75
29,0
5,26
6
)
‘18,0’
26,3′
21,75
9
)
39,5
‘10,75
9
)
36,4
6,30 52,6
2

,,
6,20

,
57,4
0.62
,
37,9 2,88
4
)
19,4
6,80
29,2
5,20
7
)
17,8
2,50
7
) 26,7
21,00
10
)
38,2 1
10,25
10
)1
34,7
6,30
52,6
Jaar- en maandgem.atger. op’fspence.
1)
4Mei. )11 Mei.
4)
18Mei. o)2Mei.
6)
9Mei.
7)
16Mei. 9)3 Mei.
9
)10 Mei.
19)
17Mei.
il)
1 Mei.

23 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

481

lAN
CROOT}IANDELSPRIJZEN’)

.

ZUIVEL EN EIEREN
.

METALEN

BOTER
K.G.
per
BOTER
dammer
Alkmaar
EIEREN
KOPER

.
IJZER
GIETERIJ-.
ZINK

GOUD
ZILVER
Leeuwar-
.
g
Fabrieks-
Gem. not.
Eiermijn
Standaard
Locoprjjzen
Loco
Lod1n
T
;..
ze

1
1COj,
Cevel
:
nd.

IJZER
(I_x 111)
p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
Cash
Londen per
derComm.
Noteering
r si1_ Z
d
lV
r

kaas
kI. mlmerk
Roermond
p.
100 St.
Londen
per Eng. ton er En e
g.
n

toi
g.
Middi

O•
.
es.
Eng. L t.o.b.
per
per ounce
Standard
Oünce
n

.
perSOK.G.
1


erEn g.

n
Antwerpen
Eng.ton
fine
.

1925
f1.
2,31

100,0
°
!o
f1.

f1.
56,-
oj
100,0
f1.
9,18
01
100,0
£
62.116
%
100,0
£
36.816
01
100,0
£
261.171-
0
10
100,0
5h.
731-
O!
o

100,0
sh.
671-
Of
100,-
£
36.316
O/
100,.
sh.
8516

100,-
01
pence
92h(s
Oj
100,0
1926 1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-
93,5
31.116.
853
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.2/6
94,3
85/-
99,5 28U116

247jj

89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7 55.141- 89,7
24.41-
66,4
290.41-
110,8
731-
100,0
6416
96,3
28.10/-
78,8
851-
99,5
26j
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8.
Z27.5J-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
2611e
81,1
1929 1930
205
1,66
88,7
71,9

45,40 38,45
81,1
68,7
8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
99,5
76,2
.

1931
1,34
58,0


31,30
56,9
6,72 5,35
73,2 58,3 54.131- 36.51- 88,0
58,4
18.116
12.11-
49,6
33,1
142.51-
.
110.11-
,
54,3 42,0
671-
551-
91,8 75,3
5916 4716
88,8
70,9
16.171-
11.1016
46,6
31,9
851-
9216

108,2
99,5
17
1
116
13(
55,4 41,6
1932
0,94 40,7

22,70
40,5
4,14

45,1
22.171-
36,8
8.12/-
23,6
97.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
1181-

138,0
0(
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
12417
3
(4 145,8
12
3
1
38,5
Jan.

’32
1,16
50,2

25,75
46,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4
98.181-
37,8
:4116
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013140,7
13(
43,2
1
7
ebr. ,,
1,34
58,0

27,75
49,6
3,79
41,3 26.41- 42,2
1051-
28,1
99.216
37,9
416
56,8
401-
59,7
10-1-
27,6 119/6

139,9
14
43,6
Mrt.
0,98
42,4

23,65 42,2
3,42
5

37,3
24.181-
40,1
9.91-

25,9
00.6/-
.
36,8
441-
60,3
401-
59,7
9111-
26,4
114f-

133,5
13
3
1
4

42,8
Apr.

,,
0,99
42,9
.


19,60
35,0 2,776
30,2
2381-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
56,0
921-
25,2
11013

129.0
13
1
1
40,9
Mei

,
0,82 35,5

19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8.-J-
22,0
89.1316
34,2
44!-
60,3
3716
56,0
9.91-
26,1
11219

132,0
12
5
18
39,3
Juni

,,
1,11
48,1

24,25
43,3
3,08
33,5
20.1216
33,2
7.51-

19,9
84.91-
32,3
441-
60,3
37/6
56,0
8131-
23,9
11316

132,7
1261
39,3
Juli
0,96 41,6 0,45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.2j6
30,8
7.316
19,7
90.1716
34,7
42j6
58,2
37/
55,2
8.6(6
23,0
1161

135,7
1231s

38,5
Aug.
0,76 32,9 0,58
17,90
32,0
3,72 40,6
22.4j6
35,8
7.1716
21,6
101.-!-
38,6
42!-
57,5
36/6
54,5
9.1316
26,7
11816

138,6
l2’j16
39,9
Sept. Oct.
0,84
0,82
36,4 35,5
0,65
0,73
19,70
25,50
35,2 45,5
4,64
5,73
50,5 62,4
25.8!-
22.5f6
40,9 35,9
9.1016
8.71-
26,1
22,9
109.916 105.1316
41,8
421-
57,5
35/-
52,2
11.21-
30,7
11819

138,8
13
40,5
Nov.

,, 0,81
35,1
0,78
26,50
47,3
6,65
72,4
21.19!-
35,4
8.416
22,6
104.716
.
40,4
.

39,9
411-
40!-

56,2 54,8
34(6
34(6
51,5
51,5
10.816
10.81-
.

28,8 28,7
12116

142,1 12519

147,2
12
1
1
12
5
11
38,9
38,3
Dec.

,,
0,73 31,6 0,85
22,55
40,3
5,125
557
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
34/6
51,5
10.71-
28,6
12519

147,2
11
1
1
35,8
Jan.

’33
0,73 31,6 0,89
21,75
38,8
4,27
46,7
19.17/-
32,0
7.81-
20,3 100.1/6
38,1
4016
55,5
3416
51,5,
9.191-
27,5
12218

143,5 11U116

36,4
Febr. ,,
0,65
28,1 0,91
20,60
36,8
4,35
47,4 20.31- 32,5
.
7.7j-
20,2
,
104.716
39,9
431-
58,9
341-
50,7
9. 1 §j
27,0
12015

140,8
11
15
1,6
37,2
Mrt.

,,
0,53 22,9
0,99
19,40
34,6
280
30,5
20-16
32,3 7.101-
.
20,6.
104.1813
40,1
431-
58,9
3417

51,6 10.71- 28,6
12015

140,8
12
1
/16
38,7
Apr.
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075
22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171-
42,0
431-
58.9
356
53,0
10.816
28,8
12011

140,4
12
2
11
39,9
Mei

,,
52
22,5
1,-
21,80
38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.61-
22,9
128.17(6
49,2
4116
.
56,8
3616
54,5 10.131-
,4
12316

144,4
13
1
14
41,2
Juni

,,
52

163

22,5
1,-
23,50
42,0 2,50 27.2
25.71-
40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421s
57,5
371-
55,2
11.1216
32,1
122/3k

143,0
1
3
1
14
41,2
)uli
Aug.
55
23.8 27,3
1,-
1,-
18,50 18,90
33,0
33,8 2,60
3,575

28,3 38,9
25.161-
24.51-
41,6
39,1
92f-
8.416
.

25,0 22,6
148.116
145.31-
55
55,4
4116
411-
56,8
56,2
351
351-
52,2 52,2
12.11-
1171-
33,3
31,4
1231104 144,9
125110

147,2
12
7
11
12
38,7
37,4
Sept.
.
0,66 28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
3916 54,1 3416
51,5
10.1816
30,2
130111

153,1
1115116
37,2
Oct.

,,
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1j-
35,5
7141-
21,1
145.51-
55,5
3916 54,1 3416
51,5
10.131-
29,4
13111

153,3
117/
37,0
Nov.

,,
0,65
28,1
0,90 20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.1916
27,6
128/51

150,1
12
1
14
38,1
Dec.

,,
0,60 26,0
1,-
20,40
36,4 5,475 59,6
2111-
33,9
7.121-
.
20,9
153.81-
,

58
1
6
,
4016
55,5
361-
,
53,7
9.191- 27,5
12612

147,6
I21
39,1
Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.71-
20,2.
148.31- 56,8
3916 54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916

151,5
12314
39,7
Feb.,,
0,47 20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
3916 54,1 3615
54,4
9.-16
24,9
13711

160,3
12
1
12
38,9
Mrt.,,
044
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
.
7.3/6
19,7 144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
921-
25,2
13618

159,8
12
5
18
39,3
Apr.,,
0,42
18,2
1,-
17,20 30,7
2,72
29,6
20.1416
33,4
7:416
19,8
150.10/6 57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.7/6
25,9
135/14

158,0
12
7
/
1
6
38,7
7 Mei
0,41
9
)
17,7
1,-
1550
12

27,7 2,40
26,1
20-1-
32,2
6.181-
18,9
145.18/6
55,7
4016
.55,5
331-
49,3
9.2/-
25,2
13612

159,3
11
1
3116
36,8
14

,,

,
0,41t
0

17,7
1,-
16,00
13

28,6
2,45
26,7
20.9/-
32,9
6.151-
18,5
144.1216
55,2
4016
55,5
331-
49,3
9.116
25,1
135(111

159,0
1159,4
121
37,7
22

,,
0,41
11

17,7
1,-
16,50
14

29,5
2,67
6

29,1
20.31-
32,5
6.151-
18,5
144.9/-
55,2
40/6
55,5
3216
48,5
9.116
25,1
1363
12
1
1
.37,7
.6 Sept. 1932
79 K.G.
La Plata;
van
26 Sept.
1932
tot
5
Febr. 1934
Manitoba
No. 2 S)TotJan.
1928
Western;
vanaf
Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No. 2,
van
an. 1928
Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G. Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3
aa
r.

5 Mei.
7)
12
Mei.
8)
19 Mei.
C)
3 Mei.
10)
9 Mei.
11)
17
Mei.

2)

4 Mei.
13)
II
Mei.
14)

18 Mei.
«
.
.
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
S T
E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
.
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Zweden(
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra Ned,-Ind.
Robusta
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Afi. N.-l. theev.
I(olo-
er

tandaard
per

per per
so
K.G.
c.i.f.
f.m.
a..
per
100
K.G.
Locoprijzen
Rotterdam
I
r
et
Ien

suiker
loco
R’dam/A’dam
A dam gem. pr.
Java- en Suma-
Grofld-
nlale
ian 4.672 M.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland Amsterdam
per
iI

K:G.
loco
per°l%.
per
100
K.G.
tratheep.lJ,KG.
S o en
dn

/
010
f
0f
/
0
10
sh.
°
/o
t
0
10
cts.
01
Sh.
fl
01
.
cts.
0
10
1925
159,75
100
15,50

100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,75

100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
.18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
.

100.0
1926
153,50
96,1
15,75

101,6
19,50 102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375 90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
68/-.
160,0
32,62
0

90,9
46,875
76,4
116,375
51,5
19,12′
102,0
82,75 97,9
87.5
.109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31.27
5

88,9
49,625 80,9
.
-/10,75
30,2
15,85
84,5 75,25
89,1
84.6
97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
45/10
107,9
27,37
5

76,3

.
50,75

182,7

1
10,25
28,8
13,-
69,3 69,25 82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6 20,75
109,2
34(11
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60 51,2 60,75 71;8
68.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20.25
106,6
2215
52,8
.15,370
42,9
25
40,7
-,3
8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
46.8
46.6
1932
69,0fl
43,2 9,25 59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32′
33,7
28,25 33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30 25,9
21,10 34,2
-.12,25
6,3
5,525
29,5 32,75
38,7
35.2 34.7
Jan.

’32
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5
36,6 23
.37,5
1
12,125
6,0 7,35
39,2
32
37,9
38.5
39.1
Febr.
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-12
5,6
7,05 37,6
30
35,5
38.3
38.3
Mrt.
70,00
43,8 9,75 62,6
18,-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
37,5 -11,625
4,6
6,25
33,3
31
36,7
37.0
39.7
Apr.
70,00
43,8 9,75 62,6
18,-
94,7
2016
.
48,2
.
14,-
39,0
23
37,5 -11,5 4,2 5,90
31,5
29,25
34,6
36.2
38.0
Mei

,,
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
20/6
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3 -11,5 4,2
5,62
5

30,0 30,25
35,7
35.2
38.1
Juni

,,
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
20/6
48,2
12,375
34,5
’24
39,1

1
1,375
3,9
6,30 33,6 28,50
33,7
34.2 38.7
Juli

67,50
42,3
8,50
54,8
15,

78,9
20
1
1
47,3
12,375
34,5
24
39,1

11,375
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3
37.6
Aug.

Sept.
63,00 60,00
39.4 8,50
54,8
15,

78,9
20/7
48,4
12,375
34,5
24
39,1

/1,75
4,9

6
,575
35,1
22,75
26,9
35.9
37.4
37,6
8,75 56,5
15,-
78,9 21(2
49,8
12,75
355
25,25
4

(2,125
6,0
6,52
5
34,8 23,75
28,1
37.8
38.5
Oct.

63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,375
34,5
26,50 43,2

11,75
4,9
6,32
5

33,7
28,50
33,7
36.2
38.7
Nov.
63,50
39,7
9,50 61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,120
33,8
24,50
39,9

11,75
4,9
5,87′
31,3 30,75 36,4
35.3
37.2
Dec.
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
1714
40,8
11,75
32,8
24
39,1

11,75
4,9
5,50 29,3 28,25
33,4
34.0
35.7
Jan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625

4,6
5,37.5
28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
Mrt.
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1 .10,62
0
29,6
23,75
38,7

11,5
4,2
5,60 29,9
26,75
31,7
32.1
.34.4
70,00
43,8
9,50
61,3
12,25
64,5
16
1
3
38,2
10,370
22,9
23,50
38,3

1
1,5
4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9
Apr.
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3
9,50
26,5
23,50 38,3 -11,625
4,6
6,07
6

32,4 27,50
32,5
32.8
34.9
Mei
70,00
43,8
9,50
61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
Juni
72,50
45,4
10.-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27,9
22,50 36,6
-12,375
6,7
6,35 33,9
31
36,7
31.2
37.5
Juli
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6 9,475
26,4
22,50
36,6

1
2,625
7,4
5,925 31,6 33,50
39,6
38.2 37.4
Aug.

,,
75,00
46,9
10,50
67,7
13,

68,4
16/5
38,6 8,75
24,4
20,75 33,8
-/2,625
.
7,4 5,27
5

28,1
35,25 41,7
36.5
35.6
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9

8,25 23,0
19,75
32,2
-/2,5
7,0

5,37
5

28,7
36
,75
43,5
36.7
34.6
Oct.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
12/7
29,6 7,62
5

21,3
17,75
28,8
-/2,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0 36.5
33.4
Nov.

75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7 4,65
24,8
40,50
47,9 36.4 32.7
Dec.

,,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
11
1
5 26,9
7,975
22,2
16
.
26,1

1
2,875
8,1.
4,75
25,3
41
48,5
37.1
.31.3
Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12
1
10
30,2 7,45 20,8
16,50
259

1
2,875
8,1
4,95
26,4
45,50
53,8
36.9
33.8
Feb.,
80,00
50,1
10,50
67.7
12,50
65,8
14/5
33,9
.
7,25 20,2
17,25

‘28.1
.

13
8,4
.4,975
26,5 46,75 85,3
35.9 35.9
Mrt.,
80,00
80,1
9,75
62,6
12,-
63,2
14
11

33,1
7-
19,5
17,75
28,9
1
3,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.7
.
35.2
Apr.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-.
63,2
1414
,
33;7
6,55
‘18,3
17,75
28,9 -13,625
10,2
4.25
22,7 44,25
52,4
35.6 34.5
7 Mei
,,
14
80,00 80,00
50,1 50,1
15

35,3
6,75
18,8
17
27,7

/4,625
13,0
4,12
5

22,0
44,25
0
),
52,4
35.4 34.4
22
80,00
50,1
.
14
1
11
35,1
6,75
18,8
17
27,7
-/3,75
10,5
4,25
22,7
42,75
10)
50,6
35.1
34.5


.
6,75
18,8
17
27,7
-13,8125
10,7
4,125
22,0
34.9 33.9
.

r…ner,ngon vanoT el
api.
ai zijn op
gou000sle
omgersksnd; de Dollarnoteeringen
vanaf 20April ’33 zijn In verhouding van do depreclatie
an den Dollar t.o.v. dan Gulden verlaagd.

482

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Mei 1934

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 22 Mei 1934.

Activa.
Binnen!. Wis-f
11f dbk.
f

22.744.641,78
sels, Prom.,
Bijbnk.
,,

474.590,85
enz.in
disc.Ag.sch.
,,

4.897.514,65

f

28.116.747,28
Papier o. h. Bui teni. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

1.360.725,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nognietafgel.


1.360.725,-
Beleeningen

dbk.
f
101.888.526,95′)
ncl. vrsch.
B
1
ijbnk.

5.497.235,
0
9
in rek.-crt.i
Ag.sch.
»

43.513.049 05
op onderp.

f
150.898.811,09

Op Effecten ……
f
146.540.893,20
1)
Op Goederen en Spec.
,,

4.357.917,89

150.898.811,091)
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,

Munt, Goud ……
f
105.221.450,- Muntmat., Goud
..
,,
700.116.575,17

f

805.338.025,17
Munt, Zilver, enz.

,,

24.224.978,58
Muntmat. Zilver


829563.003,75
2
)
Belegging
11

kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………
,,
21.375.606,11
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,
5.000.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
7.031.449,95
Staatd Nederl. (Wetv. 27/5)’32, S. No. 221)
,,
18.331.195,17

f
1.061.677.538,35
Passiva.
K
apitaal …..
…………………..

f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
3.749.272,82
Bijzondere reserve

………………
,,
5.000.000,-
Pensioenfonds

………………
….

,,
8.786.078,17
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
900.557.055,-
Bankassignatiën in omloop ……….
,,
42.750,68
Rek.-Cour.Ç Het Rijk
f

18.778.819,60
saldo’s:

Anderen
,,
99.426.823,25

,,
118.205.642,85
Diverse rekeningen
………………

,,
5.336.738,83

f
1.061.677.538,35

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
423.053.692,09
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.057.634.230,-
Waarvan aan Nederlandsch-Indj5
(Wet van
15
Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
f
76.424.425,-
Waarvan in het buitenland
…………….
………
..6.567.252,47

Voornaamste
posten
in duizenden guldens.

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Munt
1
Muntmat.
1

Circulatie
opeischb.
Metaal-
kings
schulden
saldo
_perc.

22 Mei
’34
105221
700.117
900.557
118.248
423.054
81 14

,,
’34
105722
697.029
912.511
104.889
420.260
81

25 Juli
’14
65.703
96.410
310.437 6.198 43.521
54

Totaal
Schatkist-
B 1
ee-
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
1
e
nn
g
en

op het
reke-
disconto’s
_rechtstreeks
_
buitenl.
ningen
1
)

22 Mei
1934
28.117

150.899
1.361
7.031
14

,,
1934
28.651

152.304
1.154 7.213

25 Juli
1914
67.947

61.686
20.188
509
‘)Unaer ae activa.

JAVASCHE BANK.

Data

Goud

Zilver
1
Circulatieopeischb. metaal-
schulden

saldo

19Mei ‘341)1
145.310
187.250
28.330 59.078
12

,,

”)I
145.060
189.280
28.340
58.012

14 Apr.1934!
113.361

1

31.56
0

192.049
29.220
56.414
7

,,

19341
113.334
1

32.177
194.188
27.787
56.721

2
5Juli
19141
22
.
057
__31.907
110.172
12.634
4.842
1

Wissels.
1
1

1
Diverse

1
Dek-
Data
1

buiten

1
Dis-
1

Belee-

i
reke-

t
kings-
1

N.-Ind.

1
conto’s
ningen
1
ningen’)
percen-
1

betaalb.

1
i
1
tage

19 Mei
‘342)
900
72.130
9.910
67
12

,,

1
342)
810
74.450
10.810
67

14Apr.1934
241
974
50.115 10.725
65
7

,,

1934
295
9.298
49.749
10.996
66

25 Juli1914
6.395
7.259 75.541
2.228
44
1)
Slultpost activa. 1) Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbtlf.
Bankbilf.
OtherSecurities
Data
Metaal
in
~
In
Bankingj
,and ISecurities
circulatie
Departm.
Advances
1

16 Mei

1934
192.046
378.443
1

72.790
5.321

1

10.048
9

,,

1934
192.085
378.78972.444
5.330

10.142

22 Juli

1914
40.164
29.317 33.633

1

00v.

Public
1

OtherDeposits
1
t
1
1

Dek-
Data
Sec.
Depos.
Bankers

Other
Reserve’
kings-
Accountsl
1
perc.
i)

16 Mei ’34
______________________

75.413
11.215
99.928
1
35.482
1
73.604!
50,1
9
1
81.458
7.480
109.058

35.932
173.2961
48,0

22 Juli ’14
11.005
14.736
42.185
29.2971
52
Vii UUUIU5
IUbIICII flC2CIVC Cli iJCObItS.
BANK VAN FRANKRIJK.

1
Te goed
waarv.I

Belee-

Renteloos
Data
Goud
Zilveri
In h t
1
buite
e
nl.

Wis

sels

1
op het
1
nin
g
en
Iv.d.
voorschot
_
buitenl.1
Staal

11 Mei’34
76.608
575
14
1
5.689
1.081
4.602 3.200
4

,,

’34
76.177
58
15
1
6.032
1.082
4.670 3.200

23Juli’14
4.104
640

1.541
8
769

Bons v. d)
1
Diver-
1
t
1

Rekg.Courant
Data
zelfst.
amorl.k.
seni)
Circulatie
t

1
zeij’st.

Parti-
Staat
_
____________
lamorl.k.lculieren

11 Mei
‘l
5.973
2.636
1

81.088
1

428
1

1.896
114.480
4

,,

‘341
5.973
t

2.469
1

81.698
371
1.803
113.757

23 Juli
‘141


5.912
401

943
r
iuitpust acilva.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bul-
als goud-
wissels
Belee-
tenl. circ. dekking
en
ningen
banken
1
)
geldende
cheques

15 Mei

1934
1
160,9
28,5
5,2
1
2.974,6
62,7
6

,,

1934
1
183,6
23,9
7,4
3.078,5 89,2

30 Juli191411.356,9
– –
1

750,9
50,2

Data
Effec-

1

verse
Di Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa1)
J

latie
Crt.
Passiva

15 Mei

1934
319,2
1

573,0
1

3.460,7
1

477,1 145,2
6

,,

1934
316,7
1

527,5
1

3.521,9
488,0
146,8

30 Juli

1914
330,8
1

200,4
1.890,9
944,-
40,0
‘.JflUC1d2L.
)
WO. rentenoanscneine 13, 0 JVICI iJ’ê, resp. 00, on mlii.
NATIONALE BANK VAN BELGIE.

Data

Goud

42

,
Rekg. Cr1.

1934
fi
11I
h

16 Mei
2.696
61
711
51

347
40
3.484
87
326
9

,,
2
62
726
50

347
40
3.508
83
329

Ooudvoorraad
Wissels

Data
Other
ash”
2)
Totaal
1

Goud-
In her-

1
disc. v. d.
1
In de
open
bedrag
1

certifi
caten’)
member
1
markt
banks
1
gekocht

9Mei ’34
4.615,7
1

4.585,0 234,3
36,6

1
6,7
2’34
4.617,6
1
4.586,5
232,3
38,3
1
8,3

Belegd
1
F. R. Notes
TDe
Gestort
1
Goud-
1

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Data
in U.

.
Oov.Sec.
1
incircu-
___
,__
Kapitaall
kings-
1
kings-
latie
_
1
perc.3)

1

perc.
4)

9 Mei’34’
2.431,813.059,9
13.994,9
1

146,3

1
68,7
1


2

,,

‘341
2.431,8 3.058,8
1
3.993

1

146,3

1
68,8

1


-,
IJCLC
LCItiIiÇdtCii
WCiUCii UOUr
UC
OÇijUtKi2I
4411
UC
P.CCCI VC IJ4IIKCII
gegeven
voor de overname van
het goud, toen de
$
op
31Jan.’34
van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
2)
,,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
8)
Verhoud4ng totale,, goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden:
F
.
R.
Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmatorlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Dis-
1

Reserve
1
1
Totaal
1
Waarvan
Data
1
Aanta
l

conto’s
1

Beleg-

b
R
de

1

depo- time
Ileening.
en

t
gingen
beleen.

banks
sito’s
1
t
deposits

2 Mei
‘341
6
1

8.136
1

9.326
1
2.588

t
17.730
1

4.454
25Apr.’341
7
1

8.120

1

9.351
12.779

1
17.926
1

4.477
u puaion
YMfl U flUU,
flanK, ua UaVaSCfla nann Un UU
040K UT C05
land zijn in duizenden, alle overige posten in mililoenen van de be-
treffende valuta.

Auteur