1
SËPTEMBER
198e
AUTELTÈS1’EÛHT VÛOI?BEE’OUDPJN.
Econo
–
Erni*
.
sch
~
~
sta
*
tistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIÈN EN VERKEER
ORGAAN
VOOR
DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
17E
JAARGANO
WOENSDAG 21 SEPTEMBER 1932
No. 873
INSTiTUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Aigerneen Secretaris: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
I’rof. Mr. D. van Blom; J van Hasseit; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandela; Prof. Dr. N. J.
Polak;
Mr.
Dr. L. F. Ii. Regout; Dr. E. van Weide ren
Bdron Rangers; Prof. Mr. H. R. Ribbius: Jan Schilthuis;
Mr.
Q.
J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn. Stuart.
Redacteur-Secretaris: Dr. E. M. Ii. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties
f
0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver.
tenties: Nijgh t van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Oravenhage. Postchèque- en giro-rekening No.
145192.
Abonne?nentsprijs voor liet weekblad franco p. p. in
Nederland
f
20,—. Buitenland en Koloniën
f
23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande ont-
vangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoo-
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigepiaatweg.
21 SEPTEMBER 1932.’
In de gelcikoersen
kwam
deze week geen verande-
ring; prolongatie noteerde 1 pOt., privaat-disconto
34 h % pOt.,
call
34 â 14 pOt.
Op 22 September a.s. stelt de Minister van Finan-
ciën de gelegenheid open in te schrijven op schatkist-
papier tot een totaal bedrag van
f
55 millioen.
–
*
1
1
Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank
geeft ‘de post binnenlandsche wissels een daling te
zien van ruim
f
203.000. De beleeniligen verminder-
de.n met
f
1,1 millioen. De post papier op het buiten-
land bleef onveranderd, terwijl de diverse rekeningen
onder de activa der Bank met ruim f732.000 af-
namen.
De golidvoorraQcl bleef deze week op nagenoeg ge-
lijke hoogte; de ‘voorraad zilveren munt nam met
f
144.000 toe.
Onder de passiva ‘vertoont de biljettencirculatie
een inkr:imping van
f
6,3 millioen, daarentegen ble-
ken de saldi in rekening-courant met
f
5,1 millioen
te zijn vermeerderd; het saldo tegoed van ‘s Rijks schat-
kist daalde weliswaar met
f
5,9 millioen, maar de
saldi ‘van anderen liepen met
f
11,1 millioen op. Het
beschikbaar metaalsaldo is met
f
950.000 vermeer-
clerd; het dekkingspercentage bedraagt nagenoeg 83,
evenals de vorige week.
1 *
*
Ook cle wisselmarkt geeft weinig stof tot opmer-
kingen. Ponden zijn wat teruggeloopen; zij kwamen
van 8.69 op 8.6534. Dollars fluctueerden maar weinig:
2.4910-2.485-2.4915__2.4908
$ff
noteerden 3.49-
3.4714. Marken w’aren tamelijk gezocht; de koers ver-
beterde van 59.25 tot 59.30. Frhnsche Fraiics hand-
haafden zich op het verhoogde peil en schommelcien
rond ‘de 9.16: Be’lga’sc. 34.51. De Zwitsersche Franc
li’ep eèrder nog iets terug: 48.0734-48.04. Lires on-
veranderd 12.78. Peseta’s vast: 20.25. Het Noorden
was met het Pond iets luler: Kopenhagen 44.80, Oslo
4350, Stockholm 44.40. De kabelkoers op Indië is et
Ys verhoogcI en ‘is dus nu 99%. De Canadeesche Dol-
lar liep wat terug: 2.25.
Poncien op één en cirje maanden waren een weinig
lager; zij noteerden
3
/ho
resp. c. clisagio. Dollars op
deze termijnen doen nog steeds 20 resp. 55 punten
déport.
Goud werd geregeld in niet te groote posten ver-
hancield. Voor haren werd
f
1650 geboden, terwijl
eagles
0])
2.4830 werden gedaan. Sovereigns 12.06.
Duitsch bankpapier nog steeds zeer gezocht; de koers
is ca. 59.15.
LONII)EN, 19
SEPTEMBER
1932.
De geidmarkt blijft meer clan overvloedig voorzien
van vlottend materiaal.
Hier en daar hoort men van aanbod
van
Fransch
geld in de markt, maar gezien het zeer lage percen-
tage, dat op kort geict te
maken
is, lijkt het twijfel-
achtig,
dat
Parijs middelen voor gebrdik
in
Londen
zoude beschikbaar stellen. De saldi van de Engelsche
banken bij de Bank
van
Engeland zijn zeer hoog.
,De dis’contomarkt blijft eveneens zeer flauw met
ee.ue noteering voor bankacceten op % pOt. en voor
schatkistpromessen op
/
—
%
pOt.
Sterling werd iets zwakkei en sluit heden op 3.4714
voor Dollars en pl.m. 8.65 voor Gulcleiis.
De maandcijfers van de Engelsche Olearing Banks
zijn in cle laatste maanden zeer aanmerkelijk veran-
‘dercl. Terwijl de gezamenlijke deposito’s sedert Mei
met £150 millioen zijn vooruitgegaan, zijn de in om-
loop zijnde accepten met £20 millioen vérminderd en
de voorschotten aan klanten met £55 millioen op
£ 800 millioen teruggeldopen. Het percentage van de
uitstaande kasvoorschotten tegenover deposito’s heeft
dus cle belangrijke wijziging van ruim 51 pOt, naar
ruim 44 pOt. ondergaan.
734
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 September 1932
DE ONTWIKKELING VAN DE RIJN VAART
OP BELGIË.
Scripta manent: het geschreven woord blijft. Zeer
vaak zal het na eenigen tijd nog slechts historische
waarde hebben, doch een en ander maal wil het ook
wezen, dat het vraagstuk, waartoe het betrekkelijk
was, zoolang onopgelost blijft, dat het mogelijk wordt
vroeger geponeerde stellingen op haar gehalte te
toetsen, véérdat daaruit een onherroepelijke conclusie
ten onrechte is getrokken. Dit laatste geval doet zich
thans voor met betrekking tot de Belgische argumen-
tatie ter verdediging van den eisch tot het toestaan
aan dat land van een Moerdijkkanaal, voor zoover
deze gronden waren gebaseerd op de uitkomsten van
de Rijnvaartstatistiek. Bij een nota van 28 Mei 1929
heeft de Belgische regeering als bijlage IV cijfer-
materiaal overgelegd, dat naar haar meening ter
schraging van haar verlangen tot verkrijging van een
betere verbinding met Moerdijk ,,het onbetwistbaar
bewijs (leverde) van den achteruitgang van het Bel-
gisch Rijnverkeer in verhouding tot het totale Rijn-
verkeer”. De keuze van de daartoe aangevoerde cijfers
strekte er uit den aard der zaak toe, om voor deze
recleneering een schijn van gegrondheid te bieden. Ge-
lukkig is Nederland daardoor niet overtuigd en de
ontwikkeling van zaken, ‘zooals deze sedert 1929 zijn
geloopen, is van dien aard geworden, dat de onge-
grondheid van de Belgische beduchtheid, voor zoover
voortvloeiend uit statistisch materiaal, duidelijk is
gebleken. Nuchtere cijfers steunen thans de redenee-
ringen, waarmede ter zake kundigen reeds destijds de
onhoudbaarheid van het Belgische betoog aantoonden.
Aangezien ook hier geldt, dat leeringen wekken, doch
voorbeelden trekken, is het de moeite waard, om op
het beschikbare cijfermateriaal het volle licht te laten
vallen. Dit brengt reeds terstond mede, dat wij ons
niet zullen beperken tot de met zorg gekozen Bel-
gische argumenten, die slechts betrekking hadden op
onderdeelen van de geheele materie, doch ons recht-
.streeks zullen richten tegen de meening, dat een
causaal verband bestaat tusschen de beweerde toene-
mende onvoldoendheid van den vaarweg door de
Zeeuwsche wateren en het evenzeer in 1929 van Bel-
gische zijde gestelde feit, dat het Belgische Rijnvaart-
verkeer in verhouding tot het totale Rijnverkeer ach-
teruit ging. Wij beschikken daartoe, wat het goede-
renverkeer betreft, over de cijfers, welke aan de Ne-
derlandsch-Duitsche grens worden verzameld, zoowel
met betrekking tot den aard der vervoerde koopwaren
als tot haar herkomst of bestemming stroomafwaarts.
Uit de jaarverslagen van de Centrale Rijnvaartcom-
missie kunnen de Lobithsche cijfers worden afgelezen
tot en met 1929. Over 1930 zijn daarin te vinden de
cijfers voor opgaand verkeer, die te Lobith en voor
afgaand verkeer, die te Emmerik worden verzameld. Over 1931 is het verslag van de Centrale Commissie
nog niet verschenen, doch kan gebruik worden ge-
maakt van de overeenkomstige gegevens, die door de
Kamer van Koophandel en Fabrieken-voor Rotterdam
bekend zijn gemaakt. Tot eit met 1922 betreffen deze
Rijnvaartstatistieken, voor zoovor België aangaat,
slechts het gezamenlijke verkeer; daarna is ook voor
dat land specificatie naar de voornaamste havens mo-
gelijk.
liet verdient aanbeveling, om bij het maken van
vergelijkingen uitsluitend gebruik te maken van deze
aan de Nederlandsch-Duitsche grens verzamelde ge-
gevens en niet van verschillende plaatselijke sta-
tistieken, omdat deze uit den aard der zaak niet goed
vergelijkbaar zijn en daarom niet een waarborg geven,
dat het geheele verkeer inderdaad uit één gezichta-
hoek wordt bezien. Wellicht zullen stroomafwaarts
vervoerde goederen wel eens elders terecht komen
dan bij het passeeren der grens werd aangegeven,
doch het is niet zonder meer aannemelijk, dat daar-
door de onderlinge verhoudingen in ernstige mate
onjuist zouden worden voorgesteld en bovendien is
lNHOUD
BIz
DE ONTWIKKELING VAN DE RIJNVA ‘.RT
op
Bv,Gif,
door
Dr. W.
F.
Lichtenauer ……………………..
734
Saneeringsplannen in de internationale scheepvaart
door Mr.
H.
E. ,Scheffer ……………………..
737
De Rijksmiddelen over Augustus1932 …………….739
De Millioenennota …………………………..740
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
Overheidsbemoeienis met het internationale karl ei.
wezen door Dr. P. Berkenkopf …………….
747
AANTEEKENINGEN:
Nieuwe steunmaatregelen voor de Duitsebe banken. 748
MAANDCIJFERS
Overzicht der Rijksmiddelen ………………..750
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
……………. 751-756
Geidkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten. – Goederenhandel.
het waarschijnlijk, dat eventueele kleine onjuistheden
van dien aard zich gelijkelijk voordoen voor ieder
jaar in – onderzoek en dat zij dus niet van invloed zijn
op de onderlinge verschuivingen in verloop van tijd. Voor het scheepsverkeer zijn de gegevens minder be,redigend, met dien verstande, dat wij eerst sedert
1930, dank zij de publicatie van de Rotterdamsche
Kamer van Koophandel, beschikken over gegevens,
die in gedetailleerdheid op één lijn
zijn
te stellen met
de bovenbedoelde cijfers over het goederenverkeer.
Voor het scheepsverkeer moeten wij dus tevreden zijn
met een tweetal momentopnamen en kunnen wij nog
niet een film geven als voor de ontwikkeling van het,
trouwens uit statistisch oogpunt belangrijker, goede-
renverkeer.
Beginnen wij met het eenvoudigste.
Rijuscheepsverkeer langs Lobith, sleepbooten uitgezonderd.
Totaal Naar (van) België
Aantal
])raagvermogen
Aantal
:Iraaermogen
in tOLiS
in
tOliS
Afgaand.
1930
. .
50.400
38.000.000
13.129
9.500.000
1931
. .
46.306
33.500.000
12.596
8.800.000
Opgaand.
1930
. .
50.312
37.900.000
7.907
5.900.000
1931
. .
46.388
33.600.000
9.713
7.200.000
Ongetwijfeld zal het voor menigeen een verrassing
zijn het ruime aandeel op te merken, dat de Bel-
gische zee- en rivierhavens hebben in het totale
scheepsverkeer langs Lobith. De wijze, waarop dit ge-
deelte van het verkeer in 1931 de economische stor-
men heeft getrotseerd, is evenzeer opvallend en zeker
niet minder lofwaardig dan de volharding, waarmede
het volgens sommige Belgische staatslieden aan het
noodweer op de Zeeuwsche wateren het hoofd biedt.
Intusschen is het niet alles goud wat er blinkt: i’ele
dezer schepen in rechtstreeksch verkeer tusschen Bel-
gië en het Duitsche, Fransche of Zwitsersche Rijn-
land
zijn
ledig, vooral in het opgaande verkeer, want de balans van het Belgische goederenverkeer op den
Rijn is sterk passief. 1
–
let loont daarom de moei-
te, om den bovenweergegeven stiat ook te beschouwen
met betrekking uitsluitend tot de geheel of ten dccle
beladen schepen. -.
Verkeer langs Lobith van geheel of ten deele
beladen schepen.
Totaal Naar
(van) België.
Aa utal
Draagvermogen
Aantal
Draagvermogen
iii tons
in tons
Afgaand.
1930
. .
46.738
34.000.000
12.876
9.300.000
1931
. .
43.710
31.000.000
1.2.177
8.500.000
–
Opgaand.
1930
. .
26.515
26.300.000
3.738
3.000.000
1931
. .
21.588
19.600.000 4.094
3.500.000
21 September 1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
735
Het is natuurlijk niet geoorloofd, om vergaande.
conclusies te trekken• uit deze cijfers, die slechts een
zoo korte spaune tijds omvatten en dan nog een zoo ab-
normaal tijdvak als het onze. Wat wij intusschen in
elk geval reeds gerust kunnen doen, is het geven van
een nadere verklaring aan de hand van de gedetail-
leerde cijfers van de Rotterdamsche Kamer van Koop-
handel. Het werkwaardigste element uit de gegevens
wordt ongetwijfeld ogeieverd door dé toeneming van
de Belgische vaart naar boven. Uit de bedoelde bij-
zonderheden blijkt nu, dat deze aanwas moet worden
toegeschreven aan stijging van het vervoer van Ant-
werpen naar den Elzas. Aangenomen moet worden,
dat de sterke toeneming van het graanvervoer naar
Straatsburg, in hoofdzaak over Antwerpen geleid,
daarvan de oorzaak is. Zij vindt op haar beurt haar
grond in levendigheid in de Straatsburgsche maalin-
dustric. ,Wij hebben hier de gelegenheid op te mer-
ken, dat de schommelingen in het verkeer, voor zoo-
ver niet kunstmatig veroorzaakt, voortvloeien uit den
gang van zaken in den goederenhandel en de nijver-
heid, onder den invloed van het gebeuren op de we-
reidmarkten (van goôderen en vrachten) en van lo-
cale behoeften. De toestand ‘van de Zeeuwsche wate-
ren staat er niet aan in dcii weg, dat Antwerpen’s
Rijnvervoer profiteert van een gunstige constellatie, wanneer de aard van het betrokken vervoer Antwer-Pen in de’ eerste plaats voor verwerving van de ver-
meerdering daarvan in aanmerking doet komen. Een
gedachte, om aan vast te houden
Overigens geeft ook deze tweede staat den indruk,
dat het Belgische Rijnvaartverkeer, in vergelijking
tot het totaal, geen slecht figuur maakt. Op ruim
50.000.000 tons draagvermogen van geheel of ten
dccle beladen schepen heeft België in 1931 niet min-
der dan 12.000.000 tons, of
bijna
een vierde gedeelte,
geleverd en getrokken. Aanspraak op een veêl betere scheepvaartverbindiug dan de natuur heeft geschon-
ken heeft dus wel zeer sterk de strekking om de ba-
lans tot den evenwichtsstand te doen naderen of zelfs te doen doorslaan. Bij de geringere relatieve beteeke-
iiis, welke de Rijnvaart thans voor de Belgische dan
voor de Nederlandsche zeehavens heeft als voedings-
bron voor het goederenverkeer ter zee, zou een zoo-
danige verplaatsing zonder meer beteekenen, dat de
hegemonie op zehavengebied in de lage landen naar
de zuidzijde van de hen doorkruisende grens• werd
verplaatst.
Uit ‘de overvloedige cijferreeksen, welke de sta-
tistiëk van de Rotterdamsche Kamer ‘van Koophandel
op dit gebied geeft, zijn nog veel meer belangwekken-
de bijzonderheden af te leiden. Beperking is hier
eisch. Daarom nog slechts een zeer gewichtig gege-
ven: een vergelijking van het verkeer van
beladen
Rijnschepen van en naar de havens Antwerpen en
Rotterdam, naar en van uitsluitend Dnitsche bestem-
mingen en herkomsten.
Aantal
Draagvermogen in tom
Antwerpen Rotterdam Antwerpen Rotterdam
Afgaand.
1930
……
4.016
13.331
3.100.000
14.400.000
1.931
……
3.947
12.263
3.000.000
12.900.000
Opgaand.
1930
……
1.538
15.463
1.100.000
16.000.000
1931
…….
1.477
11.312
1.100.000
10.200.000
Het sterkst spreekt de geweldige achteruitgang
van Rotterdam in het opgaande verkeer. De wegslin-
hing van de ertsvervoeren, waarvoor RQtterdam zoo
bijzonder gevoelig ‘is, levert de gereede verklaring in clenzclfden geest als hierboven voor gunstige Belgi-
sche c:ijfcrs werd gegeven. In den trant, van de Bel-
gische argumentatie uit 1929 zou aan den gang van
zaken de redeneering kunnen worden ontleend, dat
de Waal onvoldoende wordt en Rotterdam dus be-
hoefte heeft aan een beteren vaarweg naar het Duit-
sche Rijnland. De tastbare onjuistheid van deze be-
wijsvoering en het in plaats daarvan voor de hand liggen van de juiste verklaring
zijn
natuurlijk een
belëtsel, om haar te volgen, maar het is desniettenain
goed, om haar de eer van vermelding te bewijzen, omdat sij in beginsel staat op één lijn met de door
ons bestreden Belgische stelling omtrent de Belgische
Rijn’vaart.
Alvorens wij afscheid nemen van de cijfers omtrent
het scheepsverkeer, is het nuttig aandacht te wijden
aan het aandeel, dat. de eigen Belgische binnenvaart
aan het geheele internationale verkeer langs Lob.ith
neemt, m.a.w. na te g, hoeveel eigenaren van de
betrokken schepen hun d6micilie hebben in de Bel-
gisch-Luxembiirgsche douane-unie. Wij vinden dan
daaromtrent de volgende uitkomsten:
Domicilie:
1930
1931
Nederland ………………………
84.581
76.508
België—Luxemburg ………………..
16.476
16.325
:Duitschland
…………………….
19.034
15.620
Frankrijk
………………………
4.721
5.176
Zwitserland
…………………….
1.004
1.008
Totaal der Lohith passeerende schepen
(sleep’booten inbegrepen) ………..
125.816
114.637
Het behoeft nauwelijks uitdrukkelijk te worden
vermeld, dat de hooge Nederlandsche cijfers mede
voortvloeien ui.t het onder Nederlandsche vlag varen
van vele schepen, die niet geheel ,,van vreemde smet-
ten
Vrij”
Zijn. Door dezelfde oorzaak wordt het Duit-
sche
cijfer
gedrukt. Desniettemin is het verrassend te
constateeren, dat de Duitsche vlag te Lobith in de
minderheid is gekomen tegenover de Belgische drie-
kleur (het mederekenen van Luxemburg is op deze
conclusie niet van invloed). Op een kwijnenden toe-
stand wijzen. ook deze
cijfers
niet. De achteruitgang van de Rijnvaart in 1931 heeft de activiteit van de
Belgische binnenvloot in het verkeer naar en van
Duitschland en hooger gelegen streken onberoerd ge-
laten.
Voor het goederenverkeer beschikken wij, als ge-
schreven, over verder in den tijd teruggaande ge-
gevens. Deze wijzen uit, dat het goederenvervoer langs
Lobith over de onderaangegeven jaren als volgt ver-
deeld is geweest tusschen Nederlandsche en Belgi-
sche havens:
Nederland
Jlelgië
pOt. pOt.
1913
…………..
74,45
24,18 1924
……………
78,95 20,26
1925
……………
78,28
20.72
1926
…………..
80,54
18,62
1927
…………..
79,7
18,88
1928
……………
79,87
18,46
1.929
……..
……
79,81
18,72
1930
…………..
77,83
20,27
1931
7444
2325
Deze cijfers toonen voor verhoudingsgetallen inder-
daad groote schommelingen. Intusschen is het in de
eerste plaats merkwaardig, dat na achttien jaren het
aandeel van Nederland veder is teruggezakt tot het
percentage van 191.3, terwijl België de inzinking,
welke de cijfers voor dat land sindsdien hebben ver-
toond, weder ongeveer te boven is gekomen. Voor beide landen is het percentage wat gedrukt door de
sterke ontwikkeling van het Rijn-zeeverkeer, dat in
het crisisjaar 1931, toen allen trachtten het aantal
tusschenschakels in het verkeer zôoveel mogelijk te
doen verminderen, omvangrijker is geweest dan ooit
‘te voren. Nooit was dientengevolge de som van de
Nederlaidsche en Belgische percentages zoover van
de 100 pOt, verwijderd.
Wamieer wij dan aandacht
wijden
aan de beteeke-
nis van de schommelingen, dan wordt de aandacht
terstond getrokken door den Nederlandschen ,,top”
in 1.926 en de Belgische ,,dalen” in 1926 en 1928.
Deze markante verschijnselen geven meteen ook de
verklaring. De staking in de Engelsche steenkool-
mijnen, die voor onze stad tijdelijk de uitwerking van
de na-oorlogsche verkeerscrisis heeft gemaskeerd, ver-
oorzaakte toen een overstelpend steenkoolvervoer uit
Duitschland langs den Rijn, waarvan alle zeehavens
736
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 September 1932
aan Rijn en Schelde hebben geprofiteerd, doch het
incest Rotterdam, omdat
deze
stad nu eenmaal zoowel
voor het bunkerbedrijf als overigens voor deze soort
van vervoer verreweg het gunstigst was gelegen.
Evenwel zag ook Antwerpen dat jaar zijn Rijnvervoer
zeer aanzwellen, evenals ønnt, maar de stijging van
geheel België werd geremd, doordat het belangrijkë
Rij nvervoer naar de overige Belgische haventjes en los-
plaatsen, ecn vervoer, dat hoofdzakelijk uit steenkool
en rneststoffen bestaat, daalde in verband met de
stijging van steenkool- en vrachtprjzen, die van de
omstandigheden het gevolg was. lIet spreekt van-
zelf, dat België dientengevolge wat minder dan an-
ders goederen langs den Rijn betrok, een schade, die het volgende jaar is ingehaald. Evenwel is het Belgi-sche percentage in dat jaar en in de daarop volgende
jaren 1928 en 1029 nog niet weder van beteekenis
kunnen stijgen, omdat ontzaglijke ertsaanvoere.n .ten
behoeve van de Duitsche industrie, al weder een ver-voer, waarvoor de haven van Rotterdam ddor ligging
en uitrusting allereerst in aanmerking kwam, daar-
aan in den weg stonden. Doordat de Belgische havens
ten aanzien van dit vervoer in het geheel niet voor
concurrentie in aanmerking kwamen, heeft België
tocii nog ee.n zeer laag percentage getoond, lager zelfs
ten deele dan in 1026. in 1930 begint met de afne-
ining van liet vervoer van massa-goederen op den
Rijn de herrijzenis van het Belgische percentage, aat
thans weder vrijwel even gunstig is als in 1013, het
jaar van vergelijking voor de Belgische bezorgdheid
in 1.029, uitgangspunt dus van cle statistische argu-
mentatie voor het Moerd.ijkkanaal. Het is weder de-zelfde geschiedenis: marktpositie en plaatselijke be-
hoeften bepalen in verband met de natuurlijke ge-
steldheid omvang en verdeeling van het Rij nvervoer.
Onder de eene constellatie zal België, onder de an-
dere Nederland een ruimer aandeel daaraan hebben,
zonder dat deze schommelingen mogen worden toege-
schreven aan ,,toenemende moeilijkheden door de na-
tuur in den weg gelegd”, waarover de Belgische re-
geering in 1029 schreef. Uit den aard der zaak spe-
len met betrekking tot dit verkeer nog vele kleinere
invloeden een rol, doch in de groote
lijnen,
de eenige,
welke bij vraagstukken van zoo wijde strekking wer-
kelijk van belang zijn, ligt de verklaring van de wis-
selingen in de verhouding tussehen het Nederland-
sche en Belgische Rijnverkeer in de bovenbeschreven
omstandigheden.
Verhoudingsgetallen mogen zeer nuttig vergelij-
kingsmateriaal bieden, de absolute cijfers leveren
daarnaast als eenvoudigste uitbeelding van de ver-
kelijkheid een niet minder opmerkelijk gegeven
01).
Teneinde niet in herhalingen te vervallen, door met
andere getallen dezelfde verhoudingen aan te duiden
als hierboven is geschied, willen wij de absolutn cij-
fers-geven met beperking tot het goederenvervoer op
den Rijn naar en van de ioornaamste zeehavens in
Nederland en België. Een niet onbelangrijk plaatse-
lijk vervoer schakelen wij daardoor uit, waartegen-over als winst staat een juistere blik op de beteeke-
nis van: den Rijn vooi de concurreerende Noordzee-
havens, wier belangen in de eerste plaats bij de
strijd om een Moerdijkkanaal zijn gemoeid. Het is
slechts jammer, dat de Rijnvaartstatistiek ons daar-
bij voor 1013 in den steek laat, omdat toen liet Bel-
gische vervoer werd gegeven zonder eenige nadere
specificatie.
.Rijnvervoer (in tons van
1000 iG.)
naar en van
verschillende
havens. R&tterdam
Amsterdam Antwerpen
Gent
1924
…….
18.700.000
1.650.000
3.950.000
700.000
1925
…….
22.850.000
1.950.000
4.750.000
1.300.000
1926
…….
32.400.000 2.400.000
6.050.000
1.550.000
1927
…….
33.250.000
2.300.000 5.750.000
1.600.000
1928
…….
29.700.000 2.450.000 5.350.000
1.350.000
1929
…….
3
–
2.650.000
2.600.000
5.650.000
1.650.000
1930
…….
28.250.000 2.250.000 5.050.000
1.950.000
1931
…….
21.650.000
2.050.000 5.100.000
1.800.000
Met deze cijfers voor oogen wordt het al weder
moeilijker of, liever gezegd, wordt het onmogelijk,
om op grond van de uitkomsten der statistiek te be-
sluiten tot een minder bevredigende ontwikkeling
van de Belgische Rijnvaart. Kon zij in den aanvang
van 1929, toen de Belgische regeering de meer aan-gehaalde uitspraken in dien geest deed, wellicht nog
met een schijn van rede met bezorgdheid worden be-
schouwd, de getallen over latere jaren kunnen daar-
toe niet strekkén. Wanneer mi van Belgische zijde
mocht woden gewezen op de kunstmatige bevoordee-
ling van de Rijnvaart op België (ook in 1929 ging
de argumentatie van Brussel mede in die richting),
dan kan daarop worden geantwoord, dat onze zuide-
lijke naburen het juist door het nemen van die maat-
regelen aan zichzelf hebben te wijten, dat de sta-
tistiek aan bewijikracht verliest, hetgeen een nadeel is
voor de eischende partij in dit internationale pleit.
Willen wij echter in gedachten houden, dat wij de
aangelegenheid niet in de eerste plaats moeten zien
als een controverse, doch als een samentreffen van
wederzijdsche belangen, die zon goed mogelijk moeten
worden verzoend, dan kan gereedelijk worden toege-
geven, dat België voor zijn Rijnvaart voordeel trekt
uit de Frausche surtaxespolitiek en deze verkeers-
wijs sedert 1929 mede kunstmatig tot meerderen bloei
brengt door de z.g. compensatiepremies. Wanneer men
echten eenerzijds de gegeven cijferreeksen in het oog
vat en anderzijds hedenict, dat de premies over de
jaren 1020, 1.930 en 1931 in hoofdzaak slechts golden
in het opgaande verkeer, dus voor het kleinste ge-
deelte van de Belgische Rijuvaart, terwijl overigens
van een zoodanigen maatregel niet
ortsn.iddellijic
sen-
stioneele verschuivingen zijn te verwachten, al kun-non onaangename gevolgen op den duur niet uitblij-
ven, dan is het duidelijk, dat de Belgische Rijnvaart
zich waarschijnlijk ook zonder dozen vorm van pro-
tect.ie in de laatste jaren naar verhouding beter zou
hebben gehouden dan die op de Nederiandsche ha-
vens. Als punt van uitgang voor een vergelijking kan
liet best dienen het jaar 1925, vrij normaal als dit
was, gehiemd tusscheu de sombere dagen van liet lij-
delijk verzet en de opleving, hier veroorzaakt door de Engelsche kolenstaking. Wij vinden dan voor de twee
groote Nederlandsche zeehavens een verlies van on-
geveer 1.100.000 ton, voor de Belgische een winst van
850.000 ton, een vermindering dus van den achter-
stand van België met bijna 2.000.000 ton. Al dien tijd
bleef de voorsprong in zake surtaxes onveranderd en de jaren na de invoering van de compensatie-premies
brachten ook België in absolute cijfers eenig verlies.
De Belgische Rijnvaart heeft dus getoond ruggegraat
te hebben, ook onafhankelijk van staatssteun.
Wellicht nog belangrijker is, dat het verloop van
zaken na de nota-wisseling in den aanvang van 1029 a posteriori bewijst, dat liet toen van Nederland juist
gezien was, om te betoogen, dat de cijfers over de
voorafgaande jaren België geen aenleiding gaven tot
ongerustheid. Het Duitsche economische organisme heeft jaren lang onder meer twee pathologische ver-
schijnselen vertoond, beide in laatste instantie ver-
oorzaakt door de politieke verhoudingen in Europa:
overmatige uitstooting van (herstel)kolen en sterk
toegenomen ertshonger tengevolge van een industri-
ccle
bedrijvigheid,
welke in die mate niet zou kunnen
standhouden. Nu de daardoor veroorzaakte vloed van
het massa-vervoer is gezakt, blijkt het, dat het opge-
blazen Rotterdamsche Rijnvaartverkeer uit de jaren
192619 tijdelijk het Belgische ongewoon sterk heeft
kunnen overtreffen, zonder dat dit in de kern van
zijn positie is getroffen. Integendeel: krachtiger, al-
thans omvangrijker, dan v66r 1026 heeft het zich
in liet crisisjaar 1931 aan ons vertoond.
De interpretatie van de statistische gegevens over
cle Rijnvaart is dus voor België geruststellend, om-
dat de vrees van dit land ongegrond blijkt, en voor Nederland evenzeer, omdat althans het statistische
argumeilt, om een Moerdijkkanaal op te eischen, aan
België ontvalt.
21 September
1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
737
Rest de vraag, die niet zuiver statistisch meer is,
doch die tot het voorafgaande in onverbrekelijk ver-
band staat, of de Belgische Rij nvaart zich niet tz-
recht achteruit gezet acht, doordat de geografische
gesteldheid van de delta-wateren oorzaak -is, dat in
de genoemde, jaren het sterk aangezwollen massa-ver-
voer vrijwel uitsluitend aan Rotterdam ten goede is
gekomen en dit eventueel onder soortgelijke omstan-
digheden weder zal komen: -1
–
let antwoord moet lui-
den, dat de rechten, wdlke, België ontleent aan de
scheidingsregeling van 1839, dat land slechts aan-
spraak geven op’ het gebruik door de Rijnvaart van
destijds bestaande tusschenwateren tusschen Rijn en
Schelde of andere vaarwegen, welke deze vervangen.
Wij behoeven in dit bestek niet te freden in dc
vraag, of de vervangende kanalen; naar de woorden
van het verdrag, ,,even veilig en even gôed en gemak-
kelijk zijn” als de thans afgesloten oude vaarwateren.
Deze zouden immers v6ir de afdamming zeker niet
beter dan de kanalen geschikt zijn geweest om massa-transporten, .zooals die zich in cle latere jaren hebben
ontwikkeld, te dragen. Dit massa-vervoer staat tot ‘de
Rijnvaart van 1839. als vervoer per Fokker tot ccii
tochtjein een Montgolfière. De dntwikkelung van de
Rijnvaart sedert 1839 zon ook lo.or een Nederlandsch Antwerpén -slechts ten volle kunnen zijn gevolgd met
behulp yan een grootschepsche correctie van de’ na-
tuur -en daardoor van de natuurlijke’ verdeelung van
de, goederenstroomen,, zooals deze uit defl’ aarclrijks-
kündigen ‘toestand vôortvloeit. Zulk eéri ‘ungrij-jen kan
van niemand worder ver]Imd-ih trjd’ ‘niet zija èigen
levensbelangen en cle vôor- België ‘él*illê’nd’stë’ int
er
:
pretatie van art. IX van -de’ ‘sëhèidinga’regeling kai
daartoe Nederland niet nbpen. Het aandeel, .dat de natuur aan België in het Rijiiverkeer heeft gëôhon-
kén, heeft het blijkens het bovelistaande veilig be
houden. Mcci” vragen zou beteekenen: eens anders
bed begeercn; en dat is op den duur van een be-
vriend.nahuurland niet te verwachten. Dat b’eide lan-
den: elkander
di)
den grondslag ‘van ‘dit inziht ook
met betrekking tot dit onderdeel van hun verhouding
mdgen leeren vinden!’ ‘
Dr.’ W.
F.
L1OHTENAUER.
,,SANEERINGSPLANNEN IN DE INTERNATIONALE SCHEEPVAART.
– Er bestaat een nauw ver-band tusschen -de diepe
depressie, waarin het scheepvaartbedrijf zich thans
bevindt en
–
den omvang van de wereldvloot. Reeds
jarenlang, eigenlijk reeds si-nds -de kortstondige na-
oorlogsche boomperiode, heeft er een wanverhou’ding
bestaan tusschen vraag en aanbod van scheepsruimte,
doordat -de uitbreiding van de wereL’dtonnage veel
sneller plaats vond dan de slechts langzame ontwikke-
ling van den wereldhandel. De vrachten bleven 0-ver
het algemeen onbevredigend en de meeste reederi.jen
slaagden er niet in een behoorlijke rentabiliteit te
bereiken. De algemeene economische crisis met haar
ontwrichtende werking op het internationaal ruil-
verkeer, heeft deze wanv’erhouding tot catastrophale
afmetingen gebracht. Naar ruwe schatting zijn thans
14 millioen biuto tonnen aan schepen opgelegd of on-
geveer 20 pOt. -der wereldvloot. Van de schepen, die
i.in de vaart zijn en veelal in de vaart moeten ‘blij-ven
om de jarenlang zorgvuldig opgebouwde iijndiensten
in stand te houden, zijn de ruimen
dikwijls
slechts
voor de helft of minder met lading gevuld’ en blijven
de ‘passagiersruimten voor een ‘aanzienlijk gedeelte
ongebruikt, terwijl de varende trampschepen wegens
gebrek aan lading-herhaaldelijk gedwongen zijn hetzij -de uitreis; hetzij -de thuisreis in ballast te maken. Cij
–
fermateriaal aangaande deze onbenutte -scheepsruimte
is niet voorhanden, ‘doch veilig mag worden aangeno-
men -dat behalve de 20 -pOt., aan opgelegde’ schepen,
nog wel 15 20 pOt. mag wbrden opgeteld aan wan-
ruimte in de varen-de schepen. 1
Evenwicht tusschen het aanbod van scheepsruimte
en de
thans
‘bestaande vraag zou dus niet eerder in-
treden, alvorens de wereldvloot met 30 ôf 40 pOt. of
20 â -25 millioen ton zou zijn verminderd. Vergelijkt
men nu de cijfers aangaande .de vermeerdering en
vermindering der wereldvloot gedurende de laatste
jaren, dan -blijk-t dat de sloopbedrijvigheid in 1931 is
toegenomen (ruim 1 millioen tegenover 850.000 ton
in het voorafgaande jaar), waartegenover weer staat
een daling van de verliezen door zee-evenement
(318.000 ton in 1931, 384.000 ton in 1930, 515.000
–
ton
in 1929), zoodat de vermindering in totaal 1.336000
ton b
e
.droeg; daarentegen werden in 1931 1.601.551 ton
te water gelaten; in ‘het laatste jaar heeft dus de nieu-
.we aanbouw de gesloopte en verloren gegane tonnage
nog overtroffen. De cijfers van het loopende jaar in-
tusschen ‘ë’ijzen er reeds op, -dat de verhouding anders
wordt. Verwacht mag worden, dat in 1932 op groo-
-tre schaal gesloopt zal worden, terwijl de nieuwe
aanbouw dit jaar vermoedelijk niet meer zal bedragen
dan 500000 ton. Gesteld, dat dubbel zoovcel gesloopt
zÔ’u worden als in 1931- (een jaar, waarin de gesloop-
te tonnae reeds het hoogste cijfer sinds 1900, met
uitzondering van dat van 1924, bereikte) en de ver-
liezen door zee-evenement gelijk bleven, dan zou de
vermindering’ ongeveer 21/
2
, millioen ton bedragen, de
vermeerdering -4 millioen ton en derhalve in- totaal
de wereldtonnage met 2rnillioen ton -dalen. De wei’eld-
vloot zou dus slechts met hoogstens 3 pOt. vermin-
‘deren en – de momenteel ‘bestaande wanverho,uding tus-
scle vraag en aanbod met 1.0 pOt., hetgeen geen ve.r
–
betering van eenige beteekenis teweeg zou ‘brengen.
– Gt.at men vervolgens na welke vooruitzichten zich
voordoen ten aanzien van de vraag naar scheeps-
ruimte, dan zij onder het oog gezien, dat de *ereld-
tonnage ter beschikking van den internationalen zee-
handel
1)
steeg van 33 millioen ton in 1.91,3 tot 52
millioen ton in 1931, een toeneming-dus van 88 pOt.
Gedurende ongeveer deze zelfde periode (1913-1929)
steeg
2)
de internationale zeehandel naar schatting
OP
basis van de in 1913 geldende waarde van £ 3.300 mil-
lioen tot £ 4.000 miljoen, derhalve met slechts 21 pOt.
Deze
belangrijke
marge tusschen de toeneming der
Wereldvloot en die van den handel wordt nog vergroot
door de, dank zij de vooruitgang der techniek, groo-
tere ,,efficiency” van de moderne schepen wat ‘be-
treft snelheid, voortstuwing, laad- en losgerei en de
sterke achteruitgang van het haudelsverkeer ter zee
onder invloed van de crisis, welice blijkens de ‘erge-
lijkende cijfers van het goederenverkeer in de groote
West-Europeesche havens en dat door het Suez- en
Panamakanaal op 20-30 pOt. gesteld kan worden.
De vele nog onopgeloste financieele en credietvraag-
stukken, de tallooze handelsbelemmeringen in den
vorm van tarieven, contingen teeri ngen, deviezenrege-
lungen, het overal aan den dag tredende streven naar
autark ie, de structuurvercnderungen in overzeeschc
gewesten (toenemende md ustrialiseering én voorzie-
ning in eigen behoeften, beperking van immigratie)
geven vooralsnog weinig grond tot optimistische ver-
wachtingen aangaande een snel stijgende vraag naar
‘scheepsruirnte in ‘de eerstvolgende jaren; zelfs indien
de wereldhandel zich weer herstelde tot het in 1929
behaalde peil – waarop vo(orloopig geenerlei uitzicht
bestaat – zou immers nog een gedeeltè der hdschik-
bare tonnage overtollig zijn.
De’ naaste toekomst, van de scheepvaart laat zich
dus donker inzien, zoolang geen oplossing – gevonden
wordt om den zwaren druk, welke het teveel aan ton-
nage op het
bedrijf
uitoefent, ‘te verlidhten. Thans
heeft het tonnage-surplus tengevolge dat de vrachten
zoo gedaald zijn en de hoeveelheid lading per scheeps-
“1)
Stoom- en niotortonnage met aftrek vn schepen ‘bene-
den 2000 ton e’n tonnage aangewend op de Amerikaanshe
en ‘Qa-nadeesche meten en in de Amerikaansche küatvaart.
2)
Volgens de ,,Statitical Tables relati-ng to-British and
Foreign-Tradc and Industry” uitgegeven door den Britschen-Board of Trade.
738
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 September 1932
eenheid zoo gering is dat het vervoer in do meeste
gevallen beneden kostprijs w’ordt bewerkstelligd en
tal van scheepvaartmaatschappijen niet in staat zijn
rente en .afschrijving te verdienen of zelfs de exploi-
tatiekosten van de reizen hunner schepen te dekken.
Het voordeel is aan de verschepers; waren de tram-
portkosten een belangrijke factor, in de marktwaarde
van de goederen, dan zouden de lage vrachten een sti-
muleerende factor op den omvang van het vervoer
kunnen hebben en als zoodanig de vraag naar scheeps-
ruimte doen stijgen. Doch deze vraag is over het alge-
meen weinig afhanicelijk van den vrachtprijs en al-
thans voor de massale artikelen speelt de zeevracht
een zeer ondergeschikte rol. Van een redelijke verhoo-.
ging van de vrachten tot een peil, waarop de reeder
zijn kosten kan dekken, behoeft dus geen afname van
het vervoer gevreesd te worden. Het belang van den
handel is bovendien meer gebaat bij een regelmatig
functioneerend en loonend transportwezen dan bij
handhaving van ongezonde toestanden, waarbij moor-
dende onderlinge concurrentie het scheepvaartbedrijf
steeds meer dreigt te ontwrichten en armlastig te
maken.
Onder deze omstandigheden wordt naarstig gezocht
naar middelen, welke tot gezondmaking van het
scheepvaartbedrijf zouden kunnen leiden. Financieele
reoranisaties, inwendige bezuini gi n gsacties, natio-
nale concentraties zijn aan de orde van den dag. Al
deze maatregelen, hoe nuttig en noodzakelijk ook,
kunnen echter de te vervoeren hoeveelheid goederen
niet vermeerderen, noch een
stijging
van de vrachten
bewerken, welke verhinderd wordt door het steeds de
markt hedervende surplus aan schepen. Evenmin kun-
nen zij een einde maken aan een ander euvel, dat de
concurrentiestrijd zoo bitter maakt, namelijk het ver-
schil in exploitatiekosten naar mate de verschillende
staten door subsidies of anderen financieelen steun
cle bestaansvoorwaarden hunner nationale reederijen
vergemakkelijken en daardoor die van hun vreemde
concurrenten verzwaren en slechts ten deele kunnen
dergelijke maatregelen er in slagen kostenverschillen,
voortvloeiend uit het prijsniveau en den levensstan-
daard in het land van de vlag van het schip, op te
heffen.
Voor de lijnreederijen bieden de internationale con-
ferences, die in •de voornaamste vaarroutes bestaan, een mogelijkheid om door afspraken aangaande ver-
mindering van afvaarten een zekere rationalisatie van
scheepsruimte te bereiken en de vrachttarieven nog
eenigszins op peil te houden door rabat- en contract-
systemen, waarmede men verschepers aan de confe-
rence
lijnen
bindt. In de algemeene vrachtvaart
heerscht echter volslagen ongebondenheid, zoodat de
vrachten ingezonken zijn tot het peil, waarop de
goedkoopst varende reeder van het land met de laag-
ste exploitatiekosten nog juist minder verliest dan
wanneer hij zijn schip zou opleggen, althans indien
hij niet verkeerd speculeert, en zijn verlies grooter
is, hetgeen nogal eens pleegt voor te komen.
Pogingen om systematisch op de vrachtprijsvorming
invloed uit te oefenen door georganiseerde aanpas-
sing van het aanbod van tonnage aan de vraag, stui-
ten dadelijk op de moeilijkheid, dat een eenvormig
plan in de internationale scheepvaart niet door-
voerbaar is, omdat deze uiteen valt in eenige duizen-
den reederijen, waar tusschen zoo groote verschillen bestaan in belangen, omstandigheden, scheepstypen,
organisatievorm, exploitatiekosten en nationaliteit,
dat een vormige maatregelen te sterk zouden ingrij-
pen in de bestaande verhoudingen en gevestigde be-
langen schaden. Bovendien heerschen individualisme
en nationaal antagonisme in het scheepvaartbedrijf
zoozeer, dat prijsgeven van een gedeelte van eigen Vrij-
heid ter wille van een gemeenschappelijk ‘belang tot
de moeilijks’t bereikbare doeleinden behoort.
Onder de tallooze plannen, welke worden gepropa-
geerd tot saneering van het scheepvaartbedrijf, kan
men drie richtingen onderscheiden. Ten eerste wor-
den voorstellen gedaan om rechtstreeks den vracht-
prijs te beïnvloeden; dit zou kunnen geschieden door
instelling voor de algemeene •vrachtvaart van een
centraal bevrachtingsbureau of een dictatorschap,
door wiens bemiddeling uitsluitend bevrachtingen tot
stand zouden moeten worden gebracht; de proef zou
genomen kunnen worden met bevrachtingen in een
bepaald vaargebied als de Oostzee of de La Plata-
vaart. Van Belgische zijde is het denkbeeld aan de
hand gedaan voor enkele belangrijke goederen inter-
nationaal minimumvrach’ten vast te stellen en van
staatswege in- en uitklaring van schepen te verhin-
deren, indien van deze minimumvrachten zou worden
afgeweken.
Meer binnen het terrein der mogelijkheden vallen
voorstellen om de scheepsruimte aan de behoefte aan
te passen hetzij blijvend door het sloopen van die
schepen, waarvoor in de naaste toekomst geen em-
plooi meer te verwachten is, hetzij tijdelijk door een
internationaal oplegsysteem. –
Bij de uitvoering van een sloopplan rijzen een aan:
tal belangrijke vragen. Kan men het al eens worden
over de moeilijke vraag, welke schepen voor slooping in aanmerking komen (de ouderdom kan niet de eenig
beslissende factor zijn), dan stuit men op een twee-
tal verdere vragen: hoe het sloopen te financieren en
wat te doen me’t de enorme hoeveelheid oud ijzer, die
cle ,scrap-market” volkomen zou overvoeren.
Gezien de zeer lage prijzen, die de reeder verkrijgt
hij verkoop van zijn schip voor sloop, zal hij, indien
eenigszins mogelijk, trachten zijn schepen te verkoo-
pen naar het buitenland, met het funeste gevolg
evenwel, dat de nieuwe eigenaar, voor 1agei prijs in
het bezit van een schip gekomen, in staat wordt ge-
steld des te scherpere concurrentie te voeren. Den
reeder zou dus het sloopen mogelijk gemaakt moeten
worden door hem compensatie te verschaffen voor
het eventueel verschil tusschen handelswaarde en
sloopprjs. Overvoering van de oud-ijzer- en metaal-
markt zou men moeten tegengaan door de voor sioop
bestemde schepen eerst geleidelijk af te breken en be-
paalde voorraden oud ijzer telkens voor een zekeren
tijd uit de markt te houden. Vervolgens rijst de vraag hoe men den reeder, die zijn vloot aldus gereduceerd
heeft, kan verhinderen om, zoo hij hiertoe de midde-
len kan vinden, tot nieuwen aanbouw over te gaan,
waartoe op den duur een natuurlijke geneigdheid zal
bestaan, doch welke het door sloopen verkregen gun-
stig effect veer teniet zou doen. Een bouwverbod,
althans voor zekeren tijd, schijnt, wil men werkelijk
een betere aanpassing tusschen vraag en aanbod van
scheepsrui mte
verkrijgen,
onvermijdelijk.
Voorts zal het sloopen van schepen slechts dan een
stimuleerenden invloed op de vraéhten uitöefenen,
wanneer het op groote schaal en dus in vele landen
tegelijk geschiedt. Plannen zijn daarom aan de hand
gedaan voor een internationaal sloopsysteem. De
samenstelling der nationale icoopvaardijvloten wat
betreft economisch nut en ouderdom verschilt ech-
ter onderling aanmerkelijk, zooals blijkt uit de in het
vorig nummer vermelde percentages der leeftijdsklas-
sen. Zou men alle schepen van bepaalden ouderdom
willen sloopen, doch de kosten hiervan over de ver-
schillende landen evenredig verdeelen naar de grootth van hun overgebleven tonnage, welke van deze oprui-
ming profiteert, dan zou men teveel vergen van de
offervaardigheid van de landen met moderne vloten,
die zware lasten zouden moeten dragen om andere lan-
den van hun verouderde schepen af te helpen. Een bil-
lijke verdeeling van lasten levert bij ee internationa-
le regeling schier onoverkomelijke moeilijkheden op.
Meer kans op verwezenlijking biedt daarom een op
nationale leest geschoeide regeling in de voornaamste
zeevarende, landen. Inderdaad wordt in deze richting
reeds een aanvang gemaakt. De Italiaansche regee-ring, stelde in den aanvang van •dit jaar een premie
van 25 Lire per ton beschikbaar voor het sloopen van
21 September 1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
739
200.000 ton, welke premie thans ook voor een -volgende
200.000 ton zal worden uitgekeerd. In Japan wordt
van staatswege 15 yen per ton betaald ten einde
650.000 ton oude schepen te sloopen. In Duitschiand
is een voorstel aanhangig om 400.000 ton te sloopen
tegen een premie van 30 M. per ton. Deze plannen
hebben echter een tweeslachtig doel, want behalve -de
scheepvaart -beoogen zij bovenal de schepsbouwwerven
te steunen door deze laatste werk te verschaffefl en,
zooals in Italië en Japan, een gedeelte der gesloopte
tonnage door nieuw te bouwen schepen te vervangen.
Dit laatste element zou men geheel moeten laten
vervallen, doch op welken grond en op welke wijze
zou men landen, die tot dusver het nadeel, ondervon-
den van een naar verhouding te groot bezit aan oude
schepen en die zich daarvan trachten te ontdoen, kun-
nen verbieden hun koopvaardrloot te modernisee-
ren? Wellicht is het mogelijk de verschillende natio-
nale plannen te coördinoeren en een zeker interna-
tionaal verband te leggen, te meer omdat wellicht an-
dere landen dan ‘bereid zullen blijken tct soortgelijke
maatregelen over te gaan. Immers een ten vorigen jare door den Britschen Board of Trade ?enoemde
,,Oomrnittee on obsolete tonnage” kwam in haar rap-
port tot de conclusie dat ,,the only basis, on which a
scrapping scheme might logically he regarded as
being in the national intereat would ‘be that it should
be international in scope”.
Eenvoudiger en misschien eerder uitvoerbaar zou
intusschen zijn een internationale overeenkomst tot
het systematischer en meer in onderling verband op-
leggen van schepen dan op het oogenblik geschiedt,
vooral wanneer men bij een dergelijke overeenkomst
niet ineens -de geheele wereldscheepvaart wil betrek-ken, doch zich beperkt tot bepaalde klassen van sche-
pen, en eventueel
–
voor iedere klasse een afzonderlijke
regeling ontwerpt. Zoo zou men een -bijv. oplegsys-
teem kunnen doorvoeren speciaal voor tramp-schepen
en eenvoudige vrachtlijnschepen tusschen 4000-
10.000 ton, terwijl ook de tankschepen, welke a.h.w..
een apart bedrijf vormen, zich tot een afzonderlijke
regeling zeer wel zouden leenen. Een dergelijke ratio-
nalisatie zou men voor de groote lijnen kunnen door-
voeren door overeenkomsten in zake ‘beperking van
afvaarten. Het percentage van het op te leggen ge-
deelte zou men dan op gezette tij.den kunnen uitzet-
ten of inkrimpen naar gelang van den stand der
vrac]’itenmarkt. Contrôle zou betrekkelijk gemakkelijk
kunnen worden uitgeoefend en overheidsinmenging is er niet bij noodig.
Ongetwijfeld zal het verre -van gemakkelijk zijn
ook maar een dezer velerlei plannen tot practische
verwezenlijking te brengen, doch gelijk, men in de lijn-vaart reeds lang geleden begonnen is -de ongebreidelde
concurrentie aan banden te leggen, zal men op dezen
weg verder moeten gaan en zich aanpassen aan ge-
wijzigde omstandigheden in de wereldeconomie. Zal
het niet beter zijn om, indien een schip in nood ver-
keert, scheepsraad te houden en in onderling overleg
alle maatregelen te temen, dié in het menschelijk
vermogen liggen om het schip te behouden, dan werke-
loos toe te zien en af te wachten tot alle opvarenden
verzwakt en uitgeput een wissen ondergang tegemoet
gaan?
H. E. SOHEF’FER.
DE RIJKSMIDDELEN OVER AUGUSTUS 1932
Na de buitengewoon ongunstige maand Juli, waar-
in ‘s Rijks middelen een teruggang van ruim
f
10
mil-lioen ondergingen, geeft het overzicht over Augus-
tus eenige verademing. Immers de gewone middelen
brachten in de afgeloopen maand
f
31.838.100 op
tegen
f
29.182.900 in Augustus 1931 en vertoonen
mitsdien een vooruitgang van
f
2.055.200. De totale
opbrengst bleef
f
3.012.600 -bij de maandraming ten
achter. Gaat men den middelenstaat echter wat nauw-
keuriger na, dan blijkt, dat de. stijging in hoofdzaak
zit in de dividend- en tantièmebelasting en de invoer-
rechten; die beide een ‘belangrijk hooger opbrengst-
cijfer aanwijzen, hetgeen intusschen aan bijzondere
wettelijke maatregelen is te danken. Voorts leverden de grondbelasting, de zoutaccijns, de wijnaccijns, de
suikeraccijns en de zegelrechten een surplus. Daaren-
tegen ging het met al de andere middelen bergaf-
waarts. Veel réden tot tevredenheid is er derhalve
niet.
Vergelijkt men de totaal-opbrengsten der reeds ver-
streken maanden van 1932 met die van de gelijkna-
mige maanden van 1931, dan blijkt, -dat het loopende
jaar
f
33.451.400 minder heeft opgeleverd, terwijl
f
12.871.200 minder -dan het evenredig deel der
raming werd ontvangen. Indien als naar gewoonte
grondbelasting en personeele -belasting buiten be-
schouwing worden gelaten, ‘blijken de overige midde-
len tezamen
f
23.505.300 minder te hebben opge-
‘bracht -dan in het tijdperk ‘Januari t/m. Augustus
1931, terwijl het nadeelig verschil met betrekking tot
de raming
stijgt
tot
f
13.520.900. Laatst’bedoeld tekort
ontstond eerst in de laatste twee maan-den; aan het
eind van het le halfjaar bedroeg het nog niet meer
dan
f
1.183.900.
Niet genoeg kan eraan worden herinnerd, dat ver-
schillende middelen den invloed der malaise nog niet
volledig hebben ondergaan. Wat dat betreft komt de
loop der middelen steeds achter ‘de feiten aan. Met
name geldt dit voor de -directe belastingen, -die op de
inkomsten en vermogens van een vroeger jaar zijn
gebaseerd.
Gaan
wij
nu de onderscheiden middelen in het kort
even na, dan zien wij, dat de grondbelasting een klei-
nen vooruitgang aanwijst. Gerekend over acht maan-
den valt een daling van
f
3.661.100 te constateeren,
gevolg van het feit, -dat in het vorig jaar ‘de opbreng-
sten der oude dienstjaren nog geheel aan ‘s Rijks
middelen ten goede kwamen.
De personeele belasting komt voor het eerst niet
meer op den middelenstaat voor. De eerste zeven
maanden hebben nog een bate van
f
202.200 opge-
leverd.
De inkomstenbelasting liep in -de afgeloopen maand
met slechts een -gering bedrag
(f
14.100) terug. Over
acht maanden bedraagt het ‘decres
f
5.394.100. Laatst-
genoemd bedrag valt bij een geraamde opbrengst van
f
75.000.000 betrekkelijk nog mee, doch bij nadere
analyse ‘blijkt, dat de teruggang bijna uitsluitend
zit in het laatstverloopen dienstjaar, waarvan de op-
brengst van
f
53.275.100 tot f48.629.500 is vermin-
derd. Het nieuwe belastingjaar heeft nog maar wei-
nig opgeleverd en juist voor -dit dienstjaar moet men
met reden beducht wezen. Men behoeft geen profeet te zijn, om voor -de eerstvolgende maanden een heel
vat scherpere daling in uitzicht te stellen.
De vermogensbelasting wist zich tot -dusver nog
aardig op peil te houden. Een daling van
f
34.800
over Augustus ji. en van f 965.300 over acht maan-
den lijkt niet onoverkomelijk. Ook hier heeft het
nieuwe ‘belastingjaar evenwel nog niet veel invloed
kunnen uitoefenen.
– In tegenstelling met de vorige maanden gaf de
dividend- en tantièmebelasting ditmaal een hoogere
opbrengst. De stijging bedroeg niet minder dan
f 2.944.500, doch vindt haar oorzaak in -de invoering
der wet betreffende het opleggen van voorloopige
aanslagen in de dividend- en tantièmebelasting. Zij
is dus in het minst geen bewijs voor een ruimer
vloeien van dit middel. Intusschen oefende deze
hooge ontvangst een gunstigen invloed uit op het
opbrengstcijfer der tot dusver verstreken maan-den.
Over het tijdvak Januari/Augustus kwam f 2.263.900
minder binnen dan in het vorige jaar. Door den
nieuwen wettelijken maatregel is het nu, niet ge-
makkelijk meer na te gaan, hoe groot de inzinking
metterdaad is.
De invoerrechten gaven een hoogere ontvangst
van f1.108.500-. Uiteraard is dit een gevolg van de
verhooging van het tarief en van de heffing der ben-
740
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 September 1932
zinebelasting. Toch blijft ook dit middel bij de ver-
wachting ten achter. Weliswaar gaven •de eerste acht
maanden een surplus van
f
9.901.200 boven het even-
redig deel der raming, doch feitelijk moet de ge-
raamde jaarop’breng.st met
f
26 millioen worden ver-hoogd. De invoer zelf is sterk verminderd, zoowel .in omvang als in waarde. 1-let statistiekrecht is daarvan
liet bewijs, dat in de afgeloopen maand met
f
14.800
daalde, terwijl er acht maanden een teruggang
moet worden geconstateerd van
f
752.000, een voor
dit kleine middel zeer groot bedrag.
De accijnzen vertoonden een onderling verschil-
lend beeld. Het zout gaf ditmaal iets méér, doch over
het algemeen verschilt de loop van dit middel niet
veel van dien in het vorige jaar. Anders staat het
met den geslachtaccijns, waarvan de teruggang ten-
gevolge van de voortdurende daling der veeprijzen nog steeds niet tot stilstand is gekomen; het decres
beliep ditmaal
f
169.700.
Duidelijk komt de malaise
tot uitdrukking in den gedistilleerdaccijns en den
bieraccijns, die resp.
f
507.700 en
f
99.600 minder
opbrachten. De suikeraccijns vertoonde een accres
van
f
612.600, waarbij .intusschen moet worden be-
ilacht, dat Juli ji. een nog veel grooter teruggang
te zien gaf. Voor den tabaksaccijns zijn de tijden der
stijgende ontvangsten blijkbaar voorbij; de opbrengst
was ditmaal
f
190.400 lager, terwijl gerekend over
acht maanden
f
1.488.400 minder werd gboekt. – De zegelrechten gaven voor het eerst sinds langen tijd een hoogere ontvangst (van f120.800); -dank zij
cle jongste wijziging der Zegelwet, waardoor belang-
rijk meer aan recht voor buitenlandsche effecten
werd ontvangen, •daar dit recht niet meer naar de
nominale, doch naar de reëele waarde wordt geheven.
Hierdoor en door de meerdere bedrijvigheid ter
beu rze worden zoowel de gewone zegelrechten als de
opcenten ten bate van het Leeningf ouds gunstig be-
invloed (deze laatste brachten in de afgeloopen maand
f
69.800 meer op). Bepaald treurig staat het er met
cle registratierechten voor, die met
f
385.400 terug-
liepen en niet meer dan f588.400 in de schatkist
brachten (cle gemiddelde maandramig is
f
1.250.000
-tegen
f
2.216.100 in 1931). Men moet tot 1915 terug-
gaan, om een dergelijke lage maandopbrengst te vin-
den. Ook de successierechten blijven dalen (ditmaal
met
f
892.600). De daling in dit middel begint be-
denkelijke afmetingen aan te nemen. D& eerste acht
maanden gaven een tekort van f.544.500 in verg
lijking met de opbrengst van het ‘orige jaar en van
fr6.437.800 met ‘betrekking tot de raming. Waar ech-
ter de crisis in verband met den langen credietter-
mijn bij deze belastihg slechts langzaam doorwerkt, is
liet laagtepunt nog lang niet, bereikt.
De clomeinen gaven f 110.300 minder door lagere
pachtprijzen en do loodsgelden verschaften
f
60.800
minder. Vergeleken met 1930 is de opbrengst van dit laatste middel met bijna een derde gedaald.
Voor de. inkomsten der
bijzondere
fondsen meenen
wij ditmaal naar den middelenstaat te mogen ver-
wijzen.
DE MILLIOENENNOTA.
De op 20 September 1932 bij de Tweede Kamer in-
gezonden ,,Nota, betreffende den toestand van ‘s Rijks
financiën”, behelst de volgende beschouwingen over
den financiëelen- toestand van het land.
Wat de overgelegde bijlagen betreft zij opgemerkt,
– zulks met verwijzing naar hetgeen daaromtrent ten
vorigen jare is medegedeeld – dat thans de vroegere bijlagen D (Overzicht van de Staatsontvangsten) en
E (Overzicht van de Staatsuitgaven) zijn vervallen.
Voorts is de vroegere bijlage G (Staat der openstaan-de tekorten en der tot afboeking daarvan beschikbare
bedragen) niet meer opgenomen, nu de daarin voor-
komende gegevens sedert zijn verwerkt in de wet van
7 Maart 1932
(Sto.atsblad
No.
12),
tot vaststelling van
den algemeenen verzamelstaat, behoorende bij de
Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1932.
DhJlNSTJAAR
1929.
De definitieve cijfers van het dienstjaar 1929 luidefi
als volgt (in millioenen guldens):
TiTEL A.
TITEL B.
1)
Ge’one dienst Kapitaafdienst Totaal
2)
Ontvangsten ……..
f 656,5
f 53,4
f 709,9
Uitgaven ………. ..
598,3
,, 112,2
,, 710,5
Tekort …………
-f 58,8
f
0,6
Overschot
.
……….
f 58,22)
–
Onder deze uitgaven zijn niet nieclegerekend de gelden,
besteed tot aflossing, niet gedeeltelijke conversie, van een
6
pCt. leening ad
40
millioen dollar, noch onder de midde-
len de gelden, verkregen uit (te conversieleeniug, welke tot
die aflossing gedeeltelijk in staat stelde. Gestort- in het Rèservefonds, ingesteld bij cle vet van
19
i)ecember
1931
(Staatsbiad
No.
529).
Zie art.
2
dier wet.
DIENSTJAAR
1930.
De cijfers, voorkomende in de ingevolge art. 86,
2de lid der Comptabiliteitswet
(JS’t&btsblad
1927, No.
259), samengestelde, en door de Algemeene Reken-
kamer goedgekeurde algemeene rekening van het
dionstjaar 1930, zijn als volgt (in millioenen guldens):
Titel A. Gewone dienst.
Uitgaven ……………..f608
Middelen ……………..,, 636
Voordeelig saldo …. f 28
Titel B. i(ttpitaoldienst.
Uitgaven ……………..f112
Middelen – ……………….69
Nadeelig saldo ……
f
43
1 Let overschot op dcii
gewonen
dienst werd in de vorige
Nota gesteld op f 22.739.471.
Thans blijkt een overschot aan-
ivezig van
f
27.942.986.
Dit gunstig verschil is toe te schrij-
ven aan eene wijziging zoowel in de cijfers der uitgaven, als in die der ontvangsten. Ten vorigen jare werd voor de
uitgaven van den gewonen dienst een voorloopig totaal-
cijfer genoemd van
f 610.154.820.
Dit totaal is thans nader
vastgesteld op
f 608.387.094,
gevende eene vermiudering
van
f 1.767.726,
voornamelijk toe te schrijven aan lagere
totalen voor de hoofdstukken Waterstaat en Arbeid, Han-
del en Nijverheid. –
i)e opbrengst der gewone middelen vertoont, in verge-
lijking met het bedrag, ten vorigen jare als voorloopige
uitkomst vermeld, eene stijging van
f3.435.789.
De ge-
wone middelen werden ten vorigen jare opgenomen met een
totaalcijfer van
f 632.894.291,
tegen thans
f 636.330.080.
Als voornaamste ontvangsten kunnen genoemd worden: de
meerdeie opbrengst van de Verniogensbelasting, en voorts
hetgeen meer -werd ontvangen wegens de gevangenissen en
Rijkswerkinrichtingen, wegens rente van voorschotten in-
gevolge de Woningwet, wegens aandeel van Nedcrlandsch-
Indië in de aflossing van gevestigde schuld, wegens ont-
vangsten van den dienft van het kadaster, wegens Out-
vangsten van de ])efensie, van den Waterstaat en van de
Rijkspostspaarbauk en wegens teruggaaf van een deel dor
kosten van de landmacht in Curaçao.
DIENSTJAAR
1931.
De voorloopige gegevens leveren de volgende uit-komst op (in millioeneil guldens):
Titel A. Gewone dienst.
Uitgaven …………….f606,5
Middelen …………….,, 556,9
Nadelig saldo …..
.f
49,6
Titel B. Kopitcw1dienst.
Uitgaven …………….
f
235,6
Middelen
………. . …. ., 139,1
Nadeelig saldo ……f 96,5
Iiecijfard tekort op den. gewoiven dienst 1931
–
–
–
bijna
f 50
nvitlioen.
ilet voor het jaar
1931 01)
den gewouen dienst becijferd
nadeelig saldo bedraagt, blijkens vorenstaand overzicht,
f 49.582.000.
21 September
1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
741
:Blijkeiis
de
aanvankelijk
toegestaiic
begroot.iiigen
werd
1 •
1
t
11
1
1
1 1
aan gewone uitgaven geraamd f612.664.000 en aan ge-
-‘-.’
–
ar
c
–
CD
wone middelen
f
603.447.000. Aanvankelijk werd dus een
.•
-1
Y
–
‘
C
1
i
nadeelig saldo verwacht van
f
9.216.000, te verminderen
.
.-
•n
1
ci
1
.
1
t
1
LI
met
f
3 millioen ,,besparing”, en voor
f
4 millioen te dek-
n
•-
c
t-
.
OD
C
1
ken uit den verhoogden accijns op het gedistilleerd, vast-
bD
.
°
•M.
•
gesteld bij de wet van 29 Januari 1931
(Staatsbiad
No. 25).
,
.
eo
,
:Er.ierna zou een ongedekt tekortvan
f
2 millioen overblij-
>
.
•
1
1
1
ven, waarvoor geen bijzondere naatrçge1en werden voor-
;
.
‘
.
,-
co
gesteld. liet thans becijferd
nadeelig saldo geeft dus
in
0
.
liii
•
IcIIll.:
1
III
vergelijking met het
aa’n’vankelij1e
geraamde,
een
onun-
.
stiger uitkomst van f40.365.000.
–
–
Onderstaande staat geeft een overzicht van de thans in
bn
.
.
0
de begrooting vermelde cijfers (in millioenen guldens)
Cd
.
.
.
1931 Titel A.
Aanvankelijk
Voorloopig
Verschil en oorzaak
Gewone
dienst
toegestaan
resultaat
0
0
Uitgaven
………f
612,6
f
606,5
f
6,1 minder uitgegeven
dan
oorspronkelijk
—
•0
toegestaan
>
Ontvangsten …….603,4
,, 556,9
,, 46,5 lagere
opbrengst
.
dan de raming.
ø
ongunstiger
uitkomst
–
Nadeelig saldo
f
9,2
f
49,6
f
40,4 dan aanvank. verw.
5..
Overzicht van de ‘uitgaven en ontvangsten van
o
1912-1931.
.
Gelijk gebruikelijk is, moge thans wederom volgen
een, gedeeltelijk samengevat, overzicht van de laatste
bo
20
jaar, met splitsing van uitgaven en ontvangsten in
03
01
–
11
IiI
gewone ‘en buitengewone (vanaf het dienstjaar
1929
0t-0t0_t.-0
0 cn
,.
0
ci
ci
o
in Titel
A
(Gewone dienst) en Titel B (Kapitaal-
1
‘1
0 20
t- to
–
.0 0
01
–
20
—
dienst). Uit den aard der zaak
is
de afloop van de
z
11
–
t-
— –
to
dienst’en
1914
tot en mêt
1924
in
dit overzicht opge-
o
20
Cl
Cl 13
0? 0?
–
0
nomen met de cijfers, gelijk die zijn na uitschakeling
0
.
.
0
van de crisisontvangsten en uitgaven.
b5
0
co
0
Voor-
of
na-
Voor- of
na-
Voor-
of
na-
–
Dienst-
deelige saldi
deelige saldi
deelige saldi
‘n
1
1
t
t
t
t
1
t.
1
1
1
1
0
0
jaren.
van den
ge-
v.
d.
buitenge-
van den
ge-
e
wonen
dienst
wonen
dienst
heelen
dienst
0
0
0
0
19)2t,’m.
Gid.
GId.
Gid.
1921
+
32.378.009
–
740.366.688
–
707.988.678
u
1922
–
33.339.066
–
173.570.729
–
206.909.796
1
to
t.
0
1
1923
–
14.182.084
–
78.186.161
–
92.388.245
4′
oe.o
tdo
cl
c
1924.
+
2.674.020
–
59.285.121
–
56.611.101
n
bi)
‘
0
20 0) 45
Cl
to
‘4’
20
05’* 0
t.-
to
20 0
20
0
.0
00 t’-
45
0
.01
cl
0,
00
1925
+
44.280.128
–
31.455.235
+
12.824.894
–
ci –
ci
t’i ei
ci
ci ei
.-
ci
2
1926
+
66.374.4!
0
–
26.064.647
+
40.309.763
ee
8
t..
.15 t-
20
45 to
–
t-
Cl
20
20
03
—
t-
0 0
20
0,
0
ci_
,
.oc;I
1927
+
75.259.938
–
10.336.656
+
64.923.282
.
.o
– .4
,
–
Cl
1928
+
57.196.298
–
39.619.7671)
+
17.576.5321)
Titel A
TiteiB
8
Gewone dienst
Ra;itaaldienst
di
d’e’io
to
– os ger .cico —
20
Cl
030? 0 .4’O
t-
400
1
to
1
‘
co
1929
+
58.207.9051)
–
58.792.6712)
–
584.7662)
0 Cl 4)3 CD
t-
Cl
20 20
0,
20 Cl
20
t
1930
+
27.942.986
8
;
-._
43.556.317
–
15.613.330
8
05
1
cici
o_cici1Ic,,
es ~
to
oos es
20
ci
es es es
00 0
—
–
t-
‘4
03
40 0
03
01.d
t-
1931
–
49.581.650
–
96.507.440
–
146.089.090
0
0
1)
In deze saldi zijn onder de uitgaven niet medegerekend
to
1 1
c.icicicici
C’
4)5
t-
40 0)
45
40
.
3
00
de gelden, besteed tot aflossing, met gedeeltelijke conversie
Cl….
1
1
1
1
1
1
1
L
1
van een tweetal 6 pOt. leeningen, noch onder de ontvangt
0
‘
sten de N.IJ.M.-uitkeering, welke tot die aflossing gedeelte-
4)5
–
‘4L- ci’
02001
t-
t-
Cl 400140
40
4ifi’
–
lijk in staat stelde.
3
000t’0
1
2)
Onder deze saldi zijn ander de uitgaven niet meclege-
0) 0)
–
s
.
20
40 0
Cc
01 .15 40 40 45
Cl
to
ci
..
t.- Cl
4)5
0
‘4’
20
Cl ‘4’t- Ç1
20
45 to
rekend
de gelden, besteed
tot aflossing, met gedeeltelijke
Z
‘4’00
”010,00t-0,01
—
to –
es
es oi os
ci
ci
0 ci
coilversie,
van
een
6
pCt. leening ad
40 millioen dollar,
CQ
0
cq
t-tot’s
–
noch
onder de middelen de gelden, verkregen uit de conver- 0
Cd
0
t
sieleening,
welke tt die
aflossing
gedeeltelijk
in
staat
co
t
stelde.
.
0I
3)
Bestemd
voor
het Beservefonds,
ingesteld
hij
de
vet
0
van
19
December 1931
(Staa.tsblad
No. 529).
2)
I)IENSTJAAR 1932.
0
0.
0
–
0000
t
–
Wat het loopende dienstjaar
1932
betreft, zij aange-
0
4′
to
20
0000
40
teekend, dat de begrooting, zooals zij oorspronkelijk,
0
bij
de wet
is
vastgesteld, het volgende beeld ver-
4′
2?oeciosesestosci
‘
oto2)o
20
05.0
45
Co 40 t- .15
20
to
00
toonde:
Titel
A.
Gewone dienst.
.i
0
di
‘201000100t-.40C
C15CtoCcO1’20’0000
2)
2
to t-
0) Cl 20
01 t- to
t’s
01
cl
0
ei
oiei
t-‘
3
–
Uitgaven.
+’
0
00
–
Totalen der titels
A
van de hoofdstuk
0l
0
to
’15
ken der begrootirig van uitgavn
. . f
588.072.941
0 0
t
t
t
1
1
t
1
t
t
t
1
Middelen.
.0
0
eit-c7’0
c0
Totaal van den ramingstaat (titel
A) ,,
544.268.092
0)
°
0?
000202000
00
0’4’4,0
0
t-
Cl
40 Cl
03
—
‘4’t-
Cl 0
Cc.
Nadeelig saldo….
f
43.804.849
0
cieicicicicit-t- uio
‘152001’150-)000140C14040U5
t-
40
20
05
–
01
t-
e
20
0
00
5.
—
45
M.
cicicieie
C
Titel
B.
Kapitaaldienst.
Cl
4)54500200020.4′
t-
cd
Uitgaven.
Totalen der titelsB van dehoofdstuk-
t..
.
ken der begrooting van uitgaven
-. f
412.497.967
2?
o
–
—
Middelen.
Totaal van den ramingstaat (titel B)..
275.658.415
–
-.
Nadeelig saldo….
f
136.839.552
–
.
..
…….
Hierbij zij opgemerkt, dat onder de uitgaven van Hoofd-
stuk V een post is opgenomen welke nader naar den Crisis-
dienst zal worden overgebracht (art.
145ter
Tiitkeerïngen
ten behoeve van de teelt en de verwerking van het vias over
den oogst
1932, f960.000),
waarmede het nadeelig saldo
van den gewonen dienst derhalve moet worden vermin-
derd en dit wordt teruggebracht tot
f 42.844.849.
Dit nadeelig saldo is te verhoogen met
f 20
millioen,
waarmede de raming der middelen moet worden vermin-
derd. (Zie
§ 5
der Memorie van Antwoord op het Voorloo-
pig Verslag van de Tweede Kamer der Staten-Generaal om-
trent Hoofdstuk 1 der Rijksbegrooting voor het dienstjaar
1932).
Hierdoor stijgt het geraamde tekort tot rond
f63
millioen. Ter dekking daarvan zijn de volgende maatrege-
len getroffen:
Tijdelijke korting op de bezoldi-
ging van de burgerlijke en mili-
taire Rijksambtenaren (Konink-
–
lijk besluit van
29
December
1931,
(Steatsblad 556)
…………..
rond
f 7
millioen
Tijdelijke heffing van een bijzon-
der invoerrecht op benzine (Wet
van
19
December
1931,
taats-
blad 527)
………………….
….
15,5
Verhooging van het tarief van in-voerrechten (Wet van 19 Decem-
ber
1931, Staatsbiact 530)
………..
11
Tijdelijke korting op de uitkeerin-
gen aan provinciën en gemeenten
(Wet van
18
Maart
1932, Staats-
blad 104)
…………………….
2
f 35.5
millioen
terwijl aan de middelen van den ge-
wonen dienst der Rijksbegrooting voor
het dienstjaar
1932
uit het reserve-
fonds, ingesteld bij de wet van
19
December
1931 (Staatsbiad 529)
toe-
gevoegd wordt een bedrag van
……
,,
18
Tezamen
f 53,5
millioen
Aanzienlijic tekort over het dienst jaar 1932 te ver-
wachten.. –
Van het geraamde tekort resteert dan nog een som van
pim. 10 millioen, te dekken door in den loop van het
dienstjaar nader aan te brengen besparingen.
Voor zooveel den gewonen dienst (titel A) betreft, heb-
ben sedert de vaststelling van deze begrooting tot dusverre
nog geen noemenswaardige wijzigingen plaats gevonden.
Niettemin aijn deze stellig te verwachten, o.m. als gevolg
van de onderstaande oorzaken:
1. noodzakelijke aanvulling van Hoofdstuk VIIA (Na-
tionale Schuld) wegens bij de raming niet voorziene con-
solidatje van
‘f 200
millioen; latere conversie en tot een
hooger rentetype dan aanvankelijk was geraamd;
2o.
aanvulling van Hoofdstuk
VIIB
voor zooveel betreft
den post voor dekking van het tekort in het gemeentefonds
als gevolg van den teruggang van de opbrengst der gemeen-
tcfondsbelasting;
3o.
verhooging van den op Hoofdstuk IX voorkomenden
post wegens dekking van het tekort op de spoorwegen en
de storting van de annuïteit van het spoorwegpensioen-
fonds.
Wordt hierbij gevoegd het niet ontvangen van de in de
Middelenraming opgenomen winstuitkeering van de Neder-
landsche Bank en houdt men rekening met de omstandig-
heid, .dat de opbrengst der middelen naar verwacht moet
worden een belangrijk ‘bedrag ‘bij de raming zal ten achter blijven, dan blijkt, dat op den dienst
1932,
voor zooveel den
gewonen dienst betreft, op een aanzienlijk tekort valt te
rekenen.
DIENSTJAAR
1933.
Thans kan worden overgegaan tot eene bespreking
van de cijfers van het dienstjaar
1933.
Teneinde een
duidelijk
overzicht te geven van de
raming der uitgaven en der middelen voor genoemd
dienstjaar in vergelijking met de bedragen, welke aan-
vankelijk voor
1932
zijn toegestaan en geraaid,
moge worden verwezen naar de bijlagen A en
B
dezer
Nota (zie pag.
743).
Tite’ A Gewone dienst.
De begrooting voor den gewonen dienst wijst aan: in uitgaven
……………………
f
512.857.368
in inkomsten
………………….
,, 518.223.483
zoodat een nadeelig saldo is geraamd______________
van
………………………..
f
54.633.885
Omtrent de wijziging in c
Hoofdstuk afzonderlijk moge
gende worden medegedeeld.
Lager is geraamd:
Hoofdstuk
II
………………..
III
………………..
IV
………………..
v………………..
VI
………………..
VII
B
………………
VIII
………………..
x………………..
XI
………………..
Hooger is geraamd:
Hoofdstuk
VII
A
IX
.
Ook thans zijn, wat de niet-kohierbelastingen aangaat,
de middelen geraamd naar de opbrengst over het vooraf-
gaande jaar, vermeerderd of verminderd met het – tot een
jaarbedrag herleid – accres of decres van elk middel over
de eerste helft van het loopende jaar.
Voor enkele middelen moest op den bovenstaanden regel
een uitzondering worden gemaakt. Voor de dividend- en
tantièmebelasting en de successierechten zou, evenals het vorige jaar, toepassing daarvan tot een raming hebben ge-
leid, welke naar de verwachtingen, die voor het volgend
jaar gekoesterd kunnen worden, tastbaar te hoog zou ge-
weest zijn. Voor de invoerrechten moet naast het berekend
decres van zes maanden rekening worden gehouden met de
geraamde opbrengst der ‘benzinebelasting.
Bij de kohierbelastingen is, zooals gewoonlijk, rekening gehouden met wat de kohieren en andere gegevens leeren.
De inkomstenbelasting is dientengevolge
f 25
millioen en
de vermogensbelasting
f 4
millioen lager geraamd dan voor
het loopende jaar.
Voor de toelichting der afzonderlijke middelen zij overi-
gens verwezen naar de Memorie van Toelichting van de
Middelenwet.
Titel B. Ilapitaaldienst.
i)e Kapitaaldienst wijst voor
1933
een totaal in uitgaven
aan van
……………………………
f 69.375.230
en in ontvangst van
…………………….
22.603.093
zoclat het nadeelig saldo bedraagt
………..
46.772.137
Voor
1932 is
geraamd:
Uitgaven
……………………………f 412.497.967
Ontvangsten
………………………….
275.658.415
Nadeelig saldq
1932
…………………..
f 136.839.552
Ter toelichting van de voornaamste verschillen zij het
volgende aangeteekend:
01) Hoofdstuk VIIA. is, in tegenstelling met het voor-gaande jaar, geen bedrag uitgetrokken voor versterkte af:
lossing van Gevestigde Schuld, omdat geen conversie of af-
lossing in het voornemen ligt. Dit geeft, in vergelijking
iliet
1932,
een mindere uitgave van
f 299.472.000.
Op Hoofdstuk
VIIB is
o.m. minder geraamd:
voor aankoop van Staatsschuld voor het Nederlandsch
Muntfoncls
f 7.000.000
en voor kapitaalverstrekking aan
liet Zuiderzeefouds ruim
f 4.500.000.
Op Hoofdstuk IX is minder uitgetrokken:
voor spoorwegen
f 4.272.000,
voor uitkeering van kapi-
taal aan de Staatsmijnen
f 2.800.000,
voor kapitaalverstrek-
king aan het Staatsbedrijf der Posterijen, Tëlegraf ie en
Telefonie
f 8.126.000
en voor uitkeering aan het Zuiderzee-fonds voor den afsluitdijk
f 14.755.000.
Wat de
nviddeien
vin den Kapitaaldienst betreft, valt te
vermelden:
Op Hoofdstuk VIIA
f 14.700.000 minder
aan extra-af-
lossing van voorschotten ingevolge artikel
56
der Woning-
wet en
f 240.000.000
minder aan opbrengst van geldlee-
ningen op grond van dezelfde omstandigheid als hiervoren
bij Hoofdstuk VIIA. der uitgaven werd vermeld.
Gelijk uit het hierna volgende zal blijken, bevat
het zooeven genoemde cijfer van
f
54,6
millioen noch
21 September 1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
743
Bijlage A
ALGEMEENE VERZAMELSTAAT DER RIJKSBEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR
1933.
TITEL A. GEWONE DIENST
1
Toegestane uit-
Verschil tusschen de raming voor 1933
en de bedragen toegestaan (geraamd)
Vermoedelijk be-
loop der uitgaven
OMSCHRIJVING.
voor ig.
en vermoedelijke
Geraamd voor I933jIgaven eij geraamdel
Middelen voor 1932.j
opbrengst der
Meer.
–
Minder.
Middelen voor 1931
UITGAVEN.
Totalen der titels A van de hoofdstukken
der begrooting van uitgaven.
I-Eîdst. 1
Huis der Koningin
f
1.850.000,—
f
1.850.000,—
f
1.831.406,_
II
Hooge Colleges van Staat
en Kabinetd. Koningin
,,
1.965.789,—
,,
2.018.223,—
f
52.434,_
,,
1.951.024,_
III
Buitenlandsche Zaken
,,
3.799.259,—
,,
4.135.840,_
336.581,—
,,
4.086.664,_
IV
Justitie..
…………
,,
27.157.454,—
,,
29.103.893,……
1.946.439,—
,,
29.036.955,-
V
Binnen!. Zaken …….
,,
30.804.483,— ,,
32.790.711,—
1.986.228,_
,,
33.753.324,-
VI
Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen
……
,,
159.616.685,— ,, 165.453.229,—.
5.836.544,
,,165.017.750,-
,,
84.587.217,—
,,
73.903.406,_
f
10.683.811,—
,,
84.547.292,_
VIIB
Financiën …………
,,
60.996.949,—
,,
62.628.344,—
1.631.395,—
,,
54.180.204,……
VIII
Defensie …………..
..
..
,,
88.569.145,—
,,
96.088.309,—
7.519.164,—
,,
100.206.861,_
VIIA
Nationale Schuld……..
IX
Waterstaat
……….
..
,,
63.127.407,—
,,
52.940.046,_
,,
10.187.361,—
,,
59.059.748,-
X
Econ. ‘Zaken en Arbeid
..
,,
44.367.740,— ,,
60.951.671,_.
16.583.931,—
,,
66.319.875,-
XI
Koloniën
…………
.. ..
,,
5.965.240.—
,,
6.159.269,—
,,
194.029,—
6.45n.858,-
X[I
Onvoorzienetlitgaven
..
50.000,—
,,
50.000,—
19.282,
f
572.857.368,—
f
588
.
072
.
941,
_
f
20.871.172,—
f
36.088.745,—
f606.469.648,-
15.215.573,—
MIDDELEN.
Totaal van den ramingstaat (titel A).
f518.223.483.—
f
544
.
268
.
092
,—
f
26.044.’.09,—
,,556.887.993,-
–
– –
Voordeelig saldo ………………..
Nade’lig saldo…………………
54….
f
633.885,—
f
43.804.819,—
.
f
49.581.650,-
TITEL B. KAPITAALDIENST.
Toegestane uit-
Verschil tusschen de raming voor 1933
en de bedragen, toegestaan (geraamd) Vermoedelijk be- loop der uitgaven
OMSCHRIJVING.
Geraamd voor 1933
gaven en geraamde
voor 1932. en
vermoedelijke
Middelen voor 1932.
opbrengst der
Meer.
Minder.
Middelen voor 1931.
UITGAVEN.
Totalen der titels B van de hoofd-
stukken der begrooting van uitgaven.
Hfdst. V.
Binnenl. Zaken …….. f
100.360,—
f
160.500,—
–
f
60.140,_
f
89.239,-
VIIA.. Nationale Schuld ……
..,,
780.000,—
,, 300.252.000,—
–
299.472.000,—
,,
20.256.600,-
VIIB.
Financiën
…………
,,
33.070.870,— ,,
47.235.467,—
–
14.164.597,—
,, 146.851.111,-
Defensie
…………..
..
..,,
251.000.—
,,
404.000, .-
–
153.000,—
,,
515.238,-
Waterstaat …………
,,
34.873.000,—
,,
64.146.000,—
–
29.273.000,—
,,
66.260.469,—
con. Zaken en Arbeid
..,,
300.000,—
..
,,
300.000,—
–
–
,,
1.642.305,-
f
69.37i.230,—
f
4
l
2
.
497
.
967,—
–
f
343
.l
22
.
737,
f235.614.962,-
MIDDELEN.
Totaal van den ramingstaat (titel B).
,,
22.603.093,—
,,275.658.415,—
–
,, 253.055.322,—
,, 139.107.522,-
Voordeelig saldo …. …………..
–
–
Nadeelig saldo
……………….
46772.
1
37,.
.
…-
f
f ‘136.839.552,_’
f
96.507.440,-
GEHEELE DIENST.
S A L Dl.
Geraamd voor 1933
Vastgestelde
begrooting 1932.
1
Vermoedelijke uit- komst dienst 1931.
Voordeelig saldo titel A
–
–
–
Nadeelig saldo
A ……….
f
54.633.885,
f
43.804.849,—
.
f 49.581.650,-
Voordeelig saldo titel B
–
–
–
Nadeelig saldo
,,
B ……….
,,
46.772.137,—
..
,, 136.839.552,—
.
96.507.440,-
Voordeelig saldo Geheele dienst
..
–
..
.-
–
Nadeelig
..
f101.406.022,—
f 180.644.401,—
f 146.089.090,-
het tekort dat aanvankelijk op de begrooting voor
worden meegedeeld, waaruit het tekort van
f 147,6
1933
moest worden geraamd, noch het tekort dat
millioen is samengesteld.
daarop tenslotte geraamd zal worden. Het eerstge-
•Het betreft hier vier faètoren:
noemde tekort is
f 147,6
millioen. Het laatstgenoemde
lo.
liet tekort van f 10,3 meUioen,
dat reeds op de be-
is
f 22
millioen. Het
cijfer
van
f 54,6
millioen is
grooting voor
1932
geraamd werd en dus, bij
geljkblj-
slechts een station op den weg der dekking en heeft
vend4
uitgaven en inkomsten, ook op de begrooting voor
niet meer dan toevallige beteekenis. Het dankt zijn
1933
drukt. De gevoteerde uitgaven voor
1932
bedroegen
ontstaan aan het feit, dat een deel der overbruggings-
namelijk
f588
millioen;
de toegestane middelen
(volgens
maatregelen reeds in de begrootingscijfers
–
uitga-
f
e raming in den toelichtenden staat van de Middelenwet)
544,2
millioen. Een nadeelig saldo dus van
f 43,8
mil-
ven en inkomsten
–
kon worden uitgedrukt en dat
lioen. Ter dekking hiervan werden bij de wet van
19
De-
ten aanzien van een ander deel om. technische rede-
cember
1931, Sta atsbiad N-o. 529,
aan hetbudget van
1932
nen voorshands met een aankondiging moest worden
ten goede geschreven
f 18
millioen uit het reservefonds.
volstaan.
Voorts werd een korting op de salarissen ingevoerd ten be-
Voor een juist inzicht moge nu eerst in het kort
drage van rond
f 7
millioen en ‘werd door het dusgenoemde
744
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
September
1932
,,Kortiugswetje” een geraamde bate voor ‘s Rijks schatkist
verkregen van
f 2
millioen. Eindelijk werden door een ver-
hooging van •het tarief van invoerrechten en de invoering
van een benzinebelasting de middelen versterkt met
f 26,5
rnillion, waartegenover eene tijdens de schriftelijke be-
grootingsdiscussie aangebrachte verlaging van cle raniing
der overige middelen stond van
f
20
millioen, met een netto-
hate alzoo van
f
6,5
millioen. Het geraamde tekort van
f
43,8
millioen werd derhalve verminderd met
f
18
+ f
7
+ f
2 + f 6,5 = f 33,5
millioen, zoodat overbleef een
tekort van
f 10,3
millioen.
1)
2o. De stijging der geraamde uitga.ven
van 1932 op 1933
voor den leeningdienst (hoofdstuk VIJ.A), de uitkeering an het gemeentefoiicls (VIIB) en het spoorwegtekort (IX) met
respectievelijk
f
10,6,
f 20,2
en
f 20,1
millioen,- teamen
f 50,9
millioen. De stijging van de uitgaven voor den lee-
ningdienst vloeit onder meer voort uit cle kassiersdiehsten,
welke het Rijk thans iii ruime mate, met name voor indië
en de gemeenten, verricht en welke voorzichtigheidshalve tot consolidatie van een vrij aanzienlijk deel der vlotteucle
schuld hebben genoopt. Tegenover deze stijging van uitga-
ven staat dan ook een aanmerkelijke stijging van dd mid-
delen van hetzelf cle hoofdstuk, wegens rentebetalin min het- Rijk. Indien deze laatste stijging er
niet
uas, zou de
hieronder sub
3o.
–
vernielde factor – daling der middelen –
een nOg grooter omvang aannemen.
Overigens moge er op wordmi gewezen, dat onder de ge-
noemde
f 50,9
millioen
niet is
vermeld het bedrag, dat als
normaal accres” der uitgaven ingevolge den bevolkings-
aanwas kan worden beschouwd, hoewel ook dit bedrag een automatische stijging vormt, van gelijke kracht als de zoo-
even genoemde, en hoewel dit accres dus in feite evenzeer
door de dekkingsmaatregelen is moeten worden opgevangen.
Dit jaarlijksch accres wordt gewoonlijk op ongeveer
f 10
millioen geschat, waarvan rond
f 4
millioen op Onderwijs-
30. De daling der geraamde micklelen
van
1932 op 1933
met
f 68,4
millioen. Het vergelijkingspunt is hier de (gelijk
boven bleek) met
f 6,5
millioen verhoogde raming voor
1932.
Deze derde factor is de gewichtigste. Zelfs kan *ien zeg-
gen, dat ook de tweede factor voor een reer gr&t deel tot
daling der middelen – welke dan dus een hooger bedrag
beloopt dan
f 68,4
millioen – is terug te brengen. Met
name is de stijging van de uitkeeriug aan het gemeente-
fonds een gevolg van (Ie daling der opbrengst van de ge-
meentefoadsbelasting en de opcenten op de vec-mogensbe-
lasting. Ook de aanzienlijke uitgaaf voor dekking van het
spoorwegtekort is te wijten aan een terugloopen van in-
komsten, ditmaal niet van het Rijk zelf, maar van een semi-
publiekrechtelijk bedrijf. De daling der middelen ad
f 68,4
millioen geeft derhalve nog slechts een zeer onvolledig beeld
van wat cie daling van het algemeene peil der inkomten
voor den stand van het budget van
1933
beteekent.
Dit klemt nog te meer, indien men -bedenkt, dat ver-
schillende middelen, aan de afzonderlijke hoofdstukken ten
goede komende – collegegelden, enz. -, bij deze begrooting
verhoogd zijn en deze
–
baten niet hieronder bij ledekkings-
middelen worden in rekening gebracht, maar het onderha-
vige cijfer vait
f 68,4
millioeu drukken.
40. De f 18 millioen uit het reservefons,
die aan de mid-
delen van
1932
zijn toegewezen en, het tekort over dat jaar
tenslotte hebben gereduceerd. Weliswaar zal, volgens het
toen uitgesproken voornemen, thans hetzelfde geschieden, maar op de ingediende begrooting van uitgaven en inkom-
sten komen deze
f 18
millioen toch vanzelf niet tot uiting.
Zij vormen een verlengstuk van de onder to. genoemde
f 10,3
millioen, inzoover ook zij een tekortcijfer aangeven,
dat feitelijk reeds op de begrooting voor
1932
drukte en
vandaar automatisch
01)
die voor
1933
overgaat.
Het sub
10., 2o., 3o.
en
4o.
vermelde bijeengenonien, blijkt
derhalve, dat op de begrooting voor
1933
een tekort ge-raamd moest worden van
f 10.3 + f 50,9 + f 68,4 +
f 18 = f 147,6
millioen. –
Dekking vomn het tekort.
Ter dekking van dit tekort zijn de volgende maat-
regelen genomen:
–
lo. Een besparing
op
de uitgaven tot een – bedrag
‘) Het
feitelijke
tekort over
1932
zal waarschijnlijk hoo-
ger zijn dan
f 10,3
millioen, doch dit surplus is begrepen in
cle hieronder volgende nummers
2o.
en
3e.
Het vindt im-
iners
x
zijn oorzaak in cle stijging der uitgaven voor den
leeningsclienst, het gemeentefonds en liet spoorwegtekort,
en in een achterblijven van de opbrengst der middelen bij
de raming, al welke factoren van invloed zijn geweest op
de nieuwe raming van uitgaven en inkomsten voor het jaar
1933. –
van
f 66
millioen, indien als uitgangspunt genomen
wordt de hij cle begrooting voor
1932
door de Stten-
Generaal gevoteerde uitgaven. Wordt als uitgangs-
punt genomen – wat juister
is
– diezelfde uitgaven,
verminderd met de straks vermelde
f 7 + f 2
mii-
lioen, dan geldt het een besparing van
f 57
millioen.
2o.
Een salarisverlaging ad
f 14,5
millioen.
3o.
Een versterking dei- middelen met
f 36
mil-
lioen.
4o.
Een tegoedschrijving aan den dienst voor
1933
van
f 18
millioen uit het reservefonds.
Een gezamenlijke dekking aizoo van
.f 57 + f 14,5
+ f 36 + f 18 = f.125,5
millioen, zôodat een tekort
overblijft van
f 147,6 – f 125,5
millioen
= f22,1
millioek. De maatregelen, genoemd sub
2o.
en
4o.,
konden nog niet in de begrootihgscijfers verwdrkt
worden, tengevolge waarvan het formeele tekort op
het oogenblik bedraagt
f 54,6
millioen.
Oniti-ent den sub
4o.
genoemden dekkingsmaatregel
zij verwezen naar de Memorie van Toelichting van
een afzonderlijk wetsontwerp.
Omtrent
de
drie eerstgenoemde dekkingsm.atrege-
len moge het volgende worden opgemerkt.
– Besparing op de uitgaven.
–
Act
licns. Het ligt voor de hand, dat bij de aangebrachte
besparingen een dankbaar gebruik is gemaakt van het rap-
port der bij Koninklijk besluit vami
26
October
1931 (&tcrats-
blad
No.
21)
ingesteld
j
e Staatecoinmissie, op s’elk rapport overigens in het vervolg van deze Nota zal worden terug-
gekomen.
Nagenoeg alle hoofdstukken der begrooting hebben hun
aandeel in de voorgedragen besparing geleverd. Dit geldt
ook van hoofdstuk IX, hetw-elk niettemin, doordat het het
bovengenoemde spoorwegtekort te dragen had, met een hoo-
ger eiirdcijfer is moeten uitkomen dan in
1932.
Salarisverlag-ing.
Act 2urn.
De salarisvermindering ad
f 14,5
millioen komt
overeen met het bedrag, dat de voornoemde Commissie ter-
zake had voorgesteld. Weliswaar had die Oommissie ge-
noemcl een bedrag van
f 24 millioen, doch hierin was be-
grepen zoow’cl de som van
f 7 millioen tijdelijke korting,
welke reeds in
1932
in werking trad, als die van
f 2,5
mil-
lioen, welke cle sinds jaren bestaande 3 pc-ts. aftrek voor
ougehuwclen opleverde., De resteerende bate van het voor-stel der Commissie was alzoo
f 24 – f 9,5 = f 14,5
mil-
lioen. –
De Commissie had dit bedrag van
f 14,5
millioen wen-
cheir te vinden door de bestaande tijdelijke korting, met
dogressie voor lager hezoldigdon en gehuwden, te vervan-
gen door een definitieve en uniforme korting van
8
pCt.
en door daarnaast den bestaanden
3
pCts. aftrek voor on-
gehuwden te vervangen door een
5
pOts. aftrek. Dit is al-
thans de korte inhoud van haar voorstel. De Regeering
venscht het laatste punt over te nemen; het eerste daar-
entegen niet. Zij is van meening, dat de driejarige korting met degressie, zooals clie verleden jaar werd vastgesteld,
ongewijzigd ken blijven. Overname van het desbetreffende voorstel der Commissie zou reeds thans vastleggen, dat de salarissen blijvend moeten worden verminderd; zou de ge-
gedurende drie jaren voorgenomen degressie tusschentijds
beëindigen; en zou den pensioensgrodvlag, welke tot dus-
ver onveranderd bleef, in cle verlaging beti-ekken. De Re-
geering ziet tot een en ander niet voldoende aanleiding en is daarom te rade gegaan, de vereischte vermindering van
lasten aan te brengen door het bestaande verhaal der pen-
sioenpremie voor het eigen pensioen met
5
pOl. te verhoo-
gen en dus te brengen
–
op
8
pCt. •De -hiervoor noodzakelijke
wetswijziging zal tegelijk met deze Nota ingediend worden.
Ti-, het nieuw voorgestelde hrtikel der Pension’.vet blijft
het verhaal, evenals tot dusver, een facultatief karakter
dragen. Het zal dus steeds mogelijk zijn, bij Koninklijk be-
sluit het thans nieuw te heffen maximum-percentage weder
te verlagen.-
Door de gevolgde methode wordt niet alleen verkregen, dat de tijdelijke korting in çlen destijds gekozen vorm kan worden gehandhaafd, en dat de pensioensgrond’slag intact
blijft, maar ook – en dit schijnt een bijkomend voordeel –
dat de provinciën en gemeenten, voor zoover deze ‘t,ijcl ook
haar tot verdere voorzieningen omtrent cle wedden mocht
nopen en ij thans het wettelijk maximum-percentage reeds
verhalen, meer vrijheid krijgen ‘bij de keus van den door
haar te volgen weg.
Zooals reeds gezegd, is de Regeering voornemens,
–
naast
de vermelde verhooging van het premieverhaal, een herzie-
ning van het Bezoldigingsbesluit te beiorderen, waardoor
cle 3 pCts. aftrek voor ongehuwden wordt veranderd in een
5 pCts. aftrek. Zoowel over dit punt als over. liet zooeven genoemde is het overleg niet de Centrale Commissie voor
Georganiseerd. Overleg geopend, zooclat vijziginge, alsnog
mogeijk zijn. –
Beide maatregelen zullen respectievelijk opbrengen
f
12,8
millioen en
f
1,7 millioen. Tezamen derhalve de bovenge-
noemde
f
14,5 millioen.
Dit bedrag ii om technische redenen nog niet in de cijfers der begroôting verwerkt kunnen worden.
Evenals ten vorigen jare, is het ook thans;de dringende
nood der schatkist juncto het sterk gedaalde indexcijfer,
welke cle Regeering tot haar voorneipen hebben gebracht.
Beide factoren hebben sinds 1931 nieuwe afmetingen aan-
genomen. Wat den eersten factor aangaat, getuigt daarvan
voldoende c1e vÔsrliggende begrooting. Wat hët idexcijfer
betreft, kan er op worden gewezen, dat een’ vergelijking
van de laatst verschenen opgaven – Juiji 1932 – met die
van December 19
,
928 (tijdstip van inwerkiugtredi.ng van het
vigeel-ende Bezoldigingsbesluit), ondanks enkele. maatrege-len die-eene, trouwens geringe, werking in tegenovergestelde
richting hebben geoefend, een daling aantoot met 16
.
pCt.
De gezamenlijke weddeverminderingen, ten vorigen – jare en
thans aangebracht, blijven vèr beneden dit cijfer. Zelfs voor
den hoogsten óngehuwden ambtenaar, die dus vrijwel geen
profijt heeft van de degressie en bovendien den verhoogden
aftrek ondergait, komt de gezamenlijke vermindering niet
hooger clan 12 pCt. Voor alle anderen blijft zij daaronder;
voor de meesten zeer aanzienlijk. –
Belastingverhoo ging. 30 opcent en op alle invoerrechten.
Bieraccijn.s. Weeldeverteringsbelasting.
Ad
32tur.
Zooals voor de hand ligt, zullen verschillende –
versoberingsmaatregelen, waartoe de -Regeering besloten
heeft en welke bboogen in de
:
toekomst een aansienlijke
daling van
–
de uitgaven tebewerken, voorshands – zoowel
door de vereischte -voorberejdings- en overgangsmaatregelen
als tengevolge ,vau het uitkeeren van wachtgelden – dit
doel slechts onvolledig doen bereiken. Ook de bovengenoem-
d. Qommissie, heeft hierop de aandacht gevestigd en spreekt
in dit verband van ,,beuiniginge.n in perspectief” (blz. 30
van haar rapport). Waar derhalve de begrooting voor 1933
nog allerminst de volle vrucht kon zien rijpen van de onder-
nomen besparingen, en waar niettemin ook thans een slui-
tend budget moet worden bevorderd, kan een tijdelijke over-Jirugging door versterking der middelen niet worden gemist.
In de eerste plaats is hiervoor in aanmerking gèbracht –
deheffing van opcenten op een directe -belasting. Daar in
de -aangifte van 1 -Mei 1933 de gevolgen der crisis zich reeds
scherp zullen doen -gevoelen en derhalve voor een aanslag –
naav een iiikoifien, dat zich al te ver van de momenteele
w’erkelijkheid verwijdert, minder dan teVoren zal behoeven
te w’orden gevreesd, is het voornaamste bezwaar, dat hier-tegen tot dusver kon worden
aMgevoerd,
vrijwel vervallen.
De directe belasting, die zich in de gegeven omstandig-
heden -het best voor de opeentenheffing leent, is de gemeen-
tefon-dsbelasting. Niet slechts omdat in clie belasting, in
onderscheiding van andere, een huwelijksaftrek een plaats gevonden heeft, w’at in dezen zorgvÔllen tijd een te waar-
deeren element vormt, maar ook omdat de enorme daling
van de opbreiigst der gemeentefondsbelasting het Rijk voor
hoogst abnormale uitgaven plaatst, uitgaven die bij sommi-
gen reeds de vraag hebben doen rijzen, of niet door een
ingrijpende korting op de wettelijke uitlseering aaL dezen
door den wetgever niet -bedoelden -toestand een einde be- –
hooit te worden .gemakt. Er is veel, dat tegen een have-s-
tigeiide beantw’oordiug- van die vraag pleit. Z-ooals in een
onlangi ver3chenen studie na-der is uiteengezet, zou de rela-
tievenivelleriig, velke een der oogmerkèn was van de wet
van 1929„ er- Voor èen -deel door worden, ongedaan gemaakt..
Wat daarentegen vÔör een bevestigende beantwoording van
bovenstaande vraag wordt aangevoerd, dat namelijk ook de gemeenten moeten -bezuinigen, houdt niet altijd voldoende
rekêning met den seherpen prikkel, die in dit opzicht reeds
i’oor tal van gemeenten uitgaat zoow’el van – de gedaalde
waardé de’r opcenteir op de gemeeu-tefohdsbelastin-g, als van
cle gedaalde opbrengst van andere bronnen van inkomsten
eii de stijgende uitgaven voor armenzorg, werkloosheid,
enz. De fout in enkele
–
gemeenten is dan ook niet, dat zij
te weinig prikkels tot bezuiniging hebben,. maar dat zij de
verzenen tegen -de prikkels -slaan. – –
Indien een ingrijpende -percentigewijz
–
e korting op de
uitkeeringeu niet in aanmerking komt, is
–
een- ander middel
‘au- redres, dat zich vanzelf aanbiedt, een tijdelijke ver-
stérking van -de fondsbelastin-g. Hierdoor zal -het fonds in
nieerdere matè ,,selfsupporting” worden dan dit anders ge:
.dtire-ndë deze -felle crisis het geval kan: gijn.
Het zijn deze overwegingen, die de Regeering ertoe heb-
ben geleid om, nu een deel van het tijdelijk tekort behoor-t
overbrugd te worden door een voorziening op het gebied
der directe belastingen, hiervoor de -keus te vestigen op de
.gemeentefondsbelasting.
Het betreffende ontwerp, tegelijk met – deze Nota illge-
diend, beoogt over het aanstaande belastingjaar 30 opcen-
tente heffen op alle aanslagen in voormelde belasting. Dit
aantal van 30 zal voor cle hoogere inkomens geleidelijk tot 150 stijgen. Hoewel he-t in het algemeen geen aanbeveling
verdient, bij -de heffing van opcenten op een belasting, waar-
van de hoofdsoffi reeds progressie vertoont, andermaal een
stelsel van progressie toe te passen, en hoewel dit tot dusver
ten bate van ‘s Rijks schatkist clan ook nooit is geschied
en zulks slecirts aan de gemeenteu onder de nood ige w’aar-
borgen is toegestaan bij de heffing van opcenten op deze
zelfde belasting – – een bevoegdheid waarvan overigens
slechts een spaarzaam gebruik wordt gemaakt – meent de
ondergéteekende, dat in clezen buitengewone-u tijd bij wijze
van tijdelijlcen uitzonderingsmaatregelen tegen de voorge-
stelde gedragslijn geen overwegend bezwaar -behoeft te wor-
den gemaakt. Wit ook thans nog over hooge inkomens te
-beschikken heb-ben, vorkeeren, wat het stoffelijke aangaat,
i-n een zoo bevoorrechte positie, dat een abnormaal offer
van hen kan worden gevraagd.
De stijging van het aantal opcenten is aldus geregeld,
dat bij iede-re
f 1000
inkomen -boven de
f
30.000 ttn opcent
rnéér geheven woedt, tot een maximum van 150. Dit abnor-
maal hooge maximum vindt zijn rechtvaardiging,, behalve
in het karakter van noocloffer dat -deze heffing draagt, in
de omstandigheid, dat de progressie in de hoofdsom der ge-
meeutefoudsbelasting vrij matig is. Willen de hoogste in-
komens, die ons nog overgebleven zijn, in deze acute nood-
heffing naar even-redigheid bijdragen, dan kan de voorge-
stelde correctie op het tarief der gemeen-tefondsbelasting in dit speciale geval bezwaarlijk worden gemist.
–De opbrengst van de voorgestelde opeenten over het be-
lastin-gjaar 1933/’34 wordt – op de basis van de sterk ver-
laagde rami-ng de-r hoofdsoni – geraamd op
f
24 millioen.
1-let 213 deel hie-rvan, dus
f
16 millioen, zal ten goede komen
akn de Rijksbegrooting voor 1933. – –
Het gemeentefonds wordt, behalve door de -gemeentefods-
belasting, gevoed -door 50 opeenten op de vermogensbe-las-
ting. Deze 50 opcenten vormen de ,,Ergiiuzungssteuer” van
de gemeentefondsbelasting. Het schijnt redelijk, de heffing der overbruggingsopcenten oolc hie-rop toepassing te doen
vinden. Voorgesteld wordt daarom, 30 extra-opcenten -te
hef fe-n op alle aanslagen in de vermogeusbelasting,- hetgeen
neerkomt -op een heffing van 60 pCt. van -de bovengenoemde
50 opeehten uit de vigeeren-de w’et Voorzoover de vermo–
gens -nog inkomsten opleveren, worden ze uiteraard daar-
naast door de straks genoemde progressieve opeenten op de
fondsbelasting ge-troffen. – –
De opbrengst van de extra-ocenten op de vermogensbe-
la-sting wordt voor -het-belastiugjaar 1933134 geraamd op
f
3 millioen. Het 2f3 deel daarvan zal tea goede- komen aan
de llijksbegrooting voor 1933.
Als gezamenlijke opbrengst van de voorgestelde verzwa-
ring der directe heffingen kan alzoo gerekend worden op
éen jaarop
–
brengst van
f
27 niillioen. Het budget van 1933
word-t hierdoor met
f
18 milli-oen ontlast.
Opgemerkt moge pog worden, dat de tot dusver bespro-
ken versterking der middelen hudgetair zich vertoont als
-een verlaging der uitgaven. Onder -de middelen der Rijks-
begrootin-g zal men -deze versterking niet aantreffen; wèl bevordert zij een verlaging der Rijksuitgaven, immers een
vermindering der bijdrage aan -het gemeentefonds. Zij is
derhalve niet begrepen in de ,,versterking der middelen ad
.f
36 millioen”, hierboven genoemd, al w’ordt zij, daar zij
een feitelijke belastingverewaring beteekent, in dit verband
behandeld en toegelicht.
Omgekeerd -zal onder -de middelen wel opgenomen worden
de opbrengst van de 5 pCts.-verhoogiug van het premie-
verhaal, waarvan -boven sprake was, en die in ivezen uiter-
aard beteekent een verlaging der Rijksuitgaven, al zal -zij
het uiterlijk aspect daarvan missen.
De
f
36 millioen aan middelenversterking, bovenge-
-noemd, zal gevonden worden uit de heffing gedurende één
jaar van 30 opeenten -op alle invoerrechten en op- den bier-
accijns (f26 millioe-n), voor welker toelichting naar het
betreffende wtsonfaverp moge worden verwezen, en uit de
totstandkoming van de reeds sedert een-igen -tijd bij de
Kamer aan-baugige w’eelcleverteringsbelasting
(f
10 mil-
lioen), waarover de -betreffende -Commissie uit de Kamer
destijds reeds verslag – heeft uitgebracht. Het ,moudeling
overleg’ tussehen de Commissie en den ondergeteekende
is toentertijd uitgesteld geworden, omdat -het rijker vloeien
746
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 September 1932
der middelen de verdere behandeling voorshands niet nood-
zakelijk maakte. De ondergeteekende heeft aan de Com-
missie geschreven, in de huidige omstandigheden alsnog
01)
dat overleg prijs te stellen.
De houding der Regeering tegenover het rapport
Wel,ter.
Vorenstaande uiteenzetting zou niet volledig zijn,
indien zij niet vergezeld ging van eenige nadere aan-
duiding, in hoever het hier meegedeelde kan geacht
worden zich aan te sluiten bij het advies, uitgebracht
in het rapport van de voormelde Staatscommissie.
Laatstgenoemde advies bevat een besparing op de uitgaven ad
f
102 millioen, tegenover een geraamd
tekort op de begrooting voor 1933 ,,van
f
108,5 of
rond.
f
100 millioen” (blz. 40 van het rapport).
Dit tekort van f 108,5 millioen is in het rapport
der Commissie samengesteld uit de volgende factoren:
een raming van f 9,5 millioen tekort op de begrooting voor 1932; een verhooging van de uitgaven van 1932 op 1933 met
f
54 millioen (leeningdieust, gemeente-
fonds en spoorwegtekort); en een verlaging van de
middelenraming van 1932 op 1933 met f45 millioen.
Deze drie, cijfers luiden in de bovenstaande uiteen-
zetting van deze Nota: f10,3 millioen, f50,9 mii-
lioen en f 68,4 millioen, makende tezamen, met de
f
18 millioen van het reservefonds (welke de Com-
missie reeds te voren aan den dienst van 1933 had
ten goede geschreven), een tekort van
f
147,6 mil-
lioen. Het is dus voornamelijk de verdere daling der
inkomsten, welke noopte tot een hoogere tekortra-
niing dan die van de Staatscommissie.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de voorstelling, die
hier en daar gewekt is, als zou de meergemelde Com-
missie een weg gewezen hebben om het u i.tgavencijfer
der
loopende begrooting
in de toekomst met
f
102
mjilioen te verlagen, zoodat dit beneden de f 500 mii:
lioen zou komen, niet juist is en dat derhalve de be-
schouwingen, op die voorstelling gegrond, als zou de
Commissie te straf besnoeid hebben, een feitelijken
grondslag missen. De Commissie stelt voor, het bud-
get met
f
102 millioen te verlagen,
nadat het eerst
met 54 millioen verhoogd is.
in z6éver bestaat dus overeenstemming tusschen het
advies der Commissie en de bovenstaande uiteenzet-
ting; ook deze laatste plaatst immers een aanmerke-
lijke, automatische verhooging van het budget voor-
op (voor leeningsdienst, gemeentefonds en spoorweg-
tekort), alvorens do verlagingen toepassing kunnen
vinden.
1)
Nadat alzoo, zoowel in het plan der Commissie als in de ingediende hegrooting, het niveau van uitgaven
vooraf met ruim
f
50 millioen verhoogd is, bedraagt’
de verlaging daarvan in het plan der Commissie, de
perspectiefhesparingen inbegrepen en zonder uittrek-
king van bedragen voor wachtgelden,
f
1.02 millioen;
in de ingediende begrooting daarentegen, welke uiter-
aard slechts de onmiddellijk ingaande besparingen kan bevatten en bedragen voor wachtgelden moest
uittrekken, f 57 millioen, of, indien men – gelijk
juist is en ook in het plan der Commissie geschiedt
– de weddevermindering in de daling der uitgaven’
betrekt, maar anderzijds de opcenten op de fondsbe-
lasting daarvan aftrekt: f 57 + f14,5 – f8 =
f 53;5 millioen.
Bij een vergelijking van de cijfers
f
102 millioen
en f 53,5 millioen behoort intusschen in het oog te
worden gehouden:
lo. dat in het eerste cijfer
f
24 millioen aan sala-
risverlaging zit, in het tweede
cijfer
slechts f 14,5
inillioen. Door de Commissie is namelijk meegeteld
de f 7 millioen verlaging, die in den loop van dit
jaar reeds is ingevoerd, en de
f
2,5 millioen 3 pCts.
aftrek voor ongehuwden, welke reeds tevoren be-
1)
Gelijk reeds terloops werd opgemerkt, had onder die
t
utomatische verhoogingen mcde genoemd kunnen worden
een bedrag van
f
10
millioen voor het normaal accres
wegens den bevolkingsaa.nwas.
stond. Daar beide baten reeds aan de begrooting voor
1933 waren ten goede geschreven véôrdat de Com-
missie haar tekort van f108 millioen en de.Regee-
ring haar tekort van f 147,6 millioen becijferde, kort-
tien zij niet dienen ter dekking van dit tekort. i)e
Commissie zelve heeft hierop op blz. 450 van haar
rapport dan ook gewezen. Uit een en ander volgt,
dat de f 24 millioen slechts voor
f
14,5 millioen een
dekking van het tekort beteekenen, en dat derhalve
het cijfer van f 102 millioen met f 9,5 millioen moet
worden vr1aagd;
2o. dat in het cijfer van f 102 millioen is begre-
pen een bedrag van f 20 millioen hetwelk verwacht
wordt uit e instelling van een Rijksverkeersfonds.
Spoorwegen, autowegen, kanalen en andere objecten,
het verkeer dienende, zullen namelijk naar het plan
der Commissie in één fonds worden saamgebracht. In verband hiermee zal de belasting voor vrachtauto’s en
autobussen worden verhoogd met een bedrag van f 6,5
millioen, terwijl aangenomen wordt, dat, indien de
spoorwegen den steun ontvangen, welke een gevolg
is van de. zwaardere belasting van het motorverkeer,
het hun mogelijk moet zijn; na invoering van de noo-
dige bezuinigingen, hun exploitatierekening te doen
sluiten. Een en ander geeft,. blijkens blz. 343 juncto
blz. 389 van het rapport, een besparing van ongeveer
.f
20 millioen. Hierbij valt intusschen op te merken,
dat, afgezien van het feit dat deze besparing ten deele
een versterkte heffing beteekent, op de vruchten van
het verkeersfonds in geen geval voor het Rijksbudgot
van 1933 is te rekenen, daar op de begrooting voor
1933 het spoorwegtekort van 1932 drukt en dit laat-
ste van de nieuwe regeling in elk geval den invloed
niet meer zal kunnen ondervinden.
De meergenoemde besparing ad f 102 millioen moet
dus voor 1933, behalve met f 9,5 millioen, ook met
f 20 millioen verminderd worden, zoodat overblijft
een besparing van f 72,5 millioen. Dit laatstgenoemde
cijfer
van f 72,5 millioen is
mitsdien vergelijkbaar met het bovenvermeld bedrag
van f 53,5 millioen, in de ontwerp-begrooting be-
spaard.
Gelijk reeds werd aangeduid, vindt het verschil tus-
schen deze beide cijfers zijn voornaamste oorzaak in de omstandigheid, dat door de Commissie het uitein-
delijk resultaat van haar voorstellen
becijferd
werd,
terwijl de véérliggende begrooting met wachtgelden
moest rekenen en ook overigens slechts de in het eer-
ste jaar te verkrijgen vruchten tot uiting kon bren-
gen. Welke beteekenis dit heeft, moge b.v. blijken uit
het feit, dat de begrooting van Onderwijs, Kunsten
en WTetenschappen f 5.836.544 lager geraamd is dan
voor 1932 (het ,,normaal accres” in aanmerking geno-
men, is de verlaging dus eenige millioenen grooter),
terwijl daarnaast op een verdere vermindering met
f 10.163.300in volgende jaren gerekend wordt als uit-vloeisel van de ter had genomen besparingsmaatrege-
len. Bij Defensie bedragen deze
cijfers
respectievelijk
f 7.519.164 (nadat van 1931 op 1932 reeds een verla-
ging tot stand kwam van f 5.643.598) en f 3.912.500.
Bij Justitie respectievelijk
f
1.946.439 en f919.786.
(Bij de vergelijking van deze verschillende verlagin-
gen behoort uiteraard rekening gehouden te worden
met de zeer uiteenloopende eiudcijfers van de onder-
scheidene begrootingen.) Ook op de meeste andere
hoofdstukken zal, reeds tengevolge van de uitgetrok-
ken wachtgelden, het volle rendement van de aange-brachte besparingen eerst later bereikt worden.
Uit de meegedeelde
cijfers
kan al het vermoeden
geput worden, dat met de adviezen der voormelde
Commissie in ernstige mate is rekening gehouden.
Dit vermoeden is dan ook juist. Vele van die advie-
zen zijn opgevolgd,
terwijl
als algemeene gedragslijn
is aangenomen, dat voorzoover dit niet het geval kon zijn – b.v. omdat de besparing te hoog geraamd bleek
en het wezenlijk ‘rendement niet scheen op te wegen
tegen het gevreesde nadeel – in de plaats van den
aanbevolen maatregel een andere werd gesteld, welke
21 September
1932
ECONOMISCH-STATISTISCHÈ BERICHTEN
747
een gelijke bate gaf, hetzij voor het eerste begrbo-
tingsjaar, hetzij – voorzoover het perspectiefbespa-
ringen van de Commissie betrof – voor de naaste
toekomst. Het door de Commissie geraamde eindbe-
drag aan besparing werd op die wijze aangehouden.
Bij een en ander wordt in dit verband uiteraard
uitsluitend gedacht aan zoodanige adviezen der Com-
missie, als tot het bovengenoemde cijfer van
f
12,5
millioen hebben bijgedragen. Daarnaast bevat het rap-
port tal van adviezen, welke niet de gewone Rijksbe-
grooting betreffen, of althans niet tot een concreet
voorstel tot besparing op die begrooting hebben ge-
leid. Tot de hier bedoelde adviezen behooren bv. die
welké gelden de uitkeeringen aan de werkloozen, als-
mede verschillende maatregelen geheel of ten deele rakeude andere publiekrechtelijke lichamen dan het
Rijk. Sommige daarvan zijn van zeer ingrijpenden aard. De Regeering meent, dat het
omvangrijke
en
nauwgezette werk, door de Commissie ook op al z56-
danige punten verricht, en dat haar in bepaalde ge-
vallen gebracht heeft tot voorstellen van reorganisa-
tie, die, al zijn zij niet, van onmiddellijk belang voor
het tegenwoordige budget, naar het inzien der Com-
missie op den duur tot
belangrijke
vereenvoudiging
en dus besparing kunnen leiden, een ernstig onder-
zoek verdient, al moet zij zich haar oordeel in ver-schillende der hier bedoelde aangelegenheden nog
voorbehouden.
Motiveering van de voorgestelde maatregelen.
Intusschen zal uit vorenstaand overzicht wèl ge-
bleken zijn, hoezeer de hier en daar uitgesproken on-
derstelling, als zou het geheel van besparingen, door
de voormelde Commissie in haar
f
102-millioen-voor-
stel neergelegd, vèr uitgaan boven wat in dezen tijd
noodig is, op een enorme vergissing berust. Van die
f
102 millioen zijn
f
9,5 millioen reeds geldend recht
en antérieur aan het becijferd tekort, en berusten
f
20 millioen op een nieuwe heffing en eene in ver-
band daarmede gehoopte verbetering van den stand
der spoorwegbegrooting. De resteerende
f 12,5
mii-
lioen zullen, ook indien ze later volledig effect zul-lenv.erkrijgen, van verre niet voldoende zijn om het
thans becijferd tekort op het gewone budget zônder
belastingverzwaring te dekken. Dit tekort immers be-
draagt ruim
f 141
millioen en na verdwijning van
het spoorwegtekort ruim
f 121
millioen. Bij een vol-
ledige effectueering van de
f
12,5 millioen, en een
algeheele wegwerking van het spoorwegtekort, blijft
er alzoo een nadeelig saldo van
f
55 millioen. De
thans voorgestelde fiscale overbruggingsmaatregelen
zijn in hoofdzaak bedoeld om den tijd door te komen,
waarin de ter hand genomen perspectiefbesparingen
nog
niet
volledig geëffectueerd zijn. Buiten de weel-deverteringsbelasting dragen ze een zeer
tijdelijk
ka-
rakter. Indien men dan bovendien bedenkt, dat ook
verschillende door de Commissie voorgestelde en door
de Regeering overgenomen
besparingsmaatregelen
niet
dan tijdelijk kunnen werken (gedacht worde inzon-
derheid aan de verminderde
bijdrage
aan het invali-
diteitsfonds en het pensioenfonds), dan is het wel héél
duidelijk, dat van de op dit oogeublik voorgenomen
bezuinigingsmaatregelen, ook en vooral voorzoover ze
als blijvend zijn gedacht, geen enkele kah worden ge-
mist, wil men niet binn!en korten tijd zich voor on-
overkomelijke moeilijkheden zien geplaatst.
Bij
alle
onzekerheid, die de toekomst biedt, staat wel muur-
vast, dat met
minder
dan thans in het voornemen
ligt, niet zal kunnen worden volstaan. Ook zij, die in
de naaste toekomst een zekere milde opleving moge-
lijk achten, zullen niet willen voorbijzien, dat de hui-
dige financiëele situatie op zééveel tijdelijke stutten
berust, dat zelfs van hun stand’pufft de voorgenomen
duurzame versoberingen, elke op zich zelve en alle
tezamen, een onverbiddeljken eisch vormen van dan
gewijzigden economischen toestand. Slechts wie in een
,,fool’s paradise” leeft en meent, dat èen verarming,
als thans de wereld onderging, zonder invloed op de
verzorging van onze collectieve behoefte kan blijven,
omdat de toovermacht van den Staat over onzicht-
bare welvaartsbronnen beschikt, kan hieromtrent an-
clers denken.
Nu en dan schijnt bij sommigen, vooral buiten het
Parlement, het denkbeeld te heerschen, dat men door
belastingverzwaring aan alle
pijnlijke
versoberings-
maatregelen kan ontkomen. De onjuistheid hiervan
zal wel nauwelijks behoeven te worden betoogd. Om
hij een sterk gedaald nationaal inkomen de publieke
uitgaven dezelfde te doen blijven, zou van dit gedaal-
dé inkomen een gelijk absoluut bedrag aan belasting
moetén worden geheven als te voren van het hoogere
inkomen. Dit wil dus zeggen, dat de heffingslast re-latief, d.i. percentsgewijze, zou môetén worden ver-
zwaard naar gelang hét nationaal inkomen daalt. Hoe
onredelijk dit is, kan blijken uit de leer der progres-
sie, zooals die in onze draagkrachtbelastingen gehul-
digd wordt. De rechtsgrond der progressie was steeds:
de ,,afnemende nuttigheid” der hoogere inkomens-
deelen. Naar mate de inkomensdeelen zich verder
van liet bestaansminimum verwijderden, werden zij
zwaarder getroffen, omdat van die inkomensdeelen
méér kan worden gemist. Die ,,afnemende niittigheid”
nu geldt vbor den enkeling, maar geldt, ook voor de
natie als geheel. Een volk kan een te hooger percen•
tage van zijn gezamenlijk inkomen aan den fiscus of-
feren, naar mate dit inkomen verder van het be-
staansminimum der natie verwijderd ligt. Daarom
is het een onredelijke en schadelijke opvatting, als
zou een geslonken nationaal inkomen relatief, d.w.z.
percentsgewijs, zwaarder kunnen worden belast dan het vroegere hoogere inkomen. De ,,nuttigheid” van
het resteerend inkomen der natie is door de daling
in sterke mate
toegenomen.
Zij kan er percentsgewijs
minder – niet méér – dan te voren van missen voor
den fiscus.
Mitsdien vergist zich wie meent, dat door een
steeds verder gaande belastingverzwaring aan den
eisch der versobering, welken deze tijd stelt, zou kun-
nen worden ontkomen. Wat de Regeeriiig bij deze
begrooting te dier zake voorstelt, beoogt een onmis-
bare overbrugging van een niet op andere wijze te
keeren tekort; een
tijdelijke
voorziening in een nood-
toestand. Als schild tegen onaangename versoberings-
maatregelen echter ware een gaan in deze richting
bedenkelijk.
Met denzelfden nadruk moet worden opgekomen
tegen de door enkelen verkondigde dwaalleer, als zou
een verlaging van de wedden, in dezen tijd van ge-
daald indexcijfer en terugloopende Staatsinkomsten,
een onbillijke achterstelling van ‘s lânds dienaren zijn
hij de overige bevolking. Die overige bevolkink onder-
gaat de vermindering harer inkomsten in de parti-
culiere maatschappij, evenals zij twaalf jaren geleden
dr haar inkomsten heeft zien toenemen. Toen des-
tijds het indexcijfer verdubbeld bleek en in verband
hiermee ‘s Rijks middelen ruim vloeiden, heeft nie-mand het een onrechtmatige bevoordeeling van het
ambtenarenpersoneel geacht, dat in de wedderegeling
hiermee rekening gehouden werd. Wie in die dagen
zou beweerd hebben, dat de landsdienaren ,,eenzijdig
werden uitgekozen om de gunst der tijdsomstaridig-
heden te genieten”, zou niet voor zeer ernstig zijn ge-
houden. Het is niet volkomen duidelijk, waarom thans
aan eene daarmede evenwijdig loopende bewering van
tegenovergestelde redactie een zooveel hoogere waar-de zou moeten worden toegekend.
De Regeering vertrouwt dan ook, dat de orgahisa-
ties der ambtenaren van een beter inzicht zullen blijk
geven en, zich op den bodem der werkelijkheid plaat-
sende, de redelijkheid en plichtmatigheid van de
voorgenomen maatregelen zullen erkennen. Zij zullen daardoor het wezenlijk belang der ambtenaren dienen,
immers den goeden geest en de opgewektheid bevor-
deren, die ook in donkere dagen ons niet behoeven te
verlaten.
748
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 September 1932
Fiiranciëele perspectieven..
Een kort woord over de verdere toekomst moge
hieraan nog worden toegevoegd.
Zooals uit het voorafgaande blijkt, zal, voor de na
1933 komende begrootingen, op de basis van de hui-
dige gegevens, moeten gerekedd worden op een tekort van
f
55 millioen. Daarbij is uitgegaan van de drieër-
lei oncferstellirig: lo. dat het spoorwegtekort ver-
dweueu is; 2o. ddt de thans ter hand genomen bespa-
riiigen;volleaig ‘g’eëffectueerd sijn; 3o. dat de op dit
oogeubli k voorgestelde fiscale overbruggingsmaatre-
gelen zijn vervallen.. Indien aan deze drie voorwaar-
den: voldaan is, zal immers tegenover het op blz. 20
genoemde tekortcijfer van
f
127 millioen staan een
dekkingscijfer van
f
72 millioen, zoodat een tekort
overblijft van
f
55 millioen.
Dit ‘laatste
cijfer
zal met
f 10
millioen kunnen
worden verminderd, indien de weeldeverteringsbelas-
ting, zooais in de bedoeling ligt, tot een blijvende
heffing wordt gemaakt. Maar het zal anderzijds met
f 16′
millioen
stijgen,
zoodra de gedeeltelijke stopzet-
ting van: de uitkeeringen aan het invaliditeitsfonds
en het pensioenfonds moet beëindigd worden. Een en
ander beduidt derhalve een toekomstig tekort van
1f
61
millioen.
Vier wegen laten zich denken ter opheffing of be-
perking van dit tekort: lo. een kentering in den on-
gunstigen loop der middelen; 2o. een verder gaande
b1ivende besparing op de uitgaven; 3o. een verduur-zaming van de op dit oogeublik voorgedragen belas-
tingverwaring, ih dezen /f in een anderen vorm;
4o. een wegvallen van het abnormaal uitgavenaccres
hetwelk begonnen is de begrooting voor 1933 met
f
50,9 millioen te verhoogen.
Wat den vierden factor aangaat, mag in dit ver-
band alleen gedacht worden aan de verhoogde bij-
drage aan het gemeentefonds. Immers de verdwijning van het spoorwegtekort is reeds als gegeven voorop-
gesteld, alvorens tot het
cijfer
van
f 61
millioen te
ko’men, en de moge1jkhed van en toekomstige ver-laging van hoofdstuk VIIA is van allerlei uiterst on-
zekeré fac’toren afhankelijk. Wel daarentegen mag
aangenomen worden, dat over enkele jaren de ver-
hoogde bijdrage aan het gemeentefonds zal komen te
vervallen, daar alsdan de uitkeeringen, volgens de
wet, opnieuw berekend zullen moeten worden op den
grondslag ‘vkn de nieuwe opbrengst der gemeente-
fondsbelasting. Het budget zal hierdoor met een aan-zienlijk bedrag worden ontlast.
Wat de overige drie genoemde factoren aangaat,
zal de deide wel nauwelijks voor overweging in aan-
merking komen.
liet zal, derhalve grootendeels van de werking van
den eersten factor afhangen, in hoever een verder
gaande blijvende besparing op de uitgaven zal kunnen
worden vermeden.
heel optimistisch zal men te dien aanzien nipt
‘kunnen zijn.
In de Oerste plaats, omdat aan de kentering in den
loop der .rniddelen waarschijnlijk
nog vooraf zal gaan een verdere daling. Met zekerheid valt dit aan te ne-
men ten aanzien van een der voornaamste middelen,
til.
cle inkomstenbelasting. De opbrengst van die be-
lasting zal in het begrootingsjaar 1933, welk jaar im-
mers voor één derde samenvalt met het ten deele nog
op oude grootheid terend belastingjaar 1932133, haar
diepstepunt nog niet bereiken. De mogelijkheid be-
staat natuurlijk, dat de dientengevolge na 1933 intre-
clende verdere teruggang van ‘s Rijks inkomsten
wordt goedgemaakt door eenig herstel van de overige
middelen, maar ook in dat geval zal dit herstel –
tenzij het onverwachte afmetingen aanneemt – dus
voorshands niet kunnen strekken tot opvanging van
tekorten:
In de tweede plaats, omdat enkele ten vorigen jare
voor den gewonen dienst ingestelde nieuwe heffingen
na, drie jaren afloopen., zoodat eerlang de daaruit
voortvloeiende inkomsten zullen worden gemist en
een eventueele ,,ken tering in den loop der middelen”
dus allereerst dit gemi zal moeten goedmaken.
De ondérgeteekende zou er dan ook tegen willen
waarschuwen, op meeivermelde kentering, alvorens
zij
zich
vertoont en haar omvang zich afteekent, in
ruime mate wissels te trekken.
De conclusie, waartoe een blik in de toekomst op
dit oogenblik voert, kan geen andere zijn dan dat
naast krachtige doorvoering van de than:s ter hand
genomen versoberingsmaatregelen, zoodat deze binnen
den kortst mogelijken tijd hun volledig effect ver-
krijgen, noodzakelijk is een ernstig onderzoek naar
mogelijkheden van verder besparing. De Regeering is
van die noodzakelijkheid overtuigd en in die richting
werkzaam.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
OVERHEIDSBEMOEIENIS MET HET INTER-
NATIONALE KARTELWEZEN.
Dr. P. Berkenkopf te Hamburg schrijft ons:
Een geheel aparte plaats bij de internationale kar-
telvorming nemen de Ver. Staten in als gevolg van
hun anti-monopolistische wetgeving, waardoor toe-
treding tot dergelijke internationale overeenkomsten,
die op de binnenlandsche markten van de leden be-
trekking hebben, aan de industriëele producenten on-
mogelijk wordt gemaakt. Op zichzelf geniet de in-
dustrie van de Ver. Staten door de hooge, ten deele
prohibitieve, invoerrechten een sterke bescherming.
De Amerikanen hebben om die reden geen belang bij
internationale kartels, zoolang
zij
hun productie ge-
heel, of op geringe hoeveelheden na, op de binnen-
landséhe markt kunnen plaatsen.
In dit opzicht is de activiteit van de Amerikaan-
sche producenten, b.v. bij de oprichting van dè Cop-
per Exporters Inc. karakteristiek, evenals hun op-
tredèn bij alle steeds weder beproefde overeenkomsten
omtrent de reguleering van de wereldpetroleum-
markt. In beide gevallen zijn de Amerikaansche pro-
ducenten in sterke mate bij de voorziening van de
wereldmarkten betrokken. Voorzooverre Amerikaan-
sche producenten voor hun export tot dergelijke over-
eenkomsten zijn toegetreden, waarvan, zooals bij het
internationale railskartel of de buizenconven’tie, het
zwaartepunt in Europa ligt, moesten zij door de wet-
geving vën hun land, deze deelneming in lossere vor-men kleeden dan de Europeesche producenten.
Men krijgt echter den indruk, dat de Amerikaan-
sche monopolistische wetgeving vaak slechts op den
voorgrond wordt geplaatst, om voor het innemen van
een (over het algemeen gemakkelijke en voordeelige)
afzonderlijke positie bij internationale kartels een
motiveering te kuunen geven, te meer waar ook toe-
treding van die producenten, die, zooals b.v. de Os-
nadeezen, onder de contrôle van het Amerikaansche
kapitaal staan, maar niet door anti-monopolistische
wetten gebonden zijn, vaak in denzelfden lossen vorm
geschiedde.
Voor eenige internationale kartels zijn
tijdens
deze crisis vaak moeilijkheden ontstaan, doordat de Noord-
Amerikaansche concurrenten, die onder normale om-
standigheden op •de binnenlandsche markt feitelijk
geen belang hebben bij export en derhalve ook niet
bij internationale exportkartels, thans met een groo-
ter gedeelte van hun productie op de wereldmarkt
kwamen. Hierdoor bemoeilijkten zij de positie van de internationale kartels, inzonderheid op de Zuid-Ame-rikaansche en Oost-Aziatische.markten (dit geldt b.v.
voor walsdraad, voor stikstof en soms ook voor zink en
bepaalde chemische producten, zooals kleurstoffen).
Voor de toekomst van het internationale kartelwe-
zen schijnen hier groote moeilijkheden te bestaan,
die wellicht eerst na hardnekkigen strijd over de af-
zetgebieden door middel van overeenkomsten zullen
kunnen worden opgelost. In ieder geval mag niet over
het hoofd worden gezien, dat de verschuivingen in
21 September
1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
749
het uitvoeraandeel van een aantal Noord-Amerikaan-
sche industrieën onder den druk der crisis den toe-
stand van de internationale kartels in de laatste jaren
min of moer hebben verzwaard. Aangenomen mag
worden, dat de Ver. Staten in de eerstkomende jaren
gedwongen zullen zijn op grootere schaal dan tot dus-
verre voor een aantal producten naar buitenlandsche
markten te zoeken. Dit zal wel leiden tot een meer
positieve houding tegenover internationale kartel-
overeenkomsten en daarmede ook tot de noodzaak van
verlichting van de anti-monopolisti sche wetgeving.
Staatsingrijpen e, interncuiona,le kartels.
Gedurende de laatste jaren hebben in verschillende
gevallen ook de staatsmachten zich direct of indirect
met de internationale kartelpolitiek bemoeid. Het is
b.v. karakteristiek, dat de Engelsche regeering in
1930 toestemming verleende, dat onder den druk van
de crisis op cle tinmarkt de regeeringen van Malakka,
tezamen met die van Bolivia, Nigeria en Ned.-Indië
(waarbij later Siam kwam) een overeenkomst sloten
over de gedwongen inkrimping van de tiuertsproduc-
tie en over den uitvoer van deze landen en dat deze regeeringen een eigen contrôlecommissie instelden
voor het houden van toezicht op cle naleving van deze
maatregelen.
Daartegenover heteekende de herleving van de in-
ternationale su ikerovereenkomst (Ohad-bourne-plan) slechts een hervatting van vroegere staatsmaatregelen
door middel van hulpverleening aan de internatio-
nale suikerindustrie, waarbij zich (afgezien van ten
deele gedwongen contingenteering) nauwelijks belang-
rijke nieuwe gezichtspunten voordeden.
Inzonderheid bij internationale Europeesche kartels,
die voor bepaalde producten de geheele continentale
markt of gedeelten -daarvan trachtten te regelen, was
in de 1tste jaren het verschijnsel op te merken van
het nauwe verband, waarin de particuliere onderhan-
delingen van de betrokken industrieën met regelin-
gen voor een handelsverdrag of dergelijke staatsregc-
hingen werden gebracht. Dit geldt vooral voor de
overeenkomsten, waarbij Duitsehland en Frankrijk
de voornaamste
partijen
zijn (zooals b.v. de overeen-
komsten van de groote ijzerindustrieën, in den laat-sten tijd ook het porceleinkartel tusschen Fransche,
1) u itsche en Tsjechische producenten).
Het is bekend, dat Frankrijk juist in de jaren na
den oorlog zijn internationale economische politielc
ten dienste van zijn politieke ambities in Europa
heeft gesteld. T-let Fransche ideaal van bevordering
van de oprichting van Europeesche industriëele kartels
onder de economische en politieke hegemonie van
Frankrijk over Europa is op alle internationale eco-
nomische conferenties zvan de laatste jaren steeds
weder
duidelijk
op den voorgrond getreden. De eco-
nomische onmogelijkheid hiervan, alsmede haar groot
politiek gevaar werd door het in de eerste plaats ge-
troffen Duitschiand, doch ook door Italië en andere
continentale landen doorzien. Juist deze van Fran-
sche zijde hardnekkig verlangde samenkoppeling van
economische en politieke macht in Europa door mid-
del van bepaalde economische organisatievormen
heeft de gedachte van het internationale kartelwezen,
welke uit een zuiver economisch oogpunt in vele be-
drijfstakken tot vermindering van een te groote pro-
ductie-capaciteit en in het belang van een meer ra-
tioneele ontwikkeling van de productie- en markt-
voorwaarden alleszins toepassing verdient, in den
laatsten
tijd
in sterke mate in diserediet gebracht bij
de belanghebbenden.
Frankrijk blijft evenwel met buitengewone volhar-
ding op zijn standpunt staan, alhoewel daaraan een
economisch opbouwende gedachte ontbreekt. Zoolang
dit land een tot versterking van zijn economische en
politieke macht dienend continentaal kartelsysteem
niet kan opbouwen, zoolang ook de opbouw van een
onder vrij ruilverkeer levend Europa onder haar
hegemonie niet is te verwezenlijken, tracht de Fran-
sche regeering tezamen met de Fransche indus-
trie althans op de hinnenlan-dsche markt door mid-
del van het invoer-contingenteeringssysteem aller-
eerst een bescherming van de binnenlandsche markt
voor de concurrentie van het buitenland te verkrij-
gen. De Fransche regeering bereikt dit doel, doordat
zij de bij de betreffende overeenkomsten betrokken pro-
ducten verplicht, tot het vasthouden aan minimum-prijzen, die hooger zijn dan de prijzen van de Fran-
sche industrie; zij garandeert daarvoor voor deze con-
tingenten als tegenprestatie hét Fransche minimum-
tarief, terwijl de andere impôrteurs (zooals voor por-celein in de eerste plaats Japan) door veel hoogerein-
voerrechten practisch uitgeschakeld zijn.
De samenstelling van een zoodanig gecombineerd
systeem van invoercontingenteering, vaststelling: van
minimumprijzen voor de binnenlandsche markt en
differentiëele tariefpolitiek •zou in elk geval na
verloop van tijd eens de basi.s voor Europeesche
overeenkomsten op ruimeren grondslag -kunnen vor-men, waarin
Frankrijk
ook zijn vazalstaten in Oost-
en Zuid-Europa op de eene of andere wijze zou
trachten te betrekken, om op deze wijze in den geest van zijn bekende doeleinden toch- nog ken -gedeelte
van de plannen te verwezenlijken, die het tot dus-
verre met zijn internationale kapitaalpolitiek slechts
onvolledig heeft kunnen bereikeh. – -, –
Betrekkelijk groote weerstand van de meeste groote
kart eis tegen de crisis. –
Indien men van dit misbruik van de
–
gedachte van
het internationale kartelwezen voor politielce doel-
einden afziet, dan kan men
–
constateeren, dat de
meeste groote internationale kartels zich,
–
ondanks
grootere spanningen, waarmede de crisis noodzakelijic
voor haar gepaard ging, vrij goed hebben kunnen
handhaven; zij hebben hun functies tijdens de crisis
voldoende kunnen uitoefenen. Grootere interna-
tionale kartels behoefden op eenige uitzonderingen
na (het niet functioneeren van het Internationale
Ruwstaaikartel, dat echter zonder een gesloten
–
sys-
teem van verkoopkartels ‘an begin af aan als een
doodgeboren kind moest worden beschouwd; moeilijk-
heden in het Cellulosekartel, gedeeltelijk ook in het Buizenkartel als gevolg van het prijsgeven van den
gouden standaard door Engeland, te verwachten ont-
binding van het Kwikzilverkartel) eigenlijk slechts in zooverre te worden ontbonden of ‘buiten werking ge-
steld als het aandeel van de niet-Europeesche leden
(in de eerste plaats de Ver. Staten, Canada en ver-
schillende andere doelen van het Britsche werkldrijk)
overwegend of van zeer groote beteekenis was. De ge-
volgtrekking kan hieruit worden gemaakt, dat op dit
gebied in de toekomst de grootste gevaren, doch even-
eens de belangrijkste moeilijkheden voor het interna-
tionale kartelwezen liggen. In deze, ten deele eerst in
de laatstë jaren meer ontwikkelde gebieden, die de
overeenkomstige Europeesche productie vaak reeds in
feite hebben ingehaald, moeten de zakelijke en niet
minder de psychologische voorwaarden voor interna-tionale overeenstemming op een breede, hechte basis
nog worden vervuld, – een taak, die eerst na vele
jaren van noesten, onvermoeiden arbeid ten einde kan
worden gebracht.
Zij
zal zeer veel geduld en tactisch
optreden juist van de zijde van de oude Europeesche
industriëele landen vereischeri, die over het algemeen
bij een internationale regeling van de markten voor
industriëele grondstoffen, haiffabrikaten en fabrika-
ten, zeer veel belang hebben. –
AANTEEKENINGEN.
Nieuwe steunmaatregelen ”oor de Duitsche
banken.
–
De saneering van de Duitsche grootbanken, di’ in
het begin van dit jaar heeft plaatsgevonden,is niet
van defluitieven aard geweest. De banken waren der-
mate vastgeloopen, dat het
bedrijfsleven:
zelfs voor
volkomen gezonde zaken geen credieten kond
–
en ver-
krijgen. Ittisschen zijn vele plannen gemaakt ten-
einde tot een volkomen herstel van het bankwezen te
750
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 September 1932
geraken. Naast de gedachte van een regionale split-sing van eenige grootbanken (decentralisatie), stond
het plan van een industriebank in het middelpunt
van de belangstelling. Dit plan heeft thans vasteren
vorm gekregen door oprichting van de ,,Industr.iefi-
n anzierungs-A.G.” (1f i) en de ,,Amortisationskasse”.
De eerstgenoemde instelling zal alleen
aandeele’n,
de
laatstgexoemde instelling uitsluitend
vorderingen
van •de banken overnemen.
De 1fl zal worden opgericht met een kapitaal van
R.M. 30 millioen, waarvan voor 10 millioen prefe-
rente aandeelen door de Golddiskontbank, de Bank
für Industrieobligationen en de Akzeptbai* zal wor-
den ingeschreven. De overige 20 millioen worden
door de banken verstrekt en wel op de volgende wijze.
De banken zullen voor haar deelname een tienvoudig
bedrag aan industriöele aandeelen aan de 1f i mogen
overdragen, echter alleen na goedkeuring door het
bestuur. Belangrijk is, dat de 1fl ook aandeelen van
nog te saneeren ondernemingen mag aannemen en
wel tegen een hoogeren prijs als de beurskoersen be-
dragen. De Ifi heeft echter het recht om binnen
twee jaren de overgenomen aandeelen aan de banken terug te geven, i’ndien de betreffende ondernemingen
niet voldoende gereorganiseerd zijn. Overigens kan de
ifi de aandeelen eerst na 5 jaren teruggeven, ter-
wijl de banken na dien tijd haar schulden in termij-
nen mogen aflossen. Inmiddels kunnen de banken
trachten haar aandeelen op de beurs te verkoopen.
Het schijnt, dat de 1fl een soort bank van leening
voor aandeelen zal worden, in elk geval met dit ver-
schil, dat het te leenen bedrag hooger kan zijn dan de
waarde van het object. De leeningen zullen aan de
banken in den vorm van contant geld of van sola-
wissels verstrekt worden. Deze laatsten kunnen even-
tueel op de geidmarkt of bij de Rijksbank in kim-
kdnde munt worden orngezet. Het doel van de Ifi is
dus om de liquiditeitspositie van de banken te ver-
beteren. In plaats van aandeelen, die natuurlijk voor
het grootste deel onmogelijk te realiseeren zijn, krij-
gen de banken geldmiddelen, waarmede zij ôf haar
schulden bij de Rijksbank kunnen aflossen ôf haar
nieuwe credïeten kunnen verleenen.
Zooals gezegd, zal de Amortisationskasse uitslui-
tend vorderingen overnemen. Te dien einde zal zij een garantiefonds stichten, waaraan waarschijnlijk
vooral de industrie zal deelnemen. De banken betalen
voor ieder engagement een verzekeringspremie van
ongeveer 1 pOt., die in het fonds wordt gestort. Zij
verplichten zich verder tot dekking van de vorderin-
gen, indien de debiteuren niet betalen. Een derge-
lijke schuld zal echter in gedeelten kunnen worden
afgelost, buy, in een periode van 15 tot 20 jaren. De
Amortisationskasse zal een langzame amortisatie van
de vorderingen vergemakkelijken. Zij zal de banken
in staat stellen gunstiger balansen op te stellen; dc
banken krijgen voor hun over te dragen vorderingen
echter geen contanten, of wissels.
Het is zonder meer duidelijk, dat het plan, voor een
groot deel staat of valt met de verdere ontwikkeling
van het Duitsihe bedrijfsleven. Indien de industrie
na verschillende reorganisaties tot nieuwen bloei
mocht komen, dan zal op den duur de aflossing van
de vorderingen en den verkoop van aandeelen moge-
lijk worden. De vraag rijst echter of in de politiek
van de regeering-Von Papen, zooals die in de reor-
ganisatie van het bankwezen tot uiting komt, niet een
zekere tegenstrijdigheid valt op te merken. Aan den eenen kant streeft Duitschland hoe langer hoe rncer
nair een autarchie, aan den anderen kant tracht de regeering de industrie door middel van de banken
nieuw
leven in te blazen, welke in hooge mate van
een verbetering van den export afhankelijk is. Gaiit
Duitschiand vöert 61i dan weg naar volledige autar-
cliie, dan zal dit zofides twijfel het herstel van een
belangrijk deel van het industriëele bedrijfsleven bè-
lemmercn en, daarmede tevens de uiteindelijke sanee-
ring van het Duitsche bankwezen bemoeilijken.
MAANDCIJFERS.
OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN.
A
1932
Sedert
1 Januari
1932
Overeen-
komst ige
periode 1931
Directe belastingen.
31.8.890
4.324.152
7.991.862 Personeele belasting
1)
–
202.194
6.486.575
Grondbelasting ………..
Inkomstenbelasting
..
3.147.851 53.049.966 ‘58.444.081
Vermogensbelasting
..
522.923 8.827.507
9.792.833
*5.497.069 12.049.717 14.313.671
6.069.753
50.367.894 41.214.3d8
172.267
1.386.064
2.138.068
4ccijnzen
–
202.586
1.417.003
1.413.768 557.612 4.334.528
5.878.416
belasting
…….. …
28.709
1.310.250
1.278.434
Dividend- en tantime-
Invoerrechten
…………
2.314.289
21.224.371
24.499.119
Statistiehrecht
………….
1.172.796 7.449.579 8.857.441
4.676.632
34.275.257
33.392.589
Zout
………………..
2.114.701 18.571.332
20.059.771
Geslacht
…………….
Wijn
………………….
Belasting op gouden en
Gedistilleerd
………..
Bier
……………….
Suiker
…………….
zilveren werken
38.335
441.003
555.035
Tabak
……………..
Indirecte belastingen.
2
1.437.903
3
10.849.124
4
16.612.140
Zegelrechten ……….
Registratierechten
.
588.411
7.Q43.610
10.134.150
Successjerechten
……
2.491.620
23.562.161
30.106.656
Domeinen, wegen en
212.360
2.635.047
2.968.636
24.340
435.788 437.498
vaarten ……………
Staatsloterij
………….
249.086 2.117.950 2.816.829
31.838.124
265.934.497
299.391.880
Loodsgelden
………….
Totaal-Generaal..
1)
Met ing. v. h. belastiugjaar
1931
wordt de pers. bel. ge-
heven ten ‘bate v. d.
gem.,
zoodat de in clezen staat vermelde
bedragen uitisl. vroegere belastingjaren betreffen.
2)
Hier-
onder begrepen
f 394.170
wegens zegeir. van nota’s van mak.
en oomm. in effecten, enz. (Beursbel.).
3)
Id.
f 1.961.005.
4)
f 2.877.019.
‘) Deze abnormaal hooge opbrengst is een gevolg v/d. in-
‘oering der wet betr. het opleggen van voorloopige aan-
slagen in de dividend. en tantièmebelasting.
HEFFINGEN VOOR HET LEENINGFONDS
1914.
Verdedigingsbelasting
..
576.5121
9.209.495
11.812.227
Opcent en:
254.865 3.447.113 8.777.809
Grondbelasting ……..
Personeele belasting
–
32.992
1.092.171
Inkomstenbelasting
623.010
10.462.561
11.624.882
Vermogensbelasting .
285.702
4.859.614
5.512.350
Dividend- en tantime-
belasting
………..
1.814.030 3.976.407 4.723.511
Invoerr. Zuidvruchten
84.852 508.725
–
Accijns op Wijn
27.999
743.139 255.687
Gedistilleerd
231.429 2.122.437
2.449.912
Suiker
456.736
1.337.381
–
Tabaksace. op sigaretten
471.211
3.380.853
456.803
Zegelrecht van buitl.eff.
107.438
404.026
744.336
4.932.984
40.484.743 42.449.688
Totaal….
HEFFINGEN VOOR HET WEGENFONDS.
10.068.506 9.545.350
Wegenbelasting
………861.083
Rijwielbelasting
……..
2
..710.958
6.819.692
6.743.755
16.888.198 16.289.105
Totaal
………..3.572.041
TwTc
P1’M P?sT 13 A Th
V A KT ‘JTliP
PwTh.1r(‘YNTfl”
Gemeentefoudsbelasting
3.166.6721 52.164.8251 2.484.677
Opeenten Vermogensbel
250.7941 4.106.1631
202.375
Totaal ………..
3.417.466 56.270.988
2.687 052
SPLITSING VAN DE O’PBR. DER GROND-, INKOM-
STEN- EN VERMOGENSIEL. SEDERT 1 JAN.
1931.
1
Grond-
1 Inkomsten- 1 Vermogens-
Dienstjaren
n- belasting
1
belasting
1
belasting
1929/30
–
141.646
23.305
1930131
17.624
1.267.788 207.085
1931/32
609.302
48.629.475 8.131.278
1932133
3.697.226
3.011.057
465.839
Totalen
4.324.152
1
53.049.966
1
8.827.507
21 September 1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
751.
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
GELDKOERSEN.
N.B.
“‘
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
BANKDISCONTO’S.
Ned(
Be
~
i.
~~
inn.Eff.3
Ds
Wissels.
2419 Apr.’32
Lissabon
….
64
4Apr.’32
Bk
19Apr.’32
Londen ……2
30Juni’32
Vrsch. inR.C. 3
19Apr.’32
Madrid ……(4
8 Juli’31
Athene ……
….
10
8Aug.’32
N.-YorkF.R.B. 24
23Juni’32
Batavia……….
.
4410 Mrt.’SO
Oslo ……..4
1 Bpt. ’32
Belgrado ……..
7420 Juli’31
Parijs
……
24 9
Oct.’31
Berlijn ……….5
27Apr.’32
Praag ……5
11Apr.’32
Boekarest……..7
3 Mrt.’33
Pretoria
..
..6
lSiVov.’Sl
Brussel ……….
3413 Jan.’32
Rome……..5
2 Mei ’32
Budapest ……..5
1 Juli’32
Stockholm
..
34
1 Bpt.’32
Calcutta ……..4
7Juli’32
Tokio
.. .
.4.38 17 Aug.’32
Dantzig ……..4
12Juli’32
Weenen……6
23 Aug.
1
32
Helsingfors ……
6419 Apr.’32
Warschau ..
.
. 74
3 Oct. ’30
openhagen
….
4
30Mei ’32 Zwits.Nat.Bk.2
22 Jan.’31
OPEN MARKT.
1932
17 Se t
12117
5110
29 Aug.!
P
.
Sept.
Sept.
3Sept.
H
1~9
31
.
1930
15/20
Sept.
1914
20124
Juli
Amsterdam
11511
Partic.disc.
11
4
_1/
3
11
4
_11
3
I14_113
14”12
1
12
23/1e
311_31
Prolong.
1 1 1
1
1-3
1114
.2
211
4
31
4
Londen
Dageld.
. .
I14_ ’14-1
1
14-1
1
12-1
3
1
11.4
1
11
1-2
1
3
14-2
Partic.disc.
‘Is”li
1
8
1
4
‘h6-‘I4
tl/
16
_13j
18
41
1
4.3
1
9
2
1
/
16
–
3
1n
4
1
!e
3
/4
&rljfl
Daggeld…
5
5
186
2
1
4
5
5
19-6
3
1
4
5
1
15.63/4
55/-7
8
1
!
2
-9
1
12
21
1
3
5
–
Maandgeld
5_61/,
5-6’/1
5-61/,
561/,
–
–
–
Part, disc.
41/
3
411,
4
1
1
4
1
12
7718
3I8-I4
2
1
1-
1
12
Ware n-
wechsel.
5-
1
!3
5-112
511
3
5.1/3
8 33
19
_5
1
–
Wew
York
DageId
1)
2-1
1
4
21
1
4
2-
1
1
2-1/
4
1
1
13
–
(4
2-‘1
131
4
211
2
Partic.disc.
!8
718
7/
8
71
1
2
–
1)
Koers van 60 Sept. en daaraan voorafgaande weken
tlm.
Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York)
a)
e)
)
)
1)
13 Sept. 1932
2.49 8.67
59.25
9.754 34.524
9
9
7
1.
14
,,
1932
2.4911
1
,
8.67%
59.25
9.76
34.534
99
15
,,
1932
2.49i,,,
8.6634
59.25
9.76
34.53
99
16
,,
1932
2.491,
8.65′,’
59.28
9.764
34.55
99%
17
,,
1932
2.4911
6
8.65% 59.30
9.764
34.53
99%
19
,,
1932
2.4911
8
8.6531
9
59.31 9.76
34.52
99%
Laagste d.w’)
2.4890
8.64
59.174
9.75 34.45
99s
Hoogste d.wl)
2.4925
8.68k
59.35 9.764 34.574
99i,,
12 Sept. 1932
2.491
1
,
8.69%
59.24
9.754
34.51
99/,
5 Sept. 1932
2.48%
8.65%
59.10
9.744 34.464
9981,
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100
Data
Jr’nd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan Madrid
13 Sept. 1932
48.05
–
7.38
1.50
12.78
20.05
14
,,
1932
48.07%
–
7.364
1.474
12.78
20.05
15
,,
1932
48.07%
–
7.364
1.474 12.774
20.05
16
,,
1932
48.08
–
7.374
1.48
12.78
20.05
17
,,
1932
48.07%
–
7.37
1.48
– –
19
,,
1932
48.04
–
7.37
1.484
12.78
20.24
Laagste d.w1)
48.-
35.10
7.34 1.424 12.724
19.90
Hoogste d.w’)
48.12% 35.15
7.40 1.524
12.85
20.40
12 Sept. 1932
48.02%
–
7.35
1.49
12.784
20.05
5 Sept. 1932
48.12%
–
7.34
1.50
12.754
20.024
Muntpariteit
48.1234
35.007
7.371
1.488
13.094,48.52
D
” °
Stock.
Kopen-
Oslo’)
hel-
Buenos-
Mon-
holm’)
hagen’)
fou1)
Aires’)
treal’)
13 Sept. 1932
44.60
45.-
43.65
3.774
65
2.26
14
,,
1932
44.60
45.15 43.75
3.76
65
2.25%
15
,,
1932
44.50
45.-
43.60
3.76
65
2.25%
16
,,
1932
44.50
45.-
43.55
3.774
–
2.25%
17
1932
44.50
45.-
43.55
3.76
–
2.25
19
,,
1932
44.45 44.90
43.55
3.76
65
2.25
Laagste d.wi)
44.20 44.60
43.25
3.674
–
2.23%
Hoogste d.w’)
44.75
45.25
43.90
3.80
65
2.27
12 Sept. 1932
44.75 45.10
43.85
3.774
–
2.26
5 Sept. 1932
44.50 44.70 43.50
3.70
–
2.24
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671 6.266
95%
12.4878
‘) Noteering te Amsterdam.
“)
Not, te Rotterdam.
1)
Part.
opgaye.
l’n
het
eerste
nummer van iedere maand komt
een
overzicht
voor
van
een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
–
1)
‘
°
Londen
($perl)
Parijs
($p.lOOfr.)
Berlijn
($ pIOO Mk.)
AmsterdanT
(p.100gld., 13 Sept.
1932
3,4831
8
3,9171,
23,78
1
40,16
14
,,
1932
3,9171,
23,78
40,16%
15
,
1932
3,47%
3,9171,
23,79
40,15
16
,,
1932
3,9171,
23,8034
40,13
17
,,
1932
3,476/,
3,911sj,,
23,81
40,14
19
,,
1932
3,9111,,, 23,81 40,15
21 Sept.
1931
4,31
3,92
23,55
40,34
Muntpariteit
..
4,86
3,9051
8
23.81k
1
4081,,
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
3Sept.
1932
10Sept.
1932
12117
Sept. 1932
Laagste/Hoogste
17Sept.
1932
Alexandrië..
Piast. p.
97g
973<
97a1
8
9751
8
97
p.
562%
562% 550
575
562%
Athene ……Dr.
Bangkok….
Sh.p.tical
1110
1
,
5
1/10
1/10%
1110
‘/’°T5
Budapest
…
Pen. p. £
20
20
19
I
TW
20
Buenos Aires
d. p.$
40%
40%
40%
4034
40%
Calcutte
. . . .
Sb. p.
rup.
1
,6
9
1
16
5
1
116t/,
1161
18
116
5
1
2
Constantin..
Piast.p.g
720
725 725
725 725
Hongkong
..
Sh. p.
$
114/,
1/4;
9
1/3%
11451
114
3
1
3
Kobe
.. .-…
Sh. p. yen
.114
1/4%
114
1/4%
1/41j,
Lissabon…. Escu.p.
110
110
109%
11034,
110
Mexico
….
$ per
£
12.20
11.45
11.30
11.60
11.524
Montevideo
.
d.per. 30
30
28
32
30
Montreal
…
$ per
£
3.87%
3.84%
3.83 3.86
3.84%
Rio d. Janeiro
d. per Mii.
5v,
6
531,
6
5
531,
581,
Shanghai
…
Sh. p. tael
1
,
j991
16
119′
5
/
1
1
,
8%
119
3
18
1
1
9
i16
Singapore
..
id. p.
$
21371
8
213811
93
2/3%
2/4
2/371,
Valparaiso
1).
$ per
£
58
58 58
58
58
Warschau
..
Zl.p.
31
31%
1
30%
31%
31
ij 9
0 ag.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen’)
N.Yorkl)
Londen
13 Sept. 1932..
1751
,
2751
,
13
Sept.
1932….
11814
14
,,
1932..
1751,,
2811,
14
,,
1932….
11813 15
,,
1932..
1771,
275,
15
,,
1932….
11816
16
,,
1932..
179/
4
2751
,
16
,,
1932….
11817 17
,,
1932..
1791,,
27%
17
,,
1932….
11816
19
,,
1932..
17″,,
2731,
19
,,
1932….
11816
21 Sept. 1931..
1431,
29′,
21
Sept. 1931….
89/43%
27 Juli
1914..
24111,
6
59
27 Juli
1914….
84110%
1)
in pence p. oz.stand.
2)
Foreign
silver
in $c. p. oz. fine.
3)
in sh. p. oz.fine
STAND
VAN ‘s
RIJKS KAS
voraeringen.
I
7 Sept. 1932
1
15 Sept. 1932
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
f
13.643.431,55
/
16.288 959,93
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
75.612,92
,,
995.945,28
derlandsche
Bank,……………….
Voorsch. op uit. Aug. (resp. Sept.) 1932
aan de
gem. verst, op v. haar d.
de
Rijks-adm. te heffen gem. ink. bel, en
Voorsch. op uit. Aug. (resp. Sept.) 1932
3.954.186,16
,,
3.862.665,22
aan de gem. verstr. op aan haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
opc. op de Rijksink. bel…………….
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
– –
249.197.385,ll
252.700.860,94
Voorschotten aan Ned.-lndië
………
….
Id. aan
Suriname
…………………
…12.739.935,74
12.983.589,21
Id.
aan
Curaçao ………………….
…..7.882.332,61
7.769.540,06 Kasvord. weg. credietverst. alh. buiteni
,,
109.398.680,45
,,
109.308.871,28
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der
v. Rijkscomptabelen
postrek.
–
–
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenfonds’)
21.595.652,58
,,
22.205.961,72
;,
Id.
op andere Staatsbedrijven
‘)
…….
–
15.812.352,72
–
16.546.464,17 ,,
Vertr. t. laste der Rijksbegr. kasgeid-
….
leeningen aan gemeenten (saldo)……
69.118.972,90
64.210.972,90
Ve rpli c h t i n ge n.
Voorschot door de Ned. Bank ing.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schuld a/d Bank v. Ned. Gemeenten
– –
Schatkistbiljetten in omloop ………
/299.762.000,
–
f299.757.000,-
Schatkistpromessen in omloop
…….
163.550.000,- ,, 162.530.000,-
Zilverbons in
omloop
…………….
Schuld op uit. Aug. (resp. Sept.)
1932
1.729.782,-
,,
1.722.240,50
6.766.683,05
.
,,
5.772.338,73
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.I)
,,
14.223.372,57
…
..
,,
14.112.844,64
aan de
gemeenten enz……………….
Id. aan hetStaatsbedrijfd.P.,T.enT.’)
,,
83.960.390,18
,,
82.591.419,69
Id. aan andere Staatsbedrijven’) ………..
288.064,17
,.
287.856,22
Id. aan diverse instellingen’) …………
10.571.193,69
,,
10.573.263,75
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
1
‘1
e+
107
in c…+
in
vorueringen:
Betaalmiddelen in
‘5
Lands kas……
waaronder Muntbiljetten………..
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijksinstell.
Schatkistpromessen ………………
Schatkistbiljetten ………………..
Muntbiljetten in omloop ………….
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
Voorschot van de Javasche Bank….
/248.934.000,-
/
250.439.000,-
11.695.000,-
,,
11.695.000,-
28.415.000,-
,,
28.415.000,-
2.482.000,-
,,
2.482.000,-
9.318.000,-
,,
9.338.000,-
872.000,-
829.000,-
10.092.000,-
,,
10.109.000,-
752
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Sept(xiber 1932
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 19 September 1932.
Acilva.
Binnenl.Wis.jfffdbk.
f
34.249.368,78
s
e1
s
,P
rorn
., Bijbnk.
,,
496.678,65
enz.in disc.Ag.sch.
,,
6.468.462,08
f
41.214.509,51
Papier o. h. Buiten!. Idisconto …….,,
. –
Idem eigen portef. . ! 71.335.835,-
Af :Verkochtmaar voor de bk.nog niet afgel.
»
71.335.835,-
Beleeningen Hfdbk.
24.445.607,69
mc!. vrsch.
Bijbnk.
5.262.198,27
in rek..crt. .Ag.sch.
49.151.416,11
• op. onderp
.
–
78.859.222,07
Op Effecten ……
f
77.621.10423
OpGoederenenSpec.
,,
1.238.117,84
78.859.222,07
Voorschtten a. h. Rijk ……… . …….
..
–
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
100.688.170,-
Muntmat., Goud .. ,, 934.013.702,51
(1.034.701.872,51
Munt, Zilver, enz.. ,, 17.958.583,47
Muntmat., Zilver.. , –
–
1.052.660.455,98
1
)
Belegging
1
1
kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds ………..- ……………20.133.833,09
Gebouwen en Meiib. der Bank …….. ..5.000.(•00,_
Diverse rekeningen ………………,,
14.445.188,84
Staatd.Nederl. (Wetv.27/5/ 32, S.No.221) ,,
19.331.195,17
Passiva
f
L302.980.239,66
–
Kapitaal ……………………..
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.000.000,-
Bijzondere reserve ………………,,
5.000.000,-
Pensioenfonds …………………..,,
8.193.269,64
Bankbiljetten in omloop …………… ,,
978.476.820,-.
Bankassignatiën in omloop ………. ..
80.643,37,
Rek.-Cour.
5
Het Rijk
6.544.702,97
saldo’s: 1,, Anderen
279.428.979,32
285.973.682,29
Diverse rekeningen ………………
2.255.824,36
f 1.302.980.239,66
Beschikbaar metaalsaldo …………..f 546.329.180,49
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. ,,-1.365.822.950,-
I
) Waarvan In het buitenland f 5.520302,58.
–
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Ande,re Beschikb. Dek-
Data
– Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Munf,nat.
1
schulden
saldo’)
1
perc.
19 Sept. 32 100688 934.014 978.4771286.054 546.329 83
12 ,, ’32 100690 933.990
984.7881281.704
545.379 83
5 ,, ’32 100690 932.681 1002.766 263.311 544.318 83
29 Aug. ’32 100691 931.253
996.1271277.603
540.752 82
22 ,, ’32 100691 929.859 982.732287.384 541.402 82
15 ,, ’32 100692 922.983 988.044 278.072 535.209 82
21 Sept.’31 88.692 614.439 988.755 208.156 257.042 62
25 Juli ‘14165.7031 96.410
310.4371 6.198
43.521
54
Belee-
ningen
buitenl.
19 Sept. 1932
41.215
–
78.859 71.336 14.445
12
1932
41.418
–
80.030
71.336 15.178
5
1932
40.588
–
81.681
71.336
15.048
29 Aug. 1932
41.081
–
83.376
71.336
14.660
22
1932
43.118
–
84.315 71.336
14.996
15
1932
45.116
–
86.380
71.336
14.743
21 Sept. 1931
64.842
–
112.053
231.206
67.783
25 Juli
1914
67.947
–
61.686
20.188
509
i) Sedert den
bankstaat
van 4 aan.- 1929
op de basis van
21
metaal-
dekking.
2)
Sluitpost
activa.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Czrc u-
lat ie
Andere
opeischb.
sdwlden
1
1
‘Discont.
1
IDlv. reke.
1
nlngeni)
27
Aug. ‘1932..
892
1.197
.463
857
2.321
20
,,
1932..
893
1.092
470
851
2.316
13
,,
1932..
893
1.154
601 860
2.325
6
,,
1932..
891
1.302
524
864
2.344
29
Aug.
1931..
881
1.492
465
844
545
5 Juli
1914…
645
1.100
1
560
735
396 ‘) niulep. oer activa.
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok.
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
And7Beschikb.
Data
Goud .
Zilver
Circulatie opeischb. metaal-
schulden
saldo
17Spt. 1932
149.600
10
1932
149.410
3
1932.
149.180
13Aug.132
103.625
–
45.257
6
,,
1932
103.619
45.744
30 Juli 1932
104.857
45.650
23
,,
1932
104.857 45.274
19Spt.1931
110.311
40.694
20Spt.
J
930
1-38.811
29.985
25 Juli 1914,
22.057 31.907
1
Dis-
buiten
Belee-
Driver
ekese
–
Data
conto’s
1
N.-Ind.
ningen
1
ningen’) 1 betaalb. 1
17Spt. 1932
10
,,
1932
3
1932
13Aug.1932
…..84.920
….60
–
85.900
9.527
18.147
.
39.965
6
,,’
1932
9.620
19.052
‘
41.058:
30 Juli 1932
9.553
19.617
40.824
23
,,
1932
9.842-
20.468
.40.381
19 Spt. 1931
9.482
25.762 ‘42.526
20Spt. 1930
9.484
28.898
46.575
25Juli1914
7.259
6.395 75.541
‘) Sluitpost activa.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten in duizenden ponden sterling.
•
•
Data
Metaal
Bankbilf.
-in
circulatie
Bankbilf.
in Banking
Departm.
Disc.and
Advances
Other Securities
s
ecuri zes
14 Sept. 1932
140.222
362.285
52.007
12.052
18.301
7
,,
1932
139.958
365.122
48.909 ‘12.274
18.611
31 Aug. 1932
139.806
365.287
48.619
12.159 19.083 24
1932
139.596
363.882
49.847
13.266
19.510
17
1932
139.602
365.957
47.771
14.685 18.709
10
.,,
‘1932
339.419
370.819
42.744
15.236
19.338
16 Sept. 1931
13&880
351.618 58.956
‘
‘8.321
25.788
22 Juli
1914
40.164 29.317
‘
–
33.633
Data
–
1
Gov.
Sec.
Public
Depos.
1
_O
D’posits
Othèr
Bankers IAcctsl
oun
1
1 Reserve!
1
Dek
–
kings-
1
perc.’)
14 Sept.’32
70.863 12.933
89.827 33.157 53.037
38
29
/
3
,
7
,,
’32 69.933
7.618
91.507 33.297 49.835
37
19
1,
31 Aug.’32
73.149
20.727
79.549 35.407 49.519
3613
1
24
,,
’32
71.279
22.203
79.946
34.429 50.714
3731
s2
17
,,
’32
70.164
9.806
89.754 34.434
48.645
36
7
‘
I32
10
,,
’32
70.554
10.668
85.323
34.579
43.600
336,,
16 Sept.’31
49.391 16.574 58.437
50.459
60.263
48
22Juli ’14
31.005
14.736
42.185
29.297
52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Oeposits.
BANK
VAN
FRANKRIJK.
Voornaamste posten in isi11ioenen franes.
ITe
goed’
‘
1
Wis- 1
Waarv.
Belee- IRenteloos
Data
Goud
ZilverI
in het
1
sets
1
op het
.
ningen
voorschot buiteni.,
1
buitenl.
Iv.d.
Staat
9Sept.’32
82.400
1.239
2.980
6.028
2.081
2.605 3.200
2
,,
’32
82.231 1.236
3.324 4.816
2.083
2.844
3.200
26Aug.’32
82.239
1.231
3.308 5.549
2.082
2.781
3.200
19
,,
’32
82.202
1.232 3.315
5.092
2.082
2.776
3.200
11Sept.’31
58.578
898
15.803
17.477
12.981
2.791
3.200-
23Juli’14
4.104
640
– –
1.541
8
1
769
–
Bons
v. d.I
Diver-
t
Rekg. Courant
Data
zelfst.
sen
1)
Circulatie
Staat
t
Zlfst.
t
Parti-
amort. k.
Iamort.k4
culieren
23.119
9Sept.’32
6.621
2.210
80.681:
935
3.039
2
,,
1
32
8.621
2.313 81.383
759
3.120
21.492
26Aug.’32
6.621
2.123
–
79.912
814 3.167
23.426
19
,,
’32
6.621
2.253
–
80.127
1.192
3.131
22:555
11Septr.’31
5.065
2.132
78.198
834 6.919
19.608
23 Juli’14
–
5.912
401
–
943
‘)
Sluitpost
activa.
–
Data
218.930
-31.300
222.260
31.770
218.090
33.240
222.087
33.963
223.226
33.810
218.754
37.140
218.086
35.722
238.899.
35.122
260.340
39.505
110.172
12.634
sas sas
2 8.84 9
26.251
24.221
23.161,
30.868′
43.213
2.228
48.508
47.198 48.648
46.461
48.549
48.149
48.608
41.397′
48.859
4.842
Dek-
kings-
percen-
tage
59
59
59
58
58
59
59
55
5
.
44
21 September 1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
753
GOEDERENHANDEL.
–
GRANEN.
2
1
0 September 1932.
Na de verlaging, welke cle termijnmarkteii voor t a r w e
door het bekend worden van cle officiëele oogstraming in
Canada hddeu ondergaan, zijn cle prijzen in Noord-Amerika
verder afgebrokeld niettegenstaande op het lagere niveau
telkens goede vraag bestond in Europa en belangrijke hoe-
veelheden daarheen werden verkocht. Vooral Manitoba
tarwe werd verkocht en een groot aantal booten werd
bevracht, om in de eerstvolgende maanden in Montreal te laden. Engeland gaat voor als kooper en is de grootste af-
nemer. De E-ngelsche tal-we-oogst heeft van regen geleden
en de aanvoeren van inlandsche tarwe van goede kwali-
teit zijn beperkt. Vandaar dat er ook geregeld vraag be-
staat naar Duitsche tarwe, i’elke er tot in de laatste week
nog iets stijgende prijzen in flinke hoeveelheden werd ver-
kocht. Dat bij de groote vraag naar tarwe de prijzen te
Winnipeg toch zijn gedaald, is een gevolg van de groate
aanvoeren uit het binnenland in Canada. Nadat het bin-
nenhalen van den oogst er door slechte weersomstandig-
heden is vertraagd, is daarin een verandering ten gunste
gekomen en vindt het dorschen weer flinkeit voortgang.
Groote verschepiugen in cle vorige week uit Rusland heb-
ben tot de prijsverlaging meegewerkt. Vermoedelijk dien-
den cle Bussische verschepingen ter vervulling van oude
contracten, want de Russen zijti tot de maakbare prijzen
amper met nieuwe partijen aan de markt. Ook van de
flauwe stemming op cle fondsen- en de katoenmarkt onder-
vonden cle graanmarkten in Noord-Amerika den invloed.
in cle Ver. Staten zijn de ‘binnenlandsche aanvoeren be-perkt en zijn (le boeren onwillig voor cle tegenwoordige
priJzen af te geven. Tegen het einde der week trad eenige
verbetering in, welke echter slechts tijdelijk was. Het slot
te Winnipeg was 2 dollarcents per 60 lbs. lager, te Chicago
ly. dollarcents lager dan een week geleden. Op Australische .tarwe, waarvan het iianbod beperkt blijft en vOOr den uien-
ven oogst ook niet ‘meer overvloedig beloofd te worden, heeft
de flaitw’ere stemming voor Canadeesche’ tarwe weinig uitwer-
king gehad. Ook van Argeutijrische tarwe is liet aanbod
beperkt. Aan cle termijnmarkt te Buenos Aires was het
slot 17 centavos per 100 KG. lager, te Rosario 15 centavos lager dan een week geleden. Over de Europeesche oogsten
is er weinig nieuw’s, nadat in de vorige week oogstramin-
gen van verscheiden landen zijn bekend gemaakt. Daaraan
kan nog die van Bulgatije worden toegevoegd, waar de
tarwe-obrengst geschat wordt op 6.300.000 qiiarters tegen
7.660.000 quarters in liet vorige jaar. In Zweden wordt de opbrengst gescha.t op 3.234.000 quarters tegen 2.139.000
quarters in het vorige jaar. Men meent, dat de opbrengst
groot genoeg zal zijn voor de behoefte en (lat alleen zal
moeten worden ingevoerd om te mengen. In Frankrijk be-
staat een groot verschil tusschen de offieiëele en niet-offi-
ciëele schattingen. Die door de regeering bedraagt 41.483.000
quarters, terwijl van particuliere nijde een opbrengst van 48.386.000 quarters werd geraamd. Nu zijn er ook parti-
culiere schatters, die op een hoeveelheid komen van 44
nullio’en quarters. Het internationaal landibouwi nstituut
schat de opbrengst in ‘West- en Midden-Europa 5 niillioen
ton grooter dan in 1931, die in Polen en Zuid-Oost Europa
4 millioen ton kleiner. Uit Argentinië komen klachten over
sprinkhanen, welke aan den nieuwen oogst schade houden
hebben veroorzaakt Het schijnt, dat •in sommige streken
schade veroorzaakt is, doch (lat deze geen verontrustende
afmetingen heeft aangenomen.
In r o g ge bleven cle zaken uiterst beperkt. De prijzen zijn in de afgeloopen week nog iets verder gedaald, zoo-
ivel voor cle Europeesche als voor de Noord-Amerikaansche
soorten, doch de koopers blijven uiterst terughoudend. Aan
de termijnmarkt te Chicago was’ ht slot
V4
dollarcents, te
Winnipeg 1 ‘dollarcent per 56 lbs. lager dan een week
geleden.
Mais i’as in de afgeloopcn w’eek flauw en de vraag
was over het algemeen teleurstellend. Geregeld brokkelden de prijzen af cru het was niet altijd gemakkelijk koo.pers te
vinden. Liever clan hunne aankomende partijen op te slaan,
w’ilden houders van maïs toch de lagere prijzen acceptee-
ren. Toen de pi-ijzen tegen het einde ‘der w’eek nog w’eder
iets daalden, ontstond w’eder nieer vraag en ‘konden flinkere
partijen ‘worden verkoht, waardoor het aanbod van aange-
komen mais verminderde. Ook op aflading daalden de prij-
zeil, echter bleef voor ‘de latere verschepiug een premie
boven de spoedige bestaan. Veel animo bestaat er bij’ de
koopers niet en de omzetten bleven beperkt. In Donau-
mais op spoedige aflading en stoomend wordt slechts wei-
nig aangeboden. De prijzen regelen zich naar die van Plata-
mais en bew’egeu zich daar iets onder. Donaumais ter ver-
lading in November en December wordt geregeld aange-
boden en
01)
sommige ‘dagen kwamen daarin niet onbelang-
rijke zaken tot stand. Ook vooi- deze maïssoort ter versche-
ping in de laatste maanden van het jaar zijn de prijzen
enkele guldans per last gedaald. De vooruitzichtén van den
maïsoogst in Roemenië blijven gunstig en schattingen van de opbrengst van 6 millioen ton blijft’ men hooren. Er nijn
echter ook schattingen van 5.430.000 ton, welke hitte en
droogte als reden van de kleinere verwachte opbrengst
noemen. De aanbiedingen van Mixed maïs zijn weder ver-
dw’enen of op het oogenblik te hoog om ex.portzaken moge-
lijk te maken. In Frankrijk is liet invoerrecht op mais van
Fr. 24.- op Fr. 40.- per 100 1KG. verhoogd, in Zwitser-
land met Fr. 3.- per 100 EG. verhoogd. Het slot te Buenos Aires was 5 centavos, te Rosario 19 centavos lager.
De verschepiugen van ge r St van den Donau waren
minder groot dan in cle vorige w’eek. Die uit Rusland ech-
ter waren belangrijk groo.ter, zoodat de totale wereldver-sch.epirigen van gerst van grooeren omvang varen dan in
de vorige week. De vraag naar gerst is niet groot en de
prijzen zijn dan ook in den loop der w’eek geregeld afge-
brokkeld. Zoowel Donau als Russische gerst zijn eenige gul-
clens per last lager te koop dan een week geleden. Voor
Russische wordt w’egens cle goede kwaliteit en het hooge
natuurgewicht een premie ‘boven Donaugerst betaald. Af-
laders aan den Donau zijn tot de gedaalde prijzen niet dringend aan de markt. Amerikaansche gerst wordt te
hoog in prijs gehouden, om daarin zaken mogelijk te maken.
In h a v e r zijn beperkte zaken tot stand gekomen, zoo-
w’el in Canadeesche als in T’sjechishe. De laatste is in den loop der w’eek in prijs gestegen, heeft daarna echter weder
een gedeelte ‘der prijsverbetering verloren. Te Winnipeg
was het slot voor haver onveranderd. Het slot te Buenos
Aires w’as 10 centavos lager.
SUIKER.
De loome stemming der voorafgaande w’eken bleef ook
gedurende de afgelçopen week
011
de verschillende suiker-
markten de overhand behouden.
In A m e r i k a toonden Raffinadeui’s zich uiterst terug-
houdend. De prijzen, welke voor ruwe suiker betaald w’er-
den, liepen van ce. 1.15 dc. terug op 1.10 dc., om echter
weer tot ea. 1.14 dc. voor prompte suikers ‘basis Cuiba
aan te trekken. Ook op de N e w-Y o r k s c h e termijn-
markt was de stemming zenuwachtig. Na eenige ‘fluctuaties
belandden de noteeringen aan het slot op de volgende
cijfers: Sept. 1.04, Oct. 1.04, Dec. 1.09, Jan. 1.09 en Mrt.
1.07, terwijl de laatste noteering voor Spot. Centr. 3.08
,bedroeg.
–
AANVOEREN in tons van 100 EG.
Rotterdam
Amsierdam
Totaal
–
Artikelen
11117 Sept.
Sedert
Overeenk.
11117 Sept.
Sedert
Overeenk.
l32
1931
1932
1
Jan. 1932
tijdvak l93l
1932
1Jan. 1932
tijdvak
931
42.457
991.847
1.034.179
–
7.800 15.439
999.647 1.049 618
Tarwe
………………
6.346 373.300
226.680
–
1.743
‘
909
375.043
227.589
Rogge
………………
830 17.799
20.519
– –
145
17.799
20.664
Boekweit ……………….
MaIs ……………….
‘
7.538
992.816 906.370
5.179
248.772
194.408
1.241.588
1.100.778
13.499
284.142
438.684
1.515
10.050
25.653
29 1.192
464.337 4.489
137.198
195.609
–
3.241
2.826 140.439
198.435
2.361
205.295
151.093
5.130
290.348
364.586
495.643 515.679
Gerst
……………..
Haver
……………..
Lijnzaad
……………
1.275
73.736
87.429
–
50
204 73.786
87.633
Lijnkoek
…………….
535
16.714
67.584
‘
125
9.829
19.535
26.543 87.119
Tarwemeel
…………..
Andere
meelsoorten
. .
.,
2.100
29.106 28.486
53
9.168
–
9.201
38.274
37.687
754
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
September
1932
De ontvangsten in deAtlantische havens der Ver. Staten
termijnmarkt konden zich niet handhaven en sloten als
bedroegen deze week
23.000
tons, de versmeltiugen
54.000
volgt: Dec.
f 61/,
IJrt.
f 6%,
Mei
f 6
1
/., en Aug.
f 6
5
/s. De
tons tegen
52.400
tons verleden jaar en de voorraden
omzet bedroeg
4100
tons.
238.000
tous tegefl
225.700
tons.
De laatste C u b a-statistiek is als volgt:
1932
1.931
1930
tons
tons
tons
Productie ……(Raming)
2.700.000 3.122.136 4.671.260
Ontvangsten ………….
12.000
17.189
36.450
Totaal sedert 1/1 ………. .
1.430.558
1.767.905
3.260.331
Verschepingen ………….
62.716
57.923
75.479
Voorraad afscheephaveus .
858.803 1.141.109 1.232.110
In E age 1 a ud was een dalende tendens op de markt
te bespeuren. In ruwe suiker ging zoo goed als niets om,
terwijl cle noteeringen op de L on d e n s e h e termijnmarkt
langzaam afbrokkelden. Het slot luidde als volgt: Dec.
Sh.
5/9,
Mrt. 3h.
61-,
Mci 3h.
6/2
en Aug. Sh.
6/4%,
Riet-
suiker basis
96
pOt.
De l3oard of .Trade Statistiek over Augustus wordt met
cle volgende cijfers bekend gemaakt:
Augustus
Oct./Aug.
1932
1931
1931/32 1930131
import Bietsuiker
3.261 47.023 112.091 262.435
Rietsuiker . . .
198.151 159.396 1.918.243 1.402.695
Totaal. . . .
201.412 206.419 2.030.334 1.665.130
Vrijgeuiaa.kt
voor Consumptie
200.386 188.271 1.917.238 1.654.271
Export Geraffineerd . .
38.771 10.142 230.690 109.933
In J a v a worden op het oogenbli.k besprekingen gevoerd
tusschen de verschillende belanghebbenden bij de suikerin-dustrie en •de Regeering betreffende eene eventueele reor-
ganisatie van de Visp en verdere maatregelen in het belang
der industrie.
De V.I.S.P. verkocht gedurende de afgeloopen week nog
ruim
19.000
tons •Superieur.
De afschepingen van Java vielen in Augustus weer zeer
tegen en bedroegen slechts
106.000
tons. Daarvan gin.gen
35.000
tons naar destinaties .bewesten Suez.
II
i e r te 1 and e volgde de markt geheel de stemming
in Engeland. De noteeringen op de A m s te r a m s eh e
KOFFlE
T.
De toestand van de markt is geheel onveranderd. De
revolutie in Brazilië woedt nog steeds voort, het verkeer
met de haven van Santos is nog altijd volkoden gestremd,
uitvoer uit die havei is nog absoluut onmogelijk en de
voorraact van Santos koffie aan de ]Duropeesche en de
Amerikaan sehe iinportmarkteii, is dientengevolge dagelijks
slinkende. De vraag naar Robusta en Centraal-Amerikaan-
sche soorten is daardoor aan die markten nog altijd Vrij
groot, hoewel de prijzen hier, na de stijging van de vorige
weken, in de laatste dagen eleehts weinig zijn aangetrokken. Van Santos-koffie echter, waarvan cle aangeboden hoeveel-
heid uit den aard der zaak zeer beperkt is, stijgen de prijzen
nÖg dagelijks en het is te voorzien, dat deze soort, van-
neer cle revolutie niet spoedig haar einde nadert, weldra
feitelijk onder de fancy-kwaliteiten zal moeten worden ge.
rkend. Eerst sla hervatting dr verschepingen zal clan
weder cle normale waarde van dit product kunnen worden
vastgesteld.
In Amerika is de toestand eenigszius anders. Zooals
bekend is, liggeu aldaar, na den verkoop op
2
dezer van
62.500
balen, nog onverkocht bijna 1 millioen balen Saistos,
afkomstig uit den ruil van de Federal Farm-i3oard vau
tarwe tegen koffie. Een verzoek aan het Braziliaansehe
Gouvernement om uit dien voorraad onmiddellijk verder te
mogen verkoopen, is, gelijk in het Overzicht van
6
Septem-
ber vermeld, afgewezen, doch thans w’ordt uit New-York geschreven, dat Brazilië geneigd aou zijn toestemming tot onmiddeljijken verderen verkoop te geven, indien de helft
van de extra-winst, welke op clie koffie mocht worden ge-
•maakt (voor zoover deze voortspruite.n zal uit de door de revolutie veroorzaakte prijsstijging), aan Brazilië zal vor:
den uitgekeerd. Of Amerika bereid is hierop in te gaan,
wordt er niet bij geschreven.
Wat er in Brazilië gebeuren moet, wanneer de opstand eenmaal ten einde zal zijn, blijft voorloopig een raadsel.
De achterstand in de vcrschepingen tengevolge van de
STATISTISCH OVERZICHT
GRANEN EN ZADEN
ZUIVEL EN EIEREN
.
MINERALEN
TARWE
7
.
a
.
R000E
MAIS
GERST
62163
K.G.
LIJNZAAD
BOTER
E
AA
s
ammer
EIEREN
STEENKOLEN
Westfaalsche/
PETROLEUM
lata
OCO
No. 2
Canada
La Plata
Z. Russische
La Plata
per K.G.
ktoaar
Oem. not.
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
notter
m1
loco
Rotterdam
loco
R’dam/A’dam
No.3
Canada
loco Rotter-
loco
R’dam/A’dam
Leeuwar-
der Comm.
a
rie
S
Eiermijn Roermond
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
33
tim
33.90
peK’.
per 100 K.O.
per
2000
K
.
G.
dam per
per
1960
K.G.
Noteering
kaas
kI. merk
P. 100 St.
R’da’a
per
f1.
51
f1.
0J
f1.
°Io
f1.
0
10
0.
,
°o
f1.
01
II.
°/o
0.
010
f1.
01
$
0
10
1925
17,20
100,0
13,075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
2,31
100,0
56,-
100,0
9,18
100,0 10,80 100,0
1.68 100,0
1926 15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
1,98
85,7
43,15
77,1
8,15 88,8
17,90
165,7
1.89 112,5
1927
14.75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4
2,03
87,9 43,30
77,3
7,96
86,7
11,25 104,2
1.30
77,4
1928
13,475
78,3
13,15
100.6
226,00
97,7
228,50
96,8 363,00 78,5
2,11
91,3
48,05 85,8
7,99
87,0
10,10
93,5
1.20
71,4
1929
12.25
71,2
10,87
5
.83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
2,05 88,7
45,40
81,1 8,11
88,3
11,40 105,6
1.23
73,2
1930
9,67
5
56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
1,66
71,9 38,45
68,7
6,72
73,2
11,35
105,1
1.12
66,7
1931
5,55
32,3
4,55 34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
1,34
58,0
31,30
56,9
5,35
58,3
10,05
93,1
0.58 34,5
Jan.
1930
12.67
5
73,7
9,35
71,5
149,25
64,5
151,25
64,1
433,75
93,8
2,00
86,6
43,95
78,5
7,55
82,2
11,75 108,8
1.21
72,0
Febr.
11,72
68,2
8,17
5
62,5
139,00
60,0
135,75
57,5 398,50 86,2
2,03
87,9
41,15 73,5 6,90 75,2
11,75
108,8
1.11
66,1
Maart
,,
10,90
63,4 7,15
54,7
143,50
62,0
125,00
53,0 390,00 84,3
1,71
74,0
41,25
73,7
5,18 56,4
11,55 106,9
1.11
66,1
April
,,
11,175
65,0
7,625
58,3
180,25
77,8
129,75
55,0
431,00
93,2
1,50
64,9
36,50 65,2
5,16
56,2
11,35
105,1
1.16
5
69,3 Mei
,,
10,45
60,8 6,55
50,1
148,50
64,1
114,50
48,5
405,00
87,6
1,44
62,3
37,20
66,4
5,30
57.7
11,35
105,1
1.18
5
70,5
Juni
10,05
58,4
5,175
39,6
145,50
62,9
103,75
44,0
385,50 83,4
1,54
66,7
37,-
66,1
5,09 55,4
11,35
105,1
1
.1 85
70,5
Juli
,
9,55
55,5
5,825
44,6
157,75
68,1
108,00
45,8
345,75
74,8
1,72
74,5
39,90 71,3
5,99 65,3
11,35
105,1
1.18
5
70,5
Aug.
9,45
54,9 6,30
48,2
146,00
63,1
116,25
49,3
365,00
78,9
1,58
68,4
40,20 71,8
6,03
65,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Sept.
,,
8,40 48,8
5,25
40,2
127,50
55,1
99,00
41,9 318,75
68,9
1,64
71.0
37,55
67,1
7,23 78,8
11,35
105,1
1.185
70,5
Oct.
7,40
43,0 4,62
5
35,4
112,25
48,5
86,00
36,4
281,25 60,8
1,63
70,6
36,90 65,9
8,60 93,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Nov.
,,
7,25
42,2 4,25 32,5
94,50
40,8
82,25
34,9
270,75 58,5
1,58
68,4
36,50 65,2
9,63
104,9 10,90 100,9
0.85
50,6
Dec.
,,
7,07
41,1
4,30
32,9 96,00
41,5
91,00
38,6
247,75 53,6
1,55 67,1
33,50
59,8 7,97
86,8
10,85 100,5
0.85
50,6
Jan.
1931
6,525
37,9
4,-
30,6 84,50
36,5 86,25
36,5
207,50 44,9
1,61
69,7
32,25 57,6
6,63
72,2
10,30
95,4 0.85
50,6
1
7
ebr.
5,775
33,6
3,90
29,8
87,50
37,8 85,75
36,3
206,25 44,6
1,66
71,9
33,80
60,4
6,21
67,6
10,30
95,4 0.85
50,6
Maart
5,625
32,7
4,20
32,1
103,00
44,5
104,75
44,4
214,00
46,3
1,47
63,6
35,00
62,5 4,94
53,8
10,30
95,4
0.66
39,3
April
5,90
34,3
4,425
33,8
112,00
48,4
117,00
49,6
197,75
42,8
1,35
58,4
31,60
56,4
4,20
45,8
10,15
94,0
0.53
31,5
Mei
,
6,15
35,8
4,975
38,0
95,75
41,4
124,00
52,5
189,00
40,9
1,26
54,5
J0,85
55,1
4,075
44,4
10,00
92,6
0.53
31,5
4
Juni
5,75 33,4 5,05
38,6 86,75 37,5
116,50
49,4
191,50
41,4
1,29
55,8
33,50 59,8
4,30
46,8
10,00
92,6
0.34
5
20,5
Juli
5,425
31,5 4,70
35,9 84,25
36,4
115,75
49,0
211,00 45,6
1,32
57,1
37,75 67,4
4,40
47,9
10,00
92,6
0.24
14,3
Aug.
4,975
28,9
4,025
30,8
74,50
32,2
119,50
50,6
185,50
40,1
1,30
56,3
36,00 64,3
4,98 54,2
10,00
92,6
0.43
5
25,9
Sept.
4,775
27,8
4,27 32,7
68,00
29,4
97,00
41,1
164,25
35,5
1,27
55,0
32,25 57,6
5,775 62,9
10,00
92,6
0.56
33,2
Oct.
5,-
29,1 4,475
34,2
.
68,50
29,6
94,75
40,1
160,25
34,6
1,24
53,7 26,25 46,9
6,275
68,4
9,90
91,7
0.56
33,2
Nov.
5,825
33,9
5,475
41,9
81,00
35,0
114,50
48,5
169,75
36,7
1,17
50,6
24,75
44,2 7.07 77,0
9,90
91,7
0.68 40,4 Dec.
4,925
28,6 4,95
37,9 69,25
29,9
111,25
47,1
145,75
31,5
1,18 51,1
21.40
38,2 5,325
58,0 9,90
91,7
0.71
42,3
Jan.
.
1932
5,05
29,4
5,07
5
38,8
71,25
30,8
114,00
48,3
142,50
31,0
1,16
50,2
25,75 46.0
4,71
51,3 8,25 76,3
0.71
42,3
Febr.
5,30
30,8 5,07
5
38,8 74,00 32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
1,34
58,0
27,75
49,6
3,79
41.3 8,25 76,3
0.71
42,3
Maart
5,525
32,1
5,80
44,4
86,75 37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
0,98
42,4
23,65
42,2 3,425
37,3 8,35
77,3
0.71
42,3
April
5,65
32,7
6,22
5
47,6 88,75 38,3
124,50
52,8
135,25
29,2
0,99 42,9
19,60
35,0
2,775
30,2 8,65
80,1
0.86
51,2
Mei
5,60
32,6 5,30
.
40,5 78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2 0,82
35,5
19,65
35,1
2,88 31,4 8,30
76,9
0.86
51,2
Juni
5,22
5
30,4 4,15 31,7
80,75.
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
1,11
48,1
24,25
43,3
3,08
33,5
8,25
76,3
0.86
51,2
Juli
4,90
28,5
4,-
30,6 78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1
0,96
41,6
19,55
34,9
3,125
34,0
8,10
75,0
0.86
51,2
Aug. 5,20
30,2
4,07
5
31,2 77,50
33,5
98,25
41,6
133,00
28,8
0,76
32,9
17,90
32,0 3,72
40.6
7,80
72,2
0.86 51,2
5
Sept.
5,45
31,7
4,20
32,1
78,50 33,9
94,00 39,8
146,00
31,6
0,830
35,9
16,50
8
29,5 4,70
512
7,75 71,8
0.86
7
51,2
12
.
5,50
32,0 4,25
32,5 80,00
34,6
88,00
37,3
157,50
34,1
0,83
0
35,9
19,50
9
34,8
5,05
55,0 7,75 71,8
0.86
51,2
19
,,
,,
5,45
31,7 4,20
32,1
77,00
33,3
86,00
36,4
150,00
32,4
0.860
37,2
l9,50°
34,8
4,60
50,1
7,75
7l;8
0,86
51,2
1)
Men zie voor de toel. op dezen staat de nos. van 8 en 15 Aug. 1928 (No. 658 en
659)
pag.
689
1
90
en
709.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2.
5)
Tot Jan.
1928
Zuid-Russische.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan.
1928 tot
9 Febr.
1931
American No. 2, van 9 Febr.
1931
tot 23 Mei 1932
6415
K
.
G. Zuid-Russische. Van 23Mei-
21
September
1932
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
755
stremming in het verkeer, is natuurlijk niet in te halen.
In de wereidbehoefte wordt thans, voor zoover •het Santos koffie betreft, voor een deel voorzien door het gebruik van
andere soorten en al md te zijner tijd na heropening van
de scheepvaartverbinding ook overal veel Santos koffie te
plaatsen zijn omdat de voorraden klein of uitgeput zullen
zijn, toch zullen in elk geval de totale verschepingen dezer soort voor het oogstjaar 1932133 belangrijk achter moeten
blijven bij die van het vorig jaar. E.n als er dan rekening
mede gehouden wordt, dat de wereld gewoon is per jaar
ongeveer 9 millioen ‘balen Santos te verbruiken, dat met
inbegrip van den loopenden oogst een voorraad, voldoende
voor bijna vier jaar wereidverbruik dezer soort, ‘beschik-
baar zal zijn en dat een record-oogst voor het volgende
seizoen verwacht wordt, dan is er alle reden om de toe-
komst in dit opzicht met grooten twijfel ‘tegemoet te zien.
i)it spreekt temeer, daar te voorzien valt, dat het verloren
gaan van de groote sommen geids, welke de opstand nood-
zakelijkerwijze aan beide kanten kosten moet, invloed zal
hèbben op de uitvoering van de in het begin van dit jaar
aangekondigde plannen tot handhaving en zelfs tot uit-breiding van het systeem van vernietiging van een deel
der overtollige voorraden.
Volgens bericht van den Braziliaanschen Koffie-Raad zijn
in de afgeloopen week vernietigd 4000 balen te Rio en 18.000 balen ‘te Victoria. Sedert 1 Juli zijn thans, voor
zoovcr bekend, vernietigd 59.000 balen te Santos, 151.000
balen te Rio, 147.000 balen te Victoria, 270.000 balen in
Sao Paulo en 13.000 balen op andere plaatsen, tezamen
640.000 balen.
De offertes van Rio zijn ‘niet onbelangrijk hooger en
kömen thans, omgerekend in Hollandsch geld, voor type
New-York 7 met beschrijving, op prompte versehepi’ng uit
op ’23
5
8
á 24 et. per
1%
K.G. kost en vracht.
Nederlandsch-Indië is voor Robusta nog altijd vast ge-
stemd. De ongewasschen Sumatra-soorten zijn onveranderd
1%
et. hooget-‘ en gewassehen Robusta is zelf’s Y. ct. hoo.
ger. De noteeringen in de eerste hand zijn thans:
Palembang Robusta, October-verscheping, 18% et.; Ben-
koeleii Bobusta, October-verscheping,
191%
ct.; Mandheling
Robusta, October-verscheping, 211% ct.; W.I.B. f.a.q. Robus-
ta, October4verseheping, 249/
4
ct., alles per
1%
K.G., cif, uit-
geleverd gewicht, netto contant.
De termijnmarkt te Rotterdam is
1%
á
1%
et. per
1%
K.G.
hooger. September noteert thans 25
3
/
8
, December 24%,
Maart 22, Mei 21
5
/S
en September 21
3
/8
ct. per
1%
K.G.
De officieele loco-noteering van, Superïor Santos werd te Rotterdam verhoogd van 34 op 36 ct., doch die van Robusta
bleef onveranderd 25 ct., alles pe’r
1%
K:G.
De slot-noteeri.ngen te New-York van het aldaar gel-
dende gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:
Sept.
Dec.
Mrt.
Mei
19 September
……..
$
7.80
$
6.86
$
6.34
$
6.14
12 September
……..,,
7.25
,, 6.30
,, 6.-
,, 5.80
‘2 September
………
..
7,25
,,
6.25
,, 6.-
,, 5.91
29 Augustus
………
..
7.03
11
6.06
,, 5.81
,, 5.74
Rotterdam,
20 September 1932.
THEE.
In tegenstelling met de stemming van de Londensche.
theemarkt, die in de afgeloopen week weder aan den swak-
ken kant was, had de Amsterda.m’sche veiling van 15 dezer,
waarin aangeboden werden
8244f1,
240612 kn. Java-thee
en ‘508711
en
14212 kn. Sumatra-thee, een vlot verloop.
De meeste aandacht trokken de partijen bladthee, die
vlot onder den hamer doorgingen, terwijl de gemaakte prij-
zen van 1-3 ets. hooger. waren, dan die in vorige veiling.
Oranje Pecco’s en Pecco’s waren het meest gevraa.gd en de beste prijzen werden ‘hierbij bedongen door de gewone- en
middensoorten. Partijen met veel geelpunt verliepen on-
regelmatig, soms iets hooger dan in vorige veiling, doch ook
vaak niet onbelangrijk daaronder.
Gruissorteeringen lagen daarentegen vrij zwak in de
markt en zelfs de betere sorteeringeu als de Gebr. Oranje
Peeco’s brachten vaak minder op dan de gewone blad-
kwaliteiten van hetzelfde merk.
Ook ‘stdfthee en Fannings waren 1age. De bedongen prij-
zen voor gruisthee waren van 1 tot 4 cts. lager en vôor
stofthee en Fannings van 2 tot 3 ets, lager.
Er bleven aanvankelijk ca. 3000 kn. onverkocht, doch
er vonden nog vele afdoeningen hiervan plaats onmiddel-
lijk na de veiling.
Amsterdam, 19 September 1932.
VAN GROOTHANDELSPRIJZEN’)
METALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
ZILVER
IJZER
Cleveland
KOPER
TIN
LOOD
KATOEN
WOL
gekamde
WOL
gekamde
‘KOE-
KALK-
cash Londen
per
Foundry No.3
Standaard
Locoprijzen
locoprijzen Locoprijzen
Middling
locoprijzen
Australische,
Australische,
CrossbredColp-
HUIDEN
Gaaf, open
SALPETER
Old. per
Standard
f.o.b.
Middlesbrough
Londen
Londen per
Eng. ton
Londen
per Eng. ton
New-York
Merino,
Av.
loco Bradford
nial Carded,
kop
100 KG.
Ounce
per Eng. ton
per Eng. ton
, ,
per Ib. per Ib.
505 Av. loco
57-61 pnd.
netto
1
Bradford per Ib.
pence
0
10
Sh.
Olo
£
010
£
010
£.
0
10
cts.
0
10
pence
01
pence
010
f1.
0
/s f1. °Io
32
1
18
100,0
731-
100,0
62.116 100,0
261.171-
100,0 36.816
100,0
23,25
100,0
55,00
,
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
28
1
l16
89,3
8616
118,5
58.11-
93,5
290.1716
111,1
31.116
85,3
17,55
75,5
47,25
85,9
24,75 83,9 28,46
82,0
11,61
96,8. :26
3
14
83,3
731
100,0
55.141- 89,7
290.41-
110,8
24.41- 66,4
17,50
75,3
48,50 88,2
26,50 89,8 40,43
116,5
11,48
95,7
26
1
116
81,1
661-
90,4
63.161-
102,8
227.51-
86,8
21.11- 57,8 20,00 86,0
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
24
7
116
76,2
–
7016
96,6
75.141-
121,9
203.1516
77,8 23.51-
63,8
19,15
82,4
39,
70,9
25,25 85,6 32,25
92,9
10,60
88,3
1711111
16
55,4
671-
91,8
54.131-
88,0
142.51-
54,3
18.116
49,6
13,55
58,3
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
13′
1
/
41,6
551-
75,3 36.51-
58,4 110.11-
42,0
12.11- 33,1
8,60 37,0 21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
2O’
5
116
65,3
72/6
99,3
71.9/6
155,1
174.13/-
66,7
21.11/-
59,4
17,15
73,8 29,50
53,6
19,25
65,3 26,63
76,7
10,11
84,3
20
1
1
62,6
7216
99,3
71.1216
115,4
174.41-
66,5
21.41- 58,2
15,45
66,4 28,50 51,8
17,75
60,2 24,50 70,6
10,21
‘
85,1
19
1
1
59,5
701-
95,9
68.1916
111,1
165.181-
63,4
18.16/-
51,6
15,20
65,4
26,25
47,7
16,50
55,9
69,2
10,21
85,1
19’/1
61,0
6716
92,5 61.31-
98,5
161.1716
61,8
‘18.616
50,3
16,45
70,8
27,25
–
49,5
17,25
58,5
24,13
69,5
10,21
85,1
18
16
11&
59,0
6716
92,5
53.91-
86,1
145.-/-
55,4
17.161-
48,9
16,50
71,0
28,75
52,3
18,00
61,0
26,25
75,6
10,21
85,1
16
111
50,0
6716
92,5
50.116
80,7
136.416
52,0
17.191-
493
14,50
62,4
27,75
50,5
17,50
59,3 26,63 76,7
10,21
85,1
16
49,9
6716
92,5 48.21- 77,5
134.1716
51,5
18.31-
49:8
13,10
56,3
27,00
49,1
16,75
56,8 24,25 69,9
9,18 76,5
16
1
/s
51,0
651-
89,0
47.151-
76,9
135.5,6
51,7
18.61-
50,2
11,95
51,4
27,25
49,5
16,50
55,9 24,88
71,7
9,28 77,3
’16″116
52,0
6316 87,1
46.61- 74,6
132.61- 50,5
17.181-
49,1
11,-
47,3
27,00
49,1
15,75
53,4
26,50 76,4
9,39 78,3
16
1
12
51,5
63/6
5
87,1
43.-/-
69,3 117.131-
44,9
15.151-
43,2
10,55
45,4
24,50
44,5
14,50
49,2
26,25 75,6
9,49
79,1
16
5
/8
51,9
6316
6
87,1
46.816
74,8
113.16-
43,5
15.1816
43,7
10,85
46,7 24,00 43,6
13,00
44,1
25,25 72,8
9,70 80,8
16
1
18
51,9
6316
6
87,1
–
47.616
76,2
115.31-
44,0
15.516
41,9
9,95
42,8
22,50
40,9
12,50
42,4
72,0
9,90 82,6
13
7
/8
43,2
6016
82,9
45.716
73,1
116.81-
44,4.
14-16
38,5
10,30
44,3
21,25
38,6
12,00
40,7
24,63 71,0
10,11
84,3
12
1
1,
38,9
586
80,3
45.116
72,6
117-16
44,7
13.5(6
36,4
10,95
47,1
21,75
39,5
12,00
40,7
22,50 64,8
10,21
85,1
13
7
/16
41,8
5816
80,3
45.1/6
72,6
122.11-
46,6
‘13.316
36,2
10,90
46,9 25,25 45,9
14,50
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
13
1
/8
40,9
586
80,3
42.1516
68,9
113.41-
43,2
12.10!-
34,3
10,25
44,1
24,50 44,5
14,50
49,2 22,25
64,1
10,21
85,1
12
15
116
40,3
5816
80,3
‘39.66
63,4
104.171-
40,0
11.1016
31,6
9,40 40,4 23,50 42,7
13,00
44,1
21,75 62,7
10,21
85,1
12
7
18
40,1
5816
80,3
36.616
58,5
106.216
40,5
11:1116
31,8
9,10
39,1
22,00 40,0
12,50
42,4
19,13
55,1
10,21
85,1
13
111
41,2
5816
80,3
34.14!-
55,9
112.516
42,9
12.1516 35,1
9,25 39,8
22,25
40,5
12,50
42,4 20,25
58,4 8,26 68,8
12
13
/i
39,9
5816
80,3
32.151- 52,8 114.19:6
43,9
11.19,6 32,9
7,20 31,0
22,25
40,5
12,00
40,7 18,75
54,0
7,-
58,3
13
5
116
41,4
5516
76,0
30.316
48,6
111.161-
42,7
11.4
–
31,1
6,55 28,2
20,00
36,4
11,00
37,3
18,-
51,9
6,50
54,2
1313116
43,0
461-,
63,0
28.216
45,3
101.116
38,6
10.96
28,8
6,30 27,2
19,50
35,5
10,75
36,4
17,50
50,3
6,65 55,4
14
1
/,
45,1
4416
61,0
27.1916
45,1
102.-/-
39,0
11.51-
30,9
6,40 27,5
19,00
34,5
10,75
36,4
16,75
48,3 6,80
56,7
14
1
11
44,6
4116
56,8
27.616
44.2
98.1716
37,8
10.161-
29,6 6,30 27,2
16,25
29,5
9,00
30,5
—
–
6,95
570
13
7
18
43,2
4116
56,8
27.1416
44,7
98.181-
37,8
10.14/-
29,4 6,65 28,6
16,50
,
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59
:
2
14
43,6
4116
56,8
26.41-
42,2
99.216
37,9
10.51-
28,1
6,90
29,7
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
33,9 7,25
60,4
1314
42,8
441-
60,3
24.181-
40,1
96.61-
36,8
9.91-
25,9 6,90 29,7
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5 7,40
61,7
13
1
18
40,9
451-
61,6
23.81-
37,7 84.1516
32,4
8.1616
24,2 6,25 26,9
16,50
30,0
9,00
30,5 9,25 26,7
7,40
61,7
12
5
18
39,3
441-
60,3 21.61-
34,3
89.1316
34,2
8.-!-
22,0 5,80 24,9
15,75
28,6
8,25
28,0
8,88 25,6
7,40
61,7
12
5
1
39,3
44
1
‘
60,3
20.1216
33,2
84.9!-
32,3
7.5/-
19,9
5,25
.22,6
15,25
27,7
7,75 26,3
9,-
25,9 7,40 61,7
12
3
18
38,5
426
58,2
19.216
30,8
90.17/6
34,7
7.3/6
19,7
5,80
24,9
16,00
29,1
8,50
28,8
9,75
28,1
–
–
121:116
39,9 421-
57,5
22.416′
35,8
l0l.-/-
38,6
7.1716
21,6
7,35
31,6
15,75
28,6 8,25 28,0
12,-
34,6
5,70
47,5
13
7
!,
41,8
421-
57,5
26.181-
43,3 111.10/-
42,6
9.181-
27,2
8,90
7
38,3
16,25
11
29,5
8,25″
28,0
13,75
04
39,6
5,90 49,2
13
1
/
40,9
421-
57,5
25.181-
41,7
111.1316
42,6
9.1416 26,7
7,75
3,33
17,00
11
30,9
8,75
12
29,7
5,90
49,2
12
3
14
39,7
421-
‘
57,5
23.1116
38,0
105.1816
40,5
9.316
25,2
6,90
29,7
17,25
13
‘31,4
8,75
13
29,7
5,90 49,2
Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec.
1929
American No. 2. van 16 Dec.
1929
tot 26 Mei
1930
74)5 K.G. Hongaarsche, vanaf 26 Mei
1930
tot 23
Mei
1932 74 K.G.
19 Sept.
1932
No. 3 Canada.
5)
Noteering Schotland 5916.
6
)581_.
7)
3 Sept. 8)2 Sept.
9)9
Sept.
10)
16 Sept.
11)
1 Sept.
12)8
Sept.
3)
15 Sept.
14)
13 Sept.
756
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 September 1932
IJZER
.
1)e
1)riizefl
zijn
:
op
de Continentale exportmar1t voor ruwijzer kwam de
Northurnberlancl Ongezeefde
f
725
laatste weken geen verandering. De prijs van Lux. 3 is min
Durh’am On.gezeefde
S.-
of mer nominaal, en ligt in de buurt van 35 sli. goud fob.
Carcliff
213
large
1/3
sna11s
9.50
Antwerpen. De
Fransche markt is zwak
;
het prijsniveau
•
Schotsche Gezeefde (Prime Lothians)
,
6.75
varieert van 190-220 Frs. bdsis Longwy.
Yorkshire gewasschen Singles
7.50
Iii Eiigelancl is een langzame opleving van cle vraag te
Westf.aa]sche
Vetförder
………………
,
8.25
bespeureti. Voorloopig verkoopen de Clcvelancl pro-clueenten
,
Vlamstu.kken IE
…………
..9.-
nog
uit den voorraad, die gedurende dcii zomer gemaakt is.
Smeenootjes
……………..
8,75
De vraag komt bijna uitsluitend
uit het binnenland. De
,,
Gasvlamförder
…………..,
8.25
1)riiS van No. 3, ‘oor het district en
……………….
1 1.-
steeds 5816 fot. hoogoven
;
voor SchotIa.c1 is hij 5516 fot.
:r[olland•sche
fierbrikctten
……………..
12,25
Falkirk.
•
alles
pci
ton van
1.000
:ia•.
franco
station RotterclamfArn-
De vraag naar staal is de laatste•w eken belangrijk toe-
serlam
Ongeaeefde bunkerkolen
f..ob.
]otterdam/Amster-
genomen, vooral
uit Oost.Aiuië en
aelis uit Engeland. De
ivlarkt gedrukt.
20 Septembêr 1932.
voorraden bij de verbruikers zijn vrijwel uitgeput. In veer-
.
tien dagen tijds is dc prijs van stafijzer van
43 tot 473′
gouden sh. fob. Antwerpen gestegen.
STEENKOLEN.
INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
–
In
South Wales is het gelukt de
reeds lang beoogde
samenwerking tot stand te brengen. Een groet aantal mij-
Bedrijfsleven en de strijd tegen
nen,.gezamenlijk 75 pCt. van de totale productie van stoom-
de Armoede in
Nederland
kolen van South Wales omvattend, hebben zich vereenigcl
in een organisatie, cle Associateri Welsh Mines genaamd,
door Dr. CH. A. VAN MANEN.
teneinde
door
samenwerki ng onderlinge
concurrentie
uit
te sluiten en te komen tot meer economische methoden
Prijs ingenaaid
f 3,
–
.
Gebonden
f 4,75.
van productie en verkoop.
])e staking in België is geëindigd en het resultaat is
riu
i
Voor leden der Vereeniging en geabon-
een loonsverhooging van 1 pCt. voor de mijnwerkers. De
neerden op het Weekblad wordt dit werk
definitieve
verhooging
is
afhankelijk
van
de
voordeelen,
welke de diverse mijnen zullen putten uit de overeenkomst
beschikbaar gesteld tegen den prijs van
met Duitschiand, die nog niet tot stand gekomen is. De
voorraden
zijn tengevolge van de staking aanzienlijk ge-
t
2,50
ingenaaid
en
f
4,-
gebonden.
daald en de prijzen gestegen en wel voor huisbrandkolen
met
15 Francs en meer.
Bestellingen richte men tot het
Secretariaat van het
Op
het congres
van
den Algemeenen
Ncderlaodschen
Instituut,
Pieter
de Hoochweg
122,
onder gelijk-
‘Mijnwerkersbond is besloten een actie te voes-en voor ver-
tijdige
remise
per
postwissel
of op
postchèque- en
beteriug van bonen en, ook al, steun van de regeering.
In het Saargebicd is op het oogenblik een verlaging van
girorekening No. 8408, Rotterdam.
de bonen in behandeling.
Vervolg STATISTISCH OVERZICHT VAN GROOTHANDELSPRIJZEN.
DIVERSEN
KOLONI ALE PRODUCTEN
INDEXCIJFERS
VURENI-IOUT
basis 7
11
f.o.b.
RUBBER’)
Standaard
SUIKER KOFFIE
THEE
COPRA
Bruto-
gewichtv.d
n
Zwedenl
Finland
Ribbed Smoked
Sheets
Witte kristal-
sûiker loco
Robusta
Locoprijzen
Afl. N.-I. theev.
A’dam gem. pr
.
Ned.-lnd, f.m.s.
buit, handel
Nederland
liii
0
II
per standaard
van 4.672 M
3
.
loco Londen
per lb.
R’damlA’dam
per 100 K.G.
Rotterdam
per ‘/2
1(0.
Java- en Suma-
trathee
p-‘/
1(0.
per 100 K.G.
Amsterdam
1925= 100
.
–
”:
u.2
«-.81
ww
voer
1
voer
In
Uit-
1-‘
f
01
Sh.
0/
f1.
0′
ets.
01
ets.
010
t
Ij
s
1925 159,75
100
2/11,625
100,0
18,75 100,0
61,375
100,0
84,5
100,0
35,87
5
100,0
100
100
100,0 100,0 1926 153,50
96,1
21-
67,4
17,50
933
55,375 90,2 94,25
111,5
34,-
94,8
112
128
93,2
92,9
1927
160,50
100,5
116,375
51,6
19,125
102,0
46,875
76,4
82,75
97,9
32,625
90,9
113
116
95,4 89,5
1928
151,50
94,8
-/10,75
30,2
15,85
84,5
49,625
,
80,9 75,25
89,1
31,875
88,9
118
128
96,4
87,6
1929
146,00
91,4 -110,25
28,8
13,-
69,3
50,75
82,7
69,25
82,0
27,375
76,3
122
132
91,6 82,6
1930
141,50
88,6
-15.875
16,5
9,60
51,2
32
52,1
60,75 71,8
22,625
63,1
124
135
75,5 69,4
1931
110,75
69,3
-,3
8,4
8,-
42,7
25
40,7
42.50
50,3
15,375
42,9
117
136
62,6
57,9
Jan.
1930
147,50
93,9
-(7,375
207
11,675
62,3
35
57,0
60,50 71,6
26,875
74,9
128
136
84,5
76,9
Febr.
,,
147,50
92,3
-/8
22:5
11,40
60,8
35
57,0
58,25 68,9
26,37
5
73,5
112
126
81,3 75,2
Maart
,,
147,50
92,3
-17,625
.
21,4
10,70
57,1
35
57,0
62,25
73,7
25,25
70,4
125
131
78,7
74,2
April
,,
147,50
92,3
.
-17,375
20,7
10,55
56,3
35
57,0
59,50
70,4
26,12
5
72,8
115
127
78,7
72,8
Mei
,
145,00
90,8
-16,875
19,3
9,80
52,3
34,75
–
56,6
.
58
68,6
25,50
711
132
132
76,1
72,0
Juni
145,00
90,8
-16,125
17,2
9,776
52,1
33
‘
53,8
58
68,6
22,87
6
638
131
133
76,1
70,4
Juli
142,50
89,2
-15,625
15,8
9,275
49,5
31,50
51,3
55,50 65,7
21,75
60,6
138
141
74,2
69,3
Aug..
142,50
89,2
-14,875
13,8
8,50 45,3
29,50
48,1
55,25
65,4
20,-
55,7
129
145
73,5 67,9
Sept.
140,00
87,6
-/4,125
11,6
7,975
42,5
2825
..
46,0
59,50
70,4
19,25
53,7
122
126
72,3
65,4
Oct.
,,
Nov.
,,
132,50 130,00
82,9 81,4
-/4
-/4,375
ll,2
12,3
8,622
8.75 46.0
46,7
29′
–
29
47,3
47,3
66,50 68,25
78,7
80,8
18,75
19,37
6
52,3 54,0
128
121
152 139
71,6
71,0
64,6 63,3
Dec.
130,00
81,4
-/4,375
12,3
8,20
43,7
29
47,3
66,75
79,0
19,-
53,0
105
129
.
69,0
61,3
Jan.
1931
125.00
78,2
-14,25
11,9
8,20
437
28
45,6
66,25
78,4
18,25
50,9
121
132
67,7
59,2
Febr.,,
125,00
78,2
-13,875
10,9
8,20
43,7
26,25
42,8
53
62,7
18,12
5
50,7
96
121
67,1
59,4
Maart
,,
125,00
78,2
-/3,75
10,5
8,30
44,3
25,50
41,5
45
53,3
18,62
6
51,9
107
140
66,5
59,1
April
,,
125,00
78,2
-13,125
8,8
8,575
45,7
24,75
40,3
43
50,9
17,50
48,8
110
138
65,8 58,4
Mei
,,
125,00
78,2
-13,125
8,8 8,50 45,3
25
40,7
40,25
47,6
15,37
5
‘
42,9
114
141
65,8 56,8
luni
,,
110,00
68,9
-/3,125
8,8
8,575
.
45,7
25,75
42,0 39,50
46,7
14,12
39,4
127 133
64,5 56,8
)uli
,,
Aug.
110,00 100,00
68,9 62,6
-3
-12,5
8,4 7,0
8,775
7,90
48,6
42,1
27
25,50
44,0 41,5
38,25 38,50
45,3 45,6
15,
14,125
41,8
39,4
138 122
153
142
62,6 60,6
55,8 55,6
Sept.,,
100,00
62,6
-/2,375
6,7
7,525 40,1
23,75
387
37,50
44,4
13,375
37,3
125
146
58,7
58,1
Oct.,,
100,00
62,6
-12,375
6,7
7,55
40,3 23
37,5
37,75
44,7
13,25
36,9
119
146
58,7
58,5
Nov.
Dec.,,
100.00
82,50
62,6 51,6 -12,25
-/2,25
6,3 6,3 7,15
6,75
38,1
36,0 23 23
37,5 37,5
37
35
43,8
41,4
13,75 12,75
38,3
35,5
113
115
132 114
58,7
548
58,8 58,8
lan.
1932
8,50
51,6
-/2,125
6,0 7,35 39,2
23
37,5
32
379
13,125
36,6
103 107 54′,2
58,4
t-ebr.
,,
Maart
,,
82,50 70.00
51,6
43,8
-12
-11,625
5,6 4,6 7,05 6,25
37,6 33,3
23 23
37,5 37,5 30
31
355
36,7
1450
14,75
40,4
411
86
87
.
III
116
53,5
52,9 59,8 58,3
April
,,
Mei
,,
70,00
70,00
43,8 43,8
-11,5 -11,5
4,2
4,2
5,90
5,626 31,5
30,0
23
23,50
37,5
38,3 29,25 30,25
34,6
35,7
14,-
1325
390
36,9
89 89
110
107
51,6 51,0
56,0 54,0
Juni
,,
70,00
43,8
-11,375
3,9
6,30
33,6
24
39,1
28,50
33,7
12375
34,5
101
116
50,3
52,5
Juli
67,50
42,3
-/1,375
3,9 6,70
35,7 24
39,1
23,75
28,1
12,375
34,5
100
–
112
49,0
53,7
Aug.,,
5
Sept.,,
63,00 60,00
39,4
37,6
-/1,75
-/2,1875
4,9
6,1
6,575
6,625
35,1
35,3
24
24,50
39,1
39,9 22,75 23
2
26,9
27,2 12,375
12,75
34,5
35,5
95
105
48,4
55,3
12
,,
,,
60,00
37,6
–
-/2
5,6 6,50
34,7
25
40,7
24,50
3
29,0
.
12,875
35,8
19
,,
60,00
37,6
-/2,125
6,0 6,50
34,7 25
40,7
12,625
35,2 5)
Jaar- en
maandgem.
afger.
op
1/
pence.
2)
1
Sept.
)
15 Sept.
N.B. Alle Pondennoteeringen
vanaf 21
Sept.
zijn op
goudbasis omgerekend