Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 957

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 2 1934

MEI 1934

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~

Stätistische

Beri.cht

en”

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E JAARGANG

WOENSDAG 2 MEI
1934

No. 957

NEDERLA.NDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.
Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,
Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning.
meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; L. R. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;
Ch. J. I. M. Welter; 0. i. P. Zaalberg.

ECONOMISCH-STATISTISC IIE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN 1D VIES:
Prof. jhr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. lIr. L. 11. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandcle; Prof. Dr. N. 1
Polak; Mr. Dr. L. F. II. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Ren pers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthui,
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. ilfr. Dr. G. M. Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: Dr. Ii. M. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

A.bonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in
Nederland f20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
ja er. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht kratis en een reductie
op de verdere publüiaties. Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaatweg.

INHOUD.

BIz.

HET WEzEN EN DE GEVOLGEN VAN DEN LAIÇDI300WSTEUN
door
Dr. H.
M. H.
A. van der Valk ……………..406

Stopzetting van de afsiachting van rundvee door
Ir. A.
Baars. …………………………………..408

Kantteekeningn bij liet rubberrestrictieplan door
J. F.
Haccoû

………………………………….409

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:

])e Engelsche begrooting door
Prof. Dr. P.
Geyl….
411

Schatting van de met bieten te bebouwen oppervlakte
van Europa in
1934
door
Dr.
G.
Milcusch ……413

AANTEEKENINCEN:

i)e betrekkingen tussclien banken en industrie in
Frankrijk ………………………………
414

l’ublicatie van het Nederlandscli Economisch Instituut
415

Verineerderde besparingen in cle depressie door
levensverzekeringen ……………………..
415

De steun aan cle beetwortelsnikcriudustrie in Enge-
land………………………………….
416

INGEZONDEN STOKKEN:

De werking en maatregelen van cle Crisis-Zuivel.
Centrale door de i)irectie van de Crisis-Zuivel-
Centrale met Naschrift door
Ir. A. Baars……..416

ONTVANCEN BOEKEN …………………………..
419

MAANDCIJFERS:

Indexcijfers van Nederlandsclie aaiidcelen ……….
418

Emissies in Maart
1934

……………………419

Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam …………420

Giro-omzet bij De NcderlandslieBank …………420

Productie der Steenkolen-, Bruinkolen- en Zout.
mijnen………………………………..
420
• Overzicht der opbrengsten van het Staatsbedrijf
derP.T.T………………………………..
420
STATISTIEKEN
…………………………..
421-424
Geldkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten.

1 MEI
1934.

De geldmarkt bleef ook deze week onbelangrijk.

Gisteren op den ultimo kwam er zooais vanzelf

spreekt meer beweging. Cail werd, voor zoover het

te krijgen was, voor 2 pOt. afgedaan. In bankaccep-

ten ging natuurlijk niet veel om; de noteering was

2% pCt. nominaal. Voor schatkistpapier met licngeren

looptijd was eenige vraag te bespeuren; er schijnt op

2 pOt. wat gedaan te zijn, waaruit men zou- mogen

opmaken, dat men in de toekomst geen vastere geld-

prijzen verwacht. Prolongatie noteerde 1%-2-

% pOt.
* *
*

Op de wisselniailct is men weder in den apathisnhen

,toesarid. van voor eenige weken terug gekomen: wei-

nhig schommelingen, weinig lust om iets te onderne-

men. Het Pond Sterling, dat even iets aantrok tot

7.57, was weldra weder op het oude niveau terug-
gekeerd; slot 7.54. De Dollar bleef rond de 1.46%

sohommelen. De
£f$
koers is ca. 5.13%. Slechts Marken

konden zich veiheteren en kwamen van 57.80 op

58.15.. Ook de verschillende Sperrmarkensoorten deel-

clen •in deze verbetering. Francs een fractie lager:

9.75%-9.74%, zoo ook Belega’s 34.55-34.51. T.T.

Batavia is op 100% te krijgen. Canadeesnlie Dollars

147%. Argentijusche Pesos 35.25.

– De marge voor Ponden op levering één- en drie-

maanden is grooter geworden; het slot was ce. 1 en

9%
c. boven contant. Dollars op termijn doen ccii

,)dein agio resp. Ys en % p

De gouciprijzen bleven laag: haren
f
1648, Eagics

2.48 en Sovereigns 12.11. Men hef t op cle goudmarkt

in Londen de laatste tijden met de onzekere Dollar-
prijzen den goudprijs weder op basis van den Fran-

schen Franc vastgesteld. Marken’bankpapier onveran-

-lerd ca. 56.50.
4-
1i

406

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

HET WEZEN EN DE GEVOLGEN VAN DEN

LANDBOUWSTEUN.

In den laatsten tijd hebben zich op het gebied van
de economische politiek hier te lande eenige ver-
schijnselen voorgedaan, die er op wijzen, ‘dat het der
Regeering ernst is, de consequenties te aanvaarden
van haar monetaire politiek. Wij wijzen hier in de
eerste plaats op de Memorie van Toelichting en Ant-woord van het Werkfonds van
f
60
millioen, waarin
op een duidelijke wijze – zelfs voor niet economisch
geschoolden te vo1gen – gewezen wordt op de nood-
zakelijkheid van verlaging van ons kostenpeil. Geheel
in overeenstemming hiermede is ook de wijziging
van de normen voor steunuitkeering aan werkloozen
in Twente, een maatregel, die waarschijnlijk ook in
andere streken van ons land zal worden doorgevoerd.
Wat de oplossing van het vraagstuk van de vaste
lasten betreft – een vraagstuk, dat op het oogen-
blik zeer urgent is, – moge gewezen worden op de
indiening van het wetsontwerp tot binding van
minderheden bij obligatieleeningen, die niet onder
trustverband staan. In dit ontwerp kondigt de regee-
ring bovendien de indiening aan van een wetsont-
werp inzake dwangaccoord buiten faillissement. Ten-
slotte heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken
de vorige week aan •de gemeentebesturen bericht, dat
de gewijzigde omstandigheden het noodzakelijk ma-
ken, dat de salarisregelingen van gemeenten en
andere publiekrechtelijke lichamen, welke nog steeds
uitgaan boven het Rijkspeil eenerzijds, boven den
plaatselijken loon- en levensstandaard anderzijds, met
den meesten spoed daarmede •in overeenstemming
worden gebracht.
Erkend dient ‘dus te worden, dat de Regeering ern-
stig streeft om binnen het kader van den gouden
standaard, die maatregelen te nemen, welke nood-
zakelijk zijn om het bedrijfsleven voor verderen on-
dergang te behoeden en om de concurrentievoorwaar-
den met het buitenland te verbeteren. Dit beteekent
niet, dat al deze maatregelen in harmonisch verband
met elkaar staan, dat de belangen van alle groepen
hiermede evengoed worden gediend, nog minder, dat
ook het doel, dat de regeering zich stelt, inderdaad
zal worden bereikt. Dit vraagstuk kunnen wij echter
wegens de plaatsruimte hier niet behandelen. Toch
is het van belang een bepaald onderdeel nader te
onderzoeken en wel de agrarische steunpolitiek, die
in haar huidigen
vorm
een conflict heteekent tus-
schen de monetaire en economische politiek. Na het
verschijnen van de Memorie van Antwoord inzake de
hegrooting van het Landhouwcrisisfonds is er alle
aanleiding thans nog eens nader bij dit vraagstuk

stil te staan.
* *
*

In deze M. v. A. wordt er allereerst op gewezen, dat het onderscheid, dat bestaat tusschen de crisis-
politiek met betrekking tot den Landbouw eenerzijds
en het overige bedrijfsleven anderzijds, niet als be-
zwaar en nog minder als onrechtvaardig kan worden
erkend. Dit onderscheid vindt zijn natuurlijke ver-
klaring in het verschil van economisch karakter tus-
schen de genoemde bedrijfstakken, in de verschillen-
de omstandigheden, waarin zij verkeeren en vooral in de verschillende mogelijkheden van Regeerings-
hulp, welke zich te hunnen opzichte openen.
De Minister toont dit met een voorbeeld aan, nl.
dat het landbouwbedrijf zich veel minder dan het

industriëele bedrijf door interne aanpassing aan de
nndeelige ‘gevolgen van een prijsval kan onttrekken. Dit verschil

tusschen industrie(in den ruimsten zin
des woords) en Landbouw is met nog verschillende
andere te vermeerderen.
1)

1)
Voor belangstellenden verwijzen wij naar het boekje
vaii Benno Marquart. ,Die Landwirtschaft wie sie wirk’
lich ist” (Verlag von Paul Parey. Berlin. Prijs 1.M. 4,60),
waarin het probleem van de verhouding tussehen land-
bouw en industrie van landbouwzijde wordt belicht.

Met het oog op het karakter van den Landbouw is
een andere crisispolitiek natuurlijk zeer gewenscht.
Ilierin ligt echter niet cle kern van het vraagstuk.
Niet de
vorm,
maar het
principe
van cle crisispolitiek
met hetrekki:ng tot den Landbouw en de industrie
verschilt. Het verschil in principe ligt namelijk hier-
in, dat de Regeering voor ‘de industrie in liet alge-
ineen een
selectieproces
aanvaardt, terwijl de Land-
bouw hieraan niet of althans in veel mindere mate
wordt onderworpen. De Landbouw wordt in zij ii ge-
heel in stand ‘gehouden, terwijl andere bedrijfstakken
(machine-industrie, scheepvaart, scheepsbouw enz.)
voor een min of meer belangrijk ‘deel stil liggen of
verdwijnen.
Deze politiek leidt nog tot andere consequenties.
In de industrie wordt nog steeds het principe van
de vrije concurrentie gehandhaafd. Ondernemers, die
op het oogenblik, tengevolge van sterk verlaagde
kostprijzen, ook hij de huidige lage verkoopsprijzen
winstmogeljkheden zien, in tegenstelling met onder-
nemingen, die door allerlei oorzaken (bv. vaste las-
ten) verlies lijden, zijn in de gelegenheid nieuwe
bedrijven op te richten. Deze ondernemers vervul-
len een nuttige functie in het economisch leven, om-
‘dat zij mogelijke verstarringsverschijnselen, die juist
bij een land als het onze met zijn hoog kostenpeil,
zoo ‘gevaarlijk zijn, uit den weg ruimen.
Het principe van de vrije concurrentie werkt ech-
ter niet geheel op agrarisch gebied, niede als gevolg
van de ordening, die de Regeering tot stand heeft
gebracht. Nieuwe ondernemers, die in den Land-bouw zouden willen optreden, worden niet overal
gelijk niet de oude behandeld. Verschillende maat-
regelen hebben ten doel om ‘de oude bedrijven in
stand te houden; voor nieuw initiatief is er vaak
weinig plaats.
1)

Met het bovenstaande hebben wij tevens de vraag
beantwoord, die de Minister in zijn M. v. A. stelt
aan eenige Kamerleden, die het bezwaar naar voren
hadden gebracht, dat het aanpassingsproces zich niet snel genoeg voltrekt; de Minister zou daarom gaarne weten, op welke wijze en met welke middelen hierin
ware te voorzien.

,,Eenerzijds toch wordt aanpassing bepleit – en wel
een snelle aanpassing, zij het voor het oogenblik geen vol-
ledige, – aan liet prijsniveau
01)
de wereldmarkt, ander-
zijds wordt als norm voor steunverleening een zooclanige
steun genoemd, dat de onmisbare productiekosten worden
vergoed, hoewel alleen voor cultures, welke worden uit-
geoefend op daarvoor geschikte gronden en welke ook op
den duur reden van bestaan hebben. Deze conclusies zijn
momenteel onvereenigbaar. liet dcart tusschen den prijs
01)
de wereldmarkt en den productieprijs hier te lande is
voor de meeste gesteunde Producten zoo groot, dat zelfs
een benadering vati de vervulling i’aii beide desiderata
tegelijkertijd practisch onmogelijk is. Om te kunnen con-curreeren is neerdrukking van de binuenlaiiclsche prijzen
onzer laiidbouwproducten
01)
het wereldmarktprijsniveau
ook geenszins noodzakelijk, daar vrijwel geen der ons
omringende lauden zijn prijzen onbeschermd laat. De
wereldniarktprijs is voor deze producten min of meer een
ove rschotprijs geworden, die zijn normatieve beteekenis
goeddeels verloren heeft. Zoo blijft dan vanzelf de produc-
tieprijs als eenige richtprijs over. Deze, door ver doorge’
voerde rationalisatie op een zoo laag mogelijk peil ge-
bracht, is ook inderdaad dc basis, waarop de steun ge-
baseerd is.”

Ondanks deze toelichting, die zonder twijfel een
welkome aanvulling heteekent op de beschouwingen,
gewijd aan den Landbouw in de Memorie van Ant-
woord op de bagrooting van Economische Zaken, is

1)
Hetzelfde kan gezegd woi’dcti ver een deel van den
handel als gevolg van verschillende contingenteerings’
maatregelen. Aan den aticleren kant ondervindt ccii ander
deel van den handel
01)
het oogeirblik groote moeilijkheden
door de agrarische steunmaatregelen. Men krijgt wel eens
den indruk, dat de nuttige functie, clie den exporthandcl
vervult voor den afzet van agrarische producten, door de
Regeering uit het oog w’ordt verloren bij haar streven
naar ordening.

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

407

het ons nog niet duidelijk geworden, wat de betee-
kenis van dezen productieprijs is. Het komt ons voor,
dat deze prijs een soortgemiddelde is, want even te-
voren deelt de Minister mede, dat het landbouwbe-
drijf volgens de laatste gegevens weer een, zij het
krap sluitende begrooting heeft.
Hoewel wij gaarne erkennen, dat het voor enkele
(zeker niet voor alle!) producten niet mogelijk is,
de productiekosten tot den wereldmarktprijs neer te drukken, moet toch het streven in deze richting met
kracht worden voortgezet. Want het is niet te ont-
kennen, dat ons land bij lagere prijzen, ondanks
het bestaan van contingenteeringssystemen in ver-
schillende landen, beter kan concurreeren dan bij
hoogere prijzen. En ook de
binrtenlandsche
afzet zal bij lagere prijzen grooter zijn.
1)
Daarom zal aan een
vermindering van de steunbedragen voortdurend aan-
dacht moeten worden geschonken. Want de agrarische
steunpolitiek heeft verstrekkende gevolgen voor het
geheele bedrijfsleven van ons land.
* *
*
Uit vroegere publicaties kan het bekend zijn, dat’
wij het principe van den landbouwsteun als juist heb-
ben erkend, maar dat o.i. de toepassing in verkeerde
richting heeft gewerkt. Wij waren en zijn nog steeds
van meening, dat het bevor.dereii van een beter even-
wicht tusschen de agrarische prijzen en de ,,verschil-lende overi(ge” prijzen
2)
gerechtvaardigd is, maar
dat het evenwichtsherstel in de eerste plaats tot
stand had moeten worden gebracht door een verla-
ging van de starre kosten. Dat de Regeering ‘dit
thans gaat inzien, achten wij een zeer gelukkig ver-

schijnsel. Dit neemt niet weg, dat wij de ‘gevolgde
politiek niet kunnen waardeeren. De hoogere kosten
van levensonderhoud, die uit de agrarische steunpo-litiek zijn voortgevloeid, gelden reeds meer dan één
jaar, waardoor de
noodzakelijke
daling van den kost-
prijs van de in’dustriëele productie is vertraagd.
Dientengevolge is onze pos’itie op de wereldmarkt
intusschen aanzienlijk verzwakt.
Indien de regeering
bij
het begin van den land-
bouwsteun •den weg had gevolgd, dien Zij toch moet inslaan, dan zou onze positie op de wereldmarkt aan-
merkelijk beter zijn dan thans en wel om twee rede-
nen. In de eerste plaats was de kostprjsverlain’g
dan reeds voor een belangrijk deel tot stand geko-
men, maar verder had Zij dan slechts tegenover één
bepaalde groep van het economisch leven gestaan,
terwijl thans twee belangrijke groepen met haar prj-
zen naar beneden moeten. Daaruit volgt, dat wij ons niet kunnen vereenigen met de volgende belangrijke
passage uit de M. v. A.:

,,Inderdaad legt de Regeering daarbij, naast versobe’
ring
01)
ander gebied, ook op de noodzakelijkheid van
loonsverlaging den nadruk. Doch zij zal niet nalaten, het
worde hier herhaald, te doen wat in haar vermogen ligt
om het dragen dezer offers zooveel mogelijk te verlichten,
in de eerste plaats door maatregelen tot vermindering der
kosten van levensonderhoud. Dat de landbouwsteun de
dalende beweging, welke deze kosten vertoonden, tijdelijk
onderbroken en een geringe stijging veroorzaakt heeft, is
niet te wijten aan een innerlijke tegenstrijdigheid in het
Regeeringsbeleid, maar aan een noodzakelijke correctie,
op de onevenredige daling, waaraan de prijzen der inheern-
sehe voedingsmiddelen, vergeleken met de prijzen van
andere goederen (en diensten), welke in het budget voor-
komen, onderhevig waren. Nu
deze correctie is aange-
bracht, zal aan een verdere, zooveel mogelijk evenredige
dalinq alle aandacht worden gewijd.”
(Wij cursiveeren).

Het zou hoogst gewenscht zijn, indien een onderzoek
werd ingesteld naar de elasticiteit van de vraag naar be-
paalde voedingsmiddelen, wier prijzen door steun en accijn-
zen zijn verhoogd. ])e noodzakelijkheid om bij de sterk
gedaalde inkomens bepaalde prijzen te handhaven of andere te verhoogen, teneinde den landbouw’steun effectief te doen
zijn, kan er toe leiden, dat, wat men aan den eenen kant
denkt te winnen door prijsverhooging aan den anderen
kant wordt verloren door daling van het verbruik.
Hieronder vallen natuurlijk niet die prijzen van niet-
agrarische producten, welke reeds sterk zijn gedaald.

De regeering erkent hiermede, dat de wanverhou-
ding tusschen de prijzen van inheemsche voedings-
middelen en de prijzen van verschillende andere goe-
deren en diensten is hersteld. Thans moeten de twee
groepen met haar prijzen in evenredigheid naar be-
neden. Wij vragen ons echter af, of dit niet een taak
is, die veel grooter is •dan wanneer een veel beperk-
ter landbouwsteun, gepaard was aan het neerdrukken

van de starre prijzen van goederen en diensten. Dan
had de Regeering o.i. niet alleen consequenter, maar
ook economischer en rationeeler gehandeld.
het oogenhlik zijn er niet, zooals men uit de
M. v. A. zou kunnen afleiden, op het gebied van de
prijsverhoudingen twee groepen, die scherp tegenover
elkander staan,
t.w.
de Landbouw eenerzijds, en het
overige bedrijfsleven anderzijds, maar er zijn duide-
lijk drie groepen te onderscheiden, t.w. de Landbouw,
de onbeschutte en beschutte bedrijven.
2)
Tengevolge
van de starre prijsverhoudingen in de beschutte be-
drijven en de opvoering van de agrarische prijzen zijn
de onheschutte bedrijven in een veel ongunstiger
positie gekomen dan wanneer de Landbouwsteun niet
den huidigen omvang had aangenomen en de starre
prijzen waren gedaald. Dientengevolge heeft de druk
van de deflatie zich in den laatsten tijd voor het on-
beschutte bedrijf verzwaard.
De groote moeilijkheden in het onheschutte bedrijf
zijn namelijk niet alleen ontstaan uit den toch al
hevigen druk, dien deze ernstige crisis met zich
brengt, maar daarbij ‘is een extra-druk ‘gekomen als
gevolg van het niet ten volle aanvaarden van de con-
sequenties, die het handhaven van den gouden stan-
daarci met zich mede moest brengen. Indien de Regee-
ring daarom haar politiek eerst had gericht op de
sta,rre prjs’verhoudingen, dan zou deze extra-druk
voor een belangrijk deel achterwege hebben kunnen
blijven. Dit had veer geleid tot een betere positie
van onze uitvoerbedrjven op de wereldmarkt, want
het zijn juist deze bedrijven, die ‘door dezen extra-
druk in een hoogst ‘benarde positie zijn gekomen. En
de starre prjsverhoudin’gen zijn ook een van de
redenen, waarom de roep om bescherming zoo luid
is geworden, een roep, die meermalen bij de Regee-
ring een gewillig oor heeft gevonden.
* *
*
Na ‘de correctie, die de regeerin’g in de bestaande
wanverhouding voor den Landbouw heeft aange-
bracht, ‘zal thans aan een
evenredige
daling alle aan-
dacht worden besteed. Toch zal men dienen te erken-
nen, dat •de moeilijkheden door het aanbrengen van
een correctie voor de agrarische prijzen bij
gelijk-
blijvende
prijzen van goederen en diensten in de
beschutte bedrijven thans ook moeilijker zijn dan
wanneer men één groep van prijzen omlaag had te
drukken Een .goed voorbeeld hiervan is de voorge-
stelde wijziging van den werkloozensteun in Twente.
Hoewel wij reeds vroeger op de economische nood-
zakelijkheid van een verlaging hebben gewezen,
2)
zal moeten worden erkend, dat deze steun beter twee
jaar geleden had kunnen worden verlaagd, omdat deze
toen vergeleken b.v. met 1929 reëel niet onaanzien-
lijk was gestegen. Intussehen hebben de werkloozen
zich op deze reëele stijging van hun uitkeeringen in-
gesteld; daarna werd echter dit ,,voordeel” weder’
afgenomen, allereerst door de allengs sterker wor-
dende uitbreiding van den landbouwsteun, die de
minst draagkrachtigen het zwaarst treft, en thans
ddor een
nominale vermindering van het steunbedrag
van een groot aantal werkloozen. Het moet ons van
het jhart, dat wij een
dergelijke
economische politiek niet bevorderlijk achten voor de sociale rust, ‘die door
het deflatieproces, hetvelk ons land moet doormaken,
toch al sterk wordt en nog zal worden verstoord.

‘) Het is duidelijk, dat er tussehen de beide laatste groe-
pen geen scherpe grens is te trekken, omdat zij geleide-
lijk in elkaar overloopen.
Zie ,,De Economist” van October 1933.

408

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

Eén punt is ons echter nog steeds niet duidelijk.
De Regeering zal aan een evenredige daling van de
prijzen alle aandacht besteden. Beteekent dit, dat Zij
zal afwachten, hoe de starre prijzen zich zullen ont-
wikkelen en hiernaar den omvang van den agrari-
schen steun regelen? Of zal de Regeering in de be-
staande prijsverhoudingen gaan ingrijpen? Dit punt
is daarom zoo belangrijk, omdat een deel van de

starre prijzen zich op het gebied van de Overheid
zelf bevindt, vooral op dat van de gemeentelijke Over-
heid (telegraaf-, telefoon-, waterleiding-, electrici-
teits-, gas- en tramtarieven, straatbelasting, erfpacht,
schoolgelden, om van de belastingen maar niet te
spreken). Ziet men, hoe verschillende groote gemeen-
ten vaak het tegenovergestelde doen, van hetgeen de
Regeering beoogt, t.w. verhooging van belastingen,
tarieven, enz., dan is het ons niet duidelijk, op welke
wijze voorshands een vermindering van den land:
bouwsteun tot stand kan worden gebracht.

Doch niet alleen het vraagstuk van de prijzen van
goederen en diensten in de beschutte bedrijven, ook het vraagstuk van de hoofdsom van vaste rentedra-
gencie schulden is nog lang niet opgelost. Bij een
verdere deflatie, welke de Regeering zich ten doel
stelt, wordt dit probleem steeds acuter. Immers, een
verlaging van den landbouwsteun, welke vrijwillig’
of gedwongen in het verschiet ligt, zal de waarde
van den grond weder verder doen dalen, terwijl cle
verlaging van de huren de waarde van vaste goederen
nog dieper naar beneden zal drukken. Een uitweg uit

deze impasse is voor een groot deel te verkrijgen door
mii aanzienlijke verlaging van de lasten, maar hier-
toe zijn vooral de gemeenten, niet in staat. Ook een
verlaging van •den rentestand kan gunstig werken.
Doch alleen ook dan, wanneer de risicopremie, die de
crediteur in de rente zal calculeeren, tengevolge van
de precaire positie van den debiteur het voordeel
vati de verlaagde rente niet zal compenseeren.
Zoo bevindt het economisch leven van ons land
zich op het oogenhi-ik, ondanks de goede bedoelingen
van de Regeering, nog altijd in den bekenden cirkel

zulks ten nadeele van die bedrijfstakken, welke hun
goederen en diensten onbesbhermd op de vrije markt
moeten aanbieden. Indien daarom niet• spoedig een
daling van de prijzen en diensten van de beschutte bedrijven, waarmede een verlaging van den land-
bouwsteun gepaard zal gaan, tot stand komt, dan zal
de Regeering aan het .vraagstuk van de onbeschutte
bedrijven ernstig aandacht moeten besteden. Hoe
paradoxaal het ook moge klinken, een steun (b.v. in
den vorm van subsidies) aan de onbeschutte bedrij-
ven, is in het kader van de regeeringspolitiek vol
oinen te verdedigen
1).
Evenals de
prijzen
van den
Landbouw ,,gecorrigeerd” zijn, evengoed behooren de
prijzen van de onbeschutte bedrijven ,,gecorrigeerd”

te worden. Want deze staan op het oogenblik in een
wanverhouding met de overige prijzen.
Het spreekt vanzelf, dat wij dezen gang van zaken
zouden betreuren, maar als consequentie van de ge-
volgde politiek, kan dit door de Regeering worden
aanvaard.

Erkend zal daarom moeten worden, dat de land-
bouwsteun, hoe juist het principe hiervan ook is, door
zijn huidigen omvang geleid heeft tot benadeeling
van andere groepen, die op precies dezelfde gronden
als de Regeering zulks voor den Landbouw ver-
dedigt, recht hebben op steun. In laatste instantie is
dit een gevolg van het feit, dat de Regeering het
vraagstuk van de prijzen in de beschutte bedrijven
en van de vaste kapitaallasten nog niet tot een op-
lossing heeft kunnen brengen.
v.d.V.

1) Alleen de scheepvaart wordt, zooals bekend, reeds
gesteund.

STOPZETTING VAN DE AFSLACHTING VAN

RUND VEE.

De mededeeling, als officiëel communiqué aan de

dagbladen verstrekt, dat de Cnisis-Rundvee-Centrale
na 12 Mei geen runderen meer zal afnemen, is als
een groote verrassing gekomen. Immers, er moesten
ci ieder geval 210.000 runderen geslacht of uitge-voerd worden, zoo heette het eerst, en tot 17 April
zijn niet meer dan 112.000 ingeleverd. De betrokken
instanties hadden tot voor kort gedreigd tot ver-
plichte inlevering te zullen overgaan, wanneer het
oorspronkelijk vastgestelde aantal niet op de tot nu
toe gevolgde manier werd bereikt.

Het is dus voor de beoordeeling van het beleid
inzake de crisismaatregelen van het grootste belang
om na te gaan, welke redenen er voor de plotselinge
ommekeer worden opgegeven. In. het korte perscom-
niuniqué worden een tweetal vermeld. De eerste is,
dat de boeren ‘s zomers niet geneigd zijn hun vee te
verkoopen. Dit is zoo algemeen bekend, dat de Crisis-
Rundvee-Centrale er rekening mee had gehouden bij
het oorspronkelijke afslachtingsplan, en daarom had
vooropgesteld, dat alle 210.000 runderen véér 1 Mei ingeleverd moesten zijn. (Driemaandeljksch Verslag
aan de Staten-Generaal, blz. 54). Thans had men
dus dienen vast te stellen, dat de inlevering wèl on-
bevredigend is verloopen, omdat er op 1 Mei slechts
ongeveer •de helft van het noodzakelijk geachte aan-
til vareu ingeleverd. Toch wordt in het perscom-
niuniqué laconiek vermeld, dat de inlevering ,,niet
onbevredigend” is geweest; het schijnt voor regee-
ringsorganen buitengewoon moeilijk te zijn om toe
te geven, dat men cle situatie niet juist heeft inge-
zien.

De tweede reden, die wordt opgegeven, is van een
ged urfdheid, die ons verbaasd heeft doen staan. De
exportpositie van zuivel, zoo heet het, is thans van
dien aard, door afsluiting van handeisverdragen met
verschillende landen, dat stopzetten der afueming
mogelijk is. Wanneer is die exportpositie zoo ver-
beterd, vragen wij ons af. Op 29 Maart, toen de pers-
conferentie werd gehouden, werd de absolute nood-
zakelijkheid van afsiachting nog met klem verdedigd.
Ën in het driemaandeljksch verslag aan de Staten-
Generaal, èn in het
schriftelijke
antwoord op de ter
persconferentie gestelde vragen èn in mededeelingen
van den leider der Crisis-Zuivel-Centrale van den
allerjongsten tijd wordt betoogd, dat men er met
die 210.000 koeien nog niet is, maar dat vermoedelijk
de afslachting verder zal moeten gaan.

Doch bovenal, de afsiachting van dit aantal koeien
was als een maatregel bedoeld, die op den duur zijn
uitwerking zou toonen. Men had berekend, dat de
melkstroom in 1934 en 1935 sterk zuu toenemen, om-
dat er zeer veel jonge koeien dan voor het eerst melk
zouden gaan geven. Door de afsiachting zou men
slechts bereiken, dat de hoeveelheid melk in 1934 en
1935 de hoeveelheid, in 1933 geproduceerd, niet zou
te boven gaan. In het antwoord op de. vragen ter
persconferentie gesteld, wordt op hlz. 38 medege-
deeld, dat men door teeltbeperking het aantal melk-
gevende koeien op den duur tot ca. 1.250.000 stuks
zou terugbrengen. Is de situatie tusschen 29 Maart
en 25 April nu ineens zoo veranderd, dat men over-
tuigd is in 1934
en in 1935
meer melk en melkpro-ducten te kunnen afzetten? Wanneer dergelijke plot-
selinge wijzigingen mogelijk zijn, wat heeft het dan
voor zin plannen en berekeningen voor jaren vooruit
te maken, wanneer men geen vier weken vooruit den
toestand kan overzien?

Wij wagen het hier als onze meaning uit te spre-
ken, dat in de zuivelpositie niet de minste veran-
dering is gekomen in den loop van April. Ons land
staat er, in het algemeen, wat export betreft, precies zoo voor als een maand geleden. De stopzetting van
het afslachten is de erkenning van de totale misluk-
king der afslachtingsplannen. Eensdeels omdat het

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

409

blikkenvieesch op den duur geen
afzet
vindt, daar-
naast omdat het verbruik van versch rundvieesch
door de verhoogde prijzen sterk achteruitgaat’), (de
regeering noemt een achteruitgang van 8 pOt., de
slagers in hun orgaan ,,Vee en Vleesehhandel” van
25
pOt.), zooclat de normale afsiachtingen verminde-
ren en de totale veestapel dus toch weinig of niet
afneemt, en in de derde plaats omdat de boeren
uitschot voor hooge prijzen hebben ingeleverd en
thans, nu zij geen minderwaardig vee meer hebben,
er niet aan denken met inlevering door te gaan.
liet is de moeite waard eens na te gaan, op welke
manier de Nederlandsche veehouders hebben ge-
reageerd op de afslachtingsmaatregelen, die toch in
hun eigen belang genomen waren of ten minste heet-ten te zijn genomen. Wij zullen daartoe eenige zaken
omtrent veehouderij onder de oogen van niet-des-
kundige lezers moeten brengen, verhoudingen en toe-
standen, die den deskundigen bij de Crisis-Centrales
t:iatuurlijk volkomen bekend waren.

Er is op gewezen, dat de koeien in ons land met
inelkfahrieken te vergelijken waren, maar men dient
daarbij in het oog te houden, dat deze fabrieken niet
ononderbroken kunnen werken. Voor de functionee-
ring is het noodig, dat een koe eenmaal in de twee
jaar kaift. Na het kalven geeft de ,,fabriek” ruim een jaar lang volop melk, •daarna vermindert de
nelkafgifte echter snel. Een drachtige koe staat
droog. Zoodoende geeft ongeveer de helft van alle koeien in Nederland melk, de andere helft
niet. Dit proces kan echter niet onbeperkt wor-
den herhaald. Na een zeker aantal jarèn worden de
koeien minder productief, ook na het kalven, eti de
boer heeft te overwegen, of een bepaalde koe nog
voldoende melk geeft om de kosten goed te maken
haar bijna een jaar droog te laten staan en te voe-
deren. Is dit niet meer het geval, dan wordt de koe
vctgemcst en gaat zij den weg naar het slachthuis op.

Toen nu de Orisis-Rundvee-Oentrale drachtige
koeien begon op te koopen, teneinde •de toekomstige
voorraad kalveren te verkleinen, hebben de veehou-
ders in grooten getal koeien laten dekken, die zulks
met het oog op de melkproduetie beslist niet waard
waren en die anders in dit voorjaar aan de vet-
weiders zouden zijn overgedaan. Dat wil zeggen, dat
deze opkooperj in geen enkel opzicht het toekom-
stige aantal kalveren heeft beïnvloed. Er werden
kunstmatig kalveren iu status nascendi gekweekt, die
er anders niet zouden zijn gekomen. Het gevolg daar-
van is thans, dat de vetweiders niet genoeg koeien konden bemachtigen in •dit voorjaar, waardoor de
veeprijzen gestegen zijn tot boven het bedrag, dat de
Crisi s-Runvee-Oentrale bij aflevering bood.

Daarna ging men over tot den aankoop van koeien,
die pas hadden gekaifd. Hier was de animo veel
kleiner, in plaats van ongeveer 140.000 dieren te
kunnen opkoopen in drie maanden, gelijk men had
verondersteld, is men er slechts in geslaagd de hand
op 30.000 stuks te leggen vanaf begin Februari.
ïslclkgevende dieren wenschten de boeren niet af te
geven, nu de zomer voor de deur stond en men de
groote hoeveelheid melk kon binnen krijgen zonder
noemenswaardige kosten, omdat de dieren weldra de
wei in zouden gaan.
MTe1
heeft men minderwaar-
dige dieren •opgepoetst, teneinde ze het uiterlijk van
pas gekaifde koeien te geven, en dat op zoo een
schaal, dat de Crisis-Rundvee-Centrale zelf in een
circulaire daarvoor moest waarschuwen. Toen dit
trueje niet meer opging kwam de aflevering heele-
mal tot stilstand.
Summa summarum heeft dit ingrijpen tot nu toe
o.ngevaer
f
13 millioen als verlies opgeleverd, plus
het verlies, dat nog komen zal, wanneer een deel

‘)
Om
het verlies op cle afsiachtiug van de 210.000 run-
deren te dekken, is de accijns op rundvieesch van 10
0
1
)

30 pCt. verhoogd. Wordt deze accijns nu verlaagd of moet
eerst het verlies worden ingehaald?

•tei blikken vleesch door te lang liggen zullen zijn
bedorven en zelfs de
f
0,30 niet meer zullen opbren-
gen, waarvoor zij te boek staan. Het is zeer te betwij-
felen, of er van eeniga extra-vermindering van onzen
randveestapel sprake is boven de normale verminde-
ring, die dit jaai door vetweiden en slachten zou zijn
verkregen. Wel zijn de veeprjzn belangrijk gestegen,
niet het
noodzakelijke
gevolg, dat de rundveehouderij,
wat dit onderdeel betreft, meer loonend is geworden
en dus de boeren nog moeilijker tot vermindering
van den veestapêl te brengen zullen zijn. Als nieuwe
pijl
op den boog heeft men thans de
vervroegde invoering, met 1 Juli a.s., van de beper-
king van het aantal vrouwelijke kalveren. Iedere boer
zal vergunning krijgen voor een zeker aantal kalve-ren boven de 100 KG., en wat hij meer heeft zal hij
moeten verkoopen, wanneer de kalveren dit gewicht
beginnen te naderen. Nu wij gezien hebben met welke
virtuositeit de veehouders erin slagen, tegen de be-
doeling van maatregelen in, daaruit het grootst mo-
gelijke voordeel te trekken, zonder tot wezenlijke ver-
minddring van hun veestapel over te gaan, vreezen
wij het ergste voor het succes van den nieuwen maat-
regel, wanneer de prijzen van melk en vleesch kunst-
matig hoog worden gehouden. Wij achter een con-trôle bij de ca. 250.000 veehoudende boeren in ons
land een volslagen onmogelijkheid. Als men 500 con-
troleurs aanstelt kunnen deze slechts eenmaal per
drie maanden ied.er veehoudersbedrijf aan een vluch-
tige contrôle onderwerpen, waarbij het gemakkelijk
zal zijn eventueele kalveren boven het toegestane aan-
tal tijdig en
tijdelijk,
gedurende de contrôle, in eens
anders wei onder te brengen. A. B.

KANTTEEKENINGEN BIJ HET RUBBER.

RESTRICTIEPLAN.

Het plan tot beperking van het aanbod van rubber
is thans in hoofdzaken wereldkundig gemaakt; uit
de publicatie mag voorloopig aangenomen worden,
dat het in groote trekken ook de instemming der
Regeeringen heeft. In het kort komt het hierop neer,
dat voor de aangesloten producenten, die de over-
groote meerderheid der rubber ter markt brengen,
op basis van de potentiëele productie quota zijn
vastgesteld, welke voor ieders toekomstige participa-
tie in den uitvoer gedurende de jaren 1934 tot en
met 1938 den grondslag vormen. De aandeelen der
individueele producenten zullen dan tot het totaal
van het aandeel van elk productiegebied in den be-
perkten gezamenlijken uitvoer, vermoedelijk weder-
om op basis van ieders productie-capaciteit, worden
geregeld.

Door voor de deelnemende gebieden den aanplant van rubber en den uitvoer van plantmateriaal te ver-
bieden, wordt verwacht een aanzienlijke toekomstige
uitbreiding van den aanplant, die reeds ten opzichte
van de consumptie te groot is, te voorkomen.
Een ,,international rubber regulation committee”
zal prijs- en productieregelend optreden door, na
overleg met consumenten, het, aanbod te regelen,
waardoor ernaar gestreefd zal worden den prijs tus-
schen bepaalde grenzen te houden.
Men kan het voorstel bezien van het standpunt
van den tegenstander van elke beperking, doch ook
van dat van een voorstander; met de resultaten van
het Stevenson schema, van de koffievalorisatie en de
kina-regeling voor oogen lijkt het mij moeilijk het
anders dan zeer sceptisch te bezien; het Comité meent
evenwel, dat niet alleen een groeps-, doch ook een
publiek belang gediend wordt, zonder deze meening
anders te motiveeren dan door het in het vooruit-
zicht stellen van betere uitkomsten voor overheid,
employé’s en arbeiders en het dienen van het con-
sumentenbelang door voorkoming van een ontwrichte cultuur.
Het doet teleurstellend aan, dat met geen woord

410

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

wordt gerept over een groep producenten, wier aan-
wrezigheid tot nu toe elke restrictie heeft doen stran-
den, de hevolkingsrubber in Nederlandsch-Indië; te-
meer stelt dit teleur, omdat m.i. betwijfeld moet
worden of deze groep van een kunstmatig ingrijpen
eenige haat
za
l ondervinden. Juist omdat de pro-
ductie-voorwaarden en -verhoudingen zoozeer
afwij-ken van die der ondernemingen en de Indische Re-
geering steeds heeft vastgehouden aan den eisch, dat een behoorlijke regeling voor.haar zou worden voor-

gesteld, is het van belang omtrent dit vraagstuk nog
eens de bekende feiten te herhalen en de moeilijk-
heden naar voren te bren.gen, welke.hier liggen.
De bevolkingsplanter tapt niet, omdat daardoor
nog een verlies beperkt kan worden – wat de onder-
nenhing wel •doet – -doch hij tapt alleen, indien hem
dit het relatiefst grootste inkomen geeft. Gegeven
ecn bepaalde prijs, dan weerspiegelt de uitvoer van
bevolkingsrubber ook de mate van aantrekkelijkheid
in verband met zijn inkomensstreven.
De bevolkingsrubber -is, ondanks de kosten der tus-schenschakels, het meest ,,konkurrenzfiihige” product
en daarmede is dus elke restrictie, welke haar treft,
algemeen economisch veroordeeld, omdat -bij -deze categorie producenten •de voortbrengingsmoeite het
geringst is; elke geforceerde beperking hier met
productie tegen hoogere kosten elders geeft een on-
economische productie. Wil cle bevolking niet de he-
noodigde hoeveelheid rubber leveren en is de prijs
zoodanig, dat hij voor de ondernemingen ook onvol-
doende aanlokkelijk is, dan zal de vraagprijs moeten,
stijgen, totdat er evenwicht tusscheu vraag en aan-
bod is.

De vraag, of de bevolkingspianter zelf gdbaat is
hij een kunstmatige beperking van het aanbod, hangt
allereerst daarvan af, of ihij zal profiteeren van de
prijsstijgende resp. prijsstabiliseerende werking, ten
behoeve waarvan zij wordt ingevoerd, en dan ook
vati de uitvoeringsmaatregelen.

De bevolkingsrubber wordt voortgebracht door een
groote veelheid van bezitters en tappers van meest
kleine tuinen, zoodat iiivoering van individueele
licenties onmogelijk zal zijn, doch tevens elke con-
trôle in het binnenland buitengewoon kostbaar zal
worden. Men zal dus moeten komen tot een contrôle
op de mtrkten of in de uitvoerhavens, bijv. hetzij
door het geven van licenties aan de opkoopers of
door het heffen van uitvoerrechten. Ook het stellen
van bepaalde eischen aan het uit te voeren product
komt tenslotte neer op een dergelijken maatregel.

De transacties tusschen. tuinbezitters en tappers
eenerzijds en opkoopers anderzijds vallen dus buiten
elke contrôle. Een beperking van den uitvoer van
hevolkingsrubber schept in het binnenland daardoor eeu gevaarlijken toestand, want tegenover een veel-
heid van latente aanbieders van rubber staat een
kleine groep vragers naar dit product, die bovendien weten, dat zij slechts een beperkte hoeveelheid kun-nen opkoopen. De positie der opkoopers wordt der-halve versterkt, want zij komen door een afgenomen
vraag en een even groot aanbod tegenover de aan-
hieders sterker te staan. Dat maakt het dus wel zeer
twijfelachtig, of de bevolkingstapper wel voordeel
van een kuns-tmatige beperking zal hebben.

Dit is even twijfeiaohtig, indien men zou hesluiten
bijv. tot toestaan van een ‘gedeeltelijken uitvoer van
een hoeveelheid rubber onder voorwaarde, dat het
restant zal worden afgestaan of vernietigd. Afgezien
daarvan, dat de bevolking tenslotte de prijsdrukken-
de werking van een dergelijken maatregel zou onder-
vinden, zou hier bovendien sprake zijn van een extra oneconomische productie. –

Of een stelel van collectieve licenties doorvoer-
baar zou zijn, is mij niet bekend, doch ook dan valt
te betwijfelen of de- individuen tenslotte voordeel
van de regeling zullen ondervinden; wel zullen zeer
enkelen er baat bij hebben.

Zoodoende kan ik voor de bevolking. voorloopig
geen voordeel, doch alleen een nadeeliger positie als
gevolg van een invoering der restrictie zien. Daarbij
komt nog, dat een gedwongen productieheperking
voor den bevolkingsplanter beteekent een gedeeltelijk
blokkeere.n van zijn spaarpot, den rubbertuin, vat
tot moeilijkheden voor hem kan leiden.

Een vergelijking met de bevolkingsthee gaat niet
op; daar heeft het Gouvernement inderdaad prijs-
regelend ingegrepen, -doch dit was mogelijk, omdat
de opkoopers, die het kampongbiad verwerken, voor
een groot deel grootbedrjven zijn, terwijl de bevol-
kingsthee in een bepaald gebied geconcentreerd is.
Ook hier dreigde in den beginne echter dat in.grjpen
juist het tegenovergestelde gevolg te zullen hebben.
Een contrôle op -den rubberopkoop is practisch on-
begonnen werk, omdat de verhandeling niet op be-
paalde plaatsen kan worden geconcentreerd en boven-

dien een dergelijke concentratie, ware zij mogelijk,
een bevoordeelin’g van bepaalde groepen producen-
ten zou heteekenen.

Zie ik dit probleem goed, dan zou, gedachtig aan
de Regeeringsverklaring, een restrictie nooit tot stand
komen, aangezien de bevolkingsrubber m.i. slechts de
lasten, niet ook de baten zal krijgen.

Een buitengewoon belangrijk vraagstuk dus: terwijl
een tappende hevolkingsproducent onder vrije ver-
houdingen dit onder alle omstandigheden doet, om-
dat het hem baten afwerpt, zal deze economisch sterk
staande producent juist onder een restrictie in de
ongunstigste verhouding komen te staan. Met groote belangstelling moet dan ook afgewacht
worden tot welke regeling men hier zal komen.
Naast deze lacune valt de verdeeling van het aan-deel in het toekomstige aanbod op. Wij mogen aan-
nemen, dat de sterkste producenten den strijd ook
het langst hebben volgehouden.

Tot de vereischten, welke de kracht der producen-ten bepaalden, behoorden niet alleen hoogproducee-
rende aanplantingen en mede daardoor lage kostprij-
zen, doch ook een juiste taxatie der te loopen risico’s;
onder deze risico’s neemt het economische zeker de
voornaamste plaats in bij de rubber, waar ziekten
en plagen tot nu toe niet zeer ingrijpend voor -de
productie zijn opgetreden. Het economisch risico is
hier het conjunctuur-risico, -dat aan de rubber -is ver-
bonden, nl. dat na eeu periode van hooge prijzen de
productie-capaciteit zoodanig wordt vergroot, dat i
de toekomst een overproductie ontstaat, welke samen-gaat met verlieslaten-de prijzen, totdat de consumptie-
toeneming -die der productie weer heeft ingehaald of
de voorthrengings-mogelijkheid is ingekrompen, in
beide gevallen dus een proces van jaren. Daardoor
is mede een der – vereischten een mi-ddelensaido ter
overbrugging van veriiesbrengende perioden. Deze conjunctuurgolving heeft zich in ‘de achter ons lig-
gende jaren herhaaldelijk voorgedaan en speciaal in
de twintiger jaren werd -de aanplant van hevea sterk
uitgebreid; eensdeels op grond van de verwachte toe-
neming van het verbruik, anderdeels evenwel ook,
omdat men verwachtte met het hoogwaardige plant-materiaal de inferieure aanplantingen te kunnen ver-
dringen.

Toen bleek, dat, ook afgezien van de afgenomen
consumptie, een te groot aanbod kwam, zette, ge-accentueerd -door een terugloopend verbruik, een
prijsdaling in, welke tenslotte leidde tot een nieuw
evenwicht tusschen vraag en aanbod op een peil,
waarop slechts de bevolkingsrubber en ‘daarmee ge-
lijk te stellen groepen tapten om een inkomen te ver-
krijgen, alle andere groepen evenwel den tap voort-
zetten, -omdat dit minder nadeelig was ‘dan een sta-
king van den tap. Het risico kwam hier dus scherp
tot uiting en allengs hebben steeds meer producenten
den tap geheel of ten deele moeten staken, de be-
volkingstappers omdat zij voordeeliger iets anders
konden doen, -de ondernemingen omdat het verlies te

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

411

groot werd of de middelen, resp. het crediet, uit-
geput waren.

Terwijl nu logisch zou
zijn,
ook internationaal, die
producenten, die den strijd hebben volgehouden, aller-
eerst aan bod te laten komen, teneinde hun thans
ook voor hun efficiëntie te hloonen, worden quota
vastgesteld, die hiermede geen rekening houden.
Tenzij in de verschillende regionale regelingen, welke
nog moeten komen, hierop wederom correcties zou-

den worden toegepast, dreigt hier de onbillijkheid,
dat producenten, clie den strijd hebben volgehouden,
thans gedwongen worden te beperken ten bate van
hen, die hem moesten opgeven.
Bovendien geeft hier de uitwerking nog andere
moeilijkheden; kunnen wij voor de ondernemingen
zeggen, dat de ,,ffttest” waren zij, •die bleven voort-
brengen ‘bij een pri.jsstabilisatie op een hooger niveau,
komen er voor de bevolkingsrubber steeds meer pro-
ducenten
bij,
die met winst kunnen produceeren, doch
gedwongen worden niet te tappen (anders zou geen
restrictie noodig zijn!) ten bate van andere producen-
ten, die in een nadeeliger positie zijn. In de indivi-
dueele verdeeling ligt ook, indien deze op basis der
potentiëele productie zou geschieden, het onlogische van elke rubberrestrictie, dus ook van deze.

Onlogisch is zij allereerst reeds daarom, omdat,
tenzij de aanplantingen van hoogwaardig plantmate-
riaal zijn aangelegd op grond van een verwachte ver-
bruiksstijging – een optimisme dat thans blijkt een
foutief inzicht, althans voorloopig, te zijn geweest –
deze moesten dienen om de inferieure aanplantingen
te verdringen. Was verdringing inderdaad de bedoe-
ling, dan is het onlogisch van producenten-standpunt
gezien thans die overbodige aanplantingen te gaan
steunen; integendeel hoe eerder de productie daarvan
ophoudt, des te spoediger is het resultait, dat men
voor oogen had, bereikt.
Was inderdaad de aanplant het gevolg van een
foutief inzicht, dan worden die fouten nu gestraft,
en heeft het plan tot beperking alleen steun aan een
bepaalde groep ten doel.

Bij een invoering van een licentiestelsel op basis
der productiemogelijkheid geschiedt echter noch het
eene noch het andere. Integendeel, men gaat ervan
uit, dat beide groepen in het leven moeten blijven en
dus recht op een aandeel in de productie hebben.

Het behoeft geen betoog, dat verdeeling op die
basis voor landen, die aan de uitbreiding niet of
minder hebben meegedaan, een groote onbillijkheid
inhoudt. Zij hadden zich in hoofdzaak op een be-
staande consumptie ingesteld en worden nu gedwon-
gen tot een aanzienlijke productiebeperking, omdat
anderen de vooruitzichten van de rubber te geflat-

teerd zagen, resp. hun concurrentie-vermogen hebben
overschat.

Dit geldt speciaal voor die ondernemingen, welke
ook. in den moeilijksten tijd den strijd hebben volge-
houden, toen anderen hem moesten opgeven. Deze
komen daardoor dus gedwongen ongunstig te werken
ten gerieve van hun concurrenten.

Voor hen toch beteekent de rubberrestrictie aller-eerst een aanzienlijke verhooging van den kostprijs;
reeds een beperking met 30 pOt. zou de all-in-kosten
der Indische ondernemingen vermoedelijk boven de 20 cts. per hKG. brengen, terwijl elke verdergaande
beperking tot een verdere verhooging leidt. Indien
daarnaast dan een verhooging van de bonen voor
personeel en arbeiders in uitzicht wordt gesteld –
en eventueel door •de Regeeringen dwingend voorge-
schreven – clan rijst de vraag of hier tenslotte nog
bij een prijs van 4 â 5 d. (goudbasis) dus 22 â 2734
cts. per hKG. een redelijke belooning voor de goede
producenten overblijft.
Toegegeven moet worden, dat moeilijk uit te maken valt, hoeveel iedere producent bij dezen prijs zou kun-
nen voortbrengen, doch anderzijds, neemt men de
pote.ntiëeie productie als maatstaf. Waarom is de In-

dische dan slechts 352.000 ton, terwijl reeds voor de
bevolkingsrubber indertijd ramingen liepen van 250
£L 350.000 ton?

Het constateeren, dat practisch nagenoeg de ge-
heele productie aan het restrictie-plan deelneemt en
dan te verwijzen naar het jaar 1933 is op zichzelf
wel juist, doch geeft toch niet volkomen den toestand
in de toekomst weer, want daarbij wordt uit het oog verloren, dat 6r nog verschillende latente producen-
ten zijn, hijv. de aanplantingen der Amerikanen, ter-
wijl het regeneraat hij een prijsstijging ook wederom
een grootere rol zal gaan spelen.

Men koestert, mede naar aanleiding van het in
1933 sterk toegenomen verbruik, goede verwachtingen
voor de toekomst en zeker heeft de regeling de ver-
betering der consumptie – hoewel hier mede sprake
is van een verplaatsing van zichtbare naar onzicht-
bare voorraden – mede, doch gezien de bezwaren,
die aan elke kunstmatige beperking, speciaal ôok voor
de toekomst, zijn• verbonden, is toch de vraag gewet-
tigd of het natuurlijk herstel niet ware te prefe-
reeren geweest boven dit kunstmatige ingrijpen; het
verbruik in dè nabije toekomst wordt door deze rege-
ling zeker niet bevorderd, de resultaten van de ver-
hoogde research-activiteit zullen pas op den langen
duur tot uiting komen.

hoe groot voor talrijke producenten de nadeelen
dezer regeling zullen zijn, zal eerst vastgesteld kun-
nen worden, nadat de regelingen voor de verschillende
gebieden bekend zijn; wordt op de basis-cijfers een
restrictie van 35 pOt. toegepast, dan zullen tal van
ondernemingen tot een grootere beperking worden
gedwongen, doch te deren aanzien moet afgewacht
worden.
ellicht
is het mogelijk in ce regionale verorde-
ningen ten dccle te voorkomen vat de algemeene
regeling dreigt te doen ontstaan. doch dait door deze,
of welke andere, voorstellen ook de rubberproduetie
weer op een gezonde basis wordt gebracht, mag be-
twijfeld worden.

Eén feit echtei moet vastgesteld worden; het plan,
dat thans ter uitwerking wordt voorgesteld, is èn in
zijn onavattendheid èn in zijn uitwerking zeker wel
het beste, dat Icon wordcn verkregen; het mist de
fouten, die aan vroegere regelingen waren verbonden;
het heeft, en moest natuunlijic hebben, de bezwaren,
welke aan elk kunstmatig ingrijpen inhaerent zij
‘1,
doch die
wellicht,
juist dank zij het vastieggen der
hoofdlijnen alleen, in de nadere uitwerkingen nog tot
een minimum kunnen worden gereduceerd. Speciaal
cle Nederl.-Indische Regeering staat dan evenwel aog
voor een moeilijke beslissing. J. F. H.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE ENGELSCHE BEGROOTING.

Prof. Dr. P. Geyl te Londen schrijft ons:
Dat Mr. Neville Ohamberlain •in staat zou zijn
over het afgeloopen financiëele jaar
ccii
batig saldo
aan te wijzen en dat hij dus voor het komende jaar
eenige ruimte van bweging hebben zou, was al lang

belcenci. liet overschot op het afgeloopea jaar was
£ 31.000.000. Op zijn nieuwe begrooting rekende de
Kanselier, dat hij f 29.000.000 te veel zou binnen krij-
gen. De groote vraag, of hij de werkboozen, de ambte-
naren of de belastingbetalers bevoordeelen zou, werd
beantwoord met een brokje voor elke categorie. Wat
een verschil met den toestand van v66r drie jaar!
Wat een triomf voor de Nationale Regeering! ‘s Lands
financiën hersteld, de offers, die de crisis eischte, reeds
gedeeltelijk ongedaan gemaakt, eindelijk het ergste
achterden rug, voorspoed in het zicht!
Zoo hebben de meeste kranten cle laatste weken, op
het voorgaan van de regeering zelf trouwens, ge-
schreven. De aanhnngers van het bewind beschouwen
de hegrooting als de rechtvaardiging van al de groote maatregelen in en sedert 1931 genomen en de kritiek

412

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

van Labour-zijde werd met spot ontvangen als een
uiting van verlegenheid en spijt. Want het herstel
van de vroegere werkloosheidsuitkeerin’g en tegelijk
een verlaging van de inkomstenbelasting, moest dat
niet populair zijn, moest dat de oppositie niet van
haar dierbaarste grief berooven en de verkiezingskan-
sen van de regeeringspartij buiten gevaar stellen?
Iedereen denkt al aan de verkiezingen, al zijn zij ver-
moedelijk nog ruim twee jaar ver, en heel de con-

servatieve pers meende in de begrooting onweer-
staanhare verkiezingspropaganda gevonden te hebben.
Daar is de tusschentijdsche verkiezing te Hammer-
smith, een Londensche volksbuurt, nu al rauw tus-
schengekomen. De herleving van de Arbeiderspartij, door de Londensche ,,graafschaps”-verkiezingen on-
langs zoo luide aangekondigd, is door de begrooting
blijkbaar volstrekt niet gestuit. En als men haar op

de keper beschouwt, is het ook
waarlijk
zoo moeilijk
niet om af te dingen op de loftuitingen en zegezan-
gen, waarmede zij door de Conservatieven is ont-

vangen.

Om te beginnen het overschot over het jaar, dat
achter ons ligt. Dat is voornamelijk voortgekomen uit
twee bronnen, die volstrekt geen weelde of welvaart
verraden. Ten eerste hebben de nieuwe invoerrechten
meer opgeleverd dan voorzien was; ten tweede is er
één multimillionnair overleden, wiens fortuin aan
de schatkist de ongelooflijke som van £ 18.000.000
moet hebben opgeleverd. De inkomstenbelasting heeft
aan de raming van een jaar geleden, die lager was dan het vorige jaar, beantwoord. Indien, tenslotte,
cle schulddeiging niet opgeschort was geweest en de
betaling aan Amerika stopgezet, zou er heel geen
overschot geweest zijn. Men weet, dat het overschot
volgens de wet toch voor schuiddelging gebruikt

moet worden.

Volgens de meeste deskundigen heeft de Kanse-
lier ook voor het komende jaar zuinig geraamd en
men veronderstelt wel, dat hij ‘dit gedaan heeft om,
waar hij nog geen post voor schulddelging heeft aan-
gedurf•d, langs den omweg van weer een overschot
toch iets te doen om dien drukkenden last, drukkend
ook na de geslaagde conversie van verleden jaar, te

verminderen.
T
a
t nu ,,de verdeeling van den buit”, de verlich-
ting van verschillende ‘groepen op de nieuwe begroo-
ting, betreft, hier is de klacht van de linkerzijde,
dat Mr. Chamberlain het minst gedaan heeft voor
hen, die het het hardst noodig hebben. Er is door
de noodmaatregelen van 1931 niet alleen 6 pence per
pond inkomen aan de belasting toegevoegd (van 4 sh.
6 d. tot 5 sh., en in 1930 had Snowden den standaard
al van 4 sh. opgevoerd), de vrjstellingen van lagere
inkomens en op grond van kinderen en
dergelijke
zijn

ook besnoeid. Nu die vrijstellingen niet hersteld wor-
den, komt de sixpencevermindering aan de grootere
inkomens veel meer ten goede dan aan de kleinere.
Dan kiijgen de ambtenaren maar de helft van hun
salariskorting terug. En ook de werkloozen komen
door nieuwe en strengere bepalingen, die van kracht blijven, niet wezenlijk tot de positie van 1931 terug.
Terwijl bovendien de vermeerdering van hun uitkee-
rin’g voor een groot deel niet uit de begrooting,
maar uit het werklooshei’dsfon’ds, d.w.z. uit een spe-
ciale belasting op de bonen, wordt bekostigd. De six-
pence, die van de inkomstenbelasting afgaat, betee-
kent £ 20.500.000 van de £ 29.000.000, waarover de
Kanselier meent te kunnen beschikken.

Dit zijn eenvoudige feiten. De conservatieve bla-
den herhalen op alle toonaarden, wat Chamberlain
zelf gezegd heeft,
namelijk,
dat de belastingverlichting
den kooplust der koopkrachtige klassen zal aanmoe-
digen en dat op deze indirecte wijze de minder ge-
goeden meer zullen profiteeren, dan wanneer men
hun belastingdruk door de’ oude vri.jstellingen in hoo-
ger mate ‘had verminderd. Dit is een redeneering,
die op alle belangen toegepast kan worden. De La-

bour-critici houden vol, dat een royaler behandeling
van de werkloozen en van de loontrekkers van den
staat zich nog onxniddellijker in grooter kooplust
omgezet zou hebben. Het is in ieder geval mogelijk
– en het gebeurt in alle linksche organen en op
alle verkiezingsvergaderingen – om te betoogen, dat
de Kanselier de
rijken
boven de armen bevoordeeld
heeft. Waar dan nog bijkomt, dat ‘de tariefpolitiek,
waardoor de indirecte ‘belastingen zooveel meer op-
brengen, den dru’k toch al gedeeltelijk van de hoogere
inkomens afwentelt. In •het afgeloopen jaar kwam
56Y21 pOt. van de staatsinkomsten uit directe belas-
tingen tegen 63 pOt. ‘drie jaar geleden; in het komen-
de jaar zal de proportie nog lager zijn.

Per slot van rekening is •de ‘begrooting ‘dus (en
men kon niet anders verwachteii) een conservatieve
hegrooting. Het gejuich in de conservatieve pers is
begrijpelijk genoeg, maar ‘dat klinkt weinig overtui-
gen’d in ‘de kringen, waar Labour het van hebben
moet.

Een feit, zal men zeggen, blijft toch: namelijk dat Engeland de financiëele crisis, die drie jaar geleden
zoo ernsti’g leek, te boven is. V66r de regeering daar
echter politieke winst uit slaan kan, moet zij met al-
lerlei bedenkingen rekening houden. De Labour-poli-
tici, die in 1931 zoo deerlijk onthutst waren door ‘de
houding van hun toenmalige leiders, MacDonald en
Snowden, zijn nu geneigd uit te roepen, dat het ver-loop van zaken bewijst, hoe overdreven en kunstma-
ti’g die paniek was en hoe onnoodig de drastische
maatregelen ten koste van de werkloozen. Dat is
zeker een heel gemakkelijk gepraat. Het werkloos-
heidsfonds kan op dit oogenblik meer dragen, omdat
er in ‘de laatste maanden een zeer aanmerkelijke ver-
mindering van de werkloosheid plaats heeft ‘gehad.
Dat er een verbeterin’g ingetreden is onder de Natio-
nale Regeering, kan eenvoudig niet ontken’d worden.
Maar, vragen de critici, is dat het werk van Oham-
berlain? en zal zijn begrooting alles doen wat gedaan
kan worden om het herstel te verhaasten? En dat
deze begrootin’g uiterst negatief is, is zeker waar. De
,,expansionisten” missen er vrijwel alle poging in, om,
behalve door de belastingverlaging, het bedrijfsleven
aan te moedigen. Inkrimping en bezuiniging zijn on-
der Ohamberlain het wachtwoord geweest. Nu, zoo
wordt er gezegd, zal toch het oogenblik gekomen zijn
om op groote schaal werkgelegenheid te verschaffen
door een plan van openbare werken. Maar het geheele
probleem is •door ‘den kanselier niet aangeroerd.

Zonder twijfel meent hij, dat in dit opzicht de
nieuwe protectionistische politiek genoeg doet. Het
is wonderlijk om Neville Ohamberlain, den overtuigd-
sten voorstander van den nieuwen koers, te hooren klagen, dat de wereidhandel nog blijft kwijnen, dat
het links en rechts opsehieteud economisch nationa-
lisme de Vrije handeiswegen nog steeds verspert. Met
een echt Engeisch egoceutrisme – het is ‘deze eigen-
sdhap, die buiten het eiland zoo vaak schijnheilighei’d
genoemd wordt – kan Ohainberlain (en hij is waar-
lijk de eenige niet) de protectionis’tische politiek, die
hij zijn geheele leven aangepreekt heeft, wettige zelf-
verdediging noemen, als hij ze zelf toepast, en ze
van ieder ander plechtstatig als een wereldeuvel be-
straffen.

Wettige zelfverdediging is trouwens niet de eenige
schoonklinken’de naam, voor wat Engeland doet: out-
w’ikkeling van de eigen mogelijkheden, concentratie op ‘de eigen markt – alles zaken, die als de Engeisch-
man ze zelf doet, geen economisch nationalisme hee-
ten mogen. In ieder geval is Chamberlain, en zijn de
meeste conservatieven met hem, overtuigd, dat de
verbetering in Engeland’s economisohen en finan-
ciëelen toestand ‘grootendeels aan de nieuwe handels-
politiek te danken is. De vrijhandelaar mag dit be-
twisten, hij mag wijzen op het feit, dat de verbete-
ring geen nationaal, maar een wereldverschijnsel is,
hij mag betoogen, dat integendeel Engeland’s politiek

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

413

een krachtigen stoot gegeven heeft aan die steeds
verdergaande belemmering van het internationaal
verkeer, welke de Kanselier zelf betreurt, en dat de
protectionisbische ontwikkeling de verbeterin’g, clie
ingezet heeft, vertraagt en ‘de werkloosheid, die af-
neemt toch op een hoog peil houden zal; daarmede
zal hij weinig indruk maken, zoolang de verbetering
aanhoudt. Het is voor ‘de protectionisten een onschat-
baar tactisch voordeel, dat hun politiek op het laag-
ste punt van de werelddepressie is ingevoerd. Het is
wel waar, dat ‘dit de ,,Nationale” combinatie niet
noodzakelijkerwijs aan stembusoverwinningen helpen
zal. Maar het stijft hen in hun eigen protectionisti-
sciie overtuiging, het draagt hij tot de cohaesie en
daadkracht der zittende regeer’ing. En hoe langer zij
aanblijft en haar protecti o n i stischen koers volhoudt,
des te moeilijker zal het zijn daarop terug te komen.

SCHATTING VAN DE MET BIETEN TE BEBOUWEN

OPPERVLAKTE VAN EUROPA IN 1934.

Dr.
G.
Mikusch te Weenen schrijft ons:
Hoewel in eenige landen over de huidige met bie-
ten te bebouwen oppervlakte nog onzekerheid heerscht,
staat toch in ‘het meerendeel van de gevallen al
ecmigszins vast, welke oppervlakten met suikerbieten
zullen worden bepl’aut.

Bietsuikerproductie
Met bieten bebouwde in 1000 metr. tons
oppervlakte in 1000 HA. ruwsuikerwaaide
Raming Raming Opbrengst
1934

1933

1932 1933134

1932133

Duitschland
1)

345

280

225

1.420

1.088
Dautzig
2)
. .

5

5

5

26

22
Tsjecho-Slowak 144

139

138

518

634
Oostenrijk •

49

46

43

170

165
Hongarije ,

38

38

33

135

103
Frankrijk •

270

247

245

945

1.022
België ………53

53

53

247

265
Nederland

45

47

40

290

240
Polen’) ……110

99

115

343

417
Denemarken •

44

44

38

254

192
Zweden ……50

51

41

305

235
Italië ……..85

79

75

296

319
Spanje ……..85

90

82

245

260
Joego-Slavië •

20

24

33

74

85
Roemenië……35

52

20

143

57
Bulgarije ……5

10

11

45

29
Zwitserland

2

2

1

9

7
Gr.-Brittanuië 150

148

103

523

373
lerscheVrijstaat IS

8

6

35

27
Finland

3

3

2
,

7

6
Letland ……15

13

8

32

27
Lithauen ……4

4

6

9.

18
Turkije (Europ.) 12

14

10

42

18

Europa zonder
Sovjet-Rusland 1.587

1.496

1.33

6.113

5.609
Sovjet-Rusland 1.273
3
) 1.200
3
) 1.537

1.000

796

Totaal Europa 2.860

2.696

2.870

7.113

6.405

Alleen de bietenoppervlakte, waarvan de oogst tot suiker
verwerkt wordt.

Zonder dete bebouwen oppervlakte voor de suikerfabriek
Marienburg, welke tot J)uitschland wordt gerekend.

Cijfers van het officieele plan.

1-Tierhi.j moge het volgende worden opgemerkt. Al-
lereerst is het duidelijk, dat in het bijzonder in de
landen, waar, zooals in Duitschlan•d, Tsjecho-Slowa-
kije, Hongarije en Polen, de bieteucontracten niet
voor bepaalde oppervlakten, maar voor hoeveelheden
worden afgesloten, thans nog niet met volle zeker-
heid kan worden vastgesteld, welke oppervlakte met bieten bebouwd zal worden. De Mei-enquête van de
Internationale Vereeniging voor de Suikerstatistiek
zal hierover wel nauwkeuriger inlichtingen verschaf-
fen, dooh zullen, zooals de ervaring leert, van tijd
tot tijd ook nog in verderverwijderde periodes belang-
rijke verbeteringen moeten worden aangebracht. Een
bijzonder voorbehoud moet voor de schattingen van
Bulgarije en Sovjet-Rusland worden gemaakt.

Ondanks het gevorderde tijdstip is de vraag be-
treffende den omvang van den bietenhouw in Bul-
garije nog steeds niet opgehelderd. ‘Tan de vier sui-kerfabrieken, die voor een campagne in aanmerking
komen, zou alleen de coöperatieve fabriek in Dolna
Mitropolja dit jaar kunnen werken, terwijl de drie
andere fabrieken wegens de •groote suikervoorraden,
clie zij al sedert jaren hebben, een jaar zouden willen
stilstaan, zooals ook in
19251’26
is geschied. De regee-
ring wenscht daaeutegen, ‘dat in alle fabrieken zal
worden gewerkt en is dan ook alleen tot concessies
met betrekking tot de te produceeren suikerhoeveel-
hecleh bereid, een standpunt, dat begrijpelijk is, om-

dat zij aan de duizenden bietenverhouwers denkt, clie
alleen, dank zij deze cultuur, nog iets verdienen kun-
nen. Het in de schatting aangegeven cijfer van 5.000
H.A. is dus eenigsz.ins willekeurig en kan nog een
groote verandering ondergaan. Voor cle Sovjet-Unie
is een particuliere sch’atting in het geheel niet moge-lijk. In cle tabel zijn de cijfers opgenomen, clie in cle laatste ambtelijke berichten worden genoemd.
Aan de vaststelliu’g van den omvang van den bie-
tenverhouw wordt hobfdzakelijk daarom aandacht ge-
schonken, omdat men da’aruit bepaalde conclusies voor
de komende campagne kan trekken. Het spreekt van-
zelf, dat n.iet alleen cle grootte van den verhöuw,
maar ook de groei der hieten, alsmede de weersge-
stel’dheden ten tijde van den oogst en de verwerking
van belang zijn. Uit de te bebouwen oppervlakte zijn,
op grond van jarenlange ervaring betreffende de
gemiddelde opbrengsten, berekeningen over den om-
vang van de a.s. suikerproductie mogelijk. Dergelijke
berekeningen ben’aderen de waarheid, indien in een
jaar ‘de weersgesteldheden normaal zijn. Wordt de ge-
middelde opbrengst aan ruwsuiker, die in de laatste
drie jaren en in ‘de laatste vijf jaren veikregen is,
aangenomen voor de oppervlakte, die dit jaar bebouwd
zal worden, dan krijgt men het volgende beeld:

Suikerproductie 1934f’35,
indien de opbrengst pet
IEF.A.. overeenkomt met het
gemiddelde van de oog-

Geraamde te

stemt in
bebouwen opper.’31
1
/’32-’33f 34 ’29/’30-’33[’34

vlakte in 1000

in 1000 metr, ton ruw

]EIA.

suikerwan rde

Duitschland
.
..
345
1.701
1.711
Dantzig
5
23
24
Tsjecho-Slowakije
144
616
639
Oostenrijk
49
184
192
Hongarije
38
113 121
Frankrijk
270
1.069
1.096
België
53
241
245
Nederland
45 251
240
Polen ……….
110
391
414
Denemarken. ..
44
218
215
Zweden
50
263
252.
Italië
85
323
320
Spanje
85
266 266
Joego-Slavië
20 45
44
Roemenië
35
108 112
Bulgarije
5
16
14
Zwitserland
2 8
S
Groot-Brittannië
150
507
512
lersche Vrijstaat
1.8
79
82
Finland
3 7
7
Letland
15
40
40
Lithauen
4 10
10
Turkije
12
25
23

Europa zonder Sovjet-Rusland. .

1.587

6.504

6.587

Vanzlfsprekend gaat ‘het hier niet om een schat-
ting, maar alleen on een zeker steunpunt voor het
geval de suikeropbrengst overeenkomt met ‘het ge-
mniddelde van ‘de laatste drie resp. vijf jaren. Opge-
merkt dient te worden, dat in de meeste landen de
uikero’jihrengsten van de laatste vier jaren eerder
‘hoven het normale lagen en dat de weersgesteldheden
gedurende den winter en de laatste maanden in vele
streken tot ernstige bezorgdheid ‘aanleiding gaven.

414

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

AANTEEKENINGEN.

De betrekkingen tusschen banken en industrie in
Frankrijk.

Het vraagstuk van de financiering van de indus-
trie staat in ons land reeds jaren in de belangstelling
van industriëelen, bankiers en theoretici. In den laat-sten tijd is deze belangstelling, mede tengevolge van
de tijdsomstandigheden, sterk toegenomen. Nadat het
Nederlandsch Economisch Instituut in 1932 een stu-
die had gepubliceerd over de betrekkingen tusschen
banken en industrie in België, hebben de directeuren
van de Economisch Technologische Instituten te Til-
burg en te Maastricht aan het einde van het vorige
jaar een rapport inzake industriefinanciering in
Noord-Brabant en Limburg uitgebracht. Uit dit rap-
port blijkt o.a., dat de belangstelling van de Neder-landsche bankiers voor de practische oplossing van
dit vraagstuk grooter is dan enkele jaren geleden.
Het genoemde rapport diende dan ook als voorberei-
ding voor de oprichting van een Industriehank in
Limburg.
Gezien de moeilijkheden, die de financiering van
de industrie met zich brengt, is het toe te juichen,
dat ook de theoretische belangstelling voor dit vraag-
stuk blijft bestaan. Want dat deze belangsteling er is, blijkt uit de tweede publicatie, die over dit on-
derwerp door het Nederlandsch Economisch Instituut
is uitgegeven, getiteld ,,De Betrekkingen tusschen
Banken en Industrie in Frankrijk” van de hand van
Dr. A. Treep.
* *
*

Als uitgangspunt van het moderne bankwezen
in Frankrijk is het Crédit Mobilier, opgericht door
Saint-Simon, te beschouwen, daar het reeds de drie
richtingen inhield, waarin het bankwezen zich zou
ontwikkelen, t.w. de depositobank, de financierings-
bank en de participatiemaatschappij. Na den val
van het 0. M. ontstaat een zekere arbeidsverdeeling
in het bankwezen, die echter eerst na de Bontoux-
crisis in 1882 haar volle beteekenis verkrjgt.
De ontwikkeling van de depositobanken stond véér
den oorlog sterk onder den invloed van Henri Ger-
main, den leider van het Crédit Lyonnais.
Hij
was
de eerste, die zich realiseerde, dat het Fransche ka-
pitalisme als reactie op de uitbundige periode van
het Saint-Simonisme een sterk conservatief en sta-
tisch karakter aannam. Richtlijnen van zijn poli-
tiek waren daarom: 1) aantrekken van de gelden van
den thans oppermachtigen kleinen spaarder; 2) het
aanwenden dezer gelden in zuivere geidmarktopera-
ties, hetgeen dus het afstooten der financierings-
functie beteekende; 3) het afzetten van massale emis-
sies onder het publiek en wel hoofdzakelijk obliga-
ties, van meest buitenlandschen oorsprong. De andere
banken copiëerdeu dit stelsel nauwgezet, het minst
ver ging de Société Générale, die het karakter van
gemengde bank behield. Hierdoor outstond een streng
gecentraliseerd bankwezen met een sterk bureaucra-
tische structuur.
Hoewel de credietverleening aan huitenlandsche
staten en het afzetten van vreemde effecten sterk
domineerden, vonden de groote Fransche onderne-
mingen toch alle gewenschte credietfaciliteiteu bij
•de depositobanken tot zelfs blanco-credieten. De
middengroote en kleine ondernemingen kwamen ech-
ter sterk tekort, daar haar steeds moeilijk -te ver-
schaffen onderpanden gevraagd werden. Ook voor
haar emissies legden de depositobanken weinig be-
langstelling aan den dag.
Als complement der •depositobanken ontstonden de
financieringsbanken (banques d’affaires), wier ge-
schiedenis tot 1914 in hoofdstuk III behandeld
wordt. Deze banken houden zich bezig met de finan-
cieringsfunctie in den ruimsten zin des woords. Zij
werken met haar eigen groot kapitaal en nemen de
vreemde middelen in overgroote meerderheid op vas-
ten termijn op. Daarnaast kunnen zij rekenen op den

steun van bevriende groepen groote kapitalisten. De
bankzaken werden slechts binnen de eigen groep
verricht.

Daar zij zich slechts tot een beperkte cliëntèle wen-
den, behoeven zij niet over filialen te beschikken.
Ook voor de financieringsbanken was het buitenland
tot 1914
belangrijker
dan
Frankrijk
zelf. Binnens-
lands beperkten de relaties zich tot groote onderne-
mingen, aan wie elk gewensch-t crediet werd verleend.
Voor credietverleening aan kleinere ondernemingen
waren zij door haar gecentraliseerde structuur niet
geëigend. Voor kleinere emissies interesseerden zij
zich al evenmin.
Voor de locale banken brak na 1882 een moeilijke
tijd aan. Van alle kanten worden zij in haar bestaans-
mogelijkheden bedreigd; van boven door de groot-
banken, van onderen door de spaarbanken, terwijl
ook de Banque de France zich tot een gevaarlijke
concurrente ontwikkelt. De grootbank bestreed de
locale bank met twee wapenen, met het •effect, dat
zich door de uitstekende service der grootbanken in
een steeds grootere populariteit ging verheugen en
door onderbieding op de discontomarkt.

De locale banken wisten zich echter te redden door
specialisatie en door nauwere samenwerking. Het
eerste werd bereikt door sterke aansluiting aan het
regionale
bedrijfsleven.
Daar deze industriefinancie-
ring echter een belangrijke vermeerdering van risico’s
met zich mede bracht, was een evolutie van locale
naar regionale bank ter verkrijging van meerdere
risicoverdeeling geboden.

De nauwere samenwerking der regionale banken
weerspiegelt zich •in het oprichten van de Société Cen-
trale des Banques de Province, een financieringsbank,
•die ten doel had den leden aandeelen in emissies te
bezorgen en de aangesloten banken op het gebied van
het effectenwezen te oriënteeren. Door de regionale
banken is veel verdienstelijk werk op het terrein van
industriefinanciering verricht, speciaal in Lotharin-
gen. De middengroote en kleine onderneming hebben
zij in ruime mate met blanco-credieten op langen ter-
mijn gesteund. Toch waren deze banken niet talrijk
en niet kapitaaikrachtig genoeg om aan cle vraag te
voldoen.

Het bankwezen in Frankrijk vertoonde intusscheu v66r den oorlog de volgende leemten:
het bankwezen schiet tekort, waar het betreft
credietverleening op gemiddelden
termijn
aan de
middengroote en kleine onderneming;
de banken interesseeren zich niet voldoende voor
de emissies van de middengroote ondernemingen;
de expoi-tfinanciering op langen termijn was
onvoldoende. De oorlog plaatste het industriepro-
hleem in het centrum van het bankwezen. Na den
oorlog bleef de Fransche industrie zich in snel tem-
po ontwikkelen; erkend moet echter worden, dat niet-
economische motieven hierbij een groote rol speelden.

Deze structuurverschuivingen noodzaakten ook het
bankwezen tot heroriënteering. Daar haar interna-
tionaal emissiebedrjf, tengevolge van de geschokte
internationale verhoudingen en het tot 1933 gelden-
de kapitaalexportveibod, vrijwel stillag, waren de
•depositoban ken gedwongen grootere aandacht aan het
industriëel crediet te besteden. Zij werden soepeler
met blanco-credieten, trachtten tot nauwere aanpas-sing aan de diverse streken te komen en interesseer-
den zich thans regelmatig voor emissies van kleinere
ondernemingen. Daar echter door het karakter der
clepositogelden een evolutie in de richting van het
gemengde bankwezen technisch niet mogelijk was,
kwam de behoefte naar voren om speciale organen
(participatiemaatschappijen) voor de industriefinan-
ciering te scheppen. Deze participatiemaatschappijen,
die zich vooral op het terrein van gemiddeld en lang
crediet bewegen, werden opgericht door een bank
alleen, door meerdere banken in combinatie, of soms
door een groep banken en een industriëele groep te-
zamen.

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

415

Is dus voor de depositobanken een uitbreiding der
financieriugszaken te constateeren, voor de financie-
ringsbanken is juist de sterke toeneming van het
aantal gewone bankoperaties, ook los van de eigen-
lijke groep, karakteristiek. Ook voor de financie-ringsbanken is een veel nauwere vervlechting met
ht Fransche bedrijfsleven in alle gelederen te be-
speuren. Door middel van participatiemaatschappijen
wocIen thans ook kleinere ondernemingen in de be-
lan’gensfeer van cle Fransche financieringsbanken ge-

trokken.
De
regionale
barken beleefden een periode van
grooten bloei tot aan de stabilisatie vitn den Franc.
Zij breidden zich uit en begonnen deposito’s van alle
lagen der bevolking •aan te trekken, waardoor ‘haar
pot;itie dezelfde gevoeligheid verkreeg als die der
dcpcsitobanken. Zij werden hierdoor gedwongen haar
riieo’s te verminderen, waardoor zij het type der
dp’si1:obanken naderden. Dit aanpassingsproces is echter door de inflatie belangrijk vertraagd, tenge-
volge waarvan een groot aantal regionale banken in
moeilijkheden geraakte. Het is vooral het Crédit
Industriel et Commercial, dat onder deze omstan-
digheden zijn machtspositie bij de regionale banken
gestadig versterkte, speciaal na het échec van de
Société Centrale des Banques de Province. De regio-
nale banken zijn dus uiteindelijk weer in het groot-
banksysteem opgenomen. Zij doen thans minder voor
de industrié dan voorheen; de hierdoor ontstane
leemte werd aangevu’d, doordat zij, met het Crédit Industriel samen, een participatiemaatschappij op-
richtten.

Bracht dus de sterke industrialiseering een meer
industriëel getinte bankpolitiek met zich mede, an-
derzijds bereikte een deel der industrie een dusdani-
gen graad van ontwikkeling, dat zij zich van de
banken emancipeerde en haar eigen credietorganen
schiep, of bepaalde banken onder haar contrôle
bracht. Bijzonder steik werkt deze tendens in de zware
industrie (Union des Mines) en de electriciteits-
branche. –

Het Fransche bankwezen is thans op het gebied
van het industriëel crediet voldoende geoutilleerd.
De ontwikkeling is echter nog in het begin; de par-
ticipatiemaatschappijen zijn nog slechts van recenten
datum in de meeste gevallen. De oplossing, die de
depositobanken voor het industriëel crediet gevon-
den hebben, heeft het groote voordeel, dat het karak-
ter der banken onaangetast bleef, daar de crediet-
verleening op langen
termijn
in een apart orgaan is
ondergebracht. Bovendien waarborgt dit systeem een
intensieve contrôle op het geheele betalingsverkeer
van de cliëntèle.

Voor het voeren van een bewuste industriepoli-
tiek – remmen in hausse-tijd—credietexpausie in de-
pressieperiode – zijn deze organen echter nog te
klein. Wel treedt het Fransche bankwezen door haar
langzame credietverleening remmend op in hausse,
niaar de crodietexpansie in de depressie is als onvol-
doende te fteschouwen. Niet alleen, dat de Batique de
France den internationalen toestand door haa.r goud-
politiek zeer ongunstig beïnvloedde, doch ook het par-
ticuliere bankwezen was voor deze taak nog niet be-
rekend.

Verdere schaduwzijden zijn voorts nog: de neiging
om de voorzichtigheid te
overdrijven
en het te sterK
steunen op persoonlijke relaties, hetgeen een ratio-
neel zakendoen in den weg staat. Ook t.a.v. den kapi-
taalexport heeft het bankwezen gefaald, al erkent de schrijver, dat de banken door het sterke regeerings-
ingrijpen in de kapitaalsexportpolitiek niet vrij ge-
weest zijn.
Dr. Treep bespreekt aan het eind van zijn lezens-
waardig boek ook de vraag, wat de ‘geschiedenis van

het bankwezen in Frankrijk
voor Nederland heeft te
leeren. De oprichting van een financieringsbank heeft
volgens hem geen zin, omdat het probleem van de industriëele credietverleening in Nederland vooral

de middengroote en kleine ondernemingen betreft. De financieringsbank kan zich door haar gecentra-liseerde structuur
moeilijk
met kleinére onderne-
mingen bezig houden. De schrijver geeft daarom voor
Nederland de voorkeur aan het oprichten van parti-
cipatiemaatschappijen door een grootbank alleen, door
meerdere banken in combinatie, of door een bank en
een bepaalde industriëele groep. Dr. Treep sluit zich,
wat dit betreft, aan bij de conclusies van Dr. H.
van der Valk in zijn studie over het Belgische
bankwezen.
Op deze
wijze
worden, aldus de schrijver, de voor-
cleelen van een financieringsbank bereikt, zonder de
nadeelen van een industriebank, die alleen lange
credietzaken doet. De loopende bankzaken worden
door de grootbank verricht, de financieringszaken
door •de participatiemaatschappij. Een volledige con-
trôle op de onderneming is daardoor gewaarborgd,
wanneer de participatiemaatschappij althans over
een hehoorlijken staf van ingenieurs beschikt. Behalve
de contrôle heeft men het voordeel, dat beide soorten
bankoperaties streng gescheiden blijven, waardoor
men het karakter der banken onaangetast laat en de
belangen der deposanten niet uit het oog verliest.
In de derde plaats heeft men in de filiaalnetten der
grootbanken een prachtig apparaat tot onderzoek van
de markt.
Dr. Treep hoopt daarom, dat de Nederlandsche
grootbanken, die zooveel overeenkomst hebben met
de Fransche deposito- en algemeene banken, haar
voorbeeld zullen volgen. Deze banken hebben immers
de oplossing gezocht in den uitbouw van het bestaan-
de bankwezen, waarbij zij aan het Belgische bank-
wezen die elementen ontleend hebben, die in het
kader van de Fransche organisatie passen.

Publicatie van het Nederlandsch Economisch
Instituut.

Dezer •dagen zal als No. 8 een nieuwe publicatie van
het Nederlandsch Economisch Instituut verschijnen,
getiteld: ,,De betrekkingen tusschen banken en in-
dustrie in Frankrijk” van de hand van Dr. A. Treep.
Elders in dit nummer vindt men een korte samen-
vattinig van •den inhoud van dit boek. Deze studie,
die in den handel wordt gebracht voor den
prijs
van

f
4,— zal, evenals de overige publicaties, met een reductie van 25 pOt. (dus voor
f
3,—) beschikbaar
worden gesteld voor de leden en donateurs van het
Instituut voor Economische Geschriften. Bestellingen
gelieve men te richten aan het Secretariaat: Pieter de
Hoochweg 122, Rotterdam. Giro No. 8408.

Vermeerderde besparingen in de depressie door
levensverzekeringen.

In het maandblad ,,Het Kompas”, uitgave van de
‘Nationale Levensverzekering Bank, wordt aan de hand van een overzicht betreffende het belastbaar
inkomen en de voor levensverzekering bestede bedra-
gen gewezen op het gezonde verschijnsel van een
toenemende spaarzaamheid van het Nederlandsche
volk.
Ter illustratie nemen wij dit staatje hier over: –

Belastbaar inkomen Voor levensverz. best. Uitgedr. in 01
0
v.
in millioenen guldens
‘t belastb. ink.
1923 3761

79,7
2,1

.
1924
3864

79,6
2,1
1925
3903

86,3 2,2 1926

3932

87,5
2,2
1927
4029

94,9


2,4
1928
— 4285

104,9 2,4
1929
4367

108,5
2,5
1930
4206

116,9
2,8
1931
3657

122,7
3,4

Niet alleen in absoluten zin wordt er in de laatste

416

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

jaren meer gespaard, doch ook het percentage, dat de
verhouding tusschen belastbaar inkomen en besparing
in den voriti van premiebetalingen uitdrukt, is in
nog veel sterkere mate gestegen.
Het genoemde blad maakt hierbij het volgende
voorbehoud. In de genoemde premie-bedragen zijn
namelijk ook begrepen de premiën en koopsommen
voor lijfrenten en pensioen-verzekeringen besteed,
dus niet bestemd voor besparing in den gewonen zin van het woord. Doch het blad acht den invloed hier-van niet van zoo groote beteekenis, dat daardoor het
verkregen beeld ondeugdelijk zoude zijn. Bovendien
kan men van elk sparen hetzelfde zeggen als van
het koopen van eell lijfrente, namelijk dat het ge-
spaarde voor dekking van latere uitgaven bestemd
is. Ook het koopen van een lijf rente is een daad van
verstandig overleg.
Hoewel uit dezen eenen vorm van sparen – de
omvang van de andere vormen als deponeeren van
gelden bij spaarbanken en bij gewone banken, het
koopen van effecten, goederen enz. zijn niet zoo exact
te berekenen – zeker moge worden afgeleid, dat ons
volk spaart, heeft dit verschijnsel toch nog enkele
andere kanten. In de eerste plaats neemt onze be-
volking nog elk jaar toe, zoodat uit dien hoofde zelfs bij gelijkblijvende spaarsom per hoofd van de bevol-
king, het totale bedrag ook zal moeten stijgen. Dit-
zelfde geldt echter ook voor het inkomen, het stijgen-
de percentage van de betaalde premies voor levens-
verzekering t.o.v. het belastbaar inkomen wijst dus
inderdaad op een toenemende spaarzaaniheid.
De vraag
rijst,
of •dit
verschijnsel
voor velen, tot

een zeker bedrag, niet den vorm aanneemt van een
soort gedwongen sparen. De premies blijven immers
elk jaar
gelijk,
terwijl het inkomen in de laatste jaren
sterk is gedaald, ja voor velen zelfs zoo sterk, dat de
betaling van de premie groote moeilijkheden met zich
brengt. Om allerlei redenen •gaat men er in het alge-
meen eerst in uiterste noodzaak ‘toe over zijn polis
te beleenen. Men zal dus in het algemeen met alle
mogelijke, middelen trachten aan deze jaarlijks terug-
keerende vaste last te voldoen.
Van •den kant van het verbruik beschouwd, heeft
dus deze vorm van sparen enkele nadeelen, omdat van
het gedaalde inkomen, na aftrek van de premie van
levensverzekering (en verschillende andere vaste las-
ten) minder overblijft voor vertering. In het alge-
meen zijn dit de minst noodzakelijke levensbehoef-ten, maar het zal ook zijn invloed doen gelden op de
noodzakelijke verbruiksgoederen. Hoe meer de inko-
mens dalen, hoe sterker deze tendens gaat werken,
Men kan daarom verwachten, dat het percentage van
3.4 in 1931 voor 1933 en 1934 nog veel hooger zal zijn.
Het spreekt vanzelf, dat .het vraagstuk van sparen in
de depressie nog andere kanten heeft, waarop wij
hier echter niet verder zullen ingaan.
Toch rijst nog een andere vraag. Zijn degenen, die
nu – vaak min of meer gedwongen sparen in
den vorm van betaling van premie van levensverze-keringen, zeker, dat
zij
of hun erfgenamen dezelfde
koopkracht ontvangen bij het uitbetalen van de ver-zekeringssom? Wij weten, dat dit een vraagstuk, is,
dat geheel buiten het terrein van de levensverzeke-
ringmaa.tschappijen valt, maar daarom is het niet zon-der belang. Degenen, die in 1914 of enkele jaren vroe-
ger een levensverzekering hebben afgesloten, die in
dozen
tijd
wordt uitbetaald, hebben inderdaad een
zeer veilige belegging gekozen, omdat de gemiddelde
koopkracht van de jaarlijks betaalde premies veel
geringer was dan de koopkracht van de hoofdsom,
die zij of hun erfgenamen thans ontvangen.
Of een levensverzekering daarom een veilige be-legging is, kan men slechts beoordeelen op het tijd

stip, waarop de uitbetaling plaats vindt. Zoolang wij
geen waardevast geld bezitten, zal elke belegging wel
een puzzle blijven.
v. d. V.

De steun aan de beetwortelsuikerindustrie in
Engeland.

Zooals bekend, wordt de suikerindustrie in Enge-
land sterk beschermd. De subsidie, die in 1931/’32
£ 2.135.000 bedroeg, is in 1933/’34 verhoogd tot onge-
veer £ 4.000.000. Voor het jaar 1934/’35 wil men deze
subsidie handhaven.
Intussohen heeft de Minister van Financiën en de Minister van Landbouw begin April een commissie
benoemd om de regeering van advies te dienen over
de suiker-politiek. ,,The Economist”, die over een

suikerschandaal spreekt, wijst er op, dat deze com-
missie niet zal adviseeren over de subsi•diepolitiek,
maar over het afwentelen van de kosten van de
schatkist op den consument. Welke groote bedragen deze subsidiepolitiek intus-
schen aan het Engelsche volk kost, heeft Sir Herhert
Samuel onlangs in het Parlement bij de bespreking
van den steun aan de suikerindustrie medegedeeld.
Volgens ,,The Economist” van 24 Maart ji. toonde
Sir H. Samuel aan, dat voor eell hoeveelheid suiker,
waarvan’ de marktwaarde £ 2.900.000 bedraagt, in En-
geland wordt betaald: bijna £4.000.000 aan subsidie,
£ 2.500.000 aan belastingen, terwijl aan scheepsvrach-
ten f 300.000
t
£ 400.000 wordt verloren. Sir H.
Samuel kwam daarna tot deze veelzeggende uitspraak,
dat indien de subsidie weid afgeschaft:

,,The Government might pay all the workers who
are now employed on the farms in the pro’duction
of sugar beet £ 2 a week to remain idie; they might give all the workers employed in the factories £ 3 a
week to stand idle; they migh’t give all the farmers
who now grow sugar £ 3 an acre to grow something
else; they might pay all those beet sugar companies
their full dividends, not according to last year, but
according to one of their factories inoperative; then the Government might
have enough money to biy an equivalent amount of
sugar and distribute it to the populace for nothing-
free, hut charging only the amount of the Oustoms
duty.”

Het bovenstaande klinkt bijna ongelooflijk. Daar-
om is het wel eens goed, dat met cijfers wordt aan-
getoond in welken waanzinnigen tijd wij thans leven.
Ook voor ons land zou het zeer nuttig zijn, indien
men met dergelijke voorbeelden, die zeker te vinden
zijn, de publieke opinie eens beter kon overtuigen
van de gevaren van een overdreven bescherming.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE WERKING EN MAATREGELEN VAN DE

CRISIS-Zul VEL-CEN TRALE.

De Directie van de Crisis-Zuivel-Centrale schrijft ons:
Hoewel het niet onze gewoonte is, in te gaan op allerlei
aanvechtbare cii soms allermerkwaardigste beschouwingen,
die aan het onderwerp van de zuivelsteunpolitiek worden
gewijd, veroorloveu wij ons op dezen stelregel een uitzon-
dering te maken en u plaatsruimte te verzoeken tot het
maken van enkele korte opmerkingen naar aanleiding van
het in het nummer van 18 April geplaatste artikel van
Ir. Baars.
Hierin wordt ten aanzien van de door de Crisis-Zuivel-
Centrale gevolgde politiek een oordeel geveld, dat de per-
ken te bniten gaat, omdat de schrijver dit semi-officiëele
crisislichaam feitelijk beticht van het produceeren van
cijfers, die den toets der kritiek niet kunnen doorstaan.
De schrijver wraakt het bijv., dat in het staatje op blz.
43 van het door den Minister aan de Staten-Generaal over-
gelegde overzicht van de werking der Landbouw-Crisis-
maatregelen, de cijfers voor het binnenlandsch verbruik in
het jaar 1933 niet zijn opgenomeu en in dat staatje ge-
eindigd wordt met 1932. De schrijver geeft hiervan een
zeer kwaadaardige verklaring, terwijl deze verklaring
zeer eenvoudig en vooi’ de hand liggend is. Het bewuste
staatje is ni. ontleend aan de productiestatistiek van het

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

417

Centraal Bureau voor de Statistiek en de laatste editie
daarvan eindigt met het jaar 1932. Voor zoover ons be
kend. is de gelijknamige statistiek ten aanzien van de
margarine en boter nog niet verschenen en het is dus vail-zelfsprekend, dat in het betrokken overzicht het jaar 1933
is komen te ontbreken.
Dat echter de Crisis-Zuivel-Centrale over de noodige ge-
gevens beschikt, ligt voor de hand; zij worden wekelijks
in de Staatscourant gepubliceerd. Er is dan ook op een
andere plaats in het Ministeriëele Verslag van gebruik
gemaakt, doch op een plaats, die A. B. blijkbaar niet
bevalt. In het kader echter, waarin die cijfers zijn ge-
bruikt, was het niet noodig ze anders dan bij wijze van
noot onder de aandacht van den belangstellenden lezer
te brengen. ])e ironie, welke A. B. hieraan wijdt, is vol-
komen misplaatst; zij is echter in het geval van den
schrijver eenigszins begrijpelijk, waar hij destijds als
gevolg van de Crisis-Zuivelwet een catastrophale daling
van het binneulandsch boterverbruik had voorspeld, dat
volgens hem terug zou loopen tot 22.000.000 KG. per jaar
(zie Economisch-Statistische Berichten van 1 Juni 1932).
Hiervan is eenvoudig niets uitgekomen, integendeel het
boterverbruik is ruim het dubbele geworden (47.100.000
KG.) en heeft zich gehandhaafd zelfs op een iets hooger
peil dan de adviseurs derRcgeering destijds meenden te
kunnen verwachten (45.000.000 KG-.).
Dat zulks alleen kon geschieden ten koste van de con-
tiugenteering der margarine-industrie (welke trouwens
vrijwillig is geschied), is evenmin juist. .I)at de gevolgde
taktiek het algemeene binuenlandsche verbruik eenvou-
dig heeft doen dalen, is evenzeer in strijd met alle wei-
kelijkheid. Wij verwijzen den inzender te dezen naar uit-
voeriger beschouwingen en met het noodige cijfermateriaal
toegelichte gegevens in de Handelsberichten van 22
Maart jl.
De schrijver ziet geheel voorbij, dat behalve boter en
margarine nog andere spijsvetten hier te lande worden
gebruikt, die in het algemeen verbruik een zeer belang-
rijke positie zijn gaan innemen. Desondanks heeft het
natuurboterverbruik zich gehandhaafd op een allermerk-
waardigst standvastig peil, terwijl ook het binnenlandsch
kaasverbruik, en dit zelfs zeer belangrijk, is toegenomen.
Dat de Crisis-Zuivel-Centrale in dezen min of meer,
zooals uit het geleverde betoog valt op te maken, met de
cijfers zou hebben gegoocheld, is een verdachtmakiug. De
heer A. B. zal toch niet zoo ver willen gaan, dat hij zou
durven beweren, dat de Crisis-Zuivel-Centrale naar een
illuster voorbeeld uit het particuliere bedrijf, aan haar
balansen zou ,,dokteren”, want daarop wordt een zeer in-
tensief toezicht uitgeoefend vanwege den Crisis-Accoun
tantsdienst en door de Algemeene Rekenkamer, terwijl ook
het Departement van Financiën voor deze zijde van het
vraagstuk een aangename belangstelling aan den dag
pleegt te leggen.
Dat voorts de tijdelijke vergrooting van het mengper-
centage in 1933 (van 25 op 40 pCt.) een mislukking is
geweest, welke gemakshalve met den mantel der liefde in
het door den Minister aan de Kamer uitgebrachte verslag
wordt bedekt, is ook alweer een volkomen gratuite bewe-
ring. Deze maatregel was in het toenmalige tijdsgewricht
noodzakelijk en hij heeft metterdaad aan de verwachtingen
voldaan; toen hij niet meer noodig was, is de maatregel
weer ingetrokken. Dat hieraan niet meer aandacht in het
Verslag wordt gewijd, is een gevolg van de omstandigheid,
dat het overzicht zeer beknopt moest worden gehouden
en bij de zuivelsteunpolitiek zooveel komt kijken, dat men
aan dit onderwerp alleen gemakkelijk een verslag kan
wijden van den omvang, als thans door de totale landbouw.
steunpolitiek is in beslag genomen.
Wie zich inmiddels aan een ander spiegelt, spiegelt zich
zacht. Het experiment, dat A. B. ten opzichte van den
landbouwsteun propageert, heeft o.a. Denemarken geno-
men, een land, dat in veel opzichten met het onze over-eenkomt en in elk geval onze scherpste concurrent is op
de internationale botermarkt. Welnu, Denemarken is, toen
Engeland op 20 September 1931 den gouden standaard
losliet, schoorvoetend en letterlijk met het mes op de keel,
gevolgd. Dit besluit heeft heel wat moeite gekost en de
Deensche Regeering is er onder zekere reserves eerst op
29 September 1931 toe overgegaan, nadat twee dagen
tevoren Noorwegen en Zweden het voorbeeld hadden ge-
geven.
Is door dien maatregel de Deensche landbouw nu ge-
arriveerd in het paradijs van de economische welvaart,
dat de voorstanders van het monetaire experiment ons
voor oogen trachten te stellen? Niets van dat alles, de
hoopvolle vooruitzichten zijn in Denemarken een lucht-

spiegeling gebleken. Reeds enkele weken nadat de gouden
standaard was losgelaten, heeft men voor directe hulp
aan den landbouw een crediet van 30.000.000 kronen moe-
ten uittrekken, omdat de gevolgen van het experiment
voor den landbouw rumneus bleken en daarbij is het niet
gebleven. Men heeft een complex van agrarische steun-
maatregelen in het leven moeten roepen, die dit jaar
belangrijk zijn uitgebreid, waarbij men, zeer, merkwaardig.
de Nederlandsche steunconstructie heeft uagevolgd.
Ook in Denemarken is men overgegaan -tot een meng-
gebod voor de margarine-industrie, ook in ])enemarken is
men tot groote afslachting van den rundveestapel moeten
overgaan: tot 1 December 1933 waren 137.131 stuks vee
vernietigd. Ook daar heeft men een Botercentrale moeten
stichten, als hier te lande de Crisis-Zuivel-Centrale, met
dit verschil, dat zij in Denemarken nog dieper in het
economisch leven ingrijpt en men zich zelfs genoopt heeft
gezien, vaste vei-koopprijzen voor te schrijven; de Staat
koopt daar thans feitelijk alle boter in.
Dat de toestanden ondanks het monetaire experiment
in Denemarken allesbehalve idyllisch zijn geworden, moge
hieruit blijken, dat de binuenlandsche situatie in Dene-
marken hoe langer hoe gespanuener wordt en juist de
valutapolitiek de van ouds bestaande tegenstellingen bui-
lengewoon heeft verscherpt. Ondanks het loslaten van
den gouden standaard, die het economisch leven zonder
schokken bij het nieuwe internationale prjzenniveau aan-
passing zou kunnen doen vinden, zijn in Denemarken
arbeidsconflicten over zeer krasse loonsverlagingen (de
einde 1932 begin 11133 algemeene verlaging van het loon
niveau met 20 pCt. heeft tot een scherp conflict met de
arbeiders geleid) aan de orde van den dag, waarbij van
de zijde der politie zelfs traangasbominen zijn te pas
moeten komen; men heeft er nu een vet aangenomen,
waarbij werkstakingen en uitsluitingen eenvoudig worden
verboden. De werkloosheid is er buitengewoon groot en
de bestrijding hiervan kost de Regeering veel hoofdbre-
kens. Men heeft onlangs een dergelijke instantie gescha-
pen als het nieuwe Werkfonds ad
f
60000.000,— in ons
land.
Tegen het recept in, is de Deensche boer van de expe-
rimenteerende economisten hoe langer hoe meer het kind
van de rekening geworden en incasseert hij reeds sedert
geruimen tijd negatieve bedrijfsuitkomsten zijner boer-
derij. Dat men, nu eenmaal in het schuitje zittend, hoe
langer hoe harder wil gaan varen, verklaart den aan-
drang, die vooral door de agrariërs wordt uitgeoefend om
de prijzen der uitvoerartikelen hoe langer hoe lager te
stellen, waarbij men zelfs voor steeds meer inflatie niet
blijkt terug te deinzen.
ViTat
de zuivelpolitiek betreft, is cle
Kopeahager boternoteering thans aangeland op een zooda-
nig laag punt, als in deze eeuw nog niet is voorgekomen.
Ondanks het loslaten van den gouden standaard verkeert
de Deensche zuivelboer in dat Land van Monetaire Be’
lofte in volstrekt geen betere (eerder slechtere) condi-
tie dan zijn Nederlandsche collega en zulks dient te
manen tot groote voorzichtigheid bij het aanprijzen van
maatregelen, waarvan de houdbaarheid proefondervinde-
lijk op uiterst bedenkelijke wijze is gebleken.
De heer A. B. concludeert, ,,dat van alle crisismaat-regelen zonder twijfel de melk- en rundveeregeling de
grootste mislukking is”. Terwijl dit werd geschreven,
uitte zich de economische Redacteur van het Nederlandsch
Weekblad voor Zuivelbereiding en -Handel (zie het num-
nier van 10 April jl.) op een ietwat andere wijze en
spreekt deze als zijn oordeel uit, ,,dat de Crisis-Zuivel-
Centrale haar iol goed vervult”. Blijkbaar oordeelen ook
hier niet allen gelijk, doch wel mag worden getuigd, dat
het oordeel van laatstbedoeld orgaan in elk geval gesteund
wordt dooi- een diepgaande analyseering van de cijfers en
van den toestand, welke getuigenis kwalijk kan toekomen
aan de oppervlakkige beschouwingen van den heer A. B.
Den Haag, 14 April 1934.

N a s c h r i f t.

])aar de Crisis-Zuivel-Centrale uitgaat
van beweringen, die niet wij hebben neergeschreven, doch
die zij zelf fantaseert, zijn wij zon vrij erop te wijzen,
dat haar weerlegging ons artikel niet raakt.
Wij hebben niet geschreven, dat de cijfers in het regee-ringsverslag niet met de boekhoudgegevens kloppen. Wij
schreven, en houden dit vol, dat de cijfers zon tendentieus
worden verstrekt, dat slechts iemand met kennis van de
situatie de werkelijkheid daaruit kan afleiden. Men kou
op blz. 43 niet de cijfers voor 1933 in het staatje vermel-
den, omdat de gegevens van het Centraal Bureau slechts
tot 1932 bekend zijn. Men heeft die cijfers onder het
staatje vermeld, maar het zoo uiterst belangrijke gegeven

418

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

2
Mei
1934

van de Som van verbruikte boter en margarine, dat ca.
105 millioen KG. moet zijn, weggelaten. i)at is niet door
optelling te vinden, omdat de in margarine gemengde
boter dan dubbel wordt geteld. Deze hoeveelheid vindt
men twee bladzijden verder in een noot. Ten overvloede heeft men op blz. 44 in de tabel wel de boterconsumptie in 1933 opgenomen met 60,2 millioen KG., terwijl hier-
in ook de in margarine gemengde boter is opgenomen en
de verbruikscijfers van vroegere jaren in de tabel prac-
tisch geen boter voor melangeproductie bevatten. Met ge-
noegen constateeren wij, dat in de weerlegging van de
C.Z.C. thans niet meer over een boterverbruik van 60
millioen wordt gerept, maar het door ons geproduceerde
cijfer van ruim 47 millioen KO. als juist is overgenomen.
De C.Z.C. houde het ons ten goede, maar niet zij, niet
de samenstellers van het verslag, hebben uit te maken
of de materie duidelijk en objectief genoeg is behandeld,
dat is de taak van de lezers, die door het gepubliceerde
volledig dienen te worden ingelicht. De gepubliceerde
cijfers omtrent boter- en margarineverbruik laten in dit
opzicht veel te wenschen over.
Nog verbazingwekkender is de verwijzing der C.Z.C.
naar onze berekening in de E.-S. B. van 1 Juni 1932.
Waar zij in haar eigen tabellen de in margariule vermeng-
de boter kalmweg bij cle boterconsumptie optelt, daar ver-
zuimt zij heelemaal te vermelden, dat door ons in die
berekening op een margarineverbruik van 90 millioen KG.
was gerekend, waarin dan 22,5 millioen KG. boter ver-
mengd zouden worden. Nu heeft de C.Z.C. deze ontwikke-
ling onmogelijk gemaakt door haar ingrijpen, w’aarol,l-
trent in Juni 1932 nog niets bekend was en waarmede
bij die schatting dan ook geen rekening kon worden ge-
houden. Wanneer de maximale afgifte van margarine voor
binnenlandsch verbruik op 1050 ton per week wordt
gesteld, kan het wekelijksche verbruik nooit tot ca. 1750
ton stijgen, en kan dus het overloopen van boterverbrui-kers naar margarineverbruikers nooit die afmetingen af-
nemen, die men – in de veronderstelling van een vrij-
gelaten productie – uit inkomens en prijzen kan bereke-
nen. Juist die vrijwillige contingenteering van de mar-garineproductie bewijst, dat de ontwikkeling aardig in
de door ons voorspelde richting ging; het pleit niet voor de onbevooroordeeldheid van de C.Z.C., dat zij iemand
tracht te vangen op een schatting, waar zij zelf zoo
precies weet, waarom die schatting niet
kon
uitkomen
en waar zij eveneens uit haar eigen gegevens zoo nauw-
keurig kan nagaan, waarheen het met boter- en marga-
rineconsuniptie ging vOör men tot de trouvaille der con-
tingenteering was gekomen. Over boter- en margarinever

bruik in de maanden Juli en Augustus 1932, terstond

na invoering der Crisis-Zuivelwet, zijn nôoit cijfers gepubli-
ceerd, men is in September met de wekelijksche mededeelin-
gen begonnen. In deze maanden was de heffing bovendien
lager, evenals de boterprijs, die door de C.Z.C. eerst ge-
leidelijk op
f
1,60 is gebracht. Reeds bij een lageren boter-
prijs dan
f
1,60 deed zich de overgang naar margarifle
zoo sterk gevoelen, dat men tot contingenteering der mar-
garineproductie voor binnenlandsche consumptie overging.
]fet is ons niet duidelijk, waarom de C.Z.C. naar het
artikel in Handelsberichten van 22 Maart verwijst. Dii.

artikel bevat minder gegevens betreffende boter- en mar-
garineconsumptie dan het regeeringsverslag. Over het
verbruik van andere spijsvetten, waarop de C.Z.C. in haar
antwoord wijst, vermeldt dat artikel niets. Men vindt
daarover ook geen gegevens in het regeeringsverslag, zoo-
dat wij over het al of niet toegenomen verbruik daarvan
niet in staat zijn een oordeel te vormen. Ook in het slot van ons artikel heeft de C.Z.C. iets ge-
lezen, dat er niet staat. Wij hebben noch het monetaire
experiment aangeprezen, noch de economische dwaasheid
verkondigd, dat men door depreciatie van het ruilmiddel
alleen in het economische paradijs belandt. Wij hebben
niet anders gezegd, dan dat onze regeering, die zoo w’ars
is van hetgeen zij een monetair experiment noemt, ter
vermijding daarvan bezig is Mlat economische experimen-
ten van een omvang, die het monetaire experiment verre
dreigen te overtreffen.
Ofschoon het afschrikwekkende Deensche voorbeeld niet
in het minst betrekking heeft op hetgeen wij in ons arti-
kel schreven, en de wijze van voorstelling van den toe-stand in Denemarken, die een geheel andere is dan van
het Deensche conjunctuurinstituut, geheel voor rekening
van de C.Z.C. latende, willen wij uiting geven aan onze
verwondering, dat zij Denemarken, ten aanzien van de
zuivelproductie met ons land vergelijkt. Men kan toch
weten, dat zulks niet toelaatbaar is. Denemarken had,
01)
een bevolking van 3,6 millioen zielen, in Juni 1931
een rundveestapel van 3,3 nuillioen stuks. Ons land
heeft, bij een bevolking van 8 millioen, een rundveestapel
van 2,6 millioen stuks. Naar verhouding tot de bevolking
heeft men dus in Denemarken precies 2%: maal zooveel
koeien als bij ons. Kan voor ons land vergrooting van
het binnenlandsche boterverbruik merkbare verlichti uig
brengen, in Denemarken is dit middel practisch zonder
beteekenis, daar dat land nagenoeg 415 van alle gepro-
duceerde boter exporteert.
Wij hebben reeds in ons artikel geschreven, dat ‘er-
wijzing naar tevredenheid van groepen gesteunden voor
ons weinig bewijskracht heeft. Tegenover het oordeel van
het Weekblad voor Zuivelbereiding zouden wij bovendien

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Indexcijfers van 12 aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
1)

Banken
1

Electri-
I1e,Is_
Industrie
I
f
d
S

lMijnbouw
Olie
Rubber SCheeF-

S
u
iker
Tabak
Thee

(1emiddelde 1929
158.3
337.5 168.0 432.7
243.0
268.7
402.0
233.5
125.0
398.4
487.3
443.2
,,

1930 149.4
257.7
125.6
264.9
87.4
177.2
371.1
110.7
82.6
292.9 361.3 357.2
,,

1931
118.1
211.8
93.4
167.7
64.5
144.5
209.8
51.8 49.6
181.9
241.6
251.4
,,

1932
76.4
178.3
67.1
115.6
37.6
106.4 137.5
27.0
24.9
107.2 137.9 175.9
,,

1933
84.0 201.8
79.3 137.8
27.8
143.4
164.5 42.8
23.1
112.9
135.9
211.3
Januari

1933
84.9
199.3
79.8
124.2
31.4
120.6 155.3
33.8 26.3
108.2 147.2 196.3
Februari

,,
82.8
194.2
76.4
118.8
28.5
121.6 146.8
30.1
23.7
103.1 141.9
199.8
Maart

,,
82.-
190.3
74.6
118.2
28.3 124.5
142.6
28.4
22.1
110.3 138.6
187.1
April

,,
80.9
190.6
73.3
120.7
26._
125.9
144.7
31.9
21.7
111.5
127.6
185.1
Mei

,,
88.9
210.2
78.
138.3
24.4
141.7
158.4
39.-
25.3 124.5
137.9
201._
Juni

,,
90.4
220.9
84._
149.1
27.9
155.1
174.2
47.8
28.6
140.7
154.6
229.5
Juli

,,
91.8
219.6
88.-
.151._
29.4
150.4
179.1
53.2 28.3
137.4 154.5
241.2
Augustus

,,
89.4
212.2
84.9 150._
24.6
151.9 172.4
54.6
25.6
128.3
145.1
233.7
September
86.
205.1 81.5
147.2
24._
155.5 178.4
50.2 22.1
109.2 132.4
212.5
October
79.2
197.3
77.8
138.8 23.2
156.2 .170.7
48.1
18.7
97.4
119.9
219.9
November

,,
75.6
191.2
73.2
144.6
31._
158._
175.5
47.7 16.2
87.4
107.9
214.8
December
76.4
191.1
70.6
153.2
35.2
159.1
176.1
49._
18.4 96.7
122.9
214.5
Januari

1934
79.2
190.1
85.1
159.-
49.9
157.7
176.6
52.4
18.6
99.9
130.3
229.6
Februari

,,
80.6 187.4
88.5
158.7
50.9
15.7
178.1
53.3
19.
106.6
136.2
240.4
Maart

,,
80.2
187.4
87.3
156.9
60.2
176.1
170.2
54.8 20.1
104._
135.9
243.4
April

,,
77._
190.5
85.1
157.9
59.1 172.9 158.1
56.4
18.5
98._
137.5
246.8

Schommelingen in het aandeelen-indexcijfer. 2 Januari 1934
f
2.291.210.500 = 100.

2 Januari lOO._

7 Februari 102.3

7 Maart

100.3

4 April

98.3
10

,,

99.3

14

,,

1.01.3

14

101.4

11

,,

98.5
17

,,

99.3

21

101.3

21

99._

18

97.5
24

..

100.8

28

..

99.9

28

97.8

25

94.7
31

100.8

1

1
1)
Men zie voor de toelichting op dit overzicht het nummer van
E..S. B. van 15 Januari 1930, blz. 64.

Naclrvk verboden.

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

419

zonder moeite tientallen citaten uit de vakpors kunnen
stellen, die voor de C.Z.C. minder vleiend zijn. Wij ont-
kennen echter geenszins, dat de C.Z.C. haar rol goed
vervult,. wij zijn slechts van meening, dat di rol niet
deugt, en dat ook bij de beste vervulling het resultaat
onbevredigend moet zijn. Wij meenen hierop vooral’ te
moeten wijzen ten aanzien van de rundveeteelt, waarin
veel meer dan de helft van alle Nederlandsche boeren een
hoofdbrou van bestaan vindt. Wij achten geen crisisorga-
nisatie in staat de taak over te nemen, die het stelsel
van Vrije prijsvorming vervult. Daarom moet het werk
der crisisorganen beperkt worden tot het tegengaan van
de uitwassen van het stelsel van vrije prijsvorming, maar
dient men dit stelsel in hoofdzaak ongerept te laten. Voor
de zuivel komt zulks hierop neer, dat men te sterke prijs-
daling der producten tegenhoudt, maar de prijzen zoo
laag fixeert, dat ten eerste minder goede bedrijven niet
in staat worden gesteld hun bedrijf te rekken en-dat ten
tweede het verbruik tot zoo groot mogelijke hoogte wordt
opgevoerd. Zulke lage prijzen zijn een veel betere garan-
tie tegen ongernotiveerde uitbreiding van den .rundvee-
stapel dan welke teeltregeling ook. Dan . kan men ook
afstand doen van de voor de toekomst der. bo.terproductie
zoo noodiottige bijmenging van boter in margariiie en
margarine slechts onvermeigd als goedkoop voedsel ter beschikking stellen van hen, die geen boter kunnen be-
talen. De C.Z.C. wil zich aan anderen spiegelen: laat zij
naar Duitschland zien, waar men o.i. terecht bijmenging
van boter in margarine heeft verworpen, omdat dit de
aantrekkingskracht van dit surrogaat zou vergrooten.
Juist omdat aanpassing van de waarde van onzen gul-
den aan de internationale verhoudingen een groot deel
van ‘de bestaande crisismaatregelen kan doen vervallen
en voor verschillende producten, o.a. boter,
prijsverlagend
kan werken, daar de heffing meer kan worden gerecht-
ceerd dan de stijging van den wereldmarktprijs in gul-
dens zou bedragen, achten wij een dergelijke maatregel,
die geheel in het stelsel van Vrije prijsvorming past, verre
te verkiezen boven economische proefnemingen, die onzen
naam berucht hebben gemaakt tot in het verr,e buiten-
land toe. Hebben wij eenmaal de grootste hinderpaal op
den weg naar prijsherstel veggeruimd, dan wordt de
mogelijkheid geopend, dat men met voorzichtige maat-
regelen gedurende een beperkten tijd het dieptepunt . der crisis passeert. De crisisorganisaties kunnen dan worden,
vat zij behooren te zijn, organen, die ernaar streven
zichzelf binnen den kortst mogelijken tijd overbodig te maken. Thans dreigen zij uit te groeien tot een warnet,
waarin men zich hoe langer hoe meer verstrikt, en waar-
van ons geheele nationale bedrijfsleven steeds ernstiger de
nadeelen zal gaan ondervinden.
A. B.

ONTVANGEN BOEKEN.

L’Agriculture dans l’e’volution de la crise mondiale.
Conférences organisées par 1’Institut National Agronomique et 1’Association Amicale de ses
Anciens Elèves. (Paris
1933;
Librairie Félix
Alcan).
Een aantal gebundelde lezingen over de agrarische cri-
sis, die op een conferentie in Parijs zijn gehouden. Dc
bundel bevat:
De landbouw en de crisis in de Ver. Staten door Lu-
cien Romier; De Duitsche landbouw en de economische en
financiëele politiek van het Rijk door Daniel Serruys; De
crisis in Centraal Europa van agrarisch standpunt bezien
door Jean de Nicolaij; De agrarische situatie in Zuid-

Amerika door J. H. Ricard; De agrarische schulden aan
Japan, China en Indië. Haar invloed op de politieke en
economische crisis door Pier.re Lyautey; De groote lessen
van de crisis en de Fransche landbouw door W. Qualid.

De Fransche buitenlandsche politiek sedert 1919
door
W. 0.
Posthumus Meyjes. (Haarlem
1933;
II..
D. Tjeenk Willink & Zoon
N.V.).
Volgens den schrijvr staan de Publieke opinie en de
pers in ons land teveel onder invloed van Duitsche
propaganda.

De haven van Gent
door Mr. Alfons M. de Vreese.
(Brussel, Antwerpen, Leuven
1933; N.V.
Stan-
daard-Boekhandel. Prijs
f
3.30).

Besproken worden de geschiedenis, de uitrusting en de
economische bedrijvigheid van de haven van Gent. De
schrijver analyseert verder de factoren, die tot den bloei
van Gent hebben geleid en bepaalt daarna de rol, die Gent in het economisch leven van België speelt, om te eindigen
met beschouwingen over de havenpolitiek van België.

Planmatige socialistische politiek.
(Het plan van den
arbeid) door M. Sluyser met voorwoord van Dr.
H. de Man. (Amsterdam
1934; N.V.
De Arbei-
derspers).

Handeiswetenschappen
door K. Pijper. Suppiement
(Handelsrekenen en handeiskennis te gebruiken
naast eerste en tweede deel). (Groningen, Den
Haag, Batavia
1933; J.
B. Wolters. Prijs ingen.

f
1,50;
geb.
f
1,75).

Handeiswetenschappen, Deel
II.
Dubbel boekhouden,
dageli.jksche methode, maandelijksche methode,
boekhouding der grootere verbruikshuishoudin-
gen door K. Pi.jper, leeraar aan de le Openbare
Handelsschool te Amsterdam. (Groningen, den
Haag, Batavia
1933; J.
B. Wolters’ Uitgevers-
Maatschappij
N.V.
Prijs ing.
f
3,25,
geb.
f
3,60).

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN MAART
1934.

Prov. en Gemeentel. Leeningen ……
f
3.968.375,-.–
zijnde:
Nederland
Gem.

Enschede

f
1.500.000
434
%

obl.

11

99
%

……
f
1.485.000
Gem. Utrecht
f 1.100.000 4
%
obl.

á

99

%

………….1.090.375
Idem f1.400.000 4
%

obl.
It
99Y

%

……………….1.393.000
Kerkelijke Leeningen ……………
..

199.000,-
Nederland

……. . ……..

f

199.000

Totaal.
. . .
f
4.167.375,-
De Kerkelijke Leening is de volgende:

Rente- Emissie-
Guldens
voet

koers
pCt.

pCt.
Stichting St. Bonifatius Hospi-

taal te Leeuwarden

………200.000
5

9934
Bovendien:

f

9.000.000,- 3-ni. Schatkistpromessen ….
It
f

997,691

AANVOEREN in tons
van 1000 KO.

Rotterdam
1

Amsterdam
Totaal
Artikelen
22128
April
Sedert
Overeenk.
22128
April
Sedert
Overeenk.
1934
1933
1934-
1jan. 1934
tijdvak 1933
1934
1Jan. 1934
tijdvak 1933

42.684
430.225
363.589

19.009
11.670
449.234

375.259
Tarwe

……………..
12.919 156.880
141.679
500
11.557
1.365
168.437
143.044
Rogge

………………
Boekweit ………………
460
7.209
9.829


25
7.209 9.854
Mais ……………….
14. 095
344.010
353.756
400 74.889
76.697
418.899
430.453
7.024 136.113
103.734
5.101
23.845
10.036 159.958
113.770
Haver

…………….
52.371
67.107
400
1.350 1.548
53.721
68.655
2.020
90.521
95.802
3.049 102.726
132.931
193.247
228.733

Gerst

………………
3
..318

2.378 37.919 22.086

25

37.944
22.086

Lijnzaad

……………
Lijnkoek …………….
601
6.090
7.474
78
863 3.074 6.953
10.548
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
946 19.299
‘17.910
1

209


2.392
3.886

21.691
21.796

GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM

Februari 1933

II

Februari 1934

Giro’s
(eenzijdige ver-
millienen
Aantal
lmiIIienen
Aantal

Girobetalingen aan:
gemeente-instellingen
f

15.9
37.397
f

14.-
43.565
particulieren
,,

19.3
158.482
,,

18.7
164.736
GeWomuet.
,,

5.2 7.751
,,

4.5
7.827
30.551
,,

7.2
31.098
Ontvangsten ………

Part.rekeniughouders
,,

42.3′
48.960
2

29.5′
51.5302
Betalingen ………….7.8

Gelden voor ij aar vast

hebben gedeponeerd
,,

10.8
4.397 2
10.1
4.0382

1)
Gemiddeld saldo te goed.
1)
Einde
der maand.

;IRO-OMZET BIJ DE NEDERLA N DSCUE BA N!<

420

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

f
4.600.000,- 6-in. Schatkistpromessen ….
a
f
992,38
17.100.000,- 2%, % 1-j. Schatkistbiljetten.
.,, ,,
1.003,75
18.600.000,- 3%, ,, 5 ,,
,,
.,,,, 1.004,25

In Februari:

f
8.700.000,- 3-in. Schatkistpromessen . . . . k
f
999,07

,,- 5.750.000,- 6 ,,

.,,

..,, 996,30
8.900.000,- 2% % 1-j. Schatkistbiljetten

,, 1.007,55

12.700.000,- 3%,, 5 ,,

,,

,,
1.004,25

Voorts Perd in de afgeloopen maand hier te lande de
inschrijving opengesteld op een beperkt bedrag:
Aa.nd. First British Fixed Trust ii 19-/- per 10 aand.
Aand. Fourth British Fixed Trust 3. 10% per 10 aand.

Emissies in 1934.

Obligatiën.

Aandeelen

Totaal

Januari
f
5.985.000,-


f
5.985.000,-

Februari,, 1.935.375,-

1.935.375,-

Maart – ,, 4.167.375,-

4.167.375,-

f
12.087.750,-

f
12.087.750,-

Maai-t 1933

Posten
1

Bedrag

11
Posten
1

Bedrag

Rek.houders

53.343
f].366.909.000
48.332 fl.4O4.747.000
Door 11.-bank

plaatselijk

40.436 ,,1.132.048.000 35.562

1.188.073.000
Voldoening

Rijksbelast.

995

8.951.000 1.043

10.085.000

PRODUCTIE DER STEENKOLEN-, BRUiN.
KOLEN- EN ZOUTMIJNEN

(G-egevens verstrekt dor den Hoofdingenieur der mijnen.)
1. Gezamenlijke Steenkolenmijnen.

Mrt.
Jan.Mrt.
Jan./Mrt.
1934
1934 1933

Prod. Steenkolen in tonnen
.
1.070.451
3.114.792
3.182.940
Aantal normale werkdagen
.
27
1
)1
Bruinkolenmijn ,,Carisborg”.

Netto-productie in tonnen. .

11.430
2
)

36.479

24.250
Aantal normale werkdagen

16

50

76

Zoutmijnen. (Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)

Afgeleverd:
Geralf. zout ……..(ton)
)
Industriezout

……(

)

5.988
13.477
Afvalzout ……….

Aantal normale werkdagen

26
77
Gezameni.
Bruin-
Aantal arbeiders.
Steenkolen-
kolenmijn
Zoutmijnen
mijnen
,,Carisborg”

1 April 1934
10.6343)’)
79

1 April 1933
86
185
24.163
5
)
t)
Staatsmijnen Emma, Hendrik en Maurits;
25
Staatsmijn Wilhelmina
22 Domaniale mijn en Willem-Sophia; 21 Julia; 19 Oranje-Nassau-
mijnen en Laura.
2)
8377 ton ruwe kool, 3.053 ton bruinkooibriketten
‘) Bovengronds.
4)
mcl.
2.014 arbeiders in de nevenbedrijven. ‘) Onder-
gronds.
6)
mcl.
2.049 arbeiders in de nevenbedrijven.

OVERZICHT DER OPBRENGSTEN VAN HET
STAATSBEDRIJF DER P.T.T.

FEBRUARI 1934.

Werkelijke

Meer of minder dan
Omschrijving

opbrengst
Febr. 1934

Febr. 1933 Begrooting

f
2.839.465
+
f
36.565
+
f

54.765
,,

345.767
+

15.100
+
,,

60.267
Posterijen

…….

,,

1.952.622
+

98.856
+

131.622
Telegrafie

…….
Telefonie ………
l’ostchèque- en
Girodienst

. . .
608.533
+

42.710
+

,,

53.533

Totalen ……
.f
5.746.387
1+
f
193.231
1+
f
300.187

Laatstbekeude noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
1Mei1934 voor
teleqrafische
uitbetaling op:

Gulden per
Pari
Koers
Bank-
disconto

Europa.
Londen *)
£
12.10
8

7.534
2
Berlijn
*)
100
Mark
59.26
58.114
4
100 Franc
9.747
9.744
3
Brussel
*)
100
Belga
34.59
34.50
3
100 Franc

6.90
100

,,
48.-
47.844
2
100 Kronen

6.144
34
Weenen *)
100 Schilling
35.-
27.774
5
100 Pengö
43.51
43.-
44
100 Lei
1.4880 1.474
6
100 Leva
1.797
1.824
7
100 Dinar
4.379 3.35

………..
………….
Parijs *)

…………

Zürich
‘)
………….

Belgrado …… . ….
Istanbul ….. …..
Turksch
£
10.93
1.174

Luxemburg

………

Praag …………..

100 Drachme
3.23
1.40
7
100 Lira
13.09
12.57
1

………..

Boedapest

……….

100 Peseta
48.-
20.19
6

Boekarest

……….
Sofia

…………..

Lissabon …..
…..
Escudo
2.684
0.064
54
Kopenhagen *)
100 Kronen
66.67 33.65
24

Milaan

…………

100 66.67
37.824
34

Athene

………….

Stockholm *)
100

..
..

66.67
38.824
24
Oslo *)

……..

100 IJsI. Kr.
66.67
34.-

Madrid

………….

100 Zloty

..100 Lat

27.91
27.874
5

………

Warschau

………
Kovno (Litauen)
100 Lita
24.88
24.50
6

Reickjavick

……..

Riga (Letland)
48.-
48.-
5-6
Tallinn (Estiand)
100 Estl. Kr.
66.67
43.-
54
Helsingfors

……
Finnmrk.
6.2 64
3.324
44
.100
Tjerwonets
12.80
12.85

Moskou

………..
(10 Roebel)
Danzig

………..
100 Gulden
48.42
48.174
3
Amerika.
New-York
*)
$
146.944
1.464
14

Canad.
$
2.4878
1.47
Mexico

…..
…..
Mex. Dollar
1.24
0.40
4
Buenos Aires.. ….
Peso (papier) 1.0568′
0.35
La Paz.(Bolivia).
3
)
Boliviann
0.9080

Rio de Janeiro
Milreis (pap.)
0.8075
2

0.13
Peso (papier)
0.30 0.15

Montreal

………

Bgota (Columbia)
8)

Peso
2.42

Quito (Ecuador)
Sucre
0.498

Sol
9.697
0.334

Valparaiso ……….

Montevideo (Urug.)
Peso
2.5725
0.75
Lima (Peru)

…….

Caracas (Venzue1a)
Bolivar
0.4795
0.454
Guldën
1.-
1.-
Paramaribo

…….
San

José (C. Rica)
Colon
– –
Guatemala ………

. .

Quetzal
2.484
1.47
Willemstad (Curaç.)
Gulden
1.-
1.01
Managua (Nicr.)
3)

Cordoba
2.484

San Salvador
3)
Colon
1.2440 0.56
Azië.
Rüpee
0.91
0.57
34
Gulden I.G:
100
1.00%
44
Yen
1.24
0.444
3.65

Calcutta ………..

Hongkong ……..-
Dollar
0.53

Batavia

………..

Dollar
0.474
Straits Doil.
1.4125
0.884
Phil. Peso
1.24
0.74
Teheran
4)
(Perzië).
Pahiavi

8.12

Kobe

………….

Baht

0.694
Afrika.

Shanghai

………
Singapore

………

Bangkok ………..

[(aapstad
£
12.104
7.534
34

Manilla

………..

Alexandrië ………
Egypt.
£
12.42
7.724
.1
ustra1i.
lEelbourne, Sidney

.



en Bi

isbane
£

.
12.104
6.024
ieuv Zeeland
£
1
12.101
6.05
.11 ‘JuUpbU. )VCIO UUUU.

-, tut. IC 1′. UUIO. UV. fl01. part. opa.
3) Zichtkoers.
4)
Munteenheid = Rial (= een Kran.) –

Maart 1934

11

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

421

STATISTIEKEN.

BANKDISCONTO’S.
Disc Wissels
2l9Sept.’33
Ned.
Lissabon

•…
5

8Dec.’33
,
Bel.Binn.Eff
1Vrsch.
3
19Sept.’33
Londen ……
2
30Juni’32
in R.0
3 19Sept.’33
Madrid ……
6 26
Oct. ‘R2
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B.
4
1
Feb.’34
Batavia ……….
4i6Aug.’33
Oslo

……..
3422Mei’33
Belgrado

……..
7 9
Febr. ’34
Parijs

……
3

8Feb.’34
Berlijn

……….
4 22
Sept.’32
Praag

……
325
Jan.’33
Boekarest……..
6

5 A.pr. ’33
Pretoria

….
3
15Mei’33
Brussel ……….
3

26Apr.’34
Rome……..
3

11Dec.’33
Budapest ……..
4

17Oct.’32
Stockholvti

..
21
1Dec.’33
Calcutta

……..
3

16Feb.’33
Tokio

……65

2 Juli’33
Dantzig

……..
3

6Mei’33
Weenen ……
5
23Mrt.’33
Helsingfors ……
4

20Dec.’33
Varschau….
5 26
Oct. ’33
Kopenhagen

….
21

1 Dec.’33
Zwits. Nat. Bk.
2 22
Jan.’31

Ol’E MA11K1′

1934

28A

23128

16121

9114
pr.

Apr.

April

April

1933

2429
April

1932

1

25130
April

1914

20124
Juli

Anisterdam
Partic.disc.
2’14
2
1
/8_94
2_
1
116
1

2
78-
11/8
11f1-
1
3
1
1s-116
Prolong.
2
1
8
1.1-2
111
4
31
4

2
1
1
-’14
2I4-j4
Londen
Daggeld. . .
3
I4I
3
4I
1
4
1
2
141
9
4
-1
111
2
_2
P’4-2
Partic.disc.
111
151
4
_
1
15
11

1
1
6116_
1
112l16
2_1/
411
4
.
Berlijn
Daggeld…
498-5318

4-5
1
/
45
1
14
4-594
4
1
4-5
1
!2
5-6
1
13

Maandgeld
49
5
.531
4

4
1
15
5
14
492-514
493_5314

4
1
12-612
5112-6’1

Part, disc.
3
1
18
371s
371 371
4

37J
47/_5
2’/-h(,
Warenw. . .
4_
1
1
4_1
4_11
4

411
4

4.114
41

5
1
12

Ne,o York
Dageid
1)
1
1
1
1
5/_7/
21124

131
4
_21
Partuc.disc.
3
18
fs
/s
3/
g

1 1
1

1)
Koers van 27April en daaraan vooratgaande weken tlm. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Dato
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batapto
York)
.)
‘)
‘)
1)

24 April 1934
1.465
7.55
57.79
9.75
34.5%
100
25

,,

1934
1.47
7.56k
57.90
9.751 34.55
10O
26

,,

1934
1.47k
7.55w
58.14
9.76
34.551
10O3.
27

,,

1934
1.4671
8

7.532%
58.14
9.754
34.54
1003f
28

,,

1934
1.462%
7.53k
58.25
9.74t
34.52
1
00
30

,,

1934
146K
7.54
58.174
9.744
34.51
100s/
8

Laagste d.w’)
1.46
7.53
57.65
9.74
34.474
100
Hoogste d.w
1
)
1.47.
7.57
58.30
9.764
34.60
iOO
Muntpariteit
2.4878
12.1071

1

59.263
9.747
34.592
100

Dato
ser an
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
•)
1)
rest

24 April 1934
47.85

6.15
1.45
12.574
20.19
25

1934
47.86

6.15
1.45
12.58
20.194
26

1934
47.89

6.15
1.45
12.60
20.22
27

1934
47.88w

6.15
1.45
12.584
20.20
28

1934
47.90

6.15
1.45


30

1934
47.84

6.164
1.48
12.57
20.19
Laagste d.w’)
47.80

6.10
1.40 12.50
20.04
Hoogste d.w’)
47.95
28.-
6.20
1.50
12.65
20.24
Muntpariteit
48.003
1

35.007
7.371
1.488
13.094 48.52

D
a
Stock-
Kopen-
o
5
0 )
Hel-
Buenos-
Mon-
holm
)
hagen8) ;,;!fi5
Aires’) treal
1)

24 April 1934
38.95 33.75 37.95
3.33
35X
1.471,
25

,,

1934
39.-
33.80
38.-
3.33
35X
1.47h
26

,,

1934
39.-
33.80
38._
3.33
34g
1.47h
27

,,

1934
38.90
33.75 37.90
3.33
35y
1.47
28

,,

1934
39.10 33.80
38.-
3.33
35 1.47
30

,,

1934
38.90
33.724
37.90
3.35
353
1.47
Laagste d.w’)
38.70
33.50 37.70
3.30
34
1.4634

Hoogste d.w
1
)
39.20
34.-
38.20
3.34
36
1.48
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.2661
9554
2.4878
8) Noteering te Amsterdam.
*8)
Not, te Rotterdam.
9
Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van iedere maaud komt een overaicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D a a
Londen
(S
per
£)
Parijs
(S p.
lOOfr.)
Berlijn
(3 p. 100 Mk.)
Amsterdam
(S p. 100 gld.)

24 April

1934
5,16’1
6,66
39,50
68,25
25

,,

1934
5,1351
8

6,63
39,40
67,95
26

,,

1934
5,135
6,6554
39,72
68,14
27

,,

1934
5,1481
6,65y
4

39,69
68,21
28

,,

1934
5,15
6,643i
39,72
68,20
30

,,

1934
5,13k
6,6354
39,72 68,18

1 Mei

1933
3,89
4,6854
27,60
47,75
Muntpariteit..
4,86
3,9051
8

23.8154
405/,
6

KOERSEN TE WNDEN.

Plaatsen en
Landen
INoteerings-
eenheden
14Apr.
1934
21Apr.
1934 23128
Apr.’34
Laagstetfoogste

28Apr.
1934

Alexandrië..
Piast. p.0
97i.
‘Ï
97s1
8

975
9754
Athene

….
Dr. p.
535
535
530
535 533
Bangkok….
Sh. p.tical
11011
1110/,
1/1011,
111011, 111011,
Budapest

..
Pen.p.F.
1754
1754
17
1754
1731

Buenos Aires
d. p.$
26
9
1
6

2611
8

2454
26 25
Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
116
8
(
32

1
1
1
6
3
1
11611
16

11611
1
1
65
1
32

Constantin..
Piast. 1′ £
635
630 630 630
630
Hongkong ..
5h. p. $
161
1,6
1/454
1654
1,511
Sh. p. yen
112a1,
lj2s/,,
l/29b
1 2s1,
6

Lissabon….
Escu. p.,
110 110
109h
11054
110
Mexico

….
$per
1854
18
18
19
18;

Kobe

…….

Montevideo .
d.per
20i
2054
18
2054
20
Montreal

.
$ per £
5.14y
4
5.13% 5.12
5.1354
5.1254
Riod. Janeiro
d. per Mii.
43/t, ‘!s
Shanghai

. .
Sh.
p•
tael
1/4
14
113
2,454
11351
Singapore ..
id. p. $
21
45
1
22

214
6
/
32

214i
6

214i1
214
5
1
33

Valparaiso 1)
$ Per
£
– –

– –
Warschau ..
ZI. p.
2754
27’/
2654
2754
27
) 9U ag.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS j
Londen!)
N.Yorki)
Londen
24 April
1934.
195f,,
4324
24 April 1934…..
135111
25

,,
1934..
18
4254
25

,,

1934….
135164
26

,,
1934..
182%
4254
26

,,

1934….
1357
27

,,
1934..
193%
43
27

,,

1934,…
13511
28

,,
1934.. 191,,
43%
28

,,

1934….
13519
30

,,
1934..
18’8f,
4234
30

,,

1934….
1358
1 Mei
1933..

3654
1 Mei

1933.,..

27 Juli
1914..
24″,,
59
27

Juli

1914….
8411054
(in pence p. oz.stand.
2)
Foreign
silver in $c. p. oz. line.
3)
in 8h. p.OZ. line

STAND VAN ‘e RIJKS KAS
Vorderingen.
I

14April1934
1

23April1934
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche

Bank …………. . ….
f

17.229.670,37
f
22.939.778,07
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

614.708,54
231.563,44
Voorschotten op ultinio Maart 1934 aan

.

de gem. verstrekt op aan haar uit te keerenhoofds.derpers.bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
7.981.020,44 7.981.020,44
268.206.935,86
,,270.700.455,21
Id. aan

Suriname …………………
1I.492.057,lb
,,

11.416.988,25
Voorschotten aan Ned.-lndi8………..

Id. aan

Curaçao ………………….
4.510.760,92
,,

4.383.390,27
Kasvord. weg. credietverst. a/h. buitenl
,, l06.460.404,64
., 106.053.883,08
Saldo der postrek. v. Rijkscomplabelen
39.421.628,97

….

,,

35,875.936,01
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)

….



,,

11.651.128,90
Vord. op andere Staatsbedrijven 1) …….11.099.262,41
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo) ..,,
45.123.432,15
,.

49.123.432,15
V e rol i c h tin ee n.
voorscnot aoor ue r4ea. isans Ingev. art. 16 van haar

octrooi

verstrekt


Schatkistbiljetten in Omloop ………
455.983.000.-
f455.983.000,-
37.370.000,-
,, 37.370.000.-
Zilverbons in

Omloop …………….
1.358.241,-
,,

2.355.974,50
Schuld op ultimo Maart 1934 aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.

..
Schatkistpromessen in omloop……….

pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die

…..

– –
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.1)
,,

6.534.789,58
9.012.404,41
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T. 1)
108.542.039,61 ,, 107.448.636,28

bel, en op de verm. bel………………

Id. aan andere Staatsbedrijven 1)


93.892.353,83
,, 97.056.343,83
Id. aan diverse instellingen’) ……….
1) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
1 51 A,,ril 10’44 1 95 Anril lO’4,

– –
f 70.461.000,-

waaronder Muntbiljetten ………..

Saldo Javasche BanK………. … ………..

Verplichtingen:
…..
Betaalmiddelen in ‘s Lands kas…….

Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijkslnstell
,,270.697.000,-
f271.680.000, –
Schatkistpromessen ………………
1.000.000,-
,,

1.000.000,-
Schatkistbiljetten

……………….
10 .705.000,-
10.705.000,-
Muntbiljetten in omloop ………….

….

.-1
Schuld aan het Nednd. Muntfonds. ..
,,

1.61
…4.000,-
1.612.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.,

..-

1.855.000,-
,,

1.844.000,-.
Voorschot van de Javasche Bank……
7.116.000,-
»

6.476.000,-

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in
duizenden guldens.

Data
Metaal
‘,Ç,ff’
opetschb.
1

Andere

schulden
Discont.

7 April

1934..
733
1.103
553 579
2.511
31 Mrt.

1934..
734
1.186
468
577
2.511
24

1934..
737
978
493
. 577
2.473
17

,,

1934..
728.
1.042
521
576
2.474
10

1934,.
726
1.063
509
577
2.460

5 Juli

1914..
645
1.100
560
735
396
11 Sluitp. der activa.

422

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

GRANEN EN ZADEN
TU’INBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
R000E
MAIS
GERS’

t
“NZAAD
lLoosduinenl
RUND-
VLEESCH
VARKEN S-
80 K.G. La
Plata
lOCO
74 K.G. Bahia
La Plata
K.(

“ata
La Plata
BLOEM-

KASKOM-

SALADE
(versch)
VLEESCI-I
(versch) Rotterdam! Amsterdam
Blanca loco
R’damlA’dam
loco
R’dam(A’dam
loco Rott’


damjA’da..

tam
KOOL

KOMMERS
le soort

le SoOrt

le soort 5)
Gem.v.3kw.
per 100KG.
per 100 KG.
per 100 K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
per2000 K.G.
P. 100 st.
5)

P. 100 st. 5)

p. lOO Krop
Rotterdam Rotterdam
t)
3)

f1.
°!o
11.


f1.
0
10
fl. 1
10
f1
010
“T°k7k
t
1925 17,20 100,0 13,07
6
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50
78,4





1928
13,475
78,3
13,15 100,6
226,00
97,7
228,50 96,8 363,00
78,5

26,47
100,0
23,08
100,0
5,83
100,0

93,

100,- 77,50 100,-
1929
12,25
71,2
10,97
5

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6 26,32 99,4
23,83
103,3
7,60
130,3
96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
56,3
6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47.4 356,00
77,0
16,32
61,7 18,28
79,2
3,51
60,2
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4,55
34,8 84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
18,49
69,9
16,89
73,2
4,33 74,3
88, 94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5

30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
16,71
63,1 11,87
51,4
1

3,57 61,2
61,
65,6
37,50
48,4
1933
5,01
S

29,2
3,54
27,1
68,50
29,6
70,00
30,0
148,00 32,0
14,47
54,7
9,96
43,2
1,86
31,9
52,
55,9
49,50
63,9

Jan.

1932
5,05
29,4
5,07
5

38,8
71,25
30$
11400
48,3
142,50
30$
70,

75,3
40,-
51,6
Febr.
5,30
30,8
5,07
5

38,8 74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8

—-

1
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart
5,52
5

32,1
5,80
44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
67,-

53,-

72,0
32,-
41,3
April
5,65
32,7
6,22
5

47,6 88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2 20,38
77,0
15,06
65,3
5,27
90,4
63,-
67,7
28,-
36,1
Mei

,
5,60
32,6
5,30
40,5 78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
13,03
49,2
14,78
64,0
3.71
63,6

67,7
26,-
33,5
luni

,,
5,22
5

30,4
4,15
31,7
80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
5,76
25,0
1,73
29,7
67,-
72,0
34,-
43,9
jui;

,,
4,90
28,5
4,-
4,07
5

30,6 78,75 77,50
34,0 33,5
100,25
98,25
42,5
129,75 133,00
28,1
28,8

62,-
68,8 66,7
35,50
40,50
45,8 52,2
Aug.
Sept.
5,20
5,475
30,2 31,8
4,20 31,2
32,1
78,50
33,9
88,50
41,6 37,5
150,75
32,6

55,-
59,1
42,50
54,8
Oct.,,
Nov.,,
5,25 4,90
30,5
28,5
3,92
5

3,90 30,0 29,8
74,50 71,25
32,2
30,8
79,50 79,00
33,7
33,5
138,25
135,2′
29,9 29,2

————————-
————————

51

53-
54,8 57,0

—-

46,-
56,8
59,3
Dec.
4,72e
27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9
135,00
29,2 57,0
46,-
59,3

Jan.

1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
50,50
54,3
44,75 57,7
Febr.
4,775
27,8
3,70 28,3
71,00
30,7
74,75
31,7
130,25
28,2
49,25
53,0

58,1
Maart

5,05
29,4
3,825
29,3 73,50 31,7
76,25 32,3
130,50
28,2










46,50
50,0
46,

.
59,3
April
5,15
29,9
3,75
28,7
72,75
31,4
71,25 30,2
129,50
28,0
14,62
55,2
13,59
58,9
3,27
56,1
49,50
53,2
48;25
62,3
Mei

,,

5,40 31,4
3,775

28,9
70,50
30,5
73,25 31,0
‘146,75
31,7
14.32
54,1
10,74










46,5
1,51
25,9 52,25
56,2
49,-
63,2
Juni
5,25
30,5
3.55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3
5,56
24,1
0,81
13,9
51,25
55,1
48,-
61,9
Juli

,,
5,82
5

33,9
3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1







——




49,25
53,0
48,50
62,6
Aug.
5,30
30,8
3,55
272
61,25
26,5
67,75
28,7
161,50
34,9





——









——


49,-
52,7
49,25 63,5
Sept.

,,
4,95
28,8
3,475

266 6100
26,3
65,25
27,6 159,00
1

34,4







—–














50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
1

30,5







——





56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.

,,
4,55
26,5 2,95
22,6
74,50
32,2 60,00
25,4
147,25
t

31,8









—-




59,50
64,0
54,375

70,2
Dec.

,,
4,57
26,6
3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4







——




60,75
65,3 53,50
69,0

Jan.

1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25
28,2
58,00
24,6
144,25
31,2











—-




62,50
67,2
53,75 69,4
Febr.,,
340
19,8
2,77
5

21,2
65,25
28,2 58,50
24,8
133,00
28,8











—-




























—–





63,-
67,7
53,50 69.0
Maart

,,
3,25
18,9
2,72
5

20,8
70,75
30,6
58,75
24,9
132,00
28,5



– –

61,75
66,4
50,50 65,2
3 April

,,
3,20
18,6
2,70
20,7
1
71,00
30,7
57,50
24,3

132,00
28,5


10,23









——




44,3
7,21
123,7
64,–
6

68,8
49,50
6
)
63,9
9

,,

,,
3,20
18,6
2,65
20,3
1
70,50 30,5 57,25
24,3
135,00
292
13,-
49,1
10,21









——




44,2
5,13 88,0
64,-
7

68,8
49,_7)

63,2
16

,,

,,
3,25
18,9
2,70
20,7
1
71,00
30,7 57,00
24,2 135,00
29,2
19,83
74,9
12,47
54,0
3,12 53,5
62,-
8

66,7
49,-
8)

63,2
23

,,

,,
3,20
18,6
2,70
20,7
1
70,00 30,2 55,50
23,5 136,50
29,5
18,25
68,9
15,88
68,8
2,97
50,9
64,-
9

68,8
49,_9)

63,2
30

,,

,,
3,20
18,6
2,80
21,4
69,50
30,0
56,00
23,7
143,50
31,0
1) Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, IS Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 tot
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 K.G. Hongaarsche vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Canada.Van 19 Sept.’32 tot 24 Juli ’33 62163 K.G. Z.-Russ.
5)
De jaargemiddelden zijn berekend uit de gemiddelde prijzen van April, Mei en Juni van het betreffende
-‘
– –

MINERALEN
i

TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM

BENZINE KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-

Hollandsche
Mid. Contin.
r’ide
Gulf exp. gekamde
us
ra,c
Australische,
HUIDEN
SALPETER
Middling
locoprijzen


F.

F.
Sakella-

-_________
.
F.No.
1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
t,m
641660
$cts. per
erino.

5

V.
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf. open
kop
GId. per
lOO
KG.


R damiA’dam
per
i000
K.G.
g.
per barrel
‘U.S.
gallon
New-York
rides
vomra
Liverpool
°°

Ib or
per

.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1h.
Liverpool
Bradford per Ib.

f1.
°
jo
$
°lo
$cts.
01
$
cts.
O
o

pence
0/

pence
0/
pence
Ojo
pence
o/s
f1.
Ojo
f1.
°lo
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
-75,3
16,78.
57,3
7,27
77,8
48,50
88,2
26,50 89,8 40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25 85,6
,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60 37,0 7,33
25,0
3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7

8,61
71,8
1932
8,00
74,1 0.81
48,2
4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3

1933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3 6,75 29,0 5,13
17,5
2,78 29,7
19,25
35,0
9,50 32,2
13,26
38,2
6,18
51,5

Jan.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3 5,25 35,3

6,65 28,6
5,09
17,4
3,38 36,2
16,50
30,0 9,00
30,5
11,63
33,5
7,10 59,2
Febr.,,
8,25
76,3
0.71
42,3
4,92
5

33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5 9,00
30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart

,,
8,35 77,3
0.71
42,3 4,625
31,1
6,90 29,7
5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April

,,
8,65
80,1
0.86 51,2
4,34
29,2
6,25 26,9
5,08
17,4
3,08 33,0
16,50
30,0
9,00 30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86
51,2 4,25
28,6
5,80
.24,9
4,57
15,6
2,76
29,5
15,75
28,6
8,25
28,0
8,88
25,6
7,40
61,7
Juni
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25
28,6

5,25 22,6
4,44
15,2
2.55 27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
Juli
8,10 75,0 0.86 51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28,1


Aug.,,
7,80
72,2 0.86 51,2
4,30
28,9 7,35
31,6
5,71
19,5
3,33 35,6
15,75
28,6
8,25
28,0

34,6
5,70 47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86 51,2
4,375

29,4
7,75 33,3
6,37
21,8
3,64 38,9
16,75
‘30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90 49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86 51,2
4,45
29,9
6,50
28,0
5,68
19,4
3,16 33,8
15,75
28,6
8.50

28,8

40,3
6,-
50,0
Nov..,,
7,40 68,5 0.86
51,2
4,60
31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25 28,0

34,6
6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.745
44,3
4,435

29,8
5,95 25,6
4,73
16,2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50 33,1
6,20 51,7

Jan.

1933
7,05
65,3 0.53
31,5 4,16
28,0
6,15
26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25 28,0
11,50
33,1
6,30 52,6
Febr.,,
7,20
66,7 0.38
22,6 3,97
26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9 6,40
53,3
Maart

,,
7,25
67,1
038
22,6 3,87
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7 7,75
26,3
-10,75
31,0
6,40
53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37
22,0

3,67
24,7
6,65 28,6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei
7,15
66,2 0.23
5

14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9 8,25
28,0
12,25
35,3
6,40 53,3
Juni
7,15
66,2
0.25
5

15,2
3,02
20,3
7,85 33,8
5,85
20,0
3,25 34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4 6,40 53,3
Juli
7,05
65,3
0.41
24.4 3,33 22,4 7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.

»
6,95
64,4

0.37 22,0
3,37 22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5
5,80 48,3
Sept.

,,.
6,85
63,4
0.52
31,0
3,50
23,6 6,60 28,4 4,70
16,1
2,54 27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48,8
Oct.


6,60
61,1
0.66
39,3
4,04 27,2
6,40
27,5
4,55
15,5
2,48 26,5 20,75 37,7
10,75
36,4
14,50

41,8
5,90
49,2
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3 3,72
25,0
6,25
26,9
4,63
15,8
2,39 25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6 5,95 49,6
Dec.

,,


6,95
64,4
0.67
39,9 3,75 25,2
6,50
28,0
4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25


44,9 13,50
38,9
6,-
50,0

Jan.

1934
6,65 61,6
0.66
39,3 3,74
25,2
7,10
30,5 5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0

37,5
6,15
51,3
Febr.
6,30 58,3
0.64
38,
1

3,25
21,9
7,50 32,3 5,64
19,3
2,68 28,7
23,75 43,2
12,75
43,2

37,5
6,20
51,7
Maart

,,
6,25
57,9
0.63
37,5
3,05
20,5
7,40 31,8
5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11,75
39,8
12,50
36,0
6,25
52,1
3
April

,,
6,30
58,3
0.63
37,5 2,84
3

19,1
7.30
31.4
5,48
6

18,7
2,50
6

26,7
23,2S)
42,3
11,75
3
)
39,8

1
2,-
1
3

34,6
6,30
52,6
9

»

,,
6,30 58,3
0.62
36,9
2,73
3

18,4
7,15 30,8
5
,5
1
7

18,8
2,53
7

27,1
23,25
50
)
42,3
11,50
10
)
39,0
6,30 52,6
16

6,30
58,3
0.62
36,9 2,73
4

18,4
6.95
29,9
5,32
8

18,2
2,55
8

27,3
23,00
11
)
41,8
11,50
11
)
39,0
6,30
52,6
»

»
6,25
57,9
0.62
36,9
2,885
19,4
6.85 29,5
5,17
0

17,7
2,43
8

26,0
22,75
11
)
41,4
11,25
12
) 38,1
6,30
52,6
30

,,

»
6,25
57,9 1
0.62

1

36,9
6,45
27,7
1
6,30 52,6
i) Jaar- en maandgem. afger. op pence.
2)
g Apr.
3)
13Apr.
4
)20 Apr.
5
)27
Apr.
(t)
4Apr. 7)11 Apr.
8
)18 Apr.
9
)25 Apr.
10)
12Apr.
11)
19Apr.
12)
26Apr.
13)
10Apr.

2 Mei 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

423

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

.

BOTER
BOTER

p.K.G.
Eier
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
K.G.

per
. .
Leeuwar-
Heffin
maar
Fabrieks-
em. np
.
Eiermijn
an aar

.
Locoprijzen
Loco rizen
loco rizen
LonZer ner
Foundr
IIZEP
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
derCornm.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
Lodn
‘per En

ton
En

ton
No 3 f.cb
Mddlesb
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce
Standard
Noteering
Centr.

ki. mlrnerk
p.
100 st.
per Eng. ton
,
.
.
perEng.ton
Antwerpen Eng.ton
line
Ounce

fi.
010
f1.
II.
°le
f1.
°lo
£
% £
Die
£
°Jo
5h.
O!o
sh.
°Io
£
0(0
sh.
Ofo
pence
OIo
1925
2,31
IOOO

56,-
100,0
9,18
100,0
62.116 100,0 36.816
100,0
261.171-
100,0
731-
100,0
671-
100,-
36.316 100,-
8516

100,-
32
1
1
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5
28UJ16
89,3
1927
2,03 87,9

43,30
77,3 7,96
86,7 55.141- 89,7
24.41- 66,4
290.41-
110,8
731-

100,0
6416
96,3
28101-
78,8
851-
99,5
26
3
h
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8 7,99
87,0 63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
J10
81,1 1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3 75.141-
121,9
23.51- 63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
99,5
24
7
116
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7 6,72
73,2
54.131-

88,0
18.116
49,6,
142.51-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5′
17
13
1
55,4
1931
1,34
58,0

31,30 56,9
5,35
58,3
36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.11-
42,0
551-

75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216

108,2
13j
41,6
1932
0,94 40,7

22,70 40,5
4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121- 23,6
97.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
1181-

138,0
127J
40,1
1933
0,61
26,4
0,96 20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
1241714 145,8
12
3
(8
38,5

Jan.

’32
1,16
50,2

25,75
46,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4
98.181-
37,8
41.6
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013

140,7
13
7
18
43,2
Febr. ,,
1,34
58,0

27,75 49,6
3,79 41,3
26.41-
42,2
10.51-
28,1
99.216
37,9
41,6
56,8
401-
59,7
10.-(-
27,6
11916

139,9
14
43,6
Mrt.

,,
0,98
42,4

23,65
42,2 3,42
5

37,3
24.181-
40,1
9.91-

25,9 96.61-
36,8
441-
60,3
40/-
59,7
9.11/-
26,4
114/-

133,5
13$J4

42,8
Apr.

,,
0,99
42,9

19,60
35,0
2,775 30,2
23.81-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-

61,6
3716
56,0
9.21
25,2
11013

129.0
13
1
1
40,9
Mei

,,
0,82
35,5
‘ –
19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8.-(-
22,0
89.1316
34,2
441-
60,3
3716
56,0 9.91-
26,1
112/9

132,0
1218
39,3
Juni
1,11
48,1

24,25
43,3
3,08
33,5
20.1216
33,2 7.51-
19,9
84.91-
32,3
441-
60,3
3716
56,0
8.131-
23,9
11316

132,7
12
5
19
39,3
Juli
0,96 41,6
0.45
19,55
34,9
3,12
6

34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
34,7
4216
58,2
371-
55,2
8.616
23,0
1161-

135,7
12
3
19
38,5
Aug.

,,
0,76 32,9
0,58
17,90
32,0
3,72
40,6
22.4J6 35,8
7.1716
21,6
101.-(-
38,6
421-
57,5
3616
54,5
9.1316
26,7
11816

138,6
12
13
j1
39,9
Sept. ,,
0,84
36,4
0,65
19,70
35,2
4,64
50,5
25.8J-
40,9
9.1016
26,1
109.916
41,8
421-
57,5
351-
52,2
11.21-
30,7
118/9

138,8
13
121
1
40,5
Oct.
0,82 35,5
0,73 25,50 45,5
5,73
62,4
22.516
35,9
8.71-
22,9
105.1316
40,4
411-
56,2
3416
51,5
10.816
28,8
12116

142,1
38,9
Nov,

,, 0,81 35,1
0,78
26,50 47,3 6,65
72,4 21.191-
35,4
8.416
22,6
104.716
39,9
401
54,8
3416
51,5
10.81
28,7
12519

147,2
12116
38,3
Dec.

,,
0,73 31,6
0,85 22,55 40,3
5,12
5

55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
3416
51,5
10.71-
28,6
12519

147,2
Illit
35,8

Jan.

’33
0,73 31,6
0,89 21,75 38,8
4,27 46,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3
100.116
38,1 4016
55,5
3416
51,5
9.191
27,5
12218

143,5
11U116
36,4
Febr. ,,
0,65
28,1
0,91
20,60 36,8
435
47,4
2031-
32,5
7.71-

20,2
104.716
39,9
431-
58,9
341-
50,7
9.151-
27,0
12015

140,8
1115/1

37,2
Mrt.

,,
0,53 22,9
0,99
19,40
34,6
2,80
30,5
20-16
32,3 7.101-
20,6
104.1813
40,1
43!-

58,9
3417

51,6
10.71-
28,6
12015

140,8
121/16
38,7
Apr.
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075
22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171- 42,0
431-
58,9
3516
53,0
10.816
28,8
12011

140,4
1213116
39,9
Mei
0,52
22.5
1,-
21,80 38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131-
29,4
12316

144,4
13
1
14
41,2
Juni

,,
0,52 22,5
1,-
23,50 42,0
2,50
272
25.71-
40,8
9.41-
25,3
151.101- ‘57,9
42/-
57,5
371
55,2
11.1216
32,1
122134

143,0
1311
4

41,2
Juli
0,55
23,8
1,-
18,50
33,0
2,60
28,3
25.161-
41,6
9.21-
25,0 143.1(6
56,5
41f6
56,8
351-
52,2 12.11- 33,3
123/104 144,9
01ie
38,7
Aug.
0,63
27,3
1,-
18,90
33,8
3,576

38,9
2451-
39,1
8.416 22,6
145.31-
55,4
41!-
56,2
351-

52,2
11.7/-
31,4
125/10

147,2
12
37,4
Sept.
.
0,66
28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
3E6
54,1 3416
51,5
10.1816
30,2
130111

153,1
11
15
/16
37,2
Oct.
0,68
29,4 0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1j-
35,5
7.141-
21,1
145.51-
55,5
3916 54,1 3416
51,5
10.131-
29,4
13111

153,3
11
7
18
37,0
Nov.

,,
0,65
28,1
0,90 20,80
37,1
5,80 63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
401
54,8
3416
51,5
9.196
27,6
128154

150,1
12
1
14
38,1
Dec.

,,
0,60
26,0
1,-
20,40 36,4
5,475

59,6
21.11- 33,9
7.121-
20,9
153.81-
58,6
4016
,
55,5
361-
53,7
9.191-
27,5
126124

147.6
12/16
39,1

Jan.’34
0,50
21,6

1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
771-
20,2 148.31-
56,8
396
54,1
361
53,7
9.121
26,5
12916

151,5
12
3
14
39,7
Feb.,,
0,47
20,3
1,-
21,55 38,5
3,68
40,1
20.916
33,0 7.41-
19,8
140.131- 53,7
3916 54,1
3615
54,4
9.-16
24,9
13711

160,3
12
1
12
38,9
Mrt.,,
0,44
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
7.316
19,7 144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.2!-
25,2
13618

159,8
12/
39,3
3 Apr.,,
0,43°
18,6
1,-
17,50
14

31,3
2,75
30,0 20.81- 32,9
7.51-

19,9
149.916
57,1
4116
56,8
3419
51,9
9.716
25,9
13512

158,1
12
5
/R
39,3
9

,,
0,43
11

18,6
1,-
17,-‘
30,4
2,75
30,0
21.-16
33,9
7.316
19,7
152.-!-
58,0
4116
56,8
3419
51,9
9.716
25,9
13414

157,1
1291
39,1
16

,,
0,4112
17,7
1,-
17,_16
30,4
2,80
30,5
20.1516
33,5
7.516
20,0
149.1/6
56,9
4116
56,8
3319
50,4
9.716
25,9
1341104

157,7
12
3
14

39,7
23

,,
0,41′
17,7
1,-
2,70 29,4
20.141-
33,3
7.516
20,0
151.15/-
58,0
4116
1
.
4116
56,8
3319

50,4
9.81-
26,0
135)74

158,6
12
1
12
38,9
30
2,60

128,3
20.141-
1

33,3
7.316
1

19,7
150.616
57,4
56,8
3319
50,4
9.8j-
1
26,0
113518

1158,7
11
7
1
37,0
t Sept. 1932
79
K.G.
La Plata;
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba
No. 2
3)

Tot Jan.
1928
Western
;
vanaf
Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No. 2,
van
in. 1928
Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G. Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3
ar.
6)
7 April.
7)

14
Apr.
8)
21
Apr.
9)
28 Apr.
0) 5
Apr.
11)

12 Apr.
12)
19
Apr.
13)

26 Apr.
14)
6 Apr.
‘Ib)

13 Apr.
16)
20 Apr.
L7)

27 Apr.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VUREDUT
S T
E E N E N
CACAO
COPRA

KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Kolo-
Zwedeiij binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind.
Robusta
Ribbed Smoked
Witte kristal-
A
,
fI. N.-I. theev.
Finland
per

per
per
50 K.G. c.i.f.
.m.5.
per
100
K.G.
OcOprijzen
Rotterdam
Sheets
suiker
loco
R’dam/A’dam
Adam gem. pr
.
Java- en Suma-
ron –
na e
er standaard
4.672 M
3
.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland Amsterdam
per
1
12
K.G.
i

L

d
ocoolnb
en

per
100
K.G.
trathee
pil,
KG.
S o en
dcten

/
(o
f
/o
f
01
ah.
°(o
f
ol
o

ets.
Ol
o

Sh.
O/
f1.
01
ets.
0
10
1925
159,75
100
15,50

100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
0
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75

101,6
19,50 102,6
491-
115,3
34,-
94,8 55,375
90,2
21-
67,4
17,50
93.3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0 32,620
90,9 46,875
76,4
116,375
51,6
19,12
6

102,0
82,75
97,9 81.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
,

5713
134,9
31,87
6
88,9
49,625
80,9 -110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6 97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45/10
107,9
27,37
0
76,3
50,75
82,7
-/10,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9 85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2 22,62
0

63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
68.0 64.3
1931
110,75
69,3
10,25 66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,370

42,9
25

,
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8 46.6
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32′

33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75
67,1 15/4
36,0
9,30
25,9 21,10 34,2
-12,25
6,3
5,526
29,5
32,75
38,7
35.2 34.7

lan.

’32
82,50
51,6
10,-

‘64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
6
36,6
23
37,5 -12,125 6,0 7,35 39,2
32
31,9
38.5
39.1
Febr.
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-/2
5,6 7,05 37,6
30
35,5
38.3 38.3
Mrt.

,,
70,00
43,8 9,75
62,6
IS.-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
37,5
-11,625
4,6 6,25
33,3
31
36,7
37.0
39.7
Apr.

,
70,00
43,8 9,75
62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23
37.5 -11,5 4,2
5,90 31,5
29,25
34,6
36.2
38.0
Mei
70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9
23,50 38,3 -11,5 4,2
5,626
30,0
30,25
35,7
352
38.1
luni

,,
70,00 43,8 8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12,37
6

34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,30′
33,6
28,50
33,7
34.2
38.7
uh

,,
67,50
42,3
8,50
54,8
15,-
78,9
2011
47,3
12,37
6

34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3 37.6
Aug.

,,
63,00 39,4 8,50
54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,31
6

34,5
24
25,25
39,1
/1,75
4,9
6,57
5
35,1
22,75
26,9
28,1
35.9
37.8
37.4 38.5
Sept.
,,
Dct.
60,00
63,50
31,6 39,7
8,75

56,5
58,1
15,-
14,50
78,9
76,3
2112
1818
49,8
43,9
12,75
12,376
35,5
34,5
26,50
41;1
43,2
-12,125
-11,75
6,0
4,9
6,526
6,326
34,8
33,7
23,75 28,50
33,7
36.2
38.7
‘hov.

,,
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
17
1
6
41,2
12,126
33,8
24,50
39,9

1
1,75
4,9
5,87′
31,3
30,75
36,4
35.3 37.2
Dec.

,,
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
1714
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-11,75
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0
35.7

lan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24


391
-11,625
4,6
5,375 28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
,,
70,00
43,8
9,25
59,7
13,

68,4
1519
31,1
10,626
29,6 23,75
38,7
-11,5
4,2
5,60 29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.

,
70,00 43,8
9,50
61,3
12,25
64,5
16
1
3
38,2
10,376
28,9 23,50
38,3

1
1,5
4,2
6.-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9
Apr.
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3
9,50
26,5
23;50
38,3
-11,625
4,6
6,07
6

32,4
27,50
32,5 32.8
34.9
Mei
70,00
43,8
9,50
613
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6 6,02
6

32,1
26,50
31,4
34.2 35.0
uni

,,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
21.9
22,50 36,6
-12,375
6,7
6,35
33,9
31 36,7
37.2
37.5
uh

,,
75,00
46,9
10,25
66,1
13,

68,4 17/8
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6

12
,6
2
5
7,4
5,92
6

31,6
33,50
39,6
38.2 37.4
5
oug.

,,
75,00
46,9
10,50.
67,7
13.

68,4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8
-/2,625
7,4
5,276
28,1
35,25
41,7
36.5
35.8
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14
1
5
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2

1
2,5
7.0
5,375

28,7
36,75 43,5
36.7
34.6
Dct.

,,
80,00
50,1
10,50
67.7
12,50
65,8
1217
29,6
7,625
21,3
17,75
28,8
-12,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0
36.5
33.4
’40v.
75,00
46,9
ID,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5

12,75
7,7
4,65
248
40,50 47,9
36.4
32.7
Dec.

,,
75,00 46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975

22,2
16
26,1

-12,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5
37.1
31.3

Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2
7,45
20,8
16,50
26,9
-12,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9
33.8
Feb.,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
7,25 20,2
17,25
28,1

13
8,4
4,975

26,5
46,75
55,3
35.9 35.9
Mrt.
80,00
50,1
1411
33,1
7,

19,5
17,75
28,9
-13,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.7
35.2
3 Apr.,
80,00
50.1
1418
34.5
6,50
18,1
11
29,3
-13,3125
9,3
4.50 24,0
43
,
7521
51,8
35.6
35.1
9

,,
80,00
50,1
14/2
33,3
6,626
18,5
18

.
29,3

1
3,375 9,5
4,25
22,7

44,7
5)

53,0
35.8 34.3 [6
80,00
50,1
14
1
6
34,1
6,50
18,1
18
29,3
-13,625
10,2
4,25 22,7
35.5 34.5
13

,,
80,00
50,1
141
33,1
6,50
18,1
18
29,3 -13,75
10,5
4,12 22,0
35.5 34.4
10

,,

,,
80,00
50,1 14/1
33,1
6,62
5

18,5
17
27;7
-/4,1875
,l1,8
4,12
5
22,0
35.5 34.0
.B. Alle
Pondennoteeringen vanaf
21 Sept.’81
zijn op
goudbasle omgerekend;
de Doliarnâteeringen
vanaf
20
April ’33
zijn in
verhouding
van
de depreciatle
in den Dollar
t.o.v.
den
Gulden
verlaagd.

424

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Mei 1934

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 30 April 1934.

Activa.
Binnen!. Wis-1Hfdbk.
f
23.814.973,83
se1s,Prom., Bijbnk.
,,

282.415,63
enz.in disc.Ag.sch.
,,

5.171.837,25
f

29.269.226,71
Papier o. h. Buiten!, in disconto ……

Idem eigen portef.
f

1.154.475,-
Af: Verkocht maar voor de bk.nog niet af gel.
,,

1.154.475,-
Beleeningen {Hfdbk.
f
124.011.527,941)
mci.
vrsch.
in rek.-crt. Bijbnk.
,,

5.724.749,30
op onderp. Ag.sch. ,, 53.893.660,65

f
183.629.937,89

Op Effecten

f
179.500.084,141)
Op Goederen en. ,,

4.129.853,75 l

183.629.9á7,891)
Voorschotten a. h. Rijk ……………. ..

Munt, Goud ……
f
106.720.685,-
Muntmat., Goud ,, ,, 685.022.201,71

f
791.742.886,71
Munt, Zilver, enz. 24.963.596,23
Muntmat., Zilver,,

Belegging 11 kapitaal

8 16.706.482,942)
, reserves en pen- ”


sioenfonds …………….

21.240.383,12
Gebouwen en Meub. der Bank …….
………

5.000.000,-
Diverse rekeningen ………..

.. ….. ,,

15.763.640,12
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,

18.331.195,17

f
1.091.095.340,95

Paesiva.
Kapitaal ………………………..
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,

3.749.272,82
Bijzondere reserve ………………,,

s.000.000,-
Pensioenfonds ………………….,,

8.747.703,08
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 954.595.755,-
Bankassignatiën in omloop ……….,, 2.322.906,66
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f
13.367.982,50
saldo’s:
k
Anderen,,73.167.897,12

91.535.879 62
Diverse rekeningen ……………… ,,5.143.823,77

f
1.091.095.340,95

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
398.337.385,62
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 995.843.460,-
Waarvan aan Nederlandsch-Indjë
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
f
76.424.425,-
Waarvan in het buitenland …………………….
..6.567.252,47
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere Beschikt’. Dek-
Data

Circulatle opeischb. Metaal- kings
Munt _Munt mat.

schulden_saldo _perc.

30 April’34 106721 685.022 954.596 93.859 398.337 78
23 ,, ’34 106717 679.690 900.313 100.791 412.666 81

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521

54
Totaal Schatkist-

,

Papier Diverse
Data

bedrag promessen ni ee-

op het

reke-
-.

disconto’s_rechtstreeks______g_
n

buitenl. ningen
1
)

30 April 1934 29.269

183.63

0

1.154 15.764
23 ,, 1934 28.176

146.628

1.154

11.084
25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
1) Onder de activa,

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

21Apr.’34
1
)
1ii890
187.900
31.570 57.102
14

,,

1341)
144.920 192.050
29.220
56.412

31 Mrt.1934
113.334 1

32.353 191.430
28.876
57.564
24

,,

1934
113.332

1

32.184
190.321
29.291 57.672

25 Juli1914
22.057

31.907 110.172
12.634
4.842
Wissels.
Diverse
Dek-
Data
buiten
Dis-
B elee-

i

reke-
kings-
N.-Ind. conto’s
ningen
ningen’)

percen-
_______________
betaalt’.
1
tage

21Apr.’342)
210
77T220
10.510
66
14

,,

1342)
240
79.060
10.730
65

31 Mrt.1934
273
12.244
66
9.218
1

49.070
24

,,

1934 268
9.202
1

48.780
11.338
66
25Juli1914
6.395
7.259

75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
Bankbilf.
OtherSecurities
Data
Metaal
1

in
un
1
circulatie
1
Departm.
1 Advances

25 Apr.1934
1192.091
1
373.704
1

77.467 5:282

10.621
18

,,

1934
1192.076
1
373.894

77.277
5.375

11.195

22 Juli

1914
40.164
29.317 33.633

00v.
Public
OtherDeposits
1
Dek-
Data
Sec.
Depos.
Bankers
1

Other
1
Reservel
kings
_Accountsl
1
perc.’)

25 Apr.’34
1

75.694
15.829
99505
1
36.956
1
78.3871
51,4
18

,,

’34
1

79.499
14.384
103388

38.809
1
78.1831
49,9

22 Juli ’14
11.005 14.736
42.185
29
.
29
71
52
uuu,n5 tu,,tn,cu flCbCI Vc en ueposits.
BANK VAN FRANKRIJK.

Te goed 1 Wis-

Waarv.I Belee-
Data

Goud

Zilver

in het 1
buitenl.1sels

_ningenv.d.Staat
1 vohot

20 Apr.’34175.131 1

5491

13 1

6.1731

1.0521

3.033 1

3.200
13

,,

‘34174.978

5221

14 1

6.3681

1.0551 3.0601

3.200

23Juli’141 4.10416401-

_1.541181769_-

Bons v. d.

Rekg. Courant

Data

zelfst.

sen 1)

Staat a
Diver- Circulatie


___Zeijst. _Pa rit-

amort. k.

mort.k. culieren

20 Apr.’341 5.996 1 2.386

80.997

195 1.674 13.738

13 . ,, ‘341 5.996 1 2.327

81.631

163 1.595 13.323

23 Juli’14

5.912

401 –

943
1) Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan

Deviezen

Andere
Data

Goud

bij bui-

als goud-

wissels

Belee-

[
banken
1)

geldende

cheques

tenl. circ.

dekking

en

ningen

23 April 1934

219,3

27,8

5,8

2.792,5 1

71,3
14

,,

1934

226,4

36,3

5,7

2.906,1 1

63,0

30 ,Juli

1914

1.356,9

750,9

50,2

Data

1

Effec-

1
Diverse

Circu-

Rekg.-

Diverse

1

ten
1
Activa
2
)

lafie

Crt.

Passiva

23 April 1934 1

321,5

514,5

3.307,7

508,9

142,8
14

,,

1934

339,2

1

514,6

3.428,7

460,0

147,3

30 Juli

1914 1

330,8

1

200,4

1.890,9

944,-

40,0
.JILUCIdbt. -, VV.U. ACIIICLIUdIIKVÇILCII1CLJ, IV npii& It’O’I, EtSp. 00,03 mlii.
NATIONALE BANK VAN BELGIE.

cc
Data

-..

.

Goud –

Rekg. Crt.
VI

1

1934

.

n
n
.1

lXn

26
Apr.k701
7031

64

723 1

1 347 1

40

3.463

95

354
19

,,

1

65

722

39

347

40

3.460

100

345
vroA,

DVCL’orv DAvvc

Goudvoorraad

Wissels

Data

1

Goud-

Other

In her-

1

In de
Totaal

certifi-

&,sh”
2)

disc. 1′. d. t

open
bedrag

member

markt
caten 1)

banks

_gekocht

11 Apr.’34

4.419,8

1

4.386,8

225,8

43,3

17,1
4,,’34

4.343,3

_4.309,6

215,2

47,5

_

26,0

Data

In U. S.

in circu]

Kapitaall kings- 1 kings-
Belegd
1 JÇ,J

Totaal

Goud-
1
Algem.
Gestort 1

Dek-

1

Dek-
Oov.Sec.
1

latie

1

1
perc.3)

1

perc.
4)

11 Apr.’341 2.432,0 1 3.025,8 1 3.737,7

146,4

68,7


‘341 2.431,8

3.032,0

3.656,8

146,3

68,2

1000 59.06 cents werd gedevalueerd.
2) ,,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
9) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden: F. R. Notes en netto. deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmatorlaal en wettig betaalmIddel tegenover Idem.
– PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BiJ HET
FED. RES. STELSEL.

Dis-

1

IReservel
Data

1
Aantal
1

conto’s
1

Beleg-

1
bij de
1

Totaal

1
Waarvan
leenïng.(

en

1

gingen

1

F. R.

1

depo-

1

time

beleen.

1

1
banks

.
sito’s

1
deposits

4Apr.’341

8

1

8.237

1

9.271

12.531

1

17.687

1

4.408
28 Mrt.’341

8.161

1

9.311

12.572

1

17.626

4.419

wou.

u.u. abuis, sIuuawbo.uu abuis UH 00 Obflfl 0! fl09.
land zijn
in duizenden, alle overige posten in mililoenen van de be-

treffende valuta.

.

Auteur